Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Molenaars dochterken. Molenaars dochterken klimt op den hil; 't Molentje draait en mijn hart staat stil. Draaiende molen, draaiende deern, 'k Zie je te geern, 'k zie je te geern; Ach, ze stappen een steile baan, Die met hun hart naar den molen gaan. Fel is de westwind, snel is de wiek, Bijster mijn oog en mijn hart is ziek. Draaiende molen, draaiende deern, 'k Zie je te geern, 'k zie je te geern. Ach, ze zwoegen zoo zwaarbelâan, Die met hun hart naar den molen gaan. Hoort gij datkreunen? Het kraakt zoo hard. Tusschen twee steenen maalt ge mijn hart. Draaiende molen, draaiende deern, 'k Zie je te geern, 'k zie je te geern! Ach,, ze krijgen maar gruis voor graan, Die met hun hart naar den molen gaan. Vorige Volgende