| |
| |
| |
[3]
Gemakkelijk heeft de goedbedoelende politicus het niet, en ook daarom moeten we hem prijzen. In elke mens schuilt een Blok'er, beseft hij, maar in de Vlaming nog iets meer dan in vele anderen want Vlamingen neigen naar het negatieve. Ze klagen en vragen het onmogelijke, en het is altijd de schuld van de anderen. En vooral van de overheid. Die heeft altijd boter op het hoofd, terwijl ze toch zoveel mogelijk doet wat het volk vraagt, want de overheid dat is tot nader order en voorlopig toch nog het volk? Niet in Vlaanderen echter, waar ze als een soort binnenlandse bezetter beschouwd wordt, als een puist die lichaamsvreemd is, als een parasiet zelfs die teert op dat lichaam, ons lichaam. En we blijven dat maar herhalen en dus geloven. Onze neiging tot inciviel gedrag is misschien historisch te verklaren en was wellicht ooit nuttig en zinvol, maar we mogen er ons niet blijvend achter verstoppen.
Het ziet ernaar uit dat er maar één oplossing is, één uitweg slechts uit de impasse waarin het Vlaamse volk zich bevindt: het moet een nieuw volk creëren. Niet eigen volk eerst, maar ander volk eerst. Niet de vreemdeling of de overheid is de vijand, maar wel dat van zichzelf vervreemde eigen volk, dat moet sleutelen aan zijn mentaliteit tot die niet langer de vruchtbare bodem levert waarop het Vlaams Blok al te gemakkelijk teert. Pas wanneer dat volk zichzelf ontmaskert, zal het extreem-rechts kunnen ontmaskeren. Pas wanneer een gigantische mentaliteitsverandering plaatsgrijpt, kan de lokroep van extreem-rechts gesmoord worden, pas dan zal het Vlaams Blok niet langer garen spinnen bij het minste dat fout loopt. Pas dan zullen de symptomen van vervreemding zoals beschreven in Van Dale - angstig- | |
| |
heid, apathie, egocentriciteit, het gevoel er niet bij te horen, pessimisme, rancune en wantrouwen - niet meer van toepassing zijn op de Vlamingen.
Maar waar liggen de sleutels die het in zichzelf gesloten Vlaamse volk openen kunnen? Hoe onderwijs je levenslust en optimisme? Hoe verwerft een kind inzicht in het onderscheid tussen een glas dat al halfleeg is en eentje dat nog halfvol is? En hoe haal je die kolossale balk uit de ogen? Met heel veel verbeelding in elk geval. Met vallen en opstaan. Met volharding. Want een volk verander je niet van de ene dag op de andere. Dat is een project van lange adem. Het is een kwestie van algehele preventie en iedereen weet dat voorkomen veel ingewikkelder is dan bestraffen. Maar ook veel lonender.
Preventie begint op school. Daar ligt een eerste sleutel. Daar ligt zelfs de hefboom die alles in beweging zet, want een volk wordt niet meer dan wat zijn onderwijs opbrengen kan. Kinderen en tieners zitten uren per dag op school. Sommigen zien vaker en langer hun leerkracht en hun klasgenoten dan dat ze hun ouders zien. Het spreekt dan ook vanzelf dat het onderwijs veel meer moet aanbieden dan individueel te verwerken leerstof, dat men in scholen meer moet doen dan rekensommen maken en leren spellen zonder fouten en alle hoofdsteden van de wereld uit het hoofd leren. Moderne scholen moeten er vooreerst voor zorgen dat kinderen zich gezamenlijk goed in hun vel voelen, want dan pas komt eruit wat erin zit en dat is meestal heel wat. Psychologisch en sociaal gevoelige leerkrachten hoeven dan vaak niet meer (maar ook niet minder) te zijn dan bemiddelende doorgeefluiken, die wat uit de groep komt er telkens opnieuw in investeren en zo de onderlinge stimulansen van kinderen in voorwaartse banen leiden.
