Toen De Witte werd verfilmd en andere verhalen
(1977)–Ernest Claes– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Politieke en andere figuren en figuranten | |
[pagina 155]
| |
Brussel, 9 februari 1924Ga naar eindnoot(12)President Wilson is gestorven. Ik denk dat, zoals ik hier in mijn kamertje langs de stille straat, over heel de grote treurige wereld duizenden en nog duizenden bij dit nieuws een ogenblik in zichzelf zijn gekeerd, een ogenblik de krant met het doodsbericht hebben neergelegd, en nagedacht... Het was mij op dat ogenblik of er ergens, heel ver, een klok luidde waarvan de kalme klank door de stilte werd aangedragen en wegstierf in mijn hart. Zo hebben we niet gedacht en gekeken bij het overlijden van andere grote staatslieden. Aan de naam Wilson was iets verbonden van edeler betekenis, van hogere zedelijke waarde, dan wat wij gewend zijn te zien bij degenen die aan het hoofd staan van de staten en het lot van de volkeren in handen hebben. In de geweldigste ontzetting, de ziedende mensenhaat, die de oude landen van Europa heeft geschokt, verscheen opeens ‘that man Wilson’. Als een raadsel stond hij daar voor het verbaasde en zedelijk ontredderde Europa, voor de ontwrichte wereld. Een groot enigma, dat van over de oceaan oprees tegen de rode brandluchten, als een bedreiging of een zegening. Niemand begreep hem. Niemand wilde hem begrijpen. Want de harten waren versteend en de bons van het kanon had de oren verdoofd. Heel kalm bleef de man van het Witte Huis en | |
[pagina 156]
| |
hij sprak over vrede. Hij bood zijn bemiddeling aan, die geweigerd werd. Hij waarschuwde Wilhelm II een eerste maal, en het was of er niets gebeurd was. Een tweede, een derde, een vierde nota volgden, maar geen mens die zich daar iets van aantrok. Op de muren van Parijs en Berlijn hingen spotprenten, waarop President Wilson werd voorgesteld, spelend op een schuiftrompet en daaronder: ‘La cent-millième note du Président Wilson’. Geen mens geloofde in hem. De Duitse generaals trokken minachtend de schouders op. Van die dromer, ginds in Amerika, was niets te vrezen. Die had nog van die naïeve illusies, waar Ludendorff en de Kroonprins allang overheen waren. Te Parijs en te Rome hadden ze bijna de hoop opgegeven, ooit iets meer te zullen krijgen uit Amerika dan platonische betuigingen van vriendschap en waardering. Ze werden bitter tegen Wilson, met al de bitterheid van hun harde strijd. Al hun diplomatische behendigheid bracht hen geen stap verder. Maar de man met de nota's was logisch. Hij zond een laatste vredesboodschap naar alle oorlogvoerende landen, hij ontving van de geallieerden de verzekering, dat zij hun recht wilden, niets anders, - en toen het brutale antwoord van Duitsland hem op 31 januari 1917 bereikte, verklaarde Wilson Duitsland de oorlog. Toen deed die kalme man iets, wat niemand van hem had verwacht: hij vroeg aan zijn land een dictatoriale macht, om alle krachten van de Verenigde Staten in de schaal te kunnen werpen. Hij | |
[pagina 157]
| |
was even hardnekkig en logisch als president van een oorlogvoerende mogendheid, dan hij geweest was als vredesapostel. Als een lawine kwam het geweld van Wilson op Duitsland neer. De vijand werd verslagen en Wilson kwam naar Europa. Zijn aankomst was een triomf, - zijn werk erna was een vergissing. Een vergissing, ofwel van zijn kant, ofwel van de zijde der geallieerde staatshoofden. Want Wilson kwam om de vrede onder de volkeren te stichten en hij stond tegenover mensen, die zegden: ‘De schuldige moet zijn schuld betalen!’ Tussen die twee opvattingen lag een hemelsbreed verschil. Zij hebben hem niet begrepen, en hij begreep hen niet. Tussen Woodrow Wilson en George Clemenceau, Lloyd George, Briand, Orlando, lag iets dat meer is dan een wereld: lag het eeuwenoude Europa met zijn bloedige geschiedenis. Wat is er gebeurd in de geesten van de geallieerde staatslieden, dat zij beginselen en grondslagen hebben aanvaard van die logisch doordenkende theoreticus, om daarop het oude gebouw van Europa weer recht te trekken, het gebouw, dat op geen andere dan traditionele, reële grondvesten rusten kan? Was zijn invloed dan zo groot? Waren er andere elementen in het spel? En hebben zij al of niet geloofd in zijn Volkenbond? Wilson had het geloof! Er waren in hem geen geheimen. Alleen begreep hij niet, dat in Europa alle waterstromen hun vaste bedding hebben, sedert duizend jaar, ook de stroom van de tijd en | |
[pagina 158]
| |
van de volkeren, en dat men die stromen niet buiten hun oude bedding leidt, zonder heel het land onder het water te doen vergaan.
