behoorde, moge vergaan, maar hetgeen op de onvernietigbare beginselen van regt en waarheid gegrond is, zal bestaan blijven.
Hiertoe behoorde onder anderen: de erkenning, dat de magten uit God zijn en de Overheid de dienaresse Gods is; dat het regt, waaraan wij onze zekerheid, de taal, waaraan wij onze beschaving, de Godsdienst, waaraan wij al onze hoop te danken hebben, van Hem afstammen, en geene geschiedkundige onbewezene conventioneele overeenkomst van menschen ooit bij de wetenschap, die ons in de geheimenissen dezer gaven inleidt, ten grondslag genomen kan worden. En was het nu daarentegen niet het kenmerk van den afval, die zich in 18de eeuw in geheel Europa openbaarde, om overal den invloed Gods te miskennen en den mensch daarentegen in alles als bron van kennis, zijn bevlekt oordeel als grond van waarheid te beschouwen? In dezen strijd heeft bilderdijk pal gestaan; en terwijl overal de geleerden in de talen slechts de verwarring van Babel aanschouwden, handhaafde hij in dezelve dat beginsel van éénheid, waardoor het geheele zamenstel der taal één heerlijk gebouw vertoont, en de taal, het schrift en de spraakwerktuigen met elkander in het naauwste verband staan. Ook hierin is hij zich zelven gelijk gebleven,