teekend op de grauwe avondlucht. :-: Den ganschen weg langs, over alle banen en wegels trokken karren en wagens beladen met huisraad, bedden, kisten en koffers, en bovenop vrouwen en kinderen, die zwijgend neerkeken op de sombere velden en de voorbijtrekkende troepen. De mannen gingen zwijgzaam langs de wagens of stieten een zwaar beladen kruiwagen tegen den klimmenden weg op. Anderen dreven het vee voor zich uit, de rustige koeien en de zottebollende kalveren die langs de baan het natte gras afbeten. :-: En voor en achter ons, links en rechts over de rijke landouwen zagen we te allen kant groote Waalsche hoeven, armere werkmanshuizen, korenmijten en houtstapels in laaienden brand staan. De roode vlammen schoten woest op, kleurden 't omliggende land in bloedigen schijn en vunsden weer weg in dikke zwarte rookkolommen. Aan den overgang van een spoorlijn was een gansche troppel huizen neergebrand. De huisraad was in een boomgaard gedragen, en de
regen doorzijpelde het alles. Zware boomen lagen over den weg neergehakt, fruitboomen waaraan de groene appels en pruimen nat blonken tegen den grond. :-: De soldaten keken dat alles aan met stommen blik; ze keken naar de brandende huizen, naar de vluchtende boerengezinnen, en de treurige menschen die langs den weg stonden. Daar werd niet gelachen dien keer, niet gezongen, 't was de eerste maal dat de akelige werkelijkheid van den oorlog voor hen lag. :-: In