nazi-mannen binnengestapt, lopen van boven tot onder door de eetzaal, zonder iemand te groeten, kijken iedereen scherp aan, uit de hoogte, eenvoudig onbeschoft voor de vreemdelingen die daar aan tafel zitten, en trekken op dezelfde wijze weer de straat op. We hebben ze verstomd nageblikt.
We vernemen daarna, dat het hotel niet als zuiver-Arisch staat genoteerd, en dat de politiek van tijd tot tijd komt controleren of er niemand van de partij is binnengegaan.
Het is mij onaangenaam, wanneer ik met mijn vrienden aan een tafel in een restaurant zit, dat een onderofficier - (hij moge Belg, of Fransman, of Duitser zijn) - mij en mijn tafelgenoten scherp komt bekijken om te zien wat er, als ras, op mijn gezicht geschreven staat. Dat kwetst mij. Als ik vijandige gevoelens koester tegenover een land, dan blijf ik er weg. Verdachte vreemdelingen zijn op andere manieren te controleren.
Als ik in een hotel, dat in de kranten van mijn land advertenties plaatst voor het aantrekken van vreemdelingen, bij het binnentreden op een plakkaat bots dat dreigend meldt: ‘Zo en zo soort mensen worden hier niet toegelaten,’ dan erger ik mij daarover terecht, en dan zou men er dit ook moeten bijvoegen in voornoemde advertenties.
Straatpolitie, tolbeambten, museumbewakers, zijn in Duitsland zeer beleefde, vriendelijke en hulpvaardige mensen, dat kan men in iedere stad ondervinden. De overdreven ijverige hotelbazen zouden aan hen een lesje mogen nemen. Kleinigheidjes, ja, maar het dagelijks leven bestaat uit kleinigheidjes.