Toen De Witte werd verfilmd en andere verhalen
(1977)–Ernest Claes– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| |
XIII. Macabere bespiegelingenGa naar eindnoot(26)We kennen ze allemaal, nietwaar, dat soort mensen die er plezier in hebben over smerige dingen te spreken, om hun toehoorders dagenlang te degouteren van eten en drinken, om u te doen zweten van benauwdheid in de maag. Zo'n mensen zijn er. Ikzelf heb een oom gehad, die het heel grappig vond, als ik soms bij hem aan tafel zat, allerlei vuile, walgelijke dingen over eten te vertellen, histories van slijmerige slakken en stinkende padden... Brrr! Hij is nu gelukkig dood, die oom, en ik kan als christen mens niet luidop zeggen dat ik hoop, dat hij in de hel zal zijn. Maar ik hoop in ieder geval, dat Onze-Lieve-Heer hem in het vagevuur eerst een paar jaar met zijn kop in een beerput heeft laten hangen, alvorens hem in de hemel binnen te laten. Dan zal hij op die manier misschien betere manieren hebben geleerd, om bij de engelen aan tafel te zitten. Ja, ja, wat gaan we daar in de hemel allemaal niet bijeen vinden, later, om van de hel nog niet te spreken. Ik ken een pastoor... nu ja, voor een andere keer. Maar in de deftige Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft mij nog nooit een mens zozeer gedegouteerd als... Dokter Jan Rombauts, burgemeester van Herentals. En dat is nochtans een van de deftigste mensen, die in het Parlement zetelen: beleefd, vriendelijk, voorkomend, hulpvaardig, altijd netjes in de kleren, jeugdig blozend gezicht, rookt nooit slechte sigaren, wordt door alleman geacht en gewaardeerd. Toch heeft die brave heer mijn | |
[pagina 241]
| |
zenuwen van streek gebracht door zijn redevoering in de Kamer op vrijdag 26 juni. Lijkverbranding - crematie - inceneratie - verassing - of ‘pulverisering’ zoals de evangelisch uitziende Victor Delille het op zijn bijbels noemde. (Victor Delille, redacteur van de ‘Journal de Genève’ en oud-professor aan de Universiteit van Maldegem (Gent bestond toen nog niet), is een zeer geleerd man, die het met de jaren nog ver kan brengen als hij blijft studeren...) Het ging dus over het roosteren van de lijken. Over dat soort tijdverdrijf kan iedereen het zijne denken. Het staat vast, dat de kannibalen van Congo daar andere gedachten over hebben dan bijvoorbeeld Meester Butaye, àls die er iets over denkt, terwijl, waren we nog in de kettertijd, Ward Hermans met plezier een kruik vlammende benzine aan Fieuillien zijn broek zou gebonden hebben, terwijl Coelst met een wreedaardig genot Thomas De Backer zijn knoken zou veranderen in solferstekskens, van zijn huid een blaasbalg zou maken en van de rest van zijn corpus mazout. Coelst is apotheker en zou dat waarschijnlijk goed kunnen. Naar mijn bescheiden mening, zoals meester Butaye het om de vijf stappen zegt, zou men de dode mensen met rust moeten laten, en als men dan toch absoluut mensen wil verbranden, dat men dan enige levenden verbrandt. Ze kunnen gerust beginnen met enkele kamerheren. Daar zijn er, die ik met minder compassie levend zou zien braden, dan dood. Ik zal maar geen namen noemen, om niemand te affronteren. Nu reeds kij- | |
[pagina 242]
| |
