Het Rijper Liedtboecxken inhoudende hondert schriftuerlijcke liedekens dewelcke noyt voor desen in druck en zijn gheweest
(1624)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
[pagina 191]
| |
Op de wijse: Vande Enghelsche Fortuyne Ofte,
| |
[pagina 192]
| |
hooch,
Oock costelijck te eeren dat niet dooch.
Soo ghijt nu al na uwen sin verkrijcht
Door draven, loopen, Iaghen, dat ghy hijcht,
Soo salder noch een ander comen aen,
En ghy moet ras de doot sijn onderdaen.
Daer leydt dan oock u proncken pralen dwaes
V leckerny en al t'vermaeck eylaes,
V trots Lichaem moet sijn der wormendeel,
V eer en heerlijckheyt verdwijnt gheheel.
OCH bedenckt dit, hoe gans dat ghy sijt niet
En alles watmen hier met ooghen siet,
Keert weer, keert weer, de liefde doch aenvaet
Die inder eewicheyt niet en vergaet.
TE Recht verandert uwe sinnen blent
Door diep ootmoet, u tot het goede went,
Soo sal Godt wis, u sijn secreten veel,
In spreken fris, en gheven liefdes streel.
VANDE RYPlijcke Prins in s'Hemels pleyn
Sy u hier toe cracht en sterckheydt ghemeyn,
Die wil u heel mette Liefde doen aen,
Looft en danckt hem, van wien wijdt al ontfaen.
|
|