| |
| |
| |
[6]
Blokkiezers en hun amalgaam aan frustraties negeren is contraproductief, het is doen met hen wat zij met anderen doen, het is angst tegenover angst stellen. De steeds luider klinkende bruine stem wegwuiven (neiging ter linkerzijde) getuigt vaak van weinig zin voor realisme en soms van een teveel aan zelfgenoegzaamheid - twee Vlaamse talenten die zich al eens durven verenigen in bekeringsijver. Bekeringsijver valt te wantrouwen. Een politieke houding die voorbij het morele gelijk gaat biedt allicht meer perspectief in deze, wat niet betekent dat de verlangens van extreem-rechts beetje bij beetje ingewilligd moeten worden (neiging ter rechterzijde).
Blokkiezers moeten ernstig genomen worden, maar daarom niet naar de mond gepraat. Op hun angstgevoelens moet ingegaan worden, niet zozeer op de angsten. Het is een delicaat verschil. Het is zoals het Vlaams Blok verketteren, maar niet zijn kiezers. Leg dat aan die laatsten maar eens uit zonder dat die zich beledigd of persoonlijk aangevallen voelen, zonder dat ze zich bij volgende verkiezingen ontpoppen tot nog wilder om zich heen schoppende wraaknemers. Het is aartsmoeilijk en toch is het dat wat moet gebeuren.
Want de speeltijd is bijna voorbij. Stilaan nestelt het Blok zich in meer hoofden dan een democratie aankan. Het Blok dat voor velen de vernieuwing belichaamt, maar helaas al te herkenbaar is voor wie historisch inzicht heeft of hebben wil. Ogenschijnlijk voert het Blok oppositie tegen een beleid, in werkelijkheid levert het een gevecht tegen de politiek in het algemeen - hetgeen wat vreemd overkomt, want politiek ís er gewoon en zal er altijd zijn - en tegen een politieke formule, de democra- | |
| |
tische, in het bijzonder. De democratie kan heel wat onvrede aan, ze bestaat in zekere zin zelfs bij gratie van het recht op ongenoegen. Maar als dat ongenoegen zich tegen de politieke formule richt, is de democratie zelf én het recht op dissidentie in gevaar. En de gelijkheid, de vrijheid en de broederlijkheid ofte de verdraagzaamheid jegens andere culturen of subculturen. Dan wordt het tijd om duidelijk te maken dat het Vlaams Blok niet echt een alternatief te bieden heeft, behalve voor wie voorstander is van een bewust gewelddadige maatschappij. Wie dat niet is en toch zijn stem aan het Blok geeft, dreigt de voordelen van een democratie te verkwanselen uit onwetendheid of, erger nog, uit onverschilligheid. Democratieën kunnen wel wat hebben, maar onverschilligheid, daar hebben ze het moeilijk mee. Daarom moeten democraten de Blokkiezer van nu begrijpen om het Blok van later te bevechten.
Vanwaar de frustraties dus? Waarom die angstgevoelens? Als we dat eens wisten, denken vele politici en journalisten al jaren. De onvaste stem waarmee de Blokkiezer roept is net de kern van het probleem. Racisme, jawel. Een onverwerkt oorlogsverleden, ook. En wrange gevoelens over financiële transfers richting de Waalse landgenoten, bij sommigen. En angst voor beroving of fysiek geweld. En ongenoegen over afgebroken autospiegels en boosheid om zoveel vuil op straat. En hondenstronten en hardrijders en nachtlawaai en verkrotting en files en afbraak van illegale bouwsels en aanslepende gerechtszaken en te hoge belastingen en te lage pensioenen en bussen die te laat komen en het weer dat omslaat en en en.
We luisteren en zoeken geld, jammeren de politici op hun beurt, we voeren communautaire gespreksrondes, we hervormen, we investeren in wijken, pakken dieven, heffen krotbelasting, schaffen nieuwe trams aan die in nieuwe beddingen rijden... maar het is dweilen met de kraan open. Na elke verkiezingsbeurt blijkt dat de Vlaams-Blokfuik een nog grotere
| |
| |
vuilnisbak vol grieven geworden is. Dankzij de wetenschap kunnen we dan wel steeds nauwkeuriger allerhande risico's incalculeren en op termijn zelfs individuele ziektebeelden voorspellen, maar een verzekeringspolis tegen extreem-rechts, dat zit er niet meteen in.
