| |
| |
| |
Elfde Hoofdstuk.
De Slag bij den Koningsheuvel.
't Was op den dag na de spionvangst. De hitte kwam van een blauwen hemel zonder wolken naar beneden, en lag als een sidderende warmtesluier over land en wei. Een schitterend zonlicht wierp zijn onbarmhartig verblindenden glans over zee en golf, glinsterend op ieder blad en iedere grashalm, die met dauw bedekt was, en zware gouden stralen strooiend over de vele schooven van 't korenveld.
Boer Jummes zat op den roodgeverfden ijzeren bok van zijn maai-machine, en stuurde op eene bezadigde manier zijn span paarden langs den kant van zijn korenveld. De gele maai-vleugels gingen automatisch op en neer, met een klepperend geluid, en legden de afgemaaide halmen in regelmatige rijen op den stoppeligen grond.
Aan 't tegenovergestelde einde werkte de boerenknecht met zijne machine; de paarden lieten hunne hoofden half slapend neerhangen, en sloegen lui met hunne staarten; de vliegen lieten zich door de ontzettende warmte volstrekt niet in hunnen arbeid storen.
| |
| |
Mieke, de meid, een oudachtige melkmeid en vier leden van de Otterpatrouille waren bezig, over den akker verspreid, met 't binden in schooven.
't Was moeilijk om arbeidskrachten te vinden in deze dagen, en 't is de plicht van een padvinder, om te helpen waar hij kan; daarom hielpen Svend en diegene van zijne kameraden, die vrijaf hadden, baas Jummes een handje.
De jongens strekten hunne halzen uit om naar Gotlieb uit te kijken, die naar de boerderij was gegaan om de koffie en boterhammen te halen; ze waren bezweet en moe in hunne lenden van al dat gebuk, en ze hadden honger als wolven. Ah, daar kwam Plurre van achter den muur en achter hem 't wagentje - goddank! De Otters rekten hun rug en ledematen uit en droogden 't zweet van hun voorhoofd - - Schaften om koffie te drinken!
Er was schaduw aan de noordzijde van de heg, op den bodem van den diepen drogen greppel, en daar kampeerden al de arbeidende krachten voor den oogst. Hé dat was heerlijk om met je rug tegen 't zachte groene grastapijt van den greppelkant te leunen, en wat smaakten die dikke hompen brood met kaas en worst verrukkelijk! Maar 't allerbeste moment was toch, als je de aarden kruik voor je mond zette, en de koele drank door de droge keel naar beneden klokte.
‘Heb jullie in de courant gezien, jongens, dat de Engelsche vloot in 't Chineesche vaarwater de Duitschers heeft aangegrepen bij ..... hoe heet 't ook weer, Halfdan?’ vroeg baas Jumme.
| |
| |
‘Kiautschau! - - en ze hebben over de honderd stoombooten meegebracht, alleen in de Middellandsche Zee.’
‘Er was iemand, die zei, dat de Duitschers naar de bocht van Kage wilden zeilen met de transportvloot,’ vertelde de knecht, die rekuulschutter was en zeer veel belang stelde in den oorlog. ‘Maar dan moeten ze toch eerst den oorlog aan Denemarken verklaren, niewaar baas?’
Jumme schudde 't hoofd twijfelend; hij had geluisterd naar de verklaring van kapitein Mikkelsen, dat de Duitschers zonder meer wel aan land konden gaan, maar om de waarheid te zeggen had hij er niets van begrepen.
‘Is er iets?’ riep hij toen. ‘Ik zit hier!’
De altijd naar alcohol riekende brievenbesteller Skaarup kwam namelijk den weg afstrompelen, en niemand kon weten, wat hij in deze tijden in zijn lederen tasch had. Vandaag was 't het districtsblad, en Halfdan was er niet lang over bezig om het uit te spreiden en 't nieuws van 't oorlogstooneel te bestudeeren.
‘O, de geniepige kerels!’ riep de jongen uit. ‘Nou moet je hooren vader, wat ze in 't zin hebben.... juist waar we over spraken!’ En hij las voor van de ‘briefwisseling tusschen de Duitsche regeering en het Deensche ministerie van buitenlandsche zaken’, waaruit 't duidelijk werd, dat de Duitschers in de meest beleefde termen geïnformeerd hadden, welke maatregelen Denemarken genomen had, om zijne neutraliteit te handhaven. Zulk eene handhaving was in 't welbe- | |
| |
grepen belang van de twee landen, ja zelfs een eisch volgens de regels van 't internationale volksrecht. Duitschland wilde gaarne met raad en daad bijstaan, als Denemarken dacht de neutraliteit niet door eigen krachten te kunnen handhaven.
En 't districtsblad voegde er aan toe: ‘dit is waarschijnlijk de fabel van den wolf en 't lam van voren af aan. Nu begint de wolf 't water in de beek al vuil te maken - - hoe lang zal 't duren, voordat 't roofdier tot den aanval overgaat?’
Wel waren boer Jumme, zijn knecht en de padvinders niet zeer ervaren in de intrigues en taal der diplomatie, maar 't was hun oogenblikkelijk duidelijk wat de bedoeling was: Duitschland wilde Denemarken helpen om zijne neutraliteit te handhaven, en dat kon alleen gebeuren, door Deensch land met Duitsche troepen te bezetten, en de Deensche vaarwaters met Duitsche oorlogsschepen. Je zou zien, nu ging 't er op los!
En baas Jumme krabde zich bedenkelijk op 't hoofd:
‘'t Zou een goed ding zijn, als we dat korenveld vandaag nog af konden maken, 't zou anders wel eens kunnen gebeuren dat ik jou, Anton, en de jongens dan niet meer krijgen kon om me te helpen.’
De knecht Anton was van dezelfde opinie, en toen gingen ze allemaal weer aan 't werk op 't gele korenveld.