Bovenop de kunst van het lezen en het rekenen ontwikkelen kinderen dan vooral manieren om zelfstandig te denken, beslissen en handelen. Ze worden sociaal vaardige en weerbare
| |
| |
mensjes die onvermijdelijke gevoelens van frustratie op een positieve manier kanaliseren, die drogredenen aanzien voor wat ze werkelijk zijn, die grote problemen kunnen onderscheiden van kleine, die ontdekken dat scheldpartijen en gesakker geen aanzet vormen tot gesprekken, maar net het einde ervan inluiden. Ze worden zelfverzekerde, positief ingestelde jongeren die ongeremd hun mening spuien, maar in hun kritiek al beleefd geformuleerde aanzetten geven voor verbeteringen en oplossingen. En zo worden ze later zelfredzame, mondige burgers die spontaan met elkaar praten wanneer ze aan het bushok staan, ook als er niet meteen te klagen valt.
Ouders mogen echter niet alles van een school verwachten, want kwalitatief hoogstaand onderwijs en een goede buitenschoolse jeugdwerking kunnen hoogstens een bekroning zijn van wat thuis begonnen is. Zelf moeten ze al even zorgvuldig met hun kinderen omspringen. Ze moeten ze ernstig nemen en zich verplaatsen in hun geest, opdat de kinderen zich ook zouden kunnen verplaatsen in die van anderen. Ze moeten luisteren naar hen en op hun beurt van hen willen leren. En ze moeten beginnen met zelf het goede voorbeeld te geven. Ze moeten de eigen tekortkomingen durven onderkennen en eraan werken. Ze moeten uit vicieuze cirkels breken. Ze moeten een zo positief mogelijk wereldbeeld proberen uit te stralen, ook al zien ze veel ellende, ook al hebben ze het zelf soms moeilijk en ook al maken ze dan liever obscene gebaren dan dat ze bemoedigende schouderklopjes geven.
Maar ze mogen hun kinderen ook niet al te ijverig beschermen tegen krassen op de kinderziel. Ze moeten ze kennis laten maken met zelfgekozen vormen van armoede en wanorde, en evengoed met zinloze chaos en onrecht, opdat ze niet als onnozele halzen door het leven zouden gaan. Kinderen zijn geen huisdieren die je voor de gezelligheid in huis haalt, die je tam maakt, volstopt met lekkers en af en toe eens uitlaat. Al te veel
| |
| |
lekkernij maakt een mens ziek, overbescherming tast op termijn de immuniteit aan en een teveel aan goede manieren leidt vaker dan gewenst tot een gebrek aan souplesse en tot vertwijfeling bij het minste, en uiteindelijk soms zelfs tot onverdraagzaamheid.
Wie kinderen op de wereld zet, laadt de grootst denkbare verantwoordelijkheid op zijn schouders, want kinderen maken de wereld van morgen en ze zullen dat in grote mate doen zoals wij ze dat geleerd hebben. Daarom betekent een goede opvoeding werken aan communicatie en toewijding en flexibiliteit. Daarom moeten we leven en denken in parabels en verhalen, en dat elke dag opnieuw.
Zoals onze kinderen en onze toekomst geschoold moeten worden, zo moeten ook wij allen aan permanente vorming doen, want de nood aan verandering is nu al groot. Allen hebben we wel iets van een Blok'er, meestal in kleine handelingen en in nauwelijks hoorbaar gemompel en soms zelfs maar in gedachten. In elk van ons sluimeren extreem-rechtse reflexen die onmacht en onvrede veranderd willen zien in almacht en oorlog. Want er zijn zoveel momenten in ons leven dat we vinden dat het genoeg geweest is en dan is een radicale stem zó gegeven. Dan is gemakzucht zo gemakkelijk.
