| |
| |
| |
Op patrouille
IK LAG ONDER in de loopgraaf, in mijn capote gehuld, en praatte met Jef Vandenheuvel over de feiten van den voorbijen dag. Twee mannen onzer compagnie waren in den namiddag op een verkenning gedood geworden, en drie gewond. Tegen den avond waren de brankardiers met de twee lijken langs onze tranchée heen gekomen. :-: Jef zat voor me op een kist patronen. Telkens als de maan achtereen wolk uitschoof zag ik zijn hoekig gezicht even voorovergebogen en zijn kin rustend in zijn hand. :-: ‘'t Zou niet mogen zijn, mompelde hij op somberen toon, 't is 'n vader van vier kinderen, arm als Job, en dat kreveert hier zoo.... 'k Zeg het nog, wij hadden zelf moeten gaan.’ :-: ‘Was het die zwartekop die verleden week met ons de wacht deed?’ vroeg ik. :-: ‘Ja, - daar is nog een van zijn dorp hier, Baekels....’ :-: Daar kwam iemand langs de loopgraaf in onze richting, en een oogenblik daarna hoorde ik zacht mijn naam roepen. :-: ‘Présent!’ 't Was de kommandant. Wij stonden recht en hij boog zich naar ons toe. :-: ‘Gaat ge mee? De schildwachten hebben op twee punten ulanen gezien, patrouilles denk ik.’ :-: We stonden reeds op den rand naast hem, knoopten onze mantels stevig dicht, den kraag hoog op, staken zes patronen in ons geweer en gingen op weg. :-: 't Sloeg éen uur op den toren
| |
| |
van Bonninne. :-: We gingen links af door een weide om van daar op de aardebaan te komen die naar den meest vooruitgeschoven wachtpost leidde. 't Had in den dag geregend en 't gras was erg nat. Aan den hemel dreven zware donkere wolken tegen een zacht blauwe lucht, en telkens als de maan achter een wolk verdween viel er een zwarte koude schaduw over het landschap. 't Was een frissche kille nachtlucht, in het bosch achter 't dorp klonk het heesch krassen van een uil, het eenige gerucht om ons heen. In de verte van tijd tot tijd een geweerschot of de verwijderde doffe slag van een kanon. In den helderen maneglans zagen we de daken der huizen ginder boven de zwarte kruinen van de fruitboomen uitsteken en een fletse glans in de ruiten deed denken aan blinkend staal. :-: ‘Halte-là! Qui vive?’ 't Was een batterij veldgeschut die den dag door zwaar werk had gehad en geweldig was beschoten geworden. De diepe holen er om heen, die ons erg voorzichtig deden voortstappen, bewezen het. De schildwacht leunde tegen een boom en mompelde een stil ‘bonsoir’ toen we voorbij stapten. :-: Niemand van ons drie sprak een woord. We voelden ook geen behoefte aanspreken. Wij kenden onzen kommandant en waren innig aan hem gehecht; hij wist dat hij op ons rekenen kon. We keken scherp voor ons uit in de donkerte, met de zonderlinge gewaarwording van zwijgend leven dat verborgen lag in de loopgraven links en
| |
| |
rechts van de baan, dat daar achter dien donkeren hoek of gene haag op onze naderende stappen gespannen luisterde, gereed met de hand aan 't geweer om te schieten. De dood gaapte uit die vlokkige donkerte als een onzichtbare sluipmoordenaarsklauw, en in de klaarte voelden wij ons als van verre gezien door tegen den grond liggende wachters. :-: Bij een klein huis langs den weg hielden we stil. In den gevel naar 't noorden toe gaapte de ronde holte van een ingeslagen granaat, en we struikelden over steenen en gruis en dakpannen. We keken er even door naar binnen, in de zwarte donkerte als in een spelonk, een kat sprong langs ons heen naar buiten en deed ons plots schrikken. :-: ‘Een vijftig meter verder staat de schildwacht, zei de kommandant, dan loopt de weg rechts den heuvel af, en links ligt de hoeve van M.... juist op de hoogte.’ :-: We wisten het. :-: ‘De hoeve is niet bezet, maar in 't schaarhout vlak er voor zijn gisteren Duitschers gezien. Gaat op dien afstand van de tranchée, van aan den weg over den heuvel tot aan de andere helling, en komt dan terug. Past op vooral!’ :-: Hij ging nog mee tot aan den post, de dubbele wacht verwittigde de andere posten langs beide zijden, en we gingen vooruit. :-: We droegen ons geweer nu in de hand en stapten langzaam verder. Onze oogen deden pijn van 't strakke staren in de duisternis. De maan zat achter een wolk en telkens als ze te voorschijn kwam bleven we tegen den
| |
| |
grond liggen en tuurden voor ons uit. Onze ingespannen verbeelding deed ons overal onraad zien, iets dat ginder bewoog, verder een zwart punt dat er zoo even niet was, een geluid, - maar we kenden reeds die verschijnselen. :-: Op den aangeduiden afstand gekomen sloegen wij links af naar den heuvel, op welks top de hoeve van M.... als een zwarte logge klomp tegen de lucht aflijnde. De helling was een groot tarweveld dat platgewalst was, en op de knieën kropen we voorzichtig voort. Van den noordkant uit kon men ons hier gemakkelijk opmerken. :-: De hoeve lag voor ons, log en zwaar, een dreigende massa met onduidelijke aflijningen. Was daar iemand, waren er misschien Duitsche soldaten in verborgen die van uit de donkere hoeken ons zagen, en nu op ons loerden, gereed om te schieten? Wij meenden een keten te hooren rinkelen, een gemompel van stemmen te vernemen.... of was 't weer onze verbeelding? Het onbekende dreigde ons van daar uit, dat nog sterker aangroeide naarmate wij trachtten stiller voort te kruipen. :-: Aan een haag gekomen, achter een schuur, bleven we liggen, ternauwernood ademend, en luisterden scherp. Alles was stil, rustig als de dood zelf. Even voorzichtig slopen we door een opening in de haag, den gevel der schuur langs, en stonden voor 't open vierkant van 't hof. De waterpoel in 't midden blonk in 't manelicht met een kouden harden glans. :-: We gingen langs de stallingen,
| |
| |
door den tuin tot aan de haag noordwaarts die den hof afsloot. Hier legden wij ons neer; voor ons lag de helling tot onder aan 't schaarhout waarvan de kommandant ons gesproken had. :-: De donkere massa van de hoevegebouwen boezemde geen vrees meer in. Wij lagen in de diepe schaduw van een fruitboom; de haag voor ons was afgehouwen, wij lieten ons geweer rusten op het hout en keken voor ons uit. We konden onopgemerkt op een zekeren afstand nu alles zien: wij waren de sterksten. :-: De lucht was diep blauw en enkele sterren blonken als gouden nagelkoppen achter de zacht drijvende wolken. Vlak onder de maan schenen deze sneller te drijven, als op bevel van de starre strenge nachtvorstin die gluurde lijk iemand die er niets van weten wil. :-: Heel in de verte, rechts, doorzocht een zoeklicht van het fort van Marchovelette den horizon, een lange grijze straal van wonderlijk licht. :-: Plots hoorden we een gerucht, het doffe slaan van paardenhoeven op harden grond. Eer we den tijd hadden het hoofd op te heffen zagen we voor ons de vage omtrekken van drie ruiters. 't Was ons in 't eerste oogenblik of ze vlak tegen ons stonden.. Jef lei de hand op zijn geweer.... :-: ‘Wacht, ze komen nog dichter.... Misschien zijn er meer en dan doen we best niet te schieten.’ Hij knikte een stom ja. :-: De drie ruiters kwamen langzaam, omzichtig nader. Op een dertigtal meter van ons af bleven ze staan, even mistrouwend en besluiteloos naar dehoeve