Dat was de laatste rustige dag. Reeds den volgenden morgen meldden de telegrammen, dat troepen - infanterie, artillerie en cavalerie - in Stettin en Warnemünde ingescheept werden.
| |
| |
Denzelfden avond kwam er een mededeeling van 't ministerie van oorlog, dat het te vreezen was, dat de Duitschers eene poging tot landen in 't werk zouden stellen, en dat zulk een optreden van Duitsche zijde als vredebreuk beschouwd moest worden!
De uitkijk- en seinposten werden verdubbeld; zoowel de troepen als de vrijwillige schutters van heel Funen hielden zich gereed om uit te rukken. Drie vliegmachines werden naar 't Är-eiland en naar de zuidelijkste spits van Langeland gezonden om te observeeren, welken weg de Duitsche transportvloot wilde nemen; maatregelen werden genomen langs de kusten om de vuren te vernietigen, en de vuurschepen, boeien en baken terug te halen, om daardoor den vijand 't varen zoo moeilijk mogelijk te maken.
Twee dagen gingen voorbij; de tweede Augustus begon met geruchten over een hevig gevecht in 't vaarwater tusschen Helgoland en den mond van de Elbe; er werd verteld, dat meer dan tweehonderd groote en kleinere oorlogsschepen, torpedobooten en -jagers aan beide zijden aan 't gevecht deelnamen.
In den vroegen morgen meldde de draadlooze telegraphie, dat twee transportvloten, geëscorteerd door 't eskader van de groote Belt, Stettin en Warnemünde verlaten hadden, en naar 't Noorden stoomden.
Oogenblikkelijk werd het verzamelsein gegeven; van alle gemeenten op Funen stroomden de vrijwillige scharen naar 't hoofdkwartier toe. Op de kampeerplaats bij Holckenhagen stond Mikkelsens korps opgesteld, klaar om zich in beweging te zetten. Langs destraatwegen
| |
| |
rondom 't station Hesselager had Funders korps zich opgesteld.
Juist vóór den middag hoorde men, dat het Deensche eskader van de vaarwaters der kleinere Deensche landen de Duitschers tegemoet was gezeild.
De chef had aan ‘Olfert Fischer’ gevraagd wat het doel van de reis was; het antwoord van den Duitschen admiraal luidde, dat hij verzegelde orders had.
Met korte tusschenpoozen kwamen de vliegende verkenners binnen: de groote vloot zeilde langs Langeland, voortdurend gevolgd door het Deensch eskader.
De spanning was geweldig onder de vrijwillige schutters: zouden de Duitschers bij de Funensche kust ankeren, of zouden ze de koers verder voortzetten - misschien noordelijk van Seeland?
De lucht was zwaar en beneveld; de hemel wit, alsof er een doodskleed over 't gewelf gespannen was.
Van tijd tot tijd hoorde men een veraf, gedempt gebulder - of dat kwam van kanonschoten of van donder was niet uit te maken. Tegen één uur verhief zich een dikke rookwolk over den noordelijken kant van Langeland; 't zag er uit, alsof daar een dorp aan 't branden was, of een groot kasteel. Maarde rookwolk verplaatste zich - dat moest de Duitsche vloot zijn, die naderbij kwam.
Korten tijd daarna zag men eene divisie torpedobooten van Frankeflint wegglijden, toen volgde de transportvloot, aan alle kanten gedekt door torpedobooten, kruisers en torpedojagers - 35 schepen in
| |
| |
't geheel. In twee rijen stuurde de vloot naar Slipshaven, wendde toen naar 't Westen weg van Vresen en het land ten Noorden er van, waarop zij naar 't Zuiden zeilde. Op een paar kilometer afstand van de kust gingen de transportschepen voor anker, in rijen van 't Noorden naar 't Zuiden. Vóór hen, als om hen te beschermen, lagen de torpedobooten en een paar kanonneerbooten, terwijl de groote oorlogsschepen het noordelijkst lagen. Het middelpunt van de lijn was juist tegenover de rivier van den Koningsheuvel.
Op de batterijen bij Slipshavn en Kundshoved was alles gereed tot 't gevecht. De artilleristen stonden klaar bij de kanonnen; de bataillons infanterie hadden zich achter de verschansingen opgesteld; aan den anderen kant van Vresen kruiste het Deensch eskader langzaam heen en weer - maar geen schot was er gevallen. Was 't vrede of oorlog? Moest men 't rustig aanzien, dat de Duitschers landden - zich overgeven zonder slag of stoot, of zou de strijd nu beginnen?
Kapitein Mikkelsen stond bij de telegraafpaal op den top van den heuvel, toen 't eskader naar 't zuiden draaide. Hij trachtte ijverig in verbinding te komen, zoowel met den commandant in Odense, als met 't ministerie van oorlog in Kopenhagen.
Plotseling keerde hij zich om. Zijn bevel klonk kort en helder:
‘Het heele korps marcheert zuidwaarts den Svendborgschen weg op. - - Volg de vijandelijke vloot tot aan hare ankerplaats, en wacht dan tot ik kom.’
| |
| |
Onmiddellijk werd het bevel uitgevoerd. De rekuulschutters en hun trein van auto's reden den weg op en verdwenen in een stofwolk. De vrijwilligers volgden in drie divisies, en ten slotte kwam de heele trein van auto's, ambulances en rijtuigen, waaronder ook het wagentje van de Otterpatrouille met Halfdan als koetsier. Svend, zijn vijf kameraden en Klaus Dörre, bleven bij elkaar. Ze reden aan 't hoofd van de eerste divisie, vlak achter de rekuul-mannen. En toen ze voorbij het ingesloten grasveld kwamen, stond Laurine daar, en wuifde tot afscheid, terwijl de tranen haar langs de wangen stroomden. Zij hield Martha bij de hand, die ijverig met een Deensch vlaggetje zwaaide.
