had ze een schok gekregen als op dit oogenblik. Het was of ze in den donker tegen een boom was geloopen, of haar iemand een stomp op het hart gaf. Zij werd wit, met groote oogen keek ze juffrouw Emma aan, haar lippen verroerden, maar er kwam geen klank uit haar keel. Met heesche stem vroeg ze eindelijk:
- ‘Trouwen!...... Trouwen!...... Gij!!...... En ik dan?......’
Juffrouw Emma was door die uitbarsting van trouw en aanhankelijkheid zoo ontroerd dat zij zich schreiend in de armen liet vallen van Clementine en met het hoofd op haar schouder snikte: ‘Gij gaat nooit van me weg, Clementine, nooit of nooit of nooit!’
Clementine werd oogenblikkelijk weer kalm. Zij zag in den spiegel voor zich den rug van juffrouw Emma die zich snikkend tegen haar aandrukte. In het blauwe jakje waren een paar knoopjes losgeschoten, en zij zag de witte naakte huid van de juffrouw. De vijf vingers van Clementine's rechterhand gingen achter dien rug langzaam omhoog, kromden zich om met de nagels in die huid...... Zij zag haar eigen roode haatoogen.... Met een dikke, opgekropte stem zei ze:
- ‘Het is niets, juffrouw, het is al over, maar ge weet hoeveel ik van u houd.’