Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Het eksterjong. Veel jongens woelen in het land, en kletsen met hun hand, in 't zand: Kalle, kalle, kalle! Het malle ding komt, bont en vet, tot hen getrippeld, tred voor tred. Het wipstaart, schuddebolt, verzet heel zoetjes zijn kallevoetjes; doet, met pretentie, zijn reverentie; kropt even, en belet zichzelf met welgevallen, net als Juffer Niemendalle. En, op den zandweg, proesten alle het uit van pret. Vorige Volgende