Daarom moeten we onszelf voortdurend in de gaten houden en daarbij op duizend-en-één dingen letten (zie boven, zie onder, zie op talloze andere plaatsen). We moeten een consequent gedrag aankweken en proberen te leven naar de geest van door ons allen tezamen bepaalde wetten, en beseffen dat iedereen gelijk is voor die wetten. We moeten ons inlevingsvermogen ontwikkelen en daarom naar verhevigde waarnemingen van de wereld kijken, naar kunst dus, veel kunst, goede kunst, sterke kunst, eerlijke kunst, kunst in allerlei vormen. En we moeten die wereld vooral in haar werkelijke proporties leren zien en erkennen
| |
| |
dat het verlammende zelfbeklag van mensen die het uiteindelijk goed hebben een belediging is voor de vele honderdduizenden Vlamingen die werkelijk armoede lijden of inderdaad weinig perspectieven hebben of zelf het slachtoffer van een gewelddaad waren. Beledigend én nefast is dat voor alle sociaal uitgestotenen, kansarmen en ontheemden die terecht een signaal geven willen, want hun stem verdwijnt tussen het geklaag van verwenden. Erger nog: zij, de ware sukkelaars, de slachtoffers die om velerlei redenen niet langer meekunnen of meewillen in een snel veranderende maatschappij, zij worden door de onnadenkende Vlaming steeds minder als slachtoffer gezien en steeds meer als deel van het probleem. Wat dan weer mede pijnlijk is voor de ambtenaren of de vrijwilligers die zich met beperkte middelen blijven inzetten voor wie echt redenen om klagen heeft.
We moeten ook grotere verbanden willen zien en op lange termijn willen denken. Voor de kiezer betekent dit dat hij zich grondig informeert over het volledige programma van de partijen en aandachtig de interne logica en samenhang van politieke beloftes of voornemens toetst. Wie voor het hier en nu opteert, gaat kiezen zoals hij winkelt. Hij maakt een selectie uit het aanbod en stelt zijn boodschappenkarretje à la carte samen. Moedwillig of onbewust negeert hij daarbij soms punten waar hij het misschien helemaal niet mee eens is of die zelfs ingaan tegen zijn opvattingen als hij ze wat van naderbij bestudeert. Maar hij heeft dat probleem waarmee hij zit en het antwoord op dat probleem vindt hij in de verkiezingsbrochure en dat volstaat. Het is een kiesgedrag dat lijkt toe te nemen, het kiesgedrag van de Vlaming die steeds minder in een gezamenlijk te dragen maatschappelijk project gelooft en steeds meer oog heeft voor de persoonlijke baten. Versterkt door de al eerder omschreven neiging tot inconsequent gedrag vertaalt zich dat uiteindelijk in een kortzichtige en gevaarlijke politieke keuze. Wie zo stemt, moet tenminste de burgerplicht hebben om zich te ont-
| |
| |
houden tijdens de verkiezingen, want hij vervalst de uitslag. De partij interpreteert de stem immers als een keuze voor het gehele programma.
Vóór de verkiezingsdag heb je dat hele programma waarin de ideale wereld nagestreefd wordt, een wereld waarin de partij het helemaal alleen voor het zeggen heeft en waar geen toegevingen gedaan moeten worden. Een utopische wereld dus. Ná de verkiezingsronde belanden partijen echter opnieuw in de reële wereld van onderhandelen en consensus zoeken en coalities smeden. Terwijl in de verkiezingsstrijd om aandacht geschreeuwd wordt door de verschillen met andere partijen uit te vergroten, want zo gaat dat in tijden van reclame voeren, verandert dat plots allemaal wanneer de stemmen geteld zijn. Zo hoort het ook, al denken kiezers dan vaak aan bedrog en verraad van idealen. Het is een politieke paradox waarmee geleefd moet worden: voor de stembusgang is het geheel van tel, nadien telt slechts het delen.
Daarom verdient het aanbeveling om vooral politici te steunen die niet krampachtig vasthouden aan het hele programma, politici die de hokjesgeest doorbreken en zo meewerken aan de bijsturing van een mentaliteit. Zij die beweren dat ze geen coherent beleid kunnen voeren met andere democraten (wat niet hetzelfde is als democratisch verkozenen) bedoelen vooral dat ze het eigen programma niet integraal en ongehinderd kunnen uitvoeren. Ze claimen de hoofdrol in een stuk waarin alleen bijrollen zijn. Ze zijn wolven in schapenvacht, want vanuit een democratische partij en vaak zonder dat zelf te beseffen heulen ze mee met het Vlaams Blok. Door intellectuele oneerlijkheid en een gebrek aan collegialiteit remmen ze het onvermijdelijke vernieuwingsproces af en spelen ze zelfs met vuur.
