Huishoudelyk woordboek
(1743)–M. Noel Chomel– AuteursrechtvrijVervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen
Beschryving der Saffraan.Deszelfs bladen zyn lang en smal, als die van de Bokkebaard, maar zy zyn in groter menigte. Uit het midden van deszelfs bladen komt een steel, die een enige bloem draagt, welke na een Lelie gelykt, doch kleinder en in zessen gedeeld is, waar van de kleur róód en blaau is, met purpure strepen gemengeld. Op de bloem volgt een langwerpige vrucht, die zaden in heeft, welke byna rond zyn, en in drie huisjes zitten; zy is een Bolbloem. Zie hare behandeling in Hubners Kunstwoordenboek. Men moet ze kiezen, die nieu is, droog, ros, krachtig van reuk. Plaats. Zy plagt alleen uit Asie te komen; maar tans ook uit Duitsland, Vrankryk, en aldaar uit Provence, Languedok, Gatinoïs, en Normandie, Eigenschappen. De Saffraan is openende en verterende. ’t Geen men uit de bloem trekt versterkt het hart; zuivert het bloed, dryft het venyn uit; en gedronken, of gegeten, doet ze fluimen opbrengen, zo wel als de Reuk. De wortel ter gewigte van twe, of drie dragmen ingenomen, is een doodlyk vergift. De vezels dienen om geel te verwen. | |
Beschryving van de Bastard Saffraan.De steel is een arm, of twe langte hoog, rond, recht, hard en wit, met menigvuldige takken, die van de helft der stamme na om hoog toe groejen. De bladeren zyn lang, vast, glad; met aders deurlóópen, die boven aan gepunt en met kleine dunne zwakke doorntjes omringd zyn. Zy zyn aan den tak, zonder steel vast. Zy brengt ruige knoppen voort, die op den top wat langwerpig, Schubs wys gemaakt zyn, gelyk de Artisokken, met enige | |
[pagina 927]
| |
bladen, die onder Stars wys open staan, en doornachtig zyn. Plaats. Men vindt ze in Duitsland by Straatsburg: Men zaait ze in de hoven. Zy bloeit in Juli, en Augustus. Eigenschappen. De bloem dient den armen om in ’t vlees te doen, zy maakt loslyvig. ’t Sap daar van vers uitgeperst, en ter gewigte van een once gedronken met drie oncen Hoendernat, of Water en Honig zuivert het slym wonderlyk. Wilde Saffraan, of Bastard Saffraan, in ’t Latyn Fusus Agrestis. Men geeft ze ook den naam van Attractilis. Beschryving. ’t Is een doornig gewas, dat wel naar de Bastard Saffraan gelykt, uitgenomen, dat de bladen boven aan de stengel langer zyn, die ten meerendeele zonder bladen is, en ruw zyn. De Vrouwen gebruiken ze voor een sluikspil om te spinnen. Zy brengt boven aan knoppen voort, die vol scherpe dorens zyn. De bloem is geel, maar op op zekere plaatzen rood. Plaats. Deze Plant wast op de heuvels en onnatte plaatzen; zy bloeit in Augustus en September. Eigenschappen. ’t Zaad en Bladen met Wyn, en met Peper genomen is dienstig voor de Scorpioenen beten. Men zegt, dat zy, die dit Kruid in de hand hebben geen pyn van de Scorpioenenbeten hebben. | |
Geheim om essentie van Saffraan te maken.Men moet vyftien dagen lang een halfpond Saffraan in twe ponden Brandewyn laten trekken, en na dien tyd zult gyze’er zagtjes laten afloopen. Gebruik. Deze Essentie is uitnemend voor de toevallen der Apoplexie, voor Maagkwalen en Stuipen. Men geeftze van twe tot drie druppen toe in. Om de verstoppingen der Stonden te genezen, moet men Suiker, Kaneel, en Sap van Hyssoop by de zelfde menigte doen. Men geeft’er zwangere Vrouwen niet meer dan een drup van.
saffraan der metalen. ’t Is een bereidsel, dat men maakt met de Salpeter en het Spiesglas. Zie ’t woord remedie. Daar zult gy vinden, hoe men ’t maakt, en wat krachten ’t heeft.
saffier is een edel blinkend gesteente, dat méér en minder blaau uit Oostindien herwaard gebragt wordt. De Safieren, die men in Silesie en Bohemen vindt, zyn zo goed niet, als die uit het Oosten komen. Men heeft het kunstje gevonde, om Saffieren na te maken. | |
Geheim om schone Safieren te maken.Neem witte Rivierkeijen, welke gy zult tot kalk verbranden, latende ze in vuur gloejend worden, en dovende ze met Wynazyn uit; herhalende dit zes, of zeven reizen, in de zelfde Wynazyn; stampze daar na in een yzeren Vyzel, doet ze daar na in een Kroes met zo veel Keisteen, als droes van Wynsteen, welke op deze wyze moet gemaakt worden. Verbrand de Wynsteen tot Kalk toe; zet ze in een vochtige plaats, in een Hypocras-zak, aan ’t eind van de Zak zet zich een Schimmel, ’t welk de Wynsteen al smeltende maakt, en zich in ’t water zet. Dek daar na de Kroes toe, en zet ze over ’t vuur, den tyd van vier uren, te smelten.
saffier zeer schoon. Neem van die bereide Kristal en gezuiverd Zout van Wynsteen, van elks even veel; en doe by elk once Kristal twe grein bereide Safre, dat viermaal gebrand is in een Fornuis, en viermaal in gedestilleerde Wynazyn gedóófd. Doe daar na de stof in een goede Kroes, of Fornuis, den tyd van twe maanden lang, laatze daar na koud worden, en gy zult iet vinden, dat u behagen zal. Let wel, dat men gedurende dien tyd, de stof moet nemen, om’er de proef van te hebben, en zo de kleur van uwe smaak is, zult gy ze dus laten: maar, zo ze te klaar is, zult gy’er nog wat bereide Safre by doen; en is de kleur naar uw behagen, zult gy ze zo laten; en is ze wat te dik, moet gy’er wat Kristal en Zout van Wynsteen, naar uw behagen, by doen.
saffier, oosterse. Neem twe oncen bereide Kristal, zes oncen Menie, of Zout van Wynsteen, stamp het zeer wel onder een, verenig het daar na voor elke once met vyf grein bereide, Safre, ’t geen in ’t geheel veertig greinen uitmaakt, doe alleen zes greinen van Magnese van Piemont bereid, daar in. Alles wel ondereen gemengd zynde, doe het in een Kroes koken, gelyk gezegd is, dus zult gy een schone stof van Oosterse Saffier hebben, met een schoon Violet.
saffier, oosterse, die donkerder is. Neem twe oncen bereide Kristal, Menie vyf oncen, doe by elke zes grein bereide Safre, en maar acht greinen bereide Magnese. Stamp het fyn, en meng ’t gelyk gezegd is, en gy zult fraje Deeg vinden, van Violet Safier, die aangenaam voor ’t gezicht is.
saffier. Neem bereide Kristal twe oncen; meng alles met drie grein voor elke once bereide Safre, gekookt, gelyk gezegd is; en gy zult een zeer fraai hemelsblaau hebben. Andere Saffier. Neem bereide Kristal twe oncen. Menie vier oncen en een halve; meng en vereer ’t alles met vier greinen voor elke once Mengsel van Amaljeer-blaau, dat gekookt is; en deze stof in ’t werk gesteld zynde, zal een fraai Violet uitmaken.
sagapenum, Gom; deszelfs zuivering. Zie zuivering.
salade. Is in ’t Nederduits een soort van Moes, ’t geen raau gegeten wordt, met Boom-olie, edik, enz.; en waar by men allerhande toekruid doet, als Dragon, Sterk-kers, Pimpernel, Nippe, Pastelein, enz. Onder dezen naam heeft men verscheiden Aard- en Warmoeskruiden, zo Tamme als Wilde die men als Salade eet. Onder de Tammen is de Ajuin, Aspersies, Beetwortels, Cichoreiwortels, Komkommers, en Andivie, Korensalade, Kropsalade, Latou, Koolsalade, Sel- | |
[pagina 928]
| |
dery, groene Turkse Boonen, Vettekost, enz. Onder de Wilde heeft men de Spruiten van Dove Netels, Paardebloemen, enz. Elke van deze worden op hure plaats verhandeld. Maar hier zullen we spreken van Kropsalade, Latuw, Korensalade, of Vettekost. Krop-salade, of Sluit-latou is van vele soorten, als van gele, groene en roodachtige bladen. Men heeft ze met geelachtige bladen die in Grote, of Klooster-kroppen, Prince- en Princesse-kroppen, onderscheiden zyn. De Klooster-krop is de grootste, die zo haastig niet in ’t zaad schiet, maar zy is niet vast; maar maakt veel beslag door de afleggende bladers. De Prince-krop volgt daar aan in grootte, is dichter gesloten en malser. Men heeft’er twe soorten van, waar van de ene zeer geel, en de andere groenachtig is; maar schoon de eerste de beste is in de smaak, de laatste is ’t op Broeibergen van boombladen des Winters. De Princesse-krop, die men ook de Haagse, of Blanke noemt, is de kleinste van de drie, dog allervast gesloten. Zy heeft weinige buitenbladen, en is naar gelang harer grootte van Krop groter, en de malste van kaau. Zy kropt ook eerder. | |
Aart der Krop-saladen.Men zaait ze in den voortyd daarom tussen de groente, als kunnende daar tydig worden uitgesneden; zonder nadeel aan de blyvende groente toe te brengen. De Prince-krop dient hier na, om tussen groente in gezaaid te worden, die niet zo digt, als de wortelen is. Deze is de beste van beide de soorten. Daar na volgd in malsheid de Klooster-krop; Maar enigen geven den naam van Klooster-krop, aan ’t beste soort van Prince-kroppen, dat in vastheid, geelheid, malsheid de gemene Prince-krop te boven gaat; welke enigzins groen en geel niet van krop is. Van de groene Kropsalade heeft men twe soorten, waar van het ene groter is; maar zo wel niet sluit en harder van kaau is; en het kleine soort, dat zo murw niet is, als de Princesse- en Prince-krop, noch als de Klooster-krop, zeer struikig is en niet vast van Krop, maar hard van blad. Doch deze groenbladige Krop schiet zo haastig niet door, als de geelbladige, en derhalven is ze zeer bekwaam tot Zomerkroppen; maar alzo zy struikiger is, als de Princesse-, of Prince-krop, is zy ook beter tot Stoof-salade, als om raau gegeten te worden. De Kropsala, die donker rosse, of roodachtige bladen heeft, bestaat in twe soorten; waar van het grootste, Spaanse Krop genaamd, somtyds zo groot als een kleine witte Kool is; maar vast gesloten en hard van kaau. De kleine rosbladige die zeer groot en vast gesloten is, geel en murw van kaau. Deze kan het best van allen de Winterkoude wederstaan, doch is gants goed om tot vroege Zomerkroppen, alzo ze vroeg door schiet; en wel zo, dat, als de Lente wat warm is, men zelden daar van knoppen kan hebben. De Roodbaard, die een geelachtige Krop met rode kanten aan de bevenbladen heeft, schiet zo haastig niet deur, en is de beste Zomer Salade; maar ze is zo murw niet en struikiger, als de Princes-, of Prince-krop: maar ook zeer goed tot Stoof sala; gevende ene dichte vast in een gesloten Krop. | |
Teling.Op sterke vetgemeste grond vergaan, of roesten vele Kropsalade planten licht af. Deze moeten, zo haast men’er de minste verandering aan bespeurd, aanstonds uitgetrokken worden, en de grond omgeroerd en gezuiverd. Als men dit verzuimt, steekt zo een Plant andere aan. Dus is ’t zo wel met jeugdige Planten, als met Zaadstruiken gelegen: want deze steken malkanderen aan, en daar blyven’er van een gantsen Akker somtyds weinige over. De Kropsalade in ’t najaar verplant, heeft minder onderbladen, en is zo fraai op ’t oog niet, als die gezaaid wordt en staan blyft. Men moet nooit zaad van Weeuwen winnen, dat is Salade, die in ’t najaar gezaaid wordt: want die daar van voortkomen sluiten deurgaans zo wel niet, en schieten éér deur. ’t Zaad moet gewonnen worden, van ’t geen vroeg in de Lente wordt gezaaid, en uit Kroppen, die in haar soort het beste zyn. ’t Tweejarige zaad van deze Salade is best tot Zomerkroppen, en ’t driejarige tot Weeukroppen. De aarde waar in des Zomers Kropsalade, of Weeukroppen gezaaid worden, moet open, noch bol zyn, om dat ze op zulke grond eer vergaan en niet wel willen kroppen. De Weeuplanten is dit nog ’t meest eigen. Hierom zaait men die ontrent paden, daar de aarde vaster is, ook op Akkers, daar Winterkervel en Spanagie op staan; om door derzelver lof enigermate tegen de ongemakken van den Winter gedekt te zyn. Hier toe zaait men ze ook wel by geschoren Heiningen, daar ze in den Winter best bewaard worden. Om Weeuwen te hebben zaait men gemeenlyk half September, om dat de Planten in warme Nazomers veeltyds te groot worden, wanneer ze zo wel niet, als kleinder Planten, aan strenge Winters kunnen wederstaan. Tot Weeuwen is ’t beste zaad van twe jaren oud, of van Haagse, of kleine rode Kroppen. Men verplant Weeuwen in ’t Voorjaar, even na de Vorst op wel ter Zon gelegen Rabatten, of onder Glazen, zonder, of op warme Paardenmest; Om ’t laatste te doen, moet men met Februari voor ’t vroegste beginnen. Want Krop-salade kan niet vele dampen velen, en roest doorgaans daar door af; ’t geen ook die overkomt, die men onder Glazen bewaren wil, om over te houden. | |
[pagina 929]
| |
De vroege Zomerkroppen zaait men even na de vorst, als mede ’t zaad van de Princesse Kroppen te gelyk met de Ajuin- en vroege Wortel-zaden. Daar na worden de Prince Kroppen op een akker, of bed afzonderlyk, en niet onder Wortelen gezaaid; dus doet men ook in de nazomer. Maar des Zomers zaait men daar Roodbaard op, om dat die minder deurschiet; dan zaait men ook de Bellebonne, die een krulbladige, niet vast sluitende Brabandse Krop is, Montereijen genaamd; die hard van kaau en Andivieachtig is, of als Kool. Chavonse Kropsalade word by een gebonden gelyk Andivie, om geel te worden, en de bladen zyn harder als die van Kropsalade. De Latuw, welke niet sluit, is van velerlei soort, Men heeft gemene en gekronkelde, die men Kornetten noemt. De Latuw kan beter tegen de koude, als Kropsalade. Hierom gebruikt men dit tot vroege Stiksalade, onder glazen, op Paardemest, of op wel ter zon gelegen Rabatten. Zy is zo mals niet, als de Kropsalade. Om de Latuw zuiver te stikken, overstrooit men de bezaaide grond dun met zuiver zand, ’t geen men met een beslagen schop plat slaat, en dus gelyk wordt nedergeplakt, en het zaad voor de zajinge gekiemt. De gekronkelke Latuw is harder als de andere van blad, en daarom zo smaaklyk niet; maar zy kan beter tegen de koude. Daarom zajen vele Warmoeziers deze voor de eerste Stiksalade, als ook de Kornetten, die met vier blaadjes voorkomen, die in grootte van den andere niet veel verschillen. Koornsalade noemt men die Salade, die op afgemaaide Koornlanden, zonder gezaaid te worden, voortkomt. Deze is een groene ronde kortbladige Wintersalade, even als de Vettekost, welker bladen meer na de Latuw gelyken. Vettekost is een groene Wintersala, met langer en groter bladen, als Koornsalade, welke van Zandzaad wordt voortgeteeld. De Vettekost kan een zeer strenge Vorst uitstaan, en deszelfs natuurlyke grond is in Spitsbergen, alwaar de Vettekost en Lepelblad de enige eetbare groenten zyn.
salie; in ’t Latyn Salvia. Zie Hubners Kunstwoordenboek de soorten op het woord SALVIA. ’t Is een Plant, die in verscheiden ziekten van goed gebruik is. Men onderscheidtze in twe soorten, Wilde en Tamme. De Tamme wordt ook in twe onderscheiden, de ene is de Grote, de andere de Kleine. De Kleine verscheelt van de grote daar in, dat de bladen kleiner zyn, wit, sterker en geuriger. | |
Beschryving van de Wilde Salie.De ware gelykt na de Malrove, de bladen zyn langer en dikker, harder ruiger, witter, en van goede geur. Zy werpt een menigte van takken uit de wortels, die witter zyn, dan die der Malrove. Plaats. Deze Plant wast op de Bergen, op onbeboude plaatsen, en bloeit in Augustus. Eigenschappen. De Wilde Salie is scherp, en bitter op de Tong. Als men’er het Afziedsel van drinkt, brengt het de Stonden voort; ’t doet kwaad aan zwangere Vrouwen, zet de nageboorte af. Zo men zich met het Afziedzel baadt, brengt het ’t Water en Stonden voort. | |
Beschryving der Tamme Salie.De takken zyn houtig en witachtig groen. De bladen zyn langwerpig breed, dik, kottoenig, sterk van geur, maar aangenaam, geurig, witachtig van kleur. De bloemen wassen aan een staart aan de toppen der takken. Zy zyn als een keel waar aan twe lippen zyn. Zy hebben reuk, en zyn blaau, wat trekkende na den purperen. De zaden zyn rond en in een huisje gesloten. Plaats. Men teelt dit gewas in de Thuinen. Eigenschappen. De kleine Salie wordt meer dan de grote geacht. Men gebruiktze in ’t mengsel van ’t water de Arquebusade. Men heeft’er ene geestige Olie in, en veel Zout. Zy heeft weinige lydende beginsels. Zy is dienstig voor ’t Hoofd, de Moer, voor Zenuwen, voor de Maag en openende. Zy is goed tegen alle waterige vochten, als zy door de mond wordt ingenomen, of van buiten opgelegd. Zy is goed voor de vallende ziekte, Doodslaap, Lamheid, en voor de vochtige verkoudheid. De droge bladen van ’t kruid gegeten, zyn voor de Vrouwen goed, om zich niet te bezeren. Kort om, zy zyn overal goed, daar men versterking, warmte, droogte, vannoden heeft. Zy heeft een zonderling vermogen, om te versterken, zenuwen die gekneusd zyn; en daarom maakt men Saliewyn om te drinken. Men stooft’er ook mede voor ’t beven der handen, en andere deelen, om honger te maken, en de Maag van kwade vochten te zuiveren. Men moet menigmalen Salie gebruiken in de Potspys, en andere. Zy verlicht de pynen van ’t hóófd, en zuivert de tanden en tandvlees. Zy maakt enen goeden adem, met Wyn gekookt. ’t Water daar van gedestilleerd verheldert het gezicht. De Conserf van de bloemen van Salie, heeft de zelfde krachten. In plaats van Thee doet men wat Saliebladen in heet water, men laat het een tyd lang trekken, en drinkt het met Suiker. Men geeft voor, dat deze vocht goed is, om te versterken de hersenen en de vocht te verdunnen. Men houdt de Salie van Languedok, en andere heete Landen, voor de beste, als zynde de sterkste. | |
Hoe men de Salie teelt.Men teelt ze van Stek en Wortelen voort.
salomons zegel. In ’t Latyn, Polygonatum, of Sigillum Salomonis. Beschryving. ’t Is een Plant, waar van de stam twe, of drie voeten hoog groeit, rond, glad zonder takken, en een weinig aan de toppen rond is. | |
[pagina 930]
| |
De bladeren zyn langwerpig, breed, met stelen, om den andere staande; donker groen van kleur, glimmende van boven, en Zéégroen van onderen. Hare bloemen zyn klokachtig, langwerpig als een Pyp, en in zessen gesneden. Zy wassen langs de kanten, de kleur is wit. Plaats. Deze plant groeit in de Hagen, in de Bossen, en op andere beschaduwde plaatsen. Krachten. De Wortel vers gestooten, en ’t sap, dat uitgeperst is, neemt de Sproeten weg, de vlekken, blaauwe plekken, komende van slaan, stooten, vallen, zo in ’t aangezicht, als in andere déélen van ’t lighaam. Men destilleert’er water van, dat zeer goed is om de Juffers een kleur te geven.
salpeter is een Mineraal, dat op vochtige plaatsen voortgebracht word, als in Kelders, Duif-huizen, Stallen, oude Muren. Men gelooft, dat de lucht vol Salpeterige déélen is, die aan de lighamen groejen, welke geschikt zyn om ze te ontfangen, en ze te houden. De kracht is wonderlyk tot vermeerdering van Koorn, gelyk men gezegd heeft, als men van die Plant sprak. ’t Hedendaags Nitrum, of Sal Petrae, maakt achtkantige Kristallen, is een halve Mynstof, die uit een Salpeterige aarde komt, over matige hitte smelt, naaulyks water uitwaassemt, vry vast is, en met alle brandbare stof, als zy gesmolten is aan brand vliegt; zy smelt in 6½ water Boerh. Chym. De Salpeter is van groot gebruik in de Chimie, Medicynen, en om Gewassen te doen groejen. Men maakt’er Kristal mineraal, Sal Polychrest, Sterk-water, Geest van Nitrum van, die de beste van alle de sterke Waters is, om Metalen te ontbinden. Laat ons dan de Salpeter laten onder de handen der Chymisten en Geneesheeren, om ze tot hun gebruik te schikken, en laat ze ons tegenwoordig niet beschouwen, dan van ene kant, die dienstig is om Planten te doen groejen. Wy zullen alleen aanmerken, dat de Natuurkenners, die ze gescheiden hebben, daar een Zout in gevonden hebben, dat naar Zee-zout, of Berg-zout gelykt. ’t Gebeurt ook, dat, als men Salpeter te lang in water laat koken, de geesten daar van vervliegen, en’er niet dan gemeen zout overblyft, ’t geen doet geloven, dat de Salpeter niet dan een gemeen zout zy, dat met meer geesten dan gemeen vervuld is. Ook zullenwe daar na zien, dat het Zee-zout zo dienstig is, om Koorn te doen groejen, als de Salpeter, en dat’er in den grond weinig onderscheid tussen hen is. Dus is alles tot lof van de Salpeter te zeggen, ’t geen van ’t Zout te zeggen valt. Voor Plato heeft men Boeken gemaakt gehad, om de deugd van ’t Zout te pryzen; en die Filosoof spreekt van een dergelyk werk in ’t Boek Convivium geheten. Wat hem belangt, hy noemt ’t Zout ϑεῖον. iet Godlyks, en schreumt niet te zeggen, dat het Zout het voorwerp van de Liefde is, die God heeft. Sal Deo amicum corpus. Dus spreekt hy in zyne Timaeus. Plato kon dat gevoelen wel in de Boeken van Moses gehaald hebben, die hy zekerlyk wel gelezen heeft gehad, en waar uit hy een grote menigte menigte van zaken ontleend heeft, die hy onder zyne Werken gemengd heeft gehad. Dit heeft St. Clemens van Alexandrie doen zeggen, dat Plato niets anders zei, dan Moses in ’t Grieks. Stromat. Lib. I. pag. 342. In der daad, ’t geen Plato zegt van Gods liefde voor ’t Zout, komt ten enemaal uit op ’t geen Moses van de Offerhanden verhaalt, die alle Gode zeer aangenaam moeten zyn. Gy zult met zout zouten, alle de Offerhanden en Slachtofferhanden, en gy zult uwe Offerhanden ’t zout des Verbonds niet onthouden, ’t geen uwe God met u gemaakt heeft. Gy zult in alle uwe Offerhanden ’t zout offeren, Lev. Cap. II. v. 13. De Heidenen hebben zich ook ingebeeld, dat hunne Goden zich zeer veel aan ’t geluk van ’t zout lieten gelegen leggen. Atheneus verhaalt, als een Filosoof, dat men te Tragese in Troas een Zoutmyn had, waar in het elk vry stond, zo veel te halen, als hy nodig had: maar dat, zo dra Lisimachus daar een belasting op gezet had, ’t zout verdween, en de gantse Myn ledig was. Deze Vorst zegt Atheneus, vernietigde de belasting, en terstond kwam’er weder Zout in overvloed, gelyk te voren. Daar om, zegt Plinius, noemt men Salarium de wedden en gelden, die men den Amptenaren van ’t Leger toelag. ’t Is Plinius, die spreekt. Ergo Hercule vita humanior sine sale nequit degere, adeoque necessarium alimentum est, ut transierit intellectus ad voluptates animi quoque, nam ita sales Appellantur omnisque vitae lepos & summa hilaritas, laborumque requies, non alio magis vocabulo constat, honoribus etiam militiaeque interponuntur, salariis inde dictis. Hy heeft heel wel erkend, dat men Planten heeft, die veel beter in zout, dan in ander water groejen, en dat het zout niet alleen veel tot hare voortteling toebrengt, maar om ze smaaklyker te maken. Peculiaris medicina: Raphano, Betae, Rutae, Cunitae in salsis aquis, quae & alioqui plurimum suavitati conferunt. Daarom ziet hy de Heesters en Vruchtbomen voor niets ongemeens aan, en de uitnemend grote bossen, die op ’t eind van ’t Rode Meer groejen van de Indiaanse Zee, en de Middelandse Zee. Nascuntus, & in mari frutices, Arboresque minores in nostro: Rubrum enim & totius Orientis Oceanus refertus est sylvis. Dit Kapittel is een fraje navolging van alle Bomen; die men gezien heeft. | |
Geest van Salpeter.Als men Salpeter doet in een Kroes, en men ze op ’t vuur zet, zal ’t niet lang lyden, of zy zal smelten. Als men geest van Salpeter, of Nitrium, die gedroogd is, wil stoken, moetmen nog driemaal zo veel Bolus, of gestoten steen nemen. Men doet alles in een Kolf, die ge-luteerd is, en legt het in een Weerslag Oven, die gesloten is. Die Bolus belet de Salpeter het smelten. Zyne deelen door de Bolus heen gaande, verdeelen zich, en brengen zich tot hare beginselen; en daar ryzen in de Kolf op dampen, die, in ’t Ontvang-glas weder nedervallende, ene vocht geven, die niets anders, dan een zuur zout is, in | |
[pagina 931]
| |
een vocht ontbonden. Dit noemt men Geest van Nitrum, of Sterk Water. | |
Eigenschappen van Sterk Water.Deze vocht, ’t vuur der Salpeter inhoudende, is zeer bekwaam, om in de gaatjes van vaste lighamen in te dringen; en hare deeltjes van den andere te scheiden. Dit gebeurt aan ’t geen, dat niet, dan door middel van de Geest van Salpeter, kan ontbonden worden. Deze Geest wordt van zes tot vyftien druppen in een bekwame vocht in gegeven. Hy is goed in hete koorsen daar verrotting in de vochten is. Zy matigt den dorst, neemt de verstopping weg, en is zeer goed in kwaadaardige Pestige koorsen. Zy is goed tegen Graveelpyn, en doet wateren. | |
Hoe men Salpeter vergaart.Men haalt een grote menigte Aarde, Steenen en Pleister, die lang verwaarloosd zyn, en in de lugt by een gestaan hebben. Men laat ze grof stampen. Daar na doet men ze in Vaten, die doorboord zyn van onderen, en gezet op een ander Vat. Men giet op verscheiden tyden in die Vaten of Tobben water, dat het zout ontbindt en medesleept. Sommige laten de Steenen, Pleister, enz. in heet water trekken, dat men op heete asse zet, om’er een Loog uit te trekken. Men laat het eens en andermaal door de asse zygen. Als de vocht helder is, laat men ze uitdampen op een matig vuur, dat altyd even groot is, tot dat het op een vierde verminderd is, waar na men het laat stil staan. Enige dagen daar na vindt men op den grond Kristallen, die men laat drogen. De rest van de stof laat men weder uitdampen; men laat ze weder koud worden en haalt’er ene Salpeter uit, die zeer veel gelyk na Zéézout heeft. Men kan ook ’t gemene Salpeter, zuiveren, door koken in water en ze te schuimen, en’er Vitriool en Aluin in poejer in te gojen. Daar is nog een ander soort van Salpeter, die men aan Muren en Rotzen in kleine Kristallen vindt; men noemt het Bezem Salpeter, om dat men ze vergadert door ze daar met Bezemen af te vegen. Men brengt ook uit Oost Indien een zeer schone Salpeter, die men op de oppervlakte van onvruchtbare en woeste gronden vindt, dicht by Pegu en in Bengalen. | |
Gebruik.Men gebruikt Salpeter, om Buspoejer en Sterkwater te maken; om Zalm in te zouten, als men ze een fraje rode kleur wil geven. Men gebruikt ze ook in de Medicynen, om de Pis af te zetten, om de hitte van ’t bloed, en steen uit Nieren en Blaas weg te nemen. Men geeft het van een halve scrupel tot een dragma. | |
Antimonium Diaphoreticum van Salpeter bereid.De bereiding van Diaphoreticum Antimonium, welke door de Regulus van Antimoni gemaakt wordt, is veel beter: want die is witter en zuiverder. Neem een pond Regulus van Antimonie, drie pond goede Salpeter, meng ’t te samen; en zet ontrent een once, of meer van dat mengsel in een aarden pot, die niet verglaasd is, en gloejend geworden op een vuur van kolen. Deze in een ogenblik tot Kalk zynde verbrand, doe’er weer een once van die zelfde stof by, en blyf daar mede aanhouden, tot dat alles gebruikt is. Als de pot koud geworden is, breek ze aan stuk, en giet op de stof, nu zo wit als Sneeu, veel kokend water, en dan onder een gedurig roeren, en laat ze daar na bezinken. Dit wassen zult gy herhalen tot dat de poejer smaakloos is; zet ze daar na in de zon te drogen. | |
Eigenschappen.Dit Middel is uitnemend, om inwendige verzweringen te openen, om door onzichtbare uitwaasseming alle venyn, en overtolligheden kwyt te worden. Het neemt alle de weiachtige en salpetrige deelen weg, die op de huit besmetting geven; zo gy ’t geeft van tien tot twintig grein, met wat Scrosonere-water, of witte Wyn.
salsifiwortel. Zie scorzonere.
samentrekkende. Adstringent, noemt men zo in de Verwkunst als Medicynen zulke dingen, die trekken op de tong, als de wortel van de Granaatschillen, de wilde Appelen, Eikenboomen, zo in sap, als zaagsel, de run, de schil van de Neut, de wortel der Neuteboom, de Galnoten, en de Sumac.
santal, of santalhout, is ’t hout van een boom, die in de Indiën zo groot, als een Neuteboom groeit, welker bladen groen zyn, en gelykt die van de Lentiskus. Men heeft driederhande soort Citroenkleurige, Witte en Rode; de eerste is de beste en heeft de meeste geur: maar het is’er zeldzaam; en ’t rode houdt het midden tussen beiden. Men moet dat kiezen, dat vast en zwaar is, niet gewurmd noch vermolsemd, en dat kleur en en reuk behoudt. Men moet dat niet gebruiken, ’t geen men in de Winkels vindt, als het de tong prikkelt, gelyk het menigmalen gebeurt in ’t Citrine, om dat het Ceder- en geen Sandelhout is; en dat het veel eer verhit, dan verkoelt, gelyk het ware doet. De Rode Santal, verwt niet, gelyk het Brasielhout, en is noch zo hard, noch zo zwaar. Zo het gebeurd, dat het reuk heeft, heeft het dit van ’t Citrine, waar mede men het uit Indiën brengt. De drie soorten van Santelhouten zyn alle koud, droog in den derden graad. ’t Rode is kouder, dan ’t Citroengele. Zy zyn alle hardsterkende en geurig: maar inzonderheid het Citroenkleurige.
sandrak is een gommige Hars, die men door insnyding van twe Bomen daar uit haalt, dat is uit de Jenever- en Oxuceder-boom. Die uit de grote Jenever-boom druipt is de gemeenste, en | |
[pagina 932]
| |
meest geachte. Men brengt uit Africa de Sandrak in tranen, die doorzichtig, helder, klaar, wit zyn, na den gele trekken. Eigenschappen en Gebruik. De Sandrak komt in ’t mengsel van Pleisters. Zy is verdunnende. Zy is goed om te ontbinden en versterken. Zy is de grond van Schilders Vernis. Met Sandrak lymt men het Papier, om het een witte kleur te geven, en ’t sterker te maken, op dat het niet vloeje, en ’t schrift te frajer schyne. Zy is ook goed om ’t geschrapte te bedekken, dat men somtyds doen moet.
sap is een dunne vocht, bestaande in de aarde oorspronklyk uit water, waar in ontbonden is, ’t Zout, enz. van die aarde; daar na is zy in de wortelen overgegaan, of door ’t aantrekken der wortelen, of door middel van aandryven, gelyk enige Filosofen geloven. Dit water in de wortelen zynde; wordt door de kracht der wortelen in Sap veranderd, dat is, in ene vocht die met den aart van den Bóóm, of Plant overeen komt, welke ze moet voeden, doen dik worden, groejen, vermenigvuldigen. Want ’t Sap der Gewassen verschilt in allen; in ’t ene is ’t lymig, als in de vrucht der Neuteboomen, in de anderen is ’t waterig en zoet, als in de Steenvruchten, en nog meer in de Wyngaarden. In anderen is ’t wit als Melk, als in de Vygen en Wolfsmelken, enz. De aart van dit Sap heeft twe eigenschappen; om terstond na ’t einde van de takken door buisjes te klimmen, welke de natuur den boom met voordacht tussen ’t hout en bast gegeven heeft, en van zich ten deele in hout, ten deele in bladen en knoppen en vruchten te veranderen. De andere eigenschap is, verlengen, verdikken en vermenigvuldigen van nieuwe takken, en haar by te zetten de hoedanigheit van hare moeder, dat is opslurpen, ’t geen, waar van zy nieu Sap maken. ’t Sap der gewassen, dient de zelve voor ’t bloed in de Beesten; ’t maakt een gedeelte van de Planten uit, en zet aan de andere deelen by, ’t geen de zelfde tot den groei van node hebben. ’t Sap der Planten is een zeer ryke bron voor de Geneeskunde. Dieren en Bergstoffen leveren hun zo veel hulp en Geneesmiddelen niet tegen alle de ziekten, daar een Mens voor bloot staat. De sappen, welke het bloed der Planten zyn, aarden naar de aarde, waar uit zy worden gehaald. Die sappen vloejen somtyds van zelf, en stollen tot een Gom; als de Myrrhe, de Bdellium, de Gom Tacamahaca, de Storax, de Benjoin, en de natuurlyke Balsem, enz. Somwyl vloeijen de sappen, door inkerving, uit de schorse der Boomen, om naderhand in de Zon gedroogd te worden. Dusdanige zyn de sappen, der Scammonium, Aloë socotrina, der Slaapbollen, enz. Men haalt’er ook Sap uit, door stooten en slaan, en uitpersen, als uit de bladen, bloemen, vruchten, of zaden. Men haalt ook nog sappen uit de Planten, of deszelfs deelen, die droog zyn, door ’t vuur; ’t geen dan door ’t bydoen van vochten geschiedt. Men haalt uit een Plant meer Sap, zo men ze na ’t stampen, een tyd lang in vocht laat weeken, om dat zy ’t Sap los, en dun en minder lymig maakt. Men kan ’t’er door boren uithalen, dat is, door de stam van een Boom, met een Avegaar te boren, als in ’t voorjaar ’t Sap begint te klimmen. Dit is ’t beste middel om Sap uit Gewassen te trekken, om dat het’er zuiver natuurlyk uitvloeit; daar men het door uitpersen’er uithalende, als de Aloë Kaballina, de Meconium, of Opium, de Acacia, de Hypocistis, en de Elaterium, gedurig met onreine en grove deelen gemengd is, die daar de hoedanigheid van verminderen. De uitvinding van Sap door boren uit de Boo- te halen, is den Ouden onbekend geweest, men heeft het van de Engelsen. Dit doorboren van de Stam des Bóóms, geeft verscheiden voordeelen; men verlost ze van een overvloed van sappen, die hunne vruchtbaarheid belet. Andersins het werk, waar door men de onnutste sappen kwalyk verduwd vindt, moet aangezien worden voor een zweet, dat dienstig is, en dat veel toe kan brengen om de vruchten van een beter smaak te maken. ’t Is de overvloed van bloed niet, die de gezondheid en sterkte van een Dier uitmaakt. Te veel voedsel overlaadt, en maakt doodlyke verstoppingen. De deurboring in de Bóómen is zo veel, als een gezonde lating; door deze ontlasting verliest de Boom niets, dan onnutte en overtollige sappen. De volheid van sappen is een groot kwaad. ’t Is door het tranen dat een Wyngaart zich verspreidt, en zich ontlast van overvloed van vochten, die ze zouden overladen. Zy ontlast zich, om niets te bewaren, dan de welgekookte verheven gemaakte en fyne sappen, gelyk men de zelfde in de Druiven vindt. Zie daar, wat orde men in ’t doorboren houden moet. Men moet zich niet te vrede houden met een Boom lichtjes met een mes te kerven. Men moet de Stam aan den Zuidkant ook doorboren, deur het hart heen tot op een duim na aan den Nóórdkant. Men moet de Boom schuin na boven toe inboren, om te maken, dat’er de vocht kan uitloopen. ’t Is goed aan te merken, dat het gat dicht by den grond moet gemaakt worden, zo om de stam van den Boom niet te bederven, als om geen lange Pyp van noden te hebben, om ’t Sap in een Kruik te leiden, die ze ontfangen moet. Een wortel aan ’t eind afgesneden, maakt meer Sap dan een tak, om dat het boven de wortel meer opklimt, dan boven na de takken, en dierhalven moet het daar overvloediger uitlóópen. Hoe de Boomen volmaakter worden, hoe’er meer vocht uit loopt. De tyd om de Boomen te deurboren om’er Sap uit te doen lekken, is van ’t eind van January af, tot midden in de maand Mei toe. De Neuteboom moet niet voor op ’t eind van Maart geboord worden. De Vygeboom geeft zyn Sap zelf in ’t mid- [illustratie] | |
[pagina 933]
| |
den van de winter, zo dat de druppen daar uitgeloopen zelf bevriezen. In de Herfst geven de Boomen geen Sap, en zelf in ’t voorjaar niet, dan een maand lang. Zo ’t voorjaar al te droog is, krygt men’er zeer weinig Sap van. Zo ’t zeer vochtig is, druipt’er meer uit, en gedurig naar gelang van ’t geen door de buisjes van de stam opklimt. De deurboring der Boomen geschiedt met meer voordeel op ’t best van den dag in ’t Zuiden; om dat dan de sappen gemeenlyk de grootste beweging maken. De hitte doet het Sap opklimmen. ’t Is een Helm die van de hand der natuur is gemaakt, en de Helmen van de kunst zyn’er niet dan namaaksels van. De Bóómen, die overvloed van sappen geven zyn de Populier, de Eik, de Platanus, de wilde Vyg, de Wilgeboom, de Berkeboom, de Neuteboom, de Beukeboom, Ipeboom, Haldenboom. Men zegt, dat men in ’t voorjaar uit de Berke boom zo in een maand, een grote menigte van Sap kan halen, dat het de gewichten van den boom kan evennaren, met zyne takken, bladen en wortels. Door dit middel heeft men ’t geheim gevonden om van de Slaapbollen een zuiverder Opium, dan ooit te trekken. Men moet de gantse Plant enige uren lang in de Zon laten staan, daar na de Bollen prikken, en daar loopt in weinig tyd een heel deel Sap uit, die ’t ware Opium is, dat men niet te duur betalen kan. ’t Is zeker, dat de Opium van Egypte, en meer vreemde plaatsen, die uit de Bollen loopt, niet tot ons komt, en dat zy ze daar tot gebruik bewaren; en dat ze ons niet dan Meconium geven, dat niet anders, dan een uitgeperst Sap is, dat ze laten dik worden om ’t gemakkelyk te vervoeren. De Meconium is zo sterk niet, als de Opium; maar anders is zy met veel dingen verbasterd, gelyk we reeds hebben aangemerkt. Daarom maken’er de Chymisten een Uittreksel van, dat ze Laudanum noemen. Zie laudanum. Men ziet daar uit, hoe veer ’t deurboren der Boomen, en ’t deursteken van Planten, en ’t snyden van Wyngaarden uitvoert. Door dit middel zoude men schoone sappen krygen, die ongetwyffeld groot nut zouden doen in de Medicynen, en mooglyk zelf ten nutte van ’t leven. Men kan niet twyffelen, of de Medicynen halen grote voordeelen van de sappen, ten dienste der gezondheid van de Menssen. ’t Geen we van de Opium gezegd hebben, is reeds een overtuigbare proef; maar ’t geen men reeds getracht heeft op de Slaapbollen te doen, kan men ook doen met de Mannetjes Peonie en andere Planten, die door hare krachten vermaard zyn. Men zal daar door hebben alles, wat wezentlykst en kragtigst in de Planten is. Men zal’er uit halen Gommen, Harsen, Tincturen, Zouten, Geuren, enz. en gaan daar door vele ziekten te keer, die de Menssen vernielen. Zo haalt men de Asa foetida uit de wortels. Zie Kaemf. Am. Exot. ’t Sap van den Haldenboom is een aangename drank, en heeft een uitnemend gebruik in ziekten van de Borst en Lever. Hoe de Remedien minder vermengd zyn, hoe ze krachtiger zyn. Men zegt, dat het Sap van den Berkenboom een algemene Remedie voor alle soorten van ziekten zy. De Berkenboom is hier te landen zo veel als ’t Lignum Nefriticum, sederd drieduizend Jaren, in Indië is; dat is, een krachtig Steenbrekend middel, dat de Graveelpynen bedaart. ’t Is in een gewoon gebruik by de Princen van Duitsland, alle dag, gedurende de Maand Mei, een glas van Berkenbooms Sap te drinken, als een eigenaartig middel voor de Steen. Zy bewaren dit sap in Flessen, en gieten’er ontrent twe vingeren breed Olyven Olie op, om te beletten, dat de lucht die uitnemende vocht niet bederve, die een onwaardeerbare Balsem is. Dit Sap verkoelt de ingewanden, geneest de hitten der Lever, is krachtig tegen Graveel, pyn in de Nieren en Kolyk. Zy vermindert in een ogenblik de pyn, en geneest vervolgens. De sappen en tranen der Wyngaarden, na dat zy zyn gesneden, hebben in de Geneeskunde veel gebruik. I. Dit Sap, ingenomen, is een groot Geneesmiddel van de Steen der Nieren en Blaas. II. Dit Sap dik geworden, en als een Gom om de Wyngaard gevonden, in Wyn gesmolten, en nuchteren ingenomen, dryft kleine steentjes en zand af. III. Een glas van die Tranen brengt de zinnen van imand weder, die de Vocht van September heeft weg genomen; zo imand, die een reedlyk Mens is, de reden in de Wyn kan verdrinken. IV. Als men zich met deze vocht wast, geneest men de Douwurm, Melaatsheid, en alle ziekten van de huid. V. Enige druppen in ’t Oor gedaan, genezen Doofheid. Dit Sap geneest en versterkt het gezicht, als men ’s avonds en ’s morgens enige druppen in de Ogen doet. VI. Men maakt een uitnemende Balsem, als men dit Sap een Jaar lang in de Zon laat; ’t wordt zo dik als Honig, of Aloë. ’t Is een kostelyke Balsem, om te wassen, en geneest alle soorten van Wonden en Zweren. VII. De Tranen van de Wyngaart zyn, als een soort van Gom, genezende de hitte van de Lever, als men zich maar te voren wast met water, daar Salpeter in gesmolten is. Dit zelfde Sap, met Olie gemengd, is een openend middel, en doet de haairen wassen, als men’er zich dikmaal mede vryft. VIII. Ik geloof met veel schyn van Waarheid, dat dat Sap wel gegist, en met wat Nagelen en Kaneel, enz. gereed gemaakt, een schoone Wyn zoude wezen, die voor luiden, die van water de walg hebben, niet onverschillig zoude wezen. Vygeboomen Sap is niet alleen zoet en aangenaam om te drinken: maar ’t is zelf zeer goed voor de gezondheid. Men kan maken, dat het Bier dit Sap niet kan verdragen. Zie daar op wat voor | |
[pagina 934]
| |
een wyze: met een maat gerst, en een maat van dit zoete Sap zal men Bier maken, dat zo goed en sterk is, als of men vier maten Gerst had met gemeen water. Zelfs zal dat Bier beter als ’t Maartse zyn, dat anders zo hoog geacht is. Om dit Sap wel te bewaren, dat men in een maand by een heeft vergadert, om Bier te maken, moet men ’t in glaze Bottels in de Zon zetten, en ’t’er niet van daan halen, of men moet zo veel Sap hebben, als men hebben wil. Als gy Sap genoeg hebt, moet gy’er een Brood van zuivere Tarwe in doen, ’t geen wel dun en gebakken is, zonder aangebrand te wezen; als gy ziet, dat uw Sap gest, en opgeeft, neem het Brood’er uit; en doe die vocht in glazen Bottels, welke gy met Kurken zult sluiten, en doen’er was boven op. Zo gy enige Kruidnagelen op elken Bottel doet, zal het Sap een gans Jaar goed blyven; en gy een aangename Drank hebben; die zeer gezond is. Die op ’t Land leven, kunnen aangenaam, en zelf met nut, zich bezigheid aan die behandeling geven. | |
Zuivering van Sappen.Alzo de sappen, die geperst worden, met vele onzuivere en grove deelen vermengd zyn; moeten ze gezuiverd worden, om krachtiger te zyn, en gemaklyker bewaard. Men zuivert ze op twe wyzen: eerst met ze eens op te koken, en ze daar na deur een doek te laten loopen, die enige malen dik is gevouwen. Ten twede, door ze een dag, of twe in de Zon te zetten, en ze daar na van haar bezinksel af te gieten. Om ze langen tyd te bewaren, giet men ze in een Bottel van grof glas; die men tot den hals toe vol maakt; en men doet daar twe vingeren dik Olie van zoete Amandelen, of uitnemende Olyven Olie op; om te beletten, dat de Salpeter van de lucht daar geen gisting in brenge en ze bederve.
sap van Zoethout. Zie zoethout.
Saturnus is de verste der Planeten, zy heeft ontrent dertig Jaren werk, om de Zon rond te loopen. Zy is van vyf Manen en een Ring rondom zich verzeld. De Eclipsen van die Manen, en vooral van de eerste, dienen om de lengten der plaatsen van de Aarde te weten. De Starrewigchelaars willen door dit teken ♄ haar betekenen. Zy zeggen, dat zy koud, droog, aardachtig is. Zie daar enige voorzeggingen die dienen kunnen om de tyden te voorzien. ♄ met ♃ in , of maakt grote veranderingen in de lucht, veroorzaken Regen, Hagel, Winden, gedurende verscheiden dagen voor en na gezegde Aspecten. ♄, of met ♂, doe menigmalen Regenen, Donderen, en maakt onweder. ♄ in , ; of met ☉, maakt Hagel, Blixem, gedurende enige dagen voor en na, voor al in de vochtige tekenen, door ’t vertragen van hunne scheiding, ’t geen dan een grote verandering in onze luchtstreek wordt veroorzaakt.
saturnus. De Chymisten hebben aan ’t Lood den naam van Saturnus gegeven; om dat de Starrewigchelaars voorgeven, dat dat Metaal, den invloed van die Planeet ontfangt. Men veranderd het Lood op verscheiden wyzen. Zie lood, waar van ene is, die men de Butter van Saturnus noemt. | |
Hoe men Butter van Saturnus maakt.Doe Azyn in een roodkopere Pan koken, gietze kokend op gestoten Goudglid; waar op ze zes duimen staat in een aarden verglaasde pot. Roer ze enigen tyd met een houtten Spatel. Laat het na een uur tyd, deurzygen. Neem een once wit Was, laat het smelten in een kleine verglaasde pot, doe’er vier oncen Olyvenolie by, meng ’t met een houtten Spatel, en giet het daar na in een koperen Vyzel, en’er een glas van gezegde Azyn by; roer alles met een Stamper tot de dikte van een Smeersel; ’t welke gy van de vocht zult scheiden.
satyn, om’er de Vlekken uit te doen. Zie vlek.
saucys is een soort van spys, die smaaklyk is; men maakt veel werk van Saucys de Bologne. De Normannen maken veel werk van die van Pont Audemers. Zy zeggen, datze heerlyk zyn, en dat men ze om de zeldzaamheid na Parys zendt. | |
Hoe men de Saucys de Bologne maakt.Neem Varkensvlees vet en mager, hak het heel klein, en doe by ’t gewigt van vyf pond een pond Zout, en vier oncen heele Peper, met een pint witte Wyn, een pond van ’t bloed van ’t beest. Daar na moet gy ’t alles wel, een kwartieruurs lang, deur een kneden, en vullen’er de darmen mede, welke gy met een Servet zult omwinden, op dat, als gy ’t vlees aatzet, de darmen niet bersten. Gy moet de verdeelingen maken, naar de grootte, die gy’er aan geven wilt, en ze afbinden met een draad. Gy zult ze in de lucht, of rook te drogen hangen. Sny’er, als zy droog zyn, zo ’t u goed dunkt, ’t vel, waardoor ze van den anderen gescheiden zyn, af; want daar kunnen Wurmen in komen. Vryf ze met wat Olyvenolie, na dat gy’er ’t stof, dat’er op is gekomen, zult afgedaan hebben, en doe ze in een aarde verglaasde pot; welke gy met een dekzel zult dekken. Dus zult gy ze goed houden, zo lang als wilt.
scammonie is een Plant, van welker wortel lymerige takken, die ruig zyn, komen. De Wortel en Bloemen van de Scammonie zyn wit. Zy wast in de Levant. Men noemt ook Scammonie het harsachtige sap, dat door insnyding van de wortel dier Plant gemaakt wordt. ’t Is een hevig Purgeermiddel, als ’t met de sappen van Periploca en Wolfsmelk, of met andere Scherpe Planten, die melkachtig zyn, gemengd is. Hierom is ’t van de uiterste noodzakelykheid het te kiezen, dat zuiver is, zodanig, als ’t uit de wortel loopt, of wel bereid. | |
[pagina 935]
| |
Keur van Scammonie.De zuivere Scammonie is asachtig grys, glinsterende, en harsachtig. Zy wordt een witachtig poejer, als men ze tussen de vingers vryft. ’t Is de ware Scammonie van Aleppo, die by de Drogisten vry zeldzaam is, alzo zy byna niet verkoopen, dan de Smyrnse Scammonie, die zwart en gemengd is met andere stoffen, en die gevolglyk bereiding nodig hebben. De goede Scammonie moet oprechte Aleppose, lichte, tedere, vryfbare harsige, bitter, en van een walglyke onaangename reuk wezen. Men moet de zware, harde, zwarte verwerpen. | |
Bereiding van de Scammonie.De Scammonie wordt bereid met de Zwaveldamp, of met het Limoen-, Kwee-sap, of dat van Zoethout. Maar de beste bereiding van die Drogery, wordt op de volgende wys gemaakt. Maak Tinctuur van een halfonce goede gestoten Zoethout, doende het twe uren lang in acht, of negen oncen warm water trekken. Dit aftreksel hebbende laten afloopen, meng’er onder vier oncen goede Scammonie, in een pannetje, of ander aarden potje; en ’t op ’t Zand gezet hebbende, zult gy de vocht laten uitdampen over klein vuur, tot dat de Scammonie zyne vastheid zal weder hebben gekregen. Dit noemt men gezoethoutte Diagridium. Men moet ze in een welgesloten Bottel bewaren; om dat het Extract van Zoethout zeer aan vocht na zich te halen onderhevig is. De Diagridium purgeert zacht zonder snydingen, de Melancholyke vocht. Men geeft het van twaalf grein tot een scrupel.
schaenanthum, Kemelshooi. Zie Hubners Kunstwoordenboek. De wortel is klein, hard, droog, knopig, met lange witte vezels. De gantse Plant, in ’t byzonder zyne Bloem, is zeer geurig, scherp deurdringende van smaak en geurig. Men moet in de Medicynen de bloemen stellen voor ’t overige van de plant. Men moet ze verkiezen, die nieu, zuiver, geurig, licht, fraai van kleur, van scherpe geurige smaak zyn. Zy is verdunnend, deurdringend, afvegende, wederstaat de kwade vochten, is Wondheelend, neemt de verstoppingen weg, doet wateren, en brengt de Stonden voort; men gebruikt ze inwendig en uitwendig. Gelyk die Bloem somwyl zeer zeldzaam is; zo kan men in de plaats de witte Juncus nemen, die de beste geur heeft, en die, welke meest na de Bloem ruikt.
schaap. Is een woldragend viervoetig Dier, ’t Wyfje van eenen Ram, en de Moeder eens Lams, bekend by de gehele wereld. Een Schaap leeft ontrent tien jaar, en werpt t’elkens niet meer dan een Jong, of Lam. Men kan ze in twe soorten verdeelen; voor eerst die in Vrankryk en andere Landen gemeen zyn, ten tweden, die uit Barbarye oorspronkelyk, in Engeland gefokt, en van daar elders worden overgebracht. Wy beginnen van de gemeene Schapen. Zie achter de Figuur van Ram en Schaap. Onder alle voordeelen, die men op ’t Land van de Beesten kan trekken, zal men garen toestaan, dat’er geen groter is, dan dat van de woldragende dieren; want, al is het waar, dat zy veel oppassens van node hebben, echter maken ze weer die onkosten jaarlyks wel rykelyk goed; alzo men kan zeggen, dat de rykdom van een Landman in hunne aankweking meest bestaat, dat bygevolg iemant moet aanzetten, om’er wel voor te zorgen. Voor eerst dan zult gy weten, dat de koude dodelyk is voor dat Dier, en zy vreezen voor de Sneeu en grillige koelte; dog ’t is gemakkelyk, haar daar voor te beschermen, met haar in den Stal te eten te brengen, en ze wel gesloten te houden, waar toe ze haar eige Schapenstal zullen hebben, zo als behoorlyk is. Men moet haar ’s Winters niet in de Wei brengen, dan by mooi weer en zonneschyn; en zulks geschied meer, om ze te verluchten en lust tot eten te doen krygen, dan om ze te weiden, alzo ’t voedsel in dezen tyd heel raar is. Dewyl het ook veeltyds op den Schaapherder aankomt, wat voordeel men van deze Dieren trekt, zo acht ik het de pyne waard, om hier een Beschryving te geven van de goede hoedanigheden eens Herders. | |
De Plichten van enen SCHAAPHERDER.Hy moet zyne Kudde beminnen, en bygevolg haar niet hart handelen. Deze Dieren zyn al moejelyk te weiden, waarom het nodig is, dat een Schaapherder sterk zy. Hy moet’er dikwils zyn oog op hebben, om ze te tellen, of’er ook een van de Kudde is afgedwaalt; Voorts trou wezen, en om zyne beesten te vervrolyken, zal hy op ’t een, of ander Speeltuig spelen, dat’er de Valeijen van weergalmen; En ten laatste wel toezien met zyne Honden, dat hem de Wolf gene Schapen afvrete. | |
Van den Tyd om de Schapen op de Weide te laten gaan.Een Schaapherder zal weten, dat in den Winter, het Voorjaar, en een deel van den Herfst, de Schapen niet meer dan eens op het Veld gaan: nog moet men wachten, tot dat de hoge dag den ryp van ’t gras hebbe verjaagt, die heel gevaarlyk voor haar is, en ze den Buikloop doet krygen. Des Zomers, wanneer ze twemalen op ’t Veld gaan, is ’t een andere zaak; want dan moeten ze met het krieken van den dag op de Weide gebragt worden, terwyl het gras nog vol daau is, en de versheid haar aanlokt om het met geneugte te plukken. | |
Van den Tyd om haar te drenken.Vier uren tyds is genoeg om haar zo veel voedsel te laten nuttigen, als ze nodig hebben; waar na | |
[pagina 936]
| |
de Schaapherder zal zorg dragen, om ze langs enig water dat helder en gezond is, of kant van een Rivier, te leiden, om daar ult te drenken: twemaal in den Zomer, en eens in den Winter, als de Zon onder is. Hier na moeten ze na den Stal gebracht worden, óm daar te blyven, tot drie uren namiddags, wanneer hy ze voor de twede reis zal op de Weide brengen, op een andere plaats, dan daar ze ’s morgens geweest zyn, welke verandering haar smakelyker doet eten. | |
Aanmerkingen op den Aart der Schapen.Zy worden zeer afgemat door al te grote hette; op welken tyd zy haar hoofd laten hangen, en zig op enen hoop vergaren, zonder aan ’t gras te denken. Dit komt haar over, als men in een heet weer genen zorg draagt, om ze op plaatsen te brengen, daar ze gedekt zyn door de schaduwe. Voor al moet men in de Hontsdagen in acht nemen, dat men ze des ochtens na de Westzyde van de Weide brenge, en ’s namiddags na de Oostzyde. ’t Is ten hoogste nootzakelyk, dat een Schaapherder de goede Weiden wete t’ onderscheiden van de kwade, om daar door zorgelyke ongemakken voor te komen. Alle moerassige Weiden deugen niets; als ook al het gras, daar water op gestaan heeft, of dat door enig onweer getroffen is. Van zulk Voedsel sterven’er menige. Een goed Herder moet van wakkere Honden voorzien zyn tegen de Wolven. Ook zal hy de plaatsen waarnemen, daar Kaarden, of Distelen zyn, om haar van die kost af te houden, alzo zy’er de schurft van krygen, waar door hare Wolle bederft. In plaatsen, daar men de Schapen op ’t Veld in Tuinen sluit, daar moet een Herder toezien, dat hy zyn Tuin, of Kooi met goede Horden toe make, en’er zyne honden op de vier hoeken plaatse, verkiezende het midden, om daar zyn Hutje op te rechten. | |
Van de Zorg eens Schaapherders, ontrent de Schaapstal.Van de slordigheit eens Herders ontrent de Schaapstal, krygen de Schapen vele ongemakken; waarom ’t van zynen plicht is, zo hy wys en eerlyk wil handelen, dat hy goede zorg drage, zulke fouten voor te komen, zo veel in hem is. Voor eerst moet hy voor een stelregel houden, tegen de gewoonte van vele luiden, dat hy zyne Schaapskooi maar eens des jaars schoon make, in Hooimaand op die plaatsen, daar men in ’t open veld met de Schapen huishoudt; of tegen ’t einde van Oogstmaand, op zulke daar men dat niet doet; en niet in allerlei jaargety, dewyl haar de Mist tot warmte dient. Ten twéde zal hy bezorgen, Vrouwenhaair te krygen, of Hartshoren, of Geite klaauwen, om daar mee zyn Kooi, of Stal te beróóken, en’er de Slangen en andere Dieren, die de Schapen geen goed doen, uit te verjagen. | |
Tekenen van een goed Schaap.Alzo het voordeel, dat men van een Kudde trekt, niet afhangt dan van de goede Schapen, die haar uitmaken: zo is het nodig te weten, door wat tekens men ze zal kennen, het zy om ze te kopen, of om ze aan te houden in zyne Kudde. Een Schaap, als ’t goed zal wezen, moet een groot lighaam, heel wakkere en geen donkere Ogen hebben; de Staart en Beenen moeten lang wezen; zyn Rug dik en vol van Wol, die (om de goede gematigheit van een Schaap aan te tonen) lang, fyn, glinsterend, wit, en nooit grys moet wezen. Een Schaap van twe jaren is goed om te houden, en’er voordeel van te hebben, maar dat ouder is dan vier jaar, moet als onvruchtbaar verworpen worden. | |
Om de Jaren van een Schaap te kennen.Om hier van kennis te hebben, moet men dikwils Schapetanden gezien hebben, om van hare geboorte af, tot vier jaren toe, de grootte daar van te weten; want in dien tussentyd houden zig de Tanden egaal, en gelyk zonder te verminderen. Maar als ze haar derde jaar bereikt hebben, schynen hare Tanden niet meer effen en gelyk te zyn, alzo d’een korter is dan d’ander, en als gesleten uitziet. Den ouderdom kent men ook aan de Bokshorens, aanmerkende, dat ze zo veél jaren hebben, als’er kringen voor aan ’t einde zyn. | |
Van den Ram.Alzo het Schaap voor zig zelve weinig winst aanbrengt zonder den Ram; zal ’t’er niet minder op aankomen, om een goeden Ram, of Weêr te kiezen, als een goed Schaap. De tekenen van zulk enen zyn, een verheven lyf; grote buik, lange staart, dikke wol, breed voorhooft, zwarte en stoute ogen, breed van muil, over al enerlei koleur, grote en wollige oren, eer gekromde dan rechte horens. Men stelt de Rammen, die hoornen hebben, altoos boven die ze niet hebben, alzo een gehoornde Bok altoos beter is op de Schapen, dan een dien ze de natuur heeft geweigerd: en deze hette is oorzaak, dat’er het Wyfje ook ritsiger door wordt, en het zaad eerder by zig houdt Vyftig Schapen zyn genoeg voor enen Bok. | |
Van den Ouderdom der Schapen, om ze te laten bespringen.Men moet somwyle niet verwondert zyn, dat de Schapen jongen krygen, wat zorg men ook daar toe aanwendt; dewyl men ze te vroeg door den Bok laat bespringen, wanneer hare krachten nog niet in staat zyn om de inwendige verandering der deelen te wederstaan, die haar overkomt van ’t Jong, dat ze dragen, noch om de smerte uit te staan die ze hebben, in het werpen van een Lam. | |
[pagina 937]
| |
Van den Tyd om de Schapen te laten dekken.De gevoelens hier ontrent stemmen niet overeen; Enigen stellen daar toe de helft van Hooimaand, op dat ze vyf maanden dragende, in de laatste maand van ’t Jaar hare Jongen zouden werpen; welke aanmerking zy alleen maken ontrent Schapen, die maar eens in ’t Jaar werpen; maar zomen ze tweemaal ’s Jaars wil doen bespringen, zeggen ze, moet men ’t in April laten geschieden, ten einde men de eerste Lammeren hebbe in October; in welke maand October men haar wederom moest laten dekken, om in February de twede Lammeren te krygen. Zie hier aardige aanmerkingen, die ’t sommige Schryveren behaagt heeft voor te schryven, maar die ik kwalyk gegrond vinde. Voor eerst, met hen te overtuigen, dat als men de Schapen in Julius laat bespringen, om Lammeren in December te hebben, deze regel zeer ongerymd is: alzo het Lam, dat de koude zeer onderhevig is, in ’t begin van den Winter op de wereld komende altoos gevaar loopt van te sterven; of zo het de koude al ontworstelt, (’t gene zonder grote moeite en voorzorg niet kan wezen;) zal ’t nooit anders dan een zeer klein elendig Schaap blyven. De reden blykt alreets genoeg ontrent dat stuk; laat ons het andere bezien. Rakende de Schapen, die, als ze zeggen, twemaal in ’t jaar zullen jongen, en daarom eerst in April, naderhand in October moeten gedekt worden; dit is zeker een klaarblykelyke winst voor die met Schapen omgaan, en zulke zullen gewisselyk haar liever twemaal, dan eens, in ’t jaar laten bespringen. Maar kunnen die Heeren, in dat stuk, voor den aart en de natuur der Schapen instaan? alzo men onder een Kudde van twe tot driehonderd Schapen, naaulyks twe vindt, die lust hebben om twemaal in ’t jaar gepaard te wezen, al is de Ram altyd by haar. Mogelyk hebben ze vergeten, enig middel voor te schryven om haar in te geven, dat ze de kracht hebbe om ze twemaal in ’t jaar ritzig te maken. Anders moeten zy tegenwoordig overtuigd zyn, dat zy dezen Regel niet gegeven hebben, dan om zulke by de neus te hebben, die’er eenvoudig genoeg toe zyn. Dus ziet men, dat noch de ene, noch de andere Regel iets deugd. Wy laten hier een derde volgen, die ten allen opzichte beter is. De rechte tyd om de Schapen te laten dekken, is de maand September, op dat zy hare Lammeren werpen tegens ’t einde van February, als wanneer de grootste koude voorby is, en de Schapen iets beginnen op het Veld te vinden; waar door ze Melks genoeg krygen, om hare Jongen te voeden, benevens het Hooi, dat men haar in den Stal kan geven. Wy oordelen dezen tyd zo bekwaam tot dit werk, dat men, uit vreeze dat ze van de Rammen eerder mochten besprongen worden, geen een meer by de kudde laat blyven, zo dra de Schapen met jong zyn. Dan ontdoet men zig van alle de Rammen, en duld’er genen in wat tyd het zy, behalven in September; wanneer men’er zo veel zal koopen, als’t nodig is, van gedaante en koleur, als we hier boven gezegd hebben, dat vereist worden, zo men goede Rammen wil hebben. Dezen Regel opvolgende, zal men schone Schapen, en een uitgeleze kudde krygen, alzo de Lammeren, die op dien tyd geboren worden, niet dan mooi weer te wachten hebben, en wonderlyk wel aangroejen. | |
Om de Schapen binnen een half jaar te helpen Lammeren, en hare Jongen te behouden.Neem zes en dertig grein van toebereid Spiesglas in stof, en geef het altemaal, in een glas water, aan ’t Schaap te drinken. De Moers, die in den Winter ter rechte tyd gejongd hebben, zullen overvloedige Melk krygen, als men haar van de gestampte Knollen, Beetwortelen, of witte Peen geeft, gelyk onder den Art. vee zal gezegt worden. Om de vroegtydige Lammeren vet te maken, en ze voor dubbeld geld te verkoopen, zo laat Erweten met Melk koken, en’er het Lam van eten, terwyl zyne Moer op ’t Veld is, met het zyn bek open te breken, en van die Erweten en Melk in te geven: wanneer ’t dezelve gekaaud en op heeft, doop het dan het uiterste van zyn muil in deze Melk en Erweten, die gy in een aarde Schotel, of houten Nap zult hebben gegoten, waar door het zal gewennen van zelfs te eten. Zo dra de Moers van de Weide komen, moet gy die kost weg doen; zy zouden ze in weinig tyds opsnappen. Op deze wyze kunt gy ider Lam voor minder dan vyf stuivers vet maken, en het voor dubbeld geld verkoopen; men heeft’er de proef van genomen. Gy zult de Rammen sterk en moedig maken, zo dat ze voor een dubbeld tal van Schapen kunnen goed wezen, als gy hen daaglyks geeft een halfpond Haver-brood, en Kennipzaad. Om jonge Rammen te winnen, houd uwen Ram, in ’t afgaan der Mane t’huis opgesloten, en laat hem niet onder de Schapen weiden, dan in ’t eerste kwartier van de wassende Maan, drie dagen na de Nieuwe. Om Wyfjes aan te fokken, laat hem niet by de kudde, dan in ’t laatste kwartier van de afnemende Maan. De Schapen zullen’er ook vol van worden, en ’t zaad gewisser by zig houden, dan of ze dagelyks den Ram by zig hebben. Om vroegtydige Lammeren te krygen, die een derde, of de helft duurder verkogt worden, dan de spadelingen, moet men de Schapen doen hitzig worden, door middel van dat Brood, waar wy boven gezegd hebben, dat het de Rammen verhit doet worden, en ze dan laten bespringen op den behoorlyken tyd. | |
Van de Schape Melk.De Schapen geven niet alleen winst en voordeel met hare Lammeren, maar ook met hare Melk, | |
[pagina 938]
| |
die van een wonderbaar gebruik, en van een grote nuttigheid is. Men maakt’er heerlyke Kazen van. De overvloed van deze Melk is groter, of kleinder, naar mate, dat de Schapen veel, of weinig te eten vinden. Men melkt ze twemaal daags, waar mede begonnen wordt, zo dra de Lammeren gespeend zyn, tot dat de Melk door de koude van den Herfst begint op te drogen. | |
Van ’t Schapen Vlees.Wy hebben niets nodig te zeggen ontrent het Schapen-, of Hamel-vlees, om zyn lekkerheid te roemen, dewyl zulks al te wel bekend is; en hierom kan men’er nooit te veel van aanfokken, alzo men voor den aftrek en vertier, niets te vrezen heeft; daar men in tegendeel kan verzekerd zyn, dat men’er nooit genoeg kan beschikken voor die ze plegen te kopen. Eindelyk om dit Artykel van de uitnementheid des Schapen-vlees te eindigen, zal ik maar zeggen, dat het zo goed als gereed geld is. | |
Van ’t Vet.De Hamels worden niet alleen hoog geacht wegens hun Vlees en Wol, maar ook wegens hun Vet, waar van men groot geld maakt, als het gesmolten is. | |
Om Schapen en Hamels vet te maken.Alle Schapen en Hamels, die men wil vet maken, moeten in een byzondere Stal opgesloten worden, en een byzonderen Herder hebben, die hen ter weide zal brengen met het krieken van den dag, eer de Daau van ’t Veld is, welke vocht den Hamelen, die’er van nuttigen, zulk een kracht meêdeeld, dat ze in korten tyd vet worden. Hierom zal men deze waarschouwing wel in acht nemen. Ten twede, zal men zorg dragen, dat de Herder, zo dra het Koren van het Veld is, zyne Hamels daar op brengen, om de overgebleven Korenairen te lezen. Ook zal de Herder maken, dat een Kudde veel drinkt, waar toe hy haar nu en dan wat zal geven, dat hen dorstig maakt. Deze Schapen moeten op ’t Veld blyven van ’s ochtens vroeg, tot acht uren ’s morgens, wanneer de warmte begint door te steken: Dan dienen ze op Stal gezet te worden, dewyl de al te grote hette van de Zon haar schadelyk is om vet te worden. Dus zal de Kudde ingesloten blyven tot drie uren na den middag, wanneer men haar weder te velde brengt tot ’s avonds toe. Deze zorgen ontrent de Hamels en Schapen, moeten doorgaans beginnen met Meimaand, en eindigen met het laatste van Julius. Dit raakt de Kudden, die men vroegtyds wil verkoopen; maar ontrent zulke, die men later zoekt te vertieren, zal men waarnemen, ’t gene te voren gezegd is, dat men met het begin van Julius, tot op den maand van September keur heeft, van beide de Jaargetyden. Maar mogelyk zal imand zeggen, waarom men de gantse kudde niet laat vet worden, en of ze daarom te slechter is, om aangehouden te worden? Om twe redenen doed men zulks niet: Voor eerst, om dat een Schaap zo veel vet niet nodig heeft om vruchtbaar te worden; dewyl het in tegendeel goed is, dat ze wat mager zyn, om beter te ontfangen. Ten twede, dewyl zulk ene Kudde des Winters, van wegens al die vettigheid, in gevaar is om ziek te worden: alzo haar die vettigheid niet overkomt, dan door een voedzel, dat met hare natuur strydr, met haar den Daau te laten nuttigen en veel te laten drinken: welk kwade voedzel niet verbeterd wordt, dan door de hitte van ’t jaargety, die’er de kwade gevolgen van belet, die men anders te vreezen heeft, voor al ontrent de Schapen, als men ze den Winter zo vet zou laten overbrengen. Waarom men voor de maand Maart, altoos zig van die Hamelen en Scharpen moet ontdoen. | |
Van de Wolle.De Wol is van zo groot een nuttigheid, dat men ze niet kan missen. Een Huismoeder gebruikt ze, het zy tot Koussen, ’t zy om’er zekere Stoffen van te laten maken, die men Tirentaai noemt, waar van ze een grote menigte kan vertieren. Of zo ze tot enige zaak van groter gewicht en profyt wordt geroepen, kan zy ze verkopen aan de Kooplieden, die ze haar genoeg komen afeischen. Moet men derhalve zulken niet gelukkig noemen, aan welke de hemel Land en Weiden genoeg heeft gegeven, om een groot getal Schapen te voeden. | |
Van den Scheertyd der Schapen.De Wol is de kleinste winst niet, dien men van de Schapen en Hamelen trekt; ja men kan ze baar geld noemen. De bekwaamste tyd om ze te scheren, is het einde van Meimaand, wanneer de lucht gematigd is, en nooit in den Zomer, noch als ’t koud is; niet om dat men in de warmte voor iets heeft te vrezen; maar om dat, als men langer met Schapen te scheren wacht, zy niet tyds genoeg hebben, om voor den Winter nieuwe Wol te krygen; en in tegendeel, zo men ze vroeger scheert, loopen ze gevaar van door koude te sterven, alzo ze haar gezworen vyand is. Maar dat men de Lammeren later scheert, geschied alleen, om dat men ’t wegens hun tedere jeugd niet eerder mag doen; Ook is hunne Wol nog niet in staat, om in dien tyd geschoren te worden; waarom men zulks niet eerder doet, dan in half Juli. Eer men de Wol afscheert, zal men zorg dragen, om de Schapen langs enige Beek, of Rivier te dryven, en ze daar wel te wassen, maar nooit in een Moeras, waar van het water niet zuiver genoeg is. De Schapen wel gewassen zynde, zal men ’s avonds voor dat men ze scheert, zorg dragen, als ze | |
[pagina 939]
| |
uit het Veld komen, van voor haar een schoon en vers Strobedde gereed te hebben, uit vreze, dat ze anders hare Wol in den Mist weder bederven, als men ze in de Kooi opsluit. Den volgenden morgen, als hare Wolle droog is, begint men ze te scheren van acht uren tot drie uren na den middag, wanneer ze weder na ’t Veld gaan; doch als we zeggen, dat men ten acht uren haar begint te scheren, zo verstaan we, dat ze reets op het Veld geweest zyn: en byaldien men op den tyd, dat zy voor de twedemaal dienen op de Weide te gaan, niet klaar is met scheren, zal men dat werk uitstellen tot den anderen dag. Na dat de Schapen geschoren zyn, zoekt men enige ongemakken voor te komen, die ze dan onderhevig zyn, met haar de droge hand over ’t vel te stryken; of men versterkt ze, met ze te besmeren met een vocht gemaakt van Wyn en Neutenolie. Gebeurt het, dat ze onder ’t scheren enige kwetsuren krygen, zo mengt men’er wat gesmolten Reuzel, of Was onder. Deze Zalf geneest ze van de Schurft, en maakt, dat de Wol zachter en langer weer aangroeit. Zie hier na schurft. | |
Van de ZIEKTEN der Schapen.De Schapen hebben hare Ziekten zo wel, als andere dieren, daar ze aan kunnen sterven, als men ze niet helpt. Zy worden ziek, of door de kwade lucht en ’t ongezond weer, of door de slechte behandeling en oppassing. | |
Uitstekende MIDDELEN tegen de Ziekten der Schapen.De Buik van een Hamel in Water en Wyn gekookt, en voor een drankje ingegeven, is goed bevonden, om verscheide Ziekten der Schapen te genezen. Tegen de Ziekten van allerlei slag van VEE is een algemeen middel, waar van onder ’t Woord vee gesproken is, en breder in het Franse Boek van ’t Gebruik der Geneesmiddelen voor Arme Luiden. ’t Is een uitstekend middel, dat schielyk alle geneesbare ziekten van Mensen en Beesten helpt. De Heer Marschalk van Belle-Fonds, gebruikte het gelukkig voor zyne Paarden. | |
Van SCHURFT.Dit is een ziekte, die haar aantast, als’er koude Regens vallen, waar door ze verkouwen, of als het al te warm en heet weer is, na dat ze geschoren zyn, waar door ze al te veel zweten, of als ze te sterk geplaagd worden van de vliegen. Om dit ongemak te genezen, als ’t haar in den Zomer over komt, begint men de Schapen, die de Schurft hebben, by een Water, of Rivier te brengen, daar men ze wast, en dan met de volgende Zalf bestrykt. Neem stof van Zwavel, wortel van Galigam, van ider evenveel, en doet’er Kwikzilver by; meng het onder gesmolten Was en Borgondies Pik, samen verenigd, behalven het Kwik, in gelyke portie. Hier mede smeert men de schurfte Schapen alle avonden, drie dagen achter een. Men moet ze naderhand weer in de zelve Rivier, of Water dompelen, daar men ze in heeft gewassen. Komt haar dat ongemak over in den Winter, of als ’t koud is, dan zal men ze niet wassen, maar zich vergenoegen met deze Zalve, en haar met Loog, naderhand met schoon Water wassen, en voorts heel warm houden, en voor al afgezonderd van de andere Schapen, die’er anders door besmet zouden worden. Indien men de wortel van dit kwaad door ’t staal kan genezen, zou ’t’er wel haast mee gedaan zyn; want onder het genezen, verergerd de kwaal dikwils, byaldien men ze in den beginne niet geacht, of verwaarloosd heeft. | |
Om te beletten, dat de Schapen schurftig worden.Neem droesem van Olie, en laat ze wel zuiveren; naderhand Water, waar in Vygbonen en Hef van goeden Wyn gekookt zyn; meng het samen onder een. Wanneer gy nu uwe Schapen buiten doet, zo smeert z’er altemaal mee, en laat ze twe, of drie dagen zweten; daar op wast ze in Zee, of zo gy geen Zeewater hebt, maak dan gezouten water. Hier door zullen ze geen schurft, maar meer en beter Wol krygen, en de Luizen kwyt worden. Doe het zelfde ontrent alle viervoetige dieren, als ze schurft hebben. Ook zal haar geen schurft over komen, als men ze na het scheren met de voorschreve dingen smeert. Maar komt het haar over door uwe nalatigheid, kunt gy ze dus genezen. Zygt Oliedroesem door, en laat water, daar bittere Vygbonen met Hef van witten Wyn in geweekt zyn, warm worden; meng het samen in een klein Vaatje, en smeerder de Schapen mee; laat ze twe dagen dus gesmeerd, en op den derden wast ze met Zee-, en naderhand met zoet water. Anderen wassen haar met Pillen van Cipres en water. Andere bestrykenze met Zwavel, gestote wortel van Galigam, Loodwit en Boter. Sommige smeren ze met het slyk, of aarde, daar een Ezel heeft op gepist. Enigen wassen het schurft, na dat zy ’t hebben kaal geschoren, met ouden Pis. Gy kunt het genezen, met het te wassen met Pis, en’er op te doen, Zwavel en Oly. | |
Van de KOORTS der Schapen.De Schapen zyn de Koorts zeer onderhevig, die haar geheel uitdroogt, en gevaarlyk ziek maakt. Het middel daar tegen is, dat men terstont deze hette, die ze van binnen gevoelen, uitdooft, met ze een ader te laten tussen de twe klaauwen van den voet. Men zal zich wel wachten, zo lang ze de Koorts hebben, en nog twe dagen daar na, van haar te drinken te geven; maar naderhand moet men haar niet dan weinig geven. | |
[pagina 940]
| |
Enige houden het daar voor, dat het nat van Wyn en Water, waar in een maag van een Ram gekookt is, veel dienst doet aan een Schaap, dat de koorts heeft, als ’t’er van drinkt: wy beroepen ons op deze mensen, en ’t kan licht eens geprobeerd worden. | |
Van de Tekenen, dat een Schaap de Koorts heeft.Dat een Schaap de koorts heeft, ziet men daar aan, dat het dikwils de koelte zoekt, en niet dan de topjes van ’t gras plukt, met grote onverschilligheid; of als het heel ongemakkelyk gaat, en neer gaat vallen op het Veld onder ’t weiden; en achter aan heel traag na huis keert. | |
Van de LUIZEN.Schoon de Luizen geen gevaarlyke kwaal zyn voor de Schapen, zo is ’t echter een ongedierte, dat haar schrikkelyk kwelt, opdroogt en belet te groejen. Men gebruikt daar tegen de Zalf tegens ’t Schurft, en Loog-water; naderhand wast men ze in schoon water. | |
Van den HOEST.Doorgaans worden de Schapen in ’t Voorjaar door den Hoest geplaagt. Zo dra men zulks merkt, moet men witten Wyn met zoete Amandelen Olie koken, en haar dat ingeven; en ze Hoefblad laten eten. ’t Is ook raadzaam, dat men haar de Neusgaten met het zelve nat besmere; welke midlen een goede uitwerking zullen hebben. | |
Van de OPZWELLING.De Schapen zwellen op, als ze schadelyke kruiden, of gras hebben gegeten, of dat door een vergiftig dier is besmet geworden. Zy zouden’er van bersten, zo men haar niet schielyk hielp. Deze opzwelling is lichtelyk hier aan te kennen, dat ze een kwylenden bek hebben, welke kwade vocht een lelyken reuk van zig geeft, zo dat het Schaap uit zynen hals stinkt. Om ze van die Kwaal te genezen, laat men hen eerst ader onder de staart, dicht by de billen, en hier na geef hen Mannepis te drinken. | |
Van de MOEJELYKE AASSEMHALING.Zulks komt niet dan van een al te groten overvloed van bloed; en wanneer de Schapen tot dat ongemak vervallen, snydt men haar uiterste van ’t Oor af, welke werking een gelukkigen uitslach heeft. | |
Van de SNOTTERIGHEID.Ik zal alleen van de snotterige Schapen zeggen, dat het zekerste middel is, zo dra men zulks merkt, dat men haar ten eerste aan de Honden voorwerpe, uit vreze, dat ze de andere mochten besmetten. Daar is geen Geneesmiddel tegen dit kwaad, en niet dan een vergif, dat in korte tyd een hele Kudde kan bederven, zo men’er zig niet van ontdoet. Daar zyn’er, die een snotterig Schaap terstont van de andere afzonderen, en het dus behandelen. Zy kneuzen Look en wilde Saly, waar van ze een drankje maken met sterken Azyn, dat zy hem in geven, en ’t in de Weide gojen: maar indien ’t Schaap ook binnen drie dagen niet gezond wordt, is ’t een teken, dat het de Snotterigheid heeft gezet, en dat’er niets meer te doen valt. Een voornaam Heer heeft my gezegt, als men Olie van Aspic, of valse Spyk van Nardus met een Veer het Schaap in de Neusgaten doet, zo ’t de pest, of de snotterigheid heeft, dat het daar van geneest: maar men moet zig van die veer niet bedienen ontrent andere Schapen; zy zouden haar de ziekte medeelen: waarom men ze terstont zal verbranden, en voor ider Schaap een byzondere Veer gebruiken. Een zeker Geestelyk persoon, myn Handschrift lezende, zeide gezien te hebben, dat men zig van ’t voorschreven Middel bediende in ’t Eiland Karnarde by Arles, en dat men’er de Schapen mee smeerde, die deze ziekte hadden. | |
Van de ZWEREN, of BLOEDVINNEN.Men geneest ze in de Schapen met een Pap, gemaakt van Aluin en Zwavel, ontdaan in sterken Azyn, welk Pap men’er op legt. | |
Van de DOOFGEESTIGHEID.Deze Kwaal is gevaarlyk, en zeer slim te genezen; zy ontstaat enkel by al te heet weer, voor al in de Hondsdagen. Als zy’er van aangetast zyn, ziet men, dat ze niet doen dan drajen en springen zonder oorzaak, en elk ogenblik struikelen. En zo men haar voorhoofd, of beenen betast, gevoelt men’er een grote hitte. Om dit te helpen, weet men geen ander middel, dan ze ader te laten aan den slaap van ’t hoofd, maar men moet haar weinig bloed aftappen; of men kan de ader openen boven de Neus. Somwylen gebeurt het, dat ze’er nooit van opkomen: maar dat kan men niet helpen, want in zulke dofgeestigheit is ’t heel onzeker, of het Schaap zal genezen, of niet. Eindelyk men heeft zig niets te verwyten, als’er het Schaap niet van opkomt, schoon men alle mogelyke moeite en vlyt heeft aangewend, wanneer de kwaal meer krachten, en de overhand heeft boven alle middelen. | |
Van de STINKENDE SCHAPEN.’t Gebeurd dagelyks, dat de Schapen hinken. Dit ongemak krygen ze, of van vermoeidheid, of om dat hare klaauwen week zyn geworden, als ze te lang in haren Mist hebben gestaan. Is het van vermoeidheid, by voorbeeld, indien ze te lang hebben gegaan, zal men ze met de anderen niet op ’t Veld brengen, maar op enige plaats, | |
[pagina 941]
| |
die niet ver van haren Stal, en daar goed gras is. Dan moet men haar ’s avonds, als ze weer opgesloten worden, twe, of driemaal de beenen bestryken met Reuzel, gekookt in witten Wyn. Dit middel is uitstekend goed. Maar zo hare klauwen te week zyn, dan snydt men ze rondom af, gelyk men ontrent zyn eige nagels gewoon is te doen, en legt’er levende Kalk op, bewindt ze met een doek, en laat het’er enen dag op leggen: naderhand doe’er Koperrood op, en ga dus voort, tot dat gy ziet, dat de klaau geen middel meer nodig heeft. | |
Van de GEZWELLEN.Somtyds krygen de Schapen enige Gezwellen; maar op wat plaatse zig dezelve ook vertonen, zal men ze altoos openen, om’er de vuiligheid uit te halen, die’er in zit, en in de Wonde gieten gesmolten Pik met gebrand en kleingestoten Zout. | |
Van de PEST.De Pest, of besmettelyke Ziekte kan niet genezen, maar wel voorgekomen worden ontrent de Schapen, die’er aan onderhevig zyn. Deze Ziekte komt, of in de Zomer, of in de Winter. Om z’er voor te bewaren, moet men zorg dragen ln ’t begin van het Voorjaar, én van den Herfst, dat ze veertien dagen achter een alle morgen, eer ze op ’t Veld gaan, een Drank drinken, die van water gemaakt is, waar in men Salie met Malrove heeft laten uittrekken. Men geeft haar gedroogde Klaveren te eten, en laat in haren Drank de tederste wortelen van Riet weeken. Men moet de zieke Schapen in een ver afgelegen plaats brengen, zo wel om ze van de gezonde af te scheiden, als om dat ze een andere lucht inaassemende, en ander water gebruikende, in staat mogen zyn, om zig te herstellen. | |
Ander Middel.Om te beletten, dat de Schapen de Pest niet krygen, zo neemt men Wierook, of welriekende kruiden, waar mede men hare Stallen en hare Eetbakken berookt; en men geeft haar benevens en onder het gewone voedsel, gemene Gierst en wilde Polei. Maar indien de Schapen by ongeluk door deze Ziekte worden aangetast, moet men ze terstond van de andere afzonderen, en bezoeken, of de volgende middelen willen helpen, want wy kunnen’er niet voor instaan. Men zal altoos voortgaan met haar den voorschreven Drank te geven, waar by men Water en Wyn zal doen, daar eerst Zwavel en Zout in gesmolten is, driemaal zo veel, als men haar dagelyks zal in geven. En zo dit middel helpt, is ’t een gelukje. | |
Van de Engelse Schapen.De hele Wereld weet, dat de rykdom van ’t Koningryk Engeland komt van de Wolle Manufacturen, die het de gantsche aarde door vertierd, en waar door het zo ryk en machtig is geworden, dat zyne Vorsten zich de Meesters van de Zee noemen, en dat men aan de Koningin Elizabet den Tytel gaf van Star van de Zee, en eiste dat hare Vlag, door alle Schepen van Vorsten; die ter Zee varen, zoude gegroet worden. | |
Middelen om Vrankryk en Nederland, en de Inwoonders te verryken.I. Deze rykdom komt niet van de grote uitgestrekheid van dit Engelse Koningryk, alzo ’t klein is ten aanzien van Vrankryk. Ook is hun Land niet zo vruchtbaar in allerhande gewassen, als dat laatste; maar het komt van hunnen handel, door middel van de Lakens en andere Wolle stoffen. Te voren was ’t een mager, onvruchtbaar en zeer gebrekkig Land, dat de vremde Koopluiden lokte om’er de behoeftige dingen na toe te brengen, die toen noch in- noch uitkomende Rechten betaalden. II. Een zeker wys en staatkundig Koning in Engeland, bedacht, dat de Koning van Kastilië een Ras van Schapen uit Barbarye had gehaald, die twe-, of driemaal meer Melk en Kaas gaven, dan die in Spanje, en twe, of driemaal meer Wolle, en veel fynder, waar door hy zyn Volk zeer verrykt had, vooral in ’t Land van Segovië, waar van daan wy nog dagelyks de fyne Wolle krygen, die de Segovise hiet. III. Deze wyze en liefryke Koning in Engeland, die zich, en zyn Volk zocht te verryken, zond een byzonderen Gezant na den Koning van Kastilien, met grote geschenken, om de vryheid te hebben van drie duizend Schapen in zyn Koningryk te koopen, van dit Barbaris soort; hy kreeg ze, en liet de Schapen na Engeland brengen. Om ze aan te fokken, maakte hy Keuren, en stelde daar een Orde op, die nog duurt, om den Wolarbeid te handhaven. Die’er toe gezet waren, stuurden twe van deze Schapen met enen Ram van den zelven aart, naar de Landeryen, daar de beste Weiden waren, met verbod om deze dieren te doden, of’er binnen zeven jaren een van te hebben. De zorg over de twe Schapen en enen Ram werd aan enig Edelman gegeven, of den voornaamsten inwoonder dier Landeryen, dien men van de schatting ontsloeg, gelyk de Koning van Vrankryk de Oppassers der Hengsten in de gedroogde Moerassen van Poitou, in ’t Jaar1675. daar van heeft ontslagen. Behalven dit, diende de Spaanse Ram nog een kudde van 50. gemeene Schapen, wier Lammeren den aart en de vruchtbaarheid des Teelders hadden, op een derde na. Door dit middel kwamen’er van ’t eerste jaar, een menigte Spaanse Bastert-schapen af, wier Rammen hunne vruchtbaarheid aan de gemene Schapen medeelden, als men nu nog in Engeland ziet: want daar zyn nu drie soorten; eerst de gemeene | |
[pagina 942]
| |
van ’t land, heel klein; de Basterden, middelmatig; en het Spaanse Ras, heel schoon. Men heeft in Vrankryk van deze Engelse, Spaanse, Barbaarse, Indiaanse en Vlaamse Schapen, op verscheide plaatsen, die heel wel aankomen, en twe-, of driemaal meer voordeel aanbrengen, dan de Franse. Zie onder het Woord vee.
