| |
| |
| |
[4]
Wie aan een nieuw, beter Vlaanderen werken wil, moet aandacht hebben voor een soort van permanente nakindse vorming. Bepalend daarbij en sluitstuk eigenlijk van een groeiproces waarbij we onszelf voortdurend observeren moeten, is de kwaliteit van de opiniërende teksten, lezingen, reportages en gesprekken die een land produceert en produceren laat, van het journalistieke proza dus en de ingezonden brieven, de televisiedebatten, de literatuur, de politieke brochures, de beeldverslagen, de propagandabladen, de kunstkritieken, de scripts, de toespraken, de polemieken, de interviews, de recensies, de reclameboodschappen, de academische scripties, de documentaires, de geschiedkundige werken, de columns en de essays over de meest uiteenlopende onderwerpen. Zij bepalen de stemming, de opinie en de agenda. Zij zetten de toon. Zij sturen de discussie. Zij schrijven impliciet voor hoe mensen zich horen te gedragen. Als hun gezamenlijke kwaliteit te wensen over laat, kan een volk nóg zo hard willen, het zal blijven wegzinken in een moeras van inhoudelijke en vormelijke slordigheden.
Het is bovenal aan de intelligentsia om over die kwaliteit te waken. Zij vooral mogen geen struisvogels zijn die de kop in het zand steken. Ze moeten eerder als kanaries zijn diep in de mijn. Bij de minste gaswolk moeten ze misselijk worden en de mijnwerkers naar boven jagen. Met hun hypergevoelig gestel moeten ze als eerste aangeven dat er iets fout loopt, dat wat beweerd wordt niet correct is, dat de waarheid geweld aangedaan wordt. Ze moeten alle vormen van kromdenken blootleggen en aan de alarmbel trekken als politici, topambtenaren, journalisten, academici, schrijvers, reclamemakers, tv-presentatoren, be- | |
| |
drijfsleiders, bekende Vlamingen van allerlei slag en andere invloedrijke mensen slordig omspringen met hun formuleringen. Ze moeten tekst en uitleg geven bij hun ongemak. Ze moeten de grenzen afbakenen tussen credibiliteit en debiliteit, tussen democratie en emocratie. Ze moeten een soort officieuze deontologische commissie vormen die morsige gedachtegangen niet verbiedt maar wel tegenspreekt. Ze moeten in de pen klimmen en analyseren en beelden aanreiken en zo de spiegel vervaardigen waarin de gemiddelde Vlaming zichzelf ziet.
Dat doen ze door leugens uit kwade wil, gemakzucht, nonchalance, domheid of onkunde aan de kaak te stellen. Of door de mechanismen achter hypocrisie, stemmingmakerij en dubbele agenda's bloot te leggen. Of door mythes en stereotypen en verdachtmakingen te doorprikken. Of door te waarschuwen voor de gevaren van platte redeneringen en selectieve geheugens en pseudo-wetenschappelijke valsheid in geschrifte. En zelfs door erop te wijzen dat tijdens de verkiezingscampagne van 2000 twee grote Vlaamse volkspartijen een taalfout maakten in die ene zin waarmee ze de aandacht van het publiek wilden trekken, want misschien is ook dat symptomatisch voor een volk.
De noodklok luiden doet de intellectuele kanarie ook door zich vragen te stellen bij bepaalde vormen van duperend schrijven of televisie maken. Regelrechte laster of roddels, insinuerende aantijgingen, commerciële exploitatie van zwakkeren, misleidende montages, sensatie verstopt achter geveinsde morele verontwaardiging: velerlei vormen van gebrek aan respect voor iemands privacy kunnen aangeklaagd worden. De grens tussen werkelijkheid en fictie kan soms zelfs zo vaag worden dat ook de lezer of de kijker er de dupe van dreigt te worden, al zal hij dat zelf misschien niet meteen zo ervaren. Wat zich aandient, lijkt realiteit en wordt als dusdanig verkocht, maar in wezen is het manipulatie en krijg je een verhaal dat een scenario heeft en
| |
| |
selectieprocessen kent en gemonteerd of geredigeerd wordt. Aan illusie is niets verkeerds, aan sluipende opinievorming ook niet, maar we moeten blijven beseffen dat eenvoudig spektakel of een chronique scandaleuse gemakkelijker overtuigt dan een doorwrocht betoog. Het zijn dingen om in de gaten te houden, want voor je het weet krijg je letterlijk een verknipt beeld van de werkelijkheid, zonder dat je het zelf door hebt.