Zoo ging 't verder, langzaam aan, want de vloot daarbuiten stoomde niet vlug in zuidelijke richting. Een uur daarna was het heele korps van Mikkelsen aan het gedeelte van den weg gekomen, dat tusschen den watermolen van de Tangrivier en 't dorp Oxendrup ligt; daar werd halt gehouden, want 't was duidelijk, dat de vloot nu bezig was om 't anker uit te werpen. Een oogenblik later kwam de oude kapitein op zijn motorfiets aangesuisd. Hij beval de geheele krijgsmacht naar de kust te gaan, en zond een estafette naar 't Zuiden om 't korps Funder bericht te geven van zijne maatregelen.
De kapitein ging uit van de veronderstelling dat de landing zou geschieden bij de huizen aan de rivier. De plaats was goed gekozen, want van af den mond van de rivier en een paar kilometer ten Zuiden er van
| |
| |
was het land geheel vlak en kon dus gemakkelijk door de vijandelijke oorlogsschepen beschoten worden.
Nu was 't plan om de schutters te verspreiden over het heuvelachtige terrein ten Noorden van het vlakke land, terwijl het korps Funder tegelijkertijd zich in 't Zuiden neerzette.
Van Lundgaard af ping 't steil naar beneden naar de kust, en de fietsen moesten aan de hand gehouden worden. Er was geen tijd te verliezen, want 't was duidelijk, dat de bemanning daar buiten op de schepen zich gereed maakte voor eene haastige landing.
Alle booten en motorvaartuigen werden uitgezet, lange schuiten en lichterschepen, die de stoombooten geboegseerd hadden, werden nu tot aan de verschansing opgehaald; van 't land af kon men duidelijk zien, dat de dekken vol stonden van voetvolk met helmen en ransels. De seinvlaggen van de oorlogsschepen vlogen de masten op en neer, patrouillebooten met officieren roeiden rond; op de torpedo- en kanonneerbooten stonden matrozen en onderofficieren bij de kanonnen klaar om granaten en granaatkartetsen over 't land van Funen te laten regenen, als iemand zich tegen de landing wilde verzetten.
Nu kregen de vrijwillige schutters 't druk genoeg! Als ijverige mieren kropen ze op iederen heuvel, iedere helling, zoo dicht bij 't strand als maar mogelijk was; haastig kwamen de schoppen te voorschijn om gaten te graven, waarin ze gemakkelijk konden liggen met een steun voor 't geweer en dekking tegen 't schieten van buiten af. De helft van de Nyborgsche rekuul- | |
| |
geweerschutters klauterden de hoogte op, van waar Svend vroegcr neerkeek op 't huis van Mads Windoog. Langs den met bosch begroeiden rand van den heuvel stelden de schutters zich op. De twee stalen beenen aan de rekuulgeweren werden door 't gras heen vastgemaakt over den rand van 't gegraven gat, daarna werd er munitie gehaald in de soliede leeren foedralen. De patronen liggen in lagen in gekromde metalen hulzen, die op 't geweer gezet worden, boven op elkaar, zoodat ze op dikke horens gelijken. Uit deze hulzen valt de munitie automatisch neer in den achterlader; en zoo geniaal is 't geweer samengesteld, dat de patronen er in geschoven worden, de hanen gespannen, het schot valt, de leege patroonhulzen op den grond vallen, en de volgende er in geschoven worden, zonder dat de schutter iets anders behoeft te doen dan te mikken. Meer dan twee seconden gaan er niet mee weg om twintig schoten af te vuren, dan wordt er een nieuwe patroonhoorn op de leege plaats gezet, en weer vliegen er twintig spitse projectielen uit den loop van 't geweer, zoo gauw op elkaar volgend, alsof 't een streep van lood was.
Aan beide zijden van den heuvel, tot aan de boerderijen van den Koningsheuvel, zwermden de vrijwillige schutters. 't Was eenigszins aan ieder zelf overgelaten, om de beste plaats te vinden; maar de kameraden van dezelfde gemeenten hielden zich 't liefst bij elkander; ze hielpen elkaar, en zorgden er voor, dat ze gemakkelijk toegang tot den munitiewagen hadden, die goed gedekt achter de westelijke heuvels stond.
| |
| |
De Otters bleven in de nabijheid van Klaus Dörre en een dozijn andere schutters van Holckenhagen. De boschwachter was aanvoerder van den kleinen troep, maar 't was Svend de Padvinder, die de beste plaats om te schieten vond, want hij kende de streek. Svend had geen vertrouwen in de plaatsen, waar groote boomen eene goede schuilplaats aanboden. Hij redeneerde zóó: als de schepen beginnen te schieten, dan vallen de boomstammen 't allereerst en verpletteren hen, die ze beschutten. Aan den zuidelijken kant van den voet van den heuvel waren echter geen boomen, maar daar was een korte aarden dijk met een greppel er achter, die naar den mond van de rivier liep.
Hier was eene goede dekking, en hier stelden Dörre en zijn troepje zich op.
Kapitein Mikkelsen ijlde van de eene divisie naar de andere, gaf orders en goeden raad: niet met schieten beginnen, voor 't sein er toe gegeven wordt; 't vuur concentreeren op één vaartuig, en pas als dat op 't punt is om te zinken, of omkeert, dan 't vuur op een volgend richten. En vooral niet te hoog mikken; een laag schot kan ricochetteeren en de booten in den grond boren, een al te hoog gaat altijd verloren! En dan boven alles: blijven liggen, schieten en schieten, hoe dicht de vijand je ook op 't lijf rukt. Hij, die retireert of vlucht, is bijna altijd zeker van een wissen dood!
Langzamerhand werd 't rustig in de linie der schutters. In de Belt lagen de booten klaar, motorbooten
| |
| |
en stoombarkassen, gespannen voor lichterschepen en schuiten. De torpedobooten gingen in 't Kielwater op en neer, zoo dicht langs de kust, als de diepte van 't vaarwater 't toeliet, om de landingsdivisie te dekken.
