Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
[pagina 458]
| |
Stemme: Ghy volckeren des aertrijckx al.Hier dwael ick als een Blind' by nacht,
Lants-wijs heeft mijn hier toe ghebracht,
De quae gewoont en zinn'lyckheydt,
Mijn daeglijcx op deez' paden leydt.
Op Heuvels hoogh van hoovaerdy,
Door kromte van bedriegery,
Door wilde ruyght van wellust quaet,
Door doorne scherp van nijt en haet.
Vol tooren is mijn hart altoos,
Van grote koude liefdeloos,
Listelijck loert op mijn de Slang,
Den grimmenden Leeu maeckt mijn bangh.
O God gheeft mijn een klaer gesicht,
De duysternisse maeckt die licht,
Die hooghe Heuvels maect die slecht,
En helpt mijn uyt dees kromt' te recht.
De wilde Ruyghte roytze uyt,
Door Door'nen gheeft een heelsaem Kruydt,
Verdrijft mijn Tooren wreedt en Stuyr,
Verwermt mijn met der Liefden Vuyr.
Der Slanghen Kop O Heer vertreedt,
Beschermt mijn voor de Leeuwen wreedt,
En Weest mijn Leydts-man op het padt,
So kom ick in u heyl'ge Stadt
Hoe je wilt. |
|