Ook het al dan niet bewust scheppen van een negatieve sfeer uit winstbejag (kijk- en verkoopcijfers) kan gehekeld worden. Wie munt slaat uit effectenjagerij of uit het inspelen op angstgevoelens, moet op zijn verantwoordelijkheid gewezen worden. Stemmingmakerij kan leiden tot banalisering van geweld, tot het bevestigen van onterechte vooroordelen, tot het aanwakkeren en uitvergroten van gevoelens van onbehagen, tot het scheppen van een vals bewustzijn zelfs, want een overvloed aan negatieve berichtgeving creëert een reëel onveiligheidsgevoel, ook als de onmiddellijke leefwereld daar geen aanleiding toe geeft. De media moeten ook zelf waken over een zo integer, volledig en objectief mogelijke journalistieke benadering van wat al te vaak als problematisch ervaren wordt, maar dat bij nader inzien niet is, of niet in die mate. Wie steeds weer over stelende allochtonen bericht, bemoeilijkt de inplanting van asielcentra. Wie echtelijke drama's tot in de details beschrijft, maakt van liefde een wankel begrip. Wie voortdurend afgeeft op een beleid of regelmatig beelden toont van krantenlezende parlementsleden of onderhandelen steevast ‘bedisselen’ noemt, werkt antipolitieke gevoelens in de hand. Wie altijd op dezelfde nagel klopt, klopt ten slotte op clichés, en die zijn moeilijk te bevechten. Hij klopt ook op zichzelf, want wie zijn publiek misprijst, wordt uiteindelijk zelf misprezen: 6 procent van de Engelsen vertrouwt nog de pers, 79 procent heeft vertrouwen in het ketchupmerk Heinz.
Ook misleidend woordgebruik moet tegen het licht gehou- | |
| |
den worden. Het solidarisme dat het Vlaams Blok predikt heeft weinig vandoen met de term solidariteit. Integendeel zelfs. Minder flagrant maar evengoed in vraag te stellen is de claim die socialisten nu nog op het woord ‘sociaal’ leggen of de suggestie van een andere Vlaamse partij dat ze de centrumpartij bij uitstek zou zijn omdat ze ‘de mens centraal plaatst’. Of ook nog de liberale aanspraak op het begrip ‘vrij’ (liber), waarbij het wel eens durft te gaan om vrijheid als een privilege. Woordkeuze is een belangrijk wapen in de politieke strijd, vooral wanneer de inhoud van woorden positieve gevoelens losmaken bij de luisteraar. Solidariteit, sociaal, de mens centraal, vrijheid. Het zijn voor vele partijen onderling inwisselbare termen, maar wie ze het eerst, het vaakst of het luidst roept, kan ze zich na verloop van tijd toe-eigenen. Dan wordt het oppassen geblazen, want met de invulling ervan kan je weer alle kanten op, zonder dat militanten en sympathisanten dit per se door hoeven te hebben.