schaap. Zie mesten.
schaaps-leer, Canepin. Is zacht Leer van de Vacht van een Schaap gemaakt, na dat het een tyd lang in de Kalk gelegen, en verder bereidsel ontfangen heeft; en waar van men Vrouwe Handschoenen, Wajers, enz.
schape-leer, BASANE, grofjes gereed gemaakt, en die men gebruik om zekere Boeken mede te bekleden, om de zelve te vergulden. goud.
schaaps-bout. ’t Is de Bil van een Schaap. Men doet een Schaaps-bout, of Dyars braden aan ’t Spit, en men maakt ze ook op enige andere wyzen gereed. | |
Schaaps-bout ala daube.Neem een Schaaps-bout, lardeerze fyntjes, laatze enen halven dag staan in Verjuis en witte Wyn; zout ze daar na met Zout, Peper, Laurier, Nagelen. Doe ze daar na aan ’t Spit braden, droop ze met de Saus, waar in zy is gebraden. En zynde gebraden, maak een sauze met het geen daar uit is gebraden, en een weinig gekookt Meel; en een sap van Champignon, en disze daar na heet op. | |
Andere Schapen-bout.Neem een Schapen-bout, slaze met een stok om ’t vlees kort te maken, sny het eind van ’t beentje, doorspekze grof; zoutze, peperze, en neem daar na een pot, waar in gy ze in water zult laten koken; en als gy zult oordeelen, dat zy kan gaar zyn; doe’er Wyn, een weinig Verjuis, Citroen, Nagelen, in. Dit gedaan zynde, en ’t koken zynde gedaan, neem ze af, en alvorens ze op te dissen, giet’er over d’Essentie van Look, en eet ze heet. Kalfs-bout. Alles wat men doet, om een Kalfs-bout gereed te maken, is ze in de pot te koken te zetten, en ze te eten als zy gaar is, of met Wynazyn, of met nat met witte Peper gereed gemaakt, en met kleingesneden Pieterseli.
schape-tong. Hoe men ze klaar maakt. Niets is zo lekker, dan de Tong van een Schaap op den Rooster, als men ze geroosterd met kruim van Brood en Zout eet, en men voor saus laat koken Verjuis, Vleesnat, Champignons, Zout, Peper, geroost Meel, Muskaat-noot en Citroen, en daar na dit Ragou netjes opdist. | |
Schapen-tong met zoete saus.Als men Schapen-tong met zoete saus wil eten, moet men ze niet laten braden op de Rooster, maar bradenze op met Meel, daar naze met goede Butter laten snerken, daar na op een Rooster leggen, daar na’er deze Saus over doen. Neem Azyn, Suiker, een weinig Zout, drie, of vier Nagelen, Kaneel, wat Citroen, ’t geen men te samen doet koken. Als deze saus gekookt is, doet men’er wat witte Peper en Citroensap by, daar na dist men ze op.
schapen pooten. ’t Is niet moeilyk Schaapspooten gereed te maken. Men eetze gekookt in een pot met water, Zout, Peper, wat Nagelen, Thym. Zo dra ze wel gekookt zyn, eet men ze met Wynazyn, toegemaakt met Zout en weinig Peper, en opgeschikt met Pieterseli. Men doet’er gestoofd van maken, waar van de toebereiding deze is. Neem Schaapspootjes, in een pot gekookt; sny ze aan stukjes, snerk ze in een Pan met Boter op; doe’er wat Verjuis en Zout by, wat Sjalotten; welke gy’er uit zult halen als zy gaar zyn, en andere speceryen; en als u toeschynt, dat ze gekookt zyn, doe’er dojer van Eijeren, in Verjuis geklust, by; neem ze dan af, en dis ze op. Anders. Men neemt warme Schaapspootjes, die men in nat doet koken, met wat Pieterseli en Sjalotten, dragende zorg dat ze niet al te zeer gekookt zyn; nemende’er daar na de schinken uit, neemt men niet meer dan ’t vel, ’t geen men op de Tafel uitspreidt; aar na gebruikt men een zeker Vulsel, van Zwezerikken gehakt, ’t vlees van een Kapoen, Kampernoeljen; men maakt het smaaklyk, en men spreidt het uit op elk velletje, ’t welk men rolt, om ’t in een Schotel te doen, zo dat het voor ’t vuur niet smelten kan; daar na strooit men’er kruim van Wittebrood over, na dat men’er een weinig Vet over heeft gedaan; en stekende het dan in den Oven, laat men ’t daar rood in worden. De Schapepootjes dusver naar onze wens geraakt, laat men’er al ’t vet afloopen, en eer men ’t opdist, doet men’er een saus van Kampernoelje over, waar na men deze Ragout warm eet.
schapen hals. Dat deel van het Schaap, ’t geen men Hals noemt, is een bloedig stukje. Men eet het gemeenlyk gekookt; ’t is uitnemende. Men maakt het ook tot huspot, om ’t met Knollen te eten, of tot Pastei, gelyk Hoenderen, doende daar een sausje over van Eijeren en Verjuis. Anders. Men maakt ook een Schaapshals klaar, gebraden aan ’t Spit, of op den Rooster, na dat men ze tot Koteletjes heeft gesneden, tekenende aan, op de ene en de andere wyze; eer dat men ze gebraden heeft, dat men ze met een saus van Verjuis, Zout en witte Peper besprengt.
schapen-staart. ’t Loopt groot gevaar, of niet een Schapen-staart een smaak zal geven naar het vet aan de Pottasie, zo men geen zorg draagt, dat men’er ’t grootste gedeelte van ’t vet afneemt: en als het dus van vet ontbloot is, zet men ’t met de pot op ’t vuur om ’t te doen koken. Om ’t gekookt te eten, of op den Rooster, na dat men ze eerst met kruim van Brood en met Zout [illustratie] | |
[pagina 943]
| |
heeft bestrooid; en eer men ’t opgedist heeft, doet men’er een scheut Wynazyn, en Look met een weinig witte Peper over. | |
Andere manier om de staart van een Schaap te eten.Neem een staart van een Schaap, doe ze wel koken, beneem’er ’t vel aan, steek ze in een heldere deeg gemaakt van Meel, Eijeren, Zout, Peper, Vleesnat. Snerk ze op in een Pan met goede Boter; als zy genoeg is gekookt, gebruik het met witte Peper, Pieterseli, en Verjuis.
schapen-schouder. Schapen-schouder eet men gebraden, dragende zorg, dat men’er Pieterseli met de Lardeerpriem in steke, en dat men’er op ’t eind van ’t koken in doe Wittebrood en Zout. Men maakt nog een Schapenschouder op ene andere wys gereed, die veel meer naar de smaak van lekkerbekken is, en ’t geenwe daar van zullen zeggen, zal elk daar van overtuigen. Men neem Schapenschouder half gebraden, en men doet’er het buitenste af tot aan de knok ’t geen men kookt; daar na snerkt men ’t op met fyne kruiden, Zout, Peper, Muskaat, Champignons, en Nat, om alles met een te koken. Dit gedaan zynde, steekt men ’t geheel in ’t vel, ’t geen men’er afgedaan heeft, en geeft dit vel kleur voor ’t vuur met wat kruim van Brood en Zout; men doet het netjes toemaken en opdissen.
schachts, hoofdontdekking Parafimosis. Stamp zo vele Hof-slakken, als u behaagt in een marmore mortier. Doe daar op ’t eind een genoegzame menigte van Varkensreuzel by; stamp en meng het met den anderen, om’er een soort van smeersel van te maken, welke gy op ’t deel zult leggen. Men moet het zelfde middel ’s morgens en ’s avonds herhalen tot ene volmaakte genezing. | |
Ander Middel.Niets is beter voor de Parafimosis dan het belepigde deel met een Smeersel te besmeren, waar van zie hier ’t Mengsel. Gy zult twe ponden verse Meidse Boter nemen, een pont sap van Hadick. Gy zult het in een koperen Pan over ’t vuur zetten; en zo dra de Boter is gesmolten, zult gy’er een volle schotel van Aardwurmen by doen, met anderhalf dozyn grote rode Slakken, die gy te voren wel gewassen hebt in witte Wyn. Gy zult alles doen koken tot dat het sap gans is verkookt, ’t geen gy zult weten, als het Smeersel fraai groen is. Dan moet men ’t laten deurzygen zonder sterk uit te persen, en ’t voor gebruik te bewaren. Als men ’t gebruikt, doet men’er zo veel van smelten, als men nodig heeft, en men smeert’er het deel mede, gelyk we te voren aangetekend hebben. Daar na dekt men ’t met een heet Lywaat, dat gedurig tot de volkomen genezing toe moet gebruikt worden.
schakel is een soort van Net, ’t geen dienstig is om Vis in de Rivieren en Binnenwaters te vangen. | |
Hoe men een Schakel maakt.Als ik de manier op deze plaats voorstel om een Schakel te maken; kan ik niet voorgeven iets nieuws voor den dag te zullen brengen. Elk visser weet ze te maken; maar geleerd hebbende hoe men alle Netten moet maken, die men van doen heeft; heb ik gelóófd, dat ik dit niet moet overslaan, om dat men ze op verscheiden plaatsen moet gebruiken, daar men ze nodig heeft, om te vissen. Ik zal dan zeggen, dat de Schakel, gemeenlyk uit schuinse mazen bestaat, zo voor de Ladders als voor de kleine mazen. Men neemt de langte van een Schakel zo groot als men wil, de hoogte is deurgaans van vier voeten: maar men kan ze hoger, of min hoog maken, naar dat het water diep is, daar men in vissen wil. Om ze te maken, moet men met de Ladders beginnen, die van goed vierdraads tou moeten zyn. Zo gy ze van schuinse mazen wilt hebben, moet gy het 19 Artikel van de Netten nazien. Maar wilt gy ze van vierkante mazen, moet gy het 21 der Netten nazien. Voorts ’t zy men ze van Ladders van de ene, of de andere soort wil hebben, men moet altyd het want van schuine mazen hebben, en twemaal zo lang en wyd, als de Ladder, op dat ze ene zak hebben. De maas daar van moet een duim wyd zyn, en het gaarn van drie strengen wezen, en de mazen van de Ladder moeten negen duimen wyd zyn. Als ’t Wand af is, doet men een sterke draad door alle de laatste mazen, boven en onder. Daar na heeft men verscheiden stukken van drie duimen lang, en een duim dik, alle aan ’t eind deurboord om ze te steken aan een Tou, dat geslagen is op de dikte van een ping, ’t geen men moet binden met beide einden aan twe Boomen, vier voeten boven den grond, en maken de stukken der Kurk daar langs heen aan vast, en de Ladder en ’t Lywaad tussen beide, om ’t met een Tou aan ’t begin van ’t Tou vast te maken, dicht by ’t eerste stuk Kurk. Leidende daar na de kant van ’t Want altyd tussen de twe Ladders, bind ’t alles van drie tot drie duimen aan ’t Tou vast, zonder de kurken te doen nader byeen komen, of van den anderen afgaan, dragende altyd zorg, dat het Want worde gefronst zo veel nodig was. Gy zult hebben een ander Tou van de zelfde dikte, als dat waar aan de Kurk vast is, waar aan de andere kant van ’t Want en de Ladder, moet op de zelfde wys vast worden gemaakt, als op de andere kant van ’t Net; en als ’t’er aan vast zal gemaakt zyn, zal men ’t Lood daar aan doen. De Vissers gebruiken voor hunne Netten twe soorten van Looden, in de twe eerste Figuren verbeeld. Zy noemen het eerste Schenen van lood. Zy zyn van twe, of drie duimen lang, en een vinger dik. Die schenen hebben twe armen, of haken K L, aan elk eind, om ’t aan ’t Tou vast te | |
[pagina 944]
| |
maken, dat men tussen de haken H. I. doet deur komen; daar na slaat men ze met een hamer rond om aan ’t Tou vast te maken; naar dat men meer of min Kurk aan ’t Net vast heeft gemaakt. De andere soort van Loden doet men ook van drie tot drie duimen daar aan vast maken. Dit zyn niet anders dan lange platte stukken Lood, die een Ryksdaalder dik, en twe, of drie duimen lang zyn. Men legt het Tou door de spatie n o. op ’t Lood getekend, daar na slaat men met een hamer op den kant P Q, op ’t Tou, doende het na den kant R S. dragen, tot dat het Lood rond om ’t Tou is gemaakt. Wat my belangt; ik heb my altyd van een andere manier van Looden bediend. De derde Figuur verbeelt de gedaante van Lood; waar mede ik alle myne Visnetten loodde. Ik maakte een Vorm van steen, waar in een holte is van drie duimen lang en een vinger dik, en in ’t midden van die holte zette ik een stuk Yzer, ter dikte van ’t Tou dat’er deur moest; daar na de Vorm gesloten hebbende, deed ik ’t Lood in ’t gat, en als ’t koud was, deed ik ’t yzertje daar uit slaan, ’t welk daar de G. uitmaakte, daar ’t Tou in moest komen. Zo gy Lood gebruikt, op die wys gemaakt, kuntge wel oordeelen, dat het aan het Tou moet zyn geregen eer men daar de Ladders en ’t Want aan vast maakt. Draag zorg van ’t op drie duim van een te houden. Dit is naar myne gedachte de beste uitvinding om Netten te looden, om dat er niets verloren gaat; ’t is ook netter en eer gedaan, dan de twe andere soorten, welke die Vissers gebruiken. De 4. Figuur verbeeldt de vorm; die uit twe stukken bestaat, waar van T T. de halve holten beduiden, die ’t buitenste van ’t Lood bepalen; V V. ’t holletje, dienstig om ’t yzertje in X. daar in te vatten, op dat het zyne plaats en midde houde, en een eindje zoude hebben om te kunnen uitgeslagen worden; en dat het gat G. van Lood maakt.
schalien, zie leijen. Is een zachte bruinblaauwe steen, die aan dunne bladen van een scheidt, en daar men fraaije huizen mede dekt.
schapenbout. Zie schaapsbout.
scarlei. Zie scharlei.
scharlei. Zie algoede.
scharlei; zie derzelver soorten bij Hubner in zyn Kunstwoordenboek. Beschryving. Deze Plant heeft zyne bladen als de Malrove, schoonze nog geuriger zyn, de stam is vierkant, een arm lang, rondom welke men een gedaante van Aauwen heeft, die na de aarde toe hangen, en in zich een zwart en lang zaad vervatten. De bloemen zyn purperachtig, en komen langs de stengel by de bladen uit, even ver van malkander. Zy laten de Aauwen, waar van we hebben gesproken. Plaats. Men zaait ze in de Hoven. Zy bloeijen in Juli en Augusstus. Eigenschappen. Zy ontbindt, maakt fyn,haalt na zich. De Wyn waar in de Scarlei gekookt is, verhit een verkoude maag, verteert het slym, en is den onvruchtbaren Vrouwen, en die den Witten vloed hebben, dienstig: maar te veel daar van gebruikt maakt pyn in ’t hoofd. Men kookt, of trek ze ook in de Brouweryen, in verscheiden soorten van Bieren, waar in ze voor Hoppe dienen; maar deze Bieren veroorzaken dronkenschap, en pyn in ’t hoofd. De poejer daar van deur de Neus genomen, doet niezen en zuivert het hoofd.
scharren zyn een soort van Platvis uit de Zéé, die voor een van de beste gehouden worden; en die men aan Zéé wel vist met bossen Poren aan een Tou geregen.
schatter is’er een, die door de Overheid aangesteld is, om de prys op zekere goederen te stellen; om Vrienden en Erfgenamen in de waarde daar van tot Scheidsman te dienen.
scheelzien, is een kwade gesteldheid van ’t Oog, dat meer na de ene kant is gedraaid, dan ’t ander. Dit wordt veroorzaakt door dien een der Muskulen, of korter, of styver zynde dan die van de andere zyde van ’t Oog, ’t Oog belet wordt zich zo ver te drajen, als ’t behoort. Kinderen zyn ’t scheelworden, door een misbruik der Minnen onderworpen, als zy de Kinderen altyd zo zetten, of leggen, dat ze altyd enen weg heen moeten zien, om na iets te zien, dat haar aangenaam is, inzonderheid licht. Om dat gebrek te verbeteren, doet men de kinderen, of ’t geen, daar ze gaarne na zien na de andere kant toe plaatzen; of men doet ze een Maskes voor, waar van de gaten recht op het gezicht komen, en op ene wys gesteld zyn, dat de Kinderen zich geweld moeten aandoen om hun gezicht zo te zetten, dat zy’er door zien kunnen.
scheermes is een zeer bekend gereedschap, bestaande uit een snede van fyn staal, en een Kas, of Hecht van Yvoor, of Schildpad, of Hoorn. ’t Scheermes dient gemeenlyk om te scheren. | |
Om de Scheermessen wel te slypen.Men moet een soort van vierdepart van een rad maken van Perenbóómen hout, dat ontrent derdalveduim dik en wel glad is. Men zalt van Neuten-olie laten doordringen; en die hebbende laten drogen, zal men ze laten stryken met wat Olyven olie, daar na zal men’er met de vinger, onder het gebruik van deze Olie, wat as van Tin over strojen, die men een weinig in ’t hout zal laten trekken; en men zal’er de Scheermessen op wetten. Elken reis, dat men ’t Scheermes’er over laat gaan, moet men’er weer enige druppen Olie op doen; en de grootte van een korn Tin-as; welke men over het vierde Rad heen zal vryven, gelyk de eerste reis. Men maakt de Tinas fyn met ze in een Vaatwerk met water te doen; ’t geen | |
[pagina 945]
| |
men daar na in een ledig Vat geroerd zynde doet. Men laat namelyk dit water eerst stil staan tot dat de grove as is na den grond gezonken. Daar na giet men ’t water, bezonken zynde, af, en haalt’er de Tin-as uit, welke men doet drogen, om ze ten gebruike te bewaren. Men moet ’t geen in ’t eerste vat overblyft wegwerpen, om dat het niet dan zand is, ’t geen nergens toe dienstig is.
scheiden is een Kunstwoord der Chymie. ’t Is een scheiding van ’t ene Metaal van ’t ander, waar mede dat in ’t binnenste vermengd is. ’t Scheiden van Goud en Zilver wordt gedaan door Sterk-water, dat Zilver doet smelten en van ’t Goud scheiden, dat na den grond zinkt, zonder enigzins van dat Scheiwater te zyn aangedaan.
scheiding van Ziekte, is ene verandering, die in een ziekte voorvalt. De volkomen scheiding is die, waar in de ontlastingen zyn overvloedig, op zynen tyd, in behoorlyke stoffe, en die de oorzaak van de ziekte wegnemen, en de zieke verdragen kan. Dit soort van scheiding valt gemeenlyk den vyfde, den zevenden, den negenden, den elfden, den een en twintigsten, en somtyds den een en veertigsten dag der ziekte voor. Deze dagen noemt men Dies Critici, of Scheidagen. Onvolmaakte scheiding, of te vroege scheiding is die, welke komt op buitengewone dagen, als zyn de derde, de vierde, de zesde, de achtste, de tiende; altyd in de zelfde orde. Dit soort van Scheiding maakt de ziekte langer en gevaarlyker, om dat huune ontlastingen noch overvloedig genoeg zyn, noch genoeg gekookt. Men moet zo veel mooglyk den Zieken schikken om aan de verscheiden soorten van scheidingen wederstand te bieden, die hem over kunnen komen; ’t zy door Hardsterkingen, door Zweet- of Purgeer- en Braakmiddelen. Ten tyde der scheidinge moet men zyne aandacht verdubbelen, en de scheiding, volgens de aanwyzinge, ondersteunen.
scheikunst. Zie chymie; ’t Is ene kunst, waar door men weet verscheiden stoffen van een te scheiden, die in een Mengsel voorkomen. Men verstaat door de Gemengden die dingen, die natuurlyk groejen, te weten Mineralen, Plantgewassen, Dieren. Onder den naam van Mineralen, of Mynstoffen, verstaat men steenen, enz. Onder dien van Gewassen, Planten, Gommen, Harsen, Vruchten, Kampernoeljes, Zaden, Sappen, Bloemen, Mosten, en andere soorten van zaken, die daar van komen; onder dien van Dieren, de Beesten en ’t geen daar toe behoort, als hunne deelen, en hunnen afgang. De Chimisten geven voor, datze daar van kunnen halen vyf soorten van stoffen, die gemengd zyn; te weten Zout, Zwavel, of Olie, Water, of Phlegma, Aarde, Geest, of Mercurius. Zy zien ze voor beginsels aan, waar uit alle lighamen bestaan, die zy hebben zoeken te ontbinden; en zo’er enige Mineralen, of Metalen zyn, waar uit zy alle deze grondbeginselen niet halen, dat is, dat ze zeer naau aan den andere verbonden zyn, en dat de Konst nog zo ver niet zy gebragt, als zy konde. Men moet de Geest, of Mercurius onder ’t getal der grondbeginselen der Chymie niet stellen; dewyl men tegenwoordig weet, dat het in de Planten niet zy dan een Sulfer met water gemengd; in de Mynstoffen, of Metalen een Zout in water ontbonden. Men moet dan niet erkennen, dan die vier tastbare grondbeginsels, ’t Zout, de Zwavel, het Water, de Aarde. ’t Zout is zwaar, verheft zich; ’t laatste der gemengde lighamen; ’t Is insnydend en deurdringend; ’t geeft bestendigheid aan de lighamen; ’t bewaart voor verrotting, en maakt bekwaam om verscheiden smaken voort te brengen, naar dat het op verscheiden wyzen met de andere beginsels, inzonderheid de Zwavel, gemengd is. Daar zyn verscheiden soorten van Zouten. De Zwavel bindt de andere beginselen. Zy verzoet de Zouten door hare punten te bedekken; en door de buisjes van ’t lighaam te sluiten belet zy de bederving. Daar van daan komt het, dat de Planten, die in Olie overvloedig zyn hunne groenigheid langen tyd bewaren. De Phlegma scheidt zich nooit zuiver van gemengde lighamen; zy houdt gemeenlyk enigen vermenging van de andere beginsels, waar van daan ’t komt, dat zy afvegender dan gemeen water is. De Aarde is het laatste grondbeginsel en ’t geen overblyft, na dat de andere door geweld van ’t vuur zyn weggenomen. Men neemt die verschillende grondbeginsels door ’t destilleren weg. Zie dit Woord, daar zult gy de Vaatwerken en Gereedschappen vinden, welke de Chymisten inverscheiden manieren in gebruik hebben, om de Gewassen te destilleren.
schel, of schil, wordt in ’t nederduids voor ’t buitenste van gewassen Boomen, of Planten gehouden. Maar ’t betekend ook de Peul, of Bast daar de Erreten, Boonen, enz. aan de Planten in groejen. Men zegt ook Erreten en Boonen pellen, als was ’t Peuluwen; ook wel doppen; dus noemt men de Erreten, die uit de Peulen, of basten gedopt worden, gedopte Erreten.
schelkens kruid, schelkruid, Stinkende Gouwe; Gouwortel, Chelidonia, of Chelidonium in ’t Latyn: maar dit laatste woord is aan twe kruiden gemeen, die geheel in soort van den andere verschillen, als de Chelidonium Majus, welke deze is, en de Chelidonium Minus, welke het Speenkruid uitmaakt. | |
Beschryving van het Schelkenskruid.De Kelk der bloem bestaat uit twe bladen, die haast afvallen, de bloem heeft vier bladen, die uitgespannen zyn in de gedaante van een kruis. Het Eijernest in de grond der bloem wordt van verscheiden vezeltjes omringd. De bloemen vallen haast af, en worden van verscheiden, aan tween opengaande peultjes gevolgd, waar in verscheiden kleine ronde zaden leggen, en de gantse Plant is van een geel heet sap vol. | |
[pagina 946]
| |
De soorten, zie Hubners Kunst-Woordenboek. Plaats. Zy wast in beschaduwde plaatsen op Muren, in de scheuren van Gebouwen; bloeit in April. Eigenschappen. ’t Sap van ’t Schelkruid, met Honig gemengd, en in een koper Vaatwerk op kolen gezet, dient om ’t gezicht te verhelderen. Als men de wortel eet, geneest zy de Tandpyn. ’t Gedestilleerde water neemt de ontsteking der Ogen weg, zuivert de Zweren, die’er in komen. Der zelver sap, met een gelyke menigte van Rozenwater gemengd, voert het zelfde uit. Men legt op de Oogen kleine kompressen, in dit Mengsel nat gemaakt. Eindlyk, dit Sap is in ’t algemeen bekwaam voor allerleije ziekten der Oogen. Men gebruiktze ook voor de Dauwurm, Verzweringen, stooten, en blaauwe vlekken van andere deelen van ’t lighaam. De bladen gestampt, of gekookt, en voor Pap gebruikt met Brandewyn zyn ontbindende. Zo men ’t gele sap op versgesneden en ontwortelde vratten legt, worden ze weggenomen. Een goede vingergreep van hare bladen, een nagt lang in een glas Wei, met een vierde loods Cremor Tartari, koud getrokken, geneest de Gelu, en bleke kleuren. De wortel van deze Plant is in de Waterzucht goed. Men doet’er een once van op een halfpint witte Wyn trekken, met een half once Tinctuur van Mars. Het sap en de poejer van deze wortel zyn in de Pest en andere besmettelyke ziekten heilzaam; men neemt het in witte Wyn.
schemering der Oogen, is een gedurige verduistering der Oogen, zonder enige gevoelige verandering.
schepel is een Maat van verscheiden soorten van dingen, als zyn Granen, Meel, Erreten, Boonen, Zout, Kolen, Kalk, enz. Men verdeelt ze deurgaans in halve, in vier Spinten: en deze weder in halven, en die weder in Pinten; zo dat’er twe en dertig in een Schepel gaan. Doch, gelyk deze Maat niet overal even groot is; en’er meer, of minder van in een Last gaan, zo is’er ook ene verdeeling, die andere namen geeft, en byna naar de plaatsen verschilt. Zie maat.
schepsel noemt men in de kunst van den Tuinbou zulke Bloemen, waar onder de beginselen der vruchten staan, die naderhand tot Meloenen en Komkommers, enz. groejen, na dat zy zyn gezet; Ook noemt men met dien naam de vruchten van Komkommers, als zy nog eerst gezet zyn.
scheurbuik, Blaauschuit, is een Ziekte, die den naburen der Noordzee, en hun, die lange Zeetochten doen, zeer menigmalen overkomt, en van verscheiden andere ziekten oorzaak is. Men vindt ze by de Britten, Neêrlanders, Sweden, Denen, Noorwegers, Duitsers die aan ’t Noorden wonen, en by de Noordze volken; en inzonderheid by zulke, die dicht aan Zee wonen; en plaatzen die van Zeewater onderloopen, en Meren. Die in plaatzen wonen met steenen vloeren en weinig werken, raken des Winters aan die ziekte: maar vooral luiden, die oud vlees eten, beschuit, en stinkend Water gebruiken, of Watervogels en gedroogde, of gezouten Vis, Ossevlees, Spek dat gezouten is, of melige kost, die niet gegist is, Boonen, Erreten, Kaas, die gezouten, scherp, en oud is, veel gebruiken; die aan Melancholie, dolheid, Hypochondri, Moerziekten onderhevig zyn; en die de Kina, Kina veel gebruiken. Die deze ziekte hebben, zyn onderhevig aan verscheiden en menigvuldige toevallen, die met der tyd meer en meer vergroten en vermeerderen. Ongewone luiheid, traagheid, lust om te zitten en te leggen, vermoeidheid zonder reden, zwaarmoedigheid, pyn der Muskulen, als van ene al te grote vermoeidheid, vool al in beenen, en leden; loofheid in ’t op en ofklimmen; ’s morgens na ’t ontwaken zyn alle leden, als vermoeid. Zo de ziekte verzwaard, wordt de ademhaling op de minste beweging moeilyk. ’t Vermeerderen van de dikte der beenen, die wel eens weder over gaat; en de onbeweeglykheid uit zwaarledigheid, gele, rode, blaauwe, bruine, vlekken, geelachtige bleekheid van aangezicht, bolle stinkende mond en bol tandvlees dat zeer doet, brandig, jeukerig is, en op ’t minste aanraken bloedt lekt; tanden, die naakt zyn door het omkrullen van ’t tandvlees; verschillende verwandelende pynen op alle uit en inwendige deelen van ’t lighaam; en dus Pleuris, Maag- Darm- Graveel-, Lever- en Mild-pynen; verscheiden bloedingen. Vervolgens wordt het tandvlees stinkende, als verrot vlees, ontsteekt, bloedt, sterft; de tanden worden los, geel, zwart, opgevreten; de aders onder de Tong worden knobbelig. ’t Bloedvloejen is dikmaal doodlyk, zo dat het menigmaal de buitenhuit uitkomt, zonder dat’er Wonden te zien zyn. Uit Lippen, Tandvlees, Mond, Neus, Long, Lever, Mild, Maagkussen, Darmen, Lyfmoer, Nieren, lekt bloed. Zeer kwade Zweren, die hardnekkig zyn, nergens voor wyken, ligt versterven, meest in de beenen komen, met ene langdurige stank, schurft, korsten, droge Olyfantshuit komen hun over. ’t Bloed dat men hun laat, is zwart, broklig, dik, en evenwel los. ’t Wei-achtige is zout, scherp, met een groene korst bedekt. De pynen zyn knagende met scheuten, die dikmaal deurgaan, by nacht zwaarder worden; door alle de leden, geledingen, beenen, komen blaauwe vlekken. Eindlyk komen’er by velerlei koorsen, heete, kwaadaardige, afgaande, veranderlyke, gedurige, die een gebrek van voeding medebrengen, braken, afgaan, bloedloop, koude pis, flaauheid, benaaudheid, die schielyk doodlyk wordt, waterzucht, uitdrogende ziekte, zenuwtrekking, beving, lamheid, opkrimping, zwarte vlekken, braken, bloedloop, leverloop, mildloop, maagkussenloop, darmscheilloop, tering, schielyke besmetting. Uit deze veelvuldige verandering en de trappen dezer ziekte blykt, dat de genezing en deszelfs manier zeer veelvuldig zynde, ene verstandige hand vereist. Zie Boerh. Aphor. | |
[pagina 947]
| |
Levenswys. Om ’t bloed te verbeteren, zal men Soupe van Hoenderen gebruiken, waar in Scheurbuikmiddelen gedaan moeten worden; als de Sterkers, Spenasie, Pieterseliewortelen, Aspersies, Eppe, Scorsonere, Lepelblad. Men zal goede rode Wyn drinken, Kiekens en verse Eijeren eten; men moet ook oeffening en rust hebben; maar beide gematigd. | |
Remedie tegen de Scheurbuik.De Sublimatus dulcis; men geeft ze van tien tot dertig grein. Mars diaphoreticus. Men geeftze van tien tot twintig grein. De openende Saffraan van Mars. Men geeftze van tien grein tot twe scrupel. De vluchtige geest van Zout Ammoniac. Men geeftze van tien tot twintig druppen. ’t Water van Sterkkers. Men geeft het van vyftien druppen tot een dragma. Men moet een open lyf houden met gekookte dranken verzachtende en afvegende Klisteren, welke men neemt, als men te bed gaat. Men gebruikt Zweetmiddelen; de ene zyn zacht, als de afziedzels van Duivekervel, wilde Cichorei, Paardebloemen, Scolopendria, Scabiose. De andere zyn sterker voor koude gesteldheden; als de afziedsels van Lepelblad, Peperkruid, Persikkruid, klein Speenkruid, kleine Chelidonium, Alssem, en kleine Sedum; Beekpongen, Patientie, Ramenas, Rakette, Waterdrieblad, Cardamindum. Om de tanden te doen vaststaan, maakt men mondspoelingen met, met planten tegen de Scheurbuik, gelyk de twe dragmen van de geest van Lepelblad, een scrupel geest van Vitriool, vier oncen Rozenwater, en Weegbrewater.
scheuren is een woord van den Tuinbou, dat gebruikt wordt van Kersen, Pruimen, Persiken, enz., welke door de vocht zo zwellen, dat de bast van een gaat en een scheur maakt. Zie splyten. steenlossen.
schiemans garen is een Zeemans woord, waar mede een toutje van twe strengen betekend wordt, ’t welk men gebruikt, om het touwerk te versterken.
schieten is een Tuinmans woord, waar mede te kennen wordt gegeven, dat de gewassen groejen: want dus, zegt men in ’t voorjaar, de Boomen schieten uit; ook zegt men ’t van de Bloem-knoppen, van de Kropsla, Spanasie, enz. dat ze deurschieten; desgelyks van de Boomen en planten, dat ze wortelen schieten.
schieten (in ’t zaad) is een spreekwys van den Tuinbou, waar mede men wil te kennen geven, dat de Plant reeds zo ver in zyne groei gevorderd is, dat deze zich schikt, om bloem en zaad te maken. Zonder dit vermogen der Plant, zoude ’t gantse soort verloren raken. ’t Is een ongelooflyke zaak, alle de veschillen, die men in de zaden vindt, zo van kleur, grootte, gedaante en cieraadjen te mogen zien. Met het vergrootglas ziet men daar wonderen in. De Planten maken ene stam, die na om hoog schiet, aan welks top men gemeenlyk de zaden heeft. De Tuinier heeft dikmaal het ongenoegen van de Planten te vroeg in ’t zaad te doen schieten; by voorbeeld, Kropsla, Cichorei, enz. Dit gebeurt nog eer, als de grond niet goed is, of de plant, in grote hitte, gene vocht genoeg krygt. Dus schieten ze in ’t zaad uit armoede. Men heeft ook ’t ongenoegen van zekere Planten te zien, die niet in ’t zaad schieten, gelyk men gaarne had, gelyk de Angelieren, enz. in koude en vochtige gronden, de Basilicum, de Macedonise Pieterselie; die, of niet in ’t zaad schieten, of zo laat, dat het zaad niet ryp wordt.
schil van de vruchten, is het buitenste van de zelve. De ene heeft ze zachter, de andere ruwer; de ene glad, en kaal, als Kersen, Pruimen, Violette Persiken, enz. Andere hebben ze wollig gelyk de andere Persiken en de Kweperen. De ene zyn zachter in ’t aanraken, gelyk rype Persiken, de andere zyn harder, gelyk de Persiken, die nog niet ryp zyn, enz.
schillen, is de Schil van de vruchten nemen: maar in ’t byzonder gebruiken de Akkerluiden dit Woord van de Hennip, die ze van de stoppels afnemen. Men heeft twederhande wys, waar op men de Hennip zyne stoppels ontneemt; ’t ene geschiedt door het breken van de stoppels met zeker gereedschap; dit noemt men Braken, en ’t geen men dus gereedmaakt Gelling; ’t andere geschiedt door het breken van de stoppels aan lange einden: om daar de Hennip af te nemen.
schilderen. Om met Olie op een Muur te schilderen. De Muur zy droog; dit ondersteld zynde, zult gy’er verscheiden lagen van kokende Olie op leggen; zo dat het’er een vette korst over heen zoude leggen; daar na om het te doen droogen, maak’er overheen een smeersel van Kryd, of gevreven Oker, die wat styf is, of ene andere aardachtige, of opdrogende kleur. Als deze droog is, zult op de Muur tekenen ’t geen gy wilt, en daar na’er kleuren op leggen, waar onder men Vernis moet doen, om niet genoodzaakt te zyn, om het daar over te leggen als ’t werk af is. Men kan de Muur op ene andere wys gereed maken, op dat ze droog zy, en de vocht de verwen door ’t schilderen niet doe afvallen. Leg ’t eerste besmeersel op de Muur, met een beslagen Kalk, of Cement en Zand. Dek dat eerste smeersel met een twede mengsel van evenveel Kalk en Hamerslag en Cement, die wel gezift is. Men moet alles stampen en mengen met wit van Eijeren en Lynolie. Wanneer gy eens begonnen hebt om deze Pleister te leggen, moet men daar niet afscheiden, voor dat het af is, en glad gepleisterd, anders zoude het Pleister scheuren, en nwe arbeid vergeefs zyn. Andere Pleister. Maakt dit Pleister van Kalk en Tras, en geklopte gebakken steen, of gestootten Marmor. Maak het glad met de Troffel, en laat’er Lynolie met een kwast over heen smeren; bestryk | |
[pagina 948]
| |
daar na de Muur met een mengsel van Pik, Mastik en grof Vernis; en om ’t uit te smeren en beter gelyk te maken; gebruik een heetten Troffel, en voor dat gy aan ’t schilderen gaat, maak’er een indruksel op van Kryt, of Oker gelyk boven aangetekend is. | |
Om met Olie op hout te schilderen.Leg eerst op uw hout een Lym; waar onder Kryt is gedaan; leg’er daar na een Olieverw op. Daar na moet gy uwe Tekening’er met Kryt op maken, en dan schilderen. | |
Om op Doek te schilderen.Men moet doek nemen, dat zeer effen is; en, na dat het op een Raam wel is gespannen, moet gy’er op leggen een Lym om’er de dunne draadjes te dekken, en de gaatjes te vullen. Daar na moet gy’er over stryken een dryfsteen om daar de knoopen mede af te stryken. Als het droog is, moet men’er een effe kleur op leggen, die aan de andere kleuren zachtheid byzet. Deze is bruin-rood, daar men Loodwit onder doet, om ’t te eerder te doen droogen. Men moet deze Verw mengen met Lym en Noten-olie, die de bekwaamste, om te schilderen zyn, en men smeert ze met een groot Mes, dat daartoe is gemaakt, op dat het niet te dik zy. Daar na smeert men deze Verw met Dryfsteen, om ze te gelyker te maken, en men kan nog een twede Verw’er over heen leggen, met Lood-wit en koolzwart om ze graau te maken. Men moet deze Verw zo dun leggen als mooglyk is, op dat het doek niet scheure, en de kleuren beter blyven, die men’er over heen legt. Zo men’er alleen een Waterverw op lag, zouden’er de kleuren sterker op wezen; om dat dan de Olien, die men onder de verwen doet die’er beter indringen, en anders de kleuren veel van hunnen luister benemen. De kleuren zouden ook nog beter blyven, zo ze over ’t naakte doek maar heen gelegd waren. Maar men zoude dan een zeer dicht en effen doek moeten gebruiken: Voorts, gelyk men gemeenlyk genoodzaakt is de kleuren met Olie te mengen, zo moet men’er zo weinig, als mooglyk is, onder doen, en de kleuren styf maken, doende daar een weinig Olie van Aspik onder, die ligt uitwaassemt en niet anders dient, dan om de Verwen vloeibaarder en handelbaarder te maken. Een Schilder moet ook zorg dragen, dat hy de Verwen niet te zeer onder ’t werken mengt: want als zy al te zeer onder malkander raken, vindt men’er die de andere veranderen, en’er de luister en levendigheid aan benemen. Hierom moet men ze zindelyk gebruiken, en de kleuren elke op hunne plaatzen brengen, zonder ze met het Penceel te zeer te vermengen, en de kleuren onder een te verwarren, die vyanden van malkander zyn. Deze moeten elke op zich zelf gebruikt worden; en zo men aan een Schildery meer kracht wil byzetten, moet men wagten tot dat zy droog is, om ze op te schilderen met krachtiger kleuren, die de anderen konden bederven, en’er de kracht aan benemen. | |
De Verwen, die men tot Olieverwen kan gebruiken.Men kan allerleije Verwen, die om in natte Kalk te schilderen gebruikt worden, tot Olie-verwen gebruiken, uitgenomen Kalkwit en poejer van Marmor. Men gebruikt ook de volgende Verwen. ’t Loodwit. Is een wit, dat zeer schoon is. Hoe men ’t bereidt zult gy op ’t Woord wit, of verw vinden. Ceruis. Is een wit, of roest van Lood, dat gróver is, dan ’t wit. ’t Gele Mastikot en ’t witte Mastikot, dat met gekalcineerd Lood wordt gemaakt. Looderts is een Verw die vyandig is van andere verwen. dezelve bederft, en die men niet veel gebruikt. Róókzwart is ook een kwade kleur, maar die gemaklyk is in ’t lóópen, men gebruikt ze, om zwart Laken te schilderen. Been- en Yzerzwart. Zie verw. Spaans groen. Is een zeer fraje kleur; maar die men voor een pest van andere Verwen mag houden. Deszelfs kwaadaardigheid wordt door de verbranding tot Kalk verbeterd en men moet het alleen gebruiken. ’t Is zeer opdrogend, waarom men het met zwarten gebuiken moet, die nooit alleen drogen. Men moet wel zorge dragen, dat men gene Pencelen, gebruikt, daar men, Spaansgroen mede gelegd heeft, om dat het andere kleuren bederven zoude. Gekalcineerde Orpiment. ’t Is gevaarlyk Orpiment tot Kalk te verbranden. De róók is doodlyk. Men kan deze Verw zelf niet zonder gevaar gebruiken. De Cinnaber, of Vermillioen is een schoon rood, dat men uit de Erts van de Kwikzilver-mynen haalt. Zy kan de lucht niet verdragen. De Lak, is een Verw, die in de lucht niet bestendig is. Zie lak, Verw. Blaasgroen. ’t Wordt van de Beijen van Avignon gemaakt, die men laat weeken, en daar na koken. Om’er lyf aan te geven, doet men’er Krytwit, en As van Ryst in, dat men door fyn Lywaat heeft gezift. Indigo gebruikt men, om’er Luchten en Kledingen mede te maken, ’t blyft bestendig in de lucht en behoudt zyne kleur lang. Men moet het wat donker leggen, om dat het altyd wat oplicht; men moet’er niet veel Olie aan geven; men gebruikt het tot Waterverw; ’t Is goed om groenen te maken. Blaauwe en groene As gebruikt men niet anders, dan om Landschappen te maken. | |
De Olie, die men om te Schilderen gebruiken moet.De beste Olien, die men om te schilderen gebruikt, zyn Lyn- en Neuten-olie; men doet’er somwyl een weinig Spyk-olie onder, die men met | |
[pagina 949]
| |
de bloem van Lavendel maakt. Deze Olie, doet de kouleuren loopen, en haalt de andere Olien weg; zy is goed om de krassen weg te nemen, en de Schilderyen schoon te maken, welke ze ook gemaklyker maakt om op te halen. De Terebintyn-olie, die ons uit het Eiland Ciprus gebragt wordt, is ook zeer goed om een Schildery uit te halen. Men gebruikt ze gemeenlyk in Ultramaryn, en Emaljeersels; om datze ze doet loopen, en uitsmeren, en zo dra ten minste, als de Spyk-olie droogt. Men moet weinig andere Olie met de Teribintyn-olie mengen, om dat ze geel zoude worden. De Olie van Hars, van Lorkenboom en van Pynboom, hebben de zelfde hoedanigheden, maar die minder goed zyn. De Olien, die, opdrogend zynde, dienstig zyn om anderen te eer te doen opdrogen, doen dit op velerleije wyzen. Zie daar de gemeenste. Neem brandverwe, of blaau in poejer, doe ze koken in Noten-lie; neem daar na de pot van ’t vuur; en laat uwen Olie bezinken. ’t Bovenste van die Olie zal u dienen, om’er uw wit mede te mengen, en ’t helderder en levender te maken. Anders. Doe goudglid en een geschilde Uijen in Olie van Noten koken. De Uije dient, om de Olie de vettigheid te benemen; en ze zuiverder en vloeibaarder te doen zyn. | |
Om in Fresco, (natte Kalk) te schilderen.Een werk in Fresco staat in de open lucht. De Muur moet van gebakken steen gemetzeld zyn, of die vry droog is. Maar, zo de Muur, daar men op schilderen wil, op ene overdekte plaats is, kan ze van Baksteen zo wel, als andere gemene stof gemaakt zyn; maar waar ook de Muur van mag zyn gemaakt. Men moet beginnen met ze met Pleister, of Kalk met Zand beslagen, vol te rapen. Daar na moet gy ze bepleisteren met een beslag van Rivierzand en Kalk, die in de lucht is oud geworden en gezift. Dewyl men in Fresco niet kan schilderen, of de Pleister moet nog nat zyn; moet gy zorg dragen, dat gy niet meer pleistert, dan gy in enen dag kunt afschilderen. Eer gy ’t werk begint, moet gy de tekening op Kartons, of Papier hebben, om ’t op de Pleister door te trekken; ontrent een halfuur, na dat het besmeerd en met de Truffel is gelyk gemaakt. | |
De kleuren, welke men gebruikt om in Fresco te schilderen.Als men in natte Kalk schildert, gebruikt men noch kleuren door kunst gemaakt, noch verscheide Mineralen, maar alleen Aarden, die in de lucht bestaan kunnen, en hunne kleur in weerwil van ’t verbranden der Kalk kunnen bewaren. Om hunne levendigheid te bewaren, moet men ze schilderen, terwyl de Pleister nog vochtig is, en zo schielyk, als mooglyk is; dragende altyd zorg, dat men ’t droog niet weder hoeft over te halen met kleuren uit wit van Ei, Lym, of Gom gemengd: want dit uitgehaalde zoude zwart worden, en wel haast in schilfers afvallen. De kleuren die men gebruikt, om in Fresco te schilderen, zyn ’t wit dat van geleste Kalk is gemaakt, die lang in de lucht gelegen heeft, gemengd met zo veel gestootten Marmor. Somwyl doet men’er van ’t laatste maar een vierde deel onder, om dat meerder de kleur zoude bruin maken. Hoe men dit Mengsel moet maken, leert de ondervinding ’t best. De oker, of ’t bruin rood. Dit is een Natuurlyke aarde, gelyk ook de volgende verwen. De gele Oker wordt rood, als men ze brand. De Oker van Ruth, of donker geel, vindt men in de Beken der Yzer-mynen. Deze aarde tot Kalk zynde gebrand, maakt een zeer fraje kleur. ’t Geel van Napels is een schuim, of een vuiligheid, die men om de Zwavelmynen vindt. Deze kleur is minder, dan die men met witte en gele Oker maakt. Omberse aarde. Men maakt ze bruinder, schoonder op ’t oog; als men ze in een yzere bus tot Kalk verbrand. Aardzwart. Kryt, of zwart van Duitsland. ’t Is ene aarde, die uit dat Land gehaald wordt. ’t Blaau-zwart is een ander soort van zwart, ’t geen men uit ’t zelfde Land brengt. Gebrand zwart van Moer is naaulyks in gebruik. Bruinrood. Men gebruikt die steen in de plaats van Lak; men brengt ze uit Engeland. Brandverw is een blaauwe kleur, welke men voor Landschappen gebruikt; zy is goed en houdt stand in de lucht. Groene aarde van Veronne. Men heeft ze van twe soorten. Het een is zeer hard en donker, en ’t ander is lichter. De Ultramaryn, of Lazuursteen, is een harde steen, waar van we de bereiding op ’t Woord ultramaryn geleerd hebben. Zy kan de lucht langer, dan enige andere kleur verduren: Men vryft ze niet; men mengt ze maar met Olie op ’t Palet. In Fresco doet de Brandverw ’t zelfde, dat de Ultramaryn uitvoert. Keulse aarde. Dit is een ros zwart, dat aan verschieten en ros worden onderwurpen is. Alle deze kleuren, de Ultramaryn uitgezonderd, laten zich vryven, en met water mengen. Zy lichten alle op, naar de maten, dat de Kalk opdroogd; uitgenomen ’t Violet-rood, ’t bruinrood, de Oker van Ruth, en de zwarten, in ’t byzonder die, welke door ’t vuur zyn gegaan. | |
Om op Taf te schilderen.Men moet de Taf eerst met een Gom bereiden, waar van zie hier, hoe men ze maakt. Neem een kleine Boon grootte Vislym, sny het in kleine stukjes; laat het, in een glas met water, den tyd van twaalf uren weeken; laat het daar na smelten over ’t vuur, tot eens opwalmens toe; laat het daar na deurzygen, en koud worden. Als men het | |
[pagina 950]
| |
gebruikt, moet het vry heet zyn, en men legt het’er met een Spons over al, gelyk op de Taf, die wel gespannen moet zyn. Als zy droog zal zyn; zult gy’er uwe kleuren op leggen; zy zal ze ontfangen zonder vloeijen, en zich niet verder verspreiden, als zy moeten zyn. | |
Om met kleuren te schilderen, die de ongemakken van den tyd kunnen weerstaan.Gy moet uwe verwen met gesmolten Mastik vryven, en mengen ze met Lyn-olie. Om dat mengsel wel te maken; kiest men de beste Mastik in tranen; men vryft ze met Lyn-olie; daar na doet men in een verglaasde pot de zelfde Olie heet worden, en men giet’er allenskens de gevreven Mastik in, om ze te doen smelten. Men moet wel op ’t roeren passen, om de Mastik met de Olie wel gemengd te krygen. Daar na zult gy ’t laten koud worden, en het ten gebruike bewaren. Deze Olie van Mastik is zeer bekwaam voor de kleuren, die dienen om Vissen te schilderen; zy beletten dat het water ze niet uitwist. | |
Vernis, om Druk-platen af te zetten.Doe een vierendeel Terebintyn in een verglaasde pot, met zo veel Spyk-olie, en ontrent een vingerbreed Brandewyn in een glas; meng de stof met een Penceel van een duim dik, die zo zagt is, als gy’er een krygen kunt, tot dat de stof zo dik is, als ’t wit van een Ei; vryf de Plaat van achteren met dat Vernis, en ook van boven. Laat het daar na drogen, houdende ze gespannen op zyn lang. Gy kunt het met wat Brandewyn besprengen, om ze zeer schielyk te doen drogen. Om ze af te zetten, moet men ze op de kanten vast plakken met styfzel, op een Raam van de zelfde grootte, en ’t daar op laten drogen. Men heeft’er, die ze terstond op een Raam plakken, en daar na’er ’t Vernis overleggen, waar van we spreken, en ’t is dus de beste manier. | |
Om de kleuren achter de Platen te leggen.Men moet de verwen op een Palet leggen met een weinig Olie van Noten, en leggen de ene na de andere, naar de verscheidenheid der kleuren, welke op ’t werk vereist worden, om ’t natuurlyke na te bootsen. By voorbeeld, om Vleeskleur te maken, zult gy Loodwit gebruiken met Vermillioen gemengd. Om een schoon groen te hebben, moet gy het Spaans-groen gebruiken. Voor een helder groen, als dat van bladen, moet gy Berggroen hebben; om ’t gans helder te hebben, moet men’er geel onder doen. Om Bossen en stammen van Boomen kleur te geven, zult gy Omberse aarde gebruiken; om hemels en wolken te maken, zult gy blaau van Ceruis met Loodwit nemen, en om de dagen van den hemel te veranderen, zult gy verscheiden blauwen door de velerleije mengsels maken, die gy van die twe kleuren maken zult. Om verschieten te maken, zult gy geel met Loodwit mengen. | |
Om een Plaat te doen toonen, als of ’t een Schildery van Olyverw waar.Men moet de Plaat vochtig maken met helder water, en ze op een Raam, als boven, spannen. Daar na moet gy ze met Terebintyn-olie smeren, en als die droog is, moet gy’er kleuren met Olie gevreven, aan de verkeerde kant van de Plaat op leggen, zonder schaduwen, om dat de arceringen van de sne schaduwe genoeg maken, en ’t kunne uitvoeren. Als uwe Schildery af is; en als alles droog is, zult gy den drukkant met Veneedze Vernis smeren, die men gemeenlyk witte Vernis noemt, of droge heldere Vernis. Men moet zorg dragen, dat men op de verkeerde kant van de Plaat de Vleeskleur legt, even als op doek, ter oorzake van de onderwerping, die men moet uitdrukken, gelyk de Vleeskleur. | |
Om oude Schilderyen te wassen en uit te halen.Neem een vierendeel graauwe gestooten Souda, doet daar een Muskaatnoot grootte geraste, of aan kleine stukjes gesneden Genuase Zeep in, doe ’t koken in gemeen water, den tyd van een half kwartier uurs. Haal daar na, dat Zeepsap van ’t vuur, laat het een weinig koud worden; en als gy ziet, dat het laau is, was dan uwe Schildery af, en ze daar na afgedroogd hebbende, doe’er Olyvenolie over; droog ze nog eens af, en zy zal’er als nieu uitzien. Anders. Doe een kopje met as van hout in een Lywaat, doe het een uur in een verglaasde pot koken; doe’er by een Muskaatnoot grootte, geraspte Spaanse Zeep, of die zeer fyn is gesneden; neem ’t Zeepsap af, Iaat het door een Lywaat loopen, en als ’t laau is, gebruik het. Anders. Doe zo veel Weed-as, als witte Souda, in een pint gemeen water tot op de helft verkoken. Gebruik die Loog, als zy laau is, vryvende uwe Schildery met Lywaat, of met een Spons, en daar na zult gy ze met gemeen water wassen, dat helder en zuiver is. Anders. Neem twe pinten oude Loog met een halfpintje witte Wyn, doe’er een vierendeel geraspte Genuase Zeep by, laat het ontrent een half kwartier koken. Laat daar na die Loog door een Lywaat loopen; en als die koud is, was’er uwe Schildery mede met een Bostel, of een Spons. Laat ze daar na drogen, om het nog eens op de zelfde wys te herhalen, en doe ’t zo menigmaal als gy ’t nodig oordeelt, om ze wel fraai te doen schynen; stryk’er daar na zachtjes Olie op met een Lywaat, of Kottoen, en ze daar na hebbende laten drogen, vryf ze af met een heettten doek. Anders. Neem de Schildery uit derzelver Lyst, dekze met een schoon Servet, of Handdoek, hou ze gedurig nat met helder water, den tyd van vyftien dagen lang, of tot dat al ’t vuil van de Schildery aan ’t Lywaat blyft hangen; vryf daar na uwe Schildery met Lyn-olie, die langen tyd in de Zon | |
[pagina 951]
| |
heeft gestaan. Men legt’er deze Olie met een Spons op, of met het eind van de vinger. Men vindt ze, die een Reinet-appel gebruiken, die in tween wordt gesneden, maar dewyl de vrucht vol zout is, vreet ze de kleuren op. Dit gebeurt ook, als men Schilderyen met al te sterke Lóógen schoonmaakt. Hierom is ’t dat men zich vergenoegen moet met laau water alleen te wassen, zo men zyne Schilderyen lang goed wil houden, of ze nat maken op de wys, die ik in de laatste plaats aan de hand kom te geven. | |
Om de Lystjes der Schilderyen kostlyk te maken.Zo uw Lystje encastillure van gebruineerd Zilver is, zult gy’er op leggen Lymwater met een zachten Borstel, of een groot Penceel, ’t geen gy dikmaal doen moet, zo gy ’t noodig oordeelt. Daar na zult gy’er een Vernis overheen leggen, om ’t te bewaren, en de Lyst meer luister by te zetten. Zo gy ze nog kostlyker wilt maken, moet gy, alvorens ’t Vernis daar op te leggen, op de Lym schilderen, of met Olie-, of Waterverw de figuren van Vogels, of andere dieren, Bloemen of Vruchten, of Bladen, en andere dingen, die men goed vindt. Daar na zult gy ze nog overlymen, zo deze Figuren van Waterverwe zyn. Dit laatste moet ook aan Figuren van Olie gegeven worden. | |
Om Lymwater te maken.Maak water heet, doe daar Lym in van Pergament-raspsel gemaakt. Doe’er na ’t eerste koken ’t water weg, en doe’er ander water in; doe’t nog eens koken, tot dat een weinig water, dat gy op een Tafelbord doet, of op iet anders, als ’t koud is, dik wordt. Laat het daar na, als ’t zal stil gestaan hebben, deur een schoon Lywaat loopen; laat het voor een twede reis nog eens deurzygen, dan zal ’t klaar zyn, en gy zult het kunnen gebruiken, gelyk boven gezegd is. | |
Om een Lystwerkje met groene blaadjes te maken.Gy moet uwe Lyst eerst met Biezen vryven, en daar wit op leggen, als of gy ’t van gebruineerd goud wilde maken. Daar na zult gy ’t blad van uwe Lyst leggen met de volgende kleur. Neem Indigo en een weinig Orpiment met water gevreven, dat het na den bruingroenen trekke. Doe’er een weinig dojer van een ei by. Men neemt gemeenlyk ontrent een Mosselschulp vol op een bakje verw. Om te doen houden, doet gy’er Lym naar gelang aan. Gy zult het alleen leggen op de fries, en zult de gesneden Lyst bewaren, om ze met gebruineerd goud te beleggen. Daar na zult gy’er enige beelden op maken met een doorgetrokke tekening, of op ene andere wys. Gy zult uwe Bladen, of andere Figuren trekken met Indigo met Lymwater gevreven, en een drup dojer van een Ei, gy zult het schaduwen, daar na in ’t schaduwen zacht maken, en daar na met groen hóógen, doende’er wel gevreven Orpiment op, met bruin groen van de eerste laag: hogende daar na met zuivere Orpiment met Lymwater gevreven, en gemengd met een drup dojer van Ei. Bruineer daar na ’t werk, ’t geen daar na veel schooner, en glimmender zal wezen, dan of ’t gevernist waar. Men doet weinig dojers van Ei by de Verwen, om te gemaklyker te bruineren. Zo men’er veel by deed zoude het aan schilfers gaan, als men bruineerd. Zo men de Lysten met Olie wilde ophelderen, moet men de eerste Verw bruineren met bruin groen, daar na met drogende Verw schilderen, waar in te vore Goudglit is gekookt. | |
Om op te schikken met geel.Gy zult beginnen met een wit op uwe Lyst te leggen. Daar na zult gy geel van Berri vryven met een kleine drup dojer van Ei, en daar na met Lym; gy zult’er die kleur op leggen. Als dit’er op gedroogd zal zyn, zult gy uwe tekening trekken met een weing rood kryt met water gevreven, en een weinig dojer van Ei, dragende zorg dat gy’er een weinig Lym onder doet. Voor de Schaduwe zult gy’er wat Omberse aarde onder doen, of wat Roedwater, en voor het hoogsel zult gy Oker en Kryt te samen gemengd gebruiken; of wat Orpiment met Kryt, met een, of twe druppen dojer van Ei. Gy zult een schets, maken alvorens’er uwe kleuren op te leggen, en bruineren met een Wolvetand. Zo gy wilt vernissen, zult gy’er te voren een streek van Lym over geven, daar gy uwe Figuren op schilderen, en vernissen kunt, zonder het Veld te vernissen. | |
Om een Lyst met Wit op te schikken.Gy zult’er eerst een grond met fraai Wit op leggen, ’t geen gy met de Biezen wel zult polysten. Leg daar over nog een grond van fraai zwart, ’t geen gy van Zwartzel maken zult; vryf het met enige druppen van dojer van Eijeren en wat Lym om te houden. Men moet het beproeven eer men ’t oplegt, om te zien, of ’t wel glimt. Als uwe grond van zwart wel droog is, moet gy ze met een Wolvetand polysten; daar na gebruik een Liniaal om’er strepen op te halen, met een Mes daar de punt af is, of met een klein tuigje, dat aan de punt scharp is, als een klein Mesje, en van de dikte, welke gy wilt aan uwe strepen geven, ontdekkende ’t zwart tot op ’t wit. Gy kunt’er ook allerlei Beelden op halen, die gy wilt door een, of meer punten. Men moet op de Bladen de hoogsels arceren. Zo gy moeite hebt met den dag te zoeken, zult gy een klein tuigje nemen, gelyk een Rasp, of wat meer ruw, naar goedvinden; waar mede gy uwe Figuren zult vylen, tot dat’er geen zwart meer op is. Dit’er af zynde gedaan, en uw werk wel wit en glad zynde, zult gy ’t met een Tand bruineren, daar na zult gy’er streken op halen, en uwe Schaduwen arceren. | |
[pagina 952]
| |
Om uwe Lyst met zwart op te schikken.Men moet’er eerst een goede grond van kokende Lym op leggen, daar na daar op vyf, of zes lagen schoon zwart met water, wel gevreven, daar over heen leggen en gelymd, gelykwe te voren van ’t Wit gezegd hebben, op dat het houwe; daar na zult gy ’t met Biezen vryven. Als ’t werk is gevernist, zult gy’er een laag, of twe van dat wit aan geven, gevreven met een weinig dojer van een Ei. Gy zult het laten drogen en bruineren met een Wolvetand. Dit geschied zynde, zult gy’er ’t wit met een punt van een Mes tot op ’t zwart afnemen, en halen’er zulke Figuren op als gy wilt. Om te maken, dat uwe Beelden te beter na Yyoor gelyken; zult gy’er in ’t vryven een weinig Oker, of bleke Massikot by doen. | |
Om een Lyst met Metalen op te schikken.Leg’er ’t wit zeven, of acht malen op. De laatste grond droog zynde, polyst het werk met de bies. Leg’er daar na een laag, of twe op met zwart om te zwarten, gevreven met water, met enige druppen dojer van Ei, een weinig Saffraan, doende daar by een weinig Lym om de kleur te houden. Men moet’er niet te veel dojer van een Ei by doen; om dat het zwart zich niet glimmend zoude laten polysten, en aan schubben zoude gaan zitten. Als gy ’t zwart met een Wolvetand zult hebben gepolyst; over langs en dwers, zult gy’er zodanig werk op sponcen als gy wilt. Daar na zult gy een weinig wit met het zelfde zwart mengen, om graau te maken, ’t geen gy gebruiken zult, om’er met een Penceel de trekken van uw werk op te halen, en te maken dat de Olieverw op ’t zwart niet vervloeje, daar na zult gy uwe Figuren met Olieverw van Loodwit halen, en schaduwen met zwart en wit zo zacht en fraai, als mooglyk is. Zo gy wilt, dat de schaduwen op ’t blaau staan, moet gy wat blaau onder uw zwart doen. ’t Zwart en wit voor schadvwen moet met drogende Olie gevreven worden, om dat die Olie niet indringt, en Vernis volmaakt gelykt. Zo ’t werk niet genoeg schynt te glimmen, leg’er alleen een grond van drogende Vernis op ’t werk, bedienende u daarom van de punt van een fyn Penceel, ’t geen u ook dienen kan om’er geslagen goud op te leggen; zo gy ’t op enige plaatzen wilt leggen. Men moet het om te bruineren weinig gommen. Zo gy goud over ’t wit wilt leggen, moet het droog beginnen te worden. Maar ’t moet niet te veel nog te weinig zyn, want ’t goud zoude niet houden. ’t Is eveneens’er mede gelegen, als men ’t op Vernis legt. | |
Om geslagen goud op een zwarten grond te leggen.Als ’t hout gezwart is, als boven is geleerd, zult gy’er geslagen goud, of zilver op leggen, en hogen en schaduwen ’t even, als door ons is gezegd. Men moet ’t goud en zilver vry dik leggen, en bruineren ’t naderhand met ene Wolvetand. | |
Bloemen op een veld van gebruineerd goud, om met olie te schilderen.Verguld uwe Lyst met gebruineerd goud, of met olie, daar na met fraje Olieverwen, of Waterverwen, schilder de Bloemen op de Fries. | |
Om goud aan bladen op gebakken, en verglaasde Potten te leggen.Leg met een Penceel op een wel verglaasde aarden Pot goudkleur, die wel gevreven is, en vry vet. De grond wordt gelegd, gelyk we boven geleerd hebben, als we de manier op gaven, om ’t goud met olie op ene zwarte grond te leggen. Men moet grote zorg dragen, dat men de Figuren nahaald, schaduwt met zwart en arceert, zo vaardig en net, als mooglyk is. | |
Schilderen een plaat op glas.Doe een stuk glas heet worden, dat de grootte van uwe Plaat heeft, en na dat ge daar aan ene kant schoone Veneedse Terebinthyn, gelykjes op zult hebben gelegd, leg’er uwe Plaat aan den drukkant op, na dat gy ze gekookt hebt den tyd van een vierendeel uurs in Brandewyn. Als uw glas koud zal zyn geworden, zult gy ’t eind van uwe vinger nat maken, en vryven daar mede zachtjes van achteren op uwe gekleefde plaat, om’er ’t papier af te nemen, zo dat’er de trekken van den druk maar op over blyven. Daar na zult gy op een Marie-bad een deel Terebinthyn met Brandewyn, een kwartier uur op ’t vuur doen koken; en leggen van dit mengsel een grond over dit drukzel heen, daar de kleur op is, welke men gebruikt met Gommen. | |
Om op Glas te schilderen.Gebruik zwart met Gomwater gevreven en met gemeen Zout gezouten. | |
Waterverw voor Glas.Vryf op een Porfyrsteen, of in een koperen Bekke, met een stalen Molesteen zo veel Rots, als Keisteentjes, om een fraai rood te maken; doe’er Hamerslag van rood Koper by; voeg’er nog by Borax, gemeen Zout, Arabise Gom, en zo veel klaar water, als nodig is, om alles met den andere wat helder te vryven. Uwe Waterverw klaar zynde, zult gy’er glad van leggen op de Schildery, welke gy zult hebben vastgemaakt. | |
Om te Schaduwon op Glas.Na ’t leggen van uwe Waterverw zult zy ’t tot des anderen daags laten droogen; daar na zult gy Schaduwen en Hoogen even als op groen papier, gebruikende een Pen van een Kalkoense Haan, die niet is gespleten. | |
[pagina 953]
| |
Om kleuren en Lyfkleuren op een Glas te leggen.Na dat gy uwe Waterverw hebt geschaduwd, zult gy’er verscheiden kleuren op leggen, welke gy zult gebruiken. Voor Rood, zult gy Lak gebruiken, gevreven met zout Gomwater; en om te schaduwen zult gy’er verscheiden lagen op leggen. Voor Violet zult gy’er Lak op leggen en een weinig Indigo, gevreven met zout Gomwater; men maakt schaduwen met’er verscheiden lagen van op te leggen. Voor Geel gebruikt men Gom Gutte, gevreven met zout Gomwater. Voor Groen, neem Indigo met Gomme Gutte, met malkander met zout Gomwater gevreven. Voor Wit moet men met de Pen de witte streken sterk te rug dryven. | |
Om te schilderen op Glas zonder koken.Men moet de kleuren met water vryven, waar in gemeen zout is gesmolten en Arabise Gom. Zo de kleuren zich niet vast genoeg op ’t Glas zetten, moet men nog meer zout in ’t water doen, waar mede men ’t vryft.
