Meidoorn
(1925)–René de Clercq– Auteursrecht onbekendRené de Clercq, Meidoorn. L.J. Veen, Amsterdam 1925
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar DBNL
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Meidoorn van René de Clercq uit 1925.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 4, 88) en pagina's met advertenties (92, 93, 94, 95, 96) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
MEIDOORN
[pagina 3]
MEIDOORN
door René de Clercq
L.J. VEEN - UITGEVER - AMSTERDAM
[pagina 89]
INHOUDSTAFEL
Blz. | |
---|---|
Het is zoo schoon zich éen te weten | 5 |
Eerste sneeuw | 6 |
In het heilig licht der smart | 7 |
De mist, die uit me regent | 8 |
Mijn schamel vuur brandt langzaam uit | 9 |
Als ik zal gestorven zijn | 10 |
Zinkt mijn lichaam zielloos neer | 11 |
Regendroppel op de ruit | 12 |
Heilige driften jagen | 13 |
Die den dag door aan me dacht | 14 |
De dag is uit den nacht gegaan | 15 |
Nachten stroomen | 16 |
Korte liedjes hoor ik ger'n | 17 |
Bloed ziedt | 18 |
Uw schoon verlangen wekt mijn lust | 19 |
Met een zoet, zoet liedje wil ik vinden | 20 |
Mijn hart spant op den dag | 21 |
Zie ik uw heerlijke oogen branden | 22 |
Den sluimer, die veel smart verborg | 23 |
Wat is 't dat gij in handen houdt? | 24 |
Mijn schrede is zwaar | 25 |
Zoo gij niet van vreugden straalt | 26 |
Liefste, haat de nachten niet | 27 |
Boomen heen- en wedergaand | 28 |
Mijn schoon geluk | 29 |
Brood aan àl geboornen! | 30 |
Een schoon verlangen is ons leven | 31 |
[pagina 90]
Blz. | |
---|---|
Al de liedren die ik ken | 32 |
Zoo moede, moede, moede | 33 |
De menschen regenen van mij af | 34 |
Waartoe, waartoe | 35 |
O een hoop die groent | 36 |
Niet hier ter heide | 37 |
Waar de liefde vliegt | 38 |
De vogel die naar 't Zuiden trekt | 39 |
Wie voor liefde leeft | 40 |
Mijn lichaam viel | 41 |
Is dit der aarde wet | 42 |
Mijn schouwen in de wereld | 43 |
Scheiden, beiden | 44 |
Het regent en de verte is blauw | 45 |
Wiens geluk is hooger | 46 |
Gelukkig wie voor allen tijd | 47 |
De halve maan, de helft der sterren | 48 |
Zijt gij uitgebloeid | 49 |
Zware wolken schuiven open | 50 |
Zal treuren ik | 51 |
Om liedren, dansend in uw oogen | 52 |
Een ieder lied dat brandt | 53 |
Schoonrood beroosd | 54 |
Voor wie staan al de linden | 55 |
Te wandelen onder uw bloemen | 56 |
Waarheen, waarheen? Waartoe, waartoe? | 57 |
De wereld wentelt in den dag | 58 |
Donker smachten | 59 |
Kus mijn hart op mijnen mond | 60 |
Kus mijn hart en kus mijn mond | 61 |
[pagina 91]
Blz. | |
---|---|
Zoo zacht kan het niet regenen | 62 |
Kom toch, zonneken | 63 |
Ik hoorde mijne ziele groeien | 64 |
Zoeteken, leg uw kopken dicht | 65 |
Zoolang, zoolang heb ik gedacht | 66 |
Ach, uit oude koude boeken | 67 |
Eéne alleen kan geven | 68 |
Ik heb het koren niet zien bloeien | 69 |
De uren ruischen groen | 70 |
Wanneer de tijd zal komen | 71 |
De zon stond op de zee | 72 |
De groote zon gaat onder | 73 |
Al leef ik land- en rustberoofd | 74 |
Haat verwijdert mij van God | 75 |
Voor uw handen bloeit mijn lied | 76 |
En toen geen sterren | 77 |
Toen ik voor dauw mij heenbegaf | 78 |
Wie daar rijzen, wie daar vielen | 79 |
Ik heb vóor uwe ziel | 80 |
Hoe gloeit, hoe gloeit, hoe gloeit vandaag | 81 |
Blauw welft zich uwe ziel | 82 |
Als heemlen blauw en heuvlen groen | 83 |
Zoet sterreken aan de lucht | 84 |
Leedskelk, dien ik ten bodem dronk | 85 |
Hoe konden wij, schoon hart | 86 |
Zonouter | 87 |