Toen De Witte werd verfilmd en andere verhalen
(1977)–Ernest Claes– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
XII. Veel beloven en weinig geven...Ga naar eindnoot(25)Mijnheer Jaspar is ontevreden, de katholieke Vlamingen zijn ontevreden, de nationalisten zijn ontevreden, de Walen zijn ontevreden, de liberale id. - alleman is malcontent. De Vlaamse kwestie ligt als een molensteen op de parlementaire magen. Ze kauwen en herkauwen het, zonder te kunnen verteren, het gaat er niet door. Daar komt een maagzweer van, kolieken, galsteen of niersteen. Ze komen binnen met ontevreden gezichten, gaan op hun plaats zitten met een lam gebaar, als iemand die zich met tegenzin aan zijn noodlot onderwerpt, ze fluisteren zonder te lachen, ze vertellen geen moppen meer, ze groeten de ministers met tegenzin, ze verdommen het stieltje... Allemaal de Vlaamse kwestie. Zelfs dat onverstoorbare, goedmoedige, welgedane, ‘jouissante’ gezicht van Brusselmans, waarop in alle openhartigheid te lezen staat, dat er op deze aarde en in dit kortstondig tranendal geen goede dingen zijn, waar hij niet op tijd en stond van genieten wil, dat gezicht hetwelk u onmiddellijk geruststelt over de toekomst van het Vlaamse ras en van de Boerenbond, en dat, zoals de fijne geur van brandend biefstuk, een doorlopende uitstraling heeft van goed humeur, - ja, zelfs dat gezicht van Frans Brusselmans vertoont schaduwen. Er lijkt een zeker négligé te komen in zijn kostuums, zijn slobkousen zouden eens naar de stomerij mogen, zijn sigaren schijnen me van mindere kwaliteit dan gewoonlijk... | |
[pagina 236]
| |
Allemaal de Vlaamse kwestie. Frans Van Cauwelaert trok er in een Franse koleire voor een maand vandoor, recht naar Napels en Palermo, naar Capri en Ischia, op gevaar af zijn heerlijke baard te verschroeien aan de vlammen van de Vesuvius, gaf daar veel geld voor uit, kon elk ogenblik als verdacht aangehouden worden door de fascisten, in de bak gedraaid wegens hoogverraad en om Léon Moulin gezelschap te houden, om daarna voor een ‘Tribunal spécial’ zijn onschuld te kunnen verdedigen, - Frans Van Cauwelaert, zeg ik, trok eruit, alleen vanwege de Vlaamse kwestie. Zelfs de zacht in zichzelf opgesloten, eenzame mens die minister Poullet is, wordt nerveus. Bij hem komen ze klagen en hun nood uiteenzetten. Hij luistert, op een der sofa's van de leeszaal, met zijn onmogelijk lange benen overeengeslagen. Hij luistert als naar een oordeel over de Vlaamse kwestie. Sap, die lacht in gewone omstandigheden al zo weinig, en als hij dan eens lacht is hij nog minder te vertrouwen, dan wanneer hij niet lacht. Sap is ontevreden, wordt nerveus, is zijn stem kwijt van puur zijn hart op te vreten. Allemaal vanwege de Vlaamse kwestie. Ward Hermans grinnikt, Vos trekt een Nietzschiaans gezicht, Thomas schijnt plezier te hebben, Staf Declercq laat zijn baard geheimzinnig glimlachen, Meester Butaye kijkt onnozel... allemaal om hetzelfde. Ik spreek niet eens van de Vlaamse ministers, van Heyman, Baels, Van Caeneghem. Voor hen is het nog het ergst van allemaal. Die slapen er niet meer van. En als ze durven zeggen, dat het niet waar | |
[pagina 237]
| |
is, dan... Maar het is een feit, dat een minister altijd de waarheid zegt. Op hun hoofd valt alles. Alleman beweert immers: ‘als zij maar eens wilden!’ Ze willen wel, ja, ze willen zeker, maar... ze zijn de jongsten van de hele bent, ze bekleden geen van de drie een absoluut overheersende plaats in hun partij, eenvoudig omdat daar nog veel andere en waardiger personaliteiten zetelen, als Poullet, Renkin, Van Cauwelaert, Carton de Wiart, etc. Ze houden aan het werk, dat ze als minister konden ondernemen, Van Caeneghem met zijn kanalen, dijken en bruggen; Heyman met zijn sociale wetten; Baels met zijn landbouwhervormingen, werk dat zij zelf grotendeels gecreëerd hebben, ze zijn niet het soort mensen die op tafels slaan, ruzie maken, dreigen... Met ontslag? En dan? Dan neemt Jaspar doodgewoon een plaatsvervanger. En dubbel voelen zij die atmosfeer van ontevredenheid, omdat ze weten, dat heel Vlaanderen hen in de eerste plaats beschuldigt.