schilders. Zo ze ’t volgende niet getrou waarnemen, wel ver van daar, dat ze hunne goederen zullen vermeerderen, lopen ze gevaar van ’s hemels gunst te verliezen, en kwyt te raken ’t geen ze hebben. Zie Ps. 126. | |
Verplichtingen der Schilderen.1. Zy moeten hunne stukken boven de waarde niet verkoopen, en’er een prys boven hunne bekwaamheden, en niet naar hunne waarde opzetten. 2. Zy moeten zich niet meer doen betalen dan ze verdienen, nochte een bovengemene prys eissen, om de wereld te doen verbaasd staan, en dan tot een afslag te doen komen, die nog de waarde van ’t werk te boven gaat. 3. Zy moeten zich van de zotheid en drift der Liefhebberen niet bedienen, noch van hunne noodzaadlykheid, noch dienst, en daarom de Schilderyen boven de waarde zoeken aan te smeren, die’er imand voor geven zoude, die niet zot was, of ’t niet van doen had. De waarde van een stuk komt van den grond der Schilderkunst, de natuurlykheid der verbeelding de fynheid en zuiverheid van ’t Penseel, de moeite van den Schilder, de zeldzaamheid van ’t Stuk: maar niet van ’t uiterlyke, zo datze ze moeten wedergeven ’t geen de liefhebbery, noodzaaklykheid en nutheid der koperen hen heeft doen geven. 4. Zy moeten, om groot geld te winnen, de liefhebbers van hunne vrienden, die den naam hebben van kenners te zyn, niet gebruiken, om de stukken boven de waarde te schatten, en meer dan een uitnemend Schilder, zonder Eigenbelang, zoude hebben gedaan. Zy moeten anders zo veel vergoedinge doen, als’er boven de waarde betaald is. 5. Zy moeten geroepen zynde, om te schatten, niet hoger, dan de prys, waarderen, en zy’er zelve voor zouden willen geven. Zy moeten niemand ten nadééle van enen anderen begunstigen, en hunnen naasten niet anders handelen, als wy zelve, in dergelyk geval, zouden willen zyn gehandeld. 6. Zy moeten ’t eerste ontwerp der Schildery, waar toe men was overeen gekomen, niet veranderen, al was ’t schoon, datze beter inval, daar ontrent, kregen, zonder toestemminge van hen, die ’t doen maken. 7. Zy moeten uit gierigheid, zonder toestemminge van hun, waar voorze arbeiden, geen minder werk doen, als men overeen was gekomen, om meerder voordeel te doen. 8. Zy moeten, zonder de toestemminge van hun, die hen gebruiken, het werk niet vermeerderen en’er meer aan maken, dan men was overeen gekomen, om meer geld te eissen. 9. Zy moeten Kopyen voor oorspronklyk niet verkoopen; dit is een niet min strafbaar bedrog, dan dat van hen, die valse maten en gewichten gaan verkoopen. Zy moeten vergoeding doen van ’t geen ze boven de waarde van Kopy hebben ontfangen. 10. Zy moeten hun geschilder niet verkoopen, voor dat van beruchte Schilders. Zo zy, uit dien hoofde, daar meer voor gemaakt hebben, dan ze anders zouden hebben gedaan, moeten ze vergoeding doen; want zulk bedrog is zonde. 11. Zy moeten, gene oude schoongemaakte en gewassen Schilderyen verkóópen; die men met wassen bedorven heeft, dit is zonde: want hoewel een oud stuk wel gewassen en schoongemaakt van een andere prys als te voren zy; als ’t evenwel uit is gewassen, is ’t ongetwyffeld meerder waard, S. Thom. 12. Zy moeten gene naaktheden, of dartele, aanstootlyke beelden schilderen; dit is grote zonde. 1. Om dat ze daar in niet wel kunnen gelukken, zonder ’t natuurlyk te zien. 2. Om dat ze een ergernis zyn, niet een reis, of twe: maar aan velen, en zo lang ’t werk duurde, dat is, vele eeuwen, zo de kunst van een bekwaam man is. Zy moeten hun werk aan een kant helpen, of zy zullen’er rekenschap van geven. Sap. 15. v. 5. Art. 19. v.8. 13. Zy moeten, om schandlyke, of aanstootlyke Schilderyen te maken, gene naakte mans, of Vrouwen gebruiken; dit doet gevaar loopen van zondigen. Aug. lib. Conf. Ambros. in Ps. 38. 9. Chrysost. Hom. in Matth. Schilderyen te vergulden, zie Schilderkunst, Vergulden. Schoonmaken, zie Schilderkunst. Luister’er aan te geven, zie Schilderkunst. Vernis op Schilderyen, zie Schilderkunst, Vernis. Om te beletten, dat’er gene Vliegen op komen. Zie vlieg.
schildpad is een waterdier, dat een schulp heeft, langzaam loopt, schoon ’t vier pooten heeft. Zy lykt vry wel na een Hagedis, is | |
[pagina 954]
| |
met een schoone doorschynende Schelp van velerleije kleuren gedekt. Men heeft ze van twederhande soort, die in ’t water en op ’t land leven. Men heeft ze veel in Amerika, alwaar men ze vindt van vier vyf voeten lang. Zy zyn zo sterk, dat ze een Mens dat op de schelp staat, zonder ongemak kunnen torsen. Wyfjes Schildpadden leggen een menigte van eijeren, in de aarde, waar in zy ze met bladen van Boomen en Zand dekken. Die Eijeren zyn zo groot; als die van Hoenderen, maar zonder haan. De Zon doet ze uitbroejen in veertig dagen. De Schildpadden, die uit de eijeren komen, zyn sterk genoeg, om ’t Zand deur te boren, en in ’t water te gaan, daar ze in leven, want zy leven in Zee en Rivieren. Om ze gemaklyker te vangen, gooit men ze mct een Vork op den rug, of met een ander instrument. Men gebruik de Schelpen der Schilpadden om Kammen, Tabaksdoozen, en andere fraaiheden te maken. Zy zyn een goed eten; men schryft ze in Borstkwalen voor, en in de Tering. ’t Schildpaddebloed is goed voor Schurft en Melaatsheid, zo men ’t’er op legt; en ’t gedroogde wordt goed voor de Vallende-ziekte gehouden. Men geeft het van twaalf grein tot een dragma toe. | |
Gestoofde Schildpad.Neem Zout, Peper, Uije met Nagelen bestoken, een bosje fyne kruiden, Pieterseli, Look, een blad Laurier, wat Basilikum, een stuk Boter; doe alles in een kopere Ketel met water, en als die enigen tyd is gekookt, sny’er ’t hoofd, póóten, staart, van uwe Schildpad af, en doe ’t lyf met de Schelp in de ketel, laat ze zo lang koken, tot de Schelp zich gemaklyk van ’t vlees scheidt; sny ’t vlees aan stukken, dragende zorg, dat gy de galblaas niet breke, en gooi deze weg. Doe daar na Boter in een Kasserol smelten; doe daar uwe Schildpad in, met de kruideryen, die men gewoon is in een gestoofd Hoen te doen, ’t geen gemeenlyk met Champignons, Mousserons, Aardappelen, Aartisokken, Zout en Peper geschiedt. Men moet het alles met malkander zachtjes laten stoven, en ’t mengen met goed Visnat. Als de Schildpad gestoofd is, zult gy de Saus binden met dojer van Ei gemengd met Verjuis, en dissen ’t heet op.
schildvink is een kleine zingende Vogel, welker grootte en uiterlyke gestalte niet veel van een Huismus verschilt, uitgenomen, dat ze wat langer van bek is, ’t Mannetje is veel frajer, dan ’t Wyfje, hebbende een donkerbruine kop met blaauwe veders, welke in den voortyd, als de andere veders afvallen, gans blaau zyn, en aan den bek maar een klein bruin vlekje behouden. Deze blaauwe kleur neemt achter aan de kop en ’t bovenste van den hals allengskens af, en met der tyd krygt ze een aangename halfbruine kleur tot aan de staart. De staart is zwartachtig bruin. Van de zelve hebben de Einden twe, somtyds drie, tot vier en zes vederen toe een witte streep, gelyk aan de Distelvinken ook te zien is. Van de keel af, tot onder de buik toe is ’t Mannetje rood en wordt in den voortyd schoner, als in de andere tyden van ’t jaar. Aan ’t eind van den buik komen weder witachtige veders, die aan den staart in groene worden veranderd. Op de vleugels, welke zwart bruinachtig zyn, is een witte streep te zien, even gelyk de Distelvink een gele heeft over de vleugels, echter met dat onderscheid, dat de gele streep, op de vleugels der Distelvink, aande lange veders is, maar die van de Schildvinken aan de kleine over de lange wat overleggende. De bek van deze Vogel is by enigen gants wit, by etlyken donkerbruin. ’t Mag dog wezen hoe ’t wil, ’t schoonste blaau ziet men by de Mannetjes, zo draze aan den zang geraken. ’t Wyfje is aan ’t gantse onderlyf donker wit, als of ’t beslykt geworden waar. Voor ’t overige heeft het naaulyks iet, dat het in vederen merklyk van de andere doet verschillen, die aan de Mannetjes zyn. Zy zyn gants graau, men vindt’er noch blaau, noch schoon wit aan, maar op het gat is wat groenachtigs te zien. Deze Vogel onderhoudt zich zo wel op ’t Veld met allerhande gezaai en Wurmpjes, als op de Boomen met allerlei ongediert, welke zyn Vliegen en Muggen die voorby de Boomen vliegen. In de Vogelkooi moet men ze Sesamumzaad. en Raapzaad geven, maar geen Kennipzaad deurgaans, schoon zy ze liever eten. Zy zyn’er niet lange jaren mede te houden, maar wel, als men ze wat gehakte Hoendereijeren, of’er klein gesneden Appelen onder geeft; doch met Kennipzaad houdt men ze niet lang, maar zy komen dra om. ’t Nest dezer vogelen word op hoge Bomen gelegd, maar meest in de onderste telgen, en van alle kanten, tussen de dunne aan tween geschoten takjes zo vast in, dat ze door genen stormwind ligt zyn te bewegen. Van buiten wordt het van graauwe Boom-most gemaakt, van binnen gevoerd met Wol, Veders, en allerlei Haair; en brengt daar in vier, of vyf jongen voort. Zy houden haar verblyf midden in de diepste en langste Bossen, die vele mylen lang zyn; maar zy broejen ook wel in de Hoven, die vele mylen van de Bossen af leggen. Buiten den Broeityd houden ze zich meest in de Bossen op. Zy vliegen jaarlyks in de Herfst zo wel in kleine Vluchten van twintig, dertig, veertigen, als dikmalen in groter, by duizenden: maar meest ontrent St. Michiel. Doch wy moeten daar by aantekenen, dat een zo grote hoop, als zy ene Vogelkooi, of ene andere plaats aantreft, daar hy is gezind op te vallen, niet in eens met malkander daar op nederstrykt, gelyk andere Vogels doen, die aan hoopen vliegen: maar als een Vlugt Vinken over een Vogelkooi vliegt, en de zelve de Lokvinken in de lucht hoort, stryken ze, maar weinige t’effens, by tienen, twintigen, vyftigen op zyn hoogste op de Boomen neer, vliegende de overige voort, als of ze de Lokvogel niet hoorden, en laten zig van haren togt niet ophouden. [illustratie] | |
[pagina 955]
| |
Weinigen, schoon etlyke, blyven hier te lande. Deze vallen in de Winter met de Mussen op de Mistbergen, en daar ze maar kleine koorntjes vinden, gaan de gevroren Koe- en Paardemest bezoeken, tot dat de Sneeu weg zynde, zy weder plaats op ’t veld vinden, of naar geschapenheid des oorts ’t uitgevallen houtzaad, hun kan dienen. Zy worden van St. Bartholomeus tot het eind van October toe op Vinkenbanen, en gevoegzame, buiten dien tyd, met Lymstangen en Vogelnetten: maar inzonderheid in April, met de Naald gevangen. ’t Vlees smaakt in ’t begin wat bitter, maar ’t is zeer gezond, en als zy wat murw gebraden worden, zyn ze Borstzieke luiden zeer gezond. Men doet ze in Pasteijen, of eetze met Appelen, met Uijen, en gelyk andere kleine Vogels. Aecon. Lex. Deze Vogel is ’t blindworden onderhevig; als men ziet, dat de ogen tranen, de veders opryzen en bol worden; ziet men zap uit de bladen der Bete te krygen, men mengt het met Water en Suiker; men geeft ze vier, of vyf dagen van dit Water te drinken, gevende ze het om den tweden dag. Men kan ze nog een klein houtje van een Vygeboom geven, om ’t deur te steken, en daar de Oogen mede af te vryven. Men geeft ze daar na ook twe, of drie dagen Meloenenzaad te eten. Vinken, Pinsonne in ’t Frans, door de Boeren genoemd. De Boeren, die in de Winter in een gedeelte van den nacht een vermaakje op Feest- en Zondagen zoeken, met Vogelen in gehakte Bossen te vangen; gaan met hun drien, of vieren in een gezelschap, elk met een kaars en een sterke plak heen. Zy zoeken plaatzen, daar ’t luw is, daar de Vogels zich onder de bladers verschuilen. Zy halen daar met hun vermaak voordeel door ’t groot getal van Vogels, welke ze daar vangen. Heeft men lust in die Jagt, men sla zyne oogen op het Figuur dat hier achter by is gevoegd. A B. verbeeldt de Plak van een lang stuk houts gemaakt; welke aan den kant A. vier vingeren breed is, en een half voet lang. Zy moet sterk en dik zyn aan ’t eind B. om ze in de hand te kunnen houden, en’er slag mede te hebben. De twede Figuur verbeeldt, hoe men de Kaars in de linkerhand, tussen de derde en vierde vinger, moet houden. Men gaat elk in ’t hout vyf en twintig schreden van een, om malkander geen nadeel te doen; en hebbende de Kaars op gedagte wys in de hand, en de Plak onder den arm, zult gy den duim van de rechterhand in de langte in ’t hol van de hand E. leggen, ligtende vingers om hoog, om door ’t licht in ’t zien niet verbysterd te worden, en de Vogels gemaklyker te zien, die zich op den grond der takken, onder de bladen, verschuilen. Op deze wys zullen u de Vogels zo dra niet gewaar worden. Zo dra gy’er een ziet, moet gy de rechte hand op de Plak hebben, en slaan’er met al uwe magt op om ze dood te slaan. Want zo gy niet fors slaat, zal een klein takje uwe slag ophouden, en gy zult niets dood slaan, en ze in tegendeel bang maken, die in ’t zelfde hout zyn. ’t Is wat wonders alle die kleine beestjes daar te vinden slapende met den kop onder de vleugels, die nog minder, als een steen waggelen, al zyt gy’er met het licht dicht by, en schoon ze al wakker zyn en ’t ligt zien, bewegen zy zich niet, zo lang gy ’t takje niet beweegt, daar ze op zitten te roesten. | |
Om een groot getal kleine Vogels in den nagt met vuur en Vogellym te vangen.Zie daar nog een soort van Gevink, dat gemaklyker is, voordeeliger en min moeilyk, als het voorgaande; men heeft geen Plak van doen, en hoeft den arm niet moede te slaan. Men moet ook een Kaars hebben, en ze op de bovenbeschreven wyze gebruiken: maar neem voor de Plak een Stok F G, in de Figuur hier achter verbeeld, die een duim dik is en vier voeten lang, wel recht en glad, hebbende een gat zo groot, als een Naald dik is, aan ’t dunne eind F. Maak by voorraad vier, of vyf dozyn kleine Lymstangetjes van vyf, zes duimen lang aan ’t dikke eind vast, en wind ze in een stuk Parkement, op dat ze niet vuil worden. Als ’t wel donker en koud is, ga met uwe ontstoken Kaars, onder de takken zien, of’er gene Vogels zyn, en als gy’er ziet, neem een lymhoutje, maak het vast aan ’t gat F. van uwe Stok, leg het daar na zachtjes onder den buik van de Vogel, die heen zal willen vliegen, zo dra zy voelt geraakt te zyn; en zyne vleugels uitstrekkende, zal zy ze op het Lymhoutje slaan, ’t geen hy’er uit zal halen en daar mede op den grond vallen; daar gy ze terstond zult dóóden, op dat het geschreeu de andere niet verschrikke. Op deze wys gaat men wis: maar op die andere wys, die de gemeenste is, gaat men zo wis niet, en mist dikmaal. | |
Audere vinken met een Tak, of belymde Rank.Velen gaan op ene andere wysop ’t Gevink, Pinsonne, uit, en gebruiken een Tak en Toors van stroo, welke hier achter verbeeld worden. De Tak kan gemaakt worden, van een Tak van een Olmboom, en geheel van een stuk zyn, en deze hebben omhoog verscheiden klene telgjes, alle gedekt met lym; of men kan een Stok nemen I. H. zes, of zeven voeten lang, ligt en regt, en daar aan ’t eind I. twe, of drie kleine takken van Olmboomen vast maken, welke vele kleine dunne rechte takjes hebben, die overal zyn belymd. Men moet zorge dragen, dat de takjes zo vast zyn, dat de dunne takjes malkanderen niet raken, en dat ze zo weinig verdeeld zyn, dat ze met malkander een soort van Wajer uit maken. Tot deze Jagt is men met zyn drien van doen; de een draagt het Vuur met de Toorts van stróó R Q P, de ander slaat het hout. De sterkste en behendigste draagt den belymden tak; men moet in ’t Bos niet gaan, maar men moet het langs de wegen houden, om dat de bladen zich aan ’t Lym kunnen vast zetten. Men kan langs de grote heggen en struiken gaan wandelen. Die ’t Vuur draagt | |
[pagina 956]
| |
moet het gedurig zo hoog houden als hy kan, en die de Lymstang draagt, moet gedurig in beweging zyn, om de Vogels te vangen, die rondom het Vuur komen vliegen: want zo haast hy, die Stok draagt, op de heggen slaat, komen’er de Vogels ult; en ziende het licht, meenenze dat het dag zy, en vliegen’er na toe, waarom ’t gemaklyk is ze te vangen, als’er de Lymer maar handig mede om weet te gaan, naar mate, dat men Vogels vangt, moet men ze vaardig omhals brengen, op dat hun geschreeu de anderen niet vervare, om dat dan de Vogels een anderen weg heen zullen vliegen.
schoenen van groten duur en die niet bederven. Albert leert, dat men om goede Schoenen, en met voordeel te hebben, (en wil wel zeggen, die nooit bederven) dezelve van Ezels leer moet hebben, en dat wel van den rug daar hy den last op draagt: want zy zullen door den tyd niet bederven, nog door den weg verslyten die men over keijen en doornen doet. Maar zy worden na lang gebruik zo hard, dat men ze niet langer kan gebruiken, (zo hy schryft.) Men maakt in ’t Sticht van Gal, gemeen Koejeleer met zekere Olie bereid, dat van langen duur is. Maar dat soort van Schoenen kan tegen water, noch slyk.
schoenmakers; hunne Plichten. Zo de Schoenmakers in hun stuk niet trou zyn, wel ver van hunne goederen te vermeerderen, zullen ze gevaar loopen, van ze te verliezen: zy verliezen des Heeren zegen. En zo de Heere ’t huis niet sticht, vergeefs werken de arbeiders, die ’t bouwen. Zy dragen dan zorge. I. Dat ze in ’t Gilde zyn gekoren en beëdigd, gelyk de Wet Art. 1. zegt. II. Dat ze beëdigde van ’t Gilde zynde, de nodige onderzoeken doen, volgens de Wetten. Art. 2. 3. III. Dat ze, als beëdigden naar waarheid aanbrenginge doen van de fouten, misslagen, en ondernemingen tegen hun handwerk, en of de beëdigden hunnen pligt wel waarnemen. Art. 4. IV. Dat als beëdigden van het Koninklyk onderzoek, hun die ze voor Meesters laten deurgaan, voor hunne moeite, daggeld, verzuim, niet meer afnemen, dan een Ryksdaalder voor elk der boven gezegde beëdigden, en zestig stuivers voor de bezigheid der kamer en ’t Meesterstuk; alzo ’t hun verboden is meer te nemen, al wierd het hun zelf aangeboden; op verbeurte van hun ampt. Zy zyn verplicht te vergoeden, ’t geen te veel genoten is, of hebben doen verteren. S. Th. 22. q. 62. Art 1. in Corp. Ordon. van Francois I. die tot het Hoofdstuk der Kleermakers hooren, Art. 20. V. Dat de gezworen hun die zoeken Meester te worden niet meer afnemen, als de Ordonnantie zegt; of het Meesterschap voor geld, gunst, vriendschap verkoopen aan hun, die niet in staat zyn. Dit is zonde, en zich tot verantwoording van ’t kwaad verplichten, dat daar van komt. Zy zyn vergoeding verschuld. Ordon. van Carel IX. 1573. VI. Dat zy, die tot den ontfang en uitgaaf van ’t gilde en deszelfs onkosten verplicht zyn, zich als eerlyke luiden gedragen, en daar een getrouwe rekenschap van geven. Ordon. van Lod. XIII. 1614. VII. Dat ze hunne, door de Ordonnantie, gestelde Leerjaren uitdienen, eer ze Meester willen worden, en hun Proef doen, uitgenomen de Zoons der Bazen, die tot geen Proef verplicht zyn. Art. 5. en 8. VIII. Dat de meesters voor ’t goed keuren der Proef, goed onderzoek na hun leven en zeden doen aan den Meester, die ze gediend hebben. Art. 5. en 8. IX. Dat ze trou werk maken, en geen kwade, verrotte, of verbrande waar koopen, en ’t voor goed verkoopen, of voor meer, dan ’t waard is; dat is zonde; en het verplicht tot vergoeding, St. Thom. 2. 2. q. 11. Art. I. in Corp. X. Dat ze drie zolen aan de Schoenen nemen, gelyk ze verpligt zyn; ten zy men anders belaste; of dat ze de middelste zool van gene stukken, of gebruikt leder nemen. Dit is zonde, en verplicht tot herstelling van ’t geen ze meer genomen hebben, dan de schoenen waard zyn, St. Thom. ube supra. XI. Dat ze voor Schoenen, Pantoffels, Muilen, Laarsen, gene leders van Kalven voor de eerste zolen nemen: maar voor de twede welbereide Kalfhuiden. Maar voor de eerste zool goed gelooid Osseleer, dat sterk is, of men moest het anders willen. Art. 26. XII. Dat ze zich niet meer voor hunne Schoenen laten geven, dan ze waard zyn. St. Thoma supra. q. 11. Art. 1. in Corp. Art. 3. in Corp. XIII. Dat ze in weerwil der Wetten gene Schoenen van de Kamerheeren laten koopen. Art. 23. XIV. Dat ze Leerlingen, of Gezellen zynde, hunnen tyd naar behooren besteden: anders doen zy zonden, en zyn verplicht voor verzuimden tyd vergoeding te doen, naar gelang van de koste aan hun gedaan, en hun loon. Tit. Non Fraudantes, St. Thom. supra, Art. 4. in Corp. XV. Dat ze, Gezellen zynde, hun Meesters dingen niet verzuimen, om den tyd met drinken en klinken deur te brengen: want behalven de zonde van overdaad, moeten ze hunne Meesters ’t ongelyk vergoeden, dat ze hun doen, met hun werk te laten staan, Art. 24. XVI. Dat ze, Gezellen zynde zich, tegen de wetten van hun Gild aan, niet indringen om op hunne vertrekken heimelyk werk te maken, en hunne Schoenen hier en daar niet loopen verkoopen, en Leerlingen aannemen, alzo dit duidlyk is verboden. Art. 23.
schoensmeer is een mengsel van Vet en Was, daar de Schoenmakers somwyl wat Salpeter onder doen, om’er de Laarsen en Schoenen mede te smeren, en te maken, dat ze geen water trekken.
schoffel, is een woord van den Tuinbou. ’t Is een gereedschap, dat snydt, is ontrent | |
[pagina 957]
| |
een voet lang, en vier duimen breed, waar aan een steel van gemeene langte is: maar niet heel dik. ’t Dient om te schoffelen; dat is, om de oppervlakte van de paden der Tuin en ’t kleine onkruid los te maken, om ’t met den Ryf te kunnen weg halen. Men heeft’er nog die ten zelven gebruike dienen, en die men Roffels noemt. Maar deze, wyl ze zo lang niet zyn, en met het scharpe achterwaard, zo gebruikt men ze met na zich te halen; gelyk men met de anderen van zich stoot.
schoolmeesters. De Schoolmeesters zullen hun goed bewaren, ja vermeerderen, zo ze getrou zyn in het volgende te doen: want naar ’t zeggen van Paulus 1 Tim. IV. vers 8. is de Godzaligheid tot alle dingen nut, hebbende belofte van dit en ’t toekomend leven. I. Als zy, welken ’t opzicht over de Scholen is aanvertrouwd, en welke de onderwyzing der jeugd belangt, zulke luiden kiezen, die voor dit stuk bekwaam zyn, van een voorbeeldig leven en goede zeden, om kinderen de beginselen van een Christlyk leven te gelyk met die van wetenschappen in te boezemen; en de jonge luiden van de vermaken der onkuisheid, af te keeren. Men moet ze oeffenen in den arbeid, en ze al vroeg tot den arbeid, zo wel van geest, als lighaam gewennen, op dat ze over grote gelegenheden niet verwonderd staan, en toonen, wat ze vermogen, of in de bedieningen des Oorlogs, of vredes. Eindelyk, als ze hunne geesten rust willen gunnen en hun vermaak nemen, moeten ze ongebondenheid vlieden, en om zedigheid denken. Dit zal gemaklyk zyn, zo de oude luiden zich niet te waardig kennen, om zich onder ’t spel der jeugd somwyl te laten vinden. Codex Theodos. lib. 13. Tit. 3. Idem Confirmat. Codex Tustin. lib. 10. Tit. 52. II. Zy moeten van imand geld noch gaven eissen om hen vryheid te geven, om School te houden en kinderen te onderwyzen; wel ver van daar moeten ze luiden van verdiensten eerlyk loon geven, om hen met die bediening te belasten. Men berooft hen van alle Rechten en Voorrechten, die iet van hen zullen eissen, Stat. Art. 31. III. Dat ze in een School geen twe Meesters zetten, waar van de een voor- de ander na de-middag leert. Deze verscheidenheit van Meesters, is zeer schadelyk aan de jeugd, alzo de verscheidenheid van geesten, manieren, aart, niet anders dan verwarring in de Jeugd kan te weeg brengen. ’t Is even, als of men aan een kind twe mammen gaf. Elke Melk heeft zyne verscheide hoedanigheden, elk wezen heeft zyne byzondere trekken; zo heeft ook elke geest iet verschillende. Dit is ook verboden door de wetten. Stat. Art. 1. Append. IV. Zy moeten ook niet dulden, dat een Meester vele Scholen heeft. Stat. Art. 6. V. De Meesters moeten aan ’t School niet geraken uit idelheid, gierigheit, eerzucht, om kennis te maken, en die naderhand te gebruiken, om in Ampten te geraken, en niet door Goddelyk beroep. VI. Zy moeten zich in hunne Bedieningen voor luiden aanzien, die meer dan andere Leken gebruikt worden, om zich volmaakte Voorschriften van de liefde te doen zyn, welke men den naasten schuldig is; en om in alles voorbeelden te wezen, zynde verplicht om Jesus Christus in die kleine zielen, door zyn bloed gekocht, en welke hy meer dan zyn leven bemind heeft, te zien. ’t Is een schat van onnozelheid, welke God hun opzicht toe heeft vertrouwd, en waar voor ze zo veel meer moeten waken, als de kinderen nog geen licht hebben noch verstand, om daar de waarde van te kennen, en de gevaren te ontgaan, welke zy hebben van ze elk ogenblik te verliezen. Wysh. I. v. 13. Matth. XVI. 1. Aug. de Tempore, Sermon. 163. VII. De Meesters moeten naaukeurig wezen in hunnen plicht waar te nemen; zynde niet alleen verplicht om te leeren lezen en schryven, enz. maar ook, om de Scholieren van ’t nodige ter zaligheid te onderwyzen, hen te leeren hun Avond- en Morgen-gebed, voor en na de les; ze te doen te Kerk gaan. Rred. II. 9. Wysh. 1. 4. VIII. Worden’er vele Meesters, of Meestressen in een School gevonden, met den andere in een gezelschap verbonden, moeten ze altyd met zekere onderwerping en onderdanigheid aan malkander te werk gaan. Zy moeten voor malkander liefde en behulpzaamheid hebben; en, als ’t nodig is, malkander raad te geven, dit doen met voorzichtigheid en geest van liefde, en niet van heerszucht en nyd. Dom. 12. 13. 1 Joan. 4. Stat. Art. 1. 15. 20. 24. 31. IX. Zy moeten op hunne eigen heiligmaking bedacht zyn; en niet de ere van mensen in hunne bediening, noch arbeid zoeken, en zich Gode aangenaam trachten te maken, als luiden vry van fouten, en vervuld met alle deugden. 1 Thes. II. Marc. XIII. 1 Thess. IV. Conc. Burd. 1624. X. Zy moeten een gedurige oplettenheid op de kinderen hebben, hun aanbetrouwd, en luiden aanstellen, die van hun doen getuigen kunnen wezen. Dit is een groot stuk van de opvoedinge der Jeugd. Onze Oudvaders zyn daar in zo naaukeurig geweest, dat ze zich in de geheimste handelingen niet alleen lieten; en de tucht van de Universiteit van Parys heeft dit niet overgeslagen; dewyl ze in velerleije gevallen de Regenten daar mede belast, en in de andere zekere luiden aanstelt, welke ze daar toe benoemt. Surveillaus. Reg. 8. Bened. cap. 70. Cap. 8. Lib. 3. Consuetudin. Clinna. XI. Zy moeten hunne Kostgangers alleen doen slapen, en dit gebieden ontrent die, welke by hen wonen. In 2 parte. Act. Concil. Mediol in Memoriale Patrum Matrumque Familias, ut de Curatione & Custodia. St. Ant. Francois, de Soles. Lib. II. Ep. I. XII. Zy moeten zo veel, als in hun vermogen is, allen omgang der Kostgangeren met vreemden beletten, welker leven in gedrag ergerlyk en verdacht is. Stat. Art. 9. App. XIII. Zy moeten van tyd tot tyd de kamers hunner Kostgangeren bezoeken, om te zien, of ze | |
[pagina 958]
| |
gene kwade Boeken, Wapenen, enz. hebben, die een Scholier niet mag hebben. Stat. Art. 20. XIV. Zy moeten imand aan de deur hebben, die getrou en van goede zeden is; om te beletten, dat de Kostgangers zonder verlof niet uitgaan; en allen omgang met luiden van buiten, die van een ergerlyk en ongebonde leven zyn. Stat. Art. 11. XV. Zy moeten de deur van ’t School ter gestelder ure doen sluiten, en zich ’s avonds de Sleutels doen brengen. Stat. Art. 12. Append. XVI. Zy moeten geen Vrouwen in de Kollegies doen dienen. Stat. Art. 7. Append. XVII. Zy moeten gene Scholen zonder verlof van hun houden, die daar toe gesteld zyn. Concil. Burdigal. 1628. Art. 6. Stat. XVIII. Zy moeten de Ouders bewegen om hunne kinderen eerlyk, zedig, en netjes te kleden, en zorg dragen, dat ze niet werelds, noch verwyfd gaan. Prov. 1. v. 8. en 5. v. 12. XIX. Zy moeten op plaatzen, daar ’t gemaklyk geschieden kan, en daar men Jongens en Meisjes in de Scholen heeft, de ene van de andere scheiden, en de Meisjes aan de Meesstres, en de Jongens aan den Meester vertrouwen, en beletten, dat Jongens met Meisjes niet spelen. XX. Zy moeten alle nodige zorge dragen, om de Scholieren de Kerk in achting te doen houden, en daar met malkander te praten, geraas maken en wandelen. Om ze te noodzaken daar met zedigheid in te blyven, wilde St. Benedictus, die zo veel verstand in de opvoeding der Jeugd toonde, dan men de minste fout niet over ’t hoofd zag, welke ze in de Kerk begingen: want gelyk de Schrift zegt, God is hoog en ziet laag: Hy is in den Hemel en wy op aarde. Pred. V. v. 11. Wysh. XV. 3. Reg. St. Bened. Cap. 48. Conc. Burd. 1583. XXI. Zy moeten hen gevoelens van achting, onderwerping en gehoorzaamheid indrukken, welke de onderdanen aan de Oppermagten en Overigheden schuldig zyn, moetende niets boven de Koningen kennen, wat het tydlyk belangt, en boven de andere magt, dan die van God. Dit zyn ze nog meer verplicht in te prenten aan luiden van Staat, dan aan anderen. Exod. V. 28. Spreuk. VIII. vss. 15, 16. En XXIV. 21. XXII. Zy moeten hun leerzaamheid, eerzucht en de eerbied leeren, die ze hunne Meesters schuldig zyn: en als zyze kastyden, of bekyven over een fout, moeten ze by zich zelven gaan, en zich vernederen; niet antwoorden met stoutheid, morren, of hen dreigen, die hen bekyven. Pred. XII. v. 7. Stat. Art. 8. XXIII. Zy moeten, gedurende den Maaltyd, de plaatzen daar die pryslyke gewoonte is ingesteld, zorge dragen, dat men den Kostgangeren nuttige zaken voorleze, en maken, dat men in ’t komen en gaan ’t Gebed doe Spreuk. XIII. v. 25. Stat. Art. 12. XXIV. Zy moeten ze kastyden, als zy ze hooren vloeken, en den naam des Duivels in den mond hebben; als zy geschil hebben, of malkanderen slaan; en zy moeten in zulke fouten niet te toegeeflyk zyn, om ze te behouden, en niet te maken, datze na andere Scholen gaan. XXV. Zy moeten in ’t kastyden de maat houden; ’t niet doen uit haastigheid, toorn, en met bittere woorden: zorg dragen, dat de kinderen in gene fouten vervallen; of ze daar over kastyden. Dit is een van de eerste plichten van de Meesters, zelf volgens de Heidenen, Pred. VII. v. 10. Aug. de Verb. Dom. Serm. 18. XXVI. Zy moeten in hunne Scholen geen groter getal van Scholieren nemen, dan ze kunnen onderwyzen, of zy zondigen, en zyn verantwoording voor ’t verlies van tyd schuldig ’t geen ze doen. XXVII. Zy moeten de Scholieren doen by een zitten, en vragen naar hunne bekwaamheden, en ze na de andere Scholen en Boeken zenden, zonder iet anders in overweging te nemen, dan hunne vermogens. Stat. Art. 13. 14. 15. XXVIII. Zy moeten oppassen van op gestelden tyd in ’t School te wezen, en ze voor haar tyd niet laten uitgaan, en wel zorge dragen, dat de Scholieren hunnen tyd, gedurende het School, wel besteden, oplettend zyn, en niet dulden, dat ze spelen, of praten, of geraas maken. Pred. VI. 18. St. Aug. 1. Conf. 9. St. Thom. 1. 2. q. 67. Art. 2. in Corp. XXX. Zy moeten niet dulden dat ze zelf buiten ’t School hunnen tyd nutteloos spillen, en dat ze deze in spelen, aangaan, en vermaken, buiten de dagen van verlof en uitspanning, deurbrengen. St. Aug. 1. Confess. 9. Stat. Art. 18. XXXI. Zy moeten ze, zo veel mooglyk, dwingen, om gedurig Latyn, of de taal te spreken, welke ze moeten leeren, om ze hun gemaklyk en gemeen te maken. 1 Confess. 1. q. cap. 19. Stat. Art. 6. 17. Art. 10. Append. XXXII. Zy moeten in de Scholen, zorg dragen, dat’er gene verderflyke Boeken worden gelezen. En heeft men in Schryvers, welke men gemeenlyk in de Scholen leest, enig blad, dat kuisse ooren kan kwetzen, moeten ze’er dat uithouden, en doen overslaan. Conc. Trid. Sess. 15. de und-Libr. C. Turon. 1681. cap. 3. Burd. 1583. XXXIII. Zo ze, om jonge luiden te oeffenen enige Redenvoering, of iet dergelyks doen opzeggen, moeten ze zorg dragen, dat’er niets aanstootlyk, of onkuis in zy, of tegen de goede zeden en opentlyke eerlykheid; niets dat het hart van die jonge spruiten kan bederven, ’t geen men gedurig moet bewaren en met hemelswater besproejen, om ’t te doen groejen en sterk te worden tegen alles, dat in den loop des levens schaden kan. St. Aug 1. Conf. 17. Stat. Art. 35. XXXIV. Zy moeten ze trachten hulp in hunnen arbeid toe te brengen, en hunne Studie aangenaam te maken; alzo ’t zeker is, dat men niet genoeg de moeite begrypt, welke de kinderen hebben in dat soort van zaken te doen, en dat men hen gemeenlyk doet haten, ’t geen hen aangenaam zoude worden, zo men hen maar wel wist te besturen. Wysh. VI. 15. [illustratie] | |
[pagina 959]
| |
XXXV. Zy moeten voor gemeenzaamheid zorge dragen, die aanstoot en ergernisse zoude kunnen geven, en voor de onbetamelyke vriendschappen, die de een den anderen zouden kunnen doen, en in ’t byzonder de groten aan de kleinen. St. Hier. in vite S. Hilancon. XXXVI. Zy moeten geen meer genegenheid voor den enen, als den anderen toonen, en hunne zorg zo wel over den enen als anderen laten gaan. Jac. 11. St. Th 22. q. 63. Art. 7 in Corp. XXXVII. Als zy kastyden, moeten ze ’t uit een geest van liefde doen, als ze op God zien, en enigen tyd lang verdragen, geen drift tóónen, noch schielykheid, noch bitterheid, noch afkeer; en wel zorge dragen, dat men ze niet aan verdriet helpt, noch afkeer doet krygen. Eph. VI. 1. Colos. III. 21. XXXVIII. Zy moeten met de Scholieren gene te groten gemeenzaamheid hebben, ze niet omarmen, kussen, of onbehoorlyk vriendschap bewyzen, die onstichtlyk waren; Of’er niet te streng mede handelen; en’er afkeer van hebben. S. Amb. cap. 18t Lib. 1. Offic.
schoonmaken. Om Pek, of Wagensmeer van de handen, of andere deelen van ’t lighaam te krygen; moet men’er een drup of 20. Olyven-olie op doen, en daar wel mede vryven, herhalende dat zo menigmalen, als nodig is. Daar na moet men ze vryven met Zeep, of met droge Zemelen, en daar na spoelt men ze verscheiden reizen met helder water af. Zie Wagesmeer. Schoonmaken van Schilderyen, zie Schilderyen. Schoonmaken van Zilverwerk, zie Zilverwerk.
schoorsteen. De Heer Gauger heeft een Verhandeling van de Schoorsteenen gegeven, welke van een zeer groot gemak zyn. Hy doet ons zien, dat men door zyn nieu maakzel van Schoorsteenen, schielyk vuur kan maken; ’t gedurig doen branden, wat voor hout men’er ook stoke; een grote Kamer met weinig vuur warm maken, zo ook een twede, zich van alle kanten warm maken, hoe koud het ook zoude mogen wezen, zonder zich te branden; gedurig nieuwe lucht ademen, en zo warm, als men wil; nooit rook in ’t Vertrek gewaar worden, noch ooit vocht hebben, en allen den brand blussen, die in de Pyp der Schoorsteen mogt komen. Alle deze voordeelen komen van de schikking van den haart, vleugels, en van de Pyp, en een yzere, of kopere Plaat, op ene wyze gezet, dat ze van achteren een open plaats laat, waar door de buitenlucht die in de Kamer moet komen onder ’t warmen heen gaat; van een Valdeur die tot een Blaasbalk dient, van een Wip, die men in de pyp der Schoorsteen doet, en van een zonderling maaksel is; welke men aan ’t boveneind van de Pyp van enige Schoorsteenen geven moet. | |
Model van den Haart en de Wangen, om de hitte te vermeerderen.Men onderstelt, dat de grootte, tussen de einden der Wangen genomen, van vier voeten zy, en de diepte der Schoorsteen van 20 duimen. Deze grootte geeft men deurgaans aan de Schoorsteenen. Zo men groter, of kleiner vindt, zal men vermeerderen, of verminderen naar gelang der linien welke we gaan bepalen. Neem een Plank, A B. b. a. van vier voeten lang en 20 duimen breed, waar van de kanten met een Winkelhaak naar malkander zyn geschreven, of den vierkanten streep van ’t midde M. aan de kant B. b. maken. Teken de langte M. C. van elf duimen, en van C. teken aan de zelfde kant de langte C. G. van vier, of vyf duimen. Haal dan de streep G. A, waar op ge zult nemen G H. ook van vier, of vyf duimen van ’t punt H. Haal in den haak H. P. op de linie G. H. A. Van ’t punt G. haal nog C. P. in den haak op de linie B. M. van ’t punt P., waar op die twe linien in den haard gehaald met de Winkelhaak by een komen, als op een middelpunt, en van de wydte P H., of P C. moet gy een boog trekken H C. Gy zult het zelfde aan de andere kant M. b. doen, om de linie c. h. a. te beschryven. Ene duim van de kant der Plank C. c. zult gy een rechthoekige figuur trekken, waar van de langte is een voet, de breedte acht duimen. Drie duimen van deze rechthoekige Figuur, zult gy ene andere Z. trekken, die lang is drie duimen, en breed twe duimen en een halve. Deze twe rechthoekige Figuren, moeten op ’t midde M. van C c. komen; gy zult de Plank af zagen volgens de schreef A H C M. c. h. a. Dit zal uw Model zyn om de rondte te geven aan de Schoorsteen tot de hoogte van de Plaat. De grote rechthoek X. zal dienen voor Model aan ’t As-gat, ’t geen men in den Haart tot een bekwame diepte maken zal, zo men ’t wil maken. ’t Kleine langwerpig vierkant Z. zal ’t Model van ’t Wind-gat van ene nieuwe uitvinding maken. Men zal op deze plaats den Haart openen. Deze opening zal deurtocht voor de lucht geven, die komen zal van de straat, of door een andere Pyp; die onder uwe Kamer verborgen legt. Deze zal men met een Raam van lywaat, of koper voorzien, doen daar met een klein luik, dat wel sluit, een hengsel aan, dat na den kant van ’t vuur open gaat. Men zal de kanten van de Raam en van het Luik, met een opgaande schuinte in een afgaande schuinte maken, als die van een Spiegel. Aan de andere kant van ’t hengsel zal men een kleine knop geven, om dit kleine Luikje op te lichten met de Tang. Men kan’er van onderen een grendel aan doen, die aan die knop vast is. Aan beide de kanten van ’t Luik, zal’er van onderen een kleine steel van een rond zyn, waar van ’t midden ’t hengsel zal raken, op dat de lucht’er niet kan uitgaan dan van voren en na het vuur, als men ’t Luik zal oplichten: en op dat men het open houde, zo hoog als ons goeddunkt; om meer of min lucht te geven, zal men’er van ondere twe kleine Veren aan vast maken, die elke rusten zullen op een van de deelen van ’t rond, en die genoeg zullen drukken om ’t Luik op te houden. | |
[pagina 960]
| |
Toestel van de Schoorsteen-mantel, en ’t begin van de Schoorsteen-pyp.Maak, dat het onderste van de Schoorsteen-mantel en zyne wydte evenwydig met den Horizont zy, of waterpas, even al wilde men ze (want zy kan worden overwulft) in de winkelhaak op den grond der Schoorsteen zetten, waar van ze niet boven tien, of twaalf duimen zal af zyn, op dat de Pyp der Schoorsteen op die plaats niet hebbe, dan die wydte. Zo de Pyp kwalyk is gelegd, zult gy aan de kanten maken tongetjes naar gelang van het rond, van het opperste der posten tot aan de planke vloer. | |
Hoe men den bodem der Schoorsteen maakt, om de warme lucht in de Kamer te laten komen.Men kan ene enkele koperen, of yzeren Plaat, van verscheide bladen aan een nemen, die ontrent vier voeten lang , en ontrent drie voeten en een half hoog is. Zy zal voorzien zyn van verscheiden Banden, of Messingen van yzer, die ontrent vyf duimen breed zyn, en ontrent tien duimen minder hoogte hebben, dan de langte van de Plaat. Zy zullen op deze wyze aan de Plaat worden vast gemaakt, dat de ene komt van boven van de Plaat, en eindigt tot ontrent tien duimen van omlaag, de twede laat die ruimte om hoog; de derde zy gezet, als de eerste; de vierde als de twede; de vyfde als de eerste, gelyk men in een afbeelding achter ziet. ’t Zoude goed wezen, zo men ’t doen konde, de Muur zo hol te maken, als nodig is, op dat de Plaat niet te veel voor uit schiete. Hoe ’t zy, men moet de Muur een duim diep uithollen, zo dat het met de Messingen overeenkomt, vullen de zelve met beslagen Kalk, en daar de Messingen doen inkomen, die zich zeer wel verzegeld zullen bevinden, en tussen de Muur en de Plaat ene ruimte van vier duimen diep zullen laten. ’t Zoude mooglyk gemaklyker zyn, een yzere Kas van geslagen yzer naar de gegeven maat te laten maken, om ze in den bodem der Haart in te laten Men kan zo vele zulke huisjes maken, als men wil: maar men kan’er gene maken, die minder als tien, of twaalf duimen wyd zyn tussen de Messingen. Ook zoud het dan nodig zyn, dat de twede holte groter dan de eerste zy, en de derde groter dan de twede, en dus met de anderen. Deze Kas moet noch mag hebben buiten twe openingen, de ene om laag in D. en ene andere aan de tegenovergestelde zyde om hoog in R. Als men de Schoorsteen maakt zal men een Pyp leggen, waar van de opening op de straat, of een Plaats zal komen, en hebben zal ene voet vierkant. Deze Pyp zal de koude lucht tot in D. brengen, waar van daan ze, eer ze in de Kas komt, door een byzondere Pyp in Z. zal geleid worden, dat de Luchtpyp is, waar van te voren de beschryving is gegeven. Van D. zal ze komen in de Kas, daar zy Slangswys alle de Kassen zal deur loopen, die door die Messingen gemaakt worden. Zy zal daar in warm geworden door de opening R.’er uit komen, die gemaakt zal worden aan een hoek van de Schoorsteen-mantel. Zo dat men de hitte van de Kamer vermeerderen, of verminderen zal, naar de mate dat men dit gat openen, of sluiten zal, dat niet, dan twe duimen wydte zal hebben. Zo men ene byzondere plaats van de Kamer wilde warm maken, gelyk een zieken op het bed, kan men’er ene Pyp van blank yzer aan vast maken, die zelf de verwarmde lucht in een andere Kamer konde brengen. Men zoude mogelyk wel een ledere, of bordpapiere Pyp kunnen maken. Eindlyk zo de warmte niet groot is, kan men de holen van die Kas onder den haart deur, en onder de Schoorsteenmantel laten gaan. Als men eenmaal het maaksel begrepen heeft, dat wy hebben beschreven, is ’t niet meer moeilyk, het in alle plaatsen van den haart te doen dienen, daar men zal gelooven, dat zy veel moet toebrengen, om de hitte te vermeerderen. Zo ’t zelf niet mooglyk zal zyn, om holten op den bodem der Schoorsteen te maken, zoude men te vrede zyn, ze in de Posten te maken, onder den Haart en de Schoorsteenmantel. | |
Hoe men ’t bovengedeelte van de Schoorsteen maakt, om den Rook te beletten.Wy moeten eerst aanmerken, dat de Schoorsteen niet tussen hooger gebouwen in staat. Men moet de Schoorsteenen ook naast malkander zetten, gelyk men tans in de gewoonte heeft. Ik onderstel hier, dat de langte der Pyp van binnen zy van dertig duimen, en de breedte tien, maak rondom en van binnen een rond van twe duimen, welke gy van onderen zult schuin doen na boven gaan. De opening zal niet meer dan zeven en twintig duimen lengte hebben, en zes breedte hebben. Verdeel die langte in drien, door twe onderscheidingen van vier duimen elk, waar van ’t onderste in de hoek neer komen, in de Pyp. De drie openingen zullen yder zes duimen vierkant hebben. Gy zult maken drie afgezaagde vierkante holle Piramiden. De voet van elke zal van binnen van elf of twaalf duimen vierkant zyn. De hoogte van twaalf, of vyftien duimen, en de opening van boven van vyf, of zes duimen vierkant. Gy zult deze bovenste opening door een kleine tong van twe, of drie duimen hoog verdeelen, welke gy allerwegen heen zult zetten. Gy zult die drie Piramiden zetten en vast maken de ene by de andere, beneden de drie openingen, welke gy omhoog aan de Pyp van de Schoorsteen zult hebben toegesteld. Zo de opening der Schoorsteen kleiner is, als men ondersteld heeft, zal men de openingen der Piramiden verminderen, en zo zy groter is, zal men ze vermeerderen, of wel in de plaats, van drie zal men’er vier in maken. Men kan die Piramiden van blank yzer, of van | |
[pagina 961]
| |
pleister, of van potaarde maken, gelyk andere potten. Op die Piramiden kan men Capiteelen maken, die ze bedekken zullen, en die gemaakt zullen worden op zo een wys, dat ze hoger staan, ’t zoude goed zyn, dat men kon een driehoekige Figuur doen hangende staan boven de openingen, der Piramiden, waar van ene der hoeken na de opper-opening der Piramide zoude staan. Dan zoude de Rook op de zyden uitkomen. ’t Zoude veel gemaklyker wezen alle deze stukken van blank yzer, of blik te maken. | |
Van de Klap.Deze is een yzere plaat, die men op ene plaats van de Schoorsteen-pyp zet. Zy moet net de langte en breedte van die plaats hebben daar men ze in de Schoonsteen zetten wil, om ze net te sluiten. Men moet in ’t midden van deze Klep twe Spillen hebben, die men in de Muur moet inlaten, door middel van deze doet men de Klap staan zo men wil, als men maar aan een Yzerdraad trekt, dat een een van de einden is vast gemaakt, terwyl men dat van de andere zyde ongemoeid laat. Deze Klep gesloten zynde bewaart de warmte in de Kamer, als het vuur gedekt en’er geen rook aan is. Zy belet nog dat de rook der naburige Schoorsteen’er niet in kan vallen, gelyk menigmaal gebeurt, als’er geen vuur aan den haard is. Zy is daar by dienstig om den brand te blussen, die in de Schoorsteen was gekomen. Men had niet anders te doen dan ’t Brandhout weg te nemen, en de Klap te sluiten. | |
Van ’t Brandhout.’t Hout, dat oud is, heeft minder warmte, dan ’t nieuwe. De Takkebossen verteren eer dan ander hout. ’t Groene hout brand moeilyker dan ’t droge, ten minste zo ’t niet wel gevat is. ’t Wordt zwart in ’t vuur, maakt veel rook, en gaat moeilyk aan brand. ’t Witte hout, als Populier, Berkeboom en Lindeboom, is ’t slechste hout om te branden. Men moet onderscheid maken in ’t Eikenhout. ’t Jonge brand en warmt wel. ’t Oude wordt zwart in ’t vuur. ’t Maakt een doove kool die aan schilfers gaat en gene warmte geeft, en dan uitgaat. Dus moet men, als men Eikenhout neemt, kiezen ongekloofd hout van drie, of vier duimen in ’t kruis, en het grote gekloofde hout niet nemen. ’t Afgeschilde hout, ’t geen Eikenhout is, daar men de Schors van heeft genomen, om te Tanen, brandt zeer wel, maar geeft weinig hitte. Het Ahornhout brand zeer wel, maakt een goed vuur en veel doove kolen, die lang duren. ’t Beste hout van allen is dat der nieuwe Beukenhout dit geeft goede en heldere vlam en weinig rook als ’t wel gelegd wordt, geeft veel warmte en veel doove kolen.
schorheid is ene moeilykheid van spreken, die door zwellingen van de deelen der keel veroorzaakt wordt. | |
Remedie voor de Schorheid.Neem Polei, doe ze in water koken, en, des avonds voor ’t na bed gaan, neem een lepel van dat water een weinig heet met wat Suiker. Gy zult deze remedie geen drie vier reizen gebruikt hebben, of gy zult uwe stem zo helder, als te voren, hebben. Anders. Geef drie dagen aan een, een vierendeel-loods Kreeftsoogen. Anders. Ook is’er de Balsem van Zwavel goed voor. Anders. Het afziedzel van Ereuthetanon, of Meêkrap met Rasynen is ’t beste van alle remedien. Anders. Neem een groot glas water met twe lepels Verjuis, en een halve lepel Suiker.
scorsonere. Beschryving. Zy heeft een bloem, die uit een vergadering van menige halfbladige bloemtjes bestaat, die elke op zyn vruchtje rusten, die vervat worden in ene gemene kelk. Die vruchtjes worden naderhand lange zaden, die met een dons voorzien zyn. Zie de soorten in Hubners Kunstwoordenboek. Krachten. Zie Hubners Kunstwoordenboek. | |
Behandeling.Deze Planten kunnen door zaad in ’t voorjaar voortgeteeld worden op een plek lichte verse aarde. De beste manier van ze te zajen is gruppen te trekken langs een lyn ontrent enen voet van den andere, waar in gy de zaden zult strojen, dekkende ze lichtjes een halven duim met de zelfde lichte aarde. En als de Planten zyn opgekomen, kunnen ze gedund worden daar ze te dicht staan op de Ryen, latende ze op zyn minste zes duimen van een; en ter zelver tyd zylt gy’er al ’t onkruid uithalen. Dit wordt zo menigmalen herhaald, als ’t nodig is. Want zo het onkruid onder de Planten mag groeijen, zal zy klein blyven en den groei beletten. Menig zaait dit zaad in ’t wilde op een bed, en verplant het naderhand zo als hy wil, dat ze groejen: maar dit is zo goed niet, als de voorgaande manier. Om dat de wortels gemeenlyk recht na omlaag schieten, welke in ’t verplanten dikmaal gebroken raken, en zo fraaije wortels niet maken; als wanneer ze gelaten worden ter plaatze daar ze blyven moeten. Deze wortels kan men opnemen, als de bladen beginnen te verwelken, dan hebben ze gedaan met groejen; schoon men ze daar ook in laten kan tot de lente, en zy opgenomen kunnen worden, als men ze gebruiken wil. Maar die na Maart in de grond blyven, schieten in den bloem, wanneer ze zo goed niet zyn, maar stokkig en sterk. Wilt gy zaden van deze Planten hebben, moet gy een deel van de beste laten blyven op de plaatzen, daar ze zyn gezaaid, en als de stengels de | |
[pagina 962]
| |
hoogte hebben, moet men’er een stokje by zetten, om te maken, dat ze niet breken. In Juni bloejen ze en in ’t begin van Augustus zyn de zaden ryp wanneer ze geoogst, en tot het voorjaar bewaard kunnen worden. Bereiding. Zie salsifie.
schouder van een Schaap. Zie schaap.
schouw is een soort van klein vaartuig, dat plat van bodem en van voren zeer ondiep is. Men heeft ze van drie Planken, die men drieplanks Schouwen noemt; en die meer dan eens zo wyd zyn, en welke men brede Schouwen noemt: maar men noemt ook allerlei Vaartuig, ’t zy lang, of kort van die gedaante, Schouwen.
schrift. Zie letter.
schrikkeljaar. Zie Hubners Kunstwoordenboek op Julianus annus Bissextilis.
schryven. Om ras te leeren Schryven. | |
Manier der Paters Jesuïten ontrent hunne aankomelingen.I. Als zy in ’t Novitiaat komen, geven ze hun een handvol gesneden Voorschriften, die boven een stuiver, of vyf niet kosten; men heeft’er twintig, die van vyf zyn genoeg. Men heeft een quartier uur op een dag voor ’t schryven. II. In die Voorschriften heeft men Rond, Italiaans, elk neemt zyn schrift, daar hy behagen in heeft, of daar hy bekwaam toe is. Men raadt zich aan ’t Italiaans te houden, als tans ’t meest geachtte. III. Men laat op enen dag niet meer dan vyf, of zes regels schryven, om dat alles, wat men op zyn gemak, en zonder gehaast te worden, doet, met vermaak geschiedt; en al wat men met vermaak doet, leert men gemaklyk, en onthoudt men langer. Getuigen daar van zyn de kinderen die Zingen leeren door Knechts, of Meiden te hooren zingen, zonder dat men ’t hun leert, schoon men ze ’t Vader-ons kwalyk met slaan leert. IV. De nieuwelingen dan der Paters Jesuïten beginnen met de Vocalen van ’t A B, met grote letters, en daar na met kleine, om dat’er meer vocalen in ’t maken van de woorden komen, dan alle andere letters, en dat buiten dien de meeste letters gelykheid hebben naar de Vocalen. V. By voorbeeld een a in rond schrift, gelykt na een d, of b na een c; de e is de helft van een a, die niet gesloten is; na een o, want met hoeft niet als een streek by de o te halen om’er een a van te hebben, daar en boven is ’t het hoofd van de g, de p, enz. met de andere vocalen. VI. Na dat men heel wel geleerd heeft vocalen te maken met grote en kleine letters, leert men de andere letters van ’t A B. inzonderheid de letters m. n. die als de vocalen byna in ’t maken van alle woorden komen. VII. Men moet aanmerken, dat men gedurig met grote letters moet schryven, tot dat men ’t wel kan, om dat men dat gemaklyker leert, beter zyne hand zet, en dat men zyn schrift gedurig verkleint, als men naderhand ras leert schryven. VIII. Als die goede nieuwelingen hare grote letters wel weten te maken, maken ze vier, of vyf regels op een dag, en men verbiedt ze meer te schryven; en de rede daar van is, om dat het met Schryven even, als met Schilderen, gelegen is. ’t Geen men op zyn gemak doet, gelyk gezegd is, geschiedt met vermaak; ’t geen men met vermaak doet, komt in de verbeelding door ene aangename poort, vestigt zig in de verbeelding, en blyft’er lang in. Getuigen zyn daar van de vrienden en reizen van de jeugd, en ’t geen in dien tyd zonder dwang geleerd heeft: maar dingen die men met geweld, door vrees en Plak leert, vergeet men dra. IX. Eindlyk, de ondervinding moet overtuigen. Alle de nieulingen van die Vaders, die uit het Novitiaat komen, schryven meesterlyk, en, als zy’er in komen, krabbelen ze, gelyk de meeste scholieren. X. Montagne, een Edelman en zeer vermaard Schryver der laatst voorleden eeu, bood een Dame van zyne maagschap aan, gelyk men in zyne Werken ziet, hare kinderen op te voeden. Hy gaf haar een ontwerp, en zeide haar onder anderen, wegens ’t schryven, dat hy leerde, hoe klein een waar, al schryvende lezen; dat men hem een dun hoorntje op zyn Exempel bond; dat hy daar zyne letters op maakte; dat die van ’t Voorschrift daar door heen kwamen, als deur een glas, en dat dat hoorntje daar na weder afgewist wierd. Dit blad duurde altyd, ’t geen veel voor arme kinderen spaarde. | |
Geheim om wit en onzichtbaar op levendig vlees te schryven, en ’t Schrift weder voor den dag te doen komen.Neem een nieuwe pen, schryf met Pis het geen u behaagt op uwe hand, of elders. Wilt gy ’t doen voor den dag komen, doe’er de as van gebrand Papier op, en vryf een weinig. In de plaats van Pis kan men gebruiken, het smeer uit de ooren, en schryven met een klein stukje hout, of de kop van een speld, en vryven ’t met as van den haard. Of deze doet men boven op de hand voor den dag komen, ’t geen men met inkt in de hand heeft geschreven.
schuur is een plaats daar men ’t Koorn in bergt en dorst. Men verdeelt de Schuur in de Deel en de twe ruimten tussen de Balken. De Deel is in ’t midden, en de twe ruimten tussen de Balken zyn aan weerskante van de Deel. In de ruimten tussen de Balken stapelt men de Gerven, en men dorst op de Deel. De Schuur moet op een verheven plaats worden geboud, en ’t zoude niet kwaad zyn, dat de Poort in ’t Ooste stond.
schup is een gereedschap van een Tuin en Akkerbouw; dat plat zynde ene steel heeft, die van onderen met yzer beslagen zynde, van boven een Hilt heeft, en meest gebruikt wordt om | |
[pagina 963]
| |
Zand en andere losse stof op te gooijen, en op te scheppen.
schurft is een besmetting, of uitwerpsel van de huit, door scherpe stoffen veroorzaakt. Men heeft ze van velerhande gedaante. De ene en de andere komen in jonge luiden, men krygt het veel van anderen, die’er van besmet zyn, of van inwendige oorzaken, dat is van de hoedanigheid der vochten. | |
Geneesmiddelen tegen Schurft.I. Neem wat bloem van Zwavel, genoegzame menigte verse Boter, of Olyven-olie, meng het tot een zalfje, doe’er het lighaam mede smeren, als men ’s avonds na bed gaat. II. Neem zoveel Aardveil, als gy wilt, doe ’t koken om’er een afziedsel van te hebben; waar mede men zich moet wassen. Dit middel is goet voor de grote Schurften der Paarden. III. Neem de wortel van Zuring, of wilde Patick die met rode vlekken is, of met de Veld-kool die men in de Velden vind. Stoot ’t ene dezer Wortelen in een Mortier met Boter, of oud Vet, om’er een Smeersel van te maken. Men moet’er zich alle avonden mede smeren als men na bed gaat. Die met de wortels der Kool is gemaakt, is de beste. Men kan ze gebruiken voor de kinderen, hoe jong ze ook mogen wezen. IV. Neem ’t dojer van een hard Ei, en zo veel verse Boter, als uw Ei zwaar is, stamp ’t met den andere; doe’er twe, of driemaal, of meer van op de Schurft. Dit droogt zo sterk dat het afvalt. Dit voert even zo veel uit, op de Kinderpokken, en belet dat men’er van worde geschonden. V. Neem een pond levendig Kalkwater, en anderhalf ons gestooten Zwavel, laat het een tyd lang trekken; doe het aftreksel ligtjes koken, en smeer daar de leden mede. Zo de Schurft kwaadaardig is, en te scherp, moet men in ’t water twe, of drie dragmen Mercurius dulcis doen. Levenswys. Die met Schurft zyn gekweld moeten hunne Wyn met water mengen, en gebruiken geen Zout, noch Speceryen. Men moet Aderlaten, Purgeren, Baden, zo ’t jaargety het toelaat. | |
Remedie voor de Schurft van Oude luiden.’t Aderlaten is nodig en daar na zal men Buikzuiveren met een aftreksel van Zenne, Veelvoet, Syroop van bleke Rozen, of Persikken, of met de Tabletjes van Diacarthamus, of de Citro purgativus. Men zal baden, of vryven met de wortel van wilde Patich, Seldery, en Bete gekookt in water, en gestampt met zo veel verse, of Kudde-boter; of men zal ze negen dagen aan een doen deurzwelgen, een dragme bloem van Zwavel, een half dragme voor kinderen, in een Ei, of met een gekookten Appel, of Jelei van Aalbessen, of men zal de beenen en de dyen vryven met bloem van Zwavel, met Vet, of Olyven-olie gemengd. Men raadt geen Kwik, om de toevallen die’er van zouden kunnen komen, ook geen aftreksel van Tabak, ’t geen zoude kunnen doen braken, dat’er een ader borst. Die dicht by Zee zyn, kunnen daar in baden, zo zy willen, of gebruiken deze Pomade zonder gevaar. | |
Pomade voor de Schurft.Neem Olie van Wynsteen twe oncen, Bittere Amandelen drie oncen, sap van de bladen van Patick zes oncen. Doe het tot vertering der vocht verkoken. Doe’er daar na een half once levende Zwavel, een dragma Aluin, zo veel Tutia, Ceruis en Kwik by. Smeer daar uw gantse lighaam mede, des avonds als gy na bed gaat, vyf of zes dagen aan een, of van binnen in de hand, den tyd van een kwartier uur. | |
Schurft van Paarden.Men heeft’er twederhande soort van; ’t ene doet het haair gemaklyk afvallen, zonder uitwendig iet anders te laten zien, dan een Meel; men noemt het een levendige Schurft, zy is niet gemaklyk te genezen. ’t Andere is een zweerachtige Schurft. Dit is zo ongemaklyk niet te genezen, als het eerste, als ’t maar in de Manen noch Staart is. Men weet dat de Paarden Schurft hebben, als ze ’t eene deel meer vryven, dan ’t ander, en als men ’t vel aangeraakt voelt het dikker als anders. | |
Remedie voor de Schurft der Paarden.Men moet ze eerst doen laten, ter plaatse die naast is aan die, welke met de Schurft besmet is. Des anderendaags moet men Buikzuiveren, met anderhalf once Aloë van Socotora, anderhalf once oude Theriak, met de wortel van Jalap, en met de Sublimatus dulcis, van elks evenveel. Men moet tot poejer maken ’t geen men kan, en men moet als men ’t in wil geven, Jalappe met Wyn mengen; doen’er eerst de Theriak, en daar na de Aloë in. Men moet dit Buikzuiverend middel zo menigmalen herhalen als het nodig is. | |
Ander Middel.Doe Bruinelle koken met sterke Wynazyn. Was de Paarden met dat afziedsel, en vooral het Schurfte deel.
schurft. Droog Krausel, is een huitziekte, waar op men kleine drooge puisjes ziet. Die de Zemelachtige Schurft hebben, gevoelen ze veel gejeuk. | |
Remedie tegen de Schurft en ander jeukzel.I. Neem Smitswater, doe’er een hand vol Zout in smelten, en was met dat water de plaatsen die Schurft zyn, als ’t droog is, zult gy ’t stoven met Room van Koejen melk. | |
[pagina 964]
| |
II. Neem twe deelen Veneedse Terebintyn, ’t gene gy vyf, of zesmalen zult wassen in vers gemeen water, of in Rozenwater, als ’t wel gewassen is, stryk’er dan wat gezouten Boter over, een dojer van een Ei, en ’t sap van een zure Oranje; maak’er een Smeersel van; waar mede gy ’t Schurfte deel zult besmeren, terwyl gy’t voor ’t vuur houdt.
schurftkruid. In ’t Latyn Scabiosa. De soorten; zie Hubners Kunstwoordenboek. Beschryving. ’t Is ene Plant, waar van de bladen lang, breed, gekerfd en met haair gedekt zyn; uit het midden van de bladen komt ene stengel, die tot de hoogte van twe, of drie voeten gegroeid, rond is en van vezels en bladen voorzien die kleinder, dan omlaag zyn. De bloemen wassen op den top aan ronde bollen, uit ongelyke bladen bestaande, die purperachtig, of bleek blaau zyn. De zaden zyn langwerpig, en van een kroon omringd. Men vindt’er groene knoppen aan, die uit huisjes bestaan, waar van elk zaden in zich vervat. Plaats. Deze Plant groeit op ’t veld in de Weijen, het Koorn, en onbeboude plaatzen. Zy bloeit in Juni en Juli. Eigenschappen. Zy verwarmt verdroogt, zuivertt, ontlast de Borst van fluimen, ’t zy dat men dit kruid droog, of gestooten in Wyn, of Vleesnat neemt, of dat men’er het sap van neemt met Honig. Zo men ’t afziedsel van zyn kruid neemt, voert het ’t zelfde uit, en geneest de Schurft. Men gebruikt het voor de zwakheden van de Maag, en de kwalen van de Borst. Men legt ze als Pleister op een Pestkool, op de Bloedzweer en dergelyke ongemakken; ’t is iet zekers, dat ze in drie uren tyds geneest. ’t Sap is uitnemend, wanneer men daar het gewicht van vier oncen van geeft aan de Zieken, met een dragma Theriak. Den eersten dag doet het overvloedig zweten, men moet met die zelfde menigte verscheiden dagen aan een aanhouden. Dit Middel is uitnemend voor hun, die van Slangen en andere venynige dieren zyn gestoken; en ’t kruid gekneusd op de beten gelegd, geneest. ’t Sap der Scabiosa met de Bernasie en de Kamfer, neemt de rode vlekken van ’t aangezicht weg. ’t Afziedzel van de wortel is goed voor de knobbels der Napelse ziekte, waar voor men het moet drinken tot dat het is vertrokken. Men maakt’er Poejer van, waar van men een vietendeelloods in Geiten-wei geeft. Dit is uitnemend voor Schurftachtige Dauwurmachtigen en Pokkigen. De Scabiose is ook zeer goed voor den Hoest, en de ziekte der Borst. Men haalt’er ten dien einde sap uit; men stoot ze tot poejer. Van de Bloem maakt men ook Konserf. De bladen, of deszelfs wortel op de Schurft, of Dauwurm gelegd, of met Olie tot een Smeersel gemaakt, doen’er veel goed aan. Voor al ’t afziedsel van Schurftkruid, den tyd van veertig dagen lang gedronken, geneest de Schurft geheel, gelyk ik menigmalen heb ondervonden. Eindlyk die Plant is zweetachtig en Venyn uitdryvend. Men gebruikt ze voornamelyk in Zweren, in Zydwee, in Worggezwel, Hoest, Pypgezwellen der Borsten, en van de Billen, en in de Pest. Zy zuivert ook de Long. Zy wordt Schurftkruid genaamd om dat ze de Schurft geneest, de Jeukte, de Wolf-dauwurm. | |
Hoe men ze teelt.Zy wil veel zons hebben, een Warmoesland; men besproeit ze als ’t nodig is. De bloem duurt drie jaren, dan moet men zajen om ze te hebben. Alhoewel ’t Schurftkruid gants van de zelfde gedaante zy en van den zelfden aart; men vindt echter, dat’er menige soort van een en ’t zelfde zaad voortkomt. De helderste bloem, die na den rode trekt is de beste. Men moet zich met die niet ophouden, die in de Zomer bloeijen, om dat, hoewelze in ’t voorjaar uitspruiten, echter ’t geen ze zo laat uitwerpen zo dienstig niet kan wezen, als ’t geen voor den Herfst is verplant, en voor den Winter niet heeft gedragen, om dat ze de bloem wel haast in groter overvloet en schoonder geeft. Dit zaad komt aan knoppen van de grootte van een lid van een vinger voort, ’t geen men zal vergaderen, als men ziet, dat het den top der knop begint te verlaten, die men moet van een scheuren, als men zajen wil. Men zaait ze heel wel op ’t midden van Bedden daar men een, of twe ryen Uijen in bloem rondom heeft gezet; om dat als deze over zyn, zy ’t gantze bed bezetten, en niet eens verhinderen dat men’er de Uijen uithaalt, en in tegendeel ontfangt zy dienst van dat roeren.
schutting, Heining, Hegge, Espalier in ’t Frans, is een Kunstwoord van den Tuinbou; waar mede men iet wil betekenen waar tegen men aan Lattcn, Vruchtboomen vastbindt. Men zet hier tegen en bindt’er de Vrugtboomen aan, en weetze door den kunstigen snoei te dwingen, om daar plat langs heen te groejen. Schoon hun deze gedaante niet natuurlyk is. Men geeft de Boomen daar aan gemeenlyk de gedaante van een Wajer; of Paauwe staart. De Espaljeres zyn een fraai cieraat, in een Tuin dat wel geeft; zo ze een goeden Snoejer hebben. Maar steenvruchten krygen in koele landen daar aan de beste rypheid. De Boomen die men aan Schuttingen zet, en maar enigen groei hebben; moeten ten minste twaalf voet wyd van een staan, en om ze in ’t geheel boven en onder vol te krygen, moet men lage en hele en halve stamme zetten, en de laatste boven de laagstammen met hunne takken heen leiden, om de gantse Muur, of Schutting zuinig te beleggen. Als men Boomen plant moet men zorge dragen, dat men de takken wel spreidt, en’er de aarde wel tussen in schudt, op dat’er geen ledig zy. Daar na moet men de aarde wel met de voet toetreden, en men zal wel doen, dat men om de stam, een weinig’er af, mest legt, op dat de regen, de vettigheid daar van ontbindende, aan de onderste aarde de zelve mededeele tot den groei. Men plant best in October, November, en December aan Heiningen. | |
[pagina 965]
| |
Heiningboomtjes, welker takken met te groten kracht groejen, en dus het voedsel der anderen zouden benemen, worden eenmaal de top uitgenepen, om ze in hare sterke groei te stuiten, en ze te dwingen wat meer op zyde uit te slaan, om ’t onderste van de Schutting te beter te bekleeden. Doch als de Heiningboomen eenparig krachtig gewas maken, en genoegzame zyde-takken uitwerpen, snoeit men ze niet anders, als dat men de takjes der Pereboomen, die recht voor de hoofd, of middeltakken uitgroejen, en niet glad kunnen worden aangebonden, inkort, latende alle andere takken in vryheid groejen, mits men ze t’elkens aanbinde, om aldus de Boomen aan ’t dragen, en tot een goede gestalte, te krygen. Zo de middeltak genoegzame zytakken uitwerpt, en evenwel sterk opwaard groet, maakt men ze boven de Schutting tot een kroontje, tot dat het hout vruchtbaar is; wanneer men ’t wegneemt, en den Boom, als anderen snoeit. Aanm: op Lusthov.
schyf is een woord, dat verscheiden dingen betekent, onder anderen een stuk Kalfsvlees van den bil dat plat word gesneden; en tevens betekent het de stukjes Appelen, Peren, Knollen, Wortelen, enz. die van die vrugten gesneden worden als men ze dwers snydt.
scordium. Zie de soorten in Hubners Kunstwoordenboek. Beschryving. Zy behoort tot de Planten die vier zaden dragen. De bloem gelykt na die van de lage Eike, die uit de vleugels der bladen voortkomen, de kelk is pypachtig, en de gantse Plant geriekt na Look. Plaats. Zy groeit op broekachtige plaatzen. Zy bloeit in Juni en Juli. Eigenschappen. De Scordium is heet; Pisdryvend. Dit kruid ter zwaarte van twe dragmen met Meê ingenomen, is goed voor ’t knagen van de Maag en de Rode loop, en hun die niet dan moeilyk kunnen wateren. Zy doet fluimen, en alle grove stoffen henen gaan, die de Borst bezwaren; getrokken met water, of Wynazyn is zy goet voor die ’t Voeteuvel hebben. Het sap van ’t kruid, tot drank gebruikt, is tot al ’t voorgaande goed: maar voor al wederstaat het in het Koud-vuur de verrotting.
