Svend de padvinder
(1911)–Walter Christmas– Auteursrecht onbekend
[pagina 190]
| |
Tiende Hoofdstuk.
| |
[pagina 191]
| |
tot zonsondergang, verzamelden de vrijwillige schutters zich bij 't hoofdkwartier van 't verdedigingsdistrict, om daar schietoefeningen te houden, zich te oefenen in snelvuur over 't terrein naar 't strand toe, loopgraven te maken of kleine verschansingen op te werpen tot dekking onder 't schieten. Dikwijls ook rukten de militairen uit om zich in 't samenwerken met de vrijwillige schutterskorpsen te oefenen. Op een afstand van duizend meter van elkaar af, waren telephoonpalen opgericht op de beste uitkijkposten langs 't strand. Heel Funen was door 't telephoon-net omspannen. Buitendien waren er in alle hoofdkwartieren masten opgezet voor draadlooze telegraphie. 't Was zoodoende mogelijk om een onafgebroken verbinding, langs de geheele kust, levendig te houden. Seinen met groote vlaggen overdag en met vuurpijlen in den nacht waarschuwden, als er gevaar was, en bepaalden de plaats van samenkomst. ‘Een slapende man behaalt geene overwinning,’ zegt een oud spreekwoord, en dat hadden de bewoners van Funen zich blijkbaar in 't oor geknoopt. Ieder uur, gedurende dag en nacht, werden de schildwachten bij 't telephoonstation afgelost; niemand had tijd om in slaap te vallen, vooral niet omdat de wacht de gewoonte had, om elkaar ieder nieuwtje mede te deelen, dat per telegraaf of op andere manier de verschillende hoofdkwartieren bereikte. Zooals natuurlijk was, werd de Otter-patrouille 't eerst gewapend. Svend en zijn zes kameraden deden hun padvindersstok, en hun padvinderskenteeken weg, | |
[pagina 192]
| |
en kregen daarvoor een marine-karabijn, patroontasch en een korte sabel in de plaats. Daar de jongens gaarne samen wilden blijven, zelfs al waren ze nu onder de vrijwilligers ingeschreven, besliste kapitein Mikkelsen, dat de zeven kameraden den wachtdienst zouden waarnemen bij denzelfden telephoonpost, en, daar er op dat gedeelte van de kust geen betere uitkijkplaats te vinden was dan 't kraaien-nest, werden de telephoondraden naar den top van den eik getrokken, en daar waren de jongens om beurten op den uitkijk. De tent op 't grasveld van Skreprup verhuisde naar de boschwachterswoning, die nu hun hoofdkwartier werd. Plurre verhuisde mee. Buitendien stelde boer Jumme den kleinen wagen en de twee IJslanders ter beschikking van de patrouille - dan hadden ze den trein in orde voor 't transport van kleine tenten, proviand en munitie, als er uitgerukt moest worden. Voor 't overige gingen de dagen voorbij met schietoefeningen op de nieuwe banen bij den bocht van Holckenhagen. Klaus Dörre en twee boscharbeiders hadden de toestemming van den baron verkregen om zich als vrijwilligers te melden; 't zag er in 't vroeger zoo vreedzame boschwachtershuis oorlogzuchtig uit. Laurine liep in 't rond en schudde met bange voorgevoelens 't hoofd; ze droomde van vreeselijke bloedbaden en bloeddorstige Duitschers met helmen op 't hoofd. Maar voor Martha was 't een tijd vol aangename spanning en voortdurende werkzaamheid: al dat geschiet, al die patrouilles van militairen en vrijwillige schutters, die dagelijks voorbijkwamen, de | |
[pagina 193]
| |