Moesten er dit jaar in Vlaanderen verkiezingen plaatshebben, dan zaten er niet tien Vlaams-Nationalisten in de Kamer, maar vijfentwintig... Dat kan je overal horen, tegenwoordig, in Limburg als in West-Vlaanderen, te Antwerpen als te Brussel en Gent, bij alle katholieke Vlamingen. Dat weet iedereen in Vlaanderen en dat weten vooral onze katholieke Vlaamse volksvertegenwoordigers, wier positie elke dag moeilijker wordt. Niet dat de Vlamingen opeens allemaal nationalist of federalist worden, niet dat ze het programma | |
[pagina 238]
| |
of de gedachten van de nationalisten opeens tot de hunne hebben gemaakt, volstrekt niet. Maar het zou een verkiezing zijn van ontevredenheid, van verbittering, waaraan ze uiting willen geven. Net zoals de verkiezing van Dr. Borms te Antwerpen niets anders was dan een uiting van verbittering tegen Brussel en de regering. Het programma van de nationalisten, het federalisme, het grootneerlandisme, heeft daar weinig mee te maken. Overtuigde katholieke Vlamingen, die nooit een nationalistische krant lezen, die nooit op een frontersvergadering aanwezig waren, die nooit enige betrekking onderhielden met de leiders van het nationalisme, stemmen zonder aarzelen voor de Vlaamse extremisten. Die Vlaamse kiezers zijn dom, je kan zeggen dat het niet zo erg is, zeg al wat je maar wil, maar het is zo. Punt. En alle verstandige raadgevingen, zelfs van het hoogste gezag, veranderen daar niets aan, zolang de toestanden op taalgebied blijven zoals ze zijn. Dat men niet probere, de Vlamingen met halve of driekwart oplossingen gerust te stellen. Daarvoor is het te laat. Een driekwart oplossing zou misschien vier of vijf jaar geleden bevrediging gebracht hebben. Nu niet meer. Nu zou dit de toestanden nog verscherpen. Zo staan de zaken. Zo is het nu gesteld in het land en ook in het Parlement. De ontevredenheid is gegroeid tot een geweldige crisis. Onze katholieke Vlaamse volksvertegenwoordigers weten dat allemaal zeer goed. Maar het gaat niet op, hen daarvoor verantwoordelijk te stellen en hen ervan te beschuldigen dat ze niets doen, hen lamlendigheid te verwijten. Ze houden niet op, het aan de regeringspersonaliteiten te zeggen. Ze weten het beter, | |
[pagina 239]
| |
dan eender wie. Maar zo min als Baels, Heyman en Van Caeneghem alleen meester zijn in de regering, zo min als de fronters zelf de meerderheid vormen in de Kamer, evenmin maken de katholieke Vlaamse volksvertegenwoordigers de meerderheid uit in de twee regeringspartijen, zelfs niet in hun eigen partij, denk ik. Zeggen, dat ze meer zouden kunnen doen, - akkoord. Ze zouden heel wat meer kunnen doen om de regering tot een verstandiger politiek te brengen. Maar of dat lukken zou? Ze vormen een meerderheid met de liberalen. En er is in de Kamer altijd een andere meerderheid mogelijk. Waar staan we dan? Overigens, hetzelfde zou men kunnen zeggen van de Vlaams-Nationalisten. Of moeten wij erop wijzen, dat ze door een deel van hun volgelingen voor lamzakken uitgescholden worden, op het kantje af verkocht ‘aan de Belgique’? Werd een van hun gekozenen niet gescholden voor ‘Belgicist’? De schuld ligt in de eerste plaats bij de heer Jaspar, met zijn dwaze beloften, het taalvraagstuk geheel op te lossen vóór 1930, een belofte, die hij nu tracht te verdoezelen. De schuld ligt ook bij de Brusselse liberalen, die halsstarrig weigeren aan Vlaanderen zijn volle recht te schenken. Nu zijn er nog vijftig procent van de nationalistische kiezers terug te winnen, binnen een jaar is dat te laat. Nu zijn vijftig procent van de nationalisten niet anti-Belgisch, niet tegen de dynastie, - binnen enkele jaren zijn ze dat wel. De dingen keren snel in de sfeer die nu in Vlaanderen heerst. Men denke aan Spanje, aan Catalonië. |
|