scorpioen is een klein aardbeestje met een lange knobbelachtige staart, aan welks einde een angel is, waar in een klein gaatje is, waar door ’t zyn venyn uitschiet. Men heeft’er acht soorten van; men moet de grootste, dat is die zes, of zeven knoopen aan de staart hebben, levendig, kragtig zyn, verkiezen en men moet ze nemen in de Maand Augustus; want dan hebben ze gene overvloedige vruchten, die ze anders in hunne bedekte verblyfplaatzen krygen. Men moet de Askleurigen, of Witten voor de beste houden. Men maakt’er ene uitnemende Olie van, waar van men uitwendig gebruik maakt, om’er de Steen der Blaas door te ontbinden en af te zetten. Zy dryft de Stonden, zo wel als de As der Scorpioenen, geneest hen, die van Slangen gebeten zyn. De Scorpioenen gestampt en op de Wond gelegd, genezen volmaakt. | |
Geheim en Remedien tegen Scorpionen Padden, Ratten van den Tuin, Wezels en andere beesten, die kruiden en vruchten bederven.Diofanes zegt in zyne Boeken van den Landbou, dat, zo men een Ramenas op een Scorpioen legt, de zelve daar van sterft; en dat hy, die de handen met het sap van Ramenas gevreven heeft, Scorpioenen en andere venynige dieren, zonder gevaar kan handelen. Hy voegt’er by, dat de Sandarak met Boter, of Geitevet gemengd, als Perfuim gebruikt, dezelve wegjaagt. Brandt men’er ene, men dryft alle andere weg. Ik zal niet overslaan, ’t geen Talentien, een Grieks Schryver zegt, dat hy die het kruid Sidirites, of Scorpiotes in zyne handen heeft, ze handelen kan zonder gevaar. Pulcrade zegt na Zoroaster, dat zo men aan de pooten der Rustbedden bindt Hazenoot, de Scorpioen’er niet tegen op kunnen klauteren. Wat het Geneesmiddel van hen belangt, die van een Scorpioen gebeten zyn; ik zal hier zeggen, zo iemant de Scorpioen, waar van hy gebeten is, in Olie doet koken, of een andere, en de plaats daar mede besmeert; zal hy daar by veel verlichting vinden. ’t Zelfde zal hem gebeuren zo hy de Scorpioen doodt, en over de plaats vryft daar hy steekt; maar de steek zal zeer gevaarlyk wezen, als hy dien dag Basilikum heeft gegeten. Florentin zegt, dat het sap van een Vygeboom, vers op de steek gelegd, goed is. Plinius verzekert, dat de as van Scorpioen met Wyn gedronken, en de poejer van gebrade Wurmen goed is voor Mensen, Dieren en Vogelen, die van dolle honden zyn gebeten. ’t Gebrande haair van den zelfden hond, met drank ingenomen, voert het zelfde uit; zo dat, gelyk men zegt, ’t vergif een tegengif by zich heeft. Voor de koude, welke de Scorpioenen-steek veroorzaakt, moet men, zo dra het mooglyk is, Theriak in Wyn laten smelten, en ze den Zieken laten drinken. | |
Om te beletten, dat de Scorpioenen niet in huis komen.Men geeft voor, dat een Neut aan de zolder van een kamer gehangen, ’t inkomen der Scorpioenen belet. ’t Is niet bezwaard van de kracht daar van zich door de ondervinding te verzekeren. Enige Natuurkenners geven voor, dat men de Scorpioenen kan de vlucht doen nemen, zo men ze omringt met de takken van Heliotropum, of Tournesol. Dat ze van deszelfs bladen bedekt daar van sterven. Zo imand Scorpioenkruid by zig draagt, zal hy daar van niet gebeten worden. Maar de ondervinding is in deze zo wel de beste Leermeester, als in anderen, die van de Schryvers worden geleerd. | |
[pagina 966]
| |
sebesten. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
secreten. Geheimen. Verscheiden. | |
Geheim om zich door natuurlyke middelen kuis te maken.Niet is’er méér in staat, om onze gematigheid te veranderen, dan wanneer men zyne Levenswys in eens verandert, als ook van lucht eten, drinken en andere dingen, die de Geneesmeesters niet natuurlyk noemen. Deze hebben groot vermogen op ons; en zyn voornamelyk de oorzaken, waar aan we al ’t geluk, of ongeluk van onze gezondheid, naar de manier waar op we ze gebruiken, schuldig zyn. ’t Is een onwrikbare regel in de Geneeskunst, door Hippokraat eerst aangetekend, dat de schielyke veranderingen ongemakken veroorzaken, zo we niet sterk genoeg zyn, om ze te wederstaan. Zo men by voorbeeld een al te heette en droge gematigheid van een man, die te driftig is, wil veranderen, moet men daar in met zo veel langzaamheid en voorzichtigheid te werk gaan, dat men zelve de werking van ’t middel niet gewaar wordt, anders zoude men in ene tegenstrydige gesteltenis geraken, die hem ziek zoude maken. Mans die in de bloei van hunne jaren zyn, genieten ene volmaakte gezondheid, en zyn van een hete en vochtige gesteltenis, hebben meer zaad en kracht om ’t voort te brengen, dan zy die heet en droog van aart zyn: maar deze zyn midlerwyl driftiger. Zo de laatste zo veel kracht niet hebben, zyn zy te minste werkzamer, kittelender en voller van geesten. Dit verhit hen en maakt hen driftiger, daar de eerste bolder zyn. Waar een drigtig man ook leven mag, hy is gedurig met zynen aart gekweld. De deugd en Godsdienst hebben werks genoeg, om de opwellingen der driften te wederhouden, en den aart te overwinnen, die hen altyd van voorwerpen voorziet, waar mede de inbeelding verhit is. In ’t verdriet, dat hy heeft, zoekt hy overal middelen om zyne driften te temmen. Die, welke de natuur aanbiedt, om zyn vuur te dooven, zouden hem zonder andere bedenkingen ’t beste behagen. Ondertussen zyn alle andere middelen, zo uitwendige, als inwendige hem enigermate onnut, of gevaarlyk. Hunne koude dooft byna ons natuurlyk vuur. ’t Een en ’t ander vernielt ons geheugen by na, en brengt nadeel toe aan ons oordeel. Dat heeft verscheiden Geneesmeesters doen zeggen, dat men met alle geweld zich niet moet tegen dat vuur zetten. Dit deed de Godspraak van den Delfisen Apol zeggen, als Diogenes hem voor zyne Zoon raad vroeg, Dat men zich wel wachten moest van de hevigheid van die drift te wederhouden, zo men ’t leven der mensen wilde bewaren. En waarlyk zo men hardnekkig onze drift te keer gaat, bederft men ter zelver tyd onze gematigdheid; en men maakt daar door ziekten, welke we zelden genezen. Zo midlerwyl onze drift zo sterk is, dat ze ons enige moeilykheid maakt, en dat zy ons zelf andere doet vrezen, die niet minder zyn, kunnen wy middelen gebruiken, welke de Geneesheeren ons over dat stuk voorstellen, maar met zo veel gematigdheid, dat we niet doen, daar we naderhand berou van zouden kunnen hebben. De ondervinding leert ons, dat een koele lucht, spys, die weinig bloed en geest maakt, vasten, water drinken, werken, waken, middelen zyn, om driften te temmen, en zich in vriendschap met imant te verbinden, naaktheid in Schilderyen en Beelden te myden, nooit Boeken te leezen, die van die drift spreken, nooit na beesten te zien, die malkander liefde betoonen; ook vermogende middelen, om deze drift te beteugelen, want het groot geheim om hier te overwinnen, en de overwinning te behalen, is alle gelegenheden te ontgaan, en de ogen voor alle voorwerpen te sluiten, die in staat zyn om op onzen geest den minsten indruk te maken, naar ’t voorbeeld van Job, die met zyne ogen een verbond had gemaakt, om gene kwade gedachten te hebben. Maar dit is alles somwyl niet genoeg voor een driftig man, en die anders van zo een aart is, dat hy gedreven wordt tot het geen hy niet wil. Men heeft een ander middel van nooden, die meer indruk op hem maakt, en die deze drift, daar zyne verbeelding van gekwetst is, door geweld uittrekt. Ik zal my hier niet ophouden, met alle de middelen in ’t brede uit te halen, die Geneesmeesters gebruiken, om deze drift te bestryden. Ik zal die alleen voorstellen, die de meeste kracht hebben om de zelve te veranderen. Maar eer ik ze voorstel, schynt het my toe, dat men weten moet, dat alle mensen van geen ene gematigheid zyn; en dat’er middelen zyn, die ’t bloed, de geesten en kracht van voortbrengen, in den enen verminderen, en in den anderen vermeerderen. ’t Gezeide zoude ik niet wel kunnen gelooven, zo de ondervinding, waar door we ’t weten, ons daar van gene zekerheid gaf. De Sla by voorbeeld en de Cichorei, stellen zich in alle mensen byna tegen de kracht van voorteelen. Maar ik weet zeker, dat in enigen, voor al zo wy ze ’s avonds eten, ze zo overvloedig voortbrengt, dat hun ’s nachts, ’t geen niet goed is, overkomt. De zelfde ondervinding leert ons nog, dat de Peper en Gember die kracht verminderen, door ’t verteren van de geesten. Midlerwyl zyn’er anderen, die veel meer lust daar door krygen, als zy ze gebruikt hebben. De reden van zo verschillende uitwerkingen hangen niet af, dan van de verschillen van de gematigdheden. De Salade, die ons gemeenlyk koud maakt in de drift, volgens ’t zeggen van de gantse oudheid, maakt enigen veel driftiger, door ’t matigen van hunne hette, en uitnemende droogte, door deszelfs koelte en vocht. De Peper in tegendeel de overvloedige vochten verterende, verhit en verdroogt hen die natuur- | |
[pagina 967]
| |
lyker wyze koel en vochtig maakt, en hen dus een gelyke gematigheid veroorzakende, vermeerdert ze hunne drift. Door de zelfde ondervinding leeren we ook, dat’er zyn heete en koele Geneesmiddelen, dat de ene en de anderen ons vuur verspillen, of dooven, en zich tegen onze begeerlykheid aankanten; wy nemenze ook door de mond, en wendenze uiterlyk aan, om die drift van alle kanten te dooven. Ik zal hier niets zeggen, van de verkoelende Riemen, van de Lappen Lood in de lenden gelegd, van de witte Rozen, daar men zyn Bed mede bezaait, van de Mandragora, de rode Aalbeszen, van de zure Citroen, en van alle de andere Geneesmiddelen, die ons verkoelen, en veel verdrogen. Ik zal alleen iet van hun zeggen, die meer kragt hebben, om ons vuur te blussen. Schoon we de Scheerling van Athenen niet hebben, die donker groen is en onverdraaglyk stinkt, de onze geeft ook door deszelfs koude veel ongemak, als wy’er van eten; getuige daar van is Frans Trapellinus, Leermeester van Pomponacius, die daar van in een Nat gegeten hebbende, daar van terstond ontroering had; getuige daar van zy de Ridder Nasarinus Bassanus, die’er ook van voor Pieterseli gegeten hebbende’er van buiten zinnen raakte. Wy weten echter op ’t verhaal van Scaliger en Enguilar, dat de Piemontezen het hart daar van snyden, als zy in ’t voorjaar eerst begint te schieten, en dat zy ze onder de Sla doen, dat enige armen van Italie ze nog gebruiken met Brood, als Aspersies. Julius Scaliger zegt zelf, dat hy’er van gegeten heeft als de Suikerywortel, zonder daar van enig ongemak gewaar te worden. En H. Jeronimus verzekert ons, dat de Priesters van Athenen, door ’t gebruik dat ze van de Scheerling maakten, ophielden de bewegingen gewaar te worden. Volgens de gedachten dezer Schryveren, zoude men noit aan Vrouwen geraden hebben, daar ’t afziedzel van te drinken, om haar te beletten in die drift te vervallen, zo men niet was overtuigd geworden, dat het geen kwaad zoude doen. Uit dit alles kan men afnemen, of dat’er verscheiden soorten van Scheerling zyn, of dat de krachten der luiden, die ze gebruiken meer, of min de kracht van die Plant wederstaan, of dat eindlyk, ’t geen ik liefst gelooven zoude, de een’er weinig, de ander’er veel van neemt. Want Galeen zegt ons, dat ze met matigheid gebruikt, ons in deze drift zeer koel maakt; in tegendeel, zo men’er wat veel van neemt, maakt ze ons dof, en eindlyk brengt zy imand om hals, zo men’er wat veel van eet. Men moet gevolglyk zo bang voor ’t gebruik der Scheerling niet wezen, als enige hedendaagse Geneeskundigen wel zyn; die zelf niet willen, dat men ze uitwendig in kleine menigte gebruikt. De Historie van Sokrates, die sturf, na dat hy een mengsel van Scheerling had gebruikt, moet ons niet doen vrezen, ’t onze met mate te gebruiken, voor al uitwendig. Van alle de heette middlen, die de kracht der voortteling vernietigen, zyn’er gene, die men oordeelt krachtiger te wezen dan de Kamfer, Kuisboom en de Wynruit. Die middelen maken Mans en Vrouwen kuis, en verdryven alle de verbeeldingen welke die drift aan hunne geest kan vertoonen. De raauwe Kamfer, die men uit Persie, China, of ’t Eiland Borneo brengt, is een soort van Gom, die enige Geneesmeesters gelooven koud en droog te wezen, om dat ze, met een koud middel gemengd zynde, met veel meer kracht verkouwen zal. Maar anderen houden ’t tegendeel staande, en gelooven dat de Kamfer heet is, en droog in den tweden graad; om datze Tong en Maag verhit, een deurdringende reuk heeft, en zelf in ’t water brand. Ik heb in der daat geen beter Middel gevonden in de uitputtingen, welke de Studie veroorzaakt, dan in den mond een stukje Kamfer te nemen, zo groot als de knop van een speld. Zo dra ze in vocht van den mond begint te smelten, zend ze deur ’t gantsche lichaam geesten, die ons verheugen, en eindlyk in onze Maag vallen. Zy verhit ons, en ontstelt ons zelf door hare warmte, zo men’er veel van neemt. Enige Geneesmeesters gelooven, dat de mannen die ze dikmaal gebruiken ten meerendeele onvruchtbaar zyn, om dat hun geleerd is, dat ze de magt heeft, om onze warmte te vernietigen. In der daad, de droogte is al te groot om onze vochten niet te verdrogen, zyne stof al te fyn, om de geestige deelen van onze drift niet te doen uitwaassemen. Maar deze gedagte, hoe schoon van schyn ze mogt wezen, en de proef die’er Scaliger van in een Jagthond nam, belet ons niet by onze gedachten te blyven, te weten, dat we niet gelooven, dat zy ’t vuur kan uitblussen, en nooit de kracht van ’t voorbrengsel beletten. Want gelyk het strydige gevoelen niet wel door de ondervinding is gestaafd, en de Historie van Julius Scaliger de enigste, zo hebbenwe reden om te gelooven, dat ze geen vyand van de voorttelinge van mensen zy. Dit zoude ik door Tachenius kunnen bewyzen, die ons verzekert, dat zy die te Amsterdam en Venetien de Kamfer zuiveren, zeer vruchtbaar en Vrouwachtig zyn. | |
Geheimen om Appelen, Peren, Pruimen, Kersen en andere vruchten, loslyvig makende te doen zyn, zonder dat ze walgen.Gaat eerst na een Apotheker, neem daar Buikzuiverende middelen, die goed en fris zyn. Stoot ze grofjes, weekt ze een gantsen dag in water en andere vocht die goed is. Zie daar de enkelden, welke de Ouden om Buik te zuiveren gebruikten, en de vruchten Medicinaal te maken. De Elleborus, de Kolokwint, Scammonie, en alle Wolfsmelken; zy ontlossen slym. De wilde Komkommer zet slym en taje vochten af. De Turbith ontlast slym en water; dus doet ook de grote Kataputia, of Palma Christi. De Thimilea zet wa- | |
[pagina 968]
| |
ter, slym en gal af. Zie daar de Drogen die de Ouden gebruikten om Boomen en Wyngaarden afgang te doen maken. Zo men zich met de hedendaage niet wil bedienen van de Polypodium, Kartamus, bastard Saffraan, Senne, Hermodaktylen, Lorkenzwam, Rabarber, Mansoor, Mirobalanen en andere, die zo sterk niet zyn. Zie daar dan hoe gy te werk moet gaan, als gy Vruchten wilt hebben, die Buikzuiveren, of welke enige andere kracht hebben, welke we noemen zullen. Men moet een boom kiezen van een soort, die men wil; maar hy drage goede en aangename Vruchten, die klein en niet zeer hoog boven de aarde staat; Hy hebbe niet boven de twe of drie jaren, sta in goede en vruchtbare grond, die noch Mensen, noch Beesten benadeelen kan. In ’t begin van de Lente, als alle de Bomen beginnen te knoppen, en te groejen, of wat vroeger, zo ’t de tyd van ’t jaar en de natuur ’t toelaat, moet gy dien Boom openen en klooven om laag aan de stam, wat boven de Wortel: maar men moet zorg dragen, dat men den bast niet beledige, noch ontschille, maar de zelve zachtjes handele, daar na kleine brokjes Been, of Hout in de scheur gedaan hebbende, zult gy ze in de langte doen openen anderhalve palm, wat meer of minder, naar dat de Boom groot is, en men moet ’t hart terstond wegnemen uit de opening, welke gy gemaakt hebt, zo’er hart in de stam is. Maar zo de Boom het splyten niet velen wil, moet men’er met een Boor een gat in boren, wat verder dan te hart is, en met een gereedschap, bekwaam om’er ’t hard uit te halen. Joan Mesue vernoegt zich met twe, of drie gaten in den Boom te maken, die een palm van een hand de ene van de andere zyn; zonder ’t hart’er uit te nemen, gelyk wy wel haast zeggen zullen. Zo een Boom ook met geen Boor kan deurboord worden; zal men op ene wyze te werk gaan, welke we nog zeggen zullen. Als gy de scheur, of ’t gat wel zuiver zult hebben gemaakt. Zult gy ’t met gestoten zwart Helleborus vullen, of met Scammonie, of sap van Koloquint, of Elaterium, of wat anders naar de vocht, welke gy gezind zyt te ontlasten: maar gy moet de drogery eerst stampen, of ze trekken, en wel onthouden, dat men alles met maten doe. Want ’t moet noch al te styf, noch al te los’er in wezen; op dat’er de Boom zyn voedzel uithale, de deurwaasseming vry zyn, en de kracht van ’t geneesmiddel kan gebragt worden na om hoog met het voedzel, door den weg van ’t hart van den Boom, en verdeel worde, als de Vrucht zich zet en groeit. Dit gedaan en wel volkomen zynde, moet men de hoeken van de scheur weder zo na by den andere zoeken te brengen als mooglyk is, op dat’er gene opening blyve, en niets vervliege, ’t zal ook goed zyn, dat men op de wond legge de pleister van Kato, die uit Klei, Kryd en Zand bestaat, en uit verse Koedrek, die zo na is gedroogd, dat ze kan gesmeerd worden. Enigen vergenoegen zich met Kolumella, met de opening te dekken, met Klei, of vette Aarde heel wel met stoppelen gemengd; en aan de bovenkant van de Wonde doen zy’er Mos, Was, of Pek in, met de tedere schors gedekt, op dat’er de regen niet in kome, of de Boom van de Kou, Sneeu, Hagel, of andersins geen kwaad lyde. Eindlyk, men moet alles met een tou by een binden, uit vreze van de Stof te verliezen, op dat’er de Beesten niet uit halen. Men moet de zelfde oplettenheden hebben, als men de gaten stopt, die geboord zyn, uitgenomen, dat men in ’t gat moet doen een Pen, zo groot als ’t geboorde gat is, zo dat het gat wel gesloten is. Dit alles naaukeurig in ’t werk gesteld zynde, moet men den Boom aan de natuur over geven, om zyne vruchten wel voort te brengen en te voeden. Deze hunne rypte hebbende gekregen, moeten op hunnen tyd worden afgeplukt; en dan zult ge by ondervinding weten, dat ze de zelfde kracht zullen hebben, als de Geneesmiddelen, die gy in den Boom hebt gedaan. Joan Mesue, uitnemend Geneesheer, in de Geneeskunde der Arabieren bedreven; leert, hoe men Pruimen maakt die ’t lyf zuiveren. Zie daar, wat hy zegt. Men deurboort den Pruimenboom op twe, of drie plaatzen; maar de gaatjes moeten klein en ’t ene van ’t andere zyn een hand breed; en hebbende de Scammone in ’t gat gedaan, stopt men het met klei; en door dit middel worden de Pruimen buikzuiverend gemaakt. Men geeft ze in hun sap, of afziedsel met Suiker, ter gewigte van een once. Voor ’t overige zal men zorge dragen, dat die Boomen door de Rypen, of andere dieren niet gegeten worden, ’t geen men echter zelden ziet, uit hoofde van de geneeskragt van die Boomen, die zich tot in die bladen toe verspreidt. Men heeft ook aangemerkt, dat ze tot verscheiden dingen goed zyn, en men ziet gene vruchten van Wurmen bedorven. | |
Vyf andere Middelen om de Boomen een kracht by te zetten, dat ze zachtjes den Buik zuiveren.I. Als gy de Boomen zult uitgekozen hebben, waar van we te voren hebben gesproken; en ze hunne knoppen vol van sap beginnen te openen, en de knoppen uitspreiden, moet men ze naarstig gruppen, gelyk men de gruppen der Wyngaarden maakt tot aan de kleine wortels. Als ze ontdekt zyn en gezuiverd, moet men daar rondom boven en onder enige handen vol van de Geneesmiddelen gojen, waar van we hebben gesproken. Men moet ze met malkander met de wortelen dekken, en’er de aarde met goede Mest overheen gojen. Zo het droog weer is, zal het goed zyn, ze van tyd tot tyd ’s morgens en ’s avonds te besproejen, om ze te houden in hunne natuurlyke kracht, tot den tyd van derzelver vrucht. II. Anderen hakken op ’t eind van de maand maart ene grote tak van de wortel des Booms, en aan dien afgehouwen tronk leggen, na den kant van den Boom toe, een Pot van aarde vol van Medicinale afgangmakende Drogeryen; en sluiten ze | |
[pagina 969]
| |
wel van alle kanten, zo, dat’er niets uit kan loopen. Daar na doen ze’er de aarde over heen, en laten den Boom zo, tot dat de pluktyd van de vruchten is gekomen. Als de Lente is gekomen, moet men ’t zelfde herhalen. Zo men in plaats van die Drogeryen neemt enig Reukwerk, of iet dergelyke, als gezegd is, zullen bladen en schors de reuk hebben. III. Gy kunt het zelfde op ene andere gemaklyker wyze doen. Eer dat het sap des Booms, dien gy Medicynse krachten wilt geven, in den Boom opklimt, moet men de wortels rondom omgraven, maar zorg dragen voor kwetzen. Daar na moet men ze allengskens met water, waar in de drogeryen, of geneeskrachtige kruiden, die goed en bekwaam zyn tot het einde, dat gy zoekt, geweekt zyn. Dit moet men enige dagen aau een herhalen, of ten minste eenmaal ’s weeks, tot dat de bloem is afgevallen, en de vrugt gezet is. Zo de Noordewind waait, en ’t vriest, moet men den Boom voor de koude bewaren. Dit kunt gy doen, met Stróó om de wortel te leggen, en daar na daar over heen een wel vette Mesthoop: maar de Mest moet den Boom niet raken, op dat deszelfs hitte den Boom niet doe sterven. Zo de Zomer heet en droog is, moet men den Boom ’s morgens met den dag, met het zelfde aftrekzel; maar wat gematigder, besproejen; en ’s avonds als de Zon onder gaat. Dit is gemaklyk te doen: want elk kan die Planten hebben, welke loslyvigmakende zyn, hebbende wat van die drogeryen gestampt, ze laten weeken in een goede menigte van water enen gantsen dag lang, om’er mede te werk te gaan, gelyk gezegd is. IV. Gy kunt uit dien Boom een schone groeizame tak kiezen, welke men deurboren moet, tot in ’t hart en niet verder, en maken een opening die groot genoeg is naar de langte van den Boom. Dit gedaan zynde moet men’er de bereide drogeryen in doen; daar na ze sluiten, toebinden, en laten tot dat de vruchten ryp zyn, die zeer afgangmakende zullende zyn, zonder dat de vruchten der andere takken enigzins die kracht zullen hebben. Dit Middel is zeer zeker, en wel beproefd. Ik kan zeggen, dat zo een Appelboom dus van een oplettend Werkman, die handig doet ’t geen we een reis, of twe geleerd hebben; zal men aan enen Boom vier takken hebben, die alle vier byzondere kracht van Buikzuiveren hebben, naar de verscheidenheid der drogeryen, die men’er in gedaan heeft; en vier andere takken, waar van de Appelen van byzondere geur en smaak zyn; ’t geen niet geschied zoude zyn, om dat het geënt is, noch door enige andere soorten van verbloeming, welke ik genoemd heb. Men zoude nog iet anders op dien Boom hebben, ’t geen wonderbaarlyk zoude wezen, namelyk, dat noch bloemen, noch vruchten van loslyvigmakende takken van de Rupsen worden gegeten, en alle andere takken van den Boom wel. V. Enigen verplanten op zyn tyd de kleine Boomen, die ze medicynkrachtig maken willen, en doen in de kuil een grote menigte van die kruiden in de plaats van mest, leggende ze rond om de wortels. Dit gedaan zynde, gojenze’er de aarde over heen, met vette Mest gemengd. Zo de Zomer heet is en droog, als in de hondsdagen, besproejenze de Boomen op den rechten tyd met het aftrekzel van de zelfde kruiden, die ze in de kuil hebben gedaan. | |
Ander geheim om de Boomen, die fraai en beziens waard zyn, gneeskracht te geven.Zo gy begeert van de Boomen uit uwen Tuin andere Geneesmiddelen dan de voorgaande te halen, die niet bekwaam zyn, dan om vochten te lozen, die de drogeryen zelve zouden hebben afgezet, zult gy kunnen maken, dat de Boomen hunne vruchten met ene hoedanigheid naar uw believen voortbrengen. Wilt gy vruchten hebben tegen de Pest en Venyn, gebruik zulke Geneesmiddelen voor die afgang makende, te weten Theriak, Mithridaat, of wortels, die imand daar voor bewaren; en alle zulke dingen die de Pest en Venyn wederstaan, als gy die Boomen, op gedachte wyze, besproeit. Zo gy vruchten wilt, die doen slapen, moet gy niets doen, als de wortels en zaden klaar maken, die de kracht van slapen op ene manier hebben, die gy zoekt. Enigen, den raad van Dioskorides volgende, zajen velerhande zaad van afgangmakende planten aan den voet des Booms, dien ze Geneeskrachtig willen maken, of zy planten daar de planten zelve, en zetten hunne wortels zo diep tussen derzelver wortels, als mooglyk is. Of om ’t droogen daar van te beletten, besproejen zy ze dikmaal ter bekwamer tyd, en maken door dat middel, dat de afgangmakende kracht der planten, als na de wortel des Booms geleid wordt, om ze tot een voedsel te doen dienen, dat daar na door de kracht, welke de wortels hebben om te trekken en te zuigen, om den Boom en deszelfs deelen te voeden, allengskens in den Boom, tot de vrucht toe opklimt: maar men moet die planten zodanig toestellen, dat ze den stam des Booms gelyk een kroon omringen: want de Boom zal iet krygen van de deurwaasseming der plant. Dit moeten we niet boven gemeen, noch tegen de reden achten; want wy zien verscheiden vruchten, die reuk en geur van planten hebben, welke by die Boomen groejen. Zie daar wat de oorzaak zy, dat we Wynen zien, bekwamer om Pis af te dryven, dan anderen, schoon ze in den zelfden grond groejen. Dit moeten we gelooven, dat aan enige planten, of wortelen toe te schryven zy, die by de Stam staan, en de kragt van watermaken hebben. Men heeft’er ook, die de gaten dier Boomen, welke ze om te Medicineren schikken, op de wyzen vullen, die we ontrent de afgangmakende beschreven hebben. Men heeft’er, die met geweld een tak van een Boom breken, die ze gekoren hebben, zo dat die | |
[pagina 970]
| |
tak iet van den Boom medeneemt, en met zeer goede vruchten in overvloed beladen wordt. Daar na steken ze dien tak in een Pot die wel gemest is; en steken vry diep in dezelve Pot planten, die buikzuiverend zyn, en als ’t heel heet is besproejenze. dien tak met ’t aftreksel der zelfde planten des avonds en ’smorgens; herhalende dat somtyds tot dat de vruchten tot rypheid zyn gekomen. ’t Is een Celestyner Munnik, die my verzekerde, dat hy nooit andere planten gebruikte om ’t te doen, dan die in den Tuin van ’t Klooster opkwamen; te weten, de Spurge, Palma Christi, Wolfsmelk, Violetten van Mars, Malva en dergelyke. Door middel van dezen, en op gezegde wyze had hy Kersen, Pruimen, Afrikozen, die zagtlyk den buik ontlastten. Hy zeide zelf, dat hy de gunst van verscheiden grooten had verworven, welke hy die Geneesmiddelen had gegeven. Als ik van Appelen spreek, versta ik ’t met de Latynen van alle Vruchten, die een zachte losse bast hebben. Als dan de Boomen, welke ze dragen, die heel klein zyn, de bloemen zyn afgevallen, en de vrucht nog niet is gemaakt, begin ik, zeide de Munnik, de vruchten, die nog teder zyn, heel zachtjes te besproejen, als of ik ze met enige vochten zoogen wilde, daar purgeermiddelen, die ik tot myn oogmerk gekoren, en geweekt heb, en vervolg daar enige dagen mede. Ik kies altyd die ’t beste groejen, en gehouden zyn; en hebben ze dorst in de hitte, ik besproeize met de zelfde vocht, op bekwame tyden, tot dat de aarde vochtig is. | |
Hoe men de Vruchten moet oogsten, weg sluiten, bewaren en gebruiken, die gemaakt zyn, om te Medicineren, en andere dingen, die men in die kunst moet waarnemen.Ik wil hen, die oplettend in die kunst zyn, waarschuwen, dat, hoe de vruchten der Boomen, die men kracht van Geneesmiddelen wil geven, kleinder zyn, en tederder, hoe men minder stof van noden heeft, om ze te besproejen, en dit minder doen moet, en’er minder werk van maken, en in tegendeel, zo zy grof en hard zyn. Onder den eersten rang stelt men Kersen, Moerbeijen, Pruimen, Persikken, Avant-persikken, Afrikozen, Olyven, Druiven; in den tweden rang Appelen, Peren, Kween, Amandelen, Noten, en dergelyke Boomen: maar de ene en de anderen van die vruchten, zullen hunne kracht niet doen zien, voor dat ze ryp zyn geworden. Als zy dan ryp geworden zyn, moet men ze plukken by fraai weder, ontrent de Nieuwe Maan; maar men moet hebben een frajen dag, als de Zon vry hoog is; en ze zachtjes handelen, zo dat men ze kwetst noch kneust, op wat wys ’t ook zyn mag. Daar na moet men ze op een bekwame plaats sluiten, om ze tot nooddruft te gebruiken, gelyk in ’t geheim der Tuinen is geleerd. Zo men daar geen acht op slaat, en ’t saisoen aan Zuidewinden en regen ondenworpen is, zo dat ze in staat zyn om te bederven, of men ze geplukt heeft in regen, of vochtig weder, dat de oorzaak der verrottinge is, moet men ze zonder iet te wagten, in de Zon leggen, of op horden by ’t vuur. Zo ze klein en teder zyn, moet men ze’er geheel op leggen; zo ze groot en hard zyn, moet men ze spouwen, en zuiveren van hare kornen van binnen, en zelf’er den bast af nemen, en ze allengskens doen drogen, daar na ze in Potten sluiten; of zo gy ’t goed vindt, ze op de gewone wyze konfyten. De manier om ze te gebruiken, en ze geheel te eten, is op de gewone wys; of wel ze te koken, gelyk men de Pruimen op den tyd doet, dat men Vis eet en vastedag houdt. De tyd van ze te eten is ’s morgens, of een weinig voor ’t middagmaal, en zelf een weinig voor dat men gaat slapen. Wegens de menigte; men zal maat houden naar de krachten der mensen, gevende acht op ouderdom, kunne, gematigheid; en of iemand licht tot afgang te brengen is; en naar de kracht der Drogery, waar mede de Boom besproeid is, groot, of klein is. Hier toe moet men met een verstandig Geneesmeester raad plegen. Men moet ook de kernen en Neuten der Medicinerende vruchten zo veel meer bewaren, als zy een zonderlinge kracht hebben tegen de Wurmen van den buik, en om de verstoppingen der Mild te openen. Zo men’er van plant, zullen de Boomen die’er van komen, ook enige kracht hebben, ’t geen zeer bezwaard in den opslag, of de takken te vinden zal zyn, die men van den Boom neemt, om ze elders te planten, zelfs niet, zo men elders den genees-krachtigen Boom plaats geeft; want zyn natuurlyk voedzel kwyt zynde, en ’t sap, waar uit hy zyne kracht haalde, is hy wat veranderd, maar zo gy wilt, dat hy zyne kracht weder krygt, moet gy ze voeden en besproejen met geneeskrachtige kruiden, gelyk we gezegd hebben; en men moet dat niet alleen aan Boomen doen, die men weder plant; maar in die noch van lucht noch plaats veranderd zyn; en echter moet men alle jaren, of op zyn minst alle twe jaren de Geneesmiddelen herhalen, ’t zy ze enkeld, of gemengden zy, bewarende, of anderen, en ze plaatsende, gelyk we de eerste reis gezegd hebben. Zo gy wilt maken, dat alle uwe vruchten kracht van Medicynen hebben, moet gy eerst met een Apotheker afspreken, om enige enkelde Geneesmiddelen te hebben, die Buik zuiveren, van ’t getal van zulke, die niet geweldig zyn, als de Rabarber, Lorkenzwam, Senne, Veelvoet, Epithimus, ’t zaad van Karthamus, Mirobalanen, Tamarinden en dergelyke. Nat dat gy ene, of twe van die enkelden hebt gekozen, die u tot uw oogmerk dienstig zyn, moet gy op den raad van een verstandig Geneesmeester, de geheelste stukken daar van nemen, en stampenze grofjes. Daar na moet gy ze enigen tyd weken met wat Kaneel en zaad van Anys, in Wei, of Oxymel, of in Gerstendrank, of in Wyn en Water, of in enige aangename vocht, naar de gematigheid en den tyd. Dit gedaan zynde, zal men’er de vocht afgieten en zachtjes uitpersen, en ze in een Vat gedaan heb- | |
[pagina 971]
| |
bende, ze met de vruchten op de as-een weinig warm laten maken, en ze enigen weinigen tyd laten drinken, gelyk’er Kolumella van spreekt. Maar men moet op vele plaatsen zetten Pruimen, Persikken, Peren, Vygen, Kween en Kersen, als die vruchten maar in de Zon gedroogd zyn, of in den Oven, om ze te beter te bewaren. Als de vruchten wel doorweekt zullen zyn met dat Treksel, en men ze vol zal zien, zult gy een geneeskrachtige spys hebben, die zonder pyn afgang zal maken; gy zult even eens met de Razynen van Damas kunnen doen. Maar men moet de kornen, die’er in zyn, uit nemen; zo ’t gebeurt, dat die Vruchten, dus bereid, enige kwade geur hebben. Gy zult ze met Suiker dekken, of met gemalen Zoethout, of Kaneel, of met gekonfytte Anys, naar de smaak, op dat de kwade geur door ’t tegendeel genezen worde. Men heeft een gemaklyke en gezonde manier, om Kween en andere grote vruchten in den Oven te koken, en ze onder ’t koken tot Buikzuiveren bekwaam te maken, en de ingewanden te versterken. Neem Water, of Wyn, waar in Kammoni is getrokken, de schors van Wolfsmelk, Turbith, of andere Geneesmiddelen, waar in gy daar na droge Pruimen van Damas zult doen, Vygen, Razynen, en gy zult ze’er in laten weeken tot dat ze’er bol van zyn. Deze vruchten, dus gereed gemaakt, zullen zachtlyk den Buik ontlasten, want zy nemen de substantie niet, maar wel de kracht der Geneesmiddelen mede. Men heeft’er, die de vruchten nemen, waar van we gesproken hebben, ’t zy ze droog, of nat zyn, en ze niet doen weeken; maar zy verkiezen, op den raad van den Geneesmeester, de drogeryen, die hun nodig en dienstig zyn, en zy kneuzen ze niet, maar doen ze in een schoon doekje, en laten ze met de vruchten in ene Pot koken, in Water, of Wyn, doen’er daar na wat Suiker by, en doen ze dus de lekkerbekken eten, of nemen ’t sap alleen; en wat de Vruchten belangt, welke ze hebben doen koken, zy laten ze door een zeef kleinzen, en zetten ze in een Pot ten gebruike weg. Men heeft’er, die, na langen tyd de vruchten op gezegde wys te hebben geweekt, ze ook doen drogen; en als zy daar na droog zyn, sluiten zy ze in in een Doos weg, om’er van te nemen, als zy ze van doen hebben; en eer zy ze eten, schrappen zy ze; en doen’er Suiker by; en zo de hltte groot is, doen zy ze in Rozewater weeken: maar in de Winter in Wyn, doen’er Suiker op, en ’t den Zieken innemen. ’t Beste is den naam van een verstandig Geneesmeester in te nemen, ik versta dit van al wat ik te voren tot hier toe heb geschreven; want hy zal de goede Droogeryen uitkippen, die den Zieken dienstig zyn, en voor de gezondheid. Hy zal de menigte en de hoeveelheid weten, en ’t bestier daar van op zich nemen, naar dat hy ’t meent te behooren. | |
Om te maken dat Sla, Bernasie, Postelein, Komkommers, Kawoerde, Pompoenen, Rammenas, Frambozen, Aardbeijen, Aalbessen, en dergelyke vruchten, kracht van loslyvig maken hebben.Zo gy de zaden drie, of vier dagen voor het zajen in een Treksel van de enkelde die Buikzuiverende zyn, doet weeken. Als gy ze hebt doen drogen, nog verscheiden malen besprengt, en in een wel gemeste en bearbeide aarde zaait; zal alles wat’er voor den dag komt de kragt en hoedanigheid der Geneesmiddelen hebben, in welker Aftreksel gy de zaden geweekt hebt. ’t Zelfde zal geschieden zo gy de Planten met het water besprengt, daar die Drogeryen in hebben geweekt; alzo de Planten nog jong zyn, en teder en niet doen dan groejen. Zo men ze dan zachtlyk besprengt; doet men, gelyk een Min zoude doen, die haar kind zoogt op zynen bekwamen tyd, en dit alle dagen herhaalt. Door dit middel zullen die Planten gemaklyk de kracht krygen van zacht en loslyvig te maken, en ’t lighaam te zuiveren. Zo de hitten groot zyn, zult gy somwyl en op bekwame tyd de Planten besproejen met het afziedsel, gelyk we te voren hebben gezegd. Enigen ontgraven de planten, als ze nog klein zyn, ontdekkenze tot aan de kleinste wortels toe, dragende wel zorg, dat men ze niet te hard handele, of uit den grond hale. Dit gedaan zynde, neemt men de loslyvigmakende middelen, die men zoekt, en ze, zo het nodig is, wat gestoten hebbende, strooit men ze deur de wortels heen, die ontdekt zyn, gelyk we te voren van de Boomen gezegd hebben. Hebbende daar na de wortels weder met aarden gedekt, Iaat men ze groejen, en de kracht van de Geneesmiddelen opslurpen; ’t geen ik voor zeker weet beproefd te zyn geweest. Anderen vergenoegen zich met in ’t putje, ’t geen men in ’t verplanten maakt, de gezochte Drogeryen te gojen. Hebbende daar na de aarde wel gemest en besproeid, zo ’t nodig is zetten ze hunne Planten in de aarde en latenze daar. | |
Geheim om natuurlyke Waters en Fonteinen, die voor Mensen en Beesten zeer dienstig zyn te hebben op plaatsen, daar gene Wellen, Beken, noch Regenbakken zyn.Om Fonteinen te maken, die heerlyk, van beter Water, dan natuurlyke Wellen zyn, welke menigmaal van Berg-, of andere stoffen bezet zyn, die ze in hunnen weg bejegenen, gelyk men in de Steden ziet, daar enige vunsheden dicht by zyn; heeft men niets anders te doen, dan de natuur na te volgen, en te overwegen, hoe het Landhuis staat, daar men een Fontein, Wel, of Regenbak wil hebben: want het is zeker, dat de natuurlyke Bronnen van ’t Regenwater voortkomen, dat in zekere plaatzen by een komt, dat het bejegent. Zie daar hoe ge een Fonte kunt maken, die nooit zal uitdrogen. Zo uw Huis aan den voet eens Bergs is, en gy zorge draagt, dat het water, ’t geen valt, door de ene, of de andere scheur niet weg rake, zultge ene grote menigte van water by een | |
[pagina 972]
| |
kunnen krygen, en het aan den voet van uw huis doen zakken. Draag wel zorge, dat’er geen gat zy waar door gy uw Water kunt verliezen; en zo’er een is, stop het met steen en aarde, en maak het daar na zo, dat’er gene opening zy, waar door ge ’t aan de linker noch rechterzyde kunt verliezen; op dat het ter plaatze kome, geschikt, om ’t Regenwater te ontfangen; en een Grup in den gantsen omtrek hebbende gegraven, doe de steenen van de eerste Regenbak zonder Tras metzelen, op dat de waters uit den eersten, in den tweden zouden kunnen lekken, of doe een koper Roostertje maken, of een Plaat met gaatjes, op dat’er niets dan water deur ga. Wanneer het dus door ’t Zand zal zyn gegaan, en door den eersten Regenbak, zal het fyn genoeg zyn, als het in den tweden komt; de ruimte van die Bak zal groot en open zyn als een Vyver. Men moet een derde Bak maken, die lager is dan de andere twe, waar uit het water zal komen tot gebruik van ’t huis geschikt. Zo gy den rand der Regenbak wilt opschikken ter plaatse, daar men’er het water uithaalt, kunt gy daar een fraaiheid naar uw believen op maken, of in orde, of Rotswys, of andersins; en’er aan de rechter, of linkerzyde Boomen op planten; die gy kunt boogswys, of als een Hutje buigen, om aan uwe Fontein fraaiheid te geven. Zyn’er Graften rondom uw huis, kunt gy’er dit water met Pypen inleiden, gelyk men te Lion, Parys en andere plaatsen doet, daar men ze onder de Graften deur doet loopen, door middel van zekere houtten Buizen, daar toe voorbedachtlyk gemaakt. Deze zyn van boven gedekt, en men zet een Pyp van Lood op de plaatsen, daar ’t Fontein-water deur gaat. Zeg niet, dat het een Regenbak zy: want men moet het met goed recht een Fontein noemen, om dat het water, ’t geen ze geeft, de Schatkamer der andere Fonteinen is. Men kan zelf zeggen, dat het het beste van alle waters zy: want daar is gene natuurlyke Fontein, die waters kan geven, van welker deugd men zo wel verzekerd is, als van ’t geen waar van we spreken. De reden daar van is, om dat de gantse aarde vol is van verscheiden Bergstoffen, waar van het water, loopende door de Buisjes der Rotsen en aarde, altyd wat zouts van Bergstof, of venyn mede sleept, en ’t is kwalyk mooglyk, dat het anders zoude wezen; ’t geen echter in onze Fontein niet wordt gevonden. Men weet daar by, dat het een algemene regel zy, dat de lichtste waters de beste zyn; en heeft men Waters, die lichter dan de Regenwaters zyn? zy zyn te voren opwaard gevlogen, en dat geschiedde door de kracht ener heete uitdamping. Maar de waters die na boven toe gaan, kunnen niet dan weinig aarddeelen met zich voeren, en nog mindere Mynstoffen, en ’t water, dat zo licht is, klimt dampwys op, en valt weder op de aarde daar gene Mynstoffen waren, noch iet, dat de waters kan bederven. En om beter te doen weten, dat de Regenwaters lichter en gevolglyk beter zyn. Vraag uwe Verwers en Suiker-rafineerders; zy zullen zeggen, dat de Regenwaters voor hunne zaken beter zyn, gelyk voor verscheiden andere dingen. Zo gy u aan alle die bewyzen niet overgeeft, zend ik u na Vitruvius toe, die ’t verstandigste van alle Waters heeft gesproken. Ik vergeet u te zeggen, dat, als het buitengemeen met een stortvlaag regent, de waters, die van boven de Bergen met groot geweld komen storten, ene menigte van aarde, zand en andere stoffen kunnen mede slepen. Om die grote overstromingen tegen te gaan, moet men groote steenen dwers over de plaatsen leggen, daar ze af komen vlieten; en door die middelen zal de kragt van ’t water gebroken zyn; en ’t zal zich zachtlyk na zyne plaats begeven. Zo uw Landhuis een halfkwartier van een myl van een Berg af is, op zy van een huis, kan men daar een Fontein doen komen; als de waters die daar van komen vlieten in de velden vry ver van ’t huis door middel van Gruppen, of Riolen, die beginnen aan den voet van den Berg, en door de zelve ze doen komen aan den kant van uw Erfgoed; en als gy ’t in een vlakte aan den kant van uw huis geleid hebt, moet gy ’t overschot na den kant toe, door lode Buizen; of die van aarde, of hout zyn, leiden. Wil men een Fontein in een vlak Land maken, is ’t een geheim daar een Fontein te krygen. Dan moet men door Mensen handen ene schuinte maken, ’t geen grote onkosten baart, alzo de grond aan de ene kant gehoogd, en aan de andere kant afgenomen moet worden, en noodwendig bestraat. Ik wilde voor eerst een Veld dicht by ’t Huis kiezen, en naar de grootte des huisgezins; daar wilde ik een Waterperk maken, en hebbende de Lyn getrokken, moet men met een menigte van Mensen de aarde wegnemen, van ’t naaste eind van het huis, daar men den Regenbak wilde maken, en ze doen brengen aan de andere kant van de vlakre, en door dit middel, zal men aan de ene kant ’t deel naast aan ’t huis geen twe voeten afgenomen hebben, of ’t andere gedeelte zal vier voeten hoger zyn, ’t geen een genoegzame hoogte is, om al ’t water dat in ’t Waterperk valt, te leiden. De onkosten zyn zo groot niet, dat men daar geschil over behoort te hebben: maar wat de kosten van het straten belangt, die kunnen groter en kleinder zyn, na dat men’er de dingen vindt, die men’er toe nodig heeft. Ik heb u te voren gezegd, dat, zo de aarde zandig was, de Regenwaters daar zo dra zouden deur loopen, als zy gevallen waren, en dat, zo alle gronden zodanig waren, men nooit Fonteinen kon hebben, en dat de Fonteinen niet komen, dan daar van daan, dat de aarden met steenen, of Mineraal bezet zyn. Daarom, als gy de aarde van den enen kant van de vlakte na den anderen hebt gebragt, en ze gants gereed is om de Regens te ontfangen, zoude u dit van geen nut altoos zyn, om dat’er niets zoude wezen, dat in staat was om | |
[pagina 973]
| |
’t water te houden. Zie daar, waarom ik zeg, dat het nodig zy, dat het Waterperk gestraat worde, om water te kunnen houden. ’t Hoeft juist niet van gehouwen steen te wezen, noch van harde steen, als de straten in de Steden, noch enkel met zand gestraat, zo men ’t op de plaats niet vind. Men moet de steen met enkelde aarde leggen. Zie daar hoe ik ’t versta om de koste zo groot niet te maken. Zo men platte steenen neemt, gelyk men in verscheiden landen vindt, moet men ze op zyn plat leggen, op dat ze meer plaats beslaan, als zy maar beletten, dat de aarde geen water opslurpe; ’t is dan evenveel hoe ze zy gelegd. Zo men zo een Waterperk op een plaats maakt, daar gene steenen zyn, maakt ze daar van gebakken steen, of klei. Een Werkman kan een stuk grond, dicht by huis verkiezen, en ’t aan de ene kant hebbende gehoogd, gelyk ik te voren gezegd heb, moet de Werkman een zeker soort van houten Hamer hebben, en de aarde gelyk slaan. Als zy wel toegeslagen is, en gereed gemaakt, zal hy twe Waterbakken maken, gelyk ik boven heb gezegd. Hy zal zoeken na een plaats van Wei, of Bos, daar de grond wel dicht is van gras, om daar den grond van zyn Waterperk mede te beleggen, en op dat de wortels van ’t kruid van de ene in de andere Zode mogen reiken; moet hy alle de samenvoegsels daar van met fyne aarde vullen, door dit middel zullen de wortels van de ene in de andere Zode overgaan; en als het een weg van Weigrond is, die het water na de Waterplaats door zyn hellen geleidt, en die aarde geenwater na zich haalt, zoude ze de vryheid geven, van zich na de Waterplaats te begeven; want men ziet op duizend plaatsen van aarde, die geen drie voeten afhelling hebben, dat daar altyd ’t water op ’t laagste van de Weiden zich begeeft, en daar een tyd lang blyft staan, eer het de aarde heeft na zich gezogen: want de menigte van de Kruiden en Wortels maken, dat de grond het water zo dra niet na zich haalt, als de omgeploegde grond. Ik wil niet zeggen dat de scheuren, die des Zomers in de aarde komen, ter oorzake van de droogte, niet kunnen maken dat de grond een deel waters na zich halen kan: maar de afhelling van ’t Waterperk is oorzaak, dat het water zich terstond tussen ’t zand begeeft, dat onder de eerste Waterplaats is. Zo de Werkman maakt, dat’er Boomen rondom zyn Waterperk staan, zal hy daar door schaduwe geven, en beletten dat de Zoden zo veel deur de droogte niet scheuren. Ik wilde ook dat hy ’t gras van de zoden zonder majen liet; en dat het Regenwater, dat van boven na beneden kwam, ’t gras deed omleggen, alzo het zelve dienen kan voor ’t scheuren van de aarde; en als het gras verrotte, zal het zout deszelfs zich in ’t water begeven, en maken dus ’t water beter. Zo ’t Veld daar men ’t Waterperk maakt, voor ’t gantse jaar niet genoeg is, en ’t begint op te droogen, moet men’er nog een stuk Lands by nemen, en even eens te werk gaan; gelyk we gezegd hebben. Men doe een Kraan aan de Waterplaats voor ’t Huis en ’t Vee maken; en men make een Waterbak op zy om water te halen om ’t Vee te drenken. Men steke een Kraan op den hoek van de Fontein, en als men ’t Vee moet drenken, moet men de Kraan open drajen, en ’t in een Bak laten loopen, waar uit het Vee drinkt, en dan zullen de Beesten zuiver en rein water drinken. | |
Geheim, of Middel om water te vinden, en Putten te maken.Doe ontrent vyf voeten diep in den grond graven, zet, na het ondergaan der Zonne, in ’t gat een aarden Pot, en die met Olie gevreven hebbende, neem Wol ontrent een hand breed, na dat gy ze te voren wel gewassen en gedroogd hebt; maak daar op zo een wys een steen aan vast, dat ze niet vallen kan, lym die Wol dus bereid aan de Pot vast, welke geschikt is, om te ontdekken of’er water op de plaats zy. Neem dat Vat, en keer het in ’t gat zo om, dat de Wol juist in ’t midden zy, en de aarde niet rake. Dek die Pot, ontrent een voet en een half van de hoogte, met aarde, en laat de Pot dus den gantsen nacht staan. Een weinig voor ’t opgaan der Zonne zult gy’er al de aarde doen afnemen, die men op de Pot gelegd heeft, en ze doen omkeeren, en zetten boven ’t geen den gantzen nacht onder geweest is. Vindt gy uwe Wol van water nat, en kan men ’t’er met de handen uitwringen, zal ’t een gewis teken wezen, dat’er water zy, en dat men om ’t te vinden, niet veel hoeft te graven. Zo de Wol met de Pot die tekenen niet geven, reken dan niet, dat gy ’t daar ter plaatze vinden zult. | |
Ander geheim, om ’t water onder de aarde te vinden.De aarde, welke de Pottebakkers gebruiken om hun werk te doen, is een goed teken, dat men het daar ter plaatse zal vinden. Houd u op om ’t te vinden ter plaatze, daar de aarde zwart, of steenig, schynt; en de steenen zwart, of rood schynen. Doe een gat van drie voeten diep maken, en anderhalve voeten wyd, ontrent den middag, steek daar een spongie in ontrent den middag, dek ze met hout dat eerst is gehakt. Laat deze Spongie in dat gat; en kom’er na drie uren weder, en vindt gy ze vochtig, is ’t een bewys, dat men’er water zal vinden, en doe daar een Put graven. Als men water in een lichte aarde doet vinden, vergenoeg u: want zo gy na de Wel zoekt looptge gevaar van ’t alles te verliezen Zo de aarde zandig, of zwart is, of dat zy van Leem, Klei, of kleine keitjes zy, met zand, zal’er ’t water zeer goed van zyn; zo zy van dary, of modder, of datze van slyk zy, is ’t niet te denken, dat men ’t’er vinden zal. | |
Geheim om goud des Levens te maken.Vryf in een marmoren Mortier, dat vry heet is; twaalf onzen gezuiverde Kwik, met twe dagmen | |
[pagina 974]
| |
vylsel van Goud. Giet’er koud water op, en laat het daar op staan. Was ’t twemaal. Laat het smelten in de geest van Vitriool, daar gy ’t den tyd van acht uren in zult laten trekken; destilleer het daar na vyfmaal, en de laatste reis tot dat het droog is. Bewaar het in een Bottel. Men geeft het van zes grein aan jonge luiden, tot tien voor de sterke in de ene, of de andere vocht. Eigenschappen. Dat goud van Wyn geneest de Pest, de Pokken, de Melaatsheid, Waterzucht, en de schrikkelykste ziektens. Zo men ’t met een Smeersel mengt, geneest het de Chankers en de Verzweringen gans dra. | |
Geheim om den Balsem van Goud te maken.Doe twe dragmen Stofgoud in zes onzen Mastik-olie den tyd van twe maanden lang in warme Paardemest trekken, giet’er de Olie af, en laat het Stofgoud nog twaalf dagen op geest van Wyn trekken; destileer zachtjes, en de Balsem zal op den bodem van uwe Kolf blyven zitten. Gebruik. Zo gy een Chanker, of verzwering met gedachte Balsem smeert, is ’t een goed middel voor de stuiptrekkingen, zwakheid van leden en beroerte. | |
Geheim om Goud boven van verguld Zilver, Hout, enz. te halen.Neem twe oncen geest van Tuthia en een once geest van Bergzout, meng het met malkander in een verlooide aarden pot. Zet het in zodanig een Vat, als u behaagt, ’t zy van Gedreven, of Graveerwerk, laat het daar den tyd van vier uren in koude. Uw water zal de kleur van Goud krygen, en uw Vaatwerk zal zwart worden. Om ’t te herstellen moet gy ’t zetten op de fornuis van de Goudsmeden. Neem ’t vergulde houd, doe het in een Ketel met deszelfs Kapiteel en Ontfangglas, over al wel dicht met een Varkensblaas toegemaakt, die in Eiwit is gedoopt. Destilleer het tot de dikte ener Gomme, en gy zult uw goud hebben. | |
Geheim om allerlei bloeden te stelpen.Neem een once en een half fyne Suiker, zo veel Olie van zoete Amandelen, zonder vuur gemaakt; doe daar zo veel Bolus in, als nodig is, om een kleurtje aan gezegd Smeersel te geven. Gebruik. Dit middel zal de Zieken nuchteren innemen, na dat hy den dag te voren een Klisteer heeft genomen. Men moet deze Remedie drie dagen aan een herhalen. | |
Geheim om een goede Hippokras te maken.Neem drie oncen Nagelen, Muskaten, lange Peper, Kardemom, of Grana paradisi, van elks evenveel, stamp het alles in een Vyzel, en doe het in een Fiool, en giet daar over wat minder als een mutsje overgehaalde Brandewyn, sluit de Fiool dichtjes toe, met Spaans was; en een Pergament daar over heen. Men moet die Fiool wel heet in den hoek van den haart zetten, om’er zich van te bedienen. Doe op een pint Wyn, een half pond Poejersuiker, en van de ene tot de andere kan, zult gy daar zo veel op gieten, dat de Suiker wel gesmolten zy. Daar na zult gy op die Wyn vier, of vyf druppen van die Essentie doen, en gieten drie, of viermaal zo veel Wyn als een kan in de andere; daar na zult gy proeven, of’er essentie genoeg zy. ’t Is niet nodig, zich van een Lekzak te bedienen; als de Suiker wel gesmolten is, is de Wyn zo klaar, als of men daar niets had in gedaan. | |
Geheim om Kruidnagelen te maken.Men moet de Gomme Adragant eerst laten weeken, daar na de Suiker wel stooten, en ze door een fyne Temes laten ziften. Daar na ook de Nagelen stooten, en nemen’er op een pond Suiker, sestig, of seventig, als men ze sterk wil hebben. Om den deeg te maken, moet men de Nagelen met de Suiker mengen, nemen een weinig Gom die wel geweekt is, en smelten ze met Suiker en Nagelen, met den andere wel gemengd. Als de Deeg zo stevig begint te zyn, dat men ze kan handelen; moet men ze met de hand kneden, tot datze stevig genoeg staat, om ze te kunnen rollen, en daar Nagelen van maken. Dit geschiedt met de vingeren tot de grootte en langte van een Nagel, of meer, zo men wil. Men maakt op ’t eind een kruis, met een mes. Men moet zorge dragen, dat men de ene op de andere niet legt, doende ze drogen. De Deeg van Kaneel kan even eens gemaakt worden, als die van de Nagel; en om ze te maken, moet men den Deeg zo dun en klein, als men kan op papier rollen. Daar na zet men ze op een klein houtje, om na een Kaneelstok te doen gelyken, en men doet ze even, als de Nagelen drogen. Men heeft een once Kaneel van doen voor een pond Suiker, en bewegen ze een weinig op ’t papier om ’t’er aan vast te doen kleven. | |
Geheim om Elixir van Paracels te maken.Neem de geest van Wynsteen, Vitriool, Nitrum, Rotsaluin, van elks even veel. Ontbonden in de geesten van gezuiverde Merkurius. Destilleer alles tot een olie; gy zult alles destilleren blyven, en overhalen, tot dat uwe stof in een witte stof veranderd zy, die van aangename reuk is. Zy is zonder byten. Zy overtreft de Olie van alle Metalen. Eigenschappen. De Elixir geneest de Melaatsheid, Chankers, Kropgezwellen, en Hoofdzeer, zo door smeren, als opleggen.
secretaris. geheimschrijver. schrijver. Dewyl dees gedurig zit de Maag, Lever, Milt | |
[pagina 975]
| |
gedrukt worden in hun doen; maakt dit, datze voor de zwakheden van de Maag bloot staan, en voor de verstoppingen van Lever en Milt. Voorts maakt de enerleije beweging van de hand ene styfheid en trekking in de muskulen van de hand, waar uit een doofheid in die deelen ontstaat, die allengskens hunne krachten verliezen. Eindlyk geeft de gedurige oplettenheid met het gezicht, en het vooroverleggen van ’t hoofd gedurig voedsel aan pyn in ’t hoofd, en zinkingen op de Ogen, en andere ziekten, die door de oplettenheid worden vermeerderd, welke de Geheimschryvers genoodzaakt zyn te hebben, om de gedachten van hun te volgen die hun voorzegt. Om alle die ongemakken voor te komen, zullen de Schryvers de ene, of andere gematigde oefning doen, Vryvingen en voorzichtigheid gebruiken, met matigheid; hunnen toevlucht tot Buikontlastende middelen hebben, voor al, zo men tekenen van verstopping in de Ingewanden gewaar wordt. Zy zullen de doofheid van den arm, en de hand voorkomen, door ze te vryven, met een weinig zoete Amandelolie, daar enige weinige druppen Brandewyn onder kunnen worden gedaan. Voor de pyn in ’t hoofd zullen ze van de vluchtige hoofdzouten gebruik maken, als ’t Ammoniakzout; waar van de geur bekwaam is, om doofheid weg te nemen. Zy zullen nuttig de Geneesmiddelen gebruiken, die bekwaam zyn om ’t hoofd te ontlasten; gelyk de Pillen zyn van Jan Kraton, de Kaau- en Nies-middelen. Zy zullen myden Spyzen, die verstoppen, en bezorgen de losheid van den Buik door zachte Klisteren, als ’t nodig is.
sedum.
seep is een Mengsel dat men met Olyven-olie, Kalk, en de As van ’t kruid Kali, of Souda maakt. De Seep dient voornamelyk om Vet af te wassen, en Lywaat wit te maken. Men gebruiktze ook in de Medicynen, om de hardigheid van de Lyfmoeder te verzachten, de Haarworm en andere Gezwellen. Men haalt’er ene Olie uit, door de Seep met Asse te doen destilleren. Die Olie is zeer ontbindende. Men maakt twederhande Seep, welke men door hare kleur van den andere onderscheidt. ’t Ene is een witte, ’t andere ene zwarte Seep. | |
Hoe men witte Seep maakt.Neem twehonderd pond zwarte Souda, wel fyn gestooten, met honderd pond levende Steenkalk; Les de Kalk half met water. Laat het daar by, tot dat het niet meer rookt, en dat zy aan stof is. Meng daar na de Soude wel met Kalk, en roer ze met een grote houtten spatel; doe daar na alles in een Ton, die van boven niet toe is, en zet’er een Bak onder, welke men noemt een Emmer om water te putten, en’er een papier in, op dat Soude zich door den Emmer niet menge. Dit gedaan zynde zult gy op de stoffen water gieten, dat ze’er twe, of drie Emmeren boven op staat. Daar na zult ge de Ton wel sluiten, op dat het geen’er in is, niet vervliege; gy zult het laten rusten, en vier goede uren laten weeken. Daar na zult gy’er uw water uithalen, ’t geen ’t eerste is, en tekenen dit wel, om te maken, dat het ene met het andere niet worde verward. Als ’t alles is uitgehaald, zult gy ’t wel sluiten, en doen’er water op, en laten ’t daar op vyf uren staan. Gy zult het’er nog eens afhalen, en tot drie en vier reizen toe opdoen: maar evenwel zo veel niet als gy gewoon zyt; en gy zult als boven doen. Gy zult al uw water tekenen, en toestoppen. Daar na zult gy nemen twe hondert ponden goed Schapen, of Koejevet; en als gy uwe Seep wilt maken, zult gy uw Vet in een Ketel doen, welke gy over ’t vuur zult hebben, en ’t laten smelten. Zo dra als het gesmolten is, zult gy’er een emmer, of twe van ’t twede water op gieten, tot dat het een Deeg is. Als ’t een Deeg is, zult gy’er van tyd tot tyd van uwe eerste water ingieten, met een emmer te gelyk, en latende den tyd van een kwartier uur tussen beide verloopen. Als gy’er ’t eerste en twede water onder hebt gegoten, zult gy’er allengskens, van half uur tot half uur, een emmer van het derde en vierde water op gieten,tot dat gy ziet, dat het na het ophalen op de kant van de Ketel styf blyft, en grote draden spint, dan zult gy ’t in Kassen, of Laden doen, die te voren met Olyven-olie zyn gestreken. Gy zult ze ontrent drie dagen laten koud worden, en zult bevinden duizend pond Seep. Men moet niet vergeten wanneer gy veel kookt,’er groot vuur onder te maken: maar als men weinig wil maken, hoeft men geen vier waters te hebben, men moet’er niet meer dan drie hebben, en letten te doen, als boven. | |
Seep van Olyven Olie.Neem twehonderd ponden van de beste graauwe Souda; meng ze met honderd ponden levende Kalk, doe ze in een Ton. Men moet de Kalk half lessen, tot stof maken, en met Souda mengen. Gy zult hier by doen, gelyk in witte Seep, gemeen water, ’t welke gy drie, of vier uren zult laten trekken. Daar na zult gy’er uwe water af laten loopen. Als van ’t eerste water acht emmeren, van het twede ook zo veel, van het derde ook zo veel. Doe’er daar na twehonderd pond Olie van Olyven by, te weten, in uwe Ketel gesmolten, en doe’er uw vuur onder om ’t te doen smelten. Daar na zult gy’er een emmer van uw twede water bydoen, en enen emmer van uw erste water, dan zal uwe Olie een Deeg worden; en als gy ziet dat ze aan uwe Ketels Seep maakt, zult gy voortgaan, met’er gedurig van ’t eerste en twede water onder te gieten. Gy zult twe emmers van ’t eerste water bewaren, om ’t op ’t laatste te gebruiken, als ’t byna gekookt is, om ’t’er van beetje tot beetje met een Bak in te gieten, om ze te doen dik worden. Als ’t eerste en twede water is uitgegoten, zult gy nemen tien ponden Styfzel, en mengen ze in ’t derde water; als ’t gemengd is, zult gy ’t in de twe emmers doen van ’t eerste water, ’t welke gy bewaard | |
[pagina 976]
| |
zult hebben, gy zult ’t wel mengen. Daar na zult gy’er dit water allengskens in doen, tot dat de Seep genoeg is gekookt, en een kwartier uur daar na zult gy ze in uwe Kassen opscheppen, doen’er mede gelyk de eerste reis, en hebben vyf honderd ponden Zeep. | |
Gemarmerde Zeep.Neem zwarte Souda vyf en seventig ponden, en vyftig ponden levendige Kalk, meng ’t wel ondereen; doe het daar na in een Ton, gelyk men met de witte Seep te werk gaat: gy laat het ook zo lang weeken, daar na schept gy’er uw water af; te weten ’t eerste, twede, tot uw vierde water toe, gy zult’er van elks zes emmers vol aftappen. Gy zult ze wel tekenen en dekken; neem daar na honderd ponden Vet, of wild gy’er geen Smeer onder doen, neem honderd ponden gesmolten Olyf-olie, welke gy in een Ketel zult doen, en doen daar goed vuur onder. Na dat dat is gesmolten, moet men daar van het twede, derde en vierde water onder doen. Laat het daar na koken, tot dat het dik wordt tegen de Ketel. Daar na zult gy ’t allengskens, van half uur tot half uur, met een geheel water wellen, naar dat het vuur is, ’t geen gy’er onder maken zult. Gy moet’er yder half uur wat onder doen, tot dat het zyn water laat loopen. Daar na zult ge uwe Seep in uwe Kassen doen, om’er water uit te halen, dat gy’er uit zuiveren zult. Als ’t’er uit gezuiverd is, zult gy de Seep in de zelfde Ketel doen, en doen ze als te voren koken; daar na zult gy een emmer van ’t witste water nemen, en daar uwe Marmering in gojen. Om uwe Marmering te maken, moet men nemen, twe emmers van ’t eerste water, en zes ponden Koperrood, gelyk men het in de Kruideniers winkels haalt; met een pond Oprement, en doen alles in een Ketel koken, tot dat het wat dik worde, gelyk Olyven-olie. Gy zult het dan wel met den andere laten koken, tot dat ge ziet dat het zich scheidt, en dat het witte en blaauwe aders heeft. Dit gedaan zynde, zult gy ze doen in uwe Kassen, en laten koud worden. Let wel, dat gy onder ’t koken van uwe Seep in de Ketel gedurig met een houten Spatel moet roeren, op dat ze niet aanbrande en beter verenige. En voor de witte Seep die de eerste is, moet men een emmer van het eerste water bewaren, om ze’er op ’t laatste in te gojen: want dan zal ze beter dik worden, en een half uur eer men ze op schept, of maar een kwartier uur, zal men twe oncen Rotsaluin op twaalf ponden Smeer doen, en ’t te voren wel in een Pot doen smelten met een weinig derde, of twede water. Daar na zult gy ’t in uwe Ketel gojen. Draag wel zorg, dat gy de hoeveelheid van ’t geen gy’er in doet, in acht neme met uwe Seep te verminderen, als of gy daar van niet meer dan honderd ponden, twehonderd ponden, of vyftig wilde maken. Maak dan uwe Waters naar gelang, en doe’er van dat water, met een Bak, van tyd tot tyd toe in. Dit is de fraaiste zaak, die gy zien kunt, als zy wel gemaakt is. | |
Hoe men Seep maakt die goed is om vlekken uit Laken te krygen.Neem een pond Rotsaluin, brandt ze; zes oncen poejer van Iris, stoot het onder een, neem daar na twe ponden en een half witte zeer fyn geraspte Seep; neem daar na een halve Osse gal, en een wit van een Ei, of twe; meng alles met den andere tot een lighaam, doende daar een weinig gestootten zout onder; doe’er daar na zo veel Seep onder als nodig is, om’er lyf aan te geven, om’er Ballen in goeden Deeg van te maken, die hard zyn, en doe ze drogen in de schaduwe; om dat’er de Zon niet goed voor is; en wilt gy ze verkoopen, maak ze in Maten, of Gewichten. Als ge uwe Vlekken wilt wegnemen, bezeept eerst uw Laken van alle kanten, met vers water, vryvende uw ene Laken tegen ’t ander, was het daar na met schoon en vers water, tot dat het water helder blyf; en dunkt u, dat de vlek’er niet wel is uitgegaan, laat het laken drogen, en herdoe ’t nog eens als te voren, en alle vlekken zullen’er uit zyn. Men geeft aan de Seepen verscheiden namen naar de plaatsen, daar ze van daan komen; men onderscheidt ze ook naar hunne hoedanigheden; men geeft voor, dat de Alikantse de beste zy, men laat daar op de Karthageense volgen, de oprechte Marseillise volgt daar aan, daar na die van Toulon, die men verkeerd, Seep van Genua noemt; als de minst geachte van de genoemde: maar nog minder is die van Parys en de andere plaatsen van Vrankryk. De witte Seep, waar van we het Mengzel opgeven, is hard en vast, de zwaarste is zacht, ja byna dun; men heeft’er twederhande soort van, het een is zwart, of bruin, het ander groen. De zwarte, of bruine wordt te Amiens en in andere plaatzen gemaakt, met den droessem van Lamp-olie, Potloot en Kalkwater. De groene Zeep maakt men ook in Holland van Hennip-olie. Deze twe soorten van Seepen zyn goed, zy worden vooral van de Mutzemakers gezocht, die ze gebruiken om Wolle te zuiveren van zyn vet, en van Lywaatwassers.
seepbal. Savonet. Is een kleine bal van Seep, bereid om baard te scheren, en ’t aangezicht en handen te wassen. | |
Hoe men gemene Seepballen maakt.Neem vyf ponden Seep, rasptze en stampze een tyd lang in een Vyzel, kneedze daar na wel om’er de kleine stukjes nog uit te halen, die niet mogten deurstampt zyn. Doe daar na uwe Seep weder in de Vyzel met twe ponden Styfzel, een once Olie van Oranje, of Citroen, en ontrent een halfpintje Mahaleb, zo bereid als we hier achter zullen zeggen. Meng daar na alles met een stamper; stamp ze daar na tot dat de Deeg gemaakt is. Gy zult dezen Deeg zo rollen als gy wilt, om’er Seepballen van te maken; zo ze te week zyn, zult gy ze van zichzelve laten opstyven. | |
[pagina 977]
| |
Water van Mahaleb.Stoot vier oncen Mahaleb in een Vyzel, en laat het enen dag gemengd staan met een halfpint water, of tot ’s anderen daags. Laat daar na ’t water deur een doek loopen, en wring de Mahaleb wel droog uit. Laat daar na in ’t zelfde water twe oncen gegooten wit van Ceruis, doe’er daar na een handvol Zout by. | |
Boulonse Savonetten.Neem een pond Genuase Seep, snyze in kleine stukjes, en vier oncen levende Kalk, die gy wel zult stampen, met twe glazen Brandewyn, waar in zy alles den tyd van twemaal vier en twintig uren zult laten weken; neem daar na een blad Papier, en stryk ze daar over uit om ze te laten drogen; als ze droog is, zult gy ze wel stampen in een Mortier, met een half once Mahaleb, een half once Citrien Sandelhout, een half once Iris, zo veel Kalamus, vier oncen Gom dragant, alles gestooten; kneed het alles met malkander met een wit van een Ei; de Gom dragant zal in ’t Rozenwater geweekt zyn; maak daar na uwe Savonetten. Neem een pond Iris, vier oncen Storax, twé oncen Citrien Sandelhout, een half once Kruidnagelen, zo veel Kaneel, een weinig schors van Citroen, een once Mahaleb, een Muskaatnoot, alles gestampt, en vier oncen Gom dragant, en gy zult het met wit van een Ei kneden. De Gom dragant zal in Rozenwater gesmolten worden. Maak daar na uwe Savonetten. Neem een pond Iris, vier oncen Storax, twe oncen Citrien Sandelhout, een half once Kruidnagelen, een stuiver Kaneel, een weinig Citroenschel, een once Mahaleb, een Neutmuskaat; stoot alles. Neem daar na ontrent twe ponden witte Seep, rasp deze, en doe ze op drie pintjes water; kneed ze daar na sterk met ontrent een pint Oranje, of ander ruikend water. Neem daar na Styfzel naar believen gestampt en gezift, mengze met de bovengezegde Drogeryen en de Seep, om’er een Deeg van te maken. Neem daar na een weinig Gom dragant in water gesmolten, dat ruikt, en vyf, of zes witten van een Ei, en maak daar uwe Savonetten zo groot van, als gy wilt. | |
Om de Seepballen wel te doen ruiken.Neem Muskus zo veel u behaagt, doe die smelten in Angelikawater, neem daar na van ’t voorgaande Mengsel zo groot als een Seepbal. Doe alles onder een in een Vyzel, met uwen Deeg, als Zuurdeeg, en maak daar uwe Savonetten.
sellery. Dit is het Apium Palustre, of Broekeppe, een bysoort van Pieterseli, ’t geen ook Juffroumerk, of Waterhanevoet genoemd wordt, waar van wy op zyn plaats gesproken hebben, alleenlyk met dit onderscheid, dat het anders geplant en behandeld wordt, gelyk hier zal volgen. | |
Behandeling en Aankweking van de Sellery.Men zaait ze met het begin van April; maar alzo deze dikwils pleeg in ’t zaad te schieten, zo is men gewoon, haar voor de twedemaal op het einde van Meimaant te zajen, of in het begin van Junius. De laatste is beter en malser, en men eet ze doorgaans als Salade in den herfst, en gedurende den gehelen Winter. Om ze behoorlyk te zajen, nademaal het zaad zeer klein is, moet dat altoos heel dun en netjes geschieden; want hoe zorgvuldig men daar ontrent is, echter bevindt men naderhand, dat de Sellery, als ze opschiet, nog al te dik en dicht is, en dan loopt ze gevaar van verstikken, zo men geen zorg draagt om ze te dunnen, op dat ze sterk genoeg worde om haar te kunnen verplanten. Die de Hovenier-kunst verstaan, maken, eer ze de Sellery op hare plaats zetten, daar een Kweelschool toe, dat hier in bestaat. Men plant ze in zuivere aarde, drie vingers van elkanderen, in gaten, die men maar met een vinger graaft; en zo dra ze daar sterk genoeg is gewoden, verplant men ze, ter plaatze, daar zy moeten blyven. Daar is twederlei wyze om de Sellery te verplanten. Voor eerst, in voren, die zo diep zyn als ’t yzer van een Spade, en vier voeten breed, in welke men vier reijen Sellery zet, t’elkens enen voet van den anderen, zo in de lengte als in de breette. Deze manier om de Sellery te planten is goed in een ligte aarde: maar in vochtige landen doet men dus. Men zet ze op bedden, zonder voren daar in te maken, die ook vier voeten breed zyn, en in rechte reijen, zo ver van elkanderen, als voren. De Sellery dus geplant zynde, heeft men niet anders te doen, dan om haar tot volmaaktheid te brengen. Om te maken, dat de Sellery naar ons genoegen uitvalle, zyn’er twe zaken ten hoogsten nootzakelyk, namelyk, dat ze mals en blank zy. Om het eerste te verkrygen, moet men maar zorg dragen, dat ze den helen Zomer door wel begoten worde: de ervarenheid betoogd dagelyks de waarheid van ’t geen ik zegge. Dit Middel is daarenboven heel makkelyk in ’t werk te stellen, en moet daarom niet vergeten worden. Om ze blank te krygen, moet men ze met twe bandjes binden, wanneer men gist, dat ze sterk genoeg is om zulks te verdragen. Daar op bedekt men den voet met aarde, die men uit de gegrave voren, of uit de paden, of elders van daan, neemt. Sommige bedekken haar heel en al met grove droge mist. Beide deze wyzen zyn even goed. De Sellery dus gedekt, bereikt beide de trappen van volmaaktheid, die men binnen drie, of vier weken verlangt. Maar alzo ze het rotten onderworpen is, wanneer men haar, na dat ze reets blank is, te lang in den grond laat staan, zo vereist de voorzigtigheid, dat wy’er teffens niet meer in dien staat stellen, dan wy tot ons gebruik van node hebben, ten ware daar imand handel mee dreef. Zie daar alles, wat men ontrent de Sellery moet waarnemen, tot dat de Winter aan komt, wanneer men ze met groven Mest meer dan een voet hoog | |
[pagina 978]
| |
dekt, om haar voor de koude te bewaren, die haar zekerlyk kwaad zouden doen. Ik heb by ondervinding geleerd, dat deze wyze van ze gedurende den Winter te dekken, treffelyk goed is in droge en zandachtige gronden; maar niet deugt in vochtige aarde, daar de Sellery, zelf, eer ze geel wordt, lichtelyk verrot, en alle moeite, die men’er aan besteed, te leur steld; zo dat ik best oordeele, dat men haar in zulk een aardryk alleenlyk met Mest bedekke, veertien dagen voor de vorst, en ze na den tyd met een klomp aarde opnemen, en ze in een Kelder, of Kachel zette, op dat ze daar volkomen goed, dat is, blank worde. In zodanige plaats kan ze zich lang goed houden, als’er maar de dag wordt uitgehouden. Het zaad van de Sellery wint men van de oude Stalplanten, die men na den Winter verplant, ’t geen in de maanden van Junius en Julius goed wordt om te vergaren. | |
Om met der haast goede Sellery te bekomen.Hoewel het zaad van de Sellery geen van de traagste is om uit te schieten, echter gaat’er somwylen een maand mee heen, eer het uitkomt. Om dat nu te bevorderen, handeld men dus. Men neemt zaad van dat jaar, laat het een, of twee dagen in Azyn weeken, op een matige warme plaats. Dan laat men ’t weer opdrogen, en zaait het in goede aarde, gemengd met de asse van gebrande Boonpeulen en Bonestroo. Hier op begiet men de aarde met laau water, en dektze wel toe met stroo, op dat’er de warmte zo gaau niet uitwaseme. In weinig dagen zal men met verwondering zien, hoe het zaad overal uit den grond opschiet. Gaat dan voort met begieten, en in korten zult gy de stelen zig zien vertoonen en lang worden. Om’er wel in te slagen, wordt goede kennis vereist.