Het twintigste-eeuwse voorbeeld par excellence wat dit betreft is het begrip ‘communisme’. Communiteit, gemeenschap, allemaal samen. Het klinkt goed. Het klinkt verfrissend. Minder goed en minder fris klinkt echter de concrete invulling: autoritair bestuur, totalitaire staat, antidemocratische aanpak, collectivisme, onverdraagzaamheid jegens individueel gedrag... Het lijkt wel fascisme, en het is dat ook. Want zelfs op die punten waar communisme zich expliciet onderscheidt van fascisme (internationale gerichtheid, emancipatie, anti-elite, antiklassenstrijd) is in de praktijk weinig verschil te merken. Twee schijnbaar tegengestelde politieke stromingen die elk hun eigen illusie van vernieuwing aanprijzen, blijken de facto doorslagjes van elkaar te zijn. Er bestaan dus twee woorden voor eenzelfde conservatieve en gewelddadige manier van politiek voeren, twee woorden die in grote lijnen hetzelfde betekenen en er toch in slaagden de twintigste eeuw in twee kampen te verdelen. Het is allemaal een kwestie van het juiste klimaat te creëren, weten ook
| |
| |
die laissez-faire liberalen die verdedigers van de natuur moedwillig ecofascisten en cryptocommunisten blijven noemen. Les extrêmes se touchent, in de politiek nog meer dan om het even waar. En zeker in een politiek waar het om het even is en onwaar.
In het verlengde van dit alles kan ook lippendienst ontmaskerd worden, en zeker die van een regering. Is het bijvoorbeeld normaal dat een regering moedig ja knikt en ronkende verklaringen aflegt op internationale bijeenkomsten, om terug in eigen land de gemaakte afspraken gewoon naast zich neer te leggen? Is het aanvaardbaar dat een land als België op de vingers getikt moet worden in verband met milieunormen halen, de uitstoot terugbrengen, het effectief besteden van een overeengekomen bedrag aan ontwikkelingssamenwerking of het respecteren van internationale wapenwetten? Zolang we daar niet even massaal en krachtig tegen protesteren als tegen de vervroegde vrijlating van een kindermoordenaar, moeten we durven erkennen dat neiging tot lippendienst misschien wel eens dé typische karaktertrek van onze timide volksaard zou kunnen zijn en dat we bijgevolg de regering hebben die we zelf verdienen.
Bijzondere aandacht dient ook geschonken aan sloganeske benaderingen van ingewikkelde materie. Kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij retoriek, bij verbaal gerol van spierballen, bij het op de man spelen in plaats van op het plan. Commentaar kan geleverd worden op politieke strategieën die problemen simplificeren en ze vervolgens door een megafoon jagen vanuit de wetenschap: hoe meer protest, hoe groter de partij van de proteststemmer. Wenkbrauwen kunnen gefronst worden bij cirkelredeneringen en tegenstrijdigheden, bij gedachtegangen zonder gedachten, bij dovemansgesprekken, bij het tappen uit steeds dezelfde vaatjes. Vragen kunnen gesteld worden bij het uitroepen van problemen wanneer die er niet zijn (de anderen ‘verzwijgen dan de waarheid’), bij het hanteren van hele leugens over anderen en halve waarheden over
| |
| |
zichzelf, bij het uit het oog verliezen of moedwillig negeren van grotere verbanden. Want slechts wanneer dit soort vragen blijvend gesteld worden, ontkracht je de hang naar en het geloof in eenvoudige oplossingen.
Wat slogans en extreem-rechts in Vlaanderen betreft, mag een vragensteller zich vooral niet beperken tot de hoofdthema's uit het nationale zeventig-puntenprogramma, tot de optredens en uitspraken van de partijleiding en tot de slagzinnen die het nationale secretariaat in groten getale op de bevolking afvuurt (vanuit die andere wetenschap: hoe extremer de partij, hoe groter het deel van het budget dat moet opgaan aan propaganda). Ook de inhoud van lokale partijblaadjes moet nageplozen en uitgevlooid en op zijn waarheidsgehalte getoetst worden, want hun impact is helaas veel groter dan die van alle nationale kranten samen. Ook de minder gladde en niet als ideale schoonzonen geföhnde mandatarissen van de lagere echelons moeten voor de camera's gehaald worden. Niet voor niets bepalen vier of vijf kopstukken jarenlang al wat gezegd kan worden en wat niet, en hoe. Niet voor niets zijn zij doodsbang dat andere partijleden domme dingen zullen zeggen, onverbloemd racistische uitspraken zullen doen, te extreem zullen overkomen. Niet voor niets zorgen zij ervoor dat de gelaarsde stoottroepen zich koest houden, dat Vlaanderen niet het neonazistische geweld kent dat Zweden of Duitsland teistert (nauwelijks extreem-rechts geweld dankzij het Blok: het is een paradox die tellen kan).