Er moet meer aan de hand zijn. Er moeten onderliggende redenen zijn die ook de Blokkiezer zelf niet kent of erkent. Vraag maar eens op de man af waarom iemand op het Blok stemde. Vaak krijg je te horen dat het genoeg geweest is. Maar wat is genoeg geweest? Wat is de werkelijke boodschap van zijn protest en waarom haakt hij af? Waaruit bestaat in godsnaam dat Grote Ongenoegen? Wat zijn de grote lijnen achter de roep om grosso modo minder vreemdelingen en meer politie, achter de ideologisch geïnspireerde slogans ook? Vanwaar al die onmacht en die verongelijktheid? Wat gaat áchter dat negatieve denken en die aanzwellende klacht schuil?
Veel, zeer veel in elk geval. Zoveel dat je er een rode draad in ontdekken wil, besluiten de politici. Zoveel dat je een houvast zoekt om de dingen doelmatig en tot eenieders tevredenheid aan te pakken.
De eerder vermelde mentale tekorten zitten er ongetwijfeld voor veel tussen. En lidmaatschap van de AAA-vereniging (achterdocht, afgunst, apathie) helpt. Maar er is meer dan dat. Zei de proteststemmer niet dat het ‘genoeg’ geweest was? Bedoelt hij misschien dat het hem allemaal te veel wordt? Zou het kunnen dat hij greep verliest op de wereld, en daarom ook de pedalen? Heeft hij het gevoel er niet langer bij te horen?
Betekent ‘genoeg’ dan te weinig duidelijkheid in een snel veranderende samenleving, die ook nog eens zo prestatiegericht is dat velen niet meer meekunnen? Mist de Blokstemmer met andere woorden zekerheden en een duidelijk zicht op grotere verbanden, die almaar vager worden en almaar minder voor- | |
| |
gekauwd door morele gezagsdragers als de kerk, de klassieke partij of de partijgebonden krant? Gaat het om angst voor het onvoorspelbare? Mist hij bepaalde waarborgen en slaat hij daarom aan het twijfelen?
Bedoelt hij met ‘genoeg’ dat er te veel anderen zijn (vreemdelingen, jongeren, holebi's, werkende vrouwen, virtuele surfers) die bedreigend in zijn richting kijken en wil hij zich daarom vastklampen aan de tijd van toen, aan de steeds denkbeeldiger wordende eigen dominante cultuur van weleer, aan zijn dorp dat een stad dreigt te worden of zijn land dat meer en meer op de wereld lijkt? Is het daarom dat hij de wetten gedicteerd wil zien door blanke mannen van in de veertig, echte mannen, mannen uit één stuk, rechtlijnige mannen, die zíjn taal spreken, mannen zoals de kopstukken van het Vlaams Blok?
Heeft ‘genoeg’ hier misschien iets te maken met koopwaar? Is het een kwestie van oververzadiging? Van finale leegte, ondanks alle rijkdom en weelde die Vlaanderen openlijk bezingt en onbeschroomd toont? Van teleurstelling omdat niet alles zich in geld laat uitdrukken? Of van onmacht omdat je niet genoeg geld hebt?
Kan ‘genoeg’ slaan op een zekere onvrede met de toegenomen vrijheid? Botst de grotere zelfbeschikking met het gevoel dat men eigenlijk niet echt vrij is? Dat media en modetrends bijvoorbeeld lichamelijke ideaalbeelden naar voor schuiven waar mannen en vrouwen zich aan toetsen maar die in de praktijk onhaalbaar blijken? Of leidt meer vrijheid al te zeer tot ongeduld, want op velerlei vlakken (werk, vrije tijd, relatie, consumptie) is de keuze zo groot geworden dat het soms te veel wordt, dat het ons allemaal wat overvalt. Er gaat stilaan meer tijd op aan het maken van keuzen dan aan het genieten van een gemaakte keuze. Kiezen wordt dan een last: een groter aanbod leidt tot hogere verwachtingen, tot vrees voor gemiste kansen, tot het zich schuldig voelen bij de verkeerde keuze en tot een
| |
| |
gebrek aan discipline. Stress heeft vele betekenissen. Zich een slaaf van de eigen vrijheid voelen is er daar een van.
