Gedichten
(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
De klaargeblomde klaver,
Zoo schetterkleurig,
Ze ligt nu met den daver
En dobbert treurig.
De zadenvolle bollen
Die 't vlas omtoppen,
Verrillen en verrollen
In 't droevig droppen.
Er waait een klagen, weenen,
Een zieklijk zuchten,
Altoos en allenthenen
Door al de vruchten.
|
|