Daarom vormen zij sinds jaar en dag het gezicht van de partij, het masker zeg maar, want hun werkelijke aard en hun kernprogramma houden zij uit de media als geen ander. Naar die aard moet elders en overal gezocht worden, al valt te vrezen dat het na 8 oktober voor veel kiezers alweer wat minder uitmaakt of de partij waarvoor ze stemden nu onverdraagzaam is of niet.
Ook democratische politici laten niet altijd het achterste van hun tong zien. Ook hún partijen hebben vaak een dubbele
| |
| |
agenda. Om potentiële kiezers niet te bruuskeren, wordt het concrete programma gemakshalve vaag gehouden en vervalt men in slogans. Om de burgers niet te overdonderen, wordt op een beperkt aantal thema's gefocust. Het gevolg is dat de indruk ontstaat dat het programma inderdaad vaag is, algemeen én beperkt, en inwisselbaar met andere programma's. Bovendien wordt een andere, veel schadelijker indruk indirect bevestigd, namelijk dat het programma de belangen van de partij dient, en niet omgekeerd.
Wat verzwegen of vaag gehouden word plaatst deze politici echter niet buiten onze maatschappelijke politieke consensus. Het betreft hier gewoon minder populaire politieke voorstellen. Bij het Vlaams Blok ligt dat anders. Daarom mag de partij niet gebanaliseerd worden, daarom moeten politici of journalisten het Blok op bijzondere wijze behandelen. Het Blok plaatst zich overigens niet alleen inhoudelijk maar ook door zijn manier van debatteren buiten het maatschappelijke debat. Het antipolitieke spreken zit in zijn vertoog ingebakken, wat dom is. Maar ook het antidemocratische spreken is de partij niet vreemd, wat verontrustend is.
Om dezelfde redenen mag men er niet voor terugdeinzen om mensen die op het Blok stemmen op hun verantwoordelijkheden te wijzen, ook al is er de angst voor contraproductiviteit of zelfs escalatie. Vanwege eenzelfde angst werd de enkele jaren geleden nog in brede kringen aanvaarde eis voor migrantenstemrecht teruggeschroefd. Het was een strategische beslissing eerder dan een ethische. Met strategieën win je veldslagen, maar je brengt de vrede niet dichterbij.
Burgers die hun stem aan het Blok geven plaatsen zich buiten de democratische consensus, buiten de maatschappelijke norm die tot nader order geldt. Ze zijn daarom dom noch slecht, maar ze hebben het wel verkeerd voor, gemeten naar democratische maatstaven. Ethisch-neutrale keuzen ten aanzien
| |
| |
van het Vlaams Blok zijn onmogelijk. Je bent voor of je bent tegen. Het is een kwestie van legitimatie: een beetje voor het Vlaams Blok zijn kan niet, precies vanwege de radicale consequenties van het extreem-rechtse programma. Het is aan de verdedigers van de democratie om de Blokkiezer daarop te wijzen en hem te informeren over alternatieve kanalen om zijn politiek ongenoegen te uiten. Ze doen dit bij voorkeur bij herhaling en op velerlei manieren, want gewenning aan de groei van extreem-rechts is funest wanneer de democratie in het geding is.