Of heeft de weerstand misschien te maken met angst om het milieu, om de eigen gezondheid, om de werkzekerheid waarover elders beslist wordt? Plaatsen mensen zich buiten de democratie omdat ze zich als pion behandeld voelen in een internationaal spel waarvan ze het verloop niet volgen kunnen of zelfs de regels niet snappen? Werkt de vrije markt hen op de zenuwen? Hebben ze het moeilijk met multinationals die van veraf duizenden werknemers ontslaan, ook al leveren deze prima en winstgevend werk? Worden ze ongemakkelijk van de sluipende chemische en biologische oorlog die tegen hun lichaam gevoerd wordt? Leidt het grenzeloze leven tot verbrokkeling, tot een soms moeilijk te plaatsen veelheid?
Gaat het om een opstand tegen een onbevredigend heden met hoop op een utopische toekomst? Of is het allemaal uit verlangen naar een mythisch verleden?
Wordt een Blokstemmer principieel omdat hij in de war raakte? En duidt een stem voor het Blok op gelatenheid, of net niet? Bij andere partijen is dat meestal toch wat duidelijker.
Zoekt een Blokstemmer misschien fysieke veiligheid terwijl hij op mentale of psychologische zekerheid uit is? Vecht hij dan met verkeerde wapens tegen de verkeerde vijand? Wat betekent zijn ‘lik’ en wat ‘op stuk’? Zoekt hij de illusie van veiligheid tegen velerlei vage gevoelens van ongemak? Meer welvaart, maar minder waarborgen. Meer keuze, maar minder geduld. Meer is vaak minder: is het dat wat knaagt?
Voelt de Blokstemmer misschien eenzelfde druk als de anorectische patiënt? Wie aan anorexia nervosa lijdt heeft immers genoeg en weigert letterlijk om nog te eten. Veel tieners hebben het moeilijk met de impliciete hoge verwachtingen die in hen gesteld worden en komen daartegen in opstand. Sommige tieners stoten daarbij op een muur van begrip. Hun ouders gelo- | |
| |
ven niet in dwang en rigide regels. Ze willen helemaal niets afdwingen. Ze luisteren en knikken en denken mee en praten erover. Als de oplossing desondanks uitblijft en de klacht in de warmte van het gezin gesmoord wordt, grijpen tieners soms naar extreme middelen om de communicatie gaande te houden. Omdat normaal puberteitsprotest onmogelijk blijkt, beginnen ze overdreven te diëten, waardoor ze alsnog een soort machtsgevoel krijgen en een stem vinden in het conflict dat hun ouders niet zien of erkennen.
Ook de Blokstemmer zoekt misschien die extreme confrontatie omdat hij zich onbegrepen voelt en zelf niet begrijpt. In een wereld die steeds ingewikkelder wordt, heeft hij het gevoel dat hij niet meer mee kan en wil. In een maatschappij waar communicatie zo belangrijk is, heeft hij de indruk dat hij geen volwaardige gesprekspartner is. In een open Europa voelt hij zich bedreigd door asielaanvragers en georganiseerde dievenbendes (en haalt hij beide door elkaar). In een tot procederen geneigde gemeenschap voelt hij zich onheus bejegend en onrechtvaardig behandeld. In een politiek steeds ondoorzichtiger bestel voelt hij zich als individu in de steek gelaten. Politici zeggen wel dat ze luisteren en dat ze het begrepen hebben, maar ze hebben geen flauw idee. Vandaar zijn noodkreet.
Een oppervlakkige behandeling van nevenverschijnselen volstaat hier dan natuurlijk niet. Een juiste diagnose veronderstelt een alomvattend begrip van de kritiek achter de kreet. Pas dan is hulp mogelijk, want één ding is duidelijk: noodkreten zijn beden om hulp. Het begrip moet alomvattend zijn omdat halve remedies meer kwaad dan goed doen. Je kan en mag niet simplificeren omdat de patiënt en zijn omgeving dat willen. Je moet uitleggen dat achter valse eenvoud een complex en heel ziek monster schuilgaat. Je moet verduidelijken dat er geen weg terug is, dat stuurloos zijn inderdaad niet prettig is, maar dat het slechts een nevenverschijnsel is bij het vooruitzicht van ont- | |
| |
voogding, zelfbeschikking, weerbaarheid en een grotere kritische reflex.