In 't zuiden, aan den anderen kant van 't vlakke land, kwamen de Funder-schutters van de met bosch begroeide hoogten ijlen. Ze verspreidden zich over 't lage land achter dijken en hoeven; een lange rij wagens kwam te voorschijn van achter de dalstreek bij Revsöre. Dat was de trein.
't Was nu stil langs de kust. De nevel van den voormiddag had zich verspreid. De zon scheen helder, en aan den hemel dreven witte wolkjes naar 't Zuiden.
Ineens hoorde men kanongebulder; de noordelijkste oorlogsschepen van het Duitsche eskader stoomden naar 't Oosten - - het waren de Deensche oorlogsschepen, die het vuur openden, als een protest tegen de handelwijze der Duitschers. Toen glinsterde er iets over Slipshavn en Knudshoved, witachtige rook verspreidde zich over de zee, de eene knal volgde op den anderen.
De oorlog tusschen Denemarken en Duitschland had een aanvang genomen, 't scherm ging op voor het bloedige drama!
Plotseling vloog de Duitsche oorlogsvlag op al de schepen naar den top van den fokkemast, en op 't zelfde oogenblik zette de transportvloot zich in beweging naar 't land toe. Er waren wel over de honderd vaartuigen van alle grootten, lichterschepen,
| |
| |
pontonvlotten en schuiten. De roeispanen bewogen zich regelmatig op en neer, de motorbooten en stoombarkassen steunden en sisten; over de lange bonte lijn blonken en schitterden de koperen punten van de helmen en de loopen der geweren in de stralen der zon.
Nader en nader kwam de vijand, maar nog was geen schot gevallen van 't land of van de torpedobooten. Maar juist toen men de afzonderlijke gestalten van elkaar kon onderscheiden, sneed een schetterend trompetgeschal door de lucht, en toen werd de stilte afgelost door 't meest helsche spektakel. Ieder geweer knalde los, uit de duizenden loopen vlogen de projectielen fiuitend over 't water. En tegelijkertijd bulderde het er op los van schepen en torpedobooten. Mitrailleurs en snelvuur-kanonnen knalden en bromden, van uit de booten vuurden de landingstroepen het eene salvo na het andere. Luide kreten en hoornsignalen vermengden zich met 't geraas van 't geweervuur. Van tijd tot tijd sneed een hartverscheurende schreeuw door de lucht van gewonden of stervenden.
Klaus Dörre en zijn troep schoten met salvo's. Ze lagen op den bodem van den greppel en laadden; toen legden ze allen op 't kommando ‘klaar!’ de loopen der geweren op den rand van den dijk, mikten, en als er ‘Vuur!’ gecommandeerd werd, knalden de schoten en de schutters doken weer naar beneden. De boschwachter liet het vuur richten op eene roeibarkas, die met krachtige roeislagen de kust naderde.
| |
| |
Na ieder salvo verminderde het aantal roeiers, de vaart werd minder; 't was zichtbaar, dat 't schieten effect had. Achteraan stond een lange man met drie gouden strepen op zijn mouw; Svend mikte voornamelijk op hem, iederen keer als hij zijn karabijn tegen zijn wang zette. En bij het vierde salvo ging hij dan ook achterover 't water in, de roeiers van de barkas hielden op met roeien, en deden pogingen om den man of 't lijk op te visschen.
‘Ik raakte hem, Sören!’ riep Svend; ze lagen vlak bij elkaar op den bodem van den greppel en laadden.
Op 't zelfde oogenblik vloog er een wolk van aarde, zand en steenen om de schutters in den greppel.
Een granaat had den kant van den dijk geraakt, en sprong toen 't weiland in. Maar niemand werd gewond, de salvo's kwamen even regelmatig als van te voren.
Daar ginds onder de schutters in 't Zuiden sliepen ze ook niet.
Een hagelstorm van projectielen vloog over de kust, zoodat 't water tot schuim werd opgezweept.
Twee booten zonken, een stoombarkas raakte met haar boeg in een lichterschip, zoodat zij kantelde; een dozijn mannen ging over boord.
Maar niettegenstaande 't verlies van den vijand en de verwarring in de lijn der vaartuigen, kwamen de Duitschers toch nader en nader.
Nu bereikten de eerste booten 't lage water bij 't strand. De stoom- en motorvaartuigen moesten de
| |
| |
booten, die ze op sleeptouw hadden, laten gaan om niet aan den grond te stooten; de roeibooten, schuiten en lichterschepen schoten nog een eindje vooruit, toen schuurden de kielen tegen den zandgrond en de landing begon.
De soldaten sprongen uit de booten, 't water kwam tot aan hun middel. Met hoog opgeheven patroontasschen en geweren, plasten ze naar 't land toe. Van tijd tot tijd hoorde men een heeschen schreeuw, als een man achterover of voorover viel, door Deensche kogels getroffen; bij honderden werden de Pruisen neergemaaid. Eenigen bleven liggen en 't water sloot zich over hen, anderen waadden weer terug naar de booten, weer anderen waggelden als dronken mannen naar de kust of kropen op handen en voeten aan land, om zich daar op 't zand neer te leggen, het bloed siepelend uit doodelijke wonden.
Maar 't zag er toch bedenkelijk uit voor de Denen. Weldra wriemelde het strand van Duitsche soldaten, die dekking zochten, hunne geweren gebruikten, en meer en meer 't land bereikten. Een regiment stormde naar 't Zuiden om de Funder-schutters uit hunne stelling te verdrijven; heel in 't Noorden, bij de huizen van den Koningsheuvel, rukte 't eene bataljon na 't andere voorwaarts in snellen marsch.
Maar daar vertoonde zich in vliegende vaart een nieuwe colonne rekuulschutters. Een lange rij motorfietsen kwam van den wep; over Öningehoopte aanrennen, door 't dorp Revsöre en naar 't visschersgehucht toe.
| |
| |
Dat waren de vrijwilligers van Svendborg, die hun kameraden uit Nyborg te hulp kwamen. Met de grootste haast maakten ze hunne geweren klaar en vonden dekking; toen raasden de projectielen, alsof er duizend ratels in de lucht gezwaaid werden.