En er is nog zoveel meer waarover nagedacht kan worden als het op zorgvuldiger formuleren en ordelijker denken aankomt. Zoveel mentale pijnpunten waarover geketterd en gevloekt kan worden in colloquia voor tweehonderd collega's, in het wekelijkse stukje om den brode, in een parlementaire enquête, op vormingsavonden, in duidingsmagazines of onthullende reportages, in een gedicht of in een tafelrede. De vorm waarin dat gebeurt, doet er niet echt toe. Of het nu om een beschaafd geformuleerde vingerwijzing, een regelrechte scheldkanonnade of een opzienbarend beeldessay gaat, om een uitputtende studie waarin alles op een rij gezet wordt of om een kort maar wakker schuddend statement, of nog om een lezersbrief over de kwalijke gevolgen van televisietoestellen in trams of aan, jawel, bushokjes, of om een bladzijdenlang betoog over de geniepige herhaling als voornaamste stijlfiguur van ideologieën: van belang is dat de verbijstering niet binnenskamers blijft, dat de gifgassen de kanarie niet verstikken zonder dat de mijnwerkers het merken.
Een paar kanaries kunnen volstaan om de hele groep te redden. Een paar zangvogels die de hele dag niets anders hoeven te doen dan de veren schoon te maken en te fladderen en noten te kraken en te fluiten dat het een lieve lust is. Maar als het gevaar loert, maken zij het verschil, weten de mijnwerkers en daarom maken ze de kooi schoon, voederen ze de beestjes en luisteren ze met vertedering naar hun gezang.
| |
| |
Een paar duizend kritische pennen en camera's kunnen volstaan om een spiegel te scheppen die zo groot en zo helder is dat de Vlaming er niet langer naast kan kijken. Een paar duizend losrukkers van gedachten, die samen een verfijnder politiek bewustzijn helpen vormen en een mentaliteit in positieve zin bijsturen. Een paar duizend voelhoorns die alerter reageren dan de anderen en bijtijds tegengif ontwikkelen. Een paar duizend antennes die gericht afgesteld zijn en beelden aanreiken waar we allen ons profijt mee kunnen doen.
Vele van die beelden en gedachten zullen hun weg vinden naar essayistische boeken, kwaliteitskranten, gespecialiseerde tijdschriften en nieuwsduidende programma's op zenders voor meerwaardezoekers, want zij vormen de officieuze vrijplaats voor ingewikkelde discussies. Zij verlenen het intellectuele debat asiel. Zij bieden een forum aan dat, bij voorkeur boven commerciële druk verheven, alleen aan zichzelf verantwoording schuldig is. Maar de bevindingen van de officieuze deontologische ‘commissie die niet verbiedt maar wel tegenspreekt’ moeten nazinderen tot ver buiten de kring van gevormde, vaak welwillende lezers en kijkers. Daarom is het de morele plicht van alle kranten, van alle tijdschriften, van alle televisiezenders om onophoudelijk en in al hun bijdragen aandacht te hebben voor werkwijzen en gedachtegangen die al dan niet bewust normvervaging, brutalisering, simplificering en vervlakking van denken in de hand werken. Het lijkt evident, maar het kan niet genoeg herhaald worden en het vereist een regelmatige bijsturing van de gezamenlijke gedragscode.
Ze doen dat natuurlijk het best elk op de eigen manier, in het eigen register, in de eigen stijl, op het niveau van hun lezers en kijkers, opdat wat geopperd wordt ook daadwerkelijk begrepen zou worden. Mensen zoeken die mediakanalen waar ze gelijk krijgen, waar hun wereldbeeld bevestiging vindt, waar hun taal
| |
| |
gesproken wordt. Mensen lezen bij voorkeur samenzweerderig.