| |
| |
kijkend als wij hadden gedaan. Daar waren er maar drie. Ze schenen te beraadslagen over hetgeen er te doen viel, en we hoorden 't zacht gemompel hunner stemmen. :-: Opeens schoof de maan achter de wolken uit.... Wij legden langzaam ons geweer tegen den schouder, zonder een takje te verroeren, steunden den loop op onze linkerhand.... ‘Ik dien van rechts, gij dien van links.’ Wij mikten zoo goed het ons mogelijk was.... Een oogenblik dacht ik aan den ‘mensch’ dien ik daar voor me had, onbewust van den dood... Pang! Pang!.... Die van rechts viel als een blok van zijn paard dat wegholde over den heuvel, die van links viel eveneens, maar we zagen hem wegstrompelen naar beneden toe, de derde was vierklauwens weggereden. :-: We trokken een nieuwe patroon in ons geweer en lagen dan stil, zoo stil of we wachtten op iets dat nu onvermijdelijk gebeuren moest. :-: Maar de dubbele geweerknal was uitgestorven in den nacht en de donkerte lag weer gesloten om den heuvel als een geheimzinnig iets vol gedoken gevaar. :-: In de hoeve achter ons kraaide een haan. :-: Ons hart klopte in angstige spanning. We bleven tien minuten liggen, roerloos, den vinger aan den trekker van ons geweer. Jef ging op zijn knieën zitten en gluurde in 't rond. :-: ‘Niets meer’, zei hij zacht. En na een oogenklik: ‘Willen we eens gaan zien waar die eene gevallen is?’ :-: Op onze knieën kropen wij door de haag en den heuvel af. Genaderd tot waar wij de
| |
| |
zwarte vlek zagen van den gevallen ruiter, hielden wij in. Het tragische van dit oogenblik greep ons diep aan, en een angst voor iets onverwachts dat gebeuren kon deed onzen adem hijgend jagen. :-: Alles stil. We kropen dichter bij. Hier stonden ze, de indrukken van de paardenhoeven voelden we met onze handen. Daar lag de doode.... :-: Nu gleed de maneglans weer helder over den heuvel. De man lag op zijn rug, met het gelaat naar de lucht gekeerd. Zijn linkerarm lag wijduitgestrekt en zijn rechterhand rustte op zijn borst. Zoo kalm lag die hand, en zoo sereen rustig leek mij het doode gelaat van dien vreemden mensch alsof de onverwachte dood op dien eenzamen heuvel geen verrassing voor hem geweest was. De vingers waren niet saamgedrukt, zijn mond was half open, alsof hij rustig te slapen lag. En eveneens keken de glazige donkere oogen zacht gelaten naar omhoog.... Hij was nog zeer jong. Over zijn wang liep een dun straaltje bloed. De kogel was hem door 't hoofd gegaan. :-: Hoe kwam het dat wij opeens een kruis maakten, de handen vouwden en een Vader-Ons baden voor den dooden vijand in dien stillen manenacht? Maar de dood was daar voor ons en wij voelden haar kalm en bleek gelaat in de nabijheid. :-:.... En even sprakeloos stonden wij recht en gingen, recht-op, zonder te denken nu aan eenig gevaar, den heuvel af. :-:-:
† † †
| |
| |
Wij zaten terug achter de loopgraaf. Ik leunde met mijn rug tegen een boom en keek over 't land voor me uit. De lucht in 't Oosten was eerst overtrokken door een bleeke rauwe klaarte, dan rozige glans, en nu rees de nieuwe zon op en stond boven den heuvelkam als een reusachtige roode vlam. :-: Ik zag kalm en ernstig over de velden en de bosschen naar die roode zon. Mijn handen lagen op mijn knieën, en ik keek er naar.... :-: En 't was me op dit oogenblik of er bloed kleefde aan mijn vingeren.... :-:-
|
|