Het regiment, dat naar 't Zuiden stormde, stond in eens stil. Het was nu onder een dubbel vuur; de officieren wisten blijkbaar niet, waarheen ze zich zouden wenden. Er werd een tirailleurlinie gevormd, de soldaten wierpen zich op den grond, en beantwoordden zoo goed ze konden 't vuur van 't open strand.
Een oogenblik later brak eene nieuwe divisie van Svendborgsche schutters door 't tusschenbosch en verder naar den Koningsheuvel. Ze kwamen juist op tijd, want de Nyborgsche krijgsmacht had 't zwaar te verantwoorden; maar nu kreeg de zaak een geheel ander aanzien.
Meer dan 2000 onvermoeide mannen van 't Zuiden kwamen in zwermen over den landweg en langs de oevers der rivier. De meesten steunden het korps Funder, maar eene halve divisie rekuulschutters en een derde van de Svendborgsche schutterij bereikten de huizen aan de rivier en den Koningsheuvel. De Duitschers begonnen te wankelen en zich terug te trekken. Zulk een ontvangst hadden ze toch niet verwacht. Heele troepen stortten zich in 't water om de booten te bereiken. Velen smeten hunne geweren weg om gauwer weg te komen. Het zuidelijke Duitsche regiment, dat nu tot de helft gereduceerd was, liep in
| |
| |
versnelden pas naar 't Noorden, om zich met de overige landingsmacht te vereenigen.
En nu bleek 't, dat 't vuur van de oorlogsschepen en torpedobooten langzamerhand minder werd, en eindelijk geheel wegstierf.
Het was duidelijk, dat de Duitschers bang waren, hunne eigen landslieden te vermoorden; 't was absoluut onmogelijk om aan land vrienden van vijanden te kennen.
Zooals de strijd nu gevoerd werd, was 't niet mokelijk. dat men een overzicht kon krijgen. Geen oogenblik hield het schieten op. 't Spektakel van de eeuwig ratelende rekuulgeweren, karabijnen en geweren was zoo oor verdoovend, dat de eene man vlak bij 't oor van den ander moest schreeuwen, om gehoord te worden.
Ieder had genoeg te doen om op zijn eigen schieten te passen, en had geen tijd om zich met dat van de anderen bezig te houden.
Klaus Dörre, zijn tien man en de padvinder-jongens, behielden hunne stelling zoolang, tot het eerste bataljon Duitsche soldaten aan land was gekomen. Toen werd het te heet in den greppel; 't was ook geen goede krijgstactiek om daar te blijven en misschien door de bajonetten neergestoken te worden!
Svend schudde zijn vader bij den schouder en wees naar de hoogte achter Windoogs huis. Dörre knikte. Toen kropen ze allen uit den greppel en langs den dijk, en renden toen den heuvel op en tusschen de boomen in.
| |
| |
Daarboven lagen twee en dertig rekuulschutters, en knalden er op los, maar ze hadden bijna gebrek aan munitie. Honderd andere schutters flankeerden de rekuulmannen, en een dozijn mannen sjouwden den westkant van den heuvel op en af, om nieuwe bezendingen patronen te verschaffen.
Daar kreeg Klaus Dörre eene divisie Duitschers in 't oog, die zich blijkbaar gereed maakten om den heuvel te bestormen. IJlings verzamelde hij de schutters langs de bedreigde zuidzijde. En toen de Pruisen kwamen, lagen de Denen goed gedekt achter de boomen en struiken, en openden een moorddadig vuur op de aanvallers.
Svend, Sören en Christiaan wierpen zich naast elkaar tusschen twee rekuulschutters. Ze schoten zoo gauw als hun karabijnen 't toelieten. Svend mikte steeds op de officieren en onderofficieren, en hij schoot als een scherp-schutter.
Daar zweeg plotseling 't rekuulgeweer naast hem. De man lag met 't hoofd op de armen, morsdood. Maar Svend had al lang geleerd, het wapen te hanteeren; hij en zijne kameraden sleepten den doode een paar passen op zij, en toen pakten de jongens aan; Svend zette er een nieuwe patroonhuls op, trok de prop er uit, en zond de twintig schoten midden in een hoop helmen, die de hoogte bereikt hadden, geen honderd el van hem af. Dadelijk waren Christiaan en Sören er met eene nieuwe bezending patronen, en weer liet Svend zijn geweer ratelen.
Eenige minuten daarna trok de vijand zich terug,
| |
| |
rende in volle vaart den heuvel af, en redde zich in 't water.
Terwijl de schutters op den zuidkant van den met bosch begroeiden heuvel de overwinning behaalden, ging 't niet zoo goed met die van den noordkant. Geroep en geschreeuw vermengde zich met 't geweervuur; er werd man tegen man gevochten tusschen de stammen en struiken. Met de bajonet op 't geweer stormden de Duitschers voorwaarts, en de Denen verdedigden zich dapper met kolven, sabels en revolvers. Maar ze werden hoe langer hoe meer naar 't midden van den heuvel teruggedrongen.
Daar hoorde men een luid hoera-geroep van den kant van de Lundshoeve. 't Getoeter van de motorfietsen. en doordringende fluitsignalen.
Dat was weer hulp voor de in 't nauw gebrachte schutters: de vrijwilligers vanRinge waren tot 't oorlogstooneel doorgedrongen. En ze gingen er op los met frissche krachten en Deenschen moed.
Zonder zich een oogenblik te bedenken, wierpen zij zich in den strijd, en dat is zeker, de twaalfhonderd schutters legden 't afdoende gewicht in de schaal. De Duitschers, die onafgebroken versterking naar de kust zagen stroomen, verloren blijkbaar hun goed humeur en hun strijdlust.