Opnieuw brengt ons dat bij de voorbije coalitiebesprekingen in Antwerpen, waar de democratische partijen samengedrukt
| |
| |
zitten op de slappe kant, gedwongen tot elkaar, als in een oorlogskabinet waar geen plaats is voor het normale spel van tegengestelde krachten omdat het Vlaams Blok en zijn score de manoeuvreerruimte beperkt. Zich hard en radicaal willen profileren is meer dan ooit uit den boze, beseft eenieder, want een vijand bevecht je beter niet in verspreide slagorde.
Eenieder? Een van de twee partijen die zich numeriek onmisbaar wisten voor een democratische coalitie voelde zich al te veel een gijzelaar van de rest, voelde zich in de hoek gedrukt en zocht naar een uitweg. De liberalen, want over hen gaat het, eisten meteen maar het onhaalbare: de burgemeesterssjerp of de groenen buiten. Omdat zonder hen niet gepraat kon worden, konden ze hoog spel spelen. Ze schoven wel nog mee aan bij inhoudelijke vergaderingen over mobiliteit en veiligheid. Ze initieerden die zelfs en slaagden er ook in een duidelijke stempel op de finale akkoorden te drukken. Maar deelnemen aan de gespreksronde ging niet van harte, want bij afloop formuleerde de partij andermaal het onhaalbare. Het was dat of niets. Bij onhaalbare eisen heb je dan een impasse. In Antwerpen betekent dat egelstellingen in de vergaderruimte en gebakkelei voor de camera's.
De hulp van wijzen werd ingeroepen. De gesprekken versmalden tot een gevecht om mandaten. De kar werd voor het paard gespannen, in de politiek een teken dat er een niet eens verborgen tweede agenda is, met name: we bezetten eerst de posten en doen later met het nog overeen te komen bestuursakkoord wat we willen. De oude politieke reflex had het gehaald: mandaten waren doelen op zich geworden. De stijfbenige partij had bovendien ooit eens iets over verdeel-en-heers gelezen en dat leek haar wel wat. Vóór de anderen het goed door hadden, lagen ze allemaal op de loer. Uit angst bij voorbaat koudgemaakt te worden, begonnen ze zich een voor een opportunistisch te gedragen, in de hoop zo maximaal mogelijk vertegenwoordigd te zijn
| |
| |
in het door de liberalen gekortwiekte college, want die hadden intussen ook nog bedongen dat afgestapt zou worden van het consensusmodel.
Sommige onderhandelaars begonnen te beseffen dat het zo niet verder kon, dat ze het onderling zouden moeten regelen om eruit te raken, anders zou de intussen met afgrijzen toekijkende Antwerpenaar hen helemáál afschieten. Het balorige kind werd ten langen leste op zijn wenken bediend en stelde tot zijn verbazing vast dat een droomscenario uitgetekend werd. Het kreeg vier zitjes in een college van tien en de mandaten waren niet de minste: financiën, havenbeleid, economie, middenstand en... mobiliteit en veiligheid, de twee thema's die de vorige coalitie zoveel kopbrekens bezorgd hadden. Het onhaalbare had de partij niet gekregen, maar wat nu in de korf lag was bijna nog onverhoopter. Laat de anderen zich maar met de departementen der zachte waarden bezighouden, dachten de liberalen. Zelf hadden ze het laken allang naar zich toegetrokken en in de media konden ze bovendien nog doen alsof ze inbonden.
Volgde ten slotte een rondje inhoudelijke besprekingen, waarbij de liberale partij gas kon terugnemen want de buit was toen al binnen.
Als er al zoiets als een democratische staatsgreep zou bestaan, dan was dit er een.
