Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 142] [p. t.o. 142] [De huiskring] [pagina 143] [p. 143] Ring-king. Hoort gij dien ronk van ijzer, Ring-king? Nu luider, en dan lijzer, Ring-king? 't Is in die smisse, ring-king-king, Dat ik te vrijen ging. Het aambeeld spuwde gensters, Ring-king; Een meisje wiesch de vensters, Ring-king; En ik vergat den ring-king-king, Alom dat lieve ding. Ik volgd' haar in de kamer, Ring-king; Daarnevens viel de hamer, Ring-king; Haar vader smeedde, ring-king-king, Zijn dochterken 'nen ring. [pagina 144] [p. 144] Hij smeedd' hem, dat hij vaste, Ring-king; Op mijnen vinger paste, Ring-king; En dat er, met 'nen ring-king-king, Zijn dochterken aan hing. Nu dicht ik voor mijn vrouwke, Ring-king; Een aardig douw-douw-douwke, Ring-king; En zie, 't is van den ring-king-king, Dat ik haar wieglied zing. Vorige Volgende