sement. Men heeft op Guadaloupe en Martenique, twe Franse Eilanden, van de Vooreilanden, een soort van Sement, of Savelaarde, die in ’t water Keihart wordt. Zie Labat, Franse Eilanden van America. Men maakt een Sement van verscheiden samengestelde dingen, welke men gebruik om Boustoffen te sterker by een te houden; maar inzonderheid Regenbakken, Kelders, Buizen, enz. te maken, en alles wat water wederstaan moet. Men neemt daar Bolus toe, Hamerslag, Glas en Beken Zavel, van ’t ene zo veel als van ’t ander, stof van Tegelen, zo veel als alles met een; stamp het, zift het, en meng alles onder een. Als men deze Sement tot Waterbakken, enz. gebruiken wil, maakt men ze met Wyn, of by gebrek daar van, met Edik. Men roert’er ongeleste fyne Kalk onder; en wil men ze nog sterker hebben, wat wit van Ei, maar niet voor dat men de Sement gebruiken wil. Als zy zo dik als gemene Sement is, dat ze aan de muur, gelyk beslagen Kalk, kleven wil, is zy goed. Om de steenen van Leem-aarde by een te lymen, neemt men twemaal zo veel van gezegde poejer met den anderen gemengt, in een yzere lepel over kolen gesmolten, doet’er een weinig Neuten-olie by, zo men ze kan krygen, anders Lyn-olie, en wat smeer, of vet, van wat voor een Dier ’t ook mag wezen ook wat Pek. Als dit met de Pek staat te koken, moet men’er van tyd tot tyd de poejer onder mengen, tot dat men ziet, dat zy van ’t roerhoutje draadswyze, als een Terebintyn afloopt, en ten proef in water geworpen, terstond hard wordt. Daar na wordt het in een aarden verglaasde pot gegoten, op welker bodem water staat gegoten, en als het hard is geworden ten gebruike afgenomen. Als men deze Sement gebruiken wil, moet men ze eerst met een groten hamer aan stuk slaan; ze over een kool vuur laten smelten, en dus warm verarbeiden, waarom ze tot onderscheiding ene warme Sement genoemd wordt. De koude Sement bereidt men ook met de bovenverhaalde stoffe, en maakt ze dun met Noten, of Lynolie, en doet’er een weinig gesneden Grof-werk onder, en wat Bokken, of Varkens haair. Hier onder wordt nog ongeleste deurgezifte Kalk gemengd, tot dat de Sement niet langer, noch aan het roerhout, noch aan de pot wil vast houden; noch aan de handen kleve, dat men’er als met Was mede kan omgaan, en ze verarbeiden. Ene andere Cement, die uit verscheiden stoffen bestaande, aan hout, in allerlei weder wil blyven houden, wordt op deze wyze bereid. Men neemt een braaf stuk ongeleste Kalk, men giet in een pot een deel waters, dat het worde gelest, zo dat het van een gaat, en tot fyn stof worde; ’t welke men bewaren, en op de volgende wyze gebruiken moet. Men menge dan 4 loot schoon wit Roggenmeel, onder 3 lood van gedachte Kalk-meel; giet daar vierlood Lyn-olie onder; roert het wakker deur een, en maakt het tot een deeg, doet daar van tyd tot tyd, nog 3 lood Kalk-meel by. Als het nu wel deurkneed is, zo neem’er 3 vierendeel-loods zuivere Boomwol onder, doch op de wyze van Vlas met enen stok daar onder gekneed. Deze Deeg word met een stok geslagen, en daar by nog zes lood droog Kalk-meel daar deurgestrooid, tot dat ze eindlyk zo sterk wordt, dat ze aan de stok, en nog minder aan de vingers hangen blyft. Men kan daar van niet veel te gelyk maken, dewyl zy dra hard wordt: maar men laat ze enige dagen in een Kelker bewaren, als men de zelve maar inmiddels met ene Lynolie bevogtigt, en somwylen eens deurkneedt. In de Smeltkunst gebruikt men velerleije Sement, om de Vaatwerken te samen te voegen, en toe te stoppen, dat’er niets deur ga, ook om gebroken Vaten heel te maken. Onder deze en dergelyke is ook alles te tellen, waar op de Goudsmeden hunne gedreven werk maken; maar zy is van de tot nog toe verhandelden, en by de Boukundigen gebruikte, gants onderscheiden.
senebladeren, in ’t Latyn folia Sennae. Beschrijving. ’t Is een Plant, welker bladeren na die van Zoethout gelyken. De stam is een elleboog hoog. De takjes zyn dun, en buigzaam. De bloem is geel, als die van Kool. De aartjes zyn | |
[pagina 979]
| |
krom en niet zeer dik. ’t Zaat gelykt wel naar een Druiven-korn. Plaats. Deze Plant groeit in Toskanen: maar men krygt de beste uit Egypte. Pietro della Valle verzekert in zyne reizen, dat hy in Persie Boomen hebbe gezien, die Sennebladen dragen. Zy bloeit in ’t midden van de Zomer. Eigenschappen. De Senne opent, maakt loslyvig en dunt. Zy zet Gal en Slym af, is de zachtste van alle Geneesmiddelen, reinigt de hersenen, Lever, Mild, Long; versterkt de Maag en alle de zinnen: men kan ze in allerlei ouderdom geven met veiligheid, en byna in allerhande kwalen. Om ze meer kracht by te zetten voegt men’er by Rabarber, Kassia, waar in men een aftrekzel van een half once doet, by twe glazen Wei van Schapen. Men moet het smorgens geven een uur na malkander, en herhalen dat in lange ziekten, die van verstoppingen afhangen, welke de vogten geven. Men gebruikt de bladen. Men geeft ze niet alleen getrokken, maar in zelfstandigheid: want zy zuivert zeer wel den buik, zo gy’er een dragma van gebruikt; met een half dragma Cremortartari, en een weinig Citroen-schors; om daar van een poejer te maken, en ze in eens in te nemen, of zo de dragma met een wei-Siroop is gemengd, om ze in gedaante van Pillen te geven. Zo gy een gemaklyker Middel zoekt, dat ook voor Armen licht om doen is; neem in de Wynoogst, vier pinten zoete witte Wyn, Parysse maat, eer ze gegest heeft; doe ze in een Bottel met drie oncen goede Sennebladen, en twe dragmen schors van Citroen, bewaarze ten gebruike, stoppende de Bottel toe, na dat de Wyn gewerkt heeft. Dit Geneesmiddel gedurig in gereedheid gehouden, ontlast den buik; zo gy ’t geeft, ’s morgens, van een half tot een heel glas toe; ’t is dienslig, zo gy ’t herhaalt, om een lange ziekte te genezen. Men moet erkennen, dat we ons van de Senne in de Medicynen niet onthouden kunnen; dat het Heestertje, dat men in Vrankryk heeft, en’er geheten wordt Senna Coluthea, na deze Plant in eigenschap niet gelykt. Door de Godlyke voorzienignigheid is dit Middel, verspreid door de gantse wereld, voor weinig kosten te krygen, en aan de Armen te geven.
senyboom, of Lombaarse Linzen, in ’t Latyn Colutea, is een redelyke grote Boom, dragende ene Peulvrucht, die naar Linzen gelykt. De blaren zien’er als Grieks Venkel uit. De eerste drie jaren heeft hy niet dan ene enkele stam, maar in ’t vierde krygt hy takken, en wordt een Boom. Zyn zaad rypt in de maand Augustus. Hy wast in grote menigte in de Valei van Anania, en op de Bergen van Gualdo, gelyk Durante verhaalt, en bloeit in Mei. Men zaait hem in vette aarde, na dat men het zaad eerst in water heeft laten weeken, om aanstonts uit te spruiten. Het zaad gedronken zynde, veroorzaakt brakingen, maakt de vochten gaande, en pynigt het lighaam. Het heeft de zelfde uitwerking niet in de Beesten, die’er wonderbaarlyk vet van worden. Daar is nog een soort van Lombaarse Linzen, die de Fransen Arbre du Raisin noemen. Hy is klein, en heeft blaren als Surkel. Zyn hout is zeer broos: de blaren wit en als trossen aan elkanderen, zo als de vrucht die in kleine roodachtige Peulen komt, zeer gelykende naar de platte Erweten, of Kickers, dog groter. Van binnen is een groenachtig pit, zoet om te eten, en wilde Pimpernoot geheten, maar het doet iemant braken. Deze Boomplant wast in de Bossen. De bloemen komen in Mei, en de Neutjes zyn in September ryp. De vrucht heeft schier dezelve kracht, als de Pimpernoot.
september is de negende maand van ’t jaar dat met January begint. De Zon komt in ’t teken van den evenaar, den 22 der maand. Dan begint de Herfst. | |
Bezigheid eens Landmans in die maand.Zo in die maand de grond nog ’t zyne niet heeft gekregen, moet men ze ’t nog geven. Men begint in ’t begin van deze maand de rog te zajen; en ingeval, de Wynoogst daar in vallen mogt, moet men zorg dragen, dat Pers en Kuipen gereed zyn. | |
Voordeel in de maand van September te behalen.Tot den achtsten van deze maand zal men nog Boter inzouten en te Markt zenden. Wat de Kaas belangt, die zal gedurig wel drogen. Alle de Eijeren die men van de Hoenders tot onze Lieve Vrouwe van September zal krygen, zullen voor de Winter worden bewaard. ’t Vette vee moet te Markt zyn gezonden, en alle de Kalven verkocht zyn. Men heeft nog in die maand jonge Duiven te verkoopen, zo wel, als Was en Honig. De vruchten van dit Jaargety beginnen min gemeen en zeldzamer te worden, dan die van den Zomer, en zyn gevolglyk aangenamer; ’t Is daarom goed ze te verkoopen. Men geeft nog Peren en Pruimen, die men in die maand in den Oven droogt. Dit raad ik te doen, kunnende men daar van niet genoeg hebben, als het Vaste wordt, zo om te verkoopen, als eten. Om te verkoopen, vooral als men zorg heeft gedragen, dat men zo droogt, gelyk ik te zyner plaatze gezegt heb. Dit kost niets, en geeft veel voordeel. Op ’t eind van de maand zal de Vader des Huisgezins zyne Schapen zoeken te verkoopen, die hy in de Mei heeft gekocht, en ’t jonge vee, dat hy sederd dien tyd gemest heeft. De Speenvarkjes worden op dien dag verkogt; en zo de Moeder des Huisgezins ze heeft, kan zy ze te Markt zenden. | |
Wat werk men in die maand in de Moestuin moet doen.Zo de Planten groot, en ’t Land sterk gemest is, kan men nog Andivie tot den 20. verplanten, | |
[pagina 980]
| |
dan wordt ze gemeenlyk nog Krul-andivie. Men zaait op krachtig land, in ’t begin van deze maand, nog Herfst-spenasie, Kervel Radys; en Winterspenasie, ontrent de helft der maand, met Kervel, Wortelen, Bloem- en Gelling-kool, Weeu-kroppen en Radys, dog op de twe laatste is een goed najaar van doen. De hooge heelstamde Ypen, die maar eens ’s jaars geschoren worden, scheert men in deze maand. Men zoude daar mede kunnen wagten, als met de Lindeboomen tot in October, indien de jeugdigste scheuten dan zo wel te snyden waren. Maar ’t hout is harder, en de Schaar kan ze zo glad niet snyden: waarom men ’t vervroegd. Men scheert ook in ’t begin der maand Ypen en Elzen scheringen die van onderen getakt zyn, voor de twedemaal. Trornarcissen, Ranunkelen, Anemonen en Hyacinthen worden ook gelegd, om ze des Winters met glazen te dekken. De Graskanten worden voor de derde en laatste maal gemaaid. De Tuberozen, die op Mest hebben gebroeid, worden in ’t laatst dezer maand uit de aarde genomen. Men snydt haar lot af, spoeltze schoon af, en legt ze digt voor de glazen in warme Stookkassen, of op andere warme plaatzen te drogen op planken. Men heeft in ’t begin dezer maand nog Aalbessen, Pruimen, Persiken, Vygen, Franse Madam en Kaneelperen, Saffraanperen, Gezegende Peren, Bergamotten, Rousselet, Robine, Kassolet, Zomer Bon Chretien Muske, de gemene Bon Chretien; de Salveats, Pendar peer, Verte Longue, de Beurre Dojenne, Waterzoete Druiven, Berberissen, Okker- en Hazenoten, Appelen van vele soorten, de Koninklyke Pipping, Dantzikker Kantappel, Bloemzoet, Bloemzuur, zoete Naantje van Beverning, Brandzoet, Heer-appel, zoete Banket-appel, zoete Vriend-appel, Kalville, Rozyn-appel, gele en rode Franse zoet, zomer Permain, Zeeuse Griet, Zomerpresent, rode Pipping, Braamboos-appel, Waterzoet, witte Henegou, Lantarenzoet, Jeroenzoet, Graauwezoet. Men heeft nu nog de meeste Aardvruchten van de maanden Juny, Juli en Augustus. De Meloenen verliezen de geur door de koude, en men wil ze niet meer; de Roomse Boonen zyn ook schraal, niet smaaklyk en weinig. Dog jonge Spanasie, Kervel, Radys en Cikory-wortels zyn veelvuldig. Men heeft in de open lucht Tuberozen, ook Anjelieren en Violetten. Aanm. op Lusth.
serpentina, Targon in ’t Frans. Men heeft’er twe soorten van. | |
Beschryving van ’t eerste soort.Zy geeft een rechte stam, twe ellebogen hoog, zo dik als een stok, glad en gevlekt, als het vel van een Slang. Schoon de meeste vlakken rood zyn, de bladen zyn de ene van de andere gedekt, als in de Scheeden. Desselfs vrucht komt op den top troswys; in ’t begin is zy groen, daar na wordt ze geel en rood. De wortel is groot, rond, wit, gevlochten, en gedekt met een los vel. Plaats. Deze Plant groeit in schaduwe by heggen. Zy bloeit in Juli. De Vrucht is in Augustus ryp. Eigenschappen. Zy is bitter, scherp, heet, trekkend, en van kracht als de Kalfsvoet. De reuk van ’t kruid, of wortel is goed voor kwade ogen. De Wortel met Wyn genomen, is goet om venyn van ’t hart te dryven. Zy zuivert de inwanden, maakt grove vochten fyn en geeft ze deurtocht, al maakt ze niet loslyvig.
serratula, Zie. Eike (Lage.)
seseli. Dees naam wordt aan drie planten gegeven. De een wordt Marseillise Seseli geheten, de andere Ethiopise, en de derde Moreesse. Wy zullen ze alle drie beschryven. | |
Beschryving van de Seseli van Marseilje.Deze is een Plant, die na Venkel gelykt, maar is wat dikker en korter, met drie vier takken van boven, daar een tros van bloemen en lange zaden aan komt, gelyk aan de Dillen. Plaats. De ware Marseilise Seseli groeit overal in overvloed, voor al tussen Maseilje en Aix, en ontrent Montpelier. Zy bloeit twemalen, in ’t voorjaar, en de herfst. Eigenschappen. ’t Zaad en de Wortel hebben de kracht van warm te maken; als men ze in drank gebruikt; zy zyn goed in ’t moeilyk water maken; en als men niet kan adem halen zonder ’t hoofd op te rechten. ’t Zaad tot drank met Wyn genomen bevordert de koking. | |
Beschryving van de Moorse Seseli.Deze is een Plant, die bladeren heeft als de Klyf, of ze moesten kleinder wezen, wat langer en byna rond, met sneedjes rondom Zaagswys; ’t grootste gedeelte is van twe tot twe, of drie vast. De Plant is hoog, hebbende de stam twe ellebogen hoog, voorzien van takken met bollen gelyk de Dille. ’t Zaad is zwart en dik als ’t Koorn. Plaats. Zy groeit in Provence en Languedok. Zy bloeit in de herfst. Eigenschappen. ’t Zaad van de Ethiopise Seseli is zeer goed voor de Vallende-ziekte. Aan alle viervoetige dieren te drinken gegeven, helpt hen in voortbrengen der Jongen; de bladen hebben de zelfde kracht. Beschryving van de Moreesse Seseli. ’t Is ene Plant, die van bladen, als de Scheerling, voorzien is; behalven, dat ze wat breeder en dikker zyn. De stengel is groter, dan die van de Merseillise Seseli; zy draagt de bloem Zonnescherms wyze met brede zaden beladen, die ruiken en vleessig zyn. Plaats. Die Plant groeit in woeste en vochtige plaatsen, aan de kanten en op den Berg Ida. Zy bloeit in de herfst. Eigenschappen. ’t Zaad zo wel, als van Marseille | |
[pagina 981]
| |
gedronken met Wyn, versterkt en verhit de Maag, doet ze koken; het belet de snydingen en pynen in de buik, doet wateren; is zeer goed voor de Druppel en Koude-pis. Zy doet de Stonden voortkomen; zet de dode vrucht af; is goed voor de Vallende-ziekte, geneest de koude der koors; is goed om de ademhaling te bevorderen, en de verouderde lucht. Zy is voor alle inwendige kwalen goed. Zo men ze viervoetige dieren doet drinken, brengen ze de jongen gemaklyker voort.
sjalotten, Echalote in ’t Frans, en in ’t Latyn Ascalonia, of Cepa Ascalonia. Beschryving. ’t Is een Plant, of liever een soort van Uijen, waar van de wortel een langwerpige bol is. De stengels zyn hol en gebuld. De bladen zyn recht, langwerpig-pypig. De bloemen bestaan uit zes bladen Lelysgewys geschikt, en maken een ronde bol. Op de bloemen volgen de vruchten, die byna ronde zaden inhouden. Men heeft den naam Sjalotte voornamelyk aan die Plant gegeven, die de smaak van Uijen heeft, schoon ze zo sterk niet zy. Plaats. De Sjalotte groeit in de Warmoestuinen; zy groeit in menigte in ’t land van Askalon in Iudeën. Daar van daan wordt ze Askalonie genoemd. Eigenschappen. De Sjalotten worden in vele ordonnantien der Geneeskunde gebruikt. Men gebruikt altoos met vrucht het sap in Worg-gezwellen, waar mede men ze vryft. Zy dryven de Stonden, al waren ze verstopt; zy zyn goed voor ’t hoofd, en doen goed als men ze deur de neus ophaalt. Gemengd met Wyn-azyn, Wynruit, Honig, is zy goed voor de beten van dolle Honden. Zo men’er Zout in laat smelten, vermindert het de Littekens door de Pokken gelaten, en de vlekken van ’t gezicht. Men zegt, dat het beter zy, dan ’t Alcyonium, om ’t haair, door de haairziekte uitgevallen, te doen wassen. Men maakt’er een Smeersel van, ’t geen goed is om het scheuren der Schoenen voor te komen. Eindlyk de Sjalotten zyn openende, goed voor de Steen en ’t verstopte water. De gantse wereld weet, dat zy eetlust maken, en de kwade lucht verdryven. | |
Hoe men de Sjalotten teelt.Zy komen van ’t voortplanten der aangewasse bolletjes op een bed aan ryen vier duimen van den andere staande en de een van de ander. Men plantze in ’t eind van February, en op ’t eind van Juny topt men de deurschieters. Den twintigsten Juli neemt men ze op, laat ze in de wind drogen, en men sluit ze op een droge plaats weg.
sikomore, of Egyptise Vygboom; in ’t Latyn Sicomorus. Beschryving. ’t Is een Boom, die dikke bladen heeft, welke na een Moerbei gelyken. Zy brengt een reis drie vier malen in een jaar, langs de stam vruchten voort. Zy gelyken na wilde vygen, al zyn ze zoeter en zonder kornen van binnen; men moet den Boom afschrappen, om ze te doen rypen; terstond komen’er weder anderen in plaats voort. Schoon de Boom zeer veel melk heeft, zy ziet’er echter zwart uit. De tak welke men snydt, is altyd groen. Plaats. Die Boom groeit in Egypte, Rhodus, Syrie. Eigenschappen. Men zegt, dat de vrucht van de Sikomorus goed zy, om den buik te openen, maar datze niet voedt en kwaad aan de Maag doet; en dat de vrucht enigermate na een Moerbei gelykt, maar dat ze wat vochtiger en kouders is. In ’t begin der lente haalt men uit de schors van dien Boom een sap, ’t geen men met de Wol by een haalt, of met een Sponsie; men doet ze drogen; daar na maakt men’er een soort van koekjes van, die men in een aardet pot bewaard: maar zy ruikt wel haast beschimmelt. ’t Sap heeft een verachtende kracht, geneest wonden, maakt ze ryp. Men maakt’er een Betting van, en somtyds uitwendig tegen Slangebeten, en de hardheid der Milt, en de pyn der Maag uit koude. ’t Sap der Sikomore is niet alleen zoet en aangenaam om te drinken: maar is zelf goed voor de gezondheid; men kan heerlyk Bier met het sap maken. Zie daar, met een schepel Gerst en een kleine maat van dit zoete sap, zal men zo sterk een Bier maken, als of men vier schepel Gerst, met ’t water alleen had; en zelf zal dat Bier beter zyn dan ’t Maartze, hoe zeer ’t geacht zy. Om ’t sap wel te bewaren, ’t geen men in een maand tyds vergaderd heeft om Bier te maken; moet men ’t in de Zon zetten in glazen Bottels, en ’t daar niet uit halen, of men moet al ’t sap hebben, ’t geen men hebben kan. Als gy saps genoeg hebt, moet gy’er een stuk Brood in doen, dat dun en wel gebakken is, zonder te zyn gebrand; en als ge ziet, dat uw sap gist en ryst, neem’er dan uw stuk broods uit; doe dit sap in de glazen Bottels; welke gy met Boter en Was zult toedoen. Zo ge enige Kruidnagelen in elke Bottel doet, zult gy uw sap een jaar lang goed houden; en hebben een aangename gezonde drank. Die op ’t Land leven kunnen aangenaam, en zelfs met voordeel in deze Huishoudlyke bezigheid kunnen tyd besteden.
sinking. | |
Tegen de Sinkingen op de schouders en arm en andere deelen des lighaams, die zonder zwelling zyn.Neem de bloemen van de Bremkapper, zo veel als gy wilt, Olyven-olie naar gelang; doet de Bremkapper, als die bloeit, in een Bottel, sluit ze wel toe, en laat ze daar in den tyd van zeven, of acht dagen in de Zon staan. Deze tyd verstreken zynde, maakze vol Olyven-olie; stop ze wel, en begraafze in een hoop Paardemest, en laat ze daar een jaar in blyven. Gaat’er alle maand na zien, en begraaf ze in ene andere; doende daar telkens nieuwe olie by, zo de oude verminderd is. Na een jaar zult gy ze uit de Mesthoop halen, en bewaren ten gebruike, smerende daar heet de aangedane deelen me. Zy is wonderbaarlyk. | |
[pagina 982]
| |
Koude Zinkingen, Kneuzingen, Verstuikingen, Ontledingen, Zwellingen.Neem Sneeuwater en vryf daar de deelen mede, en is’er een ontleding, maak een Pap van Meel, en wit van Eijeren, en leg ’t’er op. Neem rode Slakken, stampze, en leg ze’er op. Zy hebben de zelfde kracht voor dat soort van ongemak. | |
Koude Zinkingen.Neem Lelijen-olie, Olie van Vossen, van Kostus, Kastoreum, van elks een once; geel Was twe oncen; Razynen vier oncen, overgehaalde Brandewyn, twe lepels vol. Doe alles in een bekwame pot, doe ze koken over klein vuur, tot een Smeersel, bewaar het, om daar van tot het nodige te gebruiken; daar na, zult gy zorge dragen, dat gy’er ene Pleister van maakt op de Zinking, en dikmaal daar van veranderen.
siring, Lilak, of Lilas in ’t Frans, en Lilac en Liliastrum in ’t Nederduits. ’t Is een Heestergewas, waar van men twederhande soorten heeft; de gemene en de Persise: welke echter niet verschillen, dan daar in dat de laatste kleinst en fraaist is. | |
Beschryving der gemene Lilas.Zy groeit tot een bekwame hoogte. De schors is grys-groen. De bladen breed, puntig, staan tegen malkander over. De bloemen zyn vry klein, aan trossen, blaauachtig, of wit, ’t zaat is klein, plat, in een platte vrucht, als een yzer van een Piek in tween gescheiden. Plaats. Men teelt den Boom in tuinen. Eigenschappen. ’t Zaad van Lilas is samentrekkend, en men neemt het in poejer, of afziedsel. | |
Kweking der gemene Siring.Men heeft reets te kennen gegeven, dat’er zyn witte en blaauwe. De eerste is zeldzaam, maar de andere zo gemeen, en teelt zo voort, dat men’er, om ze fraai te hebben, moet uittrekken, en’er uithalen, ’t geen’er aan den voet uitspruit; ’t welk ook goed is van voort te planten. ’t Is een heester, die zeer wel in de Tuinen toont in de maand van Mei; en wanneer de Persiken- en Kersenboomen, en andere Boomen in hunnen bloei zyn. Zy mengen onder de anderen hunne kleur, ’t geen een mengsel van verscheiden schoone kleuren maakt, die ’t gezicht uitnemend vermaken. De Siring wordt met Stek en Aflegzel voortgekweekt; schoon ze niet meer in gebruik zy; men kan’er ondertussen Wandeldreven en Tuinhuizen van maken; en ze zo schikken aan bosjes, dat men de bloemen te gelyk kan zien, en ruiken onder ’t wandelen. | |
Kweking van de Persize Siring.Zy wordt niet dan van aflegzels voortgeteeld. Men gebruikte ze voorheen in Parterren en Kreupelbossen; men kan ze in Potten, of Kassen doen komen.
siroop is een mengsel waar aan men een weinig lyfs geeft, en met waters gemaakt wordt, uit sappen, of aftrekzels van bloemen. Men heeft ze van velerleije soorten, enigen dienen niet, dan om de smaak, de anderen worden gebruikt om de gezondheid te bewaren, of om ze te herstellen. | |
Siropen goed om te drinken en bewaren.Siroop van de rode Aalbessen.Men moet rode Aalbessen nemen, ze op een Temes in een aarden pot kneuzen naar gelang van de menigte, die gy maken wilt; daar na zult gy de pot in de Kelder brengen, en ze op een Ton, of Plank zetten, zo, dat ze geen aarde raakt. Dus zult gy ze drie, of vier dagen laten staan, waar na gy ze zachtjes in een andere aarde pot, op een Temes zult afgieten. Daar na zult gy ’t in een Lekzak laten afloopen, tot dat het helder is; daar na nemen vier ponden Suiker, welke gy in een koperen Konfituurpan zult doen, en doen’er water in om ze te laten smelten; en latenze koken tot draadspinnen toe, dat is tot een sterke koking, dragende wel zorg, dat ze niet brande; en als zy in die staat is, zult gy’er twe pinten helder Aalbessen-nat in doen, houde’er de Schuimspaan onder, om te maken dat de Suiker zich niet aanzette. Gy zult ze een weinig laten rusten. Dit gedaan zynde, zult gy het op een goed vuur zetten, en brengen ’t aan de kook. Draag zorg, dat gy ’t niet te lang doe koken, en ’t wel schuime, tot dat het kookt. Om te weten of het genoeg gekookt is, moet men wat op een lepel nemen, en drie, of vier druppen na malkander in water laten vallen. Als deze op den grond van ’t glas, door ’t water heen gaan zinken, zonder veel te smelten, zult gy’er uwe Stroop uit halen, latenze koud worden; daar na zult gy ze in Bottels doen, en ze dus zo lang, als gy wilt bewaren. | |
Siroop van Kersen.De Siroop van Kersen wordt even eens gemaakt, uitgenomen, dat men ze niet laat staan werken. | |
Siroop van Afrikozen.Men moet wel rype Afrikozen nemen tot zes ponden, en ze aan stukken snyden, daar na moet men’er drie, of vier pinten water in doen, ’t met den andere wel doen koken, tot dat ze byna gaar zyn; ze half laten koud worden en deur een Temee doen. Dit gedaan zynde zult gy’er ’t water van nemen, ’t geen gy door een Lekzak zult laten loopen, en ’t in een Confytuurpan doen, met vier pond Suiker, gesmolten in dat water, ’t geen gy zult laten koken tot dat het Stroop is toe; en een drup op den bodem van een glas valt. Onder ’t koken moet men met schuimen wel oppassen; en als het gedaan is en koud geworden, moet men ’t doen in Bottels, om ’t by nooddruft te gebruiken. | |
[pagina 983]
| |
Siroop van Citroensap.Om die Stroop te maken, neem drie ponden zuure Citroensap, die helder, zuiver, eerst geperst is, en zes ponden fyne Suiker; maak’er een Siroop van, naar de onderrechting, die hier achter komen zal. De Ouden geloofden, dat de menigte van zuren der vruchten in de Siropen groter dan die van Suiker moet zyn, en dat de zelfde sappen, een lang koken vereisten; zo om een gedeelte hunner vocht te verteren, welke ze geloofden overvloedig te wezen, als om de nodige dikte aan de Siropen te geven, die daar uit gemaakt waren. Deze gedachte heeft hen genoodzaakt om de sappen lang te laten koken. Ik twyffel niet, of de zure sappen, ten deele in een glas uitgedampt in een Mariebad verliezen hunne waterigheid, en ’t geen overblyft is nog zuurder; dan te voren ’t onuitgedampte sap waar: maar behalven dat het gedurig niet nodig is die grote zuurte te zoeken, verliezen de sappen hunne schoonheid door ’t koken, en worden min verkoelende; voorts is ’t waterige deel niet onnut in ’t mengsel van die sappen, om dat het zeer verkoelend is, en dat door ’t samenvoegen der zelve, ’t zuur gemaklyker in de vergelegen deelen gebragt wordt, zonder dat deszelfs scherpte aan die kwaad doet, waar door ’t gaan moet. En dewyl de Siropen, die alleen uit zure sappen en Suikers bestaan, gene dikte velen, als die van andere Siropen, moet men ze uit vrees voor veranderen niet lang over ’t vuur houden. De beschryving van die Stroop kan dienen ten preuve voor alle de Siropen, die niet dan van zure sappen van vruchten en Suiker bestaan. Making. Men kan de Stroop op twederhande wyzen gereed maken, de ene is met zes ponden vaste Kassonade Suiker te nemen, die wel droog en wit is, klarende ze met wit van Ei en zes ponden Welwater, en ze kokende op een gematigd vuur, ter dikte van een styf welgekookt Electuarie. Doe’er daar na buiten ’t vuur onder drie ponden wel gezuiverd Citroensap by; en roer de Stroop met een houtten spatel, tot dat zy koud is. De andere wordt gemaakt met drie ponden zuiver Citroennat, in een verglaasde aarden pot te doen; doende daar in smelten zes ponden fyne Poejersuiker, roerende ’t alles met de houtten spatel, tot dat de Suiker wel gesmolten zy, en met het sap gemengd. Men moet het roeren buiten ’t vuur, als in de eerste Stroop blyven aanhouden. Midlerwyl moet men zorg dragen voor de bereiding van die Stroop, en voor zulke die uit zure sappen bestaan, dat’er geen Vat dan van glas, of verglaasde aarde, worde gebruikt. | |
Eigenschappen van de Citroen Siroop.De Siroop der Citroenen verkoelt, bevochtigt, en lest den dorst, den brand der Galkoorsen, versterkt de Maag en Ingewanden, verzwakt de heete gematigdheid der vochten, en wederstaat de verrotting en kwade lucht. Zy is goed tegen Wurmen, venynen, besmettelyke ziekten. Men geeftze gemeenlyk van een half once, tot een once, in een glas Gerstewater, of andere vocht. Zy dient tot den grond van enige dranken, en in velerleije middelen. Men kan de Stroop van Granaatappelen, Aalbessen, Doorbessen, Verjuis en dergelyke, gereed maken. | |
Siroop van Kweperen.Om deze Stroop te maken, neem sap van Kween wel helder, tot twe ponden, en zo veel fyne Suiker; doe alles in een verglaasde pot op een klein helder vuur, en laat het tot Siroop koken. Dit gedaan zynde neem uwe pot van ’t vuur, en ze hebbende half koud laten worden, doe’er by, zo ’t u goed dunkt, Kaneel- en Nagel-olie, van elk twe druppen, wel gemengd met Suiker in poejer. Dus zal uwe Kwestroop gekookt zyn, welke wegens zyne deugden zeer geacht is. Zo men een Siroop wilde maken, daar zo veel Kwesap niet in komt, en gevolglyk, die minder trekachtig waar, konde men die even, als de Limoenstroop, gereed maken, en’er niets in doen dan een pond Kwesap op twe ponden Suiker: maar om dat men trekachtigheid in die Stroop voornamelyk zoekt, is ’t dienstig zo veel Suiker als Sap te nemen, op dat ’t Sap zynde verdikt, en van zyne overvloedige vogt beroofd door deszelfs koking, die haar nodig was, om de dikte van de Stroop te krygen, ’t samentrekkender en bekwamer tot de einden worde, waar toe ’t bereid is. Men zal dan zo veel wel fyne Suiker, als zuiver sap van Kweperen nemen. Men zalze in een verglaasde aarden pot doen, laten ze koken over kolen tot de dikte van Stroop. Daarna zal men de pot van ’t vuur nemen, en als de Siroop byna koud is, kan men’er twe druppen Olie van Kaneel gedestilleerd bydoen, en zo veel Olie van Nagelen, met ontrent een once fyne Suiker in poejer. | |
Eigenschappen van de Siroop van Kween.De Siroop van Kween, herstelt de zwakheden van de Maag, doet het braken ophouden, helpt de koking der vochten, geeft eetlust, verteert de kwade vochten, en stelt ze in staat om te worden uitgedreven. Zy sterkt de ingewanden, wordt gelukkig in buikloop, in persing, en allerlei afgang gebruikt, die van scherpe vochten voortkomt, of door de zwakheid der deelen. Men geeft ze tot een once. Men kan ze alleen in een lepel nemen, of ze met dranken, of Gerstendranken, voor gedurigen drank, mengen. | |
Siroop van Venushaair dat uitnemend is.Neem een halfpond, of meer bladen van Vrouwenhaair, dat van zyne takken wel gezuiverd is; een pond Kassonade, of fyne Suiker; stamp alles in een Mortier van Marmor, een kwartieruur. | |
[pagina 984]
| |
Doe die Conserf in een aarden pot, om’er u op de volgende wyze van te bedienen. Neem een Mutsje en een half gemeen water om te drinken, vier oncen van die Conserf, anderhalfpond Kassonade, of fyne Suiker, een wit van een Ei, sla het samen, doe het zachtjes tot een Stroop koken, welke gy zult laten deurzygen, en bewaren tot dat gy ze nodig hebt. | |
Siroop voor hen die in doods-nood zyn.Neem zo veel Rozenwater, als Eau de la Reine en Suiker Kandi, die gy allengskens over ’t vuur zult laten smelten. Hier wordt een Stroop van gemaakt, die, met Kaneelwater gemengd, aan hun wonderen doet, die in doodsnood leggen. | |
Siroop van Cichorei gemaakt met Rabarber.Gy moet om die Syroop te maken, nemen gehele Gerst, wortel van Eppe, Venkel, Aspersies, raauwe witte Wynsteen, van elks twe oncen; bladen van Cichorei, Paardebloemen, Endivie, of Haze Latou van ’t twede soort, gemene en witte Sla, kiezende die, welke stekels even als doornen hebben, Leverkruid, Duivekervel, Hoppe, van elk een hand vol. Vrouwehaair van Montpellier, Polytricum, gemeen Vrouwehaair, Ceterach, gemalen Zoethout, Beijen van Krieken over Zéé, zaad van Kuskute, van elks anderhalf lood. Doe alle deze Drogeryen koken, naar de regels van de kunst in vier ponden Welwater, tot op een derde verminderings; pers daar na ’t afziedsel uit, en maak het zuiver, met het wit van Ei onder zes ponder Suiker te koken, gevende het middelmatig kooksel tussen ’t zagte en dikke Electuarum, en in dien tyd moet gy ’t trekken op heete as, den tyd van vier en twintig uren in een verglaasde pot, zes oncen goede Rhabarber, en zes dragma gesneden Spica Nardi, met een once witte Wynsteen van Mompellier, gestóóten en in drie ponden gedestilleerd Cichoreiwater; laat het daar na een weinig koken en deurzygen, ’t afziedsel uitpersen, klaren met wit van Ei, onder vier oncen fyne Broodsuiker, om ze te mengen met de Siroop welke gy maakt, en alles met een te koken tot een goede zelfstandigheid. Dus zal de Stroop van Cichorei gemaakt met Rhabarber, gedaan wezen, welke gy zorgvuldig zult bewaren, om dat ze van goed gebruik in de Medicynen is. Daar is geen Siroop die overal meer gebruikt wordt, dan de samengestelde Siroop van Cichorei. Men vindtze ook beschreven in alle Apotheken, maar op verscheiden wyze, door dien de Schryvers daar over verschil hebben. Wat my belangt, ik voeg’er de Wynsteen zo wel by, als by enige Siropen, om in de enkelden te beter in te dringen, en de krachten daar van beter aan ’t water te geven, om hunne vluchtige deelen op te houden, en ’t vervliegen daar van te beletten. | |
Hoe men ze maakt.Men zal ’t afzieden met de heele Gerst beginnen, die goed moet wezen, en die men met de gestootten Wynsteen zal laten koken in tien pinten water, den tyd van anderhalf uur. Doet’er daar na de wortels van Eppe, Venkel en Aspersies, gereinigd van hun hart en schors, wel geschrapt en gesneden, by. Laat ze een half uur koken, doe’er daar na de Beijen der Krieken over Zee gekneusd by, en’er de kruiden gesneden in, laat ze met het overige een goed kwartier uurs koken. Doe daar na in het geschrapte Zoethout, de Kuskuté, het Vrouwenhaair, dat men overgehouden heeft, en dit maar enige reizen hebbende laten opwalmen, zal men ’t afziedsel uitpersen. Hebbende daar na deze vocht klaar gemaakt met wit van een Ei, onder zes ponden goede Suiker; zal men ze laten koken over een matig vuur, tot de dikte van een Siroop, welke zyn zal ’t geen men noemt gemengde Siroop van Cichorei zonder Rabarber. Men moet het koken daar van laten aanhouden tot de dikte van, tussen een styf electuarium en een dun. Men moet midlerwyl den tyd van vierentwintig uren op heete as in een pot, van binnen verglaasd, eng van hals en wel gedekt, zes oncen van de beste Rhabarber doen, en zes dragmen Spica Nardi gesneden, met een once welgestooten Wynsteen, in drie ponden gedestilleerd Cichoreiwater; en na het enige walmen te hebben laten opkoken, en deurlaten zygen, en alles uitgeperst, en die vocht te hebben geklaard met wit van een Ei onder vier oncen fyne Suiker, zal men deze vogt geklaard doen by de gekookte Siroop gelyk gezegd is, terwyl ze nog heet is, en zo ze nog niet dik genoeg is, zal men met koken aanhouden tot dat de Siroop een goede dikte heeft, welke men zal wegsluiten, als ze wel gekookt is. Men heeft’er die een gedeelte van hun afziedsel bewaren, om daar in de Rabarber en de Spica Nardi te trekken; maar zo men bedenkt, dat een vocht reeds met de kracht van verscheiden enkelden beladen, naaulyks in staat is, om op nieu, die van de Rabarber te ontfangen, en van de Spica Nardi; en dat men nog met geweld een goed gedeelte daar van in de vuilnis moet laten, zal men wel oordeelen kunnen, dat het Cichorei water, dat hier geordineerd is, veel bekwamer by deze gelegenheid moet zyn; om dat het zich niet vervuld vindt met enige vreemde kracht, en niets bezit, dan dat het eigen, en natuurlyk is. | |
Kracht van de samengestelde Siroop van Cichorei met Rhabarber.Enigen hebbenze den Balsem van de Lever en Milt genoemt, om dat ze’r met kracht de verstoppingen zo wel van opent, als die van ’t Al vlees, en ’t scheil; zy is goed voor de geluw, voor kwade gesteldheid, en om de dikte en hardheid van den buik zacht te maken en te verdryven, ’t welk de kleine kinderen dikmaal door verstoppingen, of | |
[pagina 985]
| |
Wurmen overkomt. Men gebruikt ze met voordeel in afziedsels, welke men maakt om kwade vochten tot de Buikzuivering te bereiden, inzonderheid de gallige, en om de buizen noodzaaklyk tot hare ontlasting, te openen. Zy maakt afgang, inzonderheid, als’er de Rhabarber by is. Dit maakt dat men ze somwyl aan de kleine kinderen alleen geeft, en ze mengt onder de afgangmakende aftreksels, voor al in Buik-loopen, Spys-loopen, Rode-loopen, en andere gallige ziekten der darmen. Deze Siroop heeft deze deugd, datze, terwylze de kwade vogten ontlast, de deelen van den onderbuik versterkt. Men geeft ze gemeenlyk van een once tot twe. Zy die Siroop van Enkelde Cichorei willen hebben, zullenze met zo veel fyne Suiker, als sap van Cichorei maken, die door bezinken schoon is geworden, en door wit van een Ei geklaard en gekookt is tot de dikte van een Siroop. | |
Siroop van Jujuben.Om die Siroop te maken, neem 60 Jujuben, van zuivere Gerst, Zoethout, Vrouwenhaair van Monpellier, van elks een once, een handvol nieuwe Violen, zaad van Malue, witte Slaapbollen, Kween, Meloen, Latu, van elks drie dragmen. Doe alles naar de regels der bereiding koken in zes ponden gemeen water; laat daar na ’t afziedsel deurzygen; en klaar het met wit van een Ei onder drie ponden Suiker, gevende daar na daar aan een opziedsel, en de dikte van gemene Siropen; en dus zal de Siroop van Jujuben gemaakt zyn, welke gy ten gebruike zult bewaren. Zo men een afziedsel van Geneesmiddelen maakte, die tot Siroop zyn geschikt, zonder op de lymige stoffe der zaden acht te geven, en zonder de orde wel te volgen, die in een afziedsel moet gehouden worden, zoude men ze zo lymig kunnen maken, dat de Siroop die men daar van zoude maken, niet in staat zoude zyn om ze langen tyd te bewaren. Zy zoude zich nog minder kunnen bewaren, en derzelver lyvigheid zoude nog minder welgeschikt zyn, zo volgens de gewoonte der Ouden, men daar de Gom Dragant byvoegde, om dat drie dragmen van die Gom in staat zoude zyn, om aan die Siroop ene lyvigheid te geven van Looch, en dezelve maken zoude, dat de Syroop ene lyvigheigheid van Looch zoude bezitten. Maar zo men op myne wys te werk gaat, zal’er de kracht van Geneesmiddelen niet missen, zich in die Siroop te laten vinden, die zelf ene zeer prysbare lyvigheid heeft. | |
Hoe men ze maakt.Men zal op klein vuur de gepelde Gerst doen koken, in zes ponden water, een goed half uur lang in een verglaasde pot; daar na zal men’er gesneden Jujuben bydoen, en men zal ze een goed kwartieruurs doen koken. Daar na zal men’er geschrapt en gemalen Zoethout by doen, ’t Vrouwenhaair snyden, ’t zaad kneuzen, en ’t enige walmen hebbende laten opkoken, zal men’er bydoen, nieuwe Violen, welke men in ’t afziedzel zal doen, nemende te dier tyd de pot van ’t vuur; en als het afziedsel een weinig zal verkoeld zyn, zal men ’t deurzygen; en ’t hebbende met wit van een Ei geklaard onder drie pond goede Suiker, zal men ’t op klein vuur koken, tot de dikte van Siroop. Krachten. Deze Siroop doet dienst aan luiden die een drogen hoest hebben, aan Zinkingen van de Long onderhevig zyn; want het bedaart de slym, verzacht de scherpte daar van, en bevordert het rogchelen; men neemt ze gemeenlyk alleen in een lepel van een half tot een heel once. Men kan ze ook smelten in afziedzels voor de borst, in de Jujuben en Afziedsels, en ze mengen in de Loochs. | |
Siroop voor Aamborstigen.Om die Siroop te maken, neem twe oncen gepelde gerst, de Pest-wortels, Alantwortel, Zeldery, Venkel, Zoethout, Razynen van Damas zonder kornen, van elks een once, en een half, een dozyn Dadels van de schillen gezuiverd, Jujuben, en Sebesten, van elks dertig, Hoefbladen, Longekruid, toppen van de Hysoop de witte Malrove, Vrouwehaair van Montpellier, van elks een handvol, de zaden van Anys, Kottoen, van elks een half once, bloemen van Hoefbladen, en Gnafalium van elks een halve handvol. Kook alle deze drogeryen in negen ponden Fonteinwater, pers het uit, en laat het deurzygen op de gewone wys; klaar het daar na met wit van een Ei onder vyf ponden Suiker, en doe het koken tot de lyvigheid van een Siroop, welke gy zult kruidig maken door ’t bydoen van zes druppen Olie van Anys, en twe druppen Olie van Kaneel gedestilleerd en gemengd met Suiker in Poejer. Dus zal uwe Siroop gemengd zyn. | |
Hoe men ze maakt.Men zal de Peldegerst een half uur in negen ponden Regenwater koken; hebbende’er daar na de Pestwortel, de Alant, Seldery en Venkel, gezuiverd en gesneden, by gedaan, en ’t nog een half uur laten koken, zal men daar de Dadels zonder de schellen; en gesneden met de Jujuben, en de Razynen van Damas van hare kornen gezuiverd bydoen; na dat men ze onder malkander, ontrent een kwartieruurs gekookt heeft, zal men’er de Kruiden gesneden in doen, en nog een kwartieruurs laten koken; wanneer men’er ’t Zoethout en de gekneusde zaden zal by doen, het Vrouwenhaair en de Bloemen; en na het enige walmen te hebben laten opkoken, zal men ’t afziedsel van ’t vuur nemen, en ’t op de helft verkookt zynde, laten deurzygen. Hebbende het daar na met wit van een Ei en vyf ponden Suiker geklaard en koud laten worden, zal men’t kruidig maken met gedestilleerde Olie van Anys, en twe druppen Olie van Kaneel, gemengd met ontrent anderhalf once Poejersuiker. | |
[pagina 986]
| |
Krachten der Siroop voor Aamborstigen.De Siroop is zeer goed om te verdunnen, ’t geen slymerig en taai op de borst zit, en voor alles wat tot de ademhaling dient. Zy is dienstig voor Aamborstigen, en hun, die verouderde hoesten hebben: want zy opent de buizen, en doet de slym voor den dag komen, die ze bezet hielden. Zy is een ware Balsem voor de borst van oude luiden; men neemt gemeenlyk een lepel om ’t uur, nacht en dag, wat lang voor en na ’t eten, en blyft daar mede aanhouden, of men herhaalt het gebruik daar van naar dat men ’t nodig heeft. Let wel; die die Siroop hebben, en die van de Jujuben, en Hoefbladen, in hunne Winkel, kunnen die van de Malroven, Hysoopen, Zoethout, wel missen, waar van ik hier in de Beschryving niets gezegd heb, zo min als van de Siropen der bloemen van Gnaphalium, Rossolis, om dat men ze even als die van de bloemen der Hoefbladen kan bereiden. | |
Siroop van Plompen Nenuphar.Men zal de witte deelen der bloemen van Plompen alleen uitkippen; men zal’er twe ponden van wegen; en ze in een verglaasde aarden kan gedaan hebbende, die naau van hals is; moet men’er negen ponden kokend water op gieten, en de bloemen wel onder water houden. De Kan daar na wel gedekt zynde, zal men ze den tyd van vier en twintig uren op heete as houden. Hebbende daar na enige walmen dit trekzel laten opkoken, zal men ’t deurgieten, en heet op een nieuw op zo grote menigte van Plompebloemen in de zelfde pot gedaan, en ze gedekt hebbende, zal men ’t trekzel weder dekken, en koken ’t op, en zygen ’t weder deur. Daar na zal men de vocht met wit van een Ei onder vier ponden fraje Suiker gedaan, helder maken, en laten ze koken tot de dikte van een Siroop, doende daar op ’t laatste by, gezuiverd sap van Grenade. Deze Siroop moet een weinig meer zyn gekookt, dan vele anderen, om te beletten, dat de lymigheid van ’t trekzel ze niet bederve. | |
Eigenschappen van de Siroop der Plompen.Deze Siroop verkoelt en bevochtigt, hierom is zy, zo in gedurige als afgaande koortsen, in gebruik. Zy atigt de Gal, pyn in ’t hoofd, daar uit oorspronklyk, den dorst, de hitte der Nieren. Zy geeft een zachte slaap; verdikt de vochten, en verstompt de scherpe deeltjes. Men kan ze alleen geven van een half tot anderhalf once, maar men doet ze deur gedestilleerd water, in Melken, of Afziedzels, op de wys van een Julep. | |
Ongemengde Siroop van Appelen.Neem twe ponden gezuiverd sap van geurige Appelen, en vier ponden fyne Poejersuiker, doe ze in een aarden pot over klein vuur, houdende ze daar zo lang op, tot dat het gesmolten is, en de dikte ener Siroop hebbe. De bereiding van die Siroop is gelyk aan de Siroop van Citroensap. Zy kan ook dienen tot een voorschrift voor vele enkelde Siropen, die tot een grond het sap van enige vruchten hebben, als die van Kersen, Doornbessen, Aalbessen, Frambozen, Granaden, Verjuis, en andere, die ik niet gemeend heb te moeten beschryven.’t Is licht tot zyn oogmerk te komen, dewyl het genoeg is ’t in de Zon te zetten om het zuiver te krygen, af te gieten en deur te lekken, en ’t daar na in een verglaasde aarden pot te doen op een weinig vuur, met een dubbel gewigt van Suiker in Poejer, het te houden tot dat het met den andere wel is vereend, en ’t de dikte van Siroop heeft gekregen. De Renetappel moet daar in boven die alle geprezen wezen, die men heeft. | |
Andere Siroop van Appelen.Men kan ook licht een Siroop van Appelen zonder vuur maken, als men Appelen schilt, en in dunne schyfjes snydt, doende daar klokhuls en kern uit, en ’t door een nieuwe haairen Temis doet, in een holle bak van Zilver, of Postelein. Men belegd de Temis met de sneedjes Appelen, en daar na strooit men daar de Suiker zo dik op als de schyfjes zyn. Zo men op de Poejersuiker, nieuwe schyfjes doet, en dus laag om laag voortgaat, eindigende met de Suiker, tot dat men Appels-schyven genoeg heeft. Want de Temis met een andere Schuttel dekkende, zal men op den grond van de Bak een fraaje Siroop vinden, die zeer aangenaam en van behoorlyke dikte is. Deze Sirroop, zonder vuur zynde gemaakt, heeft gene verandering geleden; en heeft alle de goede eigenschappen, die men’er van wagten kan. | |
Krachten van de Appel-siroop.De Appel-siroop is zeer hartsterkend, en van een goed gebruik tegen de hartkloppingen, als zy van dampen is oorspronklyk, van de Mild voortkomende. Zy verkwikt alle de edele deelen, vermindert den dorst, matigt de hitte van grillige koorsen. Men kan’er by tussenpoosen ene lepel vol van gebruiken, of ze met afziedsel, of bekwame vochten, ingeven. | |
Siroop van Duinbeziën.Aanmerking. Neem een goede menigte van Duinbeziën, als ze deurryp zyn, laatze in een verglaasde aarden pot, over heette as, wel trekken, roerende ze van tyd tot tyd met een houtten Spatel, op dat ze overal even heet worden. Hebbende ze daar na uitgeperst, zal men zes pond sap, vier ponden fraje Suiker nemen, koken ze te samen over klein vuur in de zelfde pot, ter dikte van Siroop, die men van ’t vuur gehaald, wel geschuimd hebbende, en laten koud worden, zal men’er geur aan geven met vier druppen Olie van Kan- | |
[pagina 987]
| |
neel, en zo veel van Nagelen ondereen gemengd, met een once en een half fyne Poejerzuiker, daar na zal men de Siroop in een aarden, of Delfze Porcelleine pot ten gebruike weg zetten. Deze Siroop zet het water van ’t lighaam af, men gebruiktze in ongedaantheid en ziekten der geledingen, maar inzonderheid in de Waterzucht en Jicht. Men geeft ze van een half once tot een once, men neemt ze alleen by lepels, of men mengt ze met de afziedsels, of andere goede vochten. | |
Magistrale Siroop.Neem een once wortel van blaauwe Lisch, een half once middelschors van de wilde Fleer, een once spruiten van Hoppe, welke gy zult laten in drie halfpintjes water koken, op een half pintje; en ze hebbende deurgezegen, laat een pond Honig schuimen en koken, doende daar op ’t laatste by twe oncen sap van blaauwe Lisch, en twe dragmen Kaneel, of wortel van Suiker in poejer, om een Magistrale Siroop te maken, die ten gebruike zal worden bewaard. | |
Eigenschap van de Siroop.Zy zet de vochten sterk af, en geneest de Watersucht. Men geeft ze tot drie oncen in eens, twe, of driemaal in ene week, met een glas witte Wyn, of een afziedsel van de wortels van Paardebloemen, waar in gy somwyl zult hebben laten trekken twe dragmen Senne. | |
Siroop van Kruis en Munt.Neem verse Kruis en Munt, stamp ze, bevochtig ze met wat Kaneelwater, of Brandewyn; pers’er daar na ’t sap uit, en laat het bezinken in een Mariebad; kook ze tot de dikte van een Siroop, waar by gy de Geest van Kruis en Munt zult voegen, door geen gisten voortgebragt. | |
Eigenschappen van de Siroop van Kruis en Munt.Die Siroop geneest alle Verstoppingen en verkoudheden van de maag, vermeerdert de natuurlyke warmte, zuivert ’t Bloed, zet de Lever kragt by en geneest alle derzelver kwalen. Deze gedurig te gebruiken, doet den ouderdom vertragen, vernieuwt het lighaam, verbetert de gebreken van de eerste, twede en derde koking. Men geeft ze van een, of twe dragmen, nuchteren in een afziedzel in. Men moet zich van eten den tyd van negen uren onthouden. | |
Braak-siroop.Men maakt deze Siroop met het aftrekzel van Glas van Spiesglas, in Kweperen-, of Citroensap met Suiker en een weinig Cyperwortel. Zo men gebruikt de Wyn in de plaats van sure sap pen, zal de Siroop wat braakachtiger wezen. | |
Hoe men ze maakt.Om ze te maken neemt men voor zes ponden Kweperen-sap, drie oncen Glas van Spiesglas. Men laat alles trekken den tyd van vier en twintig uren op een plaats van heete as matig warm. Daar na wordt de deurgelekte vogt gekookt tot een Siroop in de zelfde Kolf op heette as, met twe ponden Suiker, daar na maakt men ’t kruiderig met twe druppen Kaneel-olie, door een half once fyne Poejersuiker gevreven, en men bewaartze in een weltoegesloten glaze Bottel. | |
Kracht der Braak-siroop.Zy doet braken, en de Maag van kwade vochten reinigen. Na het braken doet ze enige reizen afgaan; ’t gebeurt ondertussen sommigen, dat ze niet braken, en’er maar enige reizen van afgaan. Zy geneest de derdendaagse koorts, als men ze in een aftreksel van Senne met een bekwaam afziedsel, vyf uren voor de komst der koortse ingeeft; gelyk ook als men ze tussen de koortsen van anderendaagse, alledaagse en langdurige koortsen ingeeft, die niet wyken voor gewone geneesmiddelen. Zy doet kinderen Wurmen lozen, en geneest door dat middel de pynen in Stuiptrekkingen, die daar van afhangen; of van enig ander vuil. Zy heeft menigmaal de grote Wurm, Tinea geheten, weggenomen. Let wel, Wy hebben niets, dat van de Antimonie gemaakt wordt, ’t geen zo zagt werkt, als deze Siroop: want men kan ze aan beide de kunnen in allerlei ouderdom, zelf aan zoogende kinderen en aan oude luiden in hunne ziekten ingeven, die uit volheid voortkomen, inzonderheid uit ene vergaring van kwade vochten der mage. Men geeft ze van twe dragmen tot een once, of op zyn meeste tot anderhalf voor zeer sterke luiden. Men geeft ze alleen in een lepel, of gemengd onder witte Wyn, of in een Vleesnat, of de ene, of de andere vocht. | |
Buikzuiverende Siroop.Neem Courtpendu Appel, sny ze in vierdeparten, neem’er de kornen uit, stampze om’er een pint sap uit te halen; stamp de Koetong en Bernasie van elks evenveel, zo veel van ’t ene als ’t andere, om’er een halfpintje sap van te krygen, welke gy met die van Appelen mengen kunt. Doe alles drie, of viermaal opwalmen, en neem’er de schuim van. Doe daar na op elk halfpintje een once uitgezochte Senne, en laatze den tyd van vier en twintig uren op die sap trekken. Neem daar na een halfpond Suiker, en het sap van twe grote Citroenen, doe alles ondereen koken. | |
Uitnemende Siroop om de gesondheid te bewaren, en herstellen.Neem acht ponden Bingelkruid, vier ponden Bernasie, Ossetong, dit maakt twaalf ponden. Gy | |
[pagina 988]
| |
zult ze eens opkoken met twaalf ponden Narbonsen Olie; gy zult alles deurlekken, om ’t helder te maken; en naderhand den tyd van vier en twintig uren laten trekken, een vierendeel Gentiane, en een halfpond wortel van Lisch; ’t een en ’t ander aan schyven gesneden, in drie halve pinten goede witte Wyn, roerende ze menigmalen. Gy zult ze daar na door een Lywaat zygen, en het deurgezygde met de sappen en de gezuiverde Honing mengen, welke gy zult tot een Siroop doen koken, en ten laatste schuimen. | |
Krachten van die Siroop.Die een kleine lepel vol alle dagen nuchteren van die Siroop neemt, zal kunnen zeggen en zich verzekeren, dat hy, zo lang hem God op aarde laat leven, gene Geneesmiddelen zal van nooden hebben, noch Apotheker. Zy heeft zo veel kracht, dat ze geen bederf in ’t lighaam veelt. Zy ontlast van ondere alle onreinheden en kwade vochten. Zie ook op ’t Art. aamborstigheid.
sint jans-broodboom; is een Boom met een graauwe schors, de bladen zyn bruinachtig. De vrucht is in lange Aauwen, die breed en plat zyn. Die Boom wordt vry hoog, de takken groejen meer in de wydte, dan in de hoogte.
sint jans kruid. Zie St. janskruid.
sjelei. Jelei, Gelatina, is een Kunstwoord der Konfituriers. ’t Is een sap van vruchten, die ene dikte door middel van vuur heeft gekregen. Men maakt een Sjelei van velerleije soorten van vruchten, als van Aalbessen, Verjuis-appelen, en andere. | |
Uitnemende Jelei van Aalbessen.Men moet nemen vier ponden afgeplukte Aalbessen, daar na moet men vier ponden Suiker nemen, die niet geklaard is. Deze zult gy in water laten smelten, daar na zult gy ze laten koken tot dat ze sterk pluist. Dan zult gy de vier ponden wel afgeriste Aalbessen in de Suiker doen, die gepluist is, en gy zult ze dan nog eens laten opkoken; Gy zult’er uw Schuimspaan boven op leggen, en als zy een reis, of achtmaal hebben opgewalmd, zult gy ze van ’t vuur nemen, en gieten ze op een Temis, en duwen’er uwe Schuimspaan zachtjes boven op, dat’er geen sap meer op sta, zo men kan. Daar na zult gy dat sap in de Pan doen, en het op het vuur zetten, en met een Lepel op een Tafelbord zien of ’t Jelei zy. En gelyk men gemeenlyk in de Huishoudingen veel meer overvloed dan fraaiheid zoekt, kunt gy op vier ponden Suiker, zes ponden afgeriste Aalbessen nemen, en eveneens te werk gaan als boven gezegd is: maar men moet ze een weinig meer doen koken; want de reden wil het, en gy zult maken een fraje Jelei van Aalbessen. Van die Sjelei van Aalbessen kunt gy de dikte ener Ryksdaalder op uwe rode dunne Confituren doen, dat zal ze bewaren en fris houden, en maken dat ze schimmelen noch candalizeren. Gy kunt den droessem van uwe Aalbessen en dag twe, of drie eten, om dat ze gesuikerd is. | |
Sjelei van Verjuis.Men moet ryp Druivesap nemen, doen ’t in een Confituurpan met een glas, of twe water: als het eens is opgekookt, zult gy ’t op een Temis om uit te druipen gieten; daar na zult gy’er Suiker in doen, en koken ’t tot dat het Sjelei is; en doen het in potten. | |
Sjelei van Appelen.Neem Appelen, sny ze aan stukken, zet ze in een Pan met water te vuur: laat ze koken tot Marmelade, vring ze daar na deur een doek. Dit gedaan zynde, neem drievierendeel Suiker voor elk pint afziedsel, doe alles over klein vuur koken tot dat gy ziet, dat die vocht genoegzame dikte hebben, om te stollen, en wilt gy ze rood hebben, moet gy uwe Jelei maar met een toedeksel koken, en’er rode Wyn by gieten. Dit zal u doen gelukken.
slaan van ’t Hart. Zie hartklopping.
slaap is een ophouding van zinnen zo wel inwendige als uitwendige, en gegeven om te rusten ter versterking van de krachten.
slaapbollen. In ’t Latyn Papaver. ’t Is een zeer gemene plant, waar van’er verscheiden soorten zyn. Zie Hubners Kunstwoordenboek op Papaver. Maar men zal van Tamme en wilde hier spreken. De Tamme Manekop wordt nog in twe andere soorten onderscheiden, te weten in Wit en Zwart. Beschryving van de Witte Slaapbollen. Deszelfs stengel die recht is, groeit tot de hoogte van drie, of vier voeten. De bladen zyn gekarteld, gesneden en witachtig. De bloemen zyn Roosachtig, wit, of trekkende na den purperen, en groejen op ’t eind der stengels. Na de bloem volgt een langwerpige bol, met een Kapiteel gekroond; Zy is groenachtig in ’t begin; naar gelang dat ze ryp wordt, of droog wordt, zy is witachtig. Men vindt in deze Bol verscheiden kleine graantjes, die als een Nier in gedaante zyn, schoon ze rond schynen. De kleur van die zaden is wit. Plaats. Men heeft ze in de Hoven. Zy bloeit in Juli en Augustus. Krachten. Men gebruikt in de Geneeskunde niets dan de Bollen, waar van men de grootste en nieuste zoeken moet. Men neemt ze gezoden, getrokken, en in Siroop. Ze zyn goed voor den Buikloop, om pyn te stillen, den Hoest te verzachten, en dampen te benemen. Zy zyn pyn verdovend, slaapverwekkend. Wy moeten niet vergeten, dat men ze in afziedzels doet koken, en in Klisteren om Buikpynen te verzachten. | |
[pagina 989]
| |
’t Wit zaad doet men in Brood en Spys. Men geeft voor, dat het doet slapen als men eet, en goed zy voor duizelingen. ’t Sap heeft meer vermogen; maar ’t is gevaarlyker. ’t Opium ’t geen ’t Sap is, dat men uit de Manekoppen haalt, ter grootte van een grein genomen, bedaart pynen, die van ’t hoofd, baart slaap, belet de Hoest, en Buikloop. De witte Manekop die men somtyts in Potasie gebruikt, de gepelde Gerst, de Wynsteen, Confituren, zyn goed voor den dorst, om te doen slapen, en de grote hitte der koortsen te matigen. Zy komt nooit van oude wortels voort, maar moet alle jaren in September gezaaid zyn, op heete en droge plaatzen, en op andere plaatzen van Januari tot Maart, en men zaaitze gemeenlyk met de Kool. Zy komt beter voor den dag, als zy gezaaid is, daar men Stróó gebrand heeft. Ik heb te Vendeuvre, een klein Dorp van Bourgogne, de kleine kinderen en andere luiden het zaad zien voor snoepery gebruiken, zonder daar van te slapen: waar uit ik besluit dat men voor dat zaad zo veel vrees niet hebben moet. Beschryving van de zwarte Slaapbollen. De zwarte Slaapbol verschilt van de voorgaande niet, dan daar in dat bloemen rood, de bollen rond, en de zaden zwart zyn. Zy heeft de zelfde krachten. De wilde Slaapbol is die, welke men onder de Klaprozen kent. Deze is in de Medicynen in gebruik. Zie klaproos.
slapen. Hoe men zich tot slapen moet zetten. Om gezond te blyven, moet men in zyne eerste slaap op zyne rechter zyde leggen, op dat de Spys te beter op den grond der Mage legge. Dit bevorderd de koking en ’t kwytworden uit de Maag. Zo men enige uren daar na wakker wierd, kon men zich op de andere zyde keeren, en vervolgens dan op de ene, dan op de andere. Men wil, dat voor-over te leggen slapen het gezicht verzwakt, en den buik traag maakt. Op den rug, en de Nieren, maakt de Steen, Vallende-ziekte, Apoplexie, Zinkingen. De beste en eerlykste, en gezondste legging is op de zyde. ’t Is waar, dat zy, die aan ’t Kolyk onderhevig zyn, de Spys naaulyks verteren kunnen, beter op hunne buik kunnen leggen. Zo dra men gaat leggen, moet men op zyne rechte zyde leggen, hebbende de beenen een weinig ingetrokken, ’t hoofd moet te hoog nog laag leggen; want te hoog leggende, is men aan hersensiekte en benaaude borst onderhevig; en men legt zo gemaklyk niet. En legt men te laag, heeft men moeilyke droomen, en men slaapt ongerust. Men moet mond, noch oogen open hebben, ’t Gezicht wordt’er kort en zwak van; en de mond droog, en om dat ze met de gezondheid strydt. Wat de Armen aangaat, die moet men kruisling houden, of half gekromd. | |
Om slaap te verwekken.Neem gemene Rozen met een wit van Ei geslagen, meng het wel, en maak’er een Band van voor ’t hoofd. Gy kunt ook een Band van het zaad van Slaapbollen maken. | |
Balsem om te doen slapen.Neem Olie van Neutmuskaat, door persen gemaakt, Popeljoen zalf, van elks een once; Hartevet, Rosen-olie, en Plompen-olie, van elks een vierendeel loods. Olie uit Bilzenkruid, en witte Slaapbollen-zaad geperst. Extract van Opium en Saffraan, van elks twe dragmen. Amber, Muskus, Civet, en Olie van Rozenhout gedestilleerd, van elks acht grein. Om dien Balsem naar de kunst te maken, zal men de aftreksels van Opium smelten, en Saffraan met een weinig Brandewyn laten trekken; daar na zal men ze allengskens over klein vuur mengen, met de Olie van Neutmuskaat, Hartenvet, Popeljoen zalf. Daar na zal men’er Olie by doen, en eindlyk Muskus en Amber in Poejer, gelyk we voor de Balsem van Beroerte zegt, gemengd met de Civet. Deze Balsem is uitgevonden om een zachte slaap den Zieken te verwekken, en de pyn aan ’t hoofd te benemen, welke veeltyds met gedurige, en somwyl afgaande koortsen verzeld gaan. Men doet ten dien einde een weinig in de Neus en Ooren; men bestrykt’er de slagen van ’t hoofd, en de Pols der handen, mitsgaders de bal van de voeten mede. Men kan ze ook onder Geneesmiddelen doen die droog zyn, en die men voor ’t hoofd bind. Men smeert daar van buiten, het Lywaat mede, ’t geen men voor ’t hoofd bindt, en daar de kruiden in zyn. Zy die onder ’t slapen snorken, hebben ook veel ongemak. Dit komt om dat ze gaan slapen, zo dra als zy gegeten hebben, of om dat ze te veel vermoeid zyn, of te lang gewaakt hebben. Zo men in gedurige koortsen al ronkende , of blazende slaapt, is ’t een goed teken. In ene beroerte te snorken is doodlyk; om dit ongemak voor te komen, moet men een kwartieruur voor ’t slapen den mond met edik spoelen; de sterkste is de beste, of men moet een half once Conserf van Pas de Ane, of Hoefblad nemen, of men moet onder ’t hoofd een handvol, of twe, Dillen leggen, of een Tand van een dood Paard.
slaaploosheid is ene gesteltenis des lighaams, die geen slapen toelaat. De Slaaploosheid kan ontstaan, of uit te scherpe vochten en de bewegingen, die daar uit in de vaten voorkomt; en de koortzen die daar uit volgen. Door ongeregeld te leven, ’t gebruik van kost die kwalyk verteerd wordt, en belette de deurwaasseming die daar uit volgt. Door hoop op goed, en vrees voor kwaad, door droefheid en hartzeer; of de ene, of andere drift; komt’er stuiptrekking, of raaskallen, by Slaaploosheid, is zy doodlyk. Hoest voorzegt iet kwaads, en in oude luiden is zy niet goed. | |
[pagina 990]
| |
Middelen voor slaaploosheid.Om de eerste soort van Slaaploosheid te helpen, moet men van tyd tot tyd bloed laten, kleine afgang makende afziedsels innemen, die met Senne, Tamarinden, of Cassie, en Siroop van Persikbloemen gemaakt worden, of de algemene Siroop; somtyds eens baden, of wassingen van allerhande soorten van kruiden gebruiken, die bevochtigen, verzagten, en in een goede gematigheid de ingewanden brengen. Men kan ook in ’t gebruik van die middelen nemen Postelein, Salade, of Nachtschaje; doende daar twe, of drie greinen Saffraan, de Siroop van Slaabbollen, of Plompen by; of de Melken van de koude zaden gemaakt, of Amandelmelk; of men kan deze Koekjes gebruiken. | |
Koekjes voor slaaploosheid.Neem ’t zaad van de Heyoseyamus, Salade, Slaapbollen, zo veel van ’t een als ander; stamp ze wel ondereen met een weinig sap van Salade en maak’er Koekjes van; waar van men zal nemen een dragma, als men na bed gaat. Zo men gene Koekjes kan gebruiken, zal men’er een glas Wyn voor drinken, waar in men zal hebben, twe dagen aan een, Boom-most doen trekken. Men kan onder ’t Hoofdpeulen van ’t Bed Alssem doen; of de slagen van ’t hoofd met Brandewyn smeren, waar in vier, of vyf greinen Kamfer zyn gedaan. De twede soort van Slaaploosheid moet op de zelfde wys gehandeld worden, nemende, dat meer is, een manier, van met de andere strydig, aan. Wat de derde belangt, men zal de derde best door redenkavelen verliezen. Men heeft Slaaploosheid, die door de gemeenschap ontstaat, welke de Maag met de Hersenen heeft. Men heeft niet dan een Braakmiddel nodig; door Buikloop, wanneer middelen, daar toe dienstig, de slaap moeten bevorderen. Door ’t al te veel spillen der krachten van jong getrouden, wanneer men zich een tyd lang van byslapen moet speenen, en zich door vochtige, veel eer dan droge, spyzen voeden. Zekere luiden hebben zo een ongeruste slaap van schrikken en opspringen, dat ze niet weten waar ze zyn, of wat ze doen. Hier doet de levenswyze veel toe, ’t al te graag eten en drinken, gelyk ook ’t gebruik van Kool, Knollen, Uijen, Peulvruchten en dergelyke; desgelyks droefheid, hartzeer, al te veel studeren. Men zal ze genezen door poejer van Melisse, voor en na den eten te nemen tot een half dragma, met wat Confituren, of een slok zuivere Wyn; of men moet Melisse-water gebruiken tot vier oncen, met een half dragme Latu-zaad, dat wel gekneusd is, of men zal smeren, op ’t dekkleed van ’t Bed, eerstgeplukte Pastelingen. Men heeft’er die al slapende opstaan, die uit het Venster, of in Putten springen; of in de Rivieren baden, of op de daken werken, of klimmen. Dit zyn grote ongemakken, zo wel voor hen, die daar aan onderhevig zyn, als voor luiden die by hen zyn. Men moet ten dien einde ’t laten op den Arm en de Voet gebruiken, en dat zo menigmalen herhalen, als men ’t nodig oordeelt. Menigmalen lichte en zachte Purgeermiddelen gebruiken, als zyn Tamarinden, Kassie, Siroop van Appelen gemengd, die van Rosen, of Persikbloemen, Katholicum duplex, Cremor Tartari, Sal Polychrest, Kristal Minerale. Men moet zorge dragen, dat men den Buik ruim houd, en gene Peulvruchten gebruikt, noch spys die kwalyk wil verteren; zich matigen van Wyn, en voor al de oefening. Men kan daar by onder het Hoofdpeulen leggen een hand vol Dillen. | |
Middel tegen slaaploosheid.’t Aderlaten moet men ten eerste doen, maar het moet niet overvloedig wezen, of daar moesten tekenen van al te veel bloed zyn. ’t Baden in laau water is ook goed, of in deszelfs plaats een afziedsel van Wyngaardbladen, Salade, Nachtschaje, Plompenbloemen, in een ketel, om daar ’s morgens en ’s avonds met de voeten in te zitten. Elken avond zult gy een glas afziedsel van de Slabladen, en van ’t zaad van witte Slaapbollen, en van de bloemen van Plompen nemen, doende daar een once wit Papaverzaad by. Gy zult de Rozen-olie met het Rozenwater mengen, om ’t op ’t voorhoofd te leggen, zonder Wynazyn, of gy zult de Nachtschaje, de Salade, en de bloemen van Nenufar te samen stampen, om ze om ’t zelve deel te leggen. Gy kunt ook een Smeersel op de slagen van ’t hoofd maken, met vier greinen Laudanum; welke gy met een weinig Violen olie zult mengen, op ze op den tyd van slapen aan ’t hoofd te smeren. De ontsteking van de herzenen en deszelfs vliezen, ’t geen Phrenesie genaamd wordt, en aan gedurig raaskallen bekend is, aan waken en hevige koorts, ’t geen gy niet genezen kunt, dan door ’t Laten op den Arm, de Voet en het Voorhoofd, die gedaan zullen worden, volgens de aanwyzingen. Gy zult menigmalen geven Darmspoelingen met zuivere Melk en verkoelende kruiden; gy zult ze ook van Water en Azyn geven. Gy zult den Zieken dwingen menigmalen te drinken, die in dit raaskallen ene zaak, zo nodig, vergeet. Gy zult een Voorhoofd band met acht witte Slaapbollen en ’t zaad op ’t hoofd leggen, ’t geen gy stooten zult, met drie vingergrepen van de Plompenbloemen, en een weinig Rozen-, of Latuwater; of gy zult op ’t voorhoofd de Olie van witte Slaapbollen smeren, of van Mandragora; is de Slapeloosheid zo ongemeen, dat’er de krachten van den Zieken door henen ging, kunt gy uwen toevlucht nemen tot de Landanum, waar | |
[pagina 991]
| |
van gy weinig zult gebruiken en trapswys, van drie tot zes greinen, uit vreze, dat, door een gift, niet naar gelang, de zieke niet in een doodslaap valle. Gy kunt niet denken op ’t Buikzuiveren, terwyl de vochten in beweging zyn, of ’t moest wezen door ’t raaskallen, dat men een Parafrenesie noemt, en geschiedt door de overeenkomst van de onderdeelen met het hoofd, of door een Gal heersende in de Maag. Want in zo een geval doet gy wel met buikzuiveren, door middelen, die de Gal in den eersten graad afzetten, alzo de ondervinding leert, dat een afgang daar op volgende, het raaskallen geneest. Zie Slapen.
slaapmiddelen zyn zulke die bekwaam zyn, om slaap te verwekken. Neem Rozen- en Popeljoen-zalf, van elks een once, dunne extract van Opium, een dragma Olie van zaad uit de Hyoscyamus door perssen gehaald, twe dragmen; schud en sla het onder malkander, tot dat het wel gebonden is, en bewaar het Smeersel, om ’t op ’t voorhoofd en de slagen van ’t hoofd te leggen. ’t Bedaart de te grote drift der geesten, maakt slaap, en bezadigt grote pynen. | |
Ander geheim om te slapen.Sla in een kommetje een stuiver Rozen-olie, met een weinig goede Wyn-azyn; doop daar na in dit mengsel een klein wit Lywaat, en maakt’er een Windsel voor ’t hoofd van. | |
Ander, dat deurgaans niet feilt.Stamp met malkander drie bloemen van Plompen, twe kleine Slaapbollen, een vingergreep Provincie-rozen, een weinig Sla; doe’er een scheutje Wyn-azyn by, doe ’t tussen twe wat dikke doeken, om ’t voor ’t hoofd te binden.