De grote frustratie van intellectueel Vlaanderen is dat ze er maar zelden in slaagt deze patsituatie te doorbreken. Het is gemakkelijk en vermakelijk om in eigen kring en voor goede verstaanders het Vlaams Blok in zijn hemd te zetten, ook al zullen veel Blokstemmers het gemaakte punt en de pointes niet begrijpen. Veel moeilijker is het om zonder ironie, zonder ingewikkelde termen, zonder al te veel vooronderstelde kennis, zonder bon-mots en literaire trouvailles dat andere publiek te bereiken. Geen tongen in de kaak, niets in de mouwen, geen stilistische laag die je beschermt tegen meligheid of gewoon het tonen van gevoelens, geen trucs waarmee je vooral bij gelijkgezinden scoort. Gewoon in je bloot gat en recht voor de raap: het is moeilijk, het is wellicht verloren moeite, het is in elk geval veel gevraagd, het is cafépraat of Bond Zonder Naam, denkt de journalist van de kwaliteitskrant. Maar heeft deze journalist dan nog nooit overwogen om na zijn uren stukjes te plegen voor populaire kranten, in de hoop ook dat veel grotere publiek te bereiken? En heeft nog nooit iemand gedroomd dat er een volks en nationaal verspreid tijdschrift bestond waarin de berichtgeving van sommige streekkranten, van 't Pallieterke en zelfs van de roddelpers gehekeld wordt in een koekje van eigen deeg?
Waarom bestaat er in Vlaanderen overigens geen betaalbaar maandblad waarin het spitantste en het geruchtmakendste uit de kwaliteitspers en de alternatieve magazines samengebracht wordt? In Amerika doet de Utne Reader dit al jaren. Je leest er opiniërende commentaren en interviews uit nationale kranten, maar ook journalistiek onderzoek afgedrukt in obscure en slecht verspreide tijdschriften. Je krijgt er honderden abonnementen tegelijk, als het ware, die inhoudelijk een breed ideologisch spectrum bestrijken. Er is plaats voor alle opinies, als ze maar doordacht, gestructureerd en oordeelkundig gebracht zijn.
Een dergelijk bloemlezend blad verdient overheidssteun,
| |
| |
want ze komt de kwaliteit van ons aller betoog ten goede. Standpunten confronteren is immers ook een vorm van ‘niet verbieden maar wel tegenspreken’. Een Europees tijdschrift volgens dit model zou eveneens meer dan welkom zijn. We hebben wel een munteenheid, maar voor het overige is het een kakofonie van talen, culturen en nationale belangen, zonder gemeenschappelijk intellectueel netwerk of openbare meningsvorming over de landgrenzen heen. Een slechte zaak voor de democratie is dat, want Europa kan voorlopig maar weinig weerwerk bieden tegen de financiële en economische machten die de dienst uitmaken.
Wie gezond wil eten, zorgt voor een gevarieerd dieet en koopt bij verschillende handelaars. Wie gezond wil denken, doet hetzelfde. Hij eet van vele walletjes, opdat zijn hersenen niet aangetast zouden worden. Of om een voedselvergiftiging te vermijden. Of gewoon om niet te verweken. Eenzijdige voeding leidt tot slapte. Dat is geweten.
Kranten en tijdschriften kunnen op regelmatige tijdstippen solliciteren naar spraakmakende en gedurfde opiniestukken over de manieren waarop in Vlaanderen gedacht wordt, waarop aan politiek gedaan wordt, waarop met elkaar gecommuniceerd wordt, waarop geschoffeerd wordt of met een dubbele tong gepraat of lippendienst bewezen. Ze kunnen af en toe ook stukken overnemen uit andere dagbladen of van andere omroepen, want op interessante opmerkingen staat geen exclusiviteit en net zoals in de hedendaagse politiek dringt zich in het krantenlandschap en het omroepbestel de nood aan vormen van kruisbestuiving op. Maar ze moeten vooral ook buiten hun opinierubrieken waken over de kwaliteit van ons aller betoog én over de kwaliteit van de eigen berichtgeving. In alle artikels en programma's dus, zonder uitzondering.