De liberalen hadden het handig aan boord gelegd, gaven zelfs politieke opponenten toe. Was dit cynisme, afgunst of gewoon misplaatste bewondering? Want wat is er zo handig aan negatieve opstellingen, doelen die middelen heiligen, mannelijk risicogedrag, het afschieten van dissidentie en reactionair machtsdenken? Wat is er zo handig aan deze door iedereen zo verguisde politiek-oude-stijl, dat weinig fraaie gedrag van een groep lokale bewindslieden die zich eigenwijzer en onconstructiever opstellen dan hun Gentse kompanen of hun nationale boegbeelden of hun vele ruimer denkende en toekomstgerich- | |
| |
te partijgenoten elders te lande die niet bang zijn van de achterban. Was het niet de nieuwe politieke cultuur die ons allen zou redden? De ware liberaal-humanisten vrezen rood noch groen, oranje noch paars, omdat ze zich nabij het centrum plaatsen en meer punten van onderlinge overeenkomst zien dan punten van verschil. Vooral zij beseffen beter dan wie ook dat achter een weigering tot compromis vaak slechts angst en een geveinsde zelfverzekerdheid schuilgaan. Hoe is het dan mogelijk, roepen ze vertwijfeld uit, dat uitgerekend hun Antwerpse partijgenoten zulke aanvallen van claustrofobie krijgen en smetvrees hebben voor andere, zelfs proper gewassen en biologisch gevoede lijven!? Want draaiden de verkiezingen in de stad van de gemiddeldste aller Vlamingen niet net om angst voor de ander? Van een slecht voorbeeld geven gesproken!
Het was echter helemaal geen voorbeeld, het was een navolging. Het was een inschattingsfout ten koste van de bevolking. Het was democratie volgens de letter, niet volgens de geest, democratie ten dienste van een vermeende meerderheid en niet van een verzameling van minderheden. Het was efficiëntie op korte termijn. Het was openlijk wantrouwen. Het was een straatgevecht. Het was een ruk naar rechts, want dat was toch de wil van de kiezer?
Het was het Vlaams Blok.
De liberalen hadden garanties gezocht voor het voeren van een rechtser beleid. De mensen willen het Vlaams Blok, rechtvaardigden ze zichzelf, geen rood-groen blok. De anderen roepen om het luidst dat ze rekening willen houden met de ongerustheid die doorklinkt in de stem van de kiezer, maar als het erop aankomt, zo weten de liberalen, geeft niemand thuis. Een sterke liberale vertegenwoordiging in het college, controle over belangrijke bevoegdheden, een liberale schepen van integrale veiligheidszorg (behelst dit ook ecologische of sociale veiligheid of het waken over politieke zeden?) en het verlaten van het
| |
| |
consensusmodel moeten ervoor zorgen dat er vanaf 1 januari 2001 effectief iemand thuis is. Met de afschaffing van een beleidsvoering bij consensus neutraliseerden de liberalen alvast de vermeende vijand binnen de coalitie, die paria waarmee ‘niet valt samen te werken’. Als dat niet kon door hem uit de coalitie te stoten, dan moest het maar op deze manier. Het geeft een geheel eigen, Antwerps-liberale invulling aan het begrip ‘team spirit’. Zichzelf de Blokkiezer toe-eigenen kan vreemde resultaten geven. Was het niet Roald Dahl die schreef: ‘De appel rot niet ver van de boom?’
Het was uiteindelijk, en misschien is dit nog het belangrijkst van al, dat Vlaams Blok in elk van ons dat mee aan de onderhandelingstafel zat. De Antwerpse liberalen handelden achterdochtig, verongelijkt soms en weinig soepel. Ze reden door rode lichten en duwden op claxons. Ze geloofden in ploeggeest, maar dan alleen met gelijkgezinden. Ze konden geen complimenten uitdelen, of toch niet in het openbaar. Ze legden de schuld bij anderen. Ze trokken zich van weinig aan, maar waren lichtgeraakt. Ze lachten op de verkeerde momenten. Ze bewezen lippendienst (aan de idee dat burgemeester werd wie het meeste stemmen haalde). Ze zagen geen verbanden, geen grote en geen kleine. Ze hadden misplaatste durf. Ze hadden weinig debatcultuur. Ze hadden nog minder empathie. Ze hadden een laag zelfbeeld. Ze maakten het de anderen zo moeilijk.