Bij psychische en sociale stoornissen moet de eerstehulplijn snel en adequaat tussenbeide komen. In de politiek spelen lokale bestuurders hier een grote rol. De grootste rol eigenlijk. De bijna enige rol voor veel mensen, want de Wetstraat, dat is de ver-van-mijn-bed-show of, erger nog, het vleesgeworden onvermogen. Lokale mandatarissen zijn de burgers onder de politici, zij wonen en werken waar concrete problemen zich aandienen. Op het lokale niveau moet een eerste verschil gemaakt worden (het tij keren is misschien wat veel gevraagd). Daar vooral zal de kwaliteit van het politieke personeel doorslaggevend zijn, want zij staan tussen de mensen. Daarom moeten de bekwaamste politici zich naar hun thuisbasis reppen en zich er ten volle inzetten, want ook al zal dit niet als dusdanig gepercipieerd worden, toch zullen daar de belangrijkste politici van de komende jaren aan de slag zijn.
In de Vlaamse regering zit eindelijk een landbouwingenieur op het departement Landbouw en een ex-lerares op dat van Onderwijs. Op het lokale niveau wordt een mandaat nog al te vaak als een beloning voor bewezen partijdiensten, als een strategisch hulpstuk voor interne partijvrede of als een fin-de-carrière beschouwd. Mandaten met een specifieke inhoudelijke invulling worden dan soms aan halve leken toevertrouwd, die als welmenende amateurs aan het improviseren slaan. Vreemd is dat, want ook voor het lokale niveau zijn de besten niet goed genoeg.
Wat kunnen we doen om de onvrede weg te nemen, vragen veel lokale politici zich af. Bescheiden blijven, dat vooral. Zet u in, leef u uit, maar beloof als gewone sterveling niet de hemel. Beloof niets en doe gewoon. Doe. Gewoon. Wees gedreven in uw job en handel als de manager die een kwalitatief hoogstaand product degelijk aan de man wil brengen. Versoepel daarom de
| |
| |
administratie, investeer fors in de openbare instellingen, zorg voor een performante dienstverlening en voor een efficiënt, transparant bestuur op elk niveau. Speel daarbij gerust in op behoeften. Alstublieft.
Werf alleen competente werknemers aan. Besteed evenveel aandacht aan hun sociale rijpheid, motivatie en toewijding als aan diploma's of anciënniteit. Niet de geloofsbrieven maken iemand geschikt, wel het geloof in een project. Herdefinieer en herevalueer dat project regelmatig, en vergeet nooit dat de klant koning is, dat de burger dus de scepter zwaait en niet de staatsdienaar. Scherp daarom ook voortdurend de communicatieve vaardigheid van de ambtenaren aan en van de toezichters die buiten de kantoormuren opereren: de agenten, de buurtwerkers, de wijkmanagers, de opbouwwerkers, de controleurs van duizend-en-een-dingen die aandachtig en respectvol naar de consument moeten luisteren, zonder aanzien des persoons. Wees bij dit alles vooral ook streng voor uzelf, want te vaak nog belanden politici op posten waarmee ze eigenlijk weinig voeling hebben. Beter een schepen van Jeugd die zelf kleine kinderen heeft of een schepen van Mobiliteit die al eens twintig minuten op een tram heeft moeten wachten dan een schepen van Veiligheid die zelden of nooit in achtergestelde wijken komt.
Geef bewoners het gevoel dat u voor hen klaarstaat, dat u bereikbaar bent. Wees een doorgeefluik voor klachten en volg op. Ga in op concrete vragen en initiatieven. Neem ernstig en behandel zorgvuldig. Reageer. Punt per punt. Communiceer duidelijk en geef dubbelzinnigheden geen kans. Laat pijnpunten en wrevel niet nodeloos, uit achteloosheid misschien zelfs, uitgroeien tot tikkende tijdbommen. Ontmijn frustraties door ze te vlug af te zijn, door er bovenop te gaan zitten, door kort op de bal te spelen. Door vooruit te lopen op de dingen en niet door ze op hun beloop te laten. En leg uit waarom iets lang duurt.