Journalisten moeten zichzelf permanent bevragen terwijl ze
| |
| |
de berichtgeving vormgeven. Het nieuws dat ze brengen is meer dan louter actualiteit. Het is een selectie van gegevens die deel uitmaken van een groter geheel. De waarheid die ze zoeken is meer dan de naakte feiten. Het is een realiteit die binnen een juiste context gezien moet worden. De problemen die ze aankaarten zijn meer dan geïsoleerde verwikkelingen. Ze hebben een historische achtergrond en een onderliggende structuur en mogelijkheden van oplossing, die alle gedetailleerd geschetst moeten worden wil de journalist correct te werk gaan. Nieuws en de waarheid en problemen zomaar op tafel gooien volstaat niet, journalisten moeten ook de gevolgen inschatten van wat ze brengen. Want ze zijn op hun manier brengers van fictie. Door hún ogen en hún pen wordt de werkelijkheid tot bij de kijker of de lezer gebracht. Ze zijn bovendien machtige brengers van fictie, want meer dan wie ook creëren zij gezamenlijk het beeld dat een natie van zichzelf heeft. Daarom mogen ze zichzelf niet wijsmaken dat ze objectief blijven door gebeurtenissen feitelijk weer te geven. Discretie, juiste woord- of beeldkeuze, gevoel voor timing en oog voor omstandigheden zijn minstens zo belangrijk als de informatie zelf.
In de journalistiek geldt, alles welbeschouwd, de wet van de literatuur. Objectief is wie een leefwereld schept waarin gebeurtenissen klank en kleur krijgen, waarin verbanden gelegd worden tussen dingen die ertoe doen, waarin het verhaal de tijd krijgt om zich te ontwikkelen, waarin karakters zorgvuldig en levensecht uitgewerkt worden. Een gebeurtenis kan waar zijn op zich, maar de boodschap die ze verspreidt kan vals zijn en dat is wat journalisten constant in de gaten moeten houden. Zo moet het verslaggevend schrijversgild misschien ooit eens onderzoeken waarom het beeld van de grootstad in de media zo anders is dan wat de grote meerderheid van de stadsbewoners zelf ervaart. Zo zouden Wetstraat-reporters zich kunnen afvragen of het wel een goed idee is om na urenlang buiten in de kou
| |
| |
te hebben gestaan een voorbijsnellende minister een microfoon onder de neus te duwen en een antwoord af te dwingen dat vervolgens zwaarder op de onderhandelingsagenda en de werksfeer gaat wegen dan bedoeld was en nuttig is. (Omgekeerd kan ook de politicus zich natuurlijk vragen stellen in plaats van overhaaste antwoorden te geven.)
Zo kan ook stilgestaan worden bij het simplificerende beeld van politieke winnaars en verliezers en bij de mythe van de snelle politieke besluitvorming, want zelfs een beginnend journalist heeft al vlug door dat het geduldig zoeken van compromissen dichter bij de politieke werkelijkheid staat. Waarom zegt hij dat dan ook niet? Waarom kijkt hij dan niet voorbij de uitvergrote derby der Lage Landen als hij het over de recent gehouden Europese top in Nice heeft? Waarom richt hij alle aandacht op een interne Benelux-ruzie die er geen was, terwijl kijkers en lezers toch andere zaken dienen te onthouden? Waarom lijkt de politiek zo vaak op een partij armworstelen?
Waarom doet de journalist, meer in het algemeen, niet meer moeite om door de steeds professionelere en dus minder doorzichtige communicatie van politici en bedrijfsleiders heen te kijken? Door de ingewikkelde codes van pr-machines en marketingbureaus en reclameformuleerders die de informatiestromen meer en meer beheersen? Door het misbruik dat onderhandelaars soms maken van de pers? Waarom geeft hij op dat alles geen retrospectduiding of achtergrondcommentaar, als dit verhelderend kan werken?