Ze namen een valse start en legden een bom onder de volgende zes jaar.
Bommen kunnen echter onschadelijk gemaakt worden en valse starten betekenen niet dat de wedstrijd afgelast is. Een misstap hoeft geen tendens te worden, een wonde geen litteken.
Na het hindernissenparcours van de onderhandelingen heeft de coalitie nu een inhoudelijk degelijk uitgebouwd programma - een ‘uitgestoken hand naar de Antwerpenaar’ noemen ze het
| |
| |
zelf - met aandacht voor de financiële mogelijkheden. De neuzen lijken min of meer in één richting te wijzen. Het is niet de bedoeling, wordt benadrukt, dat het bestuur als een op zichzelf knallende schietschijf beleid voert. Er is het besef dat de ploeg zo sterk is als de zwakste schakel. De minste onenigheid kan loodzwaar wegen op de hele coalitie. Misschien vormen ze dan wel geen echte ploeg, maar ze zullen wel als dusdanig beoordeeld worden. Niemand zal dus oogsten bij de grote uiteenspatting. Radicalisering van een van de partijen zal bij de anderen slechts tot onwelkome profilering leiden. De nieuwe politieke cultuur moet en zal een kans krijgen, of we dat willen of niet. Aan een koude oorlog heeft niemand iets.
Nu de goede voornemens toch op tafel liggen - straks is het nieuwjaar - leggen we er voor het nieuwe schepencollege nog een paar suggesties bij.
Ga zo vlug mogelijk gezamenlijk een weekend op stap in de Ardennen. Neem bij voorkeur uw intrek in een jeugdherberg en niet in hotels met aparte kamers. Kook samen, maak lange wandelingen en klets met elkaar, ver weg van achterban, partijvoorzitters, krantenkoppen en politieke agenda's. Wanneer u dit op regelmatige basis doet, zult u misschien opnieuw zo dicht bij elkaar komen als uw potentiële kiezers dat onderling al zijn in het dagelijkse leven.
Weet dat de wil van de kiezer een mythe is. De kiezer vraagt niet om een socialistische burgemeester of een liberaal beleid. Wanneer een coalitie is samengesteld op basis van een meerderheid van stemmen, is de wil van de kiezer al gevolgd. De rest is aan u. Wie dat anders ziet of het tegendeel beweert, liegt en doet aan stemmingmakerij. Hij is misschien zelfs een slechte verliezer.
Laat u nooit opjutten door ongeduldige perslui. Wat stelden die twee of drie maanden van onderhandelen voor, wanneer het om de bedrijfsvoering van een grootstad gaat, een havenstad met een enorm financieel en moreel deficit? Bepaal zelf
| |
| |
hoe lang over de dingen gepraat moet worden en beloof geen recordpogingen tegen het uur, want het zouden wel eens wereldkampioenschappen achtervolging kunnen worden. Zes jaar is zes jaar. Gebruik de uw toegemeten tijd ten volle, en durf daarbij verder te kijken dan 2006. Langetermijnprojecten knutsel je niet op één-twee-drie in elkaar. Vluchtig overleg leidt tot inefficiëntie, loze beloften en valse saamhorigheid.
Laat u niet verleiden tot het geloof in toverformules. Regeren met harde hand is zo'n formule waar mensen in tijden van nood steeds weer om vragen. Repressie is een andere electorale lokvogel. Of nultolerantie, om een eigentijdser term te gebruiken. Repressief optreden kan hooguit een tijdelijke en omzichtig te gebruiken noodrem zijn om de georganiseerde misdaad en een harde kern criminelen onder controle te houden. Wie langdurig en op grote schaal repressief optreedt, verhelpt niet aan gevoelens van angst. Hij vergroot alleen maar het afhankelijkheidsgevoel jegens de overheid. Hij ondersteunt de roep van de passieve klager en de onwil van burgers om zelf het sociale verkeer te regelen. Hij werkt slechts een afgedwongen en vals gevoel van veiligheid in de hand en een polarisatie tussen groepen, en klopjachten uiteindelijk.