padvinderspost daarboven in 't kraaien-nest, de vele geruchten en interessante nieuwtjes, waar de couranten vol van waren, en dan 't groote moment, als de heele divisie op Holckenhagen verzameld was, en de wagen werd aangespannen met een van de jongens als koetsier, en kleine zus op de bank met de mand vol eetwaren op schoot - - 't was prachtig! Kluns en Knalle draafden den weg op tot midden in 't kamp tusschen al die gebruinde schutters - - dat was 't genoegelijkste van alles, vooral als Sören Floep er bij was. En dan onder 't rusten aan 't einde van den dag als 't meegebrachte avondeten genuttigd werd, en als de pijpen daarna werden aangestoken, dan las de rentmeester de laatste Ritzau-telegrammen voor. Met iederen dag werd de spanning tusschen Duitschland en Engeland grooter; groote eskaders kruisten reeds langs de Engelsche kust, aan den ingang van 't Kanaal of aan den mond van de Elbe. Geweldige legerkorpsen werden aan de Duitsche grenzen samengetrokken. Een legerafdeeling van 50.000 man stond reeds bij Flensborg ; bij Kiel, Warnemünde en Stettin werden transportvloten verzameld. 't Kielerkanaal werd dag en nacht bewaakt; de Duitschers waren bang, dat de Engelschen 't kanaal zouden vernielen door dynamiet. Daarentegen arresteerde de Engelsche politie Duitsche spionnen. 's Nachts zweefden luchtschippers en aëroplanen over de zee en langs de kusten om, al was 't maar iets, van de vijandelijke oorlogsvoorbereidselen gewaar te worden. | |
[pagina 194]
| |
Heel Skandinavië wapende zich, Denemarken niet te vergeten. Kopenhagen geleek een mierenhoop. 30.000 vrijwillige mannen en jongens werden verdeeld over 't geheele vestingterrein te zamen met 5000 man troepen. Studenten en klerken, arbeiders, kunstenaars en beambten, ja zelfs de grootste bedelaars en proletariërs stelden zich onder de vaandels. 't Leger, klaar tot 't gevecht, lag in vier groote veldkampen op Seeland, de vloot werd gemobiliseerd, en lag met stoom op, op de reê. Een kleiner eskader werd in de kleinere vaarwaters gestationneerd met Vordingborg als basis; en daarbij hadden de twee torpedobooten en onderzeebooten van Slipshaven zich aangesloten. Maar tegelijkertijd hield een machtig Duitsch eskader zich onder stoom in 't vaarwater van Kiel en in de groote Belt, terwijl een ander de kleine Belt en de Jutlandsche kust tot aan Aarhus bedreigde. Zelfs de bedaarde Jutlanders geraakten in krijgsstemming. Verontrust door de Duitsche oorlogschepen langs hunne Oostelijke kust, en door 't leger bij Flensborg, had de vrijwillige verdediging van 't schiereiland met groote energie de gemoederen opgezweept. Evenals op Funen waren er hoofdkwartieren opgericht, waar de vrijwilligers in groot aantal naar toe stroomden. Het schutterskorps had recruten aangeworven; men berekende, dat 35.000 man, - militaire- en vrijwillige schutters - voor 't einde van de volgende week gereed zouden staan om naar 't Zuiden op te rukken, en de grenzen te bezetten, als die bedreigd werden. | |
[pagina 195]
| |