En juist, toen 't signaal ‘retireeren’ klonk uit stoomfluiten en trompetten, gleden nieuwe colonnes van verdedigers over den breeden weg van 't achterliggende land.
In den pas marcheerden de bataljons infanterie van
| |
| |
Odense, en een half bataljon van Nyborg naar de rivier bij den Koningsheuvel en tegelijkertijd drongen drie frissche divisies vrijwillige schutters door 't tusschenbosch naar de kust.
De hulp van de hoofdstad van Funen was eindelijk aangekomen. Daarmede was de strijd beslist.
Een paniek greep den vijand aan. Ze vluchtten hals over kop, ontzet over 't moorddadig vuur der schutters. Velen wierpen hunne wapenen weg om beter naar de booten te kunnen zwemmen; ze vielen over de reeling in de boot, en wierpen zich ontzet tusschen de roeibanken. Ze vochten met hunne vuisten om 't eerst in de lichterschepen en schuiten te komen, zoodat deze zich met water vulden, en op 't punt waren om te zinken.
Met 8000 man had de vijand eene poging tot landing gedaan en nauwelijks een derde daarvan kwam behouden terug. Op de transportvloot stond nog twee duizend man artillerie en cavalerie, in afwachting dat het voetvolk vasten grond zou krijgen, en den vijand terugdrijven zou.
Maar die twee duizend Duitschers konden dezen keer niet gebruikt worden!
Slechts op ééne plaats was de landing gelukt, en dat was bij de drie hoeven, die onder één naam Koningsheuvel genoemd worden.
Dáár hadden een regiment Brandenburgers en twee Hollsteinsche jagerbataljons zich neergezet. Maar ook die moesten redding zoeken aan boord der transportvloot, en hunne gevangenen, gewonden en dooden
| |
| |
in den steek laten. Maar de terugtocht ging kalm en ordelijk, 't verlies was maar gering.
De slag is voorbij. De strijdroes en de vreugde der overwinning werden afgelost door verslapping en zorg over de zware verliezen, die de oorlog reeds op zijn geweten had. Nu komt 't er op aan, den tijd te gebruiken voordat 't donker wordt om de gewonde kameraden naar de wagens en auto's te brengen, die langs den veldweg staan, en hen zoo gauw mogelijk te transporteeren naar de hospitalen in Nyborg en op Holckenhagen.
Zoekend sluipen ongewapende vrijwilligers rond, iederen greppel, iederen struik, ieder plekje grond onderzoekend om hulp tebrengen, en den dooden eene laatste rustplaats te verschaffen.
De lijken der Duitschers moeten maar blijven liggen waar ze vielen, die kunnen wachten; maar gewonde vijanden worden zoo goed behandeld, alsof 't Deensche vrienden waren.
Svend heeft zijne kameraden om zich heen verzameld. Ze zijn maar vijf in getal. Jens Frederik ligt al zacht op hooi en dekens op 't wagentje van de kleine IJslanders. Een pruisische kogel had zijn linkerschouder doorboord; maardie is reeds verbonden. De dokter denkt, dat er geen gevaar aan verbonden is. Alleen de kleine Otto ontbreekt, en de padvinders zijn aan 't zoeken naar hem.
't Laatst was hij gezien samen met de anderen van de Otter-patrouille op den boschrijken heuvel, waar
| |
| |
't gevecht zoo hevig was, totdat de hulp van Ringe kwam. Het ziet er leelijk uit, daarboven. Boomen zijn omgevallen, en stammen gesplinterd door 't kanonvuur van de schepen. Op vele plaatsen is de grond omgehaald, alsof zij door een ploeg bewerkt was.
Struiken en kreupelbosch zijn neergetrapt, lijken en wapens liggen overal verspreid. Uit den stam van een olm steekt een Duitsch geweer, de bajonet is diep in 't hout geboord. Maar de armen, die dien krachtigen stoot gegeven hebben, zijn nu verlamd; aan den voet van den boom ligt een reusachtige Hollsteinsche jager met een stuk Deensch lood in 't voorhoofd.
Ongeveer tien pas daar vandaan steken twee hooge zwarte laarzen uit een dicht beukenboschje. Een Duitsch korporaal in de uniform van de Brandenburgsche genie, ligt morsdood tusschen de groene bladeren.
Onder zijn lichaam, t gezicht in de armen gedrukt, zagmen een klein lichaampje met een buis aan; de breedgerande padvinders hoed lag platgedrukt tusschen gras en boschbloemen, de kolf van een geweer er over heen.
Dáár vonden de vrienden hunnen vermisten kameraad.
Toen 't lijk van den korporaal terzijde gesleept was, lag Otto uitgestrekt op 't kreupelhout. 't Bloed droop neer over zijn nek en hals van een sabelhouw, en toen ze hem omgedraaid hadden, zagen ze een dunnen rooden stroom uit een kogelwond in de borst siepelen.
Otto wasdood; neergesabeld en dood geschoten
| |
| |
midden in 't heetste handgevecht. Dáár waren zijne droomen over heldenglorie en heldendaden tot werkelijkheid geworden!
De padvinder-kameraden legden hem op de baar en droegen hem den heuvel af. Sören snikte, zoodat heel zijn zwaar lichaam er van trilde. De anderen liepen zwijgend, terwijl de tranen hen langs de wangen rolden. Arme, kleine, dappere Otto!
't Werd slechts een korte en onrustige nacht voor de Deensche verdedigingsmacht; men slaapt maar slecht op den naakten grond, als men er aan gewend is om in een bed te liggen. De noordoostenwind kwam opzetten, koud en scherp, en joeg de schuimende en bruisende golven op 't land.
Langs 't strand liepen de schildwachten op en neer; fluit- en hoornsignalen werden met tusschenpoozen gehoord.
Klaus Dörre en zijn troep hadden post gevat bij de rivierhuizen.