Ga bovenop zitten en loop vooruit met een heel team. Wees
| |
| |
groepsdenker ten voordele van de lokale gemeenschap. Speel het spel eerlijk en handel sociaal intelligent, als een goed bemiddelaar. Drijf medespelers niet in een egelstelling. Creëer geen kampen die gesprekken bemoeilijken. Laat de posities tussen ‘werknemers’ (of aandeelhouders, zo u wil) niet verharden. Pleeg overleg en nog eens overleg en betrek daarbij zoveel mogelijk mensen, maatschappelijke groepen, culturen en subculturen, nieuwkomers en gevestigden, eigen volk en andere etnieen, want diversiteit betekent innovatie terwijl monocultuur tot stagnatie leidt. Geloof in vermenging waarbij niemand marginaal is en herstel de wonden die in het Vlaamse sociale weefsel geslagen zijn. Wijs eenieder bijtijds op de eigen verantwoordelijkheid en op het levensbelang van spontane sociale controle.
Discrimineer noch favoriseer. Doorbreek wel vicieuze cirkels. Besef dat gelijke studiekansen voor iedereen een basisrecht is. Elke jongere moet eenzelfde startpositie krijgen, wat niet betekent dat iedereen gelijk eindigen moet. Besef ook dat werk de belangrijkste hefboom is om uit een gestigmatiseerde positie te klimmen. Naast een inkomen verschaft werk immers zin (animo, betekenis, waarde) en maatschappelijk aanzien. Een lokale overheid doet er dan ook goed aan om vreemdelingen of vreemd uitziende Vlamingen niet te weren. Ze kunnen een voorbeeld vormen voor anderen en zelfs bepaalde vormen van angst of afgunst wegnemen, want een jonge allochtoon achter een loket hangt niet rond op straat (erken hun probleem van werkloosheid!), een punker achter de winkelkassa maakt zich nuttig, en elke vreemdeling in uniform (politie, buschauffeur, postbode) helpt ons, en is zoals wij.
Ga vooral niet met uw volle gewicht op buurtwerkingen, verenigingen en bewonersinitiatieven zitten. Participeer gerust, maar stel u eerder nederig op. Werk hard, zoals de anderen, en besef dat wie op een serieuze manier begeleidt, ondersteunt en stimuleert wat binnen wijken en districten leeft, doeltreffender
| |
| |
handelt dan wie op halfslachtige wijze projecten van buitenaf lanceert. Hoed u voor bemoeizucht en wees geen regelneef. Laat buurtbewoners tomaten kweken rond de bomen in de straat, als ze dat willen. Laat ze feesten organiseren en kunsthappenings en genuanceerde postercampagnes. Wees de dynamo, niet het dynamiet. De mens is een sociaal, initiatiefnemend en uiteindelijk politiek dier. Het zit erin. Fnuik het niet. Mensen moeten niet zozeer aangetrokken worden tot de politiek, ze moeten vooral niet afgestoten worden.
Noem het allemaal een nieuw soort ‘dienstbetoon’, met positieve bijklank weliswaar. Noem het een verdieping van het contact tussen bewoners en de politiek. Noem het luisteren naar de mensen. Noem het efficiënt aanwezig zijn, ten bate van de gemeente of het district of de verkavelingswijk. Noem het wat u wil, maar onthoud dat de schuld voor ongeveer alles wat fout loopt in de schoenen van de overheid geschoven wordt en dat voor heel wat ontevredenen het lokale bestuur die overheid is, ook al is dat bestuur vaak veroordeeld tot het bestrijden van symptomen terwijl wie werkelijk aansprakelijk is onaanspreekbaar blijft, en buiten schot. Wijs daarop, want verongelijktheid jegens de staat begint in de eigen straat. Onverschilligheid voor de politiek begint aan de voordeur.
Voer een niet al te eenzijdig uitgetekend beleid, opdat de meeste inwoners er zich meestal goed zouden bij voelen. Verplicht uzelf daarom tot het bedenken van win-winoplossingen en hanteer het CO7-principe, dat een correcte, constructieve, coherente, consequente, consistente, bij consensus overeengekomen en duidelijk gecommuniceerde aanpak van de dingen voorschrijft.