Zo kunnen alle redacties zich uiteindelijk ook de vraag stellen of ze er wel goed aan doen om een derde van hun zendtijd of pagina's te focussen op het reilen en zeilen van de nationale politiek. De macht van regeringen en parlementen neemt af, terwijl de inwoners van het land veelal de omgekeerde indruk krijgen. Niet zelden begint het internationale nieuws aan het einde van het nieuwsbulletin of achter in het eerste katern van
| |
| |
de krant. Berichtgeving over de media zelf, over de markt en haar impact, over nieuwe machtsclusters, multinationals, de beurzen en de Wereldbank, over het milieu, over recente ontwikkelingen in de biogenetica, de geneeskunde en de psychologie, over wat leeft op het internet, over trends in het onderwijs, in de mode, in het straatbeeld, over kunst en cultuur ook en over zoveel meer moet je nog verderop gaan zoeken, in aparte katernen vaak, in getto's van artikels of in programma's voor aparte doelgroepen. Terwijl al deze werelden wezenlijke stempels drukken op de mondiale, nationale en stedelijke gang van zaken, wezenlijker dikwijls dan dat de stempel van de Wetstraat dit vermag. Niet alleen het politieke landschap maar ook de nieuwsrubrieken zijn aan een herverkaveling toe, aan grensoverschrijdende bewegingen. Vermenging en een evenwichtig spreidingsbeleid is ook hier de boodschap, opdat verkeerde indrukken en scheefgetrokken weergaves van de werkelijkheid vermeden zouden worden.
Jammer is het dat in het tijdperk van de communicatie iedereen volmondig de rol van de media erkent in debatten en discussies over allerhande kwesties, maar dat weinigen ook verlangen of zelfs eisen dat die media rapporteren en discussiëren over de manieren waarop gedebatteerd wordt, over de strategieën die mensen hanteren om anderen van hun gelijk te overtuigen, over de slordigheden of retorische kunstgrepen die een vervalsende maar vaak beslissende stempel drukken op de opinievorming. Want dikwijls is hoe iets aangebracht wordt meer nog dan wat gezegd wordt van doorslaggevend belang voor de ontvankelijkheid van een lezer, kijker of luisteraar en voor de verinnerlijking van wat hij leest, ziet of hoort. Daarom moeten de media aandacht besteden aan de wijze waarop een samenleving denkt én aan de wijze waarop de media zelf het denken beïnvloedt. Daarom moet inderdaad soms op de brenger van
| |
| |
slecht nieuws geschoten worden, maar dan omdat hij het nieuws slecht brengt.
Er wordt weleens geopperd dat Vlaanderen niet genoeg debatteert over waarden, dat de Vlaming daarom maar wat aanmoddert en meegesleurd wordt in internationale trends of in zelfzuchtige reflexen, zonder daar verder bij stil te staan. Een degelijk en aanhoudend openbaar debat is inderdaad wenselijk als een volk het zicht wil behouden op mogelijkerwijs negatieve maatschappelijke ontwikkelingen. Maar dan moet dat debat ook degelijk en aanhoudend zijn, en daarom moeten we de gedachten ook laten gaan over het niveau van het debat zelf.
Het werkelijke ethisch debat gaat niet over lichamelijke kwesties (seksualiteit, abortus, euthanasie, genetische manipulatie, drugsgebruik) of over een rechtvaardige verdeling van goederen of over normatieve bepalingen van goedheid op velerlei vlakken. Je kan maar ethisch handelen als je ethisch denkt. Lessen zedenleer staan niet in het teken van deugden, maar in dat van het deugdelijk redeneren. Om de juiste antwoorden te krijgen, moet je de juiste vragen stellen. Daarom moet het werkelijke ethisch debat gaan over het voeren van debatten zelf.
Pas wanneer de strategieën bij het communiceren blootgelegd en herkend worden, en op hun deugdelijkheid getest, kan men tot een vruchtbaar gesprek komen. Zolang dit niet gebeurt, zolang de kwaliteit van de opinievorming te wensen over laat, zullen de Vlamingen blijven wegzinken in een moeras van desinformatie en valse klachten en onbezonnen stemmingmakerij en verbale geremdheid en stilzwijgende samenzweringen en gebrek aan inlevingsvermogen en misplaatste beleefdheid en clichés en toverformules en achterdocht en opgestoken middelvingers en binnenlandse bezetters en profileringsdrang en inconsequent gedrag en gevoelens van rancune en own-goals en verongelijktheid en gemakzucht en getoeter van claxons en gekrenkte eergevoelens en foerten en awoerten. |
|