Bij nultolerantie is vooral en opnieuw het inconsequente denken van de Vlaming het probleem. Iedereen gelijk voor de wet? Natuurlijk, denkt de Vlaming, maar zal hij met de glimlach zijn boete betalen omdat hij op de busstrook geparkeerd stond (eventjes maar) of omdat hij een klokhuis op het openbaar domein keilde (dat is toch organisch afval!?) of omdat hij foefelde met de belastingen of niet-handenvrij gsm-de in de auto? Vlaamse nultolerantie zal nog meer mensen in de armen van het Blok drijven. Tenzij wanneer die nultolerantie alleen voor bepaalde groepen bedoeld is, maar dan hebben we het andermaal over klopjachten. Nultolerantie is op zich een interessante piste om sociaal onwenselijk gedrag aan te pakken, om op
| |
| |
basis van duidelijke criteria overlast in buurten te bestrijden. Maar wie nultolerantie zegt, moet uitvoerbare wetten zeggen en voldoende toezicht en verhoogde pakkans en effectieve verbalisering, want zolang de arm der wet jonge handtasdieven oppakt en ze een uur later vrij moet laten of zolang multinova's stelselmatig snelheidscontroles uitvoeren op hoofdwegen maar de woonstraten links laten liggen, zal nultolerantie inefficiënt en zelfs contraproductief zijn. Nultolerantie creëert hoge verwachtingen bij de bevolking. Wie a zegt moet daarom b zeggen. Nul moet dan echt nul zijn, voor iedereen en voor iedereen zichtbaar. In Singapore ligt nergens kauwgom op het trottoir en in Scandinavië rijdt slechts een enkeling sneller dan toegelaten. Raad eens waarom?
Sluit uiteraard de ogen niet voor gewelddaden, inbraken en velerlei vormen van agressie die gevoelens van onbehagen creëren, zelfs niet wanneer steden als Antwerpen of Gent stukken veiliger zijn dan vergelijkbare Europese steden. Laat u bij de bestrijding ervan echter niet verleiden tot discriminatie. Ga dus niet alleen achter inbrekers aan maar ook achter witte-boor-dencriminelen. Neem gerust opgedreven snorfietsen in beslag, maar dan ook Porsches die tweehonderd per uur halen, en ga eens praten met de fabrikanten die dergelijke auto's op de markt brengen. Probleemjongeren moeten aangepakt worden, maar dan niet alleen de kansarme recidivisten die de straat onveilig maken maar ook de wizkids uit de betere klassen die met hun virussen als pyromanen brand stichten in computernetwerken (en vervolgens binnengehaald worden door goed betalende bedrijven; het is een bijzondere manier van solliciteren). Prostitutie kan hinderlijk zijn in bepaalde buurten, maar wanneer hoeren geviseerd worden, moeten ook hun klanten en zelfs de stad die taksen int op de peeskamertjes aan de tand gevoeld worden. Politierazzia's zijn oké, maar vergeet niet aan te kloppen bij fraudeurs die in het zwart opgetrokken villa's bewonen
| |
| |
wanneer je op weg bent naar illegale telefoonwinkels van stromannen wier papieren niet in orde zijn. Mensen hebben vlug door dat bij de bestrijding van onveiligheid behalve een gebrek aan financiële middelen en knowhow al te vaak ook een soort eerbied en bewondering bestaat voor en zelfs sympathie met niet onbemiddelde hoger geschoolden die het systeem te vlug af zijn en het daardoor zelfs ondergraven.