ken Wauwermans, Paul Hymans, Carlier mij zo scheef aan, als ik hen ontmoet. En als die brave minister Houtart voortgaat met de belastingen... Der Wunsch ist die Mutter der Gedanke. Het is, geloof ik, met lang naar de belastingzwangere kop van mijnheer Houtart te kijken, dat ik op deze kroniek ben gekomen en bij mezelf heb gezegd: een Minister van Financiën zal gemakkelijker door het oog van een kemel kruipen, dan dat een naald ooit in de hemel zal terecht komen. Dan zijn er ook nog députés, die niet moeten verbrand worden, daar ze later toch in de hel zullen belanden. Bijvoorbeeld Jacquemotte, de communist, en de nationalisten ook, als ik mag voortgaan op wat minister Heyman in de Kamer over hen heeft gezegd. Ik zou het overigens niet misplaatst vinden dat Staf Declercq, Romsée, Meestere, Ward en Thomas later van de ‘geloentige’ pan kregen en als Lucifer daarmee zijn dienaar Fieuillien wil belasten, dan zullen die mannen weten aan welke prijs. Maar dat alles neemt niet weg, dat ik Jan Rombauts een degoutante député heb gevonden. Victor Ernest, die er nu al uitziet of hij half gekookt of gebraden is, had een heerlijk beeld opgehangen van verbrande lijken. We voelden ons door zijn melodieuze clarinetstem zo stilaan meegevoerd naar de crematoriumsalons, we vergaten kardinalen en pausen en verdoemenis, en murmelden: ‘Lekker warm!’ in tegenstelling met het ‘kille graf’. Om ons hoofd zweefden de heerlijke geuren van duiven in ajuin gebakken, saffraan in seldersoep... En we waren bijna in de stemming om tegen de huissiers van de Kamer te zeggen: ‘Steekt het vuur eens aan in | |
[pagina 243]
| |
de leeszaal!’, om dan maar direct in een stoof te kruipen. En daar komt dan de burgemeester van ‘Herrentals’ met zijn redevoering alles bederven. Zoals Victor Ernest de specialist is van de lijken-keukens, zo is Jan Rombauts de specialist van de grafmakerij. Een uur lang heeft hij me daar de heerlijkheden van het graf en van de lijken bezongen, en de akeligheden van het verbranden in het schrilste licht gesteld. Waar hij die dingen allemaal haalt, weet ik niet. Een mens zag de eerbiedige pieren zó uit de grond kruipen, en het stonk in de Kamer naar verbrand mensenvlees. Jan Rombauts moet zeker veel gelezen hebben over brandstapels. Wat ik zeker weet is, dat geen socialist of liberaal, na die redevoering, er nog zal aan denken zich te laten verbranden, zelfs maar een teen om te proberen. Ze zaten daar allemaal met hun maag onderstboven gekeerd en Jan Rombauts had dan nog een wit dasje voor de gelegenheid aangedaan, juist als de mensen op een erfenis-begrafenis of bij een lijkfeest. De socialist Melckmans trok de zaal uit met de poëtische overweging: ‘Ik moet er godorie van k...’ en hij is die dag niet meer teruggekomen. Jules Van Caeneghem zag wit als een student die te veel Jack-Op gedronken heeft op een lege maag, Heyman zat te transpireren als een boer in een trein zonder WC; de oude Falony - achter Lucie Dujardin, - zat te snuiven en te snuiten, precies of hij Lucies brandende haren al rook. Alleen Fieuillien scheen er een morbied genot in te vinden. Mijnheer de Kerchove d'Exaerde dutte een beetje, | |
[pagina 244]
| |
en toen hij opeens ‘kerkhoven’ hoorde uitspreken, schoot hij wakker en riep: ‘Ja!’ - denkende dat er een stemming bezig wag. Kamiel Huysmans, zo heb ik gehoord, is die avond te biechten gegaan. Het is een akelige vergadering geweest. Jan Rombauts heeft de mensen allemaal ziek gemaakt en zolang hij in de Kamer zetelt, zal er nooit nog spraak zijn van lijkverbranding, hoop ik. Het schoonst van al, ze hebben dan nog allemaal in de handen geklapt en ‘très bien’ geroepen, toen 't gedaan was. Natuurlijk heeft ook Fieuillien nog een redevoering moeten doen. Zoals een kip iedere dag één ei legt, zo doet Fieuillien elke dag twee redevoeringen. Maar ik had de indruk, dat hij de kamerleden nog meer degouteerde dan Jan Rombauts, hoewel in een andere zin. Professor Victor Delille, doctor honoris causa van de universiteit van Maldegem, heeft verklaard, dat de brouwer van zijn dorp bier maakt van het water van het kerkhof, en dat de mensen van Maldegem daar zo goed zat van worden als van het bier van Wielemans-Ceuppens, zoals lijkverbranding bijgevolg niet nodig is. Iedereen geloofde hem. |
|