Halfdan en Gotlieb waren twee uur geleden weggereden met den gewonden Jens Frederik en met Otto's lijk. Doodmoe en slaperig wierpen Svend, Sören en Christiaan zich op een bundel stroo achter een half platgeschoten visschershuisje; maar tegen middernacht vlogen ze weer van hunne legerstede op, gewekt door leven en roepende stemmen.
‘Hier kunnen jullie niet blijven, Laurine,’ luidde Dörre's stem. ‘Veronderstel, dat ze weer beginnen te schieten van de schepen.’
| |
| |
De jongens sprongen op. Buiten op den weg, die langs 't strand loopt, stonden Kluns en Knalle weer. En op het kleine wagentje zaten in den donkeren nacht Laurine en Martha tusschen Halfdan en Gotlieb.
De boschwachtersvrouw wilde absoluut naar man en zoon gaan kijken, en zus wilde haar niet alleen laten gaan. Misschien zou 't voor 't laatst zijn, dat ze afscheid kon nemen van haar grooten, dikken vriend Sören Floep.... verbeeld je, als hij morgen eens als lijk naar huis gereden werd, evenals die arme Otto!
En dan hadden ze eten bij zich. Een grooten pot vol hutspot, een mand met bier, boterhammen en koek; op den koop toe de lievelingspijp van Klaus, om niet te spreken van de warme dekens en kousen voor Svend.
Dus Laurine kreeg haar zin. Ze kampeerden allen achter de ruïnes van 't visschershuisje, en bij 't armzalige licht van een stal-lantaren hielden ze een echten feestmaaltijd, terwijl de kanonnen van den vijand dreigend over de donkere zee op hen gericht waren.
Toen 't eten verorberd was, en Dörre met groot welbehagen zijn kort pijpje rookte, ging Laurine al 't nieuws opdisschen, dat ze in den loop van den dag gehoord had.
De zeeslag in de Noordzee was geëindigd met de volkomen overwinning van de Engelsche vloot. Twee entwintig van Duitschlands beste oorlogsschepen waren òf gezonken òf moesten als ontredderde schepen toevlucht in Wilhelmshaven zoeken. Ook de
| |
| |
Engelschen hadden zware verliezen geleden, maar ze heerschten weer over de zeeën en er was geen mogelijkheid voor de Duitschers om eenige overwinning op zee te behalen.
En dan waren er laat in den avond telegrammen gekomen met het protest van de Deensche regeering tegen de poging om te landen van de Duitschers; het heette zelfs, dat Denemarken dadelijk een verbond met Engeland gesloten had, en dat men hulp kon verwachten van Engelsche oorlogsschepen, om de Deensche vaarwateren van den vijand te zuiveren.
Het eskader van de vaarwateren der kleine landen had, na een kort gevecht met de Duitsche overmacht, zich tot Kallundborg teruggetrokkenmet 't verlies van drie torpedobooten. De hoofdsterkte van de vloot was al onderweg van Kopenhagen, noordelijk om Seeland naar de groote Belt.
‘God geve, dat t waar was, dat de Engelschen ons te hulp willen komen,’ zei Klaus Dörre, ‘dan kregen die kerels dáár iets anders om aan te denken, dan om ons eiland te veroveren.’ Hij wees met den steel van zijn pijp naar de transportvloot. ‘En nu worden jullie wel bedankt, Laurine en zus. Jullie hebben ons heerlijk opgekwikt - maar nu moeten jullie allebei naar huis gaan.’
Toen reden Laurine en Martha in het donker van den nacht treurig naar de boschwachterswoning terug. Sören Floep was koetsier.
Er werd dezen keer niet meer geschoten. Een Duitsch
| |
| |
officier met een parlementaire vlag kwam tegen den middag aan land, met het verzoek om de dooden en gewonden van de kust te mogen laten halen en naar de transportvloot te vervoeren.
In de tuinkamer van Lundshoeve zaten de commandanten van de Odensesche bataljons en de aanvoerders van de vrijwillige schutterskorpsen. Ze hielden beraadslaging, toen de onderhandelaar met zijn verzoek voor den dag kwam.
't Antwoord luidde, dat de gewonde Duitschers als krijgsgevangenen beschouwd moesten worden, maar dat de dooden met zonsopgang gehaald konden worden, op voorwaarde, dat de oorlogsschepen zich op geweer schotsafstand zouden houden tot twaalf uur 's middags. Van 't oogenblik af, dat de troepen uit Odense en Nyborg op 't krijgstooneel gekomen waren, had natuurlijk de oudste troepen-officier 't commando van de geheele verdedigingsmacht overgenomen. Hij vond 't nuttig om den vijand een indruk van het aantal strijdbare krachten te geven. Er werd dus besloten, om met 't aanbreken van den dag stelling te nemen dwars over 't weiland, een eind van de kust af, als de vijand het land weer nader de om zijne dooden te halen.
Den volgenden morgen was 't regenachtig en koud. De heuvel was bedekt met dreigende wolken. Uit 't noordoosten joeg de wind huilend over 't water en slingerde de schuimende golven hoog op het strand.
De Duitsche oorlogsschepen heschen 't anker, en stoomden naar 't Oosten, toen de dag aanbrak. En
| |
| |
dadelijk daarna werden de booten van de transportvloot uitgezet en naar de kust gestuurd.
Achter de huizen bij de rivier, dwars over 't vlakke land, stonden de Denen. In 't midden de linietroepen, in 't noorden en zuiden de vrijwillige schutters van Odense, Nyborg, Hesselager, Ringe en Svendborg. Wel zes kilometers strekte de linie zich uit, de eene divisie naast de andere. Meer dan acht duizend Deensche mannen en negenhonderd flinke jongens stonden daar goed gewapend, en gereed om den bloedigen strijd weer op te nemen, als de vijand weer wilde trachten, den voet op Deenschen grond te zetten. Geen geluid hoorde men van de Deensche troepen, toen de Duitschers het strand naderden en naar 't land toe waadden om de lijken te halen. Ongewapend waren ze natuurlijk, en 't was moeilijk om uit de booten te komen door de hooge zee.