Vergeet bij dit alles de centen niet, want lokale politici moeten natuurlijk meer doen dan efficiënt aanwezig zijn. Ze moeten geld (laten) vrijmaken om te investeren in structuren en stenen. Ze moeten werkingen en te voorziene bijwerkingen sub- | |
| |
sidiëren. Ze moeten investeren in het kleinschalige dat doet leven en het grootse dat doet dromen. Ze moeten hun gemeente uiteindelijk zo'n verzorgde infrastructuur en zo'n breed socio-cultureel aanbod bezorgen dat geen enkele bewoner nog in zijn huis wil blijven. Vooral de zwalpende, vereenzaamde ouderen of de op drift geslagen, zich vervelende jongeren moeten ze daarbij in de watten leggen, want die vinden nog het moeilijkst van al hun plek in de wereld. Zij zijn sociaal wellicht het minst gewapend om zich goed te voelen in de overgang naar nieuwe tijden. Bezorg hén veiligheid. Stem de openbare ruimte, de groenvoorziening, de huisvesting, de vrijetijdscomplexen, het verenigingsleven, de hulpverlening, de politiewerking, de gezondheidszorg zelfs en zoveel dingen meer vooral op bejaarden en kinderen af, en je komt al een heel eind. Want ook hier geldt het adagium: voer geen beleid voor blanke mannen van in de veertig. Zij komen er vanzelf wel. Het zijn de anderen die op u rekenen, en van die anderen bepalen de oudsten en de jongsten de norm. Hanteer hun maatstaven bij elke beslissing die u neemt, want wat voor hen goed is, is dat bijna altijd ook voor de rest.
Lokaal staat vooral het Vlaams Blok sterk, wordt her en der beweerd. Niemand staat dichter bij het volk dan zij. Niemand spreekt zo goed de taal van het volk en niemand begrijpt zo goed de onrust die bij veel mensen heerst. Het Vlaams Blok is de enige partij die dag in dag uit naar de mensen trekt en hun bekommernissen ter harte neemt. Andere partijen hebben het contact verloren met wat werkelijk leeft onder de bevolking. Dát vooral is wat zich in extreem-rechtse stemmenwinst vertaalt bij lokale verkiezingen.
Daar is iets van aan. Terwijl de anderen een beleid voeren en van vergadering naar vergadering snellen en bergen dossiers doornemen, heeft het Vlaams Blok wat meer de handen vrij om naar de wijken te trekken, dat beleid te hekelen en vooral
| |
| |
lokaal te denken. Zitdagen en spreekuren in lokale secretariaten, sociaal dienstbetoon, protestacties aan schoolpoorten en in bedrijven, allianties met buurtcomités en allerhande culturele organisaties: de partij werkt hard aan haar lokale verankering. Bovendien is er op het vlak van bijvoorbeeld taalgebruik of intellectuele achtergrond een discrepantie (een verschil) ontstaan tussen de doorgegroeide politici van de democratische partijen, die vrijwel altijd hogere studies hebben gevolgd, en de mandatarissen van het Vlaams Blok, die vaak minder hoog geschoold zijn en gemakkelijker aansluiting vinden bij de leefwereld van de doorsnee-Vlaming. Er is dus wel degelijk een soort kloof gegroeid tussen de gevormde kaderleden van de democratische partijen en grote lagen van hun traditionele kiezerspubliek. Het is een moeilijk te keren situatie omdat het politieke bedrijf almaar meer deskundigheid en technisch inzicht vereist, en bovendien steeds meer een eigen terminologie hanteert. Intussen buit het Vlaams Blok deze situatie handig uit door Jan Publiek op zijn kieslijsten te plaatsen. Niet geremd door te veel kennis en door de finesses van het genuanceerde betoog, praten de mandatarissen en militanten de taal van het volk wanneer ze op café, naar seniorenclubs of naar de markten trekken. Het maakt het gesprek gemakkelijk. En voorspelbaar.