Zoo was de toestand in groote trekken, en de kritieke dag brak aan. Het was de 29e Juli, en de lucht was als geladen met electriciteit. Donderwolken trokken dwars over Funen. Ze zweefden laag over bosschen en heuvels, zwart en met scherpe kanten, om zich dan plotseling van hun inhoud van witte knetterende bliksemstralen en bulderende donderslagen te ontlasten over de bijna gerijpte, goudgele korenvelden en groene weilanden. Binnen in de tent, onder de beukeboomen bij de boschwachterswoning, waren de Otters verzameld - uitgenomen Jens Frederik, die de wacht had in 't kraaiennest. Christiaan was uit de stad komen fietsen met de ochtendbladen en een handvol bulletins. Zittend op een patroonkist las hij, met een luide en opgewonden stem, het hoofdartikel voor; het voorspelde het uitbreken van den oorlog vóór het ondergaan der zon. Svend en Otto poetsten de karabijnen, en vetten den loop in; de andere kameraden lagen in hunne staande kooien langs den wand, en luisterden met belangstelling. De regen kwam, zwaar als trommelslagen, neer op het dak van de tent. Daar vloog Plurre plotseling op en stormde blaffend naar den ingang; Martha sprong binnen met haar rokken over haar hoofd, om zich voor den regen te beschutten. Ze stond een oogenblik buiten adem, midden tusschen de vrienden in, en riep toen: ‘Hij is verklaard! - De oorlog is uitgebroken! - De Engelschen hebben een Duitsch pantserschip in den grond geboord!’ | |
[pagina 196]
| |
Toen ging ze doodaf zitten, terwijl de Otters tegelijkertijd opsprongen. ‘Van wie heb je dat gehoord?’ vroeg Svend. ‘Van Oom Piet. Hij kwam nu juist op zijn motorfiets van Svendborg.’ ‘Zoo, nou gaan we an 't vechten!’ verklaarde Sören en greep zijn karabijn, alsof hij oogenblikkelijk naar buiten wilde om Duitschers dood te schieten. De anderen stonden zwijgend te kijken, en Martha voegde er nog buiten adem aan toe: ‘Als 't niet voor 't onweer was geweest, dan zou 't al een uur geleden op heel Funen bekend zijn geweest; maar al de telephoondraden zijn afgebroken.’ ‘We gaan naar huis om te hooren - kom mee, allemaal!’ riep Svend en door den stortregen zwermde de heele troep de boschwachterswoning binnen. En jawel, daar zat wezenlijk luitenant Piet Stub met een dampenden kop koffie voor zich. Zijn kletsnatten hoed en jas had hij in de keuken bij de kachel gehangen. Bij de Bornholmer-klok stond, wijdbeens, Klaus Dörre, terwijl hij met een bedenkelijk gezicht zijn pijp rookte; Laurine was op een stoel neergezonken, terwijl angst en zorg zich op haar gezicht afteekenden. ‘Ja, jongens, 't is waar,’ zei Stub. ‘Nu gaat 't er op los; onze lieve Heer sta ons allemaal bij!’ ‘Zijn er telegrammen uit Kopenhagen?’ vroeg Halfdan, ‘of waar hebt u 't gehoord, m'nheer Stub?’ ‘Aan 't draadlooze telegraafstation bij de Hesbjerghoeve. 't Is waarschijnlijk al gisteravond laat ge- | |
[pagina 197]
| |
beurd, en met zonsopgang was 't eerste gevecht tusschen een Duitsch pantserschip en drie Engelsche. De Duitscher werd in den grond geboord, de ketels sprongen, en 't schip zonk met man en muis - er moeten 600 aan boord zijn geweest - een paar kilometer ten Westen van Helgoland. Ja, ja, maar nu moet ik verder,’ voegde hij er aan toe, terwijl hij van zijn stoel opstond, ‘en zien, dat ik voor de volgende bui naar Svendborg kom. Wel bedankt voor de koffie, Laurine!’ De regen had opgehouden, en de zon scheen weer. Gotlieb klauterde naar boven in den eik om Jens Frederik af te lossen, Svend en Christiaan gingen met hem mee. Nu moesten ze zoo gauw mogelijk probeeren, om een van de hoofdstations te pakken, en 't nieuws van 't uitbreken van den oorlog bevestigd te krijgen. - - ‘Hallo! hallo! - - wie is dat? - station de Dyrehave-hoeve? Dit is 't kraaiennest - - Hebt u wat van den oorlog gehoord?’ 't Was Christiaan, die telephoneerde. - - ‘Dus dan is 't waar?’ hij wendde zich tot de anderen: ‘Ja, 't is waar! - Hallo!’ daar was weer iemand, die sprak. ‘Of 't Holckenhagen is? neê, 't is 't kraaiennest. - Is 't Skovboeshuse? Kruising op de leiding? Wat is er aan den gang?’ Christiaan luisterde met alle aandacht. - ‘Een vliegmachine? - Een spion? - 't Juelsbergsche bosch? Ja, ik zal 't rapporteeren.’ Toen belde hij af. ‘'t Is eene Duitsche vliegmachine, die ze van 't bosch- | |