Kletsnat kwamen soldaten en matrozen aan land en verspreidden zich over de kust.
't Kostte twee uur van hard werken om alle lijken aan boord te krijgen; vijf booten sloegen hun bodem te pletter tegen den zandgrond, zonken en moesten verlaten worden.
En toen 't laatste vaartuig weer tot de schepen genaderd was, lichtte de groote transportboot het anker en zeilde langzaam naar 't Noorden toe. Toen zetten ze koers naar 't Oosten, en stoomden, geëscorteerd door 't geheele Duitsche eskader, van de groote Belt langs Langeland, en verdwenen langs denzelfden weg, dien ze gekomen waren.
| |
| |
Op 't veld, achter de huizen bij de rivier, stond de Deensche verdedigingsmacht nog in 't gelid. De bataljoncommandant riep de aanvoerders van de schutterskorpsen tot zich, en, wijzende over 't water, zei hij:
‘Ja, daarbuiten zeilt de vijand weg, en nu kunnen wij allen wel naar huis gaan.’ De lange, slanke overste draaide zijn snor op en kuchte. Hij had klaarblijkelijk iets op 't hart, dat hij gaarne tot afscheid gezegd wilde hebben:
‘Jullie vrijwillige schutters hebben den vijand op de vlucht gejaagd, en wel op zulk eene wijze, dat van nu af jullie namen onder de helden staan geschreven in de geschiedenis van Denemarken! Wij militairen hebben dikwijls medelijdend geglimlacht over de vrijwillige verdediging, en onze schouders opgehaald. Maar niemand zal dat voortaan meer doen! - -
Kapitein Mikkelsen, kapitein Funder en al de aanvoerders der schutterij, die hier rondom mij staan - sta mij toe uwe handen te drukken en u geluk te wenschen. Al kwam ik zelf ook te laat om aan uwe zijde te vechten, ik kwam toch gelukkig vroeg genoeg, om te zien, wat u tot stand hebt gebracht. De dag van gisteren was een dag vol eer voor onze Funensche schutters, en een dag vol eer voor ons vaderland!’
Toen trokken de brave Deensche mannen weg van 't oorlogstooneel bij de rivier aan den Koningsheuvel, ieder naar zijn eigen gemeente, zijn eigen stad, zijn eigen huis. Zonder grootsprekerij of gepraal namen ze den strijd voor 't dagelijksch brood weer op zich. Svend de Padvinder en zijne kameraden fietsten haastig
| |
| |
weg. Ieder van hen had immers ouders, broers en zusters, die thuis op hen wachtten, blij, dat ze de dappere jongens behouden terug hadden gekregen na het bloedige gevecht.
Ze hadden vrijaf tot den volgenden morgen; dan moest de Otter-patrouille zich weer verzamelen in de tent tusschen de beuken van 't Kobosch. De oorlog was nog niet voorbij - die was pas begonnen; de wachtdienst in't Kraaiennest moest behoorlijk waargenomen worden. Niemand kon weten, wanneer de Duitschers zich weer zouden vertoonen, en dan misschien tienmaal zoo sterk. Ze hadden de Funensche krijgsmacht niet volgens den goeden maatstaf gewaardeerd, die fout zouden ze niet meer maken!
Svend de Padvinder is weer in den top van den reuzeneik geklauterd en kijkt peinzend uit over Slipshaven naar 't verwijderde Sprog-eiland.
Sören en Christiaan zitten naast hem, daarboven in 't Kraaiennest. Ze doorloopen in gedachten nog eens den gang van 't gevecht, en spreken over den armen Otto, die vandaag begraven zal worden.
‘Oorlog is toch 't afschuwclijkste, wat er in de wereld is,’ verklaart Christiaan. ‘Ik zal nooit den stank van bloed vergeten, die over den heuvel hing, toen we naar Otto zochten.’
‘En al die lijken, die aan 't strand spoelden! Ik droom er 's nachts van.’ Sören schudde zijn hoofd, alsof hij de herinnering daaraan wilde wegjagen. ‘Jullie moeten anders de groeten hebben van Jens Frederik.
| |
| |
Hij denkt over een veertien dagen.... wat is dat?’
Er klonk een uitroep van Svend, die zich over 't Kraaiennest heenbuigt met den verrekijker voor z'n oogen:
‘Een heele massa groote schepen - een heele vloot! - Kijk, nu komen ze juist Christiaansland voorbij!’
‘Dat zijn de Engelschen, dat zal je zien. Geef mij den kijker.’ Christiaan kijkt er opgewonden door. - ‘Ja zeker zijn ze 't. Vader dacht al, dat ze vandaag in de Belt konden zijn om zich met onze schepen te vereenigen. Dan kunnen de Duitschers hun boeltje pakken, hoor!’
‘Hoera voor den Engelschman!’ riep Sören. ‘Hij zal 't wel voor ons klaarspelen.’
Svend strekte zijn hand uit naar de seinvlaggen en maakte 't signaal klaar voor de kameraden in de stad. Toen keerde hij zich om tot de anderen:
‘Weet jullie nog, wat kapitein Mikkelsen zei, voor wij ons opstelden bij de rivier aan den Koningsheuvel: Die zich zelf helpt, wordt door God geholpen! Ja, en daar kunnen we zeker van zijn, als Funen de vrijwillige schutterij niet gehad had, dan waaide de Duitsche vlag nu over 't heele eiland. We hielpen ons zelf, dat deden we. En....’ hij wees met zijn vinger naar de rookwolk, die over de Engelsche oorlogsschepen zweefde’ - - - ‘nu helpen zullie ons wel met de rest!’
Toen vloog het sein naar den top: ‘De Otterpatrouille, hoofdkwartier, 12, van middag.’
Svend de Padvinder en zijne kameraden zullen zich verzamelen om, als 't noodig is, den kleinen Otto naar 't graf te volgen.
einde.
|
|