meer. Het schijnt dat zij de eerste maal hem zoo genoemd heeft op hun huwelijksreis.
Tijdens hun afwezigheid had Clementine in het notarishuis alles opgeruimd, meubels en andere zaken van Emma Beuckelaers en van haar zelf, die onder haar toezicht naar het kasteelke moesten worden overgebracht en daar op hun plaats gezet. De ouderwetsche meubels van mijnheerke Parmentier verhuisden naar den zolder. En toen het paar terugkwam was alles in orde, rustig, en kon het leven van stonden aan zijn gewonen gang weer gaan. Op het kasteelke hadden tot dan toe gediend Free en Marie Lievens. Marie deed het huishouden en Free onderhield den tuin en deed alle ander werk. Clementine, van het eerste oogenblik af dat ze in het nieuwe huis trad, zag duidelijk den toestand: de Lievensen of ik, een van de twee. Zij liet aan Marie dadelijk voelen waar ze stond, zij toonde, zonder er een woord bij te spreken, hoe slecht het huis, de kamers, kasten en bedden onderhouden waren, vroeg op hooghartigen toon dingen die zij wist dat er niet waren, of die Marie niet eens bij den naam kende. Zij koos voor zich zelf een slaapkamer uit - (de kleine logeerkamer die op den vijver uitzag), - zij deed meubels verplaatsen, schoonmaken en opruimen, regelde het eten, en honderd andere dingen, en zei