Wilson en België! Hij kwam naar Brussel, na de wapenstilstand, hij werd er ontvangen als een god en in het Parlement sprak hij tot de koning, tot ministers, senatoren en volksvertegenwoordigers, tot alle eminente persoonlijkheden van ons land. Ik zou niet meer kunnen zeggen waarover hij toen gesproken heeft. Geen woord heb ik ervan onthouden. Ik weet enkel nog dat hij sprak over vrede. Maar voor mijn ogen zal mijn hele leven lang het beeld staan van ‘that man’: die magere, sterke kop, die hard gesloten lippen en die stroeve trek om zijn kin. Zijn witte slanke hand deed nu en dan een licht gebaar en de stem was niet die van een groot redenaar, maar van iemand, die iets te zeggen had, iets zeggen wilde, dat wààr was. Heel de wereld, met al zijn miljoenen mensen, schenen me op dat ogenblik te luisteren en hoorden de klank van zijn woorden. Zonder Wilson waren miljoenen mensen in België tijdens de Duitse bezetting van honger omgekomen. Wilson en België! Toen de machtigen van Europa hun schouders ophaalden en niet geloofden in Wilson, - toen hebben wij in hem geloofd, wij, de soldaten van de IJzer. ... Het was op een dag als alle andere dagen, in slijk en water met de stank van omliggende verrotting, tussen doden en gewonden. De kranten- | |
[pagina 159]
| |
jongen van het bataljon kwam aangedraafd, in de ene hand ons dagelijks krantje dat zogezegd de geest van de piotten moest vrijwaren van totale afstomping en de andere hand stak hij uit voor de centen: ‘Amerika doet met ons mee!’ hijgde hij. Denk maar niet, dat dit enig effect maakte. Wij hadden al zovele van die ‘blijde’ geruchten vernomen, zonder dat er iets veranderd was aan het slijk en het water, aan het kermen van gewonden, aan de kruisen op de kerkhoven, dat het ons zelfs volslagen onverschillig zou gelaten hebben, hadden we vernomen dat de helft van de wereld in de wolken verdwenen was. Wij keken in ons gecensureerd frontkrantje en zagen, dat Amerika niet mee deed. Het gaf enkel de tekst van Wilsons vredesboodschap. En omdat we niets anders te lezen hadden, lazen we dat maar. Over het Vlaamse front, in alle loopgraven, was het die dag stiller. Wij waren die dag uit de verbeestende afstomping weggerukt, het geweer woog zwaarder in onze arm, er was een stille zucht hier en daar. De piotten peinsden... En om piotten aan het denken te krijgen, moesten er gewichtige dingen gebeuren. Het was of ze in de nacht een zon hadden gezien. Er was dus in die hondsdolle wereld toch één mens, die nog aan menselijkheid geloofde, aan vrede, aan liefde! Er was dus nog iets goeds, iets zuivers, iets lichts in de wereld! Het duurde niet lang. Piotten die nadachten, waren gevaarlijk. Een aanvalletje hier, een patrouille langs ginder, een raid naar Diksmuide toe, - de soldaten moesten bezig gehouden worden. Maar dat ogenblik vergeet ik nooit. En toen ik | |
[pagina 160]
| |
later in de krant het bericht las van Wilsons dood, heb ik daar weer aan gedacht, en misschien al mijn kameraden van de IJzer.
Wilson en de Vrede! Een groot staatsman heeft gezegd: ‘Wij hebben de oorlog gewonnen, maar wij hebben de vrede verloren.’ Grote staatslieden vinden altijd van die mooie woorden en zinnen, bij gebrek aan iets anders. De Vrede, zoals Wilson die wenste, hebben de geallieerden niet gewild. Wat kende die methodist, die koster, van wat Europa nodig had! Wij hebben onze eigen vrede willen maken en die hebben wij inderdaad verloren. Wat zou het geweest zijn met de vrede van Woodrow Wilson? Hij is gestorven. Heeft hij in zijn laatste uur de visie gehad van het arme Europa, dat vocht tegen de dood, dat het beter wist dan hij? Heeft hij de wrange weemoed gevoeld van zijn onbegrepen idealen, van zijn mislukking? Als ik mijn hoofd laat rusten op mijn hand en heenblik over de grenzen van mijn land, luister naar de dreigende stemmen die op alle winden komen aangedreven, dan zie ik tegen de vale gezichtseinder de magere, scherpe figuur van Woodrow Wilson, met iets in zijn blik van de goddelijke dweper, en dan hoor ik die vaste, warme stem weer, die zegt: Vrede! |
|