En wat met de roep om sterke mannen? Ook sterke mannen vormen niet het antwoord op onze al dan niet vermeende problemen. Ze vergroten die uiteindelijk alleen maar, want ze wekken de illusie dat het leven eenvoudiger is dan het lijkt en ze maken ons nóg gemakzuchtiger. Een roep om sterke mannen is een vraag om betutteling, is een stap terug in de tijd, is zelfs een belediging voor een geëmancipeerd volk. Op verlichte en inspirerende en vlot pratende leiders is niets tegen, maar sterke mannen, neen dank u. Ze moeten al heel sterk zijn om geen patriarchen te worden die alleen nog jaknikkers rond zich dulden en de flinterdunne grens tussen populisme en demagogie steeds veelvuldiger beginnen over te steken. Hoed u trouwens voor politici die ‘opkomen voor de kleine man’. En hoed u voor het broederpaar Caritas en Charisma, want ze werken ontvoogding tegen en creëren slechts oppervlakkige geborgenheid. (En misschien moeten we ons ook hoeden voor rechtstreeks verkozen burgemeesters, want dat zullen sterke mannen zijn die opkomen voor de kleine man en liefdadigheid prediken en vooral scoren op hun charisma. Wantrouw in elk geval kandidaat-burgemeesters die rechtstreeks verkozen willen worden en die andere manieren van verkiezen paternalistisch vinden, want dat zijn meestal sterke mannen.)
Geen sterke mannen hebben we nodig, maar brede coalities die sterke daden verrichten en daar stevig over communiceren met de bevolking. Binnen brede coalities wordt veel gediscussieerd, wat sommigen als een nadeel opvatten. Anderen vrezen
| |
| |
dat typische partij-accenten dan verloren gaan in een soort eenheidsworst, dat de beleidspartijen al te zeer naar elkaar toegroeien en dat de kiezer geen verschillen meer ziet, dat het hem grijs voor de ogen wordt en zwart in het hart. Maar discussies hoeven niet per definitie tot zwakke daden of oneerbare, onwerkbare compromissen of de afschaffing van duidelijke partijprogramma's te leiden. Integendeel. Laat elke partij zich beheerst uitleven op dat terrein waar zij gevoel en oog voor heeft (zoals dat in een goed gezin gaat). Laat elke coalitiepartner zich bewijzen binnen de grenzen van het overeengekomen bestuursakkoord. Laat elke speler van tijd tot tijd ook scoren ten behoeve van de persoonlijke achterban én van het zelfbeeld, maar zonder dat hij dat in eigen doel doet, zonder dat hij het delicate evenwicht verbreekt tussen wat hoort en wat scoort. Zo krijg je een hechtere ploeg waarin sterke individuele prestaties niet onopgemerkt blijven (zoals dat in een goed draaiend gezin het geval is). Zelfs de supporters van de opponent zullen dat uiteindelijk moeten toegeven, ook al verliezen ze de match.
En er zijn nog voordelen. Eén partij heeft nooit de wijsheid in pacht. Daarom zijn wederzijdse bevruchtingen, correcties en verfijningen van programma's aangewezen, daarom moet een nieuw soort discussiebestuur ontstaan die los-vaste verbanden over de partijgrenzen heen aanmoedigt én individuele conflicten ontmijnt. Waarlijk sterk is degene die inbinden kan. Wie hardnekkig aan het eigen, doorgaans vrij statische programma vasthoudt, handelt als een autist die zekerheid zoekt en niet als een politicus die vooruit wil. Bovendien garandeert een breedgedragen bestuur min of meer dat de prioriteiten van vele bewoners tegelijk aangepakt worden en niet vooral de eigen besognes van mandatarissen. Het bestuur moet evenwichten zoeken tussen verschillende verlangens binnen een stad én binnen individuen, want puur rode, blauwe, oranje, groene, gele of bruine burgers bestaan niet.
| |
| |
Een breed politiek draagvlak voorkomt ten slotte dat na verkiezingen het beleid radicaal omgegooid wordt en dat steeds wisselende coalities steeds weer op andere prioriteiten hameren of, erger nog, het warm water uitvinden. Een zo groot mogelijke eensgezindheid onder democratische partijen over essentiële punten werkt continuïteit van beleid in de hand. De lange termijn vaart daar wel mee, want een gezamenlijk uitgestippelde koers wordt minder vlug verlaten en de drang naar plotse toverformules en sterke mannen wordt dan ook minder groot. Beter langzaam maar zeker, dan abrupt en onzeker, geldt in het leven. Jammer dat de ongeduldige Vlaming het zo dikwijls anders ziet als het op politiek aankomt. |
|