[pagina 198]
| |
huis geobserveerd hebben. Die is achter de Juelsbergsche bosschen neergedaald. Wat zullen we doen?’ Christiaan keek opgewonden naar Svend. ‘Ze gelooven, dat er iets niet in orde is met 't toestel, zoodat 't niet vliegen kan op 't oogenblik.’ Svend rekende uit - 't was een goede 5 kilometer naar Juelsberg - hier moest haastig gehandeld worden: ‘Da's juist iets voor ons Otters,’ verklaarde hij ‘Jij neemt de wacht, Gotlieb, wij moeten vliegensvlug weg.’ Hij klom naar beneden, Christiaan en Jens Frederik achter hem aan. Spoedig daarop fietsten de zes kameraden den weg op, de karabijnen langs de dwarsstang vastgemaakt. Wat ze eigenlijk wilden ondememen, was Svend niet recht duidelijk; maar, als er wezenlijk een spion in 't vaarwater was, en zijn aëroplaan was defect, dan zou de vijand gepakt worden. Basta!
In minder dan tien minuten joegen de jongens voorbij Holckenhagen, en toen ging 't in vliegende vaart door Nyborg en den Kertemindenschen weg op. Skovboeshuse is een klein dorpje aan de Noordkust van Nyborg; iets verder 't land in ligt 't landgoed Juelsberg, en ten Zuiden hiervan strekken zich twee bosschen uit, met weiland er tusschen. Toen de padvinders aan 't eerste bosch gekomen waren, sprongen ze van hunne fietsen af. Svend liet de troep zich verspreiden over een paar kilometers en gaf bevel om naar 't Oosten te sluipen, totdat de boschrand bereikt was. | |
[pagina 199]
| |
Een oogenblik later verborgen struiken en boomen de Otters voor elkaar. Svend zelf ging langs een diepen greppel en bereikte 't open weiland, waar de koeien van Juelsberg gebonden stonden in lange rijenGa naar voetnoot1). Langs 't oostelijke einde van 't weiland markeerde een levende heg hare door bloemen versierde en gekleurde lijnen en daarachter golfde een goudgeel, bijna rijp korenveld. Svend keek uit over land en heg, en zou juist 't sein geven om de kameraden te verzamelen, toen hij Halfdan ontdekte, in den top van een hoogen populierboom. Halfdan wenkte opgewonden, Svend ijlde er heen en klom naar boven. Toen kreeg hij ten laatste den vijand in 't oog. Aan den buitenkant van het korenveld, midden in de platgetrapte halmen, lag iets, dat op een reuzenvogelskelet geleek, met een rond hoofd, dat naar boven stak. Een man in hemdsmouwen was ijverig bezig met 't repareeren van dit hoofd, dat oogenschijnlijk de topschroef van de machine was; een eindje van hem af stond de veehoeder van 't landgoed met opengesperde oogen hem aan te gapen. IJlings klommen de jongens naar beneden, Svend gaf 't verzamelingssein en maakte zijn karabijn van zijn fiets los; en toen ging het, haast je, repje, dwars over weiland en hekken. | |
[pagina 200]
| |
De jongens kwamen geen seconde te vroeg. Op 't zelfde oogenblik, dat ze den aëroplaan bereikten, zat de man in zijn stoel en liet den motor snorren. Met een sprong lichtte de machine zich in de lucht op, maar verder kwam zij niet, want Sören Floep nam tegelijkertijd een sprong, en 't gelukte hem, met de eene hand de grondveer te pakken. Op die extra 80 kilogram was 't toestel niet ingericht; 't kletste weer op den grond neer, zoo dat 't kraakte in de veeren en de vleugels. ‘Was der Teufel!’ vloekte de vliegenier en sprong er uit. ‘Sie sind arrestiert!’ verklaarde Svend en mikte op hem met zijn karabijn. ‘Hände auf!’ Maar de Duitscher gaf geen zier om Svend en zijn schietwapens. Hij vloog met gebalde vuisten op Sören los, maar daar kwam hij aan 't verkeerde kantoor. Floep retireerde een paar passen, en liet den vijand op hem losstormen, toen boog hij behendig zijn zwaar lichaam heelemaal tot op den grond, greep den man om beide enkels, en liet hem vallen, met 't hoofd naar beneden en zijne twee beenen loodrecht de lucht in; zóó hevig was deze hals-over-kopsche buiteling, dat hij bewusteloos bleef liggen, zonder een lid te verroeren. Zoo gauw als een aap had Halfdan zijn bowiemes getrokken, en een van de zeiltouwen van de machine afgesneden, en toen de ongelukkige luchtschipper weer tot zichzelf kwam, bevond hij zich zittend tegen 't hek, zijn handen op den rug gebonden. | |
[pagina t.o. 200]
| |
Floep retireerde een paar stap, en liet den vijand op hem losstormen.
Christmas. Padvinder.]
[Blz. 200. | |
[pagina 201]
| |
De burgemeester kwam juist over de markt in Nyborg met den commandant van 't garnizoen, druk sprekend over de kansen van eene spoedige botsing tusschen het Deensche eskader en de Duitsche oorlogsschepen, die in de groote Belt rondzwierven, toen hij een hoogst ongewoon gezoem van menschenstemmen hoorde, en 't geschuifel van vele voeten. In de hoofdstraat was eene geweldige volksmassa bijeen, en in 't midden daar van werd een wonderlijk voorwerp zichtbaar. De burgemeester en de kolonel bleven staan, stom van verbazing, toen ze de bijzonderheden van dezen merkwaardigen optocht gewaar werden. Vooraan marcheerde Svend de Padvinder met de karabijn over den schouder, toen kwam 't luchtschip, dat vastgesjord was op vier fietsen en getrokken werd door de vijf kameraden; boven in den stoel zat een man, blootshoofds, de armen op zijn rug gebonden, en paarsrood in zijn gezicht van woede. Svend hield stil voor de hoofdwacht, en stelde zich groetend voor de twee autoriteiten der stad: ‘Ik meld aan m'nheer den burgemeester en m'nheer den kolonel, dat we een Duitschen spion gevangen hebben achter 't Juelsbergsche bosch. - Daar zit hij.’ ‘Wel heb ik van m'n leven....!’ begon de officier. ‘Ja maar Svend, hoe weet je nu dat de man een spion is?’ vroeg de burgemeester. ‘Dat wist ik ook niet voor we hem gevangen had- | |
[pagina 202]
| |
den. Maar hier is zijn zakportefeuille, zijn photographietoestel, en een heele hoop kaarten. Hij is op 't grootste gedeelte van Funen geweest en heeft al de hoofdkwartieren en telephoonleidingen opgeteekend; de zakportefeuille is vol met aanteekeningen over de vrijwillige schutters en die soort dingen. - - Hij is een spion, daar ben ik zeker van!’ Zeker was hij een spion. Een half uur later zat de Duitscher in arrest, deur aan deur met Jakob Mule en Simon Roodbaard, en den volgenden morgen werd hij onder veilige bewaking naar Kopenhagen getransporteerd. Maar de vliegmachine werd naar Holckenhagen gebracht, en die deed veel nut in den volgenden tijd. |
|