En leugenachtig ook, want de partij staat dan wel dicht bij het volk en spreekt ook zijn taal, maar denkt niet in het belang van dat volk. Het Vlaams Blok gaat vooral waar ongenoegen heerst, omdat het dat ongenoegen politiek te gelde kan maken. Het is de zwam onder de partijen, om niet te zeggen de zwammer, want er wordt wat uit de nek en in het luchtledige gekletst als het Blok de boer op gaat, en dit in tegenstelling tot wat je op de partijcongressen hoort. Groeien op onvrede: het is het spel van de oppositie, je kan het de partij niet verwijten. Maar twee gezichten en een dubbele tong hanteren, is dat nog dicht bij de mensen staan? Is dat niet eerder de mensen als middel zien, en niet als doel?
| |
| |
Is dat niet veeleer het gedrag van een geneesheer die niet helen wil omdat hij baat heeft bij een groot aantal patiënten? Dreigt voor de anorectische patiënt niet de algehele verhongering met zo'n behandelende arts? Is het Blok niet gewoon de zenuwinzinking van een volk en zelfs de bestendiger ervan, in plaats van de therapeut die soelaas bieden moet?
Het Vlaams Blok leeft van de onoprechte bekommernis. Het is - en het woord wordt hier niet lichtzinnig geuit - ook de hoer onder de partijen. Het is iedereen ter wille, in functie van het blote machtsstreven. De partijtop geeft dit zelf toe en noemt dat dan politieke marketing en zelfs ‘antidemagogisch optreden’. Op de televisie beweren dat je respect hebt voor de joodse gemeenschap en in verkiezingsfolders de jood afbeelden met hoge hoed, sigaar en gekromde neus, zoals de nazi's hem tekenden. Op linkeroever zeggen dat je Doel wil behouden, op rechteroever de uitbreiding van de haven mee goedkeuren. Aan het fabriekshek stakingsbewegingen steunen omdat er massale ontslagen vallen, maar eigenlijk tegen stakingsrecht zijn en de slagkracht van de vakbonden willen breken. Zeggen dat je voorstander bent van een opvoedersloon voor thuiswerkende ouders, en bedoelen dat de Vlaamse vrouw de plicht heeft om veel kinderen te baren en ervoor te zorgen in plaats van te gaan werken. Anti-monarchist zijn, maar daarover zedig zwijgen omdat je de Vlaming kent. Moord en brand schreeuwen over werkloosheid en arme gepensioneerden, maar stempelende werklozen en OCMW-steuntrekkers binnenskamers afschilderen als profiteurs.
‘Wij zeggen wat u denkt.’ Inderdaad. Plat populisme van de zogezegde partij van de kleine man, van de zelfverklaarde vernieuwers tegen het establishment. Wat ze op het oog hebben is echter een nieuw establishment, hun establishment, waarin alleen plaats is voor wie zich conformeert aan de nimmer volledig uitgespelde partijdoctrine en aan de nooit helemaal vast te pinnen dominante cultuur. Dat ze op weg naar het paradijs
| |
| |
moeten huichelen en vals spelen en stoken en lippendienst bewijzen, het zal hen worst wezen. Ze zeggen niet alleen wat de Vlamingen denken, maar ze handelen ook zoals de Vlamingen dat doen. Ze doen appèl op de Vlaams Blokker in elk van ons. We zijn een gemakkelijke prooi.
Tegen dit soort cynische, brutale machtsstreven valt weinig te beginnen. De dubbele agenda van het Blok is al lang grondig in kaart gebracht. In verschillende boeken kan je het onderscheid ontdekken tussen congresteksten en propagandateksten, tussen het kernprogramma en de fatsoenering ervan, tussen wat voor de politieke achterban van reeds overtuigden bedoeld is en voor de electorale achterban, tussen het interne en het externe doelpubliek, tussen de ideologie en de strategie. Misschien moeten kranten de inhoud van die studies maar helemaal overnemen, paginagroot. Misschien moeten politieke commentatoren en interviewers de partijtop blijvend confronteren met de werkelijke regels die het Blok Vlaanderen wil opleggen. Misschien moet een steenrijke miljonair een partij oprichten met als enige programmapunt het bestoken van de potentiële Blokkiezers met Blokiaans geformuleerde anti-Blokpropaganda.
Wat het Vlaams Blok doet is intellectueel zo oneerlijk, dat je eerder geneigd zou zijn om er met plaatsvervangende schaamte naar te luisteren en gewoon wat in het ijle te staren. |
|