Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Labeuren. Onder grijzen overhang, Altijd drooger, altijd droever, Eén van lijn en één van gang Paard en ploeg en boever. Rechtevoorts en diep genoeg Trekt de man zijn voor tot tenden, Waar hij, langzaam, paard en ploeg Weer zal ommewenden. Door de ploegschaar afgeveurd, Slaan de schellen op de schellen, Dat de bouwlaag, omgebeurd, Zwart begint te zwellen. En zoo gaat het, jutojuk! Altijd droever, altijd drooger. 't Avond ligt het heele stuk Schier een vuistjen hooger. Vorige Volgende