Herinneringen en ontmoetingen
(1840)–Christiaan Hendrik Clemens– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
iets schoons in eene vesting gevonden wordt. Vooral in de laatste jaren, onder het bestuur van den Burgemeester Nierstrasz, een man door kunde en vlijt tot eene der moeijelijkste, maar schoonste betrekkingen in de maatschappij verheven, is de stad veel verfraaid en verbeterd. Laat ons de stad eens doorwandelen; zijn wij vermoeid, wij vinden overal koffijhuizen, die, zoowel hier, als in andere steden, de magneten zijn, die de meeste liefhebbers, oud en jong, rijk en geldeloos, opgeruimd en treurig, tot zich trekken, en wier ondernemers goede zaakjes maken. Men houdt Maastricht voor eene der oudste steden van ons vaderland, en gelooft, dat hier reeds een Magum of sterkte aan de Maas gebouwd was, toen Julius Cesar, 57 jaar vóór Christus, België overwon. Dat de Romeinsche veldheeren het Castellum, ter plaatse, waar zij de Maas overtrokken, versterkt hebben, is meer dan zeker. De brug toch, die voor het Romeinsche leger een zeer belangrijk punt was, moest beschermd worden, om ten allen tijde tot vereenigingspunt tusschen Duitschland en België te verstrekken. - Wij zullen hierover niet langer spreken; bij de beschouwing der voornaamste gebouwen van Maastricht, zal ons de hooge grijsheid der stad duidelijker worden; alleen merken wij nog op, dat Maastricht deszelfs naam van de brug, die op dat punt, waar de stad nu ligt, over de Maas lag, ontleend heeft, en Maastricht, zooveel als Maas-trek, togt of plaats, om over de Maas te trekken, beteekent. | |
[pagina 63]
| |
Willen wij van de menigvuldige aanvallen gewaden, die de stad sinds hare stichting heeft moeten verduren? Van de woeste horden spreken, die, als eene lawine, de veste overvielen, en niets ontzagen, maar alles vernielden? Zullen wij van de krijgskundige aanvallen en verdedigingen der stad melding maken, om het scherpzinnige van de eersten, den moed en het beleid van de laatsten te vermelden? Neen, mijne lezers! neen, ik heb hiervoor gewigtige reden. Vooreerst, hebben wij nu reeds negen jaren in het westen oorlog en rumoer gehad, en nog is de krijgsvlam niet uitgedoofd, of in het oosten beginnen de ongeloovigen, waarschijnlijk in navolging der christenen; ten tweede, is het met mijne krijgskundige kennis zoo slecht gesteld, dat ik het onderscheid tusschen een contre-escarpe en een glacis niet ken, noch weet wat in de Strategie een parapet of eene lunette beteekent; hoe wil ik dan de deelen van een plan van attaque kennen? Hoe de verdedigingsmanieren van Coehoorn verklaren? Hoe het front moderne uitleggen? En ik, die deze beginselen, dat a b c der krijgskunde niet ken, zal het wagen, de aanvallen en verdedigingen van de magtige vesting Maastricht te beschrijven! Kom, Liever over iets anders. |
|