slaapziekte. Men heeft deze van velerlei soort; men noemt ze by de Geneeskundigen Coma, Carus, Lethargus, en men onderscheidt de Coma weder in een wakende Coma, en een deurslapende. In deze en nog enige is ene schielyke, maar kleine kennisse en bevatting, welke men in ene Apoplexie niet heeft. De Slaapziekte valt voor in ’t komen van gedurige koortsen, en somtyds na vallende-ziekte, of een slag aan ’t hoofd, of door een gebrek aan de Maag, Lyfmoer, Long, of enig ongemak van de ingewanden. Oude luiden en kleine kinderen komt ze meest over, en meer in de Winter en de Lente, dan in anderen tyden van ’t jaar. ’t Geen aan deze zieklykheid veel toebrengt, is veel dronken te zyn, en meer dan vereist wordt te eten, te onmatig te drinken, de natuur door waken en onmatig werken af te slooven; zy wordt ook door te veel baden veroorzaakt, of door iet te naauw om den hals te hebben, of door een Slaapmiddel. Zo ’t slapen door te grote ledigheid veroorzaakt wordt, dat is, door honger, is het doodlyk; zo het na een gedurige koors blyft aanhouden, die van den honger komt, is zy doodlyk; zo ’t blyft aanhouden na een gedurige koorts, is ’t niet zonder gevaar. Al het slapen, dat lang duurt, dreigt een Apoplexie, en Slaapziekte, of Lamheid. Men zal weten, of het uit de Maag voortkomt; zo braken, of walgen daar is voorgegaan, of dat het uit de Moer voortkomt, zo men enige pyn ontrent het heilig been, en schamele deelen is gewaar geworden. Door die van de Longen, zo met ene moeilykheid van kugchen, en ademhalen, men stekingen geleden heeft in de borst. In zulke gevallen moeten de Zieken door Geneesmiddelen geholpen zyn, voor die deelen goed. In een Slaapziekte moet men voorschryven, als in een Apoplexie; behoudens dat men zelden, of nooit daar in Laten moet. Men moet veeleer Koppen zetten, en met enige vocht wat poejer van Wierook, of Myrre innemen. Men vindt’er die raden het hoofd van een Vledermuis op den arm, in een zwart Lywaat gewonden, te houden; of aan de zolder van de Kamer, met een rood draadje, de rechtervleugel van een Marel op te hangen; of onder het hoofdpeulen van ’t Bed te leggen de ogen van Hoppe, of een Nachtegaal met derzelver hart, en gal, of ’t gantse hoofd met de gal ener Kraauvogel te vryven. De Slaapziekte, die uit he Lyfmoer voortkomt, zal door ’t baden en aderlaten op den voet genezen worden. Daar is nog een slapen, of liever ene slaperigheid, die tussen een Carus en Lethargie in is, die imand in allerlei lighaamsgestalte overvalt, zo dat men onbeweeglyk blyft, en als in verrukking. Deze wordt door veelheid van bloed veroorzaakt; ook door zwartgallige vocht. Zo ’t van ’t bloed komt, is ’t aangezicht rood en ontstoken; komt het van zwartgallige vocht, wordt het blaau en loodachtig. Die van overvloed van bloed komt, wordt genezen door aderlaten in de Cephalica, zo menigmalen nodig is. Men moet verscheidenmalen Darmspoelingen van Kamille, Melilote bloemen, Glaskruid, Bingelkruid, Lynzaad, fyne Griek gekookt, waar in een vierendeel gemene Honig is gesmolten, met een vingergreep Zout. Men zal daar na den buik met Senne, Rabarber, en Gemene Siroop zuiveren, die met wat Vleesnat, of wat Gerstenwaters, of oude Wyn verdund is. Wat de anderen aangaat, een bloedlaten, of twe zal genoeg zyn met het zelfde afziedzel van de voorgaande darmspoelingen, doende daar Alssem by met Rosmaryn, Salie, Moederkruid, Thym, en by elk zal men doen wat Kastoreum, of Kamfer. Men zal daar na den buik met Tabletjes de Citro, of de Diacarthamo, of de Succo Rosarum zuiveren, of met Aloës, of Agaricus pillen; zo niet, zal men een aftrekzel van twe, of drie drachmen Senne, een dragma Rhabarbar met de Siroop van Rozen met Agaricus geven. | |
[pagina 992]
| |
Men zal dit zo menigmalen herhalen, als nodig is, en vermeerderen de gift naar ouderdom en krachten. | |
Aanmerking.Slaperigheid in hevige ziekten, en in andere koortsen voorzegt niet veel goeds.
slachtmaand, November. Is de negende maand van ’t jaar, heeft dertig dagen, en de Zon gaat in het teken van Sagittarius, of den Boogschutter, op den 22. In deze maand begint men de Lente te vervroegen, door middel van bedden, waar op men kleine Salade zaait, dat is Latu, Kervel en Kers. ’t Is eigentlyk de maand van groten arbeid, om schaarsheid te ontgaan, die de medegezellin van den dooden tyd is, voor hun, die geen vooruitzicht hebben: want de koude laat eindlyk niet na grote verwoestingen in de Tuinen van luijaarts te maken: en dus mag men in ’t begin van deze maand, hoe goed zy schynen mag, wel grote droge Mistbergen by de Cichoreijen, Artisokken, Beete, Sellery, Uijen, Wortelen, laten brengen, om ze gemaklyk in weinig tyds over al het nodigste heen te spreiden, om verwoesting voor te komen, en desgelyks, zo dra zich de koude begint te verklaren, moet men voor goede den Vygeboom dekken. Gedurende dezen tyd zet men grote en kleine Boomen in de Mandjes, die men op ene byzondere plaats zet, en voor al aan ’t Noorde; men zet’er stam-boomen zo wel, als laagstamde, en men houdt’er een goede Lyst van, om de soorten in orde te schikken. Deze Mandjes moeten een half voet van den andere staan, en zo wel in den grond staan, dat’er niet van te zien is als de rand om hoog. Men legt in die Mandjes de Boomen, die voor Heiningen zyn geschikt, even eens, als of men ze daar in met der daad plantte en men plantze recht en in ’t midden van de Bakken, die geschikt zyn, om ze in een ruime plaats te zetten. Zo dra men de Vorst gewaar wordt, begint men grote Mistbergen te gebruiken, die men op hare plaatsen had laten brengen. By voorbeeld, is ’t om de Artisokken, men kan ze aan ’t Noorden wat hooger houden, om ze tot beschutting te dienen, wachtende ze geheel te dekken, of wel, als men anders met werken zeer gedrongen wordt, dekt men ze ten eerste, wel te verstaan, dat men, voor ’t dekken zyn gantse Lof afsnydt. Een weinig van de Mistberg is in ’t begin genoeg voor de eerste aanvallen; en men verdubbelt, naar maten van ’t toenemen der koude. Die zulke droge Mistbergen niet hebben, kunnen bladen van Boomen nemen. Men moet de Artisokken dus gedekt laten leggen, tot dat de maand van Maart voorby is. Zy is deurgaans gevaarlyk, en vele Tuinlieden zyn oorzaak van ’t verlies der Artisokken; wanneer zy, zich latende bedriegen van enige fraaije dagen van Maart, ze in ’t geheel ontdekken en bearbeiden. Ten minste, zo men ze ontdekt, moet het niet, dan een weinig zyn, en men moet den Mistberg gans naby laten, om ze’er op te gojen, zo de Vorst weder komt. Van ’t begin der maan af, en eer de Vorst gekomen is, bindt men de Andivien, die sterk genoeg zyn, en men bedekt ze met het geen men kan; men dekt ook op de zelfde wyze de andere Cichoryen, die men niet heeft kunnen binden, zy worden dus beide geel. ’t Is zeer goed een warme plaats te hebben, om ze daar aan kluiten in te poten, ’t geen ’t sterkste is, gelyk achter zal gezegd worden. Men snydt het deurschot van de Aspersies af, als ’t zaad ryp is; men draagt zorg, dat men ’t wegsluit, zo men in ’t voorjaar wil zajen; ’t zoude niet goed zyn de Aspersies eerder af te snyden, zo wegens ’t zaad, dat weg zoude wezen, als voor de wortel, die spruiten zoude kunnen schieten, die sturven. Die by het Bos zyn, doen wel, dat ze bladen byeen zamelen, niet alleen, om ze tot dekking te gebruiken, gelyk gezegd is, maar ook, om ze te laten in een gat rotten; zy geven goede Mest, en dienen voor al voor een Mest-aarde. Men graaft den voet der Boomen om, die schynen te kwynen, om’er de oude aarde af te nemen, en’er weder goede en verse in plaats te brengen. Die zeer veel Boomen te snoejen hebben, moeten met de minst sterken beginnen. Men gebruikt grote droge Mesthoopen, waarvan men’er in den Zomer zeer veel moet hebben opgedaan, om de Vygeboomen te dekken, zo wel die aan latwerken, als aan boomtjes staan. De laatsten bindt men zo naau mooglyk by een, om ze te gemaklyker te dekken. Wat zulke belangt, die aan latwerken staan, men tracht aan de kanten zo veel men kan de hoge takken te laten, en verscheiden aan stokken by een te binden, welke ze moeten ondersteunen. Op deze wys dekt men ze ook veel gemaklyker en met minder onkosten. Men laat’er dit bekleedzel tot de volle maan van Maart om, op welken tyd men’er alleen een gedeelte van wegneemt, verwagtende dat de volle maan van April voor by zy. De vorst van deze twe laaste Maanden is gevaarlyk voor deze jonge vrucht, die dan begint voor den dag te komen; en de grote vorst van den Winter is gevaarlyk voor hout, dat veel pit heeft. Die ongediert in hunne pereboomen hebben, doen wel, dat zy’er de bladen afplukken, die daarvan zyn aangetast, om ze terstond te verbranden; en zelf de takken met den rug van een Mes, af te schrappen, om van Venyn van dat Dier, dat daar den gansen Winter aan blyven zoude, te zuiveren. Gelyk de dagen dan kort zyn, zo werken wakkere Tuinluiden tot het avondmaal by de kaars, of om Stroomatten te maken, of om de Boomen gereed te maken, die men planten moet, zo dra de koude ’t toelaat, of om te tekenen. | |
[pagina 993]
| |
Men zet op rijen de Boomen in de aarde, welke men niet heeft kunnen planten, en dekt de voeten met veel oplettenheid, even als of men ze op de plaatzen zette, zonder een ledige plaats om de wortels te laten, anders zouden grote Vorsten ze bederven. Men bewaart op zyne plaats, of liever verplant aan kluiten op een zekere plaats de Kool, daar men zaad van wil winnen; en zo men in de maand van April ziet, dat ze naaulyks uitschieten willen, moet men’er van boven een kruissnede vry diep in geven, door dit middel zat ’t hart beter deurschieten; Men doet het zelve in Mei, ten aanzien van zekere Kropsladen, die ten naauwer nood kunnen deurboren. Zo dra de vorst begint hard te worden, moet men de Wintersaladen dekken, die in een luw hoekje staan; en dit moet met geen droge Mest zyn, gelyk de andere planten, uit vreze, dat’er in ’t hart van zulke, die kroppen, gene vuiligheid mag komen. Maar met zuiver lang Stroo, dat men op poten legt om ’t op te houden, en te maken, dat het niet verwaje. | |
Winsten in de Slachtmaand.Men zend dan Pluimgedierte te markt: maar zelden Kalkoenen, en Ganzen. De rechte tyd om Speenvarkens te verkoopen is de maand November. Men kan Kalven verkoopen, die dan goed zyn om na de Hal te zenden. Men ontdoet zich ook van vet Vee. Dit is dan gewild. Boter, Kaas Eijeren, die men dan heeft moet men na de Markt zenden. Komen’er dan, die Wyn willen koopen, laat de gelegenheid niet voorby slippen. ’t Geld, dat daar van komt, zal meer dienst doen in den koophandel, dan de Wyn, bewaard op hoop van ze naderhand duurder te verkoopen; want men bedriegt zich veel al. Men verkoopt dan ook de volgende Vruchten zeer wel, de Virgouleuze, Ambrette, Marquise, Caillot Rosat, en de poire de Epine, de Louise-bonne, de Martin Sec, Citron Musque, Bon Chretien de Espagne; Bezy-Queffoy, Rousseline, Bergamote-Cressane, zijn alle fyne Peren, waar van een Tuin voorzien moet zyn. Zo de gemeste Duiven jongen hebben voortgebragt, moet men ze verkoopen. | |
Bezigheid des Landbouwers in de Slachtmaand.Als de maand van November komt, moet een Huisvader, of Landbouwer zorg dragen van de Eikels te vergaderen, om ze tot voedsel der Varkens te doen dienen. Heeft men Rapen in de aarde, zal hy ze uithalen, om ze op hare bekwame plaats te brengen, daar ze voor de Vorst bewaard zullen zyn. De maand van November is de rechte, waar in men de Neuten moet kraken, om’er de Olie van te halen. | |
Wat werk men aan de Bloemtuinen doen moet.Met moet de dekzels klaar maken voor bloemen, die de Vorst niet kunnen verdragen, om ze te dekken, als men ziet, dat het wil gaan vriezen. Men plant Rozen-, Althea-boomen, Lilac, Syring, Gelderse Roos, Citisus, en alle Boomtjes en Heesters, die hunne bladen laten vallen, en de Vorst verdragen kunnen, als ook de Peonies en andere sterke planten. Men kan ook planten en zajen, vezel achtige planten, en de zaden in September getekend. Zie ook ’t geen in Januari, of in loumaand gezegd is; en moet worden gedaan. Deze maand is de beste, om Tulpbollen te zetten, vooral in de kleine Tuinen met hoge heiningen omringt, en die naaulyks de Zon hebben. In het begin van deze maand worden ook Kaswyngaarden gesnoeit, en de andere als de bladen zyn afgevallen. Men zet de Bakken ook over ’t Wintergezaai en vroege bloemen, en doet’er ook de glazen op, zo het rypt: de Schuifgordynen moeten ook voor de Stook-kassen zyn. Zo ’t zich zo ver tot vriezen begint te stellen, dat de Aard- en Warmoes-vruchten daar van beschadigd worden, snydt men de roode Bloem-kool, en andere af; men rooit ook de grote Sellery en de Winterwortelen, maar niet Pastinaken. Bloemkool, Endivie, Seldery, worden best op zich zelve opgehangen bewaard; roode Kool en Winterwortelen moeten buiten’s huis gekuild worden: maar die binnen’s huis die, waar van men daaglyks eet. De rode Kool ongedekt op hoopen. De Wortelen en Rapen in droog zand. Men hoeft evenwel zo haestig niet te zyn, want Kool, Krulseldery en Adivie kunnen nog wel een vorstje verdragen; En de Seldery die tot boven toe aangeaard is, kan men in matige vorst nog lang bewaren. Bloembedden worden gedekt met oude Run een halve vinger dik, en als ’t harder vriest met Peulrys daar op. Zo lang de Vygeboomen nog zo veel gevaar niet loopen, dat men ze uit den grond niet zoude kunnen krygen, kunnen ze geen kwaad: maar men moet ze inhalen eer de vorsl den grond zo hard heeft gemaakt. Men heeft in die maand Gisambert, Doyenne, St. Germain, Aagten. Goudpippingen beginnen goed voor de Tafel te worden. Ook heeft men Druiven. En voor de Keuken, Foppen-peer, Kempar-Lantjes-peer, Gelderse Kruis. Men heeft nog in ’t begin Peulen, Erreten, jonge Turkse Boonen, Kropsala: maar de geheele maand Spenasie, Kervel, Beet, Zuring, Andivie, Wortelen, Seldery, Kool. Men begint nu onder glazen, Anemonen, Cyklamens, Trosnarcissen te krygen, die in de aarde zyn gebleven. Men heeft ook gele en witte Katalonise Jasmyn, en by geval Oranjebloem; en in de | |
[pagina 994]
| |
open lucht somtyds Anjelieren in bloem: maar die door zyn geschoten.
slagader, anders Hartader, of Arterie. Het bloed uit het hart komende verspreidt zich door alle deelen van ’t lighaam, door middel van vele vaten, of buizen, die men slag- of hartaders noemt. De Long-slagader brengt het bloed uit de rechter holligheid des harten naar de Long. De grote Slagader, Aorta genaamt, verdeeld het bloet in verscheiden andere takken, om het in alle de andere deelen, zo na boven als omlaag te brengen. Zo dra de grote Slagader uit de rechter holligheid van ’t hart komt, formeert ze een kromte van een half ront. Boven aan deze kromte beginnen de rechter- en slinker-slagader, die onder ’t Sleutelbeen leggen, nevens de slinker Slaap- of Krop-slagader, welke dienen om het bloet in de borst, armen en het hooft te brengen. Ider van deze Slagaderen verspreid zig weder in verscheide takken. Daar de grote Slagader na beneden beneden loopt, om daar het bloet te brengen, verdeelt ze zig insgelyks in meer andere, die ook mindere takken hebben. De voornaamste zyn (1.) de Buik-slagader, die drie takken voortschiet, ene na de Milt, de andere na de Maag, en de derde na de Lever. (2.) De bovenste Scheel-slagader, die de slinker Nier- en de twe uitmelkende Slagaderen voortbrengt. (3.) De onderste Scheel-slagader, die beide de Lendenaderen voortbrengt na de slinker- en rechterhand. (4.) Nog verdeeld zich de grote Slagader in twe takken, de Heul-, of Echenis-slagaderen genaamt, van welke de inwendige takken schiet na de Blaas en den Aars; Men noemt de laatste de uitwendige Speenader. De uitwendige Heup-slagader brengt voort de uitwendige Schamelheitsader, en loopt langs de dye, daar ze den naam krygt van Beenader; Eindelyk verschaft ze bloet door verscheide takken aan het hele been en den voet. Als een Slagader gekwetst, of doorstoken is, moet men terstont een bekwamen Heelmeester halen. Heeft men’er gene gelegenheit toe, kan men zig van dit middel, dat enigzins naar bygelovigheid zweemt, bedienen. Laat een Boon roosten, en legt ze op de Kwetsuur: het bloeden zal zonder fout ophouden. Ook kan een gebrande Boon dikwils dienen om ’t bloed te stelpen.
slagader-breuk, Aneurisma, is een woord der Heelkunde. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
slager wordt een genaamd die Rund-vee, Kalven en Schapen doodt, en aan stuk hakt om te verkoopen. Om hun goed te behouden moeten ze onderzoeken wat hunne plicht zy. | |
Plicht des Slagers.Zo ze niet getrou zyn in ’t volgende, zullen ze niet ryker worden; en gevaar loopen van te verliezen. Bouwt God het huis niet, vergeefs werken de Bouwlieden, zegt David. Ps. 126. Ze nemen dan acht. I. Dat ze geen gestolen vee koopen; Dit is zonde, en men moet vergoeding doen, aan die ’t toebehoort. II. Dat ze hun vee op Kerkhoven, noch verboden plaatsen hebbe geweidt. Zy moeten de schade betalen, want zy moeten voor hunne Hoeders verantwoorden. III. Dat ze hun vlees niet te hoog verkocht hebben, nog zwaar gemaakt; alzo ze gezondigd hebben, en verplicht zyn vergoeding van ’t verkogte te doen. IV. Datze geen ziek vlees, of dood vlees verkoopen, dit is zonde, en zy zyn niet alleen verantwoordlyk voor ’t kwaad, dat het gedaan heeft: maar ook genoodzaakt, om weder te geven ’t geen ze te veel ontfangen hebben, alzo ongans, of dood vlees zo veel niet, als gezond waard is.
slang, in ’t Latyn, Serpens. Dit is een kruipend dier, zonder pooten. ’t Is gemeenlyk een arm lang, rond, twe vingeren dik; men heeft’er nog groter en kleiner. De kop is wat plat gedrukt, de bek met scherpe tanden voorzien, de tong lang, fyn, dun aan ’t eind gespleten, zwartagtig. Zy schiet met zo groot een geweld weg, dat ze schynt als een gloeijend hout. ’t Vel is gemarmerd van velerleije kleur. | |
Geheim en Middelen, om de Slangen en andere kruipende Dieren, buiten Hoven en andere plaatsen te houden.Volgens ’t verhaal van Florentyn, moet men Alsem en Byvoet rondom planten, ten minste op verscheiden plaatsen, en zo zy gewoon zyn daar in te komen, zal men ze daar door den rook van Wortel, Lely, of Hartshoren uitdryven. Florentyn zegt, dat de Slangen nooit by de plaats komen, daar Hartenvet by gelegd is, of de wortel van Santori, en dat alle kruipende Dieren zullen vlieden, zo men Bertram, Galbanum, Hartshoren, Ysoop, Zwavel, Ezeldrek de horen en voet van een Bok met den andere gestampt, met sterke Wynazyn besproeit; van dit gantse mengsel kleine balletjes maakt: want de reuk van dit alles door de lucht zich verspreidende, zullen ze vlieden, of sterven. Enigen hebben geschreven, dat een tak van een Granaatboom niet alleen Slangen, maar venynige dieren heeft verdreven. Men zal wel doen ze onder de bedden te leggen. De zelfde Florentyn doet de Slangen op ene plaats by een komen, door in een Tuin, enz. een oud Vat te begraven, daar men lang in gezouten heeft. Want alle die Dieren zullen’er terstond na toe komen, en vallen’er van zelf in; als het Vat met de oppervlakte van den grond gelyk staat. ’t Is een zeer gewisse zaak, dat Slangen voor den reuk van oud Leer en oude schoenen vlieden. Ik zal niet vergeten hier te zeggen, dat de Slangen ’t vuur zeer haten, om dat hun de ogen daar voor schemeren. Zy haten ook alles wat sterk | |
[pagina 995]
| |
ruikt, als Look, Uijen. Zy houden veel van Zevenboom, Venkel, gelyk de Padden van Salie, en de Adders van Rakette. Zy vlieden de Haver-Essen, zo, dat ze deszelfs schaduwe ’s morgens en’s avonds ontwyken. Ik had byna vergeten, dat de Slangen niet komen onder de bladen der Varen. Dit maakt dat op verscheiden plaatsen de Slangen voortgaan, daar men dit goed zaait. Ik moet ook niet vergeten, dat de Slangen, de bloemen der Fleerboomen en andere haten. Zo men de bladen der Varen brand, zullen de Slangen voor den reuk loopen, en na andere plaatzen gaan. | |
Ander geheim voor hun, die van Slangen zyn gebeten; dit middel helpt vaardig en is licht om doen.Is imand van een Slang gebeten, hy drinke het sap van de bladen van Esschen, met witte Wyn. Heeft hy de koorts, hy neme alleen ’t sap, en dekke de gebete plaats met de bladen der Esschen. Velen hebben dit wonder gelukkig beproefd, en hebben daar over verbaasd gestaan: maar zonder rede, alzo de Esschenboom ene strydige eigenschap met de Slang heeft. | |
Andere geheimen door geachte Schryvers beroemd.Dioscorides wil de beet uitgezogen hebben van imand, die niet nuchteren is, en de mond met Wyn gespoeld heeft. Maar de Heelmeesters zetten’er tans eeen Kop op, en beletten daar door ’t gevaar van den zuiger. Hy wil ook dat het goed zy, de wonde met een Spons te stoven, en dan te kerven; maar dit moet diep geschieden. Doch die ’t gantse beledigde vlees wegsneed, zoud om twe reden beter doen. Voor eerst, trekt’er het venyn beter uit. Ten twede het venyn, dat in ’t lighaam is gekomen, gaat met den overvloed van ’t uitgeloopen bloed uit de gemaakte wonde. Zo ’t beledigde deel op een uiterste van ’t lighaam is, is ’t best ’t af te zetten. ’t Zelfde moet men doen in gevaarlyke Slangen. Als Adders (Aspics) Gerasten, enz. Cornelius Celsus pryst een levend Hoen midden deurgesneden, en warm op de wonde gelegd, zeer aan. Men kan ’t ook met Kalfs, Schapen, Lammervlees doen, daar, na dat het gedood is, nog warm op gelegd. ’t Is ook goed terstond na den beet een drank te nemen van zuiver Wyn en Peper gemaakt, of iet dergelyks om de warmte te versterken, en te beletten dat het venyn zich van binnen niet ophoude. Want de meeste venynen dooden door koude. | |
Andere geheimen en middelen tegen Slange beten.Zo de Landman, of imand van zyn volk van ene Slang is gebeten, moet hy terstont een teug, of vier van Essenboomen-sap met witte Wyn drinken; en op de Wonde de bladen, daar ’t sap uitgedrukt is, papswys, leggen: of wel hy moet drie, of vier druppen Vygemelk in de Wonde druppen, of enige greinen Mostert in Wyn-edik gestooten. Hy kan ook nemen de bladen van Wollekruid, Nagelwortel, rode Aalbessen, van elks een hand vol. Doe alles in Azyn en Pis, vans elks evenveel, tot op de helft, koken; drink drie, of vier mondvollen van dat afziedsel, en stoof de beet met de bladen. | |
Slangen die in ’t lyf zyn geraakt.Zo ’t ene Landman is gebeurd, dat hem slapende door den mond in ’t Veld een Slang is in ’t lyf gekropen, is’er niets krachtiger, om hem te doen heen gaan, dan door middel van een Trechter in den mond, te ontfangen den rook oude Schoenen, want de Slangen zyn vyand en van die reuk; en men moet het afziedsel van Yzerkruid, in witte Wyn gemaakt, drinken. Dit is bevonden.
sleepnet is een groot Net, dat men over ’t Veld sleept, om klein gevogelt te vangen, als Patrys, Kwartels, enz. | |
Hoe men een Sleepnet maakt.Een Sleepnet kan van vierkante mazen gemaakt worden, hoewel men ze gemeenlyk van overhoekse maakt. Zo gy ze van vierkante wilt maken, kunt gy ’t Artikel net 21 nazien; en zo gy ze wilt van overhoekse hebben, Nommer 11. Als gy ’t zult hebben gemaakt, zo boordt het van de ene kant met een koord, die vry sterk is, welke gy zult vyf, of zes voeten aan elke kant langer laten, dan ’t Net is, om ’t te gebruiken tot het slepen van ’t Net, ’t geen gy zult maken van mazen, die een duim wyd zyn; zo gy ’t schikt voor Kwartels: maar van twe duimen voor Patryzen. Zy gy een Sleepnet voor Kwartels maakt met overhoekze mazen, moet gy het op zyn minst van twehonderd mazen, van een duim elk, opzetten; men kan ze wel van vierhonderd maken: maar niet langer, om dat het te zwaar te trekken zoude zyn. De verbeelding hier achter zal ten voorbeelde dienen, in ’t Artikel net. Men neemt de langte van het Net van I. tot K. Deze is de kant waar aan ’t moet opgezet worden, en niet aan de andere; men moet’er een staart aan geven van achtien voeten, van K. tot L. Als ’t Net af is, moet men door de mazen van de laatste ry een tou steken H.I.K.Q. men moet nog vyf, of zes toutjes daar aan vast maken, die wel gelyken na de toutjes in I. en K. van een voet, of vyf lang, volgens de wydte welke ’t gantse Sleepnet heeft. ’t Overige der mazen moet de vryheid hebben, van glyjen langs het tou heen, van I. tot K. Men moet aan weerskanten van ’t Net laten hangen vyf, of zes voeten van het tou, gelyk in de Figuur aan I. H. en K. Q. te zien is, welke dienen om ’t Sleepnet te houwen, als men het over ’t wild wil heen slepen; en om ’t nog wyder te maken als men wil, moet men die soorten van Netten van goed draad maken, dat grof en sterk genoeg is, rond gedraaid en van drie strengen. Men | |
[pagina 996]
| |
kan het bruin verwen zo men wil, gelyk in ’t Artikel net geleerd is. Zie kwartel. Een Sleepnet voor Patrys moet van tou gemaakt worden, dat fyn en van twe strengen is. Men moet het niet langer hebben dan zes Roeden, noch minder dan drie, de hoogte, of breedte moet niet minder dan vyftien voeten zyn, noch meer dan 18. ’t Zy de mazen overhoeks, of vierkant zyn, zullen zy 2 duimen wyd zyn. Als ’t gantse Net af is, zult gy ’t rondom van een tou voorzien, zo dik als een schacht van een Pen, latende aan elke hoek A. B. C. D. van ’t Figuur in ’t Artikel patrys een rond tou; men zal van rwe tot twe voeten nog anderen langs ’t Net vast maken, gelyk in de zelfde Figuur te zien is. Die Touwen dienen om ’t Net aan twe staken vast te maken, die door twe luiden moeten gedragen worden. Gy moet wel opmaken, dat hoe ’t Net wyder en langer is, hoe de mazen groter en ’t tou fynder moet wezen, om ’t ligter te maken; zie Art. 21. van ’t Woord net dat van overhoekse mazen gemaakt is. | |
Om een Sleepnet te maken, dat een mens kan dragen.Sla uw oog op de gedaante daar van, door een mens gedragen. Om ze te maken, moet men beginnen gelyk men doen zoude met een Net met overhoekse ruiten. Men begint ze gelyk in ’t Artikel net, Nommer 10 te zien is. Men zet ze, of van acht, of tien mazen, van twe duimen wyd op. Men zal’er meer, of minder van opzetten, naar de grootte van den man, die ’t gebruiken zal. ’t Opzetten zynde gedaan, zult gy ’t vervolgen gelyk een Net van vierkante mazen; dat is; dat men moet meerderen aan ’t eind van elke ry mazen, tot ontrent de langte van twaalf, of vyftien voeren, en dan van braaihoutje veranderen, en nemen een de helft, of twe derde kleinder, en maken de laatste ry onder, en voorzien daar na ’t net rondom van een sterk tou, latende aan weerkanten aan elken hoek hangen twe einden, die een voet lang zyn, om ’t Net aan den stok vast te binden. Wat de twe andere hoeken belangt; ’t tou moet niet geknoopt worden om te blyven, maar om ’t te kunnen verwyden, of ’t Net uit te rekken naar de grootte van den man, die ’t gebruiken zal; men zal aan de kanten van ’t tou, van twe voeten tot twe voeten toutjes vast maken, om ’t Net langs de staak vast te maken.
sleutel. Zie Hubners Kunst-woordenboek. ’t Is een woord der Boukunde, waar door men verstaat zekere Balk, die op ’t eind van een Balk die te kort is, of vergaan, in een Muur gebragt wordt. ’t Betekent ook ’t yzeren, of koperen werktuig waar mede men een slot open doet.
sleutelbloem. Zie Hubners Kunst-woordenboek op PRIMULA VERIS. | |
Gebruik.De bladen en bloemen trekt men als The, men neemt een goede vingergreep. Men kookt ze ook in Kalfsnat, en geeft ze tot een halve hand vol. Zyn gedestilieert water geeft men in van twe tot vier oncen. Deze Plant is in de Jigt goed, in Zinkingen, in ziekten der geledingen, in Lamheid, als zy niet groot is. Zy is goed voor die der Tong. Zy doet slapen, belet opvliegingen, geneest schele hoofdzweren, en de drajingen des hoofds, van Dochters die de Stonden niet wel hebben. Zy komt in het Martiate Smeer. Stovingen van Koornbrandewyn, daar de Primula Veris in gekookt is, zyn uitnemend voor Lammigheid.
slikbrok, zie Opiaat, is een Geneesmiddel dat men inneemt, en uit verscheiden drogeryen bestaat; uit vochten, poejers, pappen, Honig, Suiker tot een zacht mengsel gemaakt. Men geeft ook dien naam aan tegengiften, Electuaries, onfy ten. | |
Slikbrok, wonderbaar om de Lever te verkoelen, en bloed te zuiveren.Neem wortels van Cichorei, twe dragmen, wortel van Patich, Veelvoet, Rasynen van Damas, Zoethout, Paardebloemen, van elks een dragma, de vier Haairwortels, Bernasie, Scarlei, Endivie, Beteune, Agrimoni, Hoppe, Pimpernel, Schurftkruid, van elks een handvol; de vier koude zaden, Marjolein, Venkel, Anys, van elks twe oncen. Maak daar een afziedsel van. Neem daar na een once zuivere Senne, doe ze koken. Neem twe oncen witte Lorkenzwam, twe dragmen Kaneel, en een vingergreep hartversterkende Bloemen, welke gy daar in zult laten trekken. Kook het met een pond Suiker, doe’er daar na Cassia tot vier oncen by, Conserf van Bernasie, Ossetong en Violetten, van elks twe oncen. Maak van alle deze Drogeryen een Slikbrok. Men geeft het in tot anderhalve dragma, twe uren voor den eten, eens op een week, of twemaal in een maand. | |
Slikbrok om de Tanden te zuiveren.Men moet vier oncen Porcelein nemen, een halfpond gebakken steen, een half once Kaneel, alles met malkander stampen, en ’t ziften door een Zift, die wel fyn is. | |
Ander Opiaat voor de Tanden.Stamp en zift wel fyn twe dragmen uitgebrande Aluin, twe dragmen Kaneel, een half once gebrande korst van Brood, een halfpond gebakken steen, een once Koraal, vier oncen Porcelein; daar gy by zult voegen een once Conserf van Rosen. | |
Slikbrok voor de Opstoppinge der Vrouwen.Men zal Cremor Tartari nemen, Crystal Mineraal, van elks twe dragmen; bereide vylzel van Staal, een half once; Senne een half once; Turbit, Zout van Zevenboom, van elks twe dragmen; | |
[pagina 997]
| |
Koekjes van Alsem en Kappers, van elks een dragma. Men moet alle de poejers laten ziften deur een fyne Temis, ze mengen met Siroop van Vrouwenhaair, om ze tot een zachte deeg te maken. Men geeft van dit Slikbrokje twe ryksdaalders zwaarte, en men zal’er terstond een afziedzel, of een glas heldere Wei op geven. Eer men dezen Slikbrok geeft, moet men den buik genoeg hebben gezuiverd; men moet’er vyftien dagen mede aanhouden. Zo ’t geen werking na dien tyd doet, moet men nog buikzuiveren, en den tyd van vyftien dagen laten voorby gaan; werkt het dan nog niet, moet men ’t nog vyftien dagen innemen; voor en na dien tyd moet men buikzuiveren.
slokdarm. Wat het zy, zie Hubners Kunstwoordenboek. Zy heeft verscheiden vliezen, die elke naar haren aart den naam dragen, of van vliezig, of van spierachtig, of van vaatachtig, of van zenuachtig, of van fluweelachtig. Zy is van slag- en andere aders, en van zenuwen van ’t achtste paar voorzien. De Slagaders komen van de Aorta en de Celiaca, terwyl de ader zonder wederga, en de Kroonaders, van de Maag derzelver bloed ontfangen. De Slokdarm heeft minder van zich zelven, als van andere deelen te lyden; gelyk in de ontstoken hersenen, slaapziekte, zweringen van de mond, trekking der kaken, keelontstekingen, moervlagen. Zy is ook aan zinkingen, en toevallen van een verzwering onderworpen; aan een dikke slym van een koude lucht, en kwaad voedzel ontstaan; en lydt van iet hards, of scherps, dat niet deurzwelgt, en van een wonde en slag. Als zy beledigd is in hare bediening, vindt men pyn langs de rug en keel, en men heeft veel moeite om de spys neer te krygen. Zo zy door hitte lydt, doet zy zich om den hals gevoelen, en om de keel, en men vindt zich door kouden drank verlicht. Door koude wordtze gedurig door een gezwel, of belediging gekweld, die wat ontstokens, of Roosachtigs in zich heeft. Zy maakt ongesteldheid, pyn, koors, en veel moeilykheid in ’t zwelgen. Zo door een Verzwering, van een gebroken vat ontstaat, of van een kwade vocht, zal men nyping en steken hebben; zo dat men noch zout, noch zuur, noch scherp kan velen. Als het door een dik slym is, zal men liever vaste en droge spys, als zoete en vette deurzwelgen. In alle de toevallen van de Keel, kan men veilig zachte en vloeibare middelen geven. Zo men grote ontsteking met hitte der ingewanden had, zal men met klisteren en aderlaten beginnen zo veel de krachten en ouderdom kunnen velen; en zo men nodig heeft afgang te maken, zal men niet dan Kassia, met de Violen-stroop nemen, of de Manne in een Vleesnat zonder zout; daar na zal men den hals met Rosen- Lely- en Kamillen-olie smeren. Men zal voor drank Gerstewater met Razynen en Vygen gebruiken, en van tyd tot tyd, enige Melk met de vier koude zaden. Men zal gorgelen met een afziedsel van de wortels van Heumst, Pastelein; Latu, en doen daar Violenstroop onder. Zo men had Verzwering, zoude men een Pap met het afziedsel van Hysoop kunnen maken, waar in men meel van fyne Griek gedaan had en poejer van Alsem, Meliloten en Kamillen. Op ’t laatste, als alles tot een afziedsel gemaakt is, zult gy’er Boter, of vet van een Kuiken by doen. Men zal een Gorgeldrank gebruiken, die men allengskens kan deurzwelgen, en bestaat uit Gerst, bladen van Seldery, Ysoop met rode, of witte Suiker zoet gemaakt. Voor de dikke slym die zich aan den Slokdarm vast zet, heeft men niet anders dan Prei te eten in Wynazyn gekookt, of Mostert met Vlees; en te maken dat men braakt met een veder met Oxymel Scyltiticum, of sap van Radys, en daar wat Honig by te doen.
slym is een lymige vocht, die spint, wanneer men ze uitgiet en bekwaam is, om weder zacht te worden.’t Is ook een Lym, of soort van Vislym, die ten zelven einde kan dienen. | |
Gemene Mucilago, of slym, bekwaam om hardigheden te verzachten en pynen te bedaren.Sny en kneus vier oncen Heumstwortel; doe ze in een verglaasde aarden pot, met een once Lynzaat, en zo veel fyne Griek: giet’er twe pinten heet water overheen, en zet de pot gedekt op heete as, of op een vuur, dat zeer zacht is, daar ’t alleen warm op blyft den tyd van tien, of twaalf uren. Het aftrekken gedaan zynde, doe de vocht op de helft verkoken, of tot dat ze een Lym is, en zyg ze dan deur. | |
Slym om ’t bloeden te beletten.Doe in een verglaasde aarden pot een half once Kwekornen, en zo veel Vlookruid, giet’er een halfpint Weegbre-water op, en zo veel Rosenwater. Dek de pot toe, en laat het den tyd van tien, of twaalf uren als boven, weeken. Doe daar na ’t aftreksel op de helft verkoken, of tot dat het Lym is geworden. Men moet het roeren met een houtten spatel. Daar na zal men ’t door Stemyn doen zygen, en styf uitpersen. Men gebruik die Lym met zo veel Siroop van kween, of droge Rozen: men geeft’er een lepel vol van. | |
Slym voor de Borst, bekwaam om groten hoest te bedaren, en de Long te verkoelen.Neem een half once van de beste Gom Dragant, die gy kunt vinden, stamptze, en doe ze in een Porceleine, of verglaasde aarden pot. Doe’er zes oncen gemeen water by, of op zyn beste drie oncen gedestilleerd Weegbreewater, met zo veel Rozenwater. De pot gedekt hebbende, plaast ze op een warm Marie-bad, laat ze trekken den tyd van twe, of drie uren, of tot dat de Gom gants is gesmolten. Laat dan dat slym door een Temis loo- | |
[pagina 998]
| |
pen, en bewaartze ten gebruike; men mengtze met Borst-syropen, en geeftze tot een lepel. ’t Is een goed middel voor klooven van handen, lippen en borsten, als men ze op ’t zieke deel legt. | |
Verzachtende slym.Doe in een verglaasde aarden pot, een once Vislym in kleine stukjes gesneden. Giet’er een halfpintje warm water op, en zet de pot op heette as trekken, latende ze van tyd tot tyd roeren met een houtten, of yvoren spatel, tot dat de Lym in ’t water gants is gesmolten. Zy komt onder verscheiden pleisters; Zy doen niets, als goed. | |
Slym van een Rammen vel, om te verzachten en versterken.Neem een Rammevel, dat vers is, sny het aan stukjes met zyne wol, laat het in een genoegzame menigte water koken, tot dat het gesmolten is. Laat dan dit Smeltzel deurzygen, en pers de wol wel uit, die’er overblyft. Om deze Slym nog dikker te maken, als zy niet dik genoeg is, moet men een deel van de fyne vocht uitwaassemen. Deze Slym wordt onder de pleister van verscheurdheid gedaan.
slym van Vlookruid. Zie vlookruid.
slym is een van die taje vochten, die door enige vaatjes natuurlyk, of door ziekte wordt gegeven, en die in ’t bloed somtyds de overhand hebbende genomen, ziekte maakt. Men houdtze voor een koude vocht. Zie wyn van Senne.
smakboom, is een Boom waar van men twederhande soort heeft, de ene in ’t Latyn Cotinus, of wilde Olyfboom geheten, en de andere Sumach, of Smakboom. | |
Beschryving van’t eerste soort.’t Is een Boomtje, dat verscheiden dunne, rode takjes heeft, die na die van Therebinthyn gelyken; uitgenomen, dat ze zyn ronder en breder, sterk van geur, en gelykende na de Galnoot. Zy groeit tot de hoogte van drie, of vier elbogen. De stam is byna een arm dik, en het hout zo geel, dat men’er geel Laken mede kan verwen. ’t Geeft aan de toppen der takken, ene vergadering van pluisjes als Franjen van gedaante, die, wit van kleur zynde, wat na den roden trekken, waar in men langachtige Aauwen ziet, daar men zaad in vindt. Plaats. Dit Heestertje wast op den Apennyn en op andere plaatsen, als in Hongaryen en Provence. Eigenspappen. Deze Smakboom is samentrekkende; ’t afziedsel van de bladen is zonderling goed in zweren van de Tong, van Huig en Zinkingen van de keel, zo men’er zich de mond mede spoelt; gelyk ook in Verzweringen van de Teeldeelen, zo men ze’er dikmaal mede wast. | |
Beschryving van ’t twede soort van Sumach.Dit is een Heester, die ontrent twe elbogen hoog groeit. Zy heeft lange rosachtige bladen, die rondom gekarteld zyn. De Vrucht ziet’er als een Druif uit, waar van de kornen zeer grof zyn. De bladen dienen om ’t Leder te bereiden. Plaats. Men vindtze in Italie, en de beste in Egypte. Zy bloeijen in Juli. Krachten. De bladen van deze Smakboom hebben de zelfde kracht, als die van de Sleepruim. ’t Afziedzel daar van maakt het haair zwart. Men doet ze in Klisteren voor den afgang, en in Dranken daar tegen gebruikt. De Gom van deze Boom in holle kiezen gestoken, belet de pyn.
smeer. Zie unguentum.
smeersel. unguentum, en unguentum van Jupiter. | |
Smeersel om ’s Winters geoculeerde, geënte, gekwetste Boomen te smeren.Neem beste Harpuis vier ponden, Raap-olie een half pond; Smelt het door een en meng. Maar wil men in de Lente smeren. Neem Harpuis vier ponden; Raap-olie drie-achtste pond. Dit Mengsel is zo gereed niet om door hitte der Zonne te druipen: maar draag zorg, dat het niet worde over vlammend vuur gekookt; dewyl ’t ligt opbruist, overloopt, en brand zoude veroorzaken; men dient’er derhalven ’t oog op te houden. Men doet van deze Smeersels wat in een potje, of pannetje, laat het smelten, en als ’t niet al te heet is om te kunnen schroejen, doet men ’t’er met een kwastje op. Zie Aanm. op Lusth.
smeerwortel, Waalwortel Consolida Major, of Symphytum. Zie de Beschryving, Plaats en Krachten in Hubners Kunstwoordenboek. Krachten. De Wortel, als zy nog groen is, en eerst uit den grond gehaald, geraspt, op een Zeem. of Lywaat gesmeerd, en als een Pap op de Voeteuvel gelegd wordt, geneest de pyn. Men heeft by ondervinding dat de wortel gedroogd en gestampt in den drank van kinderen gedaan, welken de darm uitgaat, goed is; dat het den Buikloop bedaart. Een Pap der wortel wat iet Boonenmeel op de plaats gelegd, daar de darm uitgaat, is een uitnemend geneesmiddel.
smeren de gereedschappen. Men moet noodzaaklyk alle grote werktuigen smeren, als Raden van Molens, en Rytuigen. Als men dit niet deed, zoude door ’t schuren en vylen, de Assen en Pennen te veel slyten, inzonderheid in regen, wanneer ’t hout zwellende, alles te naau zoude sluiten, en geen plaats zoude blyven, om te gaan; Hier door zou ’t alles zwaar en ongelyk loopen, en het zoude zeer dra verslyten. Schoon de Olie geen dienst aan klein Tuigwerk schynt te doen, als aan Zakorlogies, om dat ze de beweging langzamer maakt; men moet ze echter niet schoonmaken, zonder’er een weinig Olie | |
[pagina 999]
| |
aan te doen, om dat de beweging, zonder dat, zo geregeld niet zoude wezen, en de gaten te groot zouden worden. Dit zoude de Raderen ongelyk maken, en de beweging van de Slinger. De klene Werktigen, die men niet hoeft te smeren, zyn die welke weinig beweging hebben, of niet veel gebruikt worden.
smit. is een Kunstenaar, die in Yzer werkt, waar van men verscheiden werken heeft, en in ’t byzonder Sloten. | |
Plichten der Smits.De Smits zullen hunne goederen behouden, of vermeerderen, zo zy zich van hunnen plicht kwytende, getrou ’t volgende waarnemen. Want de H.Paulus zegt, in zynen eersten brief aan Timothius, Cap. IV. 8. De godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van dit, en van ’t toekomend leven. I. Zo ze geen kwaad voor goed Yzer geven; daar men meer voor doet betalen, als waard is; want dan moeten ze vergoedinge doen. S. Thom. II. Zo ze geen Sleutels namaken, noch Keizers, noch Loopers, of gereedschap om Sloten aftebreken, voor luiden welke ze weten, dat daar een kwaad gebruik van zullen maken. S. Thom. III. Zo ze, by ’t pond het Yzer bedongen zynde, de stukken niet dik: lomp en te lang maken; Men moet het zo groot en klein leveren, als men bedongen heeft; en zy kunnen zich daar voor niet meer doen betalen, dan bedongen is, S. Thom. IV. Zo ze, ten aanzien van Deuren, Kruis- en andere Sloten, de zelve niet lichter en minder voorzien hebben gemaakt, dan behoorde. Dan moeten ze de schade herstellen. Ald. V. Zo ze op hunnen rekening geen meer Yzer zetten, als zy geleverd hebben; want dit gedaan hebbende moeten ze vergoeding doen. Ald.
smyrnium. In ’t Frans Maceron. Is ene plant, die takken schiet van drie voeten hoog, is zeer takachtig, hol, geribd, en zeer gelyk aan de Piterselie, of Eppe, doch met meer takken voorzien breder bladeren, dikker, vaster, en na de aarde overhangende, menigvuldig gesneden, en rondom gekarteld heeft: gemeenlyk hangen drie bladeren aan een steeltje, zyn geurig als specery, hebben een fraje top van ene bleek geele kleur; zy draagt op de kruin van de spruiten ene kroon, ten naasten by als die van de Anys, het Zaad is gelyk die van Kool, en van buiten bruin, van binnen wit, doch wat zwaarder en een weinig langwerpiger, scherp van smaak en van reuk, zwemende naar Mirrhe; de Wortel is mede heel geurig, scherp, zappig en weekachtig, van buiten zwart, van binnen groen. Plaats. Ze groeit in lage en schaduwachtige plaatzen, en bloeit in Oogstmaaand. Eigenschap en werking. Het Kruid, Wortel en Zaad zyn verwarmende, volgens Dioscorides. De Wortel in Vleesnat genomen, is goed voor Slangebeten, stilt de hoest en verlicht de kortademigheid; Is mede dienstig voor de stremming in ’t watermaken. Het Zaad wordt gehouden voor dienstig tegens de ziekten van de Milt, Nieren en Blaas.
snaphaan is een lang schiet-geweer, dat door een vuurslag door ’t dekzel der pan en de haan uitgemaakt, ontstoken wordt, en daar van daan zyn naam draagt; alzo de haan, snappende op de pan, stoot en vuur slaat. Zie jagt.
sneden. Middelen voor snyden. Neem ’t blad van Tabak, vryf het en druk ’t sap op de snede; en leg de Tabak zelve daar op; of neem de droge bladen; en week ze in warme Wyn, als gy ze gebruiken wilt; en leg ze op de wonde. Neem Brunelle, of Netel, en doe daar eveneens mede. Neem Poejersuiker, doe ze op de Wond, en daar een doekje over heen. Olie van Salie in de snede gedropen, of met een wiekje opgelegd, doet wonderen, gelyk ook Terebintyn. Was de snede met warme Wyn, en doe’er wat gebrade Spek op, dat met bladen van Salie is gehakt.
snerken is een Woord van de Keuken. Men gebruikt het, wanneer men iet in Boter, Vet, of Olie doet in een Pan braden. Men gebruikt’er ook Spek toe. Men snerkt Vis, Peulvruchten en Vlees. Om lekker te snerken, moet Boter en Olie heet zyn, anders is ’t te week en zonder rodigheid.
snip, of snep is een der voortreizende, of heen- en weer-trekkende Vogelen, hebbende een zeer lange sneb, of bek, en zynde gespikkelt met graauvêren. De Snippen komen doorgaans in deze landen tegens ’t midden van October, en vertrekken in Maart. Zy houden zig doorgaans niet langer dan 8, of 10. dagen op een en dezelve plaats, ten ware als ze gekwetst zyn: zy vliegen nooit by dag, of ze moeten door enig Dier, of Mens opgejaagt worden, en verschuilen zig in dikke Bosschadien, daar open en lichte plaatsen aan weerskanten zyn, en daar zy den gantsen dag over blyven, en de Pieren, of Aardwormen eten, die ze onder de afgevalle bladeren van de Boomen, of van een Kreupel-bos vinden. Tegen den nacht gaan zy’er uit, om de Wateren en natte Weiden, of Moerassen te zoeken, om te drinken en haren bek te wassen, die heel vol aarde is, alzo zy’er hem heel diep in steken, om de Wormen te krygen. Dus brengen ze daar den gantsen nacht over, tot dat ze met het aanbreken van den dag weder na ’t hout vliegen; onder ’t vliegen zoeken ze beschaduwde plaatsen, en wyken van ver ter zyde af, om langs een hoog Bos heen te vliegen, om zig te verbergen, en tegen den wind gedekt te zyn. Als ze in een groot Wout willen gaan, of’er op genen kant over zyn; zullen ze het altoos omlaag doorvliegen, tot dat zy een lichte opene plaats vinden, daar ze boven overheen vliegen, dewyl ze niet garen hoog vliegen, en ’t tussen de Boomen niet durven doen; dewyl ze niet voor zig heen zien, zo min als de Hazen. Hierom is ’t, dat men ze ligtelyk vangt in Netten, langs de Boomen gespannen, of in die | |
[pagina 1000]
| |
open plaatzen, die men ontrent de Bossen vindt. De Netten om haar en andere Vogels te vangen, daar we in ’t vervolg van zullen spreken, staan beschreven op het Woord net, nevens de manier om ze te maken. In de Landen daar veel Bossen zyn, is het Snippenet van veel gebruik en nuttigheid, alzo men’er daaglyks wel een dozyn in kan vangen; zo gy veel kreupelhout hebt, dicht by een Bos, of enkel by hoge Boomen, dan vergeet’er niet een Snippenet te maken, zo als gy in de Figuur ziet afgetekent. Onderstel eens, dat uw Bos, of hoge Boomen driehondert schreden min, of meer lang zyn; ontrent het midden hou enige Boomen omver, op dat’er een open plaats zy van 3., of 4. roeden tussen de twe Bomen A en B, welke plaats geheel moet wezen, zonder Boomen, struiken, hout, of steenen, ontrent drie roeden in ’t vierkant; hier na moet gy de Boomen A en B. van hunne takken ontbloten, ter zyde daar ’t Net zal hangen, dat anders omlaag mocht vastraken. Verder moet men twe grote staken hebben, waar van ider aan enen Boom omhoog vast wordt gemaakt, invoege dat het dikste eind gespleten zynde, als in C. en D. te zien is, op enen tak steekt, en het middelste E. en F. op een anderen, daar men het aan vast bind met een tou, of teen, zo dat het ander eind G. en H, daar een armtje, of vork aan is, over het open heen hange, om het Net een weinig van de Boomen af te houden. Men moet altoos een goede menigte Katrollen, of Ringen van yzer (of glas) hebben, ter dikte van een vinger, op de wyze van Fig. 2. Maak’er een vast aan het eind van ider staak G. en H, na ze alvorens met een tou van een pink dikte voorzien te hebben, dat gy om de twe ronde einden van den ring, geteikent door ’t getal 3. bind, en’er dicht by een knoop maakt; vier vingers verder by 4. maak’er nog enen, en laat de enden van ’t tou by 5. en 6. ider een voet lang blyven, om het Katrol, of Ring aan de Staken vast te maken, als te zien is op I. en L, dicht by de Vorken, of Armen G. en H. Deze Armen dienen om te beletten, dat de Ringen niet verder om laag loopen, dan men wil hebben, door welke, als zy’er vast zyn gebonden, men een bindgaren rygt, wiens twe einden aan den voet van den Boom moeten leggen, om in zyn plaats, als men ’t Net wil spannen, andere sterker touwen door te rygen, om de moeite niet te doen, van t’elkens na omhoog te klimmen, als men ’t Net wil spannen. Gy kunt’er van den beginne af wel dikker tou in hangen, in de plaats van het bindgaren, zo gy niet bang zyt, dat het u by nacht zou ontstolen worden, waar voor het garen zo veel nood niet heeft. Wyders schiet’er niet over, dan een schuilplaats te maken voor hem, die de Snippen afwagt. ’t Is evenveel, aan wat kant men die make, mits dat ze recht over ’t Net sta, ontrent 3., of 4. roeden daar af; by voorbeeld op de plaats R; bestaande enkel uit 5, of 6. takken van gehakt Kreupelhout, in elkander gevlochten, ter hoogte van een man, en heel open na den kant van ’t Net, om’er het gezicht op te hebben. De Zitplaats moet van wat Stroo, of Varen wezen, en drie, of vier voeten daar van daan, na het Net heen een houten haakje, met geweld in den grond gedreven, ter plaatse van letter Q. om’er het eind van de touwen door te rygen, dan zal alles klaar zyn om het Net te spannen. Als’er een Snip in raakt, moet men ’t Net ten eerste neerlaten, want onder het talmen zou ze weer heen vliegen; daar op breekt men haar een vleugel, en kneust haar ’t hooft. Terstont haalt men het Net weer omhoog, om geen Snip te missen, die’er anders mocht voorby vliegen. | |
Hoe de Boeren de Snippen vangen in het geboomte, door strikken.De Boeren, die zig bemoejen, om de Snippen in Strikken te vangen, verspillen hunnen tyd niet, alzo zy ze eens gespannen hebbende, verder geen moeite hebben, dan om’er ’s avonds ten vier uren naar te zien; zo iemant heeft enige dozynen strikken gereed, naar de gelegenheid van ’t Bos, daar zig de Snippen onthouden. Deze strikken zyn uit zes lange Paardshaairen gemaakt, aan een gebonden, en met een lopenden, of lossen knoop aan ’t ene ent; Daar op neemt men een houtje, ter dikte van enen vinger, en enen voet lang, en spits van onderen om in de aarde te steken. Men splyt het boven een weinig met een mes, en steekt’er den strik door, daar men aan ’t ander eind een dikke knoop in maakt, om te beletten, dat zy door ’t stokje niet heen glippe. Alle deze strikken doet men in een zak, en gaat’er mê in’t bladerrykste Kreupelbos, om te ontdekken, of’er Snippen zyn, dat men ziet aan de blaren op den grond, die door de Snippen omgekeert zyn, om’er de Wormen onder te zoeken; ook ziet men ’t aan haren mist, die by gryze hoopjes byeen ligt, ter dikte van een vuist. Ziet men, dat’er Snippen ontrent zyn, zo maakt men een groten Heining rontom, ontrent veertig, of vyftig schreden breed, als uit de onderstaande Figuur kennelyk is. ’t Is anders niet dan een kleine hegge, een halve voet hoog, die hy maakt tussen de voeten van ’t Kreupelbos; by voorbeeld onderstel, dat A. B. C. D. E. zo vele stammen zyn, zo maakt men van de ene tot de andere de kleine Hegge met Ryzeren, of Heesters; en laat in ’t midden geen groter ruimte dan daar ene Snip door kan, gelyk in F. G. H. I., zo dat zy in ’t Bos loopende om aas te zoeken, en deze kleine Hegge vindende, haar vervolgt, tot dat ze een opening ziet; want ze vliegt nooit weg; Dies steekt men’er ene strik, die rond en open is, en plat op den grond ligt, boven enige blaren, zo dat de Snip daar door gaande, den strik met hare pooten mêneemt, en’er zig in vangt. De wyze van dien gespannen strik, is te zien in de letteren H. en I. Indien gy somwylen in de Bossen kuijerende, zulke strikken ziet, laat’er dan op passen van ’s middaags tot ’s avonds; dan zult gy’er de Strikkezetters achterhalen, en zo [illustratie] | |
[pagina 1001]
| |
gy onder die strikken sommige vind, die 5., of 6. duim hoog van de aarde af leggen, als in de letters F. en G., is ’t een teken, dat de Patrysen zich op die plaats onthouden, en dat’er de Boeren op passen. Andere maken binnen hunne Heining verscheide Dwarsheggen, en enige van buiten, op dat de Vogels te lichter worden gekregen. Men heeft dikwils Patrysen en Snippen op die wyze zien vangen. | |
Hoe de Boeren langs den waterkant de Snippen vangen.Wy hebben al in den beginne gezegt, dat de Snippen ’s nachts na ’t Water loopen. Een Boer, die haar zoekt te vangen, vergeet niet ’s morgens langs de Beken, Rivieren, Grachten en Broeken te gaan, die in de Bossen voor den wind gedekt zyn, om te zien, of’er den vorigen nacht gene Snippen zyn geweest; want het mist niet, of zy komen weêr, daar ze eens geweest zyn: daarom spannen ze daar Strikken, met Latten die weder opspringen. Hoe men ze spant is in deze verbeelding hier achter te zien. Onderstel, dat het lang vierkant, met de letter H. getekend, een Sloot zy, die vol water is, daar de Snippen in komen, en dat derzelver aankomst zy van de kant, door de cyffers 2. 3. 4. getekend. Dan sluit de Boer alle andere plaatzen toe daar de Snippen kunnen aan ’t water komen, van 2. X. tot Z. toe met Brem, of andere rys, en maakt aan de beste kant een klein Heggetje 2. y. P. 3. M. N. van vyf, of zes duimen hoog, en van ’t water ontrent een halve voet; latende in dit Haagje tussenwydten, of deurpaadjes, ontrent een voet, of zes, wat min, of meer van malkanderen, naar dat de plaats groot is. Deze passen zyn met de Letters P. 3. M. N. getekend, waar in men Strikken legt, en zet op deze wys. Men steekt op de kant van de pas, een stok A. ontrent vyf duimen hoog, en wat dunder als een ping; aan de andere kant van die pas, een half voet daar van daan, zet men een kleine boog S. die ontrent drie, of vier duimen boven de grond staat, en als een ronde poort is, en recht tegen de stok, of paal over staat. Daar na heeft men een klein Springhoutje, ’t geen een haakje is van een plat houtje, dat ontrent zeven, of acht duimen lang is, en kort op ’t eind R. een kerf heeft. Dit haakje zet men vast aan ’t houtje A., en ’t ander eind komt onder den boog deur. Men neemt ook een wilge lat, of van een ander hout, dat, gebogen zynde, weder te rug springt. Deze Lat is een vinger dik, en ontrent drie voeten lang; en men steekt ze in de heg een voet, of twe van de pas af. Men maakt aan ’t dunne eind een toutje vast, dat een half voet lang is; aan ’t eind van dat toutje is een Strop, of Strik van Paardehaair vast, met een klein houtje dat aan weerkanten is gesneden als een wigge. De Lat word gebogen, en de Strik p. onder den boog t. deur gestoken, stekende ook het eind van ’t kleine houtje daar deur, zet men dit vast onder de kant S. van de Boog; en ’t Springhoutje oplichtende, tot b. zet men ’t andere eind in de keep R, die door dit middel het gereedschap doet staan. Daar na zet hy de Strik, of Strop p. rond boven op ’t Springhoutje, dat zo weinig houden moet, dat een Snip daar deur willende, en hare poot op ’t springhoutje zettende , het latje doet losspringen, en de Strik de poot van de Vogel vatte. Anderen maken op ’t Springhoutje een klein hoepeltje vast, op dat de Snip meer plaats hebbe om hare poot zetten, en de Lat doe spelen; want het kan gebeuren, dat zy’er niet op stappen om’er deur te gaan. Dit twede soort van sprong met een hoepje, op het springkokje wordt u door K. verbeeld. Anderen gebruiken stroppen, die ze vast maken, gelyk in ’t voorgaande Artikel getoond is, en die getekend staan in de Figuur door de Letters M. N. Men kan Latten en Stroppen en Strikken op de zelfde plaatsen gebruiken, daar men ze by ’t water zetten. | |
Hoe men de Snippen gereed maakt.Eerst moet menze plukken, en hen de bek door ’t lyf van syde steken, zonder’er den drek uit te halen. Daar na deurspekt men ze netjes om ze aan ’t Spit te steken. Als zy aan ’t Spit zyn, legt men onder de zelve in Drooppan gebraden brood, om te ontfangen ’t geen’er uitdruipt. Na dat ze gebraden zyn, doet men’er een Saus over van Oranjesap, Zout, witte Peper en Look. | |
Snippen gestoofd, of en Ragout.Om een goed Snippegestoofd te maken, gebruikt men ze half gaar, snydt ze aan stukken, om ze in een Kasserol met Wyn, Kappers en Champignons te doen, en smaaklyk gemaakt met Zout en Peper, laat men ze stoven, tot dat ze gaar zyn, en bekwaam om opgedist te worden, na dat men’er Oranjesap heeft overheen gedaan. | |
Snippen en Salmi.Men doet ze niet dan half gaar braden; dan snydt men ze aan grote stukken, en doet ze in een Kasserol met Wyn, men doet’er Aardappelen, Champignons gehakt, een goede Sap, Artichokken, met Kappers by. Als alles wel gestoofd is, bindt men de Saus met Ossen-, of Kalfs-nat: maar eer men ’t opdist neemt men’er ’t vet af, en drukt’er Oranjeappelen over. Men kan Snippen voor een Surtout gelyk duiven apdissen. Zie daar de manier van in ’t Artikel duive. Men maakt’er ook Pasteijen van. Zie aldaar Pastei.
snoejen, is een Tuinmans woord, waar door men wil te kennen geven het verstandig wegnemen, zo met een Snoeimes, Hakmes, Beitel als Zaag; en ’t verstandig korten van de takken der boomen, die men laat, om ze fraai langdurend, vruchtbaar te maken, en fraje en goede vruchten te doen geven. | |
[pagina 1002]
| |
Om daar toe te komen, neemt men de nutteloze en schadelyke weg. Men bewaart de goede en nuttige. Men kort ze die te lang zyn. Door takken, die niet deugen, versta ik de Waterloten, de verouderde en uitgedragene, de tedere takken, die op een verkeerde plaats staan, en niet goed voor vruchten zyn. Door schaadlyke takken versta ik, die den Boom zyne fraaiheid doen verliezen; of de vruchtbaarheid, of schoonheid der vrucht beletten. Die den Boom in verwarring helpen, de vrucht bedekken, een deel van het sap des Boom wegnemen, als hy te zeer met hout is beladen, ten aanzien van zyne kracht. Door nuttige takken versta ik die, welke goede hoedanigheden heben, bekwaam zyn om een Boom een goede gedaante, en onfeilbaar vrucht, te geven. Door de lange takken versta ik die, welke meer langte dan een duim, of tien hebben, en die daarom moeten ingekort worden; Zodanige zyn dikke loten die men houtscheuten noemt, en dunne welke men vruchttakjes hiet. Eindlyk door takken, die niet te veel langte hebben, versta ik zekere kleine takken, die van een middelmatige dikte zynde, knoppen aan ’t einde hebben, in staat zyn om’er ’t volgende jaar te geven, en die evenwel krachtig genoeg zyn om’er ’t volgende jaar te geven, en die evenwel kragtig genoeg zyn om vruchten te dragen, zonder te breken. Deze Snoei geschiedt Voor eerst. Op dat men schielyk vele en goede vruchten hebbe. Ten twede. Op dat men ten allen tyde de Boomen met vermaak zoude mogen zien, en overvloed van goede vruchten zoude voortbrengen, zo veel als het verstand van den Tuinman daar iet toe doen kan. ’t Snoejen van de Boomen hangt voor eerst van de kennisse af, die men heeft van elke soort van takken, en ranken, goede en kwade. ’t Hangt ten twede af van het verstandig onderscheiden der takken, door ze gans weg te nemen, die kwaad, of onnut zyn, en de goede te bewaren, ’t zy ’t hout, of vruchttakken zyn; met die omzichtigheid, dat zo, onder de laatste enigen zyn, die niet te lang zyn, men die laat, gelyk ze zyn: maar wat aangaat de meeste anderen, die te lang zyn; deze zal men meer, of minder kort snoejen, naar de menigte en de gedaante van den Boom. Deze overvloed hangt, ten derde, van den tyd af, die men nemen moet om te Snoejen; want alle tyd is daar toe niet bekwaam. De tyd van Snoejen is gedurende de maanden November, December, January en February, waar na gemeenlyk de Lente komt, en de lucht begint te verzachten en zwoel te worden. Dan beginnen de Planten, die, gedurende de vier Wintermaanden, niets deden, en sliepen, wakker te worden en te werken. Deze eerste beweging begint eerder aan de kroon der wortels; doch welverstaande, dat de koude groot genoeg zy, om daar de bedieninge van te steuren; deze vernieuwing van uiterlyke beweginge is een verzekerd teken, dat het tyd zy van snyden. Men heeft drie soorten van Boomen te snoejen, te zwakke, te sterken, en die in een gewenste staat zyn. Ik oordeel dat het verstandig en nuttig is alle Boomen op den zelfden tyd niet te snoejen, en dat het goed zy de ene vroeger, de andere later te snoejen. By voorbeeld; ik ben zeer wel verzekerd, dat hoe een Boom zwakker, en kwynender is, hoe men ze eer moet snoejen, om ze te goeder tyd de zelfde takken te ontnemen, die als schaadlyk, of onnut op enen anderen tyd de zelve ontnomen worden; dat is te zeggen, op ’t eind der Winter. Zie boom. Men heefi een twederhande Snoejing, een Winter- en Zomersnoejing: wanneer de eerste begint en eindigt, is boven gezegd: maar wanneer de Zomersnoejing moet begonnen en geeindigd worden, is niet te bepalen: want dit niet alleen van ’t Saisoen afhangt, maar ook naar dat de Boomen krachtig groejen en hout maken. Men moet in ’t snoejen, niet alleen de byzondere eigenschappen der Boomen in hare soorten in acht nemen, als daar zyn Appelen, Peren, Kersen, Persiken, Wyngaarden; maar ook de verscheidenheid van vrucht in elks soort; zo getakte als hoog-, of laagstamde; in ruime lucht, of aan Muren en Schuttingen; gelyk ook de kracht, gematigdheid, of slapheid; en aan de laatste moet geen Zomersnoei worden gebruikt, ook geen Wintersnoei, voor dat de sappen beginnen te ryzen, of half January, om dat deze meer hout dan vruchten dienen te maken. Over de Snoeiwyze zie ’t Woord vruchtboomen. Men snoeit eerst de wortels der Boomen die men planten moet, dat is, men zuivert ze van gekwetste en onbekwame wortels; dat is zulke, die in ’t uitgraven beledigd worden, malkander verdringen, met knobbels onderuit groejen; en men moet altyd toezien, dat de snede, die in ’t snoejen der wortelen gemaakt wordt, na onderen komt. Dit gedaan zynde snoeit men de kroon. Laagstamde snoeit men dicht by den grond; Hoogstamde op vyf, of vyf en een halve voet. Zonder opperhout te planten, is zeer noodig aan vruchtboomen; want laat men ze ’t behouden, zullen derzelver sappen, terwyl de wortels zich in den grond vestigen, daar toe in genoegzame menigte niet komen. Dit maakt dat de buisjes zich samentrekken, en de Boomen altyd kwarlen. De afgesneden Boomen geven krachtige bovenscheuten, en werpen ze ook uit den stam uit. Maar men besnoeit deze in ’t eerste jaar niet, op dat de veelheid van sap, dat na boven stygt, gene stikking veroorzaakt. Nieugeplantte Boomen moet men niet te schielyk laten opgroejen, maar ’t eerste en twede jaar wat besnoejen, op dat die takken eerst wat zwellen, en de Boom wat uitkroone. | |
[pagina 1003]
| |
Heining-boomen, welker takken te sterk groejen, en aan andere het voedsel benemen, wordt de top uitgenepen, op dat ze op zyde uitslaande, ook daar en onder den Heining zouden bekleeden. Doch zo ze eenparig groejen, moeten ze niet besnoeid worden, uitgenomen, dat men de takjes van de Pereboomen, die recht voor de middeltak uitgroejen, en die niet glad kunnen worden aangebonden, inkort, en de anderen vry laat groejen, mits dat men ze telkens aanbindt. Men laat ook wel eens, zo de middeltak krachtig blyft groejen, niet tegenstaande ze overvloedige zydtakken geeft, de zelve tot een kroon groejen. Als de Boomen, haar grootte hebbende, zich zonder veel snoejen tot vruchtbaarheid gesteld hebben, en daar by kragtig groejende takken, of waterloten maken, zal men die met oordeel besnoejen, enige uitsnyden, anderen inkorten, en vele ongekort laten blyven: en dus moet men ook met nieugeplantte Boomen, met oordeel te werk gaan. Men moet een Boom naar deszelfs kracht, jaarlyks min, of meer, verversen. Verouderde takken, moet men gans uitsnyden, jonge in de plaats binden, om den Boom gedurig jeugdig te houden. Takken met te veel bloemknoppen beladen, moeten meer als anderen besnoeid worden. Pitgewassen die te sterk groejen, zal men door Zomersnoei vruchtbaar maken, en door Wintersnoei temperen. Zo een Boom kale armen maakt, en ’t bladbot veeltyds vooraan heeft, mag hy in de wintersnoei niet ingekort worden, op dat zulks de groei niet beneme, dewyl de sappen als dan genen doorgang vindende, de vruchten niet afvallen, of klein en onsmaaklyk zyn, en andere bloemknoppen niet verstikken, of de gezette vruchten afruijen. ’t Beste hout is rond, kort geknopt, dik; dit moet men houden. ’t Dunne, magere, verschrompelde wegsnyden: hier van komen nooit goede en smaaklyke vruchten, of goed hout, en vooral moet dit aan Wyngaarden, Vygen en Moerbeijen besnoejd worden. Als men Heining-, Muur-, Schutting- en Laagstamde-boomen snoeit, moet men altyd acht geven, dat het boven een dubbelbladige, of kruisbladige knop geschiede, om dat de kracht der groei daar op breekt. Men snydt ze nooit weg, om dat daar uit nooit dikke takken voortkomen. En, om de jeugdige en krachtige scheuten van Laagstamde Heiningboomen tot vruchtbaarheid te brengen, moet men ze met een lang snede kort aan de knop snoejen, zo dat die byna geraakt wordt, op dat al ’t sap niet in de knop kome. Men moet nooit takken in een Boom binnenwaarts laten groejen, om aan de andere zyde van den Boom de kroon te helpen maken; voor al niet van de Noordzyde na de Zuidzyde. Beter was het te lyden van de Zuid na de Noordzyde, om een ledige plaats te vullen. Dewyl ze aan ’t Noorden zo wel niet groejen, als aan ’t Zuiden. Zo min als men aan Stamboomen een tak binnenwaards mag laten groejen: zo min mag ’t aan een Heiningboom geschieden, welker cierlykheid bestaat in ’t geregeld leiden uit de hoofdtakken recht waterpas gebonden. Men moet de Boomen van binnen luchtig snoejen, op dat de kroontakken zich wyd en zyd uitbreiden. Dus zullen ze nooit in verwarring groejen; en gelyk de trakken nooit vryven mogen, zo moet een der twe die kruissen, of ingekort, of weg genomen worden. Wat de Zomersnoei aangaat; deze kan aan alle Boomen niet worden in ’t werk gesteld. De meeste Steenvruchten worden daar door minder vruchtbaar, ook slechter en onsmaaklyker van vruchten. Aan Persikken moet men derhalven gene andere Zomersnoejing doen, dan de al te sterke en overvloedige waterloten in de nazomer, tot op ’t laatste bladbot toe afsnyden, omze’er in de Winter geheel uit te nemen. De Zomersnoei is in ’t algemeen nadeelig aan Boomen, die den groei niet hervatten, maar gestadig doorgroejen. Niets is’er des Zomers nodiger gesnoeid, dan de Wyngaard. Zie wyngaard. Men moet in ’t snoejen altyd in acht nemen, dat het geschiedde met een schuinse platte snede niet ver van ’t bot, en’er maar zo ver van, dat het bot niet verdrooge, en de snede behoorlyk overgroeje. Dit geschiedt niet, zo men met stompjes snoeit; dit maakt, dat het verdroge en niet omzoome. Het geeft ook rottinge, kankering en gomming. Daarom hout men alle dikke takken des Winters kort aan de stam weg; en zyn de kwetzuren groot, moet men ze met een bekwaam Smeersel bestryken; hoe dit Smeersel moet wezen. Zie smeersel. Men moet ook in acht nemen, dat men dunne en dikke takken glad en schuin snoeije, en zo dat de snede minst van de Zon worde beschenen. Men moet nooit een krom mes gebruiken, om dat dit meer haakt en sluit, als een kort en recht mes, welker middelsnede best uitwaard staat. Een Schaar is zeer onbekwaam tot snoejen; zo, om dat men daar geen schuine snede mede maken kan, als om de kneuzing, welke ze geeft. Zie Aanw. op Lusthoven. Men maakt de Snoei om verscheiden redenen, en tot verscheiden einden, en alle op byzondere wyzen. Men snoeit somwyl een tak weg, met oogmerk, om’er daar geen meer te krygen, en dan snydt men ze zo kort aan de Moertak weg, als mooglyk is. Men snydt ook wel een tak weg, om daar een in plaats te krygen die fyner is; en dan snyt men ze zo kort niet weg, maar laat den ring blyven, of in ’t geheel wanneer men ’t op zoom snoeijen noemt, of half, wanneer men zegt op halve zoom snoejen. Men snoeit ook wel, om op een plaats een tak te krygen, daar’er geen is, en dan snydt men dicht by een bot af na dien kant gekeerd. Men topt ook wel, om te maken, dat een tak spore schiete, of van achter uitgeve, daar zy kaal is. | |
[pagina 1004]
| |
snoeimes. Is een gereedschap der Hovenieren, waar mede men Boomen, Wyngaarden, enz. snoeit. Men heeft ze die krom staan en recht; die Knipmessen zyn, en die in scheeden steken. De eerste zyn in de zak gemaklykst; de laatste in ’t gebruik: beide moeten ze kort wezen. Maar men vindt ze die meenen, dat de kromme Snoeimessen zo gelyk niet snyen, en beelden zich in, dat een Mes dat een uitbultende snede heeft, best was: maar dit is’er van, dat het lichter afsnapt, en dus men meer gevaar loopt van takken te kwetzen, of af te snyden, die men niet meende.
snoek is een Riviervis, die Modder bemindt, en in Meren en Rivieren gevonden wordt. Zy is zo verslindachtig, dat ze niet alleen Vis van allerlei soort, maar van zyn eigen soort, deurslokt. Ja zelf Kikvorsen en Waterrotten, en ook jonge Kuikens van Eendvogels aantast. Zy berooft Vyvers en andere Waters van Vis. Men noemtze in ’t Latyn de Lupus Aquaticus, Water Wolf. Men vist’er niet alleen na, om de schaadlykheid aan de andere vis; maar om dat het een goed eten is; en ze dan goed is, als andere Riviervis op zyn slegst is. Zy is blank, vast en voedzaam van vis. De beentjes, of kleine steentjes, in ’t hoofd gevonden, zyn goed voor Graveel en Steen der Blaas, voor vallende ziekte, om de Baring voort te zetten en ’t bloed te zuiveren. Men geeft het van een halve scrupel tot een half dragma. ’t Hart wordt voor afgaande koortsen goed gehouden. De zelfde kragt schryft men aan de Gal toe. Men geeft ze tot zes druppen. ’t Vet gebruikt men voor Zinkingen, Jicht. ’t Ontbindt, verzacht. De Kuit doet walgen en maakt afgang. Men vangtze op velerleije wyzen. | |
Hoe men de Snoek vangt met een Looplyn.Het vissen van Snoek met een Looplyn is aangenaam, om dat men niet gedurig hoeft te staan suffen op ene plaats, gelyk men tot de Karpervangst moet. In tegendeel zy wil, dat men wandelt, en gedurig in beweging is. Om u van deze vangst te onderrichten; zie ’t Figuur hier achter verbeeld. Gy moet een Angelroe hebben, H G P O. die lang en ligt is, van een, of twe stukken, zo ’t u voor ’t gemak behaagt, in een gestoken op G. zo dat hy twaalf, of vyftien voeten langte hebbe. Maak daar uw toutje ontrent de helft P. vast, en slaat het slangswys om uwe Angelroe, tot aan ’t dunne eind H. Daar gy ’t vast zult maken, en’er ontrent negen voet langte van laten hangen, doende aan ’t eind van die Lyn K. een haak van de zelfde grootte en dikte, als die van volgende Figuur 1. met een Visje, op zyn langste van twe vingerbreed lang. Maar men slaat dit Visje anders aan dan aan de Fleuren; men moet om die aan te slaan, ’t eind k. van ’t kettinkje onder de kaak N, van ’t Visje deur steken, en ’t door den bek M. doen uitkomen, tot dat de punt van de weerhaak een weinig in ’t lyf gaat, onder de schubben. Daar na zult gy ’t toutje aan ’t eind K. knoopen, en doen een stukje lood I. zo groot, als een Neut, een halve, of hele voet van dit aas. Dit gedaan zynde neem uwe Angelroe, met twe handen aan ’t dikke eind, en ga langs de Rivierkant wandelen, gojende uwe Lyn vry ver, zo, dat de haak en aas na de grond gaan, en doe uw Visje gedurig bewegen en springen in ’t water, als of ’t levend waar, en zynen vyand wilde ontvluchten. Zo een Snoek naby de plaats is, daar gy uw aas gooit, zal hy aanstonds op uw Visje aanvallen; haal uwe Lyn niet op, zo dra het byt: maar laat hem de tyd van opslokken: slaat dan, en haald hem op. Deze Vissery is zo voordeelig, als vermaaklyk. Hebt gy geen Visje om te azen, gebruik een Kikvors; daar byt de Vis zo wel aan, als aan een Visje. Op deze wys kan men den gantsen dag deur vissen, schoon ’t beter zy twe uren voor Zons ondergang, en ’s morgens twe uren na Zon. Maar eer men verder gaat, moet hier gezegd worden, dat men de Kikvors aanslaande, de zelve ’t kettinkje door den bek steekt en door den aars uit, dat men den bek van de Kikvors tegen de kromte van de haak doet stuiten, en dat men de achterste pooten recht uit aan ’t kettinkje, of haak bindt. Ook moet ik zeggen, dat men ’t Visje wel in den rug aanslaat met den haak na de kop toe. En eindlyk, dat men de Lyn wel op een klosje wint, en de Snoek vast zynde, men de klos laat afloopen om haar te vermoejen en gemaklyk op te halen: en dat men, dan de Lyn boven aan de Angelroe op een mikje legt. Men vangt nog de Snoek met Puiten. Zie puit. En schiet ze met een stale Boog, met een Pyl met een drietand met weerhaken; terwyl ze zich in de zon legt te bakeren. Men strykt ze ook met een koperdraatje tot een strik aan een Hengel vast gemaakt, dat men ze in helder water, terwyl ze in de zon stil leggen, over ’t hoofd strykt.
