Clementine
(1940)–Ernest Claes– Auteursrecht onbekend
[pagina 79]
| |
zitten Clementine, Rikus, en Urzela. Een afgesloofd onbeduidend boeremensch, die vrouw van Rikus. Zij klaagt over de kleeren voor de kinderen en voor Rikus. Waarom, als Clementine binnenkort een rijke madame is en zij toch van haar alles moeten erven, vraagt Urzela zich af, kan zij nu reeds niet wat helpen?.... Zij spreken gedempt, om mijnheerke niet te wekken daarnaast. Clementine staat ineens recht, gaat kijken door de ruitjes van de tusschendeur, en zegt dan: ‘Wacht eens 'n moment.’ Ze hooren haar in de gang de trap opgaan. Als zij boven - Clementine heeft een zwaren stap - de kriepende kleerkastdeur opent, draait mijnheerke zijn slapend kopje zachtjes van links naar rechts. Clementine komt terug in de keuken met op den arm een dikke jas met bontkraag, de beste winterjas van mijnheerke. - ‘Pas dat eens, Rikus,’ zegt ze stilletjes, maar doodgewoon. Rikus, met een rood gezicht, trekt het kleedingstuk aan, het prangt wel wat aan de schouders, maar het is toch ongeveer zijn maat. Hij staat daar als een zot te midden van de keuken, met zijn hoekigen, groven kop boven het zwarte astrakan, hij kijkt langs zijn mouwen, zijn beenen, dan naar Urzela, lacht idioot, en mompelt: ‘Wel gotferdomme!’ Clementine kijkt onderzoekend | |
[pagina 80]
| |
of de jas wel past. ‘Daar moet niet veel aan veranderd worden,’ zegt ze. - ‘En probeer dat nu ook eens.’ Ze neemt uit een doosje, dat ze in de hand heeft gehouden, de gouden horlogeketting, slaat zelf de overjas open, en houdt de ketting over den buik van Rikus. Ze kijken er alle drie naar, ernstig, en daar Rikus en Urzela goed verstaan wat dit zeggen wil spreken ze geen woord. Ook als Clementine de ketting weer in het schrijn legt en de jas helpt uittrekken, zwijgen ze. Het is een plechtig oogenblik. Gelukkig dat mijnheerke slaapt.. Ja, ja, slaapt....... |
|