Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
Na de wijse: Van Engelenburg. Ofte:
| |
[pagina 299]
| |
Ghy moet in't hooren wesen snel,Ga naar margenoot+
Traeg in't spreken, so doet ghy wel,
Zijt manierlijck, en niet rebel,Ga naar margenoot+
Met deughd wilt u vercieren:Ga naar margenoot+
En kijft oock niet als kind'ren fel,Ga naar margenoot+
Die roepen ende tieren.Ga naar margenoot+
Schout ooc alle lichtveerdig schijnGa naar margenoot+
De leughens laet veer van u zijn,Ga naar margenoot+
Want elcken mont die lieght, hoordGa naar margenoot+
mijn:
Die dood't syn eyghen Ziele,
En brenghtse in de Helsche pijn,Ga naar margenoot+
In't eeuwigh vyers vernielen.Ga naar margenoot+
Altijdt sal branden sonder endtGa naar margenoot+
Die Helsche gloedt, zijt dit bekentGa naar margenoot+
Daer de quade met groot tormentGa naar margenoot+
Van boven neder ghesmetenGa naar margenoot+
Worden, eeuwigh duert haer ellent,Ga naar margenoot+
Wilt dit doch niet vergheten.
Al die goet doen, krygen te loonGa naar margenoot+
Kleeren van zijd, in 'sHemels troon,Ga naar margenoot+
Op haer hoofden een gouden kroon,Ga naar margenoot+
Van vreughden sullen sy singhen,Ga naar margenoot+
Een niewe lied, seer fraey van toon,Ga naar margenoot+
Op goude straten springhen.
Die straten syn van goude fijn,Ga naar margenoot+
Daer sullen Gods kinders vrolijc sijnGa naar margenoot+
En blincken als der Zonnen schijn,Ga naar margenoot+
Al in des Hemels troone,
Ia in haers Vaders rijc hoort mijn,Ga naar margenoot+
Sullen sy eeuwigh woonen.Ga naar margenoot+
Het is wel recht, o Ioncheyt soet!Ga naar margenoot+
Dat wy loven den Prince goet,
Die ons verlost heeft met syn bloet,Ga naar margenoot+
Doen wy waren ghevanghenGa naar margenoot+
| |
[pagina 300]
| |
Ga naar margenoot+Van den Sathan gheheel verwoet.
Ga naar margenoot+Door 't bedroch van der Slanghen,
Oorloff, o Ieught! neemt dit in danck,
Dat ick u hier verhael een sanck,
Vreest doch altijdt Gods Oordeel stranck,
De Heer wil u bewaren,
Ic wensch u al gy spruytkens krank
Een saligh Nieuwe-Iare.
|
|