snoekfleuren. | |
Hoe men grote Snoeken vangt met Fleuren in Rivieren en Meren gelegd.Men legt de Fleuren in de Rivieren en Binnewaters op verscheiden wyzen, gelyk we zeggen zullen, als we de verscheiden soorten van Haken hebben overwogen, welke in gebruik zyn. Fig. 1. Verbeeldt een haak van een stuk draad, zo dik als een Nasteling, waar van de weerhaak met D. getekend is en genoeg open, om te maken, dat als de Vis daar aan eens vast is, zy zich daar van niet ontdoen kan. De grootte, en dikte, en gedaante van de Haak, is in de Figuur achter zo wel verbeeld, dat men ze daar wel na nemen mag: aan ’t eind C. moet een oog C. wezen, om daar een koperdraadje deur te steken, dat zo dik is, als een gemene Naald. Dit buigt men in drien, [illustratie] | |
[pagina 1005]
| |
en draait men om’er een kettinkje C B. van te maken, dat een vinger lang is, daar moet men dan nog weder een koperdraad deursteken, en op de zelfde wys breijen; en eindlyk een derde aan de letter A. De twede soort van Haak in Fig. 3. hier achter verbeeld, is van een yzerdraad gemaakt, dat zo dik, als ’t voorgaande is. Deze maakt men aan de twe einden N O. als een gemene haak. Daar na buigt men ze in ’t midde M; en maakt daar een soort van oog, en doet die twe haken van achter by een buigen, als of ze van een stuk waren. Daar na doet men’er twe, of drie kettinkjes M. B. P. aan, even als aan de voorgaande. Dezen haak kan geen ene Snoek ontkomen, want altyt haakt de ene, of de andere, en somtyds beide. De soort van Haak der Figuur 3. hier achter, is buiten gemeen. Maar ’t kan gebeuren, dat men grote Paling vindt ter plaatze, daar men na Snoek vist, en men daar de twe andere soorten van haken niet kan gebruiken. In dit geval zult gy deze kleine nemen, welke de Kramers gemeenlyk verkoopen, en welke gemaakt zyn gelyk ge ziet door de letters A B C D. afgebeeld, hebbende elk een oog, om ze toe te maken gelyk behoort om grote Vissen te vangen. Neem aan tween A B C D, en bindt ze samen, zo, dat het oog A. op ’t oog B. zy gelegd, als of ’t maar een oog was, en dat de twe achtersten C D. te samen worden gevoegd: waar na men ze met een zyden draad by een moet woelen. Dit gedaan zynde, vertoonen zy zich gelyk ze met de letters E F. verbeeld worden, waar na men’er twe, of drie kettinkjes aan moet doen G. H. I. gelyk aan de voorgaande haken. Als men deze haken wil gebruiken, moet men kleine levendige visjes hebben, die twe vingerbreed groot zyn; men ziet’er een achter Fig. 4. waar na gy de anderen moet schikken om ze aan de haken te doen. Gebruikt gy de twede haak, neem daar van de eerste Ketting en steekt het eind P. daar van in de mond V. van de Vis, dat het van binnen deur, achter de kaken uit komt, en haal het door, tot dat de twe weerhaken, tot aan de mond V, van de Vis komen; maak daar na met een draadje de staart van de Vis aan de zyde van den haak vast, gelyk men in de Fig. 5. ziet aan de letter G. Daar na zal men ’t eind van de Lyn, aan ’t laatste oog van de Ketting K. doen. Deze Lyn moet vry goed wezen, en van een toutje van Nastelings dikte, en naar gelang van de plaats daar ze moet gezet zyn. Wilt gy de haken zetten van de Fig. 1. zo heeft men twe manieren, om’er de vin aan te slaan. De ene even als gezegd is; De andere met de Ketting A Z. te nemen, en het eind Z. door den mond der Vis V. in te steken, en ze te doen door de buik heen gaan, om ze aan de Navel Y. te doen uitkomen. Wat de Haak van Fig. 3. belangt; Zy kan op deze twe wyzen worden aangeslagen. Men moet alleen aanmerken, dat een Vis, daar men de haak door ’t lyf steekt, niet langer dan 4, of 5. uren leeft. Maar dat een Vis, daar men de haak deur de kaak steekt, twaalf uren leven kan. Dit is in de Zomer een geheim, om dat een Snoek veel eer na een levendige Vis, als een dode byt; voeg hier nog eens by, dat een Vis die in de Somer dood is, eer bedorven is. ’t Is in de Winter niet eveneens gesteld, want een Vis kan dan vier en twintig uren lang, zonder bederven, in ’t water wezen. De ondervinding zal u ’t voordeel leeren, dat’er is in ’t bewaren van uwe Vis in ’t water, zonder bederf, om dat, vangt men ’s avondsniet, men ’s morgens iet kan vangen. Ik moet u nog zeggen, dat ter plaatze daar de Snoek genoeg te eten vindt, zy zich aan geen Vis vergaapt, daar zy geen leven in ziet: maar in andere plaatsen, daar zy verhongerd is, slokt ze alles binnen, als ’t maar niet stinkt. | |
Hoe men de Fleuren zet.Als men de Fleuren zet, moet men ze nooit ter plaatze zetten, daar men sterk ruigt in ’t water heeft, of Boomen, of takken, of wortels; om dat de Vis zich gevangen voelende, in de takken; of ruigt loopt, zo dat men ze niet krygen kan, en men genoodzaakt is alles te breken, inzonderheid als ’t een Paling is, die zyne prooi altyd op zulke plaatzen zoekt. Men moet een Kaartje hebben, om’er de kleine Visjes levendig in te houden, die men voor aas wil doen dienen, dat men aanslaat. De Voren is de beste van alle, en de Blei de minste. Als gy Baarsjes, of Posjes wilt gebruiken, moet gy’er de stekelvinnen afsnyden, die zy op den rug hebben. Dit zoude maken, dat de Snoek niet beet. Als gy de plaats hebt uitgezien, daar gy uwe Fleur wilt zetten, maak dan uwe Vis aan den haak op de beschreven wyze vast. Neem daar na een stuk Kurk-hout, dat door het midden is geboord, en maak het aan uwe Lyn op drie, of vier voeten na aan het aas, wat meer, of minder vast, naar dat het water diep is, en houdende met de rechte hand, ’t gantse toutje opgewonden, zult gy’er ’t Visje ophalen, om ’t te gelyk in de zelfde hand te hebben, en ’t eind in de linkerhand te houden. Men moet het tou, en de Kurk, en de Vis met alle zyne kracht weg goojen, op dat het op de plaats zy, daar men ’t hebben wilt. Dit gedaan zynde maak ’t vast, aan iet, dat gy op de kant van ’t water vindt. Men kan in de plaats van Kurk, een stuk ander hout nemen, dat men moet enige reizen dik vouwen, en ’t aan de Lyn in ’t midden vast maken; dit is nog beter als Kurk, om dat de Vis daar niet vervaard voor wordt, zynde dat gewoon te zien. De rechte tyd om Fleuren te zetten, is drie, of vier uren na de middag als ’t Zomer is, en des Winters ten drie vier uren. Men haalt ze ’s morgens om acht, of negen uren op: want de Snoek byt ’s avonds zo wel als ’s morgens. Daar is groot onderscheid tussen ’t zetten van Fleuren in stil en loopend water; in ’t eerste is dit dien- | |
[pagina 1006]
| |
stig. Maar zo men ze in loopende Rivieren wilde leggen, zou de Lyn en Aas weg dryven, en met der haast aan de kant zyn. Hierom neemt men daar een steen zo groot als een hoender-ei, dit maakt men vast aan de Kurk: zo dat de steen, als een anker zy, waar voor de Kurk legt. Om de Fleuren in een Rivier te leggen, of in een wyd water, heeft men een Schuitje van doen; want zonder dit, is ’t kwalyk mooglyk ze te leggen, daar men ze gaarne had. Zo een Rivier, of Water aan de kanten diep genoeg is, daar gy uwe Fleuren zetten wilt, op plaatsen kort by de ruigt, kunt gy u van een soort van Lyn bedienen, welke gy hier achter zult vinden afgebeeld. Gy kunt zo veel kleine vorkjes van hout hebben, als gy Fleuren hebt te zetten. Ene van die vorkjes is afzonderlyk verdeeld door de Figuur A B. C D. Zy moeten vier, of vyf duimen in ’t geheel van A. tot C. lang zyn, te weten van ’t eind A. tot de plaats B. daar de vorkjes, of takjes van een duim en een half, of twe uitgroejen, en van B. tot het eind der takjes van twe duim en een half, of drie duim; ’t eind van die takjes is gespleten, om daar ’t toutje in te doen, gelyk gezegd zal worden. Om ze te gebruiken, zo geeft een kerf aan ’t eind A. om daar een klein toutje van een voet aan vast te maken, dit zal dienen om de Fleur daar mede op de plaats vast te maken, daar gy ze leggen wilt. Bind het eind van de lyn, op de plaatse der Vork B. Wind het overige op de twe takjes, latende het toutje nu eens in ’t winden over ’t ene takje en dan onder ’t andere takje beurtswys heen gaan, tot op acht, of tien voeten van ’t aas, doende de Kurk E. op drie, of vier voeten van de haak, en een steen, gelyk men heeft gezegd, zo ’t nodig is, naar dat u de ondervinding zal doen zien, en als gy touws genoeg op uw vorkje gedaan hebt, zo doe ’t toutje tussen de spleten van ’t eind C, of D, dit zal ze vast houden. Maak daar na met het toutje de Fleur aan een stok, of paaltje vast, of aan een handvol hout, of ruigts, en gooi ’t aas heel zachtjes in ’t water op de plaats, die u goet dunkt; zo dat de Snoek, door ’t water zwemmende, ’t Aas H. vindt, ’t geen zy in zal slokken; en willende van plaats veranderen, gelyk zy gemeenlyk doet, als zy hare prooi weg heeft, zal zy zich gevangen vinden, en veel geweld willen maken om zich los te krygen, en terwyl zy loopt en geweld maakt, zal zy ’t toutje uit het spleetje C, of D. halen; en zal voortloopen meenende los te zyn, en door dit middel zal zy ’t gevaar ontloopen van zich in de ruigt te versmoren. Hierom moet men de Lyn zo lang nemen, dragende zorg vooral, dat ze aan de Vork vast zy, en de Vork aan den Tak, aan de Staak, of aan de Stok, anders zult gy gevaar loopen van niets te vangen, en uwe Lyn kwyt te raken. | |
Hoe men een Snoek gereed maakt.De gemeenste wys in Holland om een Snoek gereed te maken, is ze te koken in water met zout; en ze, of gelyk Baars, met Pieterseli uit water met een stuk Boter en Brood te eten, of met ene zure Saus van Boter, Azyn, Eijeren, Foely, of Muskaat-noot. Maar enigen hangen ze te gelyk met het water over, en doen’er op ’t laatst van ’t koken Zout by; om dat ze meenen dat ze dan malst is; terwyl anderen ’t water eerst zouten, en de Vis’er dan kokend in gojen. | |
Snoek met kort nat.De gemeenste wys is ook de Snoek te stoven met witte Wyn, Verjuis, Edik, Zout, Speceryen, Uijen, Oranjeschil en fyne kruiden; en daar na, als zy gestooft is, ze droog, of met een witte Saus van ’t nat, Boter en Muskaatnoot, op te dissen. Men eet ook gevulde Snoek, die men als Karper gereed maakt. Zie karper. | |
Snoek met een Ansjovis Saus.Als de Snoek ’t ingewand is uitgenomen, kerfse wat, en laat ze staan in Wynazyn, Peper, Zout, Laurier, en Prei. Als ’t’er genoeg in geweekt is, moet men ze wel bestrojen met Meel, en doen roodjes braden. Doe daar na de Ansjovis in rode Boter smelten, en laatze door een Stamyn loopen, na dat’er Oranjesap is by gedaan, Kappers, witte Peper. Doe de Snoek in de Saus, en ze hebbende met gebrade Pieterseli opgeschikt, disze op. | |
Snoek op zyn Pools.Doe van de Pieterseliwortel een Afziedsel maken, met witte Wyn, Azyn en Zout, terwyl dit kookt gooi’er uwe Snoek in; doe’er daar na, als ’t tyd is, Citroen, Peper en Suiker by, met een weinig Saffraan. | |
Snoek gestooft, of en Ragout.Neem de Snoek, gelardeerd met Paling, doe ze in de Boter rood braden, doe’er witte Wyn, Verjuis, Zout, Peper en Muskaatnoot by, ook Nagelen, Laurier, fyne kruiden, en Oranjeschil; en als zy gaar is, maak een gestoofd van Champignons, doe daar Saus by waar in Snoek is gekookt; doe deze Saus by de Snoek, en disze op. | |
Gebrade Snoek.Doe een Snoek niet diep kerven, Zout- en Peperze, en ze met het vlees van een Paling hebbende deurstoken, leg ze op den Rooster. Terwyl ze braadt, droop ze met Boter. Doe daar na Ansjovis in Boter smelten, doe ze deur een Stemyn. Neem wat geroost Meel; doe daar Oesters by, die gy eerst zult hebben laten braden, en daar na in ’t Snoeknat gestoofd, met Kappers en wirte Peper. Men kan de Snoek met een gehakt van Vis vulvullen, en ze heet opdissen, opgeschikt met gebraden Champignons. [illustratie] | |
[pagina 1007]
| |
Maar anderen braden de Snoek, na dat ze eerst is gekorven, en gezouten op de Rooster, zonder andere bereiding, dan dat ze naderhand Boter, Limoensap en Peper gebruiken, en ’t’er over doen.
snydingen is een woord der Geneeskunde, ’t geen zekere pynen der buik betekent, die men in ’t Kolyk heeft. Men schryft ze aan scherpe stekende pynen toe, of aan winden in ’t gedarmte besloten. De Vrouwen die op ’t baren staan, zyn aan Snydingen zo wel onderworpen, als Kinderen, die eerst geboren zyn. De Senne, die niet wel is bereid, geeft ook Snydingen; De Paarden, sterven somtyds van rode Snydingen. | |
Geneesmiddelen voor Snydingen.Men noemt Snydingen Buikpynen, welke men ook Kolyk noemt; schoon, om eigentlyk te spreken, ’t woord Kolyk, zich niet uitstrekt, tot de pyn van alle de darmen. Wy hebben reeds van Snydingen gesproken, wanneer we van Buikpynen spraken, want Snydingen zyn hevige en stekende Buikpynen. I. De Snydingen die van overvloedige Gal komen, dat de ingewanden prikkelt, worden door een drank genezen, die gemaakt wordt van een once en een half nieuwe Manne van Kalabrie; twe oncen zoete Amandelolie; ’s morgens nuchteren ingenomen. II. Komen de Snydingen van winderigheid, neem ’s morgens nuchteren in, of ten minste wat lang na den eten, ontrent twe scrupel Zout van Alzem, met twe, of drie Vingerhoeden rode goede Wyn. Die geen zout van Alzem heeft, zal twaalf, of vyftien uren groene Alzem, of droge in Wyn laten trekken. III. Gy kunt ook ’t water matig laten koken een vers Hoenderei, en’er ’t wit hebbende afgenomen, in deszelfs plaats doen zo veel goede Olyvenolie als’er wit in was, alles met den anderen mengen, en terstond innemen. IV. Eindlyk ’t water van Eikels, en by gebrek daar van, ’t sap van de zelfde Eikel ingenomen, is goed. Men verzekert, dat de grootste Eiken Galnoten, gedroogd, gestampt en ingenomen met goede vogt, als een klein glas rode Wyn, die wel ryp is, of een halve lepel vol Vleesnat, de Buikloop bedaart. V. Die niets wil innemen, kan in een steennen, of houtten mortier stampen de verse bladen van Melisse, of fyne Mente, en leggen ’t voor een pap op den buik. | |
Geneesmiddel zederd korten tyd bevonden aan een Kind van drie maanden, dat zware Snydingen had.Neem anderhalf once zoete Amandelen; zo veel losmakende Siroop van Rozen, een half dragma Walviszaad, een half scrupel Geest van Zout Ammoniac. Meng ’t, en geef het lepelswys. Men doe op de Buik van ’t Kind, de volgende pleister, als de Snydingen hevig zyn, en men zal ’t ook gebruiken, als zy zyn bedaard. Neem anderhalf once Melilotepleister, en zo veel smeer van Bilzen, meng het met Was. Purgeermiddelen met afgangmakende middelen gemengd, en met windbrekende middelen, zyn altyd goed in dit voorval: Maar wat de pleister belangt, waar van we spreken, deze is uitnemend.
snydingen, Rode; Deze zyn hevige Snydingen, die de Paarden aantasten. Zy zyn gemeenlyk van Keelgezwellen verzeld. | |
Geneesmiddel voor de Snydingen en Kolyken der Paarden.Zie boven in ’t Artikel paarden.
snyer. Zie kleermaker.
soldaat. Men verstaat deurgaans daar door een die ’t Leger te voet dient; men noemt ze daarom ook Voetknechten; De naam Soldaat betekent, dat ze bezoldinge, of Soldye ontfangen. Maar in ’t algemeen betekent het enen die in den kryg, zo wel te voet als te paard dient. | |
Verplichtingen van de Soldaten.Zo ze niet getrou hun pligt waarnemen wel ver van hunne goederen te vermeerderen, zullen ze volgens Davids Psal CXXVI. gevaarloopen van ’t geen ze bezitten te verminderen. Zo de Heere ’t Huis niet bout te vergeefs werken de Boulieden. Zy nemen dan wel in acht. I. Dat ze, niet onvergenoegd met hunne besoldinge, geen geweld noch overlast tegen ’t verbod van ’t Evangeli doen; dat is, gelyk zich een Oudvader van de eerste Eeuwen uitdrukt, dat ze de Krygsregelementen waarnemen, en hunnen naasten door geweld ’t hunne niet benemen; gene voorwendzels voor hunne Roveryen zoeken om onnozelen hun goed te ontroven. Luc. III. Ferrandus Cathagen. Ecclesiae Diaconus. II. Dat ze bedenken, dat hunne moed en krachten, die hen tot het omhelzen van die kostwinning hebben doen komen, gaven zyn van God, en dat het een grove misdaad zy zyne gunsten tegen hem te gebruiken, en om zyne bevelen en eer te schenden. Augustin. Epist. 205. III. Dat ze zich gedurig der bevelen onderwerpen, ene onkreukbare trou, vry van alle vermoede van verstandhouding met den Vyand, bewaren, zo hy hun achting toedraagt, en eindlyk de bevelen stipt gehoorzamen. S. Thom. 22.q. 100. Art. 6. in Corp. IV. Dat ze zelf in ’s Vyands Land mishandelen, noch Priesters, noch Geestelyken, noch Ouden, noch Jongen, noch Vrouwen, noch imand die gene bescherming heeft, of dat ze de Vyanden van den Staat uit weerwraak en uit enkele lust tot bloedvergieten en niet uit nood- | |
[pagina 1008]
| |
zakelykheid ener rechtvaardige verdediging dooden; alzo’er niets is, dan deze, die een Christen van ’t bloed plengen zyner vyanden kan verschoonen. Men moet wel geweld met geweld keeren; maar men moet ook medelyden met hen hebben, die de overwinning overgeven, inzonderheid wanneer de openbare rust geen gevaaar loopt. Augustin. Ep. 20. V. Zy moeten de Wapenen voor enen niet opvatten, die duidlyk een onrechtveerdigen Oorlog, of tegen de eer van God en ’t belang der Kerke voeren. Gy moogt de Wapenen voeren zegt Augustyn, als gy ’t bevel van uwen Vorst volgt, al is ze godloos en heiligschendend; als u de rechtveerdigheid der zake niet blykt. August. lib. 22. Contr. Faustinii cap. 15. en in cap. 23. q. 1. 6. 1. VI. Zy moeten door geen overdaad, of vleesgezindheid zig laten vervoeren. ’t Is schande zegt Augustyn, dat een onwinbare, zich van zo een drift zo laf late vervoere, en dat imand zich van de Wyn laat vellen, die door ’t Zwaard niet was te verslaan. August. Epist. 205. VII. Datze zorg dragen voor ’t waarnemen der beschikkinge des Vorsten voor hun onderhoud, en hunne Huiswaarden geen menigte van dingen afpersen, die men hun niet schuldig was. Dewyl ze gevoeglyk tot wedergeven verpligt zyn, van ’t geen ze meer hebben doen geven dan besteld was. Ordon. de Blois. Art. 295. VIII. Zy moeten voor geeen Mortepajen dienen, en hunne namen geleend, of veranderd hebben. Ordon. de Blois. Art. 108. IX. Zy moeten den Boer gene Paarden en Wagens ontnemen, om hunne nasleep te voeren, tegen hunnen dank, en zonder betalen. Zy zyn anders genoodzaakt vergoedinge van schaden en Intrest te doen; Art. 113. X. Zy moeten in ’t Veld, en in bezetting als Soldaten, die ware Christenen zyn, leven, en de fouten, gewoon aan luiden van den degen, ontvlieden; als de ledigheid, de moeder der ondeugden, logen, meineed, God lasteren, zuipen en zwelgen, dobbelen, en de zonde die Paulus zegt, dat men niet zoude durven noemen. De voornaamste lof van een Christen Krygsman is, naar ’t zeggen van St. Karel, vol van Godsvrucht te wezen, en Gode dat Godes is te geven; en verbied Biegtvaders vergifnis te beloven, zo lang ze daar in volharden C. Mediol. 6. Tit. Christianorum Militum disciplina. XI. Zy moeten, voor ’t gaan na den Slag, bedenken, of ze de hoedanigheid, welke ze, als Christenen hebben moeten, wel bezitten, en zo gemoed zyn, als in groot gevaar behoorde. Ferrandus supra. XII. Zy moeten met de Intrek te vrede wezen, die hen gegeven is, leven met ’t geen hun gezelschap geniet, en dulden dat anderen by hen geven; Zy zyn anders verpligt tot alle de kosten, die ten hunnen opzichte gedaan is. Henas III. 1570. Art. 4.
solderen is de stukken van een Metaal, of van byzonder Metaal, zo aan een inwendig vastmaken, datze een stuk uitmaken. | |
Heet solderen.Meng en maak nat gestoten Kryd met Gomwater, en als gy daar een Beslag van hebt gemaakt, besmeer daar uw Metaal mede, ter plaatze daar gy ’t wilt solderen, ’t eerst op een Tafel gelegd hebbende. Daar na zult gy ’t Smeersel van den samenhang afnemen, en laten ’t aan twe zyden; daar na zult gy ’t samenvoegzel met Seep smeren, en houden’er op een gloejende kool, om de stof te smelten; welke gesmolten zynde, zult gy’er ’t beslag afdoen, en het zoldeerzel zal gedaan zyn. | |
Om koud te solderen.Neem drie oncen Antimonie, gecalcineerde Wynsteen, Zout Ammoniac, gemeen zout, Klokspys, van elks een once; besla ’t alles onder een; doe ’t deur een Temis, en leg ’t op Lywaat, doe daar rondom Klei, wel gekneed en bereid ter dikte van een vinger. De Klei droog zynde, zult gy ze by ’t gene doen, dat ze omkleid tussen twe kroezen op een weinig vuur, latende het allengskens heet worden; daar na zult gy ’t vuur vermeerderen, en daar genoeg aan doen, om ’t te gloejen, en de stof met malkanderen te smelten. Gesmolten zynde, zult gy ’t vuur der kroezen weg nemen en laten koud worden met de stof, welke gy naderhand zult stooten, en als gy wilt, zult gy ze gebruiken. Gy zult de twe stukken die gy solderen wilt, op een Tafel zetten, dragende zorg, dat gy’er Papier onder legt, en dat gy ze zo na aan den andere brengt als mogelyk is; hebbende daar na de voorgemelde poejer op ’t samenvoegzel gestrooid, zult gy’er een korst van Klei op maken, zo niet te min, dat het van boven ontdekt zy. Daar na zultge uwe poejer met een veder nat maken, die in Wyn is gedoopt, waar in Borax is gegooid, en gelaten tot dat ze is gesmolten. Deze stof zal een koking veroorzaken, en als die gedaan is, zal het solderen vooltooid zyn. Zo’er wat onevens is, moet dit met een Slypsteen weg worden genomen, om dat een Vyl daar geen vat op heeft.
sorbenboom. De Sorbenboom, of Haveresseboom, waar van ’t zaad uitnemend klein is, wordt in de aarde gezet, die veel van een Kastanje en Eikenboom verschilt. ’t Is een Boom die groot wordt, en in zyne bladen veel gelyk naar een Essenboom heeft. Zyn vrucht is een soort van kleine Peer, of liever Mispel, die niet goed is voor dat ze zacht wordt, en gelyk ze weinig verkwikking geeft, vindt men ze zo veel niet, als andere vruchtboomen; midlerwyl alzo ’t goed is, nergens van onkundig te wezen, en voor al niet in ’t stuk van den Landbou, zo kan men niet te veel weten, en men zal over de Sorbenboom zeggen, alles, wat de Schryvers daar van geschreven hebben. Deze Boom is waarlyk traag in ’t groejen; maar zo niet, als men zich wel verbeeld. Men heeft echter wel luiden gezien die verzekerden Sorbenboomen te hebben geplant, en daar van gegeten. De zaak is niet onmooglyk, ’t kan | |
[pagina 1009]
| |
ook wel zyn, dat zy, die zeggen wilden dat een die een Sorbenboom heeft geplant, daar van de Sorben niet zal eten, zich niet gants bedriegen: maar zie daar hoe. Zo de natuur in zyne velerleije voortbrengsels zodanig is zonder enige hulp van mensen, die dat soort van Boomen fokken, zoude men niet willen zweren, dat de Sorbenboomen zo lang geen werk om te groejen zouden hebben, als zy zeggen; om dat die Boom zeer hard van hout zynde, ’t sap niet dan traag opschiet: maar van wat aart dat hout ook zoude kunnen wezen, zo men zorg droeg om de Sorbenboom te zajen, en ze in den Kweekhof te fokken, gelyk men andere Planten doet, twyffelt men niet, of men zoude ze kunnen zelf zajen, planten, en de vrucht eten. Altoos door middel van de kweking, die men hem geeft, zoude het niet kunnen wezen, hoe veel zwarigheid men ook make in ze te doen groejen, dat men in een tyd, langer waarlyk, als die, welke andere vruchtboomen vereisten, niet zoude de uitwerkzelen zyner vrugtbare voortbrengsels toonen. En als men zich maar een weinig de moeite wil geven, zal de ondervinding doen zien, dat het gezegde waar zy; en gelyk ’t nodig is om een stuk te onderzoeken, dat men daar de genoegzame kennisse toe heeft, zullen we de manier op geven, hoe men ze schielyker doet groejen, om’er gebruik van te maken. | |
Hoe men de Sorbenbomen schielyk doet groejen.Men heeft twe soorten van Sorbenbomen, Mannetje en Wyfje, welke laatste overvloedig vrucht geeft, terwyl de eerste niet, dan hout en bladen voortbrengt; welke niet met al, ja zo min verschillen als het hout. Het zaad van ’t Wyfje voortgekomen, geeft ook zaad van ’t Mannetje. ’t Is ook op ’t geval dat men ze zaait. Men moet ook weten, dat’er twe soorten van Sorben zyn. De ene hebben de gedaante van Peren, en men ziet’er op de staart, als een kouleur van Mos aan, deze zyn de beste, en de andere die men wilde in ’t Frans noemt; maar Lysterbessen, Kwalsterbessen, en in Duitsland Vogelbeer, zie dien naam, puntig, en hebben een groen bastje. Om de Sorben vroeger te hebben, doet men ze uit zaad komen, want zy willen geen Enten altoos velen. Dit zaad haalt men van de Sorben, welke men Wyfje en niet Mannetje noemt. | |
Hoe men de Sorben zaait.De Sorben, die men zaait willen een bereidde en beteelde aarde, en een plaats een weinig beschaduwd hebben. Deze manier van uit zaad te kweken, is de enigste die gelukken wil; gelyk gezegd is. Men moet dan toeleggen om deze te gebruiken. De manier waar op men deze aanvangt is zonderling genoeg; te meer, alzo de zaden der Sorben zich in een vlees bevindende dat lymig is, men zich niet gemaklyk verbeelt, hoe men ze van een kan krygen om te zajen. Om daar in te gelukken, neemt men een teene Matje, of een oude Mat van de schors van Linden, gelyk die zyn die men op verscheiden plaatsen gebruikt om water uit de Putten te halen. Ten aanzien van ’t eerste kan ’t gebeuren dat die Teen te veel droogt, maar men kan dit gebrek voorkomen, met een weinig in de vocht te laten rotten op de aarde. | |
’t Geen men in acht moet nemen eer men de Sorbenvrucht plukt, die men tot zajen schikt.De tyd van ’t plukken der Sorbenvrucht om te eten is, als zy nog niet ryp is. Maar dus is ’t hier mede niet gelegen, want hier is ’t best, dat ze van rypte afvallen, hoe de vruchten ryper zyn, hoe men ze bekwamer om te zajen houdt. Dus afgenomen vryft men ze op gezegde wys; op deze wys maken’er zich de greinen aan vast. Men maakt dan een bed met kleine groeven klaar; in elke daar van moet men een toutje leggen, zo gevreven ’t geen men met twe, of drie duimen aarde dekken zal. Deze arbeidt geschiedt gemeenlyk zo dra de Sorben van den Boom zyn gevallen. ’t Kan gebeuren, dat de vorst een gedeelte van ’t zaad bederft. Hierom dekt men die groeven wel met Mest, die men in ’t voorjaar weder wegneemt, op dat’er de Zon te beter by kome, en de zaden doe uitspruiten. Zo dra deze Planten zyn opgekomen, moet men, als de lucht droog is, ze besproejen, en de grond met de hand wat rul maken, en de ene en andere uitwieden, als zy te dicht opkomen. Als zy beginnen te groejen, moet men ze wel oppassen, en uitwieden, tot dat ze in staat is om verplant te worden. | |
Manier om jonge Sorben te verplanten.De jonge Sorben tot een bekwame hoogte om te planten gekomen zynde, kiest men een plaats voor de zelve bekwaam, die koel en vocht is. Als men die heeft, graaft men daar putten van vier voeten in ’t ront, en drie diep; hier zet men ze in, na dat zy wel gezuiverd is; daar na dekt men de wortel met aarde, tot dat men’er ’t eerste aan begint te doen. Men zegt nog, dat het oppassen die Boomen doet groejen, en dat ze by gebrek daar van kwynen, wat plaats ze ook hebben mogen. Dit maakt dat de Sorben de Spreuk doen leugenachtig zyn, voor al zo men reis, of driemaal ’s jaars, vier vyf jaren lang ze wel oppast, en de aarde omhaalt. Wy zeggen hier niet hoe wyd ze van een moeten staan; men gebruikt dat soort van Boomen niet om Dreven, of hoge Heggen te maken: maar in een verloren hoek dicht by huis, of op de kant van een Wei, en nooit in Tuinen. | |
De tyd van ’t plukken der Sorben.’t Is vermaaklyk vruchten van een Boom te plukken, die men een tyd lang heeft gekweekt. Ze af te plukken is geen kunst: maar te weten, wanneer de rechte tyd is; dit is dienstig voor iemand, die zich aan den Landbou overgeeft. Om de Sor- | |
[pagina 1010]
| |
ben op zynen tyd te plukken, moet men ze niet gans ryp laten worden: maar als ze maar geel en nog hard zyn, en ze dan op stroo laten hare rypheid krygen. Hier spreidt men ze over tot dat ze donker bruin en zagt zyn geworden, dan is ’t de tyd eerst om ze te eten. Hier moet men dan niet lang mede wachten, of ze te koop zenden, dewyl ze dan niet lang kunnen duren. | |
Nuttigheid der Sorben.’t Is geen vrucht, die zyn byzonder nut niet heeft. De Druif brengt Wyn voort, en by gebrek daar van maken de Sorben een Drank met water, die, ’t is waar zo goed niet is als Druivenat: maar die beter als schoon water is, en welke de Landluiden gebruiken. Wy zullen leeren hoe men ze maakt. Deze vrucht heeft nog zonderlinge krachten. De Geneesheeren menen dat ze koud van aard is, als zy hard is: maar als zy zacht is, heeft ze een soort van warmte gekregen, stopt meer, en voedt minder. Zy heeft nog een byzondere kracht van verkoelen, en door deze eigenschap is zy zeer dienstig in Buikloop en Roode loopen. | |
Gebruik en kracht van ’t Sorbenhout.Gelyk dit hout zeer hard is, maakt men’er Spillen voor Raderen van, en Kammen voor Meulens, die men koopt by de vier duimen vierkant. De Timmerluiden gebruikenze ook tot hechten aan hun gereedschap. Men geeft voor, dat zo men een plank, of hout van Sorben in ’t Koorn zet, deze maakt dat’er geen ongediert aan komt. | |
Om de Sorbendrank te maken.Als de Sorben nog niet ryp zyn, of een gele kleur krygen, doe’er een Ton half vol van, en doe ze vol water, en laat het Vat open staan; en als het gegist is, zult gy een drank van een zuurachtige smaak hebben, welke gy voor Wyn kunt drinken.
souda, Salicote. De Souda is een stof uit een scherp zout bestaande, dat het uitnemend openend en afvegend maakt. De Souda is in huitziekten goed. Men maakt’er steentjes van die branden, en vry afvagende zyn; men gebruikt ze in Loogen om ’t Lywaat wit te maken, maar dit loopt gevaar van te verbranden, zo men de Souda niet matigt met water. Zie weedas.
sop. Is een kost, waar van ’t voornaamste is brood aan kleine sneedjes gesneden, en geweekt in Melk, of Nat. Men heeft verscheiden soorten van Soppen. De ene zyn vet, de andre mager. Men weet, dat men om Nat te maken, moet koken Vlees, of Kruiden in water, daar Zout en Boter by doen, zo ’t nodig is. Zie ’t woord spys voor Armen; daar zult ge enige manieren vinden om Nat voor Armen te maken. | |
Onderrichting om voor honderd portien sop te maken.Men neemt een Pot, of Ketel, daar vier goede emmers water in kunnen; zo dra ’t water begint te koken, doet men’er drie vierendeel Zout, en vyf vierendeel Boter in, om Sop voor Vastendagen te maken, of vyf vierendeel Vet, of Spek in de Vette dagen, drie Spinten Erreten, of Boonen. Men moet een goede Korf Kruiden, of Kool, of Uijen, of Prei, of Rapen nemen. Als alles wel gekookt is, moet men daar een kleine lepel vol Peper, dat is voor twe duiten, in doen. Men doet’er by zestien pond Brood aan kleine brokjes, en niet aan sneedjes gesneden. Alles moet met malkander anderhalf uur buiten de Peper en ’t Brood koken, dat men’er niet moet in doen als een weinigje voor dat men de Sop opdist. Men moet een Lepel hebben daar een goed half pint in kan, om van een portie de maat te hebben. Die gantse Sop zal zelfs in duren tyd niet boven de Ryksdaalder kosten. Merk wel. Zo men Spek in de Pot doet, moet men het aan sneedjes doen, en het in een Pan laten smelten, eer men ze in gezegde Ketel doet. Men moet ook Erreten en Boonen op zich zelve laten koken, eer men ’t in de Ketel doet. Zo ze wat hard te koken zyn, valt het ligt ze murw te krygen, zo men ze te voren in water laat weken. 't Is ook dienstig Uijen en Rapen te doen koken, eer men ze in de Pot doet. In de plaats van Erreten, kan men drie ponden Rys nemen, die in heet water wat geweekt is, en ze laten koken eer men ze in de Ketel doet. | |
Geheim van een sop min Zout te maken.Men moet in de Pot een peperhuis met Bloemen-meel doen.
spa is een Yzer gereedschap, om en by acht, of negen duimen breed, een voet ontrent lang, vry dun om laag, maar wat dikker om hoog, alwaar een gat is, waar in men een steel steekt, om en by de drie duimen dik, en drie voeten lang: Men gebruikt dit gereedschap om de aarde te spitten, dat is, te roeren en bearbeiden, stekende het ontrent een voet in den grond, om ’t onderste te doen boven komen, en daar door ’t onkruid te doen sterven, en de aarde bekwaam te maken, om’er zaad in te gojen, of Erreten, of Boonen in te poten.
spaans groen. | |
Geheim om Spaans Groen te maken.Neem verscheiden lagen van het overschot der Druiven, waar uit het sap geperst is; en koperen platen, laat ze weken, tot dat de oppervlakte met groen bedekt is: schraap’er dit groen af, om ’t by een te vergaderen, en herhaal het zo dikmaal, als gy ’t goed vindt, en tot het gans in Spaans groen is verteerd. Hoe’er meer Wynsteen in de Druif is, en gisting, hoe deze vuilnis bekwamer is om Spaans groen te maken. Hierom maakt men ze beter in Provence en Languedok, als elders. | |
[pagina 1011]
| |
spaanse pap. Dit is een heerlyke kost als een Sjelei. | |
Spaanse Pap, om voor een Tussen-gerecht te dienen.Stamp in een Marmeren Mortier, een vierendeel zoete gepelde Amandelen; maakt ze wat vocht, tussen beide met Rozenwater, of gemeen water; en als ze wel gestampt zyn, doe’er een half pint, of wat meer zwaar Nat by van Vogels, Kalfs- of Ossenvlees, zonder enig Moeskruid, en maar twe, of drie Nagelen; een weinig Kaneel en Zout, zo veel behaagt. Als men gene Amandelen heeft om Melk te maken, kan men enige lepels goede Koeje-, of Geiten melk nemen. Men moet van ’t Vleesnat het vet hebben afgenomen; ’t zy ook heet, en als ’t met de Amandels gemengd is, moet men het in een Stamyn, of grof Lywaat gieten, en daar in twe oncen, of daar ontrent, borstvlees van Kapoen doen, of een ander gebraad, of gekookt, dat gehakt en wel gestampt is in een Mortier, na dat’er het vel, de beenen en steentjes zyn uitgenomen. In de plaats van Gevogelte kan men nemen Kalfsvlees, of enig ander Vlees, dat wat grover is: maar de Pap zal dies te minder aangenaam wezen. Men kan’er ontrent een eigrootte kruim van witte Brood by doen, om ’t wit te maken, en ’t dikker te eten; maar dit doet men’er niet by, als men ’t recht lekker wil hebben. Men vindt’er die ’t vlees van Gevogelte door geen Stamyn doen, vergenoegende zich met het wel te stampen, en ’t in ’t Nat te laten smelten, als ’t Amandel melk is. Maar als het Vlees wel gestampt is doet men ’t by de Amandelen, en ’t Nat in een Stamyn, dat men uitvringen moet, om’er de vogt van te hebben, men moet het overschot, roeren en met wat nat ververzen, en ’t nog eens perzen, om’er ’t nat uit te halen. Men moet de Melk in een Zilvere Pan, of Kom doen, en daar by ’t sap van twe, of drie Citroenen, en een vierendeel Suiker, wat min, of meer, en houden de Pap op wel geglommen kolen, roerende ze eerst enigen tyd, tot dat ze dik worde, latende ze een weinig staan. Daarna moet men ze weder enige reizen met een lepel roeren, en ze op een Schotel laten koud worden, en als zy als een Sjelei is, als ze koud wordt, is zy genoeg, en men moet ze van ’t vuur halen. | |
Andere Spaanse Pap.Neem een half pond gepelde Amandelen, maak’er een welgestootten Past van, doe’er melk by, op dat de Past te beter worde, en zy geen Olie geven; neem daarna anderhalve lepel vol Meel van Rys, meng dit alles onder een, en doe het door een Temes, met een grote lepel met Melk; doe het met malkanderen zachtjes roerende koken. Doe’er zo veel Suiker by, als u behaagt, en doe het dikker als nat koken. Zo gy’er gehakt Kapoenevlees by wilt doen, moet gy ’t met de Amandelen en rys stampen, en ’t deur een Temis doen, en doen gelyk we zeggen. | |
Andere Spaanse Pap, om’s morgens in de plaats van een nat te gebruiken.Neem een lepel vol goed Vleesnat, daar ’t vet is afgenomen, en dat zonder witte Wyn gekookt is, als om een Sjelei te maken. Doe het op klein vuur, den tyd ontrent van een uur koken, en roer het dikmaal met een lepel, op dat het niet aanbrande; en als ’t nat op de helft is verkookt, doe’er de Melk van een vierendeel zoete gestootte en gepelde Amandelen by, in een Mortier, met twe, of drie lepels vol Rozenwater, of gemeen koud Water, of Melk, of Vleesnat, dat men daar allengskens, al stootende onder zal doen. Laat de Spaanse Pap nog ontrent een uur op ’t vuur, of tot dat ze matig dik is, roer ze nog somwyl eens met een lepel; gy kunt het door een Lywaat, of Stamyn doen, en perzen ’t uit; doen ’t uitgeperste in een Bak, of Zilvere Kom, doende daar meer, of minder stukjes Suiker, en wat Pypkaneel by, men kan’er Muskus, of Ambre Grys by doen, een weinig Oranje-water, of Citroen-, of Oranje-sap, en alles met malkander een reis, of twemaal laten opkoken.
spaansevlieg pleisters. Zie Bleintrekkende Middelen. Deze zyn scherpe bytende geneesmiddelen, die veel gelyks na plaatsvullende Schroei-yzers hebben, en in staat zyn om op de Huit Bleinen te trekken, ’t Vel te verbyten, en vochten buitenwaards te halen, die noch door ontbindmiddelen, noch door trekmiddelen verteerd konden worden. Zy hebben de zelfde middelen, als de Bleintrekkende. Men maakt ze met Spaanse Vliegen, Euforbium, Mostert, Anakardium, Wortel van Zee-ajuin, Wilde Wyngaard, met Wyn-azyn, en Peper; men mengt het met Honig, of Terebintyn, of Gest, of enige Gom, of Hars, om’er een Smeerzel, Pleister, of Pap van te maken. Men gebruikt ze gemeenlyk om Waterige en Weijege Vochten te ontlasten. Men gebruikt ze ook voor Schele Hoofdzweer, Vallende Ziekte, Jicht, Podagra, of Pestkolen, als andere middelen niet in staat zyn; Roodmakende middelen, Trekmiddelen, en Bleintrekkende, zyn byna van een zoort.
spalken zyn platte Houtjes die men rondom gebroke Beenen, of Armen met Windzels vastmaakt, om ze in staat te houden, tot dat ze aan een geheeld zyn.
spannet. Zie vogelnet. | |
Hoe men een Spannet maakt voor kleine Vogels.’t Spannet voor klein Gevolgelt, is een driedubbeld Net, in een Figuur hier achter verbeeld. ’t Is | |
[pagina 1012]
| |
een soort van Schakel, die aan weerskante ladders heeft. De ladders daar van zyn van vierkante mazen gemaakt, gelyk ten overvloed in ’t Woord net, Artikel XXI. beschreven is. Deze mazen zyn ieder drie duimen wyd. ’t Want kan niet zyn, dan van schuinse mazen, van negen linien wyd, of van drie vierde duim. Men moet elke ladder maken, van tien, of twaalf voeten van M. tot R. en de hoogte van M. tot I. moet zyn van zes, of zeven voet, en gemaakt zyn van goed driedraad. ’t Want moet twemaal zo lang en breed zyn, ais??? de ladder; en van bruin los twedraad, om ’t te toonen, zal men alle byzonderheden in acht nemen, die op ’t Artikel vlou zyn aangetekend; om dat dat Net ’t zelfde moet uitvoeren als een Vlou met een ladder. Men moet aan de vier hoeken I. M. R. O. twe einden tou laten, elke van een voet lang; en men zal op twe,of drie andere plaatzen van weerkanten ook toutjes laten, om’er het Spannet mede aan twe stokken vast te binden, gelyk men aan de letters I. K. L. M. O. P. Q. R. ziet. De Reep die men rondom in 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, vast zal maken, moet niet boven een Schryfpens dikte hebben; op dat het Net ligter zy te dragen. | |
Hoe men ’t spannet tot de kleine Vogeljagt gebruikt.Men heeft verscheiden soorten van vermaken in de velerleije Vogelvangst. Men zal ze op hun beurt, en voor al op ’t Woord vogelen vinden. ’t Pleiziertje dat ik hier beschryf is niet van ’t minste; om dat men in dit soort van Jagt’er meer, dan in enige anderen, vangt; en dit het voornaamste is, dat de Vogelvangers beogen. Men gebruikt ten dien einde een dubbeld geladderd Net, ’t geen ik een Raffle, of Spannet noeme. ’t Behoud alle Vogels die’er in komen. In ’t voorgaande Artikel leert men ’t maken, en de gedaante daar van is achter afgebeeld. Om ’t te gebruiken, neem twe Staken, I. N. en O. S, die recht en licht zyn, een arm dik, en twaalf of vyftien voetien lang. Maak daar ’t Net aan, van het dunne eind I. af aan vast, tot aan ’t dikste toe, op de plaatzen met de letters I.K.L.M. gemerkt, en van de andere kant desgelyks op de letters O. P. Q. R. Rol het dan by een, en gaat met uw vieren, twe moeten het Net dragen, een ander de stroje Toorts, en de vierde een lange sterke stok; ga dan langs de wegen, daar grote dikke Heggens voor de wind beschut, staan. Ontrol daar uw Net, en laten twe van de sterkste de stokken nemen, en ze zo hoog ligten als noodig is; en elk zyn eind vast houdende, zullen ze het Net spannen, zonder aan de Heggen te raken, om dat het kleine Middelnet daar aan zoude blyven haken; en dewyl het fyn is, zoude het haast breken; die de Toorts draagt, moet het achter ’t midde van het Net houden, zo dat het ligt, regt tegen over het midde van het Spannet zy, ontrent een roe, of een half’er van daan, na de geschapenheid der plaatze. Terwyl men ’t Net gespannen houdt, moet hy die de Stok draagt, achter de Hegge gaan, en als gy hem door een klein teken zult hebben te kennen gegeven, dat alles gereed is, zal hy op de Hegge slaan, om alle de Vogels’er uit te jagen. Deze zo onzacht opgewekt en vervaard gemaakt, zullen om te ontvluchten na het ligt toe vliegen, ’t geen zy geloven dag te wezen, en in het Spannet vallen, waar in ze verwarren zullen, en gevangen blyven. Men moet zich niet ophouden met de Vogels uit het Net te halen, naar mate dat ze zich verwarren; maar met slaan op de Heg voortgaan, tot dat’er alle de Vogels uit gejaagd zyn; en dan zult gy ze’er uit nemen; want u kunnen gene ontsnappen, of ’t Net moest aan stuk zyn. De menigte van Vogels, die men op zo een wys vangt, is verwonderbaar. In een Haag, of Bosje dat digt was, heb ik in eens, dikmaal een dozyn Vogels gevangen. Als gy in ’t hout zult gaan, wart daar niet mede, want gy zoud uw Net breken, en ’t niet kunnen spannen; volg derhalven de wegen, die beschut staan, en daar fraai hakhout langs staat; en als gy een fraai plaatsje ziet, ontrol uw Net, en doe’er het Gevogelte uit voor den dag komen, gelyk ik gezegd heb. Daar is in deze Jagt iet verdrietigs, dat men juist met zyn vieren moet zyn; maar’t is niet dan plaizier, als men’er op enen avond maar vyftien, of twintig dozynen Vogels, van allerhande soort, mede vangt. Zie ook wel toe, dat het koud en donker zy; dies te groter is de vangst. Deze manier heeft nog een groter voordeel dan andere manieren, waar mede men Vogels by nagt vangt, dat men ze’er ook mede vangen kan, al is ’t ligte maan, als men maar geen geraas maakt, en ’t bitter koud is. ’t Is ook zo wel in deze, als andere vangsten, by nagt, een naaukeurig stikzwygen te bewaren; om dat, zo gy met praten, of lagchen uwen tyd verslyt, de Vogels u best gewaar worden, zo dat ze door uw geraas wakker gemaakt, in de plaats van na ’t vuur te vliegen, omhoog vliegen, en dikmaal liever na den kant vliegen daar men de Heg slaat, dan aan dien kant, daar ’t Net gespannen staat. Gy zult nog toezien, zo veel als ’t gemak der plaatse kan velen, uw Net na den kant toe te spannen, daar de wind van daan komt. Om dat de Vogels altyt deurvliegen na de kant toe, daar de wind van daan komt, of zy moesten zich na de plaats begeven, daar zy zich neer gezet hadden.
sparreboom. Beschryvinge. De Sparreboom gelykt wel na de Denneboom; zo dat’er in de lengte weinig onderscheids tussen beide is, zo min als in de dikte, en in de bladen die dun zyn, lang, hard, steekachtig, dicht en kamswys geschaard. De takken groejen aan weerskanten zo wel als de bladen, kruiswys; maar de bladen van een Sparreboom zyn donkerder als die van een Denneboom, behalven dat de schors der Sparreboom zwart en buigzaam is, en die der Denneboom witagtig, en gemaklyk te breken. De takken van de Sparreboom hebben | |
[pagina 1013]
| |
gemeenlyk de punt meer na de aarde gekromd, als de Denneboom. De Appels zyn een handpalm lang, met vry dunder schulpen, dan de Pynboom. Hy brengt zyne wortel tussen ’t hout en de schors voort. Plaats. Hy wast op de Bergen en in de Bossen, de vrucht is in September ryp. Eigenschappen. Hy is droog en samentrekkend als de Pynboom, de wortel is heet, heeft de zelfde eigenschappen, als de Pynboom, alhoewel de wortel zwart is.
speceryen, Aromata. Zie kruid. Dus noemt men geurige Gommen, vruchten, schorsen, zo wel onder de Drogeryen, als Kruideryen; de Gommen zyn de Storax, Wierook, Benjoin, en Balsem; wat het Kruid belangt, men zie kruid.
speceryachtige, of geurige Kruiden. De Apothekers maken verscheiden soorten van Geneesmiddelen, die uit Aromatise, of geurige kruiden bestaan. Men noemt in Vrankryk, Herbe Aromatiques de fyne kruiden, die sterk van reuk zyn, als de Lavendel, de Marjolein, de Salie, de Tym, ’t Boonkruid, Hyssoop, de Basilicum, de Rosmaryn, en ’t Citroenkruid, enz.
speenen. Zie haemorrhoides, en Speenkruid. | |
Smeerzel voor de Speenen en koude Klieren.Men neemt ten dien einde in de Herfst de Wortel, die men met verze Boter wel gestoten hebbende, in een nieuwe aarde Pot doet, en wel gedekt hebbende, laat men ze den tyd van vyftien dagen op een vochtige plaats staan, daar na doet men de Boter over klein vuur smelten, men giet ze af, en bewaart ze voor die ziekten.
speenen is ook iet imand onthouden, en in ’t byzonder Kinderen de Borst, en imand iet matig geven.
speenen is ook een Kunstwoord van den Tuinbou, dat men vooral van Enten gebruikt; welke men van de Boomen gesneden hebbende, enigen tyd in de Aarde zet.
speenkruid, in ’t Latyn Scrophularia. Zie de zoorten en beschryving in Hubners Kunstwoordenboek. ’t Groot Speenkruid, dat een Stengel heeft van ontrent twe, of drie voeten lang, geeft een menigte van hoekige en rosse Takken; deszelfs Bladen zyn zwartachtig, sterkgetand; de Bloemen komen boven op den top, zy zyn niet groot maar Purper, en Helmswys, aan knoppen. ’t Zaad is in knoppen, ’t is rond puntig aan ene kant. De Wortel is groot, wit met knobbels, waar van de Plant haren naam krygt. Plaats. Dit gewas groeit in slooten en vochtige plaatzen; en bloeit in Juni en Juli. Eigenschappen. De Plant heeft een stinkende reuk. Zy verhit, droogt op, verteert, en maakt dun. Zy is zeer bitter, men gebruikt ze in Klieren en Spenen, en om verzweringen van den Aars te genezen die men Ficus in ’t Latyn noemt. Men gebruikt ze ook in Kankerachtige wonden, en voor de Schurft. Zy is ook uitwendig goed om harde gezwellen te verzachten, die kwaadaardig zyn, gelyk de Koudeklieren. De Poejer van de Wortel, tot een dragma’s gewigt genomen, doodt de Wurmen; en nog vers zynde geneest zy uitnemend de Klieren en Spenen.
speenkruid, in ’t Latyn Valeriana. Men heeft’er verscheiden zoorten van, die men in Hubners Kunstwoordenboek zo wel vindt aangetekend, als de krachten.
spek is een Vet, waar mede een Varke rondom over de Spieren bekleed is. Kracht ’t van Spek. Neem ’t alleroudste Spek, mits dat het niet zy gastig, besteek het met Haver, zo dat het ene Havertje het andere raakt, van alle kanten; steek daarna de Haver in de brand; draag zorg dat gy alles op een Bord vergadert ’t geen’er afdruipt, om’er u in alle kwaadaardige gezwellen en andere van te bedienen, als in de Negen-oogen en Bloedvinnen, enz.
spelde, of spelt; in ’t Latyn Zea. Is een Plant waar van men twe onderscheiden soorten heeft. | |
Beschryving van de twe soorten van Spelt.’t Ene heeft maar een zaadje in ene bast, ’t andere twe, ’t is byna gelyk Koorn: maar de stengel is dunder, sterker, en hooger, dan Gerst. De aairen zyn plat, werpende hare Greinen alleen aan twe kanten uit, en aan ’t einde daar van komt een lange dunne baard voor den dag. Plaats. Men zaait dit op de velden, en is in Italie, Griekenland, Sicilie, en Egypte zeer gemeen. Eigenschappen. De Spelt droogt op en houdt het midden tussen Koorn en Gerst: maar zy voedt minder. ’t Brood ’t geen men’er van maakt is ligt, en aangenaam, maar kwaad te verteren. Een Pap daar van, met Azyn gekookt, geneest de Lazary en de Nagels die schilferen. Men gebruikt het afziedsel in Klisteren voor de loop. ’t Graan daar van dient om Bier te maken. Het twede soort is, onder den naam van Eenkoorn, bekender, maar van halmen en steekels, korter, kleiner en dunder. De aairen staan in verscheiden ryen gedeeld, als die der Gerst, ’t graan is zo groot niet als van de Spelt. Plaats. ’t Wast op verscheiden plaatzen van Duitsland in ruwe en bergachtige gewesten. Tyd. Men zaait het in de Herfst met het Koorn, maar ’t wordt later ryp. Kracht. Men bakt’er ook Brood van, maar ’t is zwart, of bruin, en niet nut. Panikkoorn. Aangezien hier ook op ’t Artikel Panikkoorn op gewezen is, moeten we ’t hier ook beschryven. Beschryving. ’t Hoort tot de kruiden die maar een zaadblaadje, en geen bloemblaadjes hebben. | |
[pagina 1014]
| |
De Aair heeft verscheiden dikke zaden, die aan kleine aairen zyn geschikt, zo, dat zy soorten van takjes hebben. Plaats. ’t Bemint ruwe zandige grond, en warme droge landen; heeft niet veel regens van doen. Tyd. Men zaait het in de Lente, want het wordt in veertig dagen ryp, en bewaart het lange jaren goed. Krachten. ’t Geeft luttel voedzel. Dit met Geitenmelk gezoden ingenomen, stopt de Buikloop, en stilt de krimpingen zo wel als de Kers; en van buiten op gelegd, is zy verdrogende en verkoelende. Van Panikkoorn wordt Brood gebakken, maar geeft weinig voedzel; is droog en kruimelachtig.
speldewerk. kant, is iet, gewerkt van verscheiden draden, zo Goud, Zilver, fyn en vals, Zyde, of Garen, door elkander gewerkt en geklost op een Kusse, volgens gaatjes gestoken op een Patroon, en gewezen door Spelden in de zelve gestoken, en die geplaatst en verplaatst worden, naar dat men met de Klossen voortwerkt, waar op ’t Garen, enz. is gewonden. Men heeft echter voorheen ook Kanten in de Mode gehad, die met de Naald na zekere Patronen genaaid werden. De eerste noemde men Gespeldewerkte Kant, naar de Spelden die men daar in gebruikt, en zo ze van Goud, of Zilver gemaakt wordt, Gouden en Zilveren Kant, of Passement, om dat de Klossen in ’t werken der zelve malkanderen passeren. De laatste noemt men genaaide Kant, om dat ze met de Naald genaaid wordt. Men maakt Gespeldewerkte Kanten van velerlei Patronen, hoedanigheden en waarde; als Netwerken, Tralie, Spiegel, dichte, Tapyt Kanten, Spinnekopjes, Torenkanten, Binnewerken, Achterwerken, dichte en minder dichte, van allerlei fynte; van Goud, Zilver en Zyde; gans van Zyde en wit Garen. Men gebruikt ze om Klederen en Lywaat, en Kuiven en Mutzen te vercieren. ’t Is de waar van Kramers, en die in Lywaten en Kanten doen. Goude en Zilvere Kanten, zo fyne als valse, worden te Parys Lion, Amsterdam, en in enige grote Steden gemaakt. De Zyden Kanten van ’t fynste soort maakt men te Fontenay, Puisseau, op de Louvre in Parys. De gemene en grove maakt men te St. Denys, in Vrankryk, te Montmorency, Villiers le Bel, te Cercelle, te Ecouan saint Brice, te Groslait, Gisors en saint Pierre aux Champs, te Estrepagni, te Doumesnil, en in enige naburige Plaatzen, Vlekken en Dorpen. Op de Louvre in Parys, maakt men meest brede Kanten van zwarte Kanten die de Vrouwen op ’t lyf dragen. De Landen en voornaamste Plaatzen daar men fyne Lywatte Kanten van daan haalt, zyn Antwerpen, Brussel, Megchelen, Leuven, Gent, Valencyn, Ryssel, en nog enige Plaatsen van Frans Vlaanderen; Charleville, Sedan, ’t Graafschap van Bourgogne, Lotharingen, Leuven, Dieppe, Havre de Grace, Honfleur, Harfleur, Pont l’Evèque, Gisors, Fescamp, Caen, en in andere Plaatsen van Normandie; Arras, Bapaume, en andere Plaatsen van ’t Artois; te Puy en Velay en enige Plaatsen van Auvergne in Pikardie; in de Louvre te Parys, St. Denys in Vrankryk, Montmorency, Villiers le Bel, enz. De breedten der garen Kanten, zyn van vier linien, tot vier duimen toe, en de stukken lang, van drie ellen en een half, tot acht ellen. Die voor Autaar, ene Priester, en Choorkleeden dienen, maakt men van een vierde-el tot twe-derde, en elk stuk is van vier, vyf, of zeven ellen lang, Parysse maat. De fynste en fraaiste Kanten van garen zyn die van Oostenryks Vlaanderen; na deze die van Frans Vlaanderen, onder welke die van Valencyn; en daar na die van Dieppe uitmunten; vervolgens die van Havre de Grace en Honfleur. Die van andere Plaatsen zyn gemeenlyk grover en van minder prys, al worden ze veel verkocht. Goude en Zilvere, Zyde en Garen Kanten, worden zeer veel in Vrankryk gesleten, zo wel als in andere Plaatsen: maar men heeft van de Zyde, en inzonderheid de zwarte, grote verzendingen na Spanje, Portugaal, de Spaanse Indies, Duitsland en Holland. Men maakt een soort van Kant van fyn Garen, dat voor de Spaanse Indies geschikt is. Men noemt ze Kant zonder grond, om dat’er noch Spiegel-, noch Tralie-werk tussen de bloemen in is. Men plagt ze in Vrankryk en andere Plaatsen ook in de Mode te hebben, maar tans niet. Vlaanderen maakt de meeste van dat soort.
sphondelium. Beschryving. De Sphondelium is een Kruid ’t geen zyne Bladen enigermate gelyk heeft, aan die van de Platanus en Panax. Zie onder. De Steel is een arm hoog, als de Venkel. Aan den top heeft men drie, of vier trossen, daar men dubbeld Zaad aan vindt, gelyk aan de Seseli, ’t is wat breder, witter, strooachtiger, en van slechter geur. De Bloemen zyn wit, de Wortel is, als Rammenas. Plaats. Deze Plant groeit op moerige waterige plaatzen. Eigenschappen. ’t Zaad van de Sphondelium tot een drank ingenomen, zet het slym door den afgang af, of het is goed voor luiden welker Lever kwalyk is gesteld, ook voor de Geluw en hun, die niet dan met uitgestrekten halze ademen kunnen, de Vallende ziekte, de Opstyging hebbe, met de Wynruit opgelegd, geneest ze de Schurft, of wild Vuur. ’t Sap van verze Bloemen, is zonderling in verzworen Ooren. Het heeft verscheiden andere krachten. Men heeft nog een Sphondelium, welke den naam van Panax Heraklium draagt. Zy is mede van de Planten, die hunne Bloemtrossen als een Zonnescherm dragen. Beschryving. Zy geeft een hoge, grote, Kottoenachtige, witte, houtige Stengel, grote, groe- | |
[pagina 1015]
| |
ne, ten merendeele ruwe Bladen, welke aan de voet der stam staan en op den grond leggen, gelykende na die der Vygeboom, zynde in vyven verdeeld, en rondom gesneden. Men heeft ook andere kleine Bladen rondom de Stengel, tot boven toe daar men een tros heeft, als de Dillen. Zy brengt gele Bloemen voort, en een kokend, ruikend heet Zaad. De Wortel is lang, wit, geurig, met sap vervuld, dat men’er door kerven uithaalt; men noemt het Opopanax; het neemt de dikte van een Gom aan, die geel op zyne oppervlakte wordt. Plaats. Deze Plant groeit in Cirene, Libie, Macedonie, Beotie, en naburige Plaatzen. Krachten. De beste Opopanax is die, welke zeer bitter, wit ros van binnen, van buiten geel is. Men moet ze kiezen, die glad, grof, bros, teer, sterk van geur is, en die terstond in water smelt; Zy verwarmt, verzacht, verdunt.
spiegel. | |
Om een holle Brandspiegel te maken.Neem kopere bladen, en die gesneden hebbende, doe ze in een Kroes, en laat ze van Wynsteenolie deurtrekken. Neem daar na gestootten Arsenikum. Men heeft een vierendeel, voor een pond van zulke Platen van node; bestrooi’er uwe Platen laag om laag mede, tot dat uwe Kroes vol is. Maak’er daar na een dekzel op vast van de zelfde aarde, luteer ’t wel toe; en als het Smeersel droog is, plaats de Kroes in ’t zand, zo dat het gans gedekt zy, ’t dekzel uitgezonderd. Dit gedaan zynde, stook’er trapswys een vuur onder, tot dat het vuur heet genoeg is, om’er al den Olie uit te dryven. Deze weggewaassemd zynde, neem uwe Kroes’er uit, en koud zynde geworden, zult gy ze aan stuk breken, en uw koper met verscheiden kleuren bedekt vinden. Men zoude’er nog meer kleuren op vinden, zo men Orpiment gebruikte. Men neemt een deel van dit koper in twe deelen van geel koper; men doet dit over een zwaar vuur smelten. Daar na gooit men’er ’t bereide koper in; en, als alles wel gesmolten is, werpt men dat metaal in een aarden pot, vol met laau water: Als men ’t’er in werpt, moet men ’t door een houten Bezem laten loopen, om ’t aan granen te maken. Dit Metaal, dus bereid, is wit, verroest niet, is niet bros, heeft de hoedanigheden van Staal, en is goed om volmaakt te polysten. Men moet eerst drie deelen van dit Metaal smelten, gelyk boven, daar na’er een deel kornen als Tin onder Lood in gojen. Alles wel gesmolten zynde, zal men ’t in ene holle Vorm gieten, of in een holle Bak, om holle Spiegels te maken.
spiering is een kleine Zeevis, die in de Winter tegen de Rivieren en Ty opzwemt, en naar de plaatzen daar ze gevangen wordt, beter, of minder van smaak en waarde is. De sleehtste wordt de Zeespiering gehouden. De Maasspiering, of die van andere Rivieren wordt beter gehouden, en de Ysselspiering de beste. Maar deze laatste is zederd vele jaren weinig gevangen. In Holland maakt men ze meest gereed, met ze na ’t Schoonmaken, in Water en Zout een zeer korten tyd te koken; of ze, na dat ze een weinig, of in zout water gestaan heeft, of met enkel zout gezouten, gedroogd, en in Beschuit, of Bloem gewenteld is, te bakken; of eindlyk de grootste twe aan twe, na ’t zouten, de koppen in een te stesten, en op den Rooster zachtjes te braden. Maar men vindt’er die ze in zout, gepeperd water, daar Uijen en Laurier is in getrokken geweest, een tyd lang hebbende laten staan, daar na afdrogen, in Bloemenmeel wentelen, ze bakken, en heet met gebraden Pieterseli opdissen. Men maakt ook gestoofden van Spiering; de gemeenste manier is ze te laten stoven in witte Wyn met Zout, Peper, Muskaatnoot, een stuk groene Citroen, en wat Boter; om te binden, doet men’er wat geroost Meel by, en dist het heet op met Kappers.
spinasie is een Moeskruid, dat een stam krygt ontrent enen voet hoog. De blaren zyn breet, puntig, gekorven, en hebben lange stelen, die donker groen zyn. De bloemtjes wassen troswyze by een, van een groen-, of purper-koleur, en groejen langs de stammen, van het midden af, tot boven toe. De vrucht komt op een andere plaats dan de bloemen, en is rond als een Ei, met een zaad van binnen, dat byna rond, dog wat puntig is. ’t Schynt of de Spinasie by de ouden niet bekent waar geweest, ten ware zy haar een anderen naam hadden gegeven. Dit Moeskruid is tegenwoordig zeer gemeen in alle Moestuinen, daar het ten dienste van de Keuken aangekweekt wordt. | |
Eigenschap van dezelve.Het eerste water, dat van de Spinasie komt, is ongezond. Zy maakt een weeken buik, dog veroorzaakt teffens winden. Haar sap is goed voor de steken van Scorpioenen en vergiftige Spinnen; ’t gebrande water van de Spinasie, doe dezelve uitwerking. Het voedzel van de Spinasie is beter dan dat van de Melde, alzo het de schorrigheid van de keel, en van de wegen na de Long verzacht. ’t Water, dat men’er uit stookt, in de maanden van April en Mei, wanneer ze in ’t bloejen is, is goed voor de Ontstekingen, Roos en invretende zweren, als men het in een doekje buiten op bindt. | |
Van de behandeling der Spinasie.’t Is een van de Moeskruiden, die de beste aarde, of ten minsten zulke, die wel gemest is, begeerd. Zy wordt van zaad voortgeteeld in een open grond, of in voren op welbereidde bedden, en zulks wel twe, of driemaal in ’t Jaar, met half Augustus te beginnen, en een maand daar na te eindigen. De eerste kan in October, de twede in de | |
[pagina 1016]
| |
Vasten, en de derde in de Kruisdagen gesneden worden. Die tot na den Winter blyft staan, schiet in ’t laatste van Mei in ’t zaad, dat men met half Juni vergaart. Wanneer men ze eens afsnyd, spruit ze niet weder uit als de Zuring, of Pieterselie. De gantse arbeid, die’er aan besteed moet worden, is, dat men haar van ’t onkruid wel dient te zuiveren, en by heet weer te begieten. Men verplant’er geen altoos, zo min als de Kervel, Kers, enz. | |
Moes van Spinasie.Wast de Spinasie wel, doet ze in een pot vol water, met Boter, Zout, een klein bosje Majolein, Tym, Balsem, of munt, en een Uijen met enige Kruidnagels bestoken. Laat dit alles samen koken, en half gaar zynde, doe’er wat Suiker by naar uw welgevallen; by voorbeeld, een goed halfvierendeel ponds, een handvol droge Razynen, en wat veel korsjes van brood, die eerst, zo ge wilt, op ’t vuur geroost zyn. Laat dus alles samen gaar koken, en schept het op in een Schotel, daar Brood in gesneden is.
spinne, of spinnekop is een bloedeloos diertje, van zeer verscheide zoorten, zo ten aanzien van gedaante, als van kleur. Zommige zyn klein, andere groot; deze kort en dun, gene dik en breet. Zy zyn ook niet min onderscheiden door de kleur, terwyl’er enige geel, andere groen uitzien: men vind bruine Spinnekoppen, ook gryze, witte, zwarte; ja zelfs gespikkelde. Nog kan men ze afdeelen naar de plaatzen, daar ze geteeld worden, of zich onthouden, als in Bossen, holtens van Boomen, Tuinen, Planten, Vensterramen, Verwulfzels; enz. De Heer Bon, Honorair Lid van de Koninklyke Akademie der Wetenschappen te Montpellier, stelt in ’t algemeen twe zoorten van Spinnen, in de Redevoering, die hy 1709. deed by de opening dezer Akademie: het eerste soort heeft korte, het andere lange beenen, of voeten. Men moet een Spinne als in tween gedeeld aanmerken. Het voorste gedeelte bestaat uit den Kop en de Borst, aan welke acht voeten vast zyn, hebbende hun gewrichten op zes plaatzen. Voor aan het Hooft hebben ze twe kromme Klaautjes met Nagelen voorzien, waar mede ze de Muggen dooden, en vatten al wat ze willen eten. Onmiddelyk daar onder is haar Mond. Het twede gedeelte, dat aan het eerste niet dan door een dunnen draat gehecht is, is bekleed met een dun velletje, en bestaat uit den Rugge, den Buik, den Aars, en de Teelleden. De Heer Bon is van gedachte, dat alle Spinnen van beiderlei kunne zyn, dewyl hy de tekenen van een Mannetje altoos gevonden had by de zulke, die Eijeren leggen. ’t Is hun achterste, daar ze de Draden (die de Fransen ook den naam van Zyde geven) uithalen, en wel uit verscheide Mammetjes, als zo vele draadtrekkers. Zy komen door ’t middel van die Draden over hele Straten, Wegen en Rivieren, waar toe haar de natuur een byzondere kunst van beweging heeft ingeschapen. Namelyk, zy hangen zich aan een van die draden, die eerst op enige plaats vast is; daar op keeren ze het hoofd na den wind, en werpen meer andere Draden uit haar achterste, tot dat ze van den wind, die dezelve draden teffens in de lengte uitstrekt, tegen een vast lichaam, gehecht worden, ’t welk zy bemerken uit den tegenstand, dien ze ontmoeten, wanneer ze de Draden met hare Poten na zich trekken; dan gebruiken zy ze als ene brug om daar over te gaan na de plaats, daar die draden vast zyn; maar indien de draden niets ontmoeten, om’er op te hechten, varen ze voort met’er andere uit te halen, tot dat de lengte der draden, en het geweld van den wind, het evenwicht van haar lichaam overmeesterende, zy zich krachtig voelen trekken; als dan brekenze den eersten draad af, daar ze aan hingen, en met uitgestrekte poten zich op den rug leggende, laten ze haar door den wind voortdryven. Deze draden, of zyde, zyn van twederlei slag in de Wyfjes. De eerste draad, die’er de Spin uithaalt, is zwak, en dient niet, dan om het Webbe te maken, waar in de Muggen zich verwarren. De twede is veel sterker, dienende om hare eijeren te bewinden, die dus gedekt zyn voor de koude, en veilig voor ander ongedierte. Van deze Tonnetjes kan men Zyde spinnen, waar van wy de behandeling aan ’t einde van dit Artykel zullen opgeven, uitgevonden by den Hr. Bon. De vruchtbaarheid der Spinnekoppen is byna ongelooflyk, en veel groter dan die van de rechte Zydewormen. Ider Spinnekop legt zes tot zevenhonderd eijeren, terwyl’er een Zydeworm ontrent honderd leid, waar van wel de helft vergaat, wegens hunne teerheid, en de ziektens daar ze aan onderhevig zyn. Daar en tegen broejen de Spinnekops-eijeren van zelven uit, zonder imants bezorging, in de maand van Augustus en September, 15, of 16. dagen na dat ze geleid zyn, en de Spinnen, die ze gelegd hebben, sterven enigen tyd daar na. (Zeker Heer heeft aangemerkt, dat de Wyfjes aanstonts na de koppeling met de Mannetjes, deze dood byten, alzo ze doorgaans veel groter zyn dan de Mannetjes.) De kleine Spinnetjes, wanneer ze uitgebroeid zyn, leven tien, of elf maanden zonder eten, en zonder groter, of kleinder te worden, en onthouden zich dien heelen tyd in haar Tonnetje, tot dat de grote hette haar nootzaakt daar uit te kruipen, en de kost te zoeken. Men zou groot voordeel kunnen trekken van de Zyde der Spinnekoppen, was’er zo veel moeite niet aan vast om ze te voeden en spyzen, of indien men met minder arbeid alle de Tonnetjes kon vergaderen van zulke, die zich by de Vensters onthouden. De Heer Bon heeft’er Koussen en Wanten van laten maken, die grys van kleur waren, ontrent als een Muis. Men heeft maar drie oncen van deze zyde van doen, om een paar Koussen | |
[pagina 1017]
| |
te maken voor den grootsten man, daar de gemene Koussen zeven, tot acht oncen wegen. | |
Wyze om de Spinnekoppen te voeden.Men doet de Spinnekoppen met korte beenen in Peperhuisjes, en deze weer in Potten, die men met een Papier toedekt, dat Speldegaten heeft zo wel als de Peperhuisjes, op dat ze lucht zouden hebben; dan geeft men haar vliegen te eten, en men vindt na enigen tyd, dat ze hare Tonnetjes gesponnen hebben, van welke Tonnetjes ontrent dertien oncen genomen, vier oncen zuivere Zyde uitleveren. De Heer van Reaumur, Lid van de Akademie der Wetenschappen te Parys, overtuigt van de onmogelykheid, om een groot getal Spinnen, enkel met Vliegen te spyzigen, heeft verscheide andere manieren bezocht, en eindlyk gevonden, dat de Spinnekoppen uitermaten veel houden van jonge Veren, die nog vers uitgetrokken en bloedig zyn. Hy bediende zich daarom van Duivenveren, zo oude als jonge, die hy in kleine stukjes verdeelde, lang een tiende, of een twintigste van een duim, en aan de Spinnetjes te eten gaf; waar op hy bemerkte, dat de jonge Spinnetjes, die pas uit de Tonnetjes waren gekropen, die kost boven alle andere beminden. Dit is het enigste ongemak niet; daar is nog een ander, dat veel groter is, namelyk dat de Spinnen zich onder malkanderen opvreten; vooral vreten de grote de kleinen op. Dit is mogelyk de reden, waarom’er zo weinig Spinnekoppen zyn, ten aanzien van hare vruchtbaarheit. Al was het nu mogelyk de Spinnen ider in byzondere huisjes te doen en te voeden, zou dit zo veel moeite en buitengemene onkosten vereisen, dat men daar door het voordeel van hare vruchtbaarheid zou verliezen. Daar en boven, dewyl alle de Spinnen hare eijeren niet in dezelve maand van ’t jaar leggen, zo kan men den tyd niet weten, wanneer ze hare natuurlyke wreedheid verlaten, om zich te koppelen. Ook brengen de Tonnetjes van de Spinnen zo veel voordeel niet aan, als men in ’t begin gehoopt had, in vergelyking met die van de Zydewormen, zo ten aanzien van de sterkte der zyde, als ten aanzien van de menigte, die ze uitleveren. Door alle deze op- en aan-merkingen, vermindert de Heer van Reaumur grotelyks de goede hope, die men van den arbeid van de Hr. Bon. Doch de weg is gebaand, daar ontbreekt niets dan moeds genoeg om nieuwe ondernemingen te doen, die mogelyk meer voordeel en meer gemak zullen toebrengen. Nog moet men een ding vast stellen, dat namelyk de Spinnen in warme Landen meer zyde uitleveren, en dat die van Amerika waarschynlyk een veel groter menigte zouden verschaffen, om datze dikker en groter zyn. | |
Wyze om de Zyde der Spinnekoppen te bereiden.De Heer Bon hebbende twaalf, of dertien oncen van die Tonnetjes vergaderd, liet’er enigen tyd met de Kam, en met een klein stokje het stof uitkloppen. Daar op waste men ze in laau water, tot dat het water daar helder en klaar uit kwam. Men liet ze weeken in een Pot met wat Zeepwater, Salpeter, en een weinig Arabise Gom, en samen koken by een klein vuur, twe, of drie uren lang. Daar op werden ze weer in laau water afgewassen, om’er de Zeep uit te krygen, en toen geleid om te drogen. Wyders liet hy ze een weinig tussen de vingers vryven, om ze te gemakkelyker te doen kaarden, door de Kaarders van de gemeene Zyde; behalven dat de Kaarden voor deze nieuwe Zyde veel fynder waren, waar door men een heel byzondere Zyde kreeg van ene gryze kleur. Men kan ze gemaklyk spinnen, en de draad daar van is fynder en sterker, dan de gemeene Zyde. | |
Deugd en kracht van de Spinnen.Ider een schrikt voor dit ongedierte, niet alleen om zyn leelykheid, maar ook om dat men het vergiftig oordeeld, terwyl het echter geen vergif by zich heeft. De olie der Spinnekoppen, op den vryen dag, op beide de duimen gedaan, wordt zeer geprezen tegen de verpozende koortzen. De Spinnekop geneest de derdendaagse koorts, als men hem in de vuist dood drukt, of hem levende in een Notebast opsluit, en aan den hals hangt voor ’t aankomen van de koorts. Etmuller zegt, dat hy een Boer had gekend, die allerhande soorten van verpozende koortzen genas, met het poejer van gestoote Spinnen, dat hy liet innemen. Het Spinrag is Wondheelende, en samentrekkende. Het stilt het bloeden, als ’t op de Wonde wordt geleid. Men gebruikt het zo dra men zich heeft gesneden, ten einde de Wonde niet opzwelle. ’t Is ook goet tegen de Kolyk van Winden ontstaan, als men de grootte van een Ei met wat Azyn opkookt, en heel warm op den Navel bind. Om de Spinnekopsnesten in de Tuinen uit te roejen, moet men’er Terpentyn-olie op gieten.
spint, of Spintig hout, is het gene digst aan den bast, en bygevolg onryp, teer, en de Wormen en rotting zeer onderworpen is, en daarom weinig deugd om verwerkt te worden. Men zegt dus, een Staak van spintig hout is niet met al waart; het zelfde zegt men van een Balk, van een Ribbe, enz. ’t Spintige hout is witgeel, dat ligtelyk wormstekig, of rot wordt.
splyten. Zie scheuren. steenlossen.
spons is een Zeegewas, dat zeer veel gelyk naar een Paddestoel heeft en aan de Rotzen in Zee vast groeit. Zy is ligt, zacht, gaatachtig. De Ouden plagten te zeggen, dat een Spons een levend Plantgewas, of Zoophytum was, dat is, dat het noch dier noch gewas waar; maar dat het naar ’t een en ’t ander gelyk had. Men heeft twe soorten van Sponsen, te weten ’t Mannetje, dat kleine witte gaatjes en oogen heeft, en ’t Wyfje, dat grote en ronde heeft. | |
[pagina 1018]
| |
Men heeft’er die’er by voegen, dat’er een derde soort is, waar in men steentjes vindt, en somwyl Neuten, die Appel, of Amandelwys zyn. Deze Neuten zyn goed tegen de Wurmen van kleine kinderen. Zo men ze wel onderzoekt; vindt men, dat het zyn kleine Mosselen. Avicenne zegt, dat de Spons heet is in den eersten graad, en droog in den tweden; en datze bereid zynde, dat is tot as verbrand, het bloeden doet ophouden, en dat zy goed zy, om Wonden en Verzweringen te heelen. De steenen der Spons wel gebrand zynde, zyn goed om Tanden te reinigen, en de steen te breken, die in de Blaas is. Hier van daan komt het, dat Plinius die steenen Cistocoliten noemt; men gebruikt de Spons ook in bekwame afziedsels gestoken, zonder andere bereidingen voor stovingen, en heet op de deelen gelegd. Galeen zegt, dat men om ze te bereiden, dat is, te branden, ze te voren in Leem, of by gebrek van dien, in Pek moet steken.
spoor noemt men in de Jagt de gedaante der pooten, of loopers van ’t wild in ’t gras, of bladeren, of de sneeu, daar het heeft deur geloopen.
spoorhond, of Brak is een soort van hond, die, sterk van reuk, ’t spoor van ’t wild weet te volgen, en’er zyn Meester by te brengen, en ’t door tekenen te kennen te geven.
spreeu is een genoeg bekende Vogel, die niet gaarne in Aalbessen, Kerssen, Peren, enz. gezien wordt, als die daar veel van rooft. Zy vallen gemeenlyk met grote koppels te gelyk; en vliegen deurgaans tegen den avoud in grote menigte, en maken in de lugt aardige gedaante, vallen om te roesten in ontelbare menigten in ’t Ried. De Jongen van dat soort, zyn niet onbillyk om te eten: maar oud en mager, zyn ze een slechte spys. Men wil, dat ze voor de Vallendeziekte goed zyn. Men trekt ze de kop zo dra af, als men ze vangt: men maakt ze als Lysters en Merlen gereed; men kan ze leeren fluiten en spreken. Zie vogel.
springende handen. Neem Koorn, en Pers het tussen twe heette platen, en smeer de spleten met de Olie die daar is uitgeperst.
sprokkelmaand, of Schrikkelmaand, by de Latynen Februarius, is de twede van het jaar, dat met den eersten van Loumaand, of Januarius begint. Hy heeft drie jaren achter een acht en twintig, maar in ’t vierde jaar negen en twintig dagen, dat dan een Schrikkeljaar hiet, by voorbeeld in 1728. 1732. 1736. 1740. 1744. enz. telt deze Maand 29 dagen. Ontrent den 18 tot den 20 treedt de Zon in het teken van de Vissen. | |
Wat men in February, in de Tuinen te doen heeft.Men doedt byna, of gaat voort met hetzelfde, als in Januarius. Men zaait Uijens, Look, Prei, Zuring, vroege Erweten, Bonen, wilde Suikery en Pimpernel; ondersteld zynde, dat de Aarde niet bevrozen, noch door de Sneeu bedekt zy. Indien men Kroplatou op den Herfst in volle Aarde, op een schaduwachtige luwe plaats, gezaaid heeft, zo verplant men die onder de Klok, op een Mestbedde, om ze in tyds te doen kroppen; vooral verplant men de witte Krullatou in de Maand January gezaaid, welke beter, dan de andere tiert. Met de Nieuwe Maan zaait men Knollen, Radyzen, en Aspersies, en plant de Hoppe. Met de volle Maan maakt men hete Mestbedden, en zaait bonte en andere Violieren, om dat jaar nog bloem te dragen, op dat dan het Zaadt mag ryp worden. Men zaait ook Uijen. Men zaait daar en boven de Bloemkool, eer de Rapen bloejen; anders verbastert ze tot Raapkool, en dus kan men voor den Winter Bloemkool hebben om te eten. Nog is het de rechte tyd, om Bedden te maken, tot het zajen van Meloenen op een goede plaats. In ’t laatst van deze Maand begint men wat groene Porcelyn onder de Klok te zajen, maar de goutgele is te teer, om voor de Maand Maart gezaait te worden. Men verplant de Komkommers en Meloenen, zo men’er heeft, die sterk genoeg zyn, op een Mestbedde, in de louwte van Muren, of Wint-schuttingen. Men zaait mede de eerste Sluitkool, indien men ze in gene Kwekery heeft staan, die in Augustus gezaaid, en in de Maand October in de Kwekery zyn gezet, die men op dezen tyd weder verplant. Men kan noch allerhande Peulvruchten zajen, als groene Erweten, Turksebonen, enz. dog men kan ook wagten tot het afgaan der Maan in Maart. Noch zaait men Latou, Kervel, Peterselie, om ze aanstonts te eten, dewyl ze anders al te maal in zaad schieten. Daar en boven zaait men de Tabak, als mede Meloenen op Beddens, om ze naderhand in volle Aarde te verplanten. Men maakt ook de nodige Mestbedden tot Radys, kleine Salade, en om alles op te kweken, dat in volle Aarde moet verplant worden. Men bezorgt vooral, om de Aspersies altoos warm te houden, en die goed zyn, te stikken. Het zelve doet men mede ontrent de Aardbeien, die op Mestbedden staan. Als het zacht weer het toelaat, spit men de Aarde om. De Maan juist 27 dagen oud zynde, dat men, zo naaukeurig het kan wezen, moet waarnemen, ’t welk altoos 15 tot 18 dagen voor Paassen, of daar ontrent gebeurt, snoei men de Bomen, snydt de Enten, en kapt met een de Takken, die de aankomende Bomen zouden belemmeren en onderdrukken. Om hoge Stambomen te krygen, moet men de Enten maar bewaren, tot dat de Maan in Maart tien, elf, of twaalf dagen oud is, ’t geen altoos in de week voor Paasen valt, en men moet de Zomervruchten op wilde Stammen, | |
[pagina 1019]
| |
maar de Wintervruchten, op Winterstammen zetten. Om Bomen te hebben, die digt by den voet Takken schieten, en doorgaans Nanen, of Dwergen genoemd worden, bewaart men de Enten in den grond op een plaats, daar de Zon tot den 27 dag van den ouderdom der Maan in Maart niet kan komen, dat ontrent in de eerste week van April voorvalt; maar dit is het niet altemaal, want men moet geen Peren, anders dan op tamme, of wilde Kweebomen enten; en de Appels op zoete St. Jans Appelen, of Paradys, waar door men Boomtjes teelt, die weinig Hout maar veel Vrugt brengen. Dat is de reden, waarom zulken, die hunne dwergbomen op een wilden Stam enten, niet wel slagen, dewyl ze te veel Hout schieten, dat zig door geen Snoejen laat verbeteren. Deze waarheit is niet bekent, dan aan keurige Liefhebbers, en Kenners, die het by ondervindlng geleerd hebben. Men moet de Enten snyden van de rechte Takken eens Booms, staande van ’t Oosten na’t Zuiden, en het Hout dient twe jaren out te wezen. Om een menigte Kwestammen te winnen, buigt men de Takken van een wilden Kweboom naar den grond, en dekt ze met Aarde toe, die dan niet zullen missen van Wortel te schieten, en tot Stammen te worden, welke in de Maand November van den Boom zelve worden afzondert, en verplant. Men kan ook met goed gevolg de Kwetakken afkappen, die kleine Knoppen hebben, daar nieuwe Loten van komen, en zulke is het beste slag voor de Haagperen. Men doed in alles het zelfde als met de Paradysappel. Op den zelfden tyd, ik meen, op den zeven en twintigsten van den ouderdom der Maan, begint men ook de Wynstokken te Snoejen: want zo men het altemaal op enen tyd konden doen, was het best, om voor de Vorst geen vrees meer te hebben, dat men daar mede wagtte tot na Paasen, dat is, ontrent een Maand later. Over zulks snoeit men de Framboizen, Rozestokken, Aalbessen, Neutebomen. Dog om in October Framboizen te hebben, moet men ze, in plaats van Snoejen, noodzakelyk by den voet afsnyden, dewyl ’t geen men in de Lente zo veel afsnydt, op dien tyd, als de andere, die men zo ver niet heeft afgesneden, Vrucht dragen, noch teder is en eerst Vruchtbaar wordt, als de andere verdorren. Men moet de Bomen by den grond omspitten, en’er eerst boven op Duivenmest, of Verkensdrek leggen, ter dikte van een halven vinger. | |
Oogst in de Maand February.In deze Maand heeft men niets, dan ’t geen in de Kachel bewaard is, en ’t geen men door broejing uit den grond weet te krygen, als kleine Sala, Rapen, Aspersies, Zuring, enz.
spruiten. Zie onder kool.
spuigdrank is een soort van Braakmiddel, gemaakt van Spiesglas, ’t geen men in hevige en gevaarlyke ziekten doet innemen. | |
Uitnemend Braakmiddel.Neem drie dragmen Glas van gestóóten Antimonie; zet het in een Fles met Spaanse Wyn te trekken; doe’er een dragma gestoote Kaneel by, en zo veel Nagelen, en het in een hoog gehalsde Fles op een matig Zandvuur, hebbende den tyd van twe uren te trekken gezet, neem’er ’t vuur uit en laat de stof op warm Zand trekken, en als die over is laat de stof’er afloopen, en bewaar ze in een glazen Bottel ten gebruike. Men geeft dit in Apoplexce, van drie tot vier lepels. Zie ook braking, remedie, wyn, water.
spys voor Armen. Die zich in dezen staat bevinden, kunnen zich voeden met een half pond Brood zonder ander voedsel, door middel van Sop voor gezondheid. | |
Sop of nat, dat weinig kost voor Armen.Hoe men ’t maakt voor honderd portien, van drie halfpintjes nat, en van drie oncen Roggen-, of Tarwenbrood. 1. Neem vyf en tachtig pinten water, doe het in een Ketel die in een Fornuis gemetzeld staat. ’t Gat, waar door men hout in gooit, moet op zyn meeste, niet boven veertien duimen hebben in de hoogte, en tien wyd zyn; hoe ’t gat waar in men het steekt, wyder en hoger is, hoe men meer verstookt. Door dit middel verstookt men minder vuur. Hoe ’t hout helderder brand, hoe ’t beter is, ’t moet ook op een yzere Rooster leggen, anders gaat het uit, en men zoude meer noodig hebben. 2. Maak een grote Kraan onder aan de Ketel, om’er het Sop gemaklyker, en eerder uit te krygen. 3. Doe’er anderhalf pond Zout in, als ’t water warm is. 4. Doe’er ook vier ponden Meel in, dier der Haver is de beste, als ze in de over wel gebraden is, eer ze wordt gemalen, of wel vier ponden gepelde gerst, dit maakt de Soup wat dik, en geeft goede smaak. 5. Hoe men’er meer Moeskruiden in doet, hoe ’t beter is. Men zal het op de volgende wys doen koken. Neem twe en een half pond gezouten Boter, Vet, of Spek. Doe ’t in een Pan op zich zelve smelten, die zo groot is, dat de Moeskruiden ze gans vol maken. Zy smaken en koken beter en eerder. 6. Doe uwe Boter wel snerken, zo veel te minder hebt gy van node, en zo veel te beter smaakt het. 7. Doe uwe Kruiden allengskens in dit Vet, of | |
[pagina 1020]
| |
Boter, roer het en besla het, tot dat het gaar is. 8. Zo de Kruiden geen vochts genoeg, om met zo weinig Boter, of Vet te stoven, geven, doe’er laau water in, zo veel als gy wilt, om dit alleen wat gedekt te houden. 9. Gy zult de slym op de zelfde wys koken. Wat de Kool, de Rapen, de Uijen, de Errete, de Boonen belangt, deze moet gy ook op zich zelve koken, en doen daar zo veel water by, als ’t behoort, om ’t alleen onder te houden. 10. Wilt gy Erreten, of Boonen in uw Sop hebben, neem’er acht pinten van; zyn ze niet mals, doe ze wel malen, na dat ze in den oven gedroogd zyn; dan zult gy ze in een kwartier uur gaar koken. ’t Is best ze te doen malen; want anders zullen acht pinten, in honderd portien verdeeld zynde, men sommige portien vinden, daar’er geene in zyn. De Rys zelve gemalen, of gestoten, is in een kwartier uur genoeg, daar ze anders, heel zynde, haren tyd van nooden heeft. Maar deze kost is voor de Arme niet als te lekker, en wat duur. 11. Gy moet uwe Kool, Prei, Uijen, Rapen en ander Moes, aan kleine stukjes snyen, om te gelyker te verdeelen. 12. Men heeft Uije, die zoet en scherp is, als ook zoete en zure Appelen. De zure geven beter geur. 13. Als de Moeskruiden, of Peulvruchten wel gestoofd zyn, doet men ze in ’t kokend water der grote ketel, en laat het een kwartier uur met malkander koken, wat meer, of min, tot dat de pottasie is smaaklyk gemaakt. Zo men ’t in de grote Ketel kookte, zou ’t langer tyd en meer vuur van doen hebben, en de Sop meerder verkoken. 14. Als men gereed is om ’t Brood’er in te doen, doet men’er twe lepels met Peper in. 15. Men trekt dat Brood op verscheiden wyzen, men doet’er in terstont vyftig ponden Brood, in kleine stukjes gesneden, die zo groot zyn als een halve duim, en niet in kleine Sneden. 16. Zo ’t Brood kruimelt, of smelt in de Sop, is ’t goed het’er niet in te doen, dan naar gelang, dat men de Sop weekt, als zy maar is gekookt. 17. Niet te min hoe ’t Brood meer geweekt is, en het Sop heeter is, als men het eet, hoe het meer kracht geeft en voedt. Daarom is ’t goed het een korte wyl te laten koken. Men moet een lepel van een half pint hebben, en ze driemaal vol geven voor een Middag- en Avondmaal, voor een die boven de 15 jaren oud is. | |
Om dit Sop voor een Man te maken.1. ’s Winters kan men ’t voor drie vier dagen in eens maken; als ’t opgewarmd is wordt het beter en zo veel te minder Hout, of Turf heeft men nodig. ’s Zomers kan men ’t voor twe, of drie dagen maken. 2. Naar gelang van elke Sop van drie half pintjes, neem voor een oortje Moeskrinden, van elk soort, een half once Boter, of Vet, een half lood Zout, vier lepels meel, met een vingergreep Peper. | |
Boter, Vet, Olie.Men heeft een manier van smaaklyk maken die best is, en maken zal, dat het minst koste, en aan ’t Sop een smaak zal geven van zulke Kruiden, als men wil, zonder ze daar onder te doen; alzo men ze ’s Winters in de kleine plaatzen niet heeft. 1. In de Maand Mei, of September, als men zyne Boter op doet, en sterk Zout, neme men Tym, Marjolyn, Look, Uijen; sny alles zo klein als men kan; men kne het onder ’t zouten van de Boter wel, en de Boter zal de smaak van die Kruiden aan de Pottasie geven. Zie daar hoe arme luiden kunnen doen. 2. Die wat lekkerder zyn, kunnen op zyn Lottharings de Boter smelten, als ze nog vers is, daar die Kruiden me laten koken, wel zouten, als zy half gestold is; en ze in aarde Potten doen, of Vaten van wit hout. Deze Boter wordt niet sterk als zy is gekookt; zy is goed voor Potspys, en om te snerken. 3. Neem Varkensvet, dat vers is, doe ’t smelten, en met de bovengemelde Kruiden koken, ’t alles zouten en kruiden en bewaren, gelyk de Boter. Dit Vet dient ook om te snerken. 4. Zo men niet wil, dat’er de Kruiden in blyven; maar alleen dat ze’er de smaak van hebben, moet men ze in een doek knoopen, en ze’er uithalen als ze wel gekookt zyn, en’er ’t Sap uitperzen, ’t geen men met de Boter nog eens tot volmaaktheid zal laten opkoken. 5. Wat de Olie belangt, daar ze goed is en goed koop; men maakt’er een Nat mede goed, als met de Boter, daar boven van gesproken is. 6. Om te beletten, dat nieuwe Olie sterk wordt; als ze nieuw is, doet men ze koken; ook om ze zoeter te maken, doet men’er een derde Boter, of Vet by. Men zout en kruidt het geheel, gelyk boven gezegd is; maar ’t Varkensvet zal beter smaken, en hy zal minder van noden hebben, zo men’er een vierendeel Schapenvet onder doet. | |
Andere Potspys van Gepeldegerst, Grutte, Boonen, Erreten, Turkse Tarw, Rys en Giers.Deze soorten van Spyzen geven veel voedzel; en men bezuinigt veel als men ze gebruikt; men heeft geen brood van doen, en zy komt niet boven de vier, of zes penningen de Pottasie te kosten. | |
De Gierste Grutte.Die van Gierst dydt geweldig uit, ’t Pond kost niet boven twe blanken en zeven oortjes. Dit pond kan zes Kommetjes vol maken. Men moet aanmerken, dat het de Maag vult; maar het voedt niet gelyk de anderen. Middelerwyl zegt my een Raadsheer van Lion, dat hy geen andere kost zoude geven, om alle de Armen van den Aardbodem te onderhouden, en dat hy’er zyne rekening by zoude vinden. | |
[pagina 1021]
| |
Men moet dat Graan droogen om ’t te doen Grutten. En als men ’t Grut, doet men’er geen water by, niet meer dan by de Boonen, waar van ik hier achter zal spreken; ’t geen goed en gemaklyk in die Pottasie is, is dat ze’er uitnemend veel zy, en men niet lang werk heeft om ze te koken. | |
Pottasie van Turks Koorn.Dit Koorn grut men niet, maar men moet het laten malen; daar na moet men ’t Bulen; ’t pond kost ontrent een anderhalve stuiver. Dit pond zal negen koppen vol uitmaken. Het Turks Koorn tot Meel gemalen; en dat van de Gierst onder een gedaan, is zeer goed. Het Turks Koorn zonder Gierst schynt te sterk. | |
Potspys van Rys.’t Pond kost drie blanken en vyf groot, dit maakt acht porsien uit. Deze zyn goed, lekker, voeden wel. ’t Is voordeel ze in Meel te doen, men heeft maar weinig tyds van doen om ze te koken. | |
Potspys van Boonen.’t Is goed ze te doen malen: maar ’t is niet nodig om’er Meel van te maken, dan om de Natten te binden en dik maken. Zwarte oude harde Boonen zyn best om te grutten. Waren’er Erreten onder, moest men ze eerst deur een Zeef laten loopen. Eer men de Boonen doet grutten, of malen; moet men ze in een Kamer doen, die heet is van den Oven, den tyd van zes dagen. Als men ze wilde laten malen, moet men ze niet nat maken, dan zouden ze onder de steen gans plat worden, als men ze wilde laten malen. Ronde Boonen zyn de beste, waar men ze ook toe noodig heeft; en een en een half Schepel Boonen zullen in drie reizen op een Peldegerst Meulen gereed zyn. Als het Paard een reis zeven, of achtmaal heeft omgegaan, is het tyd om te ziften, anders zouden ze geheel aan Meel raken. Men zift ze om de Bast kwyt te raken, en na dat men ’t heeft gezift, doet men die, welke gebroken zyn in een Mande, of ander Vat, en die men heel vindt brengt men op de Steen, en dus doet men ze op de Steen tot dat ze gebroken zyn; een kom vol Boonen, eer dat ze Gegrut zyn, die gemeenlyk dan een pond weegt zal gegrut zynde, vyf grote Potasien maken, en nog meer, ’t zal een vry frajer Erretesop maken, en men zal minder tyd van nooden hebben om te koken. | |
Gegrut Koorn voor Bry, en hoe men ’t Grut.Deze Bry is voedzamer, als al de andere, en zy is lekkerder, als Rys, en men heeft maar een weinig tyds van doen om ze te doen koken. Men heeft maar een weinig Melk van doen; men zal ’t goed overleg en de Huishoudelykheid uit het gewigt van ’t Koorn en deszelfs prys weten, by voorbeeld, zo een Schepel Koorn veertig stuivers kost, weegt ’t Schepel sestig pond, dat is, een pond Koorn, een stuiver en een half. Zo een pond Brood een blank kost, heeft men om imand de kost te geven, twe ponden ten minste van node. Een pond Gegrut Koorn zal maken vyf goede malen, en men heeft niet meer van noden om imand de kost te geven, dan twe, men zal’er genoeg vin-’er die aan een genoeg hebben. Om die Potspyzen te maken, moet men ’t Gegrutte Koorn, gelyk de Gerst, laten weeken, dat is, dat men ’t in ’t water zal doen, dat kookt, of op ’t koken staat. By voorbeeld, ik wil hebben twaalf malen, ik doe twe pinten water in een pot, ik laat het water tot op de kook komen, en dan doe ik’er twe ponden Gerst, of Koorn in, en ik laat daar na de Pot op de heete As staan, om den gantzen nacht te laten weeken. Des anderen daags, als men den Bry wil eten, doet men het Koorn een vierendeel uurs koken, en als het genoeg uitgedyd, en’er geen water op te zien is, doet men’er nog wat water by, en gaat voort met koken, men doet’er wat Melk, en wat Zout by, als men gereed is om ’t te gebruiken. | |
Om Koorn te Grutten.Zo men gene Grutmolens heeft, kan men Oliemolens gebruiken. Deze zyn daar zeer goet voor, als men maar na ’t wegdoen van den Olie de Molen wel reinigt. Als men deze Molens niet heeft, moet men op de wys van Madame de Lecluse wat anders aanwenden. Deze Dame gebruikte een gereedschap, dat tot iets anders diende dan om Koorn en Gerst te Grutten. Na dat men daar de nuttigheid van gezien had, om die soorten van Potspys te maken, die in die grote Stad niet in gebruik waren, hebben’er verscheiden kennis gekregen, dat deze Dame ’t Koorn deed Grutten, en de Gerst voor drie Sols het pond gaf, ’t geen anders vyf, of zes Sols koste, en hebben ’t doen koopen om te gebruiken. Gebruikt men die Grutte te Parys niet, ’t komt ongetwyffeld van de duurte van dat Graan, ’t geen men, by gebrek van Molens, daar uit Champanje en Bourgonje moet laten komen. Om anderhalf Schepel, dat is, negentig pond te Grutten, is een Pot, of Pint water genoeg. Dit water op ’t Koorn gegoten, dat op de Mole is, zal ’t Paard de Mole ontrent een half uur drajen om ’t te ontschorsen, en’er ’t eerste bastje af te nemen. Men zal daarna ’t Koorn van de Molen nemen om ’t te ziften; daarna zal men ’t nog een half uur op de Molen doen, waar na men het zal ziften. Dit is genoeg om ’t Koorn genoeg Gegrut te hebben. Men zal het daarna op Planken in de lucht zetten, als op den Hemel van een Ledikunt, of op een drooge plaats, daar Katten, noch Gedierte | |
[pagina 1022]
| |
kan bykomen. Des Winters bederft het niet, waar men ’t ook zette. Men moet wel onthouden, dat in alle soorten van Gewassen, die men doet Grutten, zo dikmaal als ’t Paard omgaat, imand het Graan, dat’er onder van daan geraakt is moet onderbrengen. | |
Om een Grutte van Gerst te maken.Eer men de Gerst laat koken, moet men ze ’s Avonds te voren in Water doen heet worden, en’er minder onder doen, als men moest voor de Grutte; ’t is genoeg’er zo veel op te doen, dat ze weeken kan. Als ’t Water aan de kook, of ten minste warm is, zult gy’er uwe Gerst indoen, dat is, een pond voor zes Mensen, vier pond van acht en twintig, of dertig Mensen. Een bekwame Kom, houdt’er ontrent een pond van. Men moet ze een nagt in warm Water op heette As laten kweken; men doet’er ’s Avonds, of ’s Morgens terstond Boter by, zo veel men goed oordeelt. Voor een pond neemt men een Neut grootte, en dat is genoeg. ’t Zout wordt’er niet ingedaan, voor dat men ’t opdist, en men moet het wel klein, vryven, om dat het niet ligt op ene plaats zoude smelten, en doet men ’t’er eer in, zal de Gerst aan de Pot bakken. ’s Morgens doet men ’t vuur onder de Pot, om ze te koken: men doet ze menigmaal roeren; vooral, zo men ziet dat ze dik wordt. Te dier tyd, doet men’er van tyd tot tyd Water by. Is dit heet zo veel te beter, maar zo men daar geen acht op geeft, en men op zyn roeren niet past, zal de Pot aanbranden; zy moet vyf, of zes uren koken; maar zo men haast heeft, kan men ze eer koken, en men moet zorg dragen voor ’t roeren. Als men ze heeft laten weeken, moet men in de Bryen van Gerst, Koorn, Rys, Boonen, enz. passen op zyn roeren. Men moet de groote Ketel met een scherpe lepel al te met op den grond eens roeren, en schrappen, zo dra men’er, dit heeft ingedaan: want zo’er maar tien, of twaalf greinen op de Ketel waren aangezet, zoude het tot twe, drie duimen aanbakken, als men op zyn roeren niet past. Die willen, dat het schielyk zy gekookt, moeten ’t fyn laten Grutten. Gy zult weten, of ’t genoeg is, als gy ’t byna als in een gesmolten ziet, en de greinen niet meer geheel, noch hard zyn. Als ’t genoeg is kan men’er Melk by doen, en zo men wil ’t dan daar mede voor Boter stellen. Deze Pottasie is niet alleen voor de Armen, maar zelf voor de Ryken; die ze ook veel gebruiken. Hoe ’t zy, men heeft’er geen Brood toe van doen.
staal. Zie yzer.
staart is dat stuk van Metaal, dat men onder in de Kroes vindt, als ’t gesmolten is, en daar die gedaante van behoudt, als het koud is geworden.
staartstuk is een stuk van een Rund, dat aan de Staart komt. Men lardeert een Runder Staartstuk met Ham en Spek, dat met Zout, Peper, Nagelen, Kaneel, Muskaatnoot, wel is smaaklyk gemaakt; als ook met Koriander, Rokambole, Uijen, Pieterselie. Men steekt’er ’t Spek zo diep in, als men kan, en lardeert het onder en boven. Men doet’er dan nog eens de zelfde kruidingen over, en zet het in een Kasserol te snerken met Rokambole, Uijen, Basilicum, Thym, Pieterseli, stukjes Citroen, Verjuis, en wat Nat. Men laat het twe uren in de Kasserol, en daarna van ’s Avonds tot ’s Morgens stoven. Om ’t te stoven windt men ’t in een Doek, op dat het geen Vet kryge, en zet’er een aarden Schutteltje onder, of een Zilvere in de Pan, op dat het Servet, of ’t Vlees niet brande; en om ’t smaaklyk te maken doet men’er by drie ponden, of daar ontrent Varkens Reuzel, of vers Rundervet. Is ’t Staartstuk klein, doet men’er minder by, men doet’er witte Wyn, Verjuis, Zout, lange Peper, Kaneel by, Muskaatnoot, sneedjes Citroen, Gember, Zout, Pieterseli, Laurier, Uijen, Anys, Venkel, heele Koriander, en Basilicum. Men dekt de Pan wel, en laat het Staartstuk over klein vuur stoven. Gaar zynde laat men het in ’t Vet koud worden, en als gy het op wilt dissen, snyt gy ’t aan dunne stukjes, gelyk Beuf a la Royale. Wilt gy ze geheel opzetten, om’er een Hoofdstuk van te maken, dekt men het met een grote korst, en zet het een uur in den Oven. Als gy ’t op wilt zetten, maakt gy een rond onder de korst, en doet’er ingieten een goed zwaar Rundnat, dat over al deurloopt; gy zult’er byvoegen een Citroensap, en ’t warm opdissen.
staatjuffer. Zie kamenier.
stadhouder, in ’t Frans Gouverneur; dat is een, die uit naam van den Oppervorst, die’er den naam van Hertog, of Graaf, enz. van draagt, een Landschap bestuurt, met dit onderscheid nochtans, dat de Fransen dit woord op een Stadsvoogd, Slotvoogd, enz. ook toepassen, terwyl het eerste in sommige plaatzen van Neerland een Onderschout betekende, ten zy dees den naam van Stedehouder droeg. Zy hebben op zommige plaatzen andere bedienden onder zich, en in ’t byzonder enen: waarom men dien den naam van onder Stadhouder geeft. | |
Plichten eens Stadhouder.De Stadhouders behouden hun goed, ja vermeerderen het; zo zy betrachten en getrou zyn in ’t volgende te verrichten, want Paulus zegt in 1 Tim. IV. 8. Dat de godzaligheid tot alles nut is, hebbende de beloften van dit en het toekemende leven. I. Zo ze de deugden en noodwendige hoedanigheden hebbende, om zich van hunnen plicht te kwyten, zo ook daar aan besteden. | |
[pagina 1023]
| |
Gelyk zy op den Godsdienst zo wel, als op ’t wereldze ’t opzicht hebben; zo ze voor al voor Gods ere zorg dragen, dat hun leven een voorbeeld van Godsvrucht, rechtveerdigheid, zachtmoedigheid, goedertierenheid, barmhartigheid zy; zo zy voornamentlyk zorge voor de welvaart van ’t gemeen dragen; niets uit wraaklust, en voor eigenbelang doen; en altyd in gedachten hebben, dat gy niet wilt dat u de mensen doen, doet hun dat ook niet; terwyl ze in allen deele waarheid en recht minnen. Hy dient ook wel de strengheid met zachtmoedigheid en verstand gepaard te laten gaan; en zorg te dragen, dat zyne grote magt hem niet tot ondeugden doe veroorloven. II. Hy moet zyn verblyf in zyne Landvoogdy houden, en zorge dragen, dat noch Godsdienst, noch ’t gemeen, noch byzonderen leed geschiede, zynde voor alles verantwoordlyk, dat hun in hun afzyn kwaad over komt; zo het niet noodzaaklyk is. S. Thom. I. 2. Quaest. 16. Art. 2. in Cor. Ordonn. de Blois, Art. 272. III. Hy moet het volk by de vreze des Heren, en de gehoorzaamheid van den Vorst, bewaren; komende van hun slecht gedrag, kwade voornemens, die de gemene rust steuren, en de toeleg van den Vyand van den Staat. Idem Ferrand. in 2 Reg. Ordon. de Moulins. Art. 20. en 21. Ord. du Blois, Art. 214. IV. Zy moeten de hand aan de Magistraten leenen, ter uitvoeringe hunner vonnissen. Ord. de Moulins. V. Zy moeten de Wetten en Bevelen der Oppervorsten doen uitvoeren, zo wel om ’t geweld en dievery van luiden van den degen in hun deurtrekken en Winterlegeringen te beletten, als om alle misbruiken en wanorden voor te komen, die daar bedreven kunnen worden, alzoze voor al ’t kwaad moeten verantwoorden, ’t geen daar geschiedt, om dat ze’er geen nodige zorg voor dragen. Ordonn. de Blois touchant la Nobesse Art. 274. Idem Ferrand. in 6. regula; Cassiod. Lib. 9. Ep. 64. VI. Zy mogen geen geld lichten, of laten lichten, zonder last van den Vorst in opene Brieven, onder wat voorwendsel ’t ook zy. Aug. C. 4. L. 4. do Civit. Orddonn. Moulins. Art. 25. Ordonnance de Blois. Art. 215. VII. Zy moeten hun gezag gebruiken om de duellisten, voorbeeldlyk, volgens een besluit der Vorsten en Koningen, te straffen. Conc. Trid. Sess 25. C. 29. de Ref. VIII. Zy moeten voorkomen en zoeken by te leggen, de geschillen der Edellieden, en aanstellen, of doen aanstellen door de Maarschalken van Vrankryk luiden, die in staat zyn en verstand hebben, om in hunne Landvoogdy ze by te leggen, hun daar bericht van geven, of ze zelf byleggen. Art. 2. du Susdit Edit. IX. Zy moeten samenzwering voorkomen, om in openbare bedieningen te geraken, door heerszucht, of enig belang; en zorge dragen, dat ze’er luiden in brengen van deugd, en die ’t waardig zyn. Ordonn. de Blois. Art. 276. Ferr. Cit. in Reg. 4. X. Zy moeten de Bisschoppen en Kerklyken in ’t bedienen van hun Ampt helpen, en alle ergernissen trachten te weren. XI. Zy moeten de Pleidojen voortzetten , en ernstig zeggen, dat ze niet dan recht zoeken, alzo ’t zeker is, dat het gezag, by een krachtig verzoek gevoegd, van een Stadhouder, of een man van vermogen, veel onrecht door vrees, of eigen belang doet begaan. Idem Lib. VII. Ep. 31.
staken noemt men in de Tuinbou lange houten van wilg, of els, die, recht gegroeid zynde, in den grond gestoken worden, om daar aan iet op te binden, ’t zy ’t Wyngaard, Boonen, of Boomen, Hoppe, of enig ander gewas zy, dat niet in staat is om zich zelve op te houden.
staketzel noemt men allerlei soorten van Heggen, die tralieswys gemaakt zyn; en verscheidentlyk worden toegesteld met meerdere en mindere kosten, om’er Bomen, Wyngaarden, enz. aan te binden, die men leiden wil; men zoude ze ook Heggen kunnen noemen. Men hiet ze in Holland wel Espaliers met een Franse naam, niet wetende dat de Fransen daar door, de Boomen verstaan, die tegen de Heggen geplant zyn. De Staketzels mogen tot cieraad geplant worden, maar zy zyn van grote kosten, en geen groot gebruik, om dat’er Snywinden van alle kanten deurheen wajen; en zy komen niet te pas, dan in grote en ruime plaatsen. Zie Aanm. op Lusthoven. Men maakt ze hier van Ribben die in den grond geslagen aan een gehecht worden door andere Ribben die in de staande Ribben worden ingelaten; waar aan dan reeht over eind, de Latten worden vast gespykert: maar, zo men zo veel onkosten niet wil doen, hecht men de palen niet aan een dan door latten, die men leggende daar aan spykert. Men maakt zulken Staketzel in Vrankryk wel van latten die van Eiken, of ander hout gespleten zyn, en welke men aan ruiten bindt, met Yzerdraad even ver van malkander, zo dat de ruiten genoegzaam vierkant zyn, de gemeenste zyn van zes, of zeven duimen, of van acht en negen. Groter zyn ze niet goed. Men maakt ze op enige plaatzen alleen van grof yzerdraad, om de onkosten te myden; ’t geen ook minder kost, dan van latten: maar behalven, dat dit de Tuinen niet ciert, zo is ’t zo gemaklyk niet om daar takken aan te binden, en dikmaal gebeurt het dat het niet styf staat. Daar by doet het dikmaal de Boomen kwaad, en ’t schaaft’er de bast af, en doet ze kankeren. Men maakt ze ook van latten van twe duimen breed, die men in ’t vierkant over malkander heen spykert, ’t geen de minste koste is.
stal is een besloten plaats, daar men Beesten in sluit. Men heeft Stallen- voor Koejen en Schapen, men heeft ze voor Schapen en Geiten; en ook voor Paarden. De Stallen moeten in de Winter warm, en luchtig in de Zomer zyn. Men moet ze niet diep in de aarde hebben, en ’t water moet’er kunnen afloopen. De deel van Geiten- | |
[pagina 1024]
| |
stallen moet wat gehoogt wezen, om dat ze geen vocht willen velen.
stal voor Paarden. Dit moet dicht by de Hooizolder, of Hooiberg zyn. ’t Behoort groot genoeg te wezen, om’er de Stalknecht te slapen te leggen. Dit moet ook tegen de muur aan voorzien zyn van een Ruif, en van een Kast met pennen, om daar Toomen, Bitten, Tuigen, Zweepen, en alles in te hangen, ’t geen ten gebruike der Paarden dient.
stalmeester. Zie ook Hubers Kouranten-tolk. Dit Ampt van Stalmeester is een van den hoogsten rang onder de huisbedienden der groten en Vorsten. Het geeft bevel over alle Livreidragers. Hier om moet hy zeer naarstig en oplettend zyn om vroeg op te wezen, en Koetziers en Paarden-oppassers te doen vroeg opstaan om de Paarden te bestellen en te rossen, het Stroo weg te nemen, de Paarden te wateren, en te zien, of de pooten in goeden staat zyn, en daar aan niets ontbreekt, last te geven, om ze Hooi te geven, als zy uit het water komen, en dat men ze Haver geeft; waar by hy zelf moet tegenwoordig zyn; en zorg dragen, dat het van alle onreinheid wel gewand en gezuiverd zy. Hy moet ook acht geven, of zy wel eten, of zy ’t niet laten staan. Hy moet ze de Manen en Staarten laten opmaken van die ’t nodig hebben, zien, of Hooi en Stroo goed, en van goede reuk zy. Hy moet ook zorg dragen, dat de Paarden twe uren op een dag afgereden worden, dat is een uur ’s morgens, en een uur ’s middags. Hy moet ook trachten de Paarden weder aan ’t eten te helpen. Hy moet ook een kenner van Paarden wezen, wel kunnen ryden en ze toetakelen, en niet nalaten ze twemaal te rossen, eer men ze ’s avonds te water brengt. Hy moet na Zalen, Tuigen, Holsters, Pistolen, Rytuigen zien, op dat alles in staat zy en sterk. Hy moet na Hooi, Stroo en Haver zien, en zorg dragen, dat het alles goed zy, als ’t wordt opgedaan. Hy moet maken, dat de Paarden ’s avonds wel gestrooid zyn, en’er niet van een kwade reuk zy; en’er de pooten alle avonden doen wassen, als ze uit de Stad komen. Hy moet na een goede Hoefsmit, Zaal- en Wagemaker zien; want daar van hangt de behoudenis van Paarden en Mensen af; waarom hier een goed Stalmeester op moet toeleggen. ’t Behoort ook tot hem na Koetziers, Posteljons, en Paardoppassers te zien, dat ze niet dronken zyn, en Hooi, noch Haver verkoopen, gelyk somwyl, by gebrek van opzicht wel gebeurt. Hy moet ze ook van alles doen rekenschap geven, dat ze in handen, ten dienste van Stal en Paarden hebben, op dat ze niets weg doen, noch verkoopen; Hy moet ze de Paarde-bitten wel doen wassen, spoelen, droogen, en het ander tuig schoon houden; en wel duidlyk verbieden in ’t Stal te drinken, of rooken. Zo een Stalmeester een Onderstalmeester heeft, moet hy hem last geven, om al ’t bovenstaande te doen, en hem daar van rekenschap te geven; en zo hy’er genen heeft, moet hy ’t zelve doen. Een Stalmeester moet ook de Pagies en Lakeijen wel in toom weten te houden, en niet lyden dat ze vloeken, of onkuisse woorden gebruiken; hun ’s Morgens en ’s Avonds hun gebed doen doen; ze zich net doen houden, en wel gekemd, op dat ze hunnen Heer eer aandoen. Hy moet hunne baldadigheden beletten, en ze straffen, als zy ze begaan, en die niet te gezeggen en ondeugend zyn, moet hy wegjagen. In een woord, een Stalmeester is de Leermeester en Opziender der Levreidragers, Hy moet voor al hun doen en verzuim instaan, maar ook voor God, om dat’er hem ’t opzicht over is aanbetrouwd. Hy moet ook by ’t opstaan van den Heer wezen, om hem rekenschap te geven van alles, wat’er onder de livreidragers omgaat, en onder die, welke hem zyn aanbetrouwd, en van de Paarden die hy heeft. Hy moet een goede myn over zich hebben, en wel kunnen spreken, om de plichtplegingen te doen, die hem zyn aanbevolen, om daar met eer af te komen. Zo ’t geen Edelman is, moet hy het gevolg van hun ontfangen, die den Heer komen bezoek geven, en hun gezelschap houden, tot dat ze heengaan.
stalkruid. Arrete Beuf. Zie prangwortel en anonis.
stamboom. Zie boom, vruchtboom.
stampen, stooten is een Kunstwoord der Apoteek. ’t Is het fyn- en kleinmaken van Geneesmiddelen. Dit geschiedt op twederhande wyzen, eigentlyk en oneigentlyk. ’t Eerste geschiedt met Mortiers, of Vyzels en Stampers, en ’t ander zonder stooten, of vryven. Men Stampt ook los; middelmatig en straf, ’t geen men doet met’er iet by te doen, of niet. Men zegt, dat men middelmatig moet Stampen, schoon het Geneesmiddel een harde Stamping nodig heeft, of dat men door styf Stampen de kracht te veel verliest. Eindlyk ’t sterk Stampen moet niet te groot zyn, en naar den aart van ’t middel, welke voor ’t Stampen moet een wet zyn. Want een lichte, fyne, losse, en ligt breekbare stof, als de Scammonie, heeft niet dan een licht Stampen vannooden. Zo ze hard, taai en grof is, als steenen, heeft men een harde vannooden, daar anderen, als Kruideryen, een middelmatig vereissen. ’t Oogmerk waar mede gestampt wordt, doet ons weten, of men ’t grof, of fyn moet stampen; Want de Geneesmiddelen, die in een versterkende Slikbrok voor de Maag moeten zyn, hoeven zo fyn niet te worden gestooten, als zulken die in een Mengsel komen, dat gisten moet. Maar zo een Geneesmiddel voor de Ogen bereid wordt, moet het een onvoelbare fynte hebben, op dat’er het Oog niet worde door beledigd. Dus wordt naar de gelegenheid van het deel, waar voor ’t Middel wordt bereid, of deszelfs tederheid, of gevoelloosheid, ’t Geneesmiddel grof, of fyn gereed gemaakt.
stank, tegen de stank der Neuze. | |
[pagina 1025]
| |
’t Is goed op te snuiven een afziedsel van witte Wyn, met Mariolein, Kalamint, Nagelen, Gember, Neutmuskaat, of Zeeajuin en Azyn. | |
Voor ’t zelfde.Om de ondraaglyke stank der Neuze te genezen, zult gy vyftien dagen lang ’t Sap van de Wortel van Kervel in den Neus van den Zieken doen. | |
Voor de Stank van den Mond en Adem.Maak een klein Balletje van Gom Adragant, in een ruikend gedestilleerd Water gestoken; men kan ook Muskus onder dat Balletje doen. Men kan ook kauwen het Zaad van Koriander. | |
Tegen den Stank der Oxelen en Voeten.Neem voor een Stuiver en een half Goudglid; doe het in een Fles, die wat meer, als een halve pint houdt, vulze met de sterkste Wynazyn, die gy kunt vinden, vryf’er de stinkende deelen mede alle Avonden. Dit Middel is zo wel goed tegen de Stank, die van de Geboorte is, als tegen die, welke door toeval overkomt.
statice. Beschryving. ’t Is ene van die Planten, welke hare Zaden aan een Bol naakt dragen, hebbende ene overblyvende Wortel, Grasbladen, een naakte Stengel, en een geschulpte vliezige Kelk, uit vele schulpen samengesteld, die op ryen staan, Bloemen uit Bieze blaatjes, als Anjelieren bestaande, die hare eige Kelk hebben, Trechterswys gevormd, eenbladig, maar diep zyn gesneden in vyven; zeer vele worden in eene Knop by een gevoegt, die rond is, en met de gemeene geschubde Kelk omringd. Uit het midde der Kelk komt een Eijer nestje, dat uit vyf Eijeren bestaat, die in ’t ronde aan den voet van de Moederkoek gegroeid zyn, en voorzien met een lange Trompet. Men heeft’er verscheiden soorten van. Zie Hubners Kunstwoordenboek. Plaats. Deze Plant groeit zo wel op Bergen als vochtige plaatzen, langs de Rivieren en aan de Zeekant. Eigenschappen. Zy is zeer opdrogend, en goed om de Buikloop en de Bloedloop, te stoppen.
steek van een Spin, of ander Beest. Zo een Mier, of Spin, Mug, Wesp, Hommelby, of een ander Venynig Beest, door zyne steek, of beet, het Vel heeft doen zwellen, vryf het beledigde deel met Huislook, en de pyn en zwelling zal overgaan, of leg op de gestoken plaats warme Drek van een Os, of Koe. Dit gesneden op ’t kwaad gelegd, weert de kwade gevolgen. Om zich voor ’t Steken van Wespen, of Honigbyen te bewaren, moet men Malue, met Olyven Olie stampen, en zich daar Handen en Aanzicht mede smeren, dan zullen’er die kleine Dieren niet aankomen. De zelfde Maluwe gestampt’er opgelegd, geneest het byna op ’t ogenblik. Men kan zich van de gestampte Byen met Salie zelf bedienen.
steek van Spinnen, Slangen, Adders. Zie spinnen, adders, slangen.
steekgaren is een soort van Net, ’t geen dient om Patrys Faisanten en andere Vogels te vangen; wy zullen’er in de volgende Artikels van spreken. | |
Om alle de soorten van Steekgarens te maken, en voor eerst om Patryzen te vangen.Om Patryzen Steekgarens te maken, moet men Mazen maken en meerderen, gelyk in ’t Artikel Netten geleerd is. Deze Mazen zullen elk ten minste drie duimen en een half wyd zyn, of vyf op zyn meeste. ’t Net moet de hoogte van drie, of vier grote Mazen hoog zyn, en niet meer. Men kan ’t lang maken naar believen; schoon ’t gemeenlyk is van anderhalve Roeden. Om dit net te maken; zo men dit Net hoog maakt vier grote Mazen, zal men ’t wyd van acht maken, en zo men ’t van drie grote Mazen wil maken, moet men ’t niet dan van zes grote Mazen maken, daar na neemt men ’t dubbeld, als men ’t wil toestellen, alzo men grote Mazen aan weerskanten heeft, en in ’t midden ziet men want, van los garen en van twe strengen gemaakt, hebbende Mazen van twe duimen wyd; en om beter te begrypen, waarom ik zeg, dat zo men Steekgarens van vier Mazen wil hebben, men ze van acht moet maken, zie de Figuur hier achter. Om een Steekgaren in den staat van dienen te stellen, spant men ’t. Daarna zet men ’t Want overlangs van A. tot B, alleen op ’t stuk dat tussen de letters A. B. V. T. vervat is, en men haalt het andere deel, A. S. B. D. boven ’t Want, doende de kant S. D. aan den kant van T. V. voegen: ingevalle men make, dat het Steekgaren van die hoogte zy, zal men ’t Want veertien steken opzetten; en zo men ’t niet maakte, dan van drie grote Mazen hoog, zal ’t Want niet dan elf steken wyd zijn, of twaalf op zyn meest; ’t maakt niet dan schuinze Mazen; want de vierkante kunnen zich daar niet na schikken, en de lengte zal twemaal die van de Ladder zyn. Als ’t Net klaar is, moet men een Toutje door alle de Mazen van de kant heen steken, van weerskante van de lengte om ’t gelyklyk te doen rimpelen, of zakken maken, tussen de twe Ladders. Dus maakt men het geheel aan de pennen vast, die een voet en een half, of twe lang zyn. Let wel. Ik zal my niet ophouden met van stuk tot beet de manier te beschryven, om ze op te maken; dit zoude te lang wezen; gy zult luiden genoeg vinden, die u dergelyke zullen laten zien voor de Kwartels, of Patryzen. De ene zyn als de anderen gemaakt, met heeft niet anders dan proportie te houden. Men kan de Steekgarens zo wel van schuine Mazen maken, als van vierkante, zo men maar doet ’t geen ik gezegd heb, om te maken dat het niet verlange, noch verkorte. | |
[pagina 1026]
| |
Om een Steekgaren te maken tot het vangen van Faisanten.De Mazen moeten vierkant zyn, en elke moet vyf, of zes duimen op zyn meeste wyd zyn. ’t Want moet van vyftien Mazen opgezet zyn, en elke Maas drie duimen wyd zyn, ’t zal genoeg zyn dat de ganze Ladder zy van drie Mazen hoog, de langte zy na believen, en geschikt naar de plaats daar men ’t gebruiken wil, ’t Steekgaren voor Faisanten moet meer Zaks, als die voor Patrys hebben, om dat ze groter zyn. Hierom moet men ’t Want twe en een vierde, of twe en een halfmaal zo lang hebben, als de Ladder, de Pennen zullen twe voeten, of twe en een halve voet van den andere staan. Draag wel zorg dat het Garen van ’t Wand rondjes zy gedraaid, en dat het zo sterk, als fyn zy, en los. Want een Faisant doet veel gewelds, als zy gevangen is, om dat ze sterker, als een Patrys is, en breekt het Net, als ’t van geen goed Garen is. Wat het overige van ’t Steekgaren belangt, maak het, gelyk van de anderen te voren is geleerd. | |
Om Steekgaren voor Kwartels, en Wachtelkoningen, Waterhoentjes, te maken.De Steekgarens voor Kwartels worden even eens gemaakt, als die voor Patryzen, waar van ik in ’t brede gesproken heb; en zy verschillen niet dan in grootte en zwaarte, de langte is naar welgevalle: maar men maakt ze gemeenlyk van 15, of 18 voeten lang, en tot de hoogte van drie, of vier grote Mazen, en niet meer, welke anderhalven, of twe duimen op zyn meest wyd moeten zyn. Men zet het Want tien, of twaalf Mazen op, welke elk op zyn meest een duim wyd moeten zyn, en ’t gantze Net moet eens zo lang zyn, als de Ladder, ’t welke men gemeenlyk van scheve Mazen maakt, om dat vierkante Ladders zo bekend niet zyn. Maar zo gy my gelooft, zult gy ze van vierkante Ladders maken. Men vangt ze daar beter in, als in andere. De Pennen moeten van anderhalve, of twe voeten op zyn meest gemaakt zyn; men moet ze niet dikker hebben, dan de helft van kleine vingers. De meeste Steekgarens voor Kwartels, worden van Zyde gemaakt. De Steekgarens voor de Wagtelkoningen en Waterhoentjes moeten wezen, gelyk die der Kwartelen, uitgenomen, dat de Mazen van de Ladder moeten op zyn minst twe duimen wyd zyn, of twe duimen en een halve, en die van ’t Want, van enen duim en een vierde. Dat zal wezen van los Garen, en zo lang in zyne uitgestrektheid, als de gantze langte, en een vierde. De Pennen zullen van twe, tot twe voeten gestoken worden. Voor de Steekgaren der Waterhoenderen, kan men ze maken als voor de Wachtelkoningen: maar op dat het voor de Waterhoentjes juist zy, die ontrent zo groot zyn als een graauwe Patrys, zo maak de Mazen der Ladder van twe duimen en een halve, of drie wyd; en die van ’t Want, een duim en een halve, welk Want twemaal zo lang, als de Ladder zal wezen, van twe tot twe en een halve voet van elkander, aan Pennen vastgemaakt.
steen in de Blaas en Nieren. De Steen is een ziekte, die men meest vindt in Kinderen, en in de Nieren, of Blaas gemaakt wordt door een dikke aardachtige grove stof, die aan een groeit en hard wordt door de warmte. Zy tast ook de Oude Luiden aan. Zy valt ook zulke aan, die in den bloei hunner jaren veel Zout, gepeperd Vlees eten, en een roes drinken; zy kan ook imand overkomen, by gebrek van genoegzame sterkte, om uit te dryven, en ’t raauwe te verteren. Onklaar- dik-water, met veel Zand gemengd, en pyn in de Rug en Lenden, zyn tekenen, dat’er Steen groeit in de Nieren; watert men voort moeilyk en met pyn, en recht zich de Schacht, en vryft men dat deel dikmaal, geeft het reden om te denken, dat’er pyn is in de Blaas. Als onder ’t wateren vele blazen komen, is ’t een teken, dat de Nieren lang zullen aangedaan wezen; en merkt men, dat’er dik water, als haartjes dryven, is ’t een teken, dat de Nieren te lyden hebben. De Oude Luiden, die Steen hebben in de Nieren en Blaas, worden zelden genezen. Men vindt weinige Vrouwen aan dat ongemak onderhevig, mooglyk om dat hare watergang zo recht loopt, en kort is, en daar door ’t Zand en de beginzelen, gemaklyker kwytraken. Die dikmaal wateren, en kleine stukjes Steen uitwerpen, zyn van de Steen niet gekweld. Men geneest de Steen gemaklyker, die by toeval wordt gebooren, dan die natuurlyk is. Die den Buik los heeft wordt genen Steen gewaar. De Nieren en Blaas zyn de enigste plaatzen niet, waar in men Steen vindt. Hy wordt ook in alle andere deelen van ’t Lighaam gevonden: maar deze zyn zo pynlyk niet, noch gevaarlyk, dan de anderen. | |
Hoe men zich voor de Steen hoedt.Zy, die zich daar voor willen bewaren, zullen zich voor zoute, gekruidde, gepeperde, gemosterde dingen wachten, als ook voor Prei, Uije, Look, Kaas, harde Eijeren, Kween, Mispelen, en alles wat Water afzet: want veel Pismiddelen verzwakken de Nieren, en zoudeze schikken, om alles, wat het lighaam te veel had, derwaard te zenden. Zy zullen, zo ze kunnen, Kalfsvlees, Schapevlees en alles eten, wat licht te verteren is, en hunne spys smaaklyk maken, met Kappers, Saladen, Cichoreijen, Hoppen, Aspersies, Comcommers, Pompoenen; en voor Vruchten gebruiken Meloenen, Vygen, Persikken, Pistasjes, Razynen, Amandelen, Neuten, en drinken Oude Wyn. | |
Middel tegen de Steen, in de Blaas en Nieren.Schoon’er vele Geneesmiddelen beroemd zyn van de Steen te breken; echter zyn’er tot nog toe | |
[pagina 1027]
| |
gene bekend, welke men ondervonden heeft, die kragt te hebben, dan die welke Juffr. Joanna Stephens aan de Wereld ontdekt heeft, op belofte van vyfduizend Ponden Sterlings van ’t Parlament van En.geland daar voor te zullen genieten; en ’t zoude onverantwoordlyk zyn, dit middel hier voor aan niet te plaatzen, daar zo vele gelukkige gevallen naaukeurig van beschreven zyn, die ons niet nalaten te twyffelen, of de Zieken zyn van Graveel, of Steen gekweld geweest, en’er de genezing door geschied zy, Deze Medicynen bestaan uit een Poejer, Afziedzel en Pillen. Het Poejer wordt van tot Kalk gebrande Eijerschalen en Tuinslakken met hunne Huisjes gemaakt; Het Afziedzel, van sommige Kruiden te gelyk met een Bal van Zeep, en het Kruid, in ’t Nederduits, bekend by den naam van de kruipende Hartshoorn, of bastard Krajenvoet gebrand, tot dat het zwartachtig is, in water gekookt, en van Honig. Van dit Kruid kan men zien Dodon. p. 1. Lib. II. c. XXV. Dit kruid, Swine-Cresses in ’t Engels geheten, is onder de aaudragende Planten, die vier Bloembladen voortbrengen, een rondachtige Vrucht hebben, die van een kleinder Bladige boord omringd is, dan de Thlaspi, welke aan de bovenkant wat is gescheurd. Het draagt in twe huisjes ’t Zaad, en Bladen in vele deelen gespleten: en dus hoort het onder de Kersen t’huis. Zie Millers, Gardners, Dictionary. Caspar Bauhin noemt het Ambrosia Campestris Repens; Tournefort, Nasturtium Silvestre Capsulis Cristatis; waarom ik niet bevroeden kan, waarom zeker Dr. zulken geschreeuw maakt, als of de overzetter van ’t naaukeurig verhaal van ’t Succes van Juffr. Joanna Stephens Medicynen, zo zeer den Bal had misgeslagen, daar hy een en ’t zelfde Kruid, als hy meende; ten zy hy verzekerd waar, dat hy den onkundigen dus best voor de grootste Geneeskundige en Artzeny bereider zoude voorkomen, de grootste Geneeskundigen altyd ’t grootste boha maken; of hy moest het uit liefde doen, en om de Wereld te toonen, dat zyne Orvietaan de beste was, en men zich kwalyk met gerustheid aan een anders vertrouwde. De Pillen bestaan in gekalcineerde Thuinslakken, met hunne Huisjes, wilde Peenzaad; doch, dewyl sommige Steden van Holland, ’t woord Peen naaulyks gebruiken, en tegen Peen, Wortelen zeggen, wilde Wortelzaad, dat ook anders Kroontjeskruid word geheten; of anders, de Daucus Vulgaris der Winkelen; vervolgens komen in deze Pillen, Klittezaad, de Vruchten van Essenboomen, en de Appelen van wilde Rozeboomen, of de Fructus Cynosbati; en de Vrucht van Haagdoorn, alle tot zekere zwartheid gebrand, Zeep en Honig. | |
Bereiding der Poejer.Neem Hoender-eijerschalen wel van ’t wit gezuiverd, droog en schoon; kneus ze zeer klein met de handen, en doet een Smeltkroes van de twaalfde slag, die ontrent drie Pinten houdt, daar mede losjes vol; plaatstze eerst in ’t vuur, en dek ze dan met een Tegel; bedek de Kroes met Kolen, en laat ze midden in een zeer sterk en helder vuur staan, tot dat de Eijerschalen tot Kalk gebrand zyn, of tot een graauachtig witte kleur; of zo naderhand in een Poejer van die kleur afvallen, gelyk naderhand zal gezegd worden, en een scherpe zoute smaak bekomen, waar toe ten minste 8 uren tyd vereist wordt. Dus tot Kalk gebrand, doe ze in een schoone aarden Pan, die niet boven de drie vierde parten vol moet zyn, om plaats voor ’t zwellen der Eijerschalen te laten, als ze slap worden. Laat de Pan twe Maanden, en niet langer, ongedekt in een droge plaats staan. In dien tyd zullen de Eijerschalen van een zachter smaak worden, en dat gedeelte, ’t welk genoegzaam tot Kalk gebrand is, zal een Poejer wezen, zo fyn, dat het door een gemeene haaire Zeef gezift kan worden; ’t welk vervolgens ook moet geschieden. Neem op dezelfde wys Thuinslakken met hunne Huisjes, zuiver ze van drek, vul een Smeltkroes van die zelve grootte, daar mede ten enemaal; dek ze en plaats ze in een vuur als boven, zo dat de Slakken niet meer rooken, ’t welk binnen een uur tyds gedaan is; en draagt zorg, dat ze dan niet langer in ’t vuur blyven. Zy moeten uit de Smeltkroes worden genomen, en terstond in een Mortier tot een fyne Poejer gevreven worden; ’t geen van een donker graauwe kleur behoort te wezen. NB. Zo men daar toe Smidskolen gebruikt, is ’t nodig, om het vuur te eerder tot boven toe helder te doen branden, grote Kolen te nemen, en gene nieuwe Kolen op de Tegels te leggen, die de Kroes dekken. Als deze Poejers dus zyn bereid, neemt de Eijerschalen van zes Smeltkroezen, en de Slakkenpoejer van ene Smeltkroes, meng ze onder elkander, vryf ze in een Mortier, of Vyzel onder een, en doe ze door een fyne Zeef. Dit Mengsel moet ten eerste in Flessen worden gedaan, die men wel moet stoppen, en op een droge plaats ten gebruike bewaren. De voormelde Juffrouw deed doorgaans een weinig van de kruipende Hartshoorn, zwart gebrand, en fyn gevreven, onder die Poejer, maar zulks geschiede, om ’t Poejer wat onbekender te maken. De Eijerschalen kan men ten allen tyde van ’t Jaar dus prepareren, maar in de Zomer best. De Slakken behooren alleen in Mei, Juni, Juli en Augustus te worden gereed gemaakt; en die Juffrouw hield voor de beste, die in de eerste dier Maanden daar toe gebruikt wierden. | |
Het Afziedzel wordt op deze wys bereid.Neem vier oncen en een half van de beste Alikantze Zeep, stampze in een Mortier, met een grote lepel vol Kruipende Hartshoorn, zwart gebrand, en zo veel Honig, als’er nodig is, om ze | |
[pagina 1028]
| |
tot een Deeg te maken, waar van men een Bal kan kneden. Neem dan dezen Bal en groene Kamillen, of derzelver Bloemen, zoetruikende Venkel, Pietersely, of Eppe, en grote Klitten Bladeren, van elks een once; als’er geen groene zyn, neem die zelve quantiteit van Hare Wortelen. Hak de Kruiden, of Wortelen, sny den Bal aan dunne sneedjes, en kook ze heel zachtjes een half uur in twe quarts (zekere Engelse maat) dat is, ontrent drie Wyn pinten Water: want een Stoop houdt twe quarts en een halve. Giet het door een Doek, of Teems, en maakt het zoet met Honig. | |
De Pillen worden dus bereid.Neem Gecalcineerde Slakken, als boven, Zaad van wilde Peen, of Daucus Vulg., groote Klitten, en de Vruchten van Essenboomen; Appelrozen, of de Cynosbatos, en Hagedoorn, van elks evenveel; brandt ze tot dat ze zwart worden, of ’t geen ’t zelfde is, tot dat ze niet meer rooken; meng ze onder malkander, vryf ze in een Mortier, en doe ze door een fyne Zeef. Neem dan van dit Mengzel een groote lepel vol, en vier oncen van de beste Alikantze Zeep, en stamp ze in een Mortier, met zo veel Honig, dat de gantze klomp bekwaam is voor Pillen. Uit elk once van dit Mengzel moeten zestig Pillen gemaakt worden. | |
De manier, waar op men die Medicynen gebruikt, is als volgt.Als’er een Steen in de Blaas, of Nieren is, moet het Poejer, drie malen daags ingenomen worden; naamlyk ’s Morgens na ’t ontbyt; ’s Nademiddags ontrent vyf, of zes uren, en te bed gaande. Men geeft ze in tot een vierendeel loods Aver dupoix, zwaar gewicht, of zes en vyftig grein, gemengd in een groote Theekop met witte Wyn, Appeldrank, of lichte Punch. Na ider reis innemens, moeten acht oncen van ’t Afziedzel worden ingegeven, ’t zy koud, of bloedlaau. Deze Middelen zyn in ’t eerste dikmaal oorzaak van veel pyn, waarom het in zo een geval niet ondienstig is een Slaapmiddel in te geven, ’t geen herhaald moet worden, zo menigmalen ’t nodig is. Zo de zieke, gedurende het gebruik daar van, Hardlyvig is, laat hem zo veel van de Loslyvigmakende Electuarie, of Electuarium Lenitivum, of andere loslyvigmakende middelen innemen, dat hy daar niet meer over klaagt, maar ook niet meer: want men moet vooral zorge dragen, voor ene loslyvigheid, waar door de Medicynen zouden worden afgezet. Zo dit gebeurt, is ’t goed, de menigte van poejer te vermeerderen, of wel die van ’t Decoctum, ’t welk den buik week maakt, te verminderen, of den raad der Geneesheeren in te nemen, en op der zelver raad enige andere gevoeglyke middelen daar voor te gebruiken. Onder het gebruik van deze Medicynen behoort de zieke zich t’onthouden van zoute spys, rode Wyn, en Melk. Hy moet ook weinig vochts gebruiken, en niet veel lighaams-beweging maken, op dat de Pis, met de Geneesmiddelen bezwangerd, langer in de Blaas worde opgehouden. Indien de Maag het Decoctum niet kan verdragen, moet een zesde gedeelte van de Bal, tot Pillen gemaakt, na idere ingeving van de poejer ingenomen worden. Als imand bejaard, van een tedere gesteldheid, en zwak by gebrek van eetlust, of door pyn, is, moet in het poejer een groter menigte van de tot Kalk gebrande Slakken zyn, dan het bovengemelde Voorschrift inhoudt; en die menigte kan naar den aart der zake vergroot worden, tot dat men van elks evenveel neemt. Men kan ook om die zelve reden, de menigte van de Poejer en ’t Afziedsel verminderen: maar zo dra imand ze kan verdragen, moet hy ze in de voorgemelde evenredigheid en hoeveelheid, innemen. De Juffr. gebruikte, zonder wezendlyk onderscheid te hebben gevonden, in de plaats van de bovengemelde kruiden, en wortelen, somtyds andere, als rood en wit Duizendblad, Paardebloemen, Waterkers, Mieriks-wortel, Kaasjeskruid, en Heems- of witte Maluwe wortel; of Mallows en Marshmallows, gelykze die Juffrouw in ’t Engels noemt, of Malve en Bismalve, gelyk deze zelfde Dr. wil genoemd hebben, en niet schynt te weten, dat alle deze namen in byzondere talen, op een kruid worden toegepast. Op deze wys gaf de Juffrouw het Poejer en het Afziedsel in. Wat de Pillen aanbelangt, de zelfde worden voornamentlyk gebruikt in overvallen van Graveel, verzeld van pyn in de rug, braking, en persingen van ’t water, door een verstopping in de Watergang. In zulke gevallen moet de Zieke om ’t uur by dag en nacht, als hy wakker is, telkens vyf Pillen gebruiken, tot dat de pyn gestild is. Zy zullen ook, tien, of vyftien elken dag in zynde genomen, het Graveel, of Steen, in zekere lighamen voorkomen, die aan dat euvel ziek gaan. Dr. Kirkpatrik, die van ruim half October tot den 8 April die Medicynen met ene gelukkige uitkomst van genezing gebruikt heeft, raadt hier nog boven. In idere 8 oncen van het Afziedzel daaglyk anderhalve, of twe lepels vol van de volgende Syroop te doen. Neem van de vyf openende Wortels, van elks twe onceu; Heemswortel vier oucen; Graswortel vyf oncen; Steenbreek, drie grote handen vol; Glaskruid twe handen vol; Zoethout, en Rozynen daar de kornen zyn uit gedaan, van elks twe oncen. Kook dit alles te samen met zes mengelen Fonteinwater in een gesloten Ketel op een zagt vuur, tot op ruim de helft, giet het door, en kook deze met zes ponden goede Suiker; tot de dikte van Siroop. Om de walgachtigheid aan de Medicynen te benemen, raadt hy de Poejer, in een grote Thekop | |
[pagina 1029]
| |
vol Lisbonse Wyn en Water, van elks de helft, zo schielyk, als mooglyk, in te nemen; en daar op aanstonts het Afziedzel, met gezegde Syroop zoet gemaakt, ook in te nemen, zo dat het de smaak van de Poejer geheel wegneemt. Daar op raad by een ogenblik daar na een grote lepel vol Conserf van Vlier te gebruiken. Dit neemt de walgachtigheid zodanig weg, dat men’er niet meer van weet. Men kan ook ten dien einde Tamarinde, of gestoofde Pruimen nemen. Maar koud dat Afziedsel gebruikt, is minder walglyk dan warm. Alzo de Poejer zeer samentrekkend is, en men daar door den afgang opstopt, kan men naar elks gesteldheid en bevinding, loslyvigmakende middelen, ’t zy gestoofde Pruimen alleen, of deszelfs Nat met Sennebladen gebruiken; of eens daags in het Decoctum twe lepels vol daar van gebruiken, dragende altyd voor al te grote loslyvigheid zorg. De Zieke moet niet te veel dranks gebruiken, en voor al gene pisdryvende vochten. Hy moet niet te veel eten, en ’t geen hy eet, ligt te verteren zyn. Lams- en Kalfsvlees, Kuikens en mals gevogelte; goed vleessop zy voor ’t middagmaal goed; verse Eijeren en gepelde Gerst tot het avondmaal. Waterguwel, Panade, en somwyl Chocolaat tot het ombyt. Ale tot den drank gebruikt, en van het volgende mengzel, is goed. Neem een Schepel goede Mout, brou het op de wys van Schotte Ale, tot ontrent een vierendeel van een Ton, of dertig Mengelen vogt. Kook in ’t geil drie handen vol Hondsgras, en zo veel Steenbreek, of Pimpernel, dat in ’t Engels van sommigen Gravel-gras, en by anderen Parslei Breekstone wordt geheten, Kruisdistel-wortel drie oncen, Glaskruid drie handen vol, ’t Zaad van wilde Peen, in een Zak gebonden, vier handen vol; Beerwortel anderhalve once. Laat het een uur koken, giet het door, en doe de uitgekookte Kruiden weg; hang onder het gisten een Zakje met drie oncen Kamillebloemen in de Ale, als ze getond is; laat’er dan het Zakje inhangen, en doe in het Vat vier oncen Jeneverbessen, en een half pond Rozynen. Binnen veertien dagen zal ’t goed ten gebruike wezen. Schoon dit een uitnemende drank voor zulken is, die aan Steen onderhevig zynde, Moutdrank gebruiken kunnen, echter is sommigen witte Lisbonse, of Port a Portse Wyn beter. Men moet alles myden, wat ontsteking in ’t bloed veroorzaken kan, op dat de Blaas gene verzwering kryge. Zo’er toevallen in bloedryke gesteldheden voorvallen, moet’er ader worden gelaten. Om hevige pyn te stillen, kan de Zieke in een sterk afziedsel van Kamille en Melk, of Water, by wyze van stoving op het Schaambeen, of deel, en de Bilnaad gelegd met wollen, en uitgewrongen lappen dienst doen. Dit geschiedt best te bed leggende, wanneer de warmte van het bed en dekens de werking der stoving best zal helpen. De Zieke dient met het gebruik der Medicynen drie weken voort te varen, na dat alle toevallen zyn verdwenen, op dat hy verzekerd zy, dat’er geen overblyfsel is. Men zoude met dit enige middel zich hier ter plaatse kunnen vergenoegen, ten ware men behage schepte om te zien, wat men al met groten naam had voorgeschreven, met en zonder gevolg, naar dat de zaken geschapen stonden. | |
Tegen de Steen.Neem twe pond Olyven-olie, destilleerze in een Kromhals op zand, gy zult’er water, of flegma afhalen. Neem daar van daaglyks drie lepels vol, ’s morgens, na ’t middigmaal, drie uren na den eten, des avonds, als gy te bed gaat, negen dagen aan een. Dit Water ontbindt de Steen der Nieren en Blaas. ’t Geen in de Kromhals overblyft, is voor het Voet-euvel en Zenuwtrekking goed die van koude komt. | |
Voor de Steen der Blaze.’t Is wat zonderlings Limoensap met witte Wyn te drinken, of de Poejer van Mispelsteenen in te nemen, die gewassen zyn in Wyn, en daarna gedroogd, ’t zaad van de Brem, Pimpernel, Aspersjes, Heemswortel, Steenbreek, Meloenen, Pompoenen, Watermeloenen, ’t zaad van Parelkruid in witte Wyn. Men heeft een kruid, ’t geen te Villeneuve le-guyard groeit, en door de inwoon- Crespinette wordt geheten, waar van Mejuffrouw van Villeneuve, Zuster van wylen den Heer Kardinaal Bellai, doet destilleren met de Ketel, een water, ’t geen goed is voor de moeilyke watermaking en de Steen der Blaze. Men houdt het ook voor een zonderling Geneesmiddel, een poejer van Dryfsteen te maken, of van een steen, die men in de hoofden der Kreeften vindt, of van de schulp van een Noot, of van de Gom van een Kers met witte Wyn, of Rapensap, of Welwater gedestilleerd met de schillen van Boonen, de Erreten van roode Cicery, en ’t zaad van Heemst. ’t Is een groot geheim, dat die van glas zevenmaal gebrand, en zevenmaal in water van Steenbreek gelest, en daar na fyn gestampt, en aan graveelachtige luiden gegeven, hun de Steen in alle deelen van ’t lighaam breekt. ’t Is ook een geheim, dat de Schil van ’t Ei, waar uit het Kuiken is voortgekomen, met witte Wyn gestoten, de Steen zo wel van Nieren, als Blaas breekt. | |
Tegen de Steen, als zy reeds is gemaakt.Neem een handvol van de einden van de Biezen daar de greinen en bloemen in zyn; en een handvol van de bladen, of vrugt der wilde Kumyn. Doe alles trekken met een pint witte Wyn, tot dat het op de helft verminderd is, en doe een lepel vol van die Wyn heet drinken, die te voren door een Lywaat is afgegoten. II. Neem Porcelleinen, ’t geen kleine Slakhuisjes, of Alikruiken zyn; giet’er Limoensap op; en, tot water zynde gesmolten, doe ze den Zieken drinken, die daar na, als hy gewaterd heeft, zich zonderling verligt zal vinden. Dit breekt de Steen, en doet pissen. | |
[pagina 1030]
| |
III. Doe uitgebloeide Kappers en Wyn een nagt lang weeken; en doe’er het aftrekzel van aan den zieken drinken, dit doet het Water wel loopen. Gebruik daar na ’t volgend Water. Neem een grote aarden Pot, doe ze in ’t vuur gloejend worden, doe’er daar na drie jonge Haasjes in, die eerst zyn gedood. Stop de Pot toe, en smeer ze met Klei toe; zet ze weer op ’t vuur, en laat ze daar in tot dat de Haasjes tot As zyn verbrand, waar op gy Bokkenbloed na behagen gojen, en alles met een gloejend Yzer omroeren, en deur een mengen moet. Destilleerd daar na alles, dan zal’er een water uitkomen, dat de Steen der Nieren en Blaas breekt. Gy zult weten, of uw Water wel zy gemaakt, als gy ’t in een Glas doet, daar gy een stuk Schapenvlees in geworpen hebt, en een stuk Steen, welke moet ontbinden en smelten, en ’t Vlees rood blyven zouder verandering. Neem vier oncen Olie van Therebintyn, twe oncen Jeneverbeijen, zo veel Olie van witte Barnsteen, een once Geest van Zout, Bloed van een jonge Bok, bereid gelyk hier na gezegd zal worden. Doe alles in een Glaze Kolf, met een handvol gestootten Jeneverbessen. Luteer het Kapiteel en zyn Ontfangglas zeer wel aan de Kolf, en Destelleer over Zand naar de kunst, en bewaar ’t Water, ’t geen daar zal afkomen, in een wel gesloten Bottel om ’t te gebruiken, gelyk hierna zal worden gezegd. | |
Water ten zelven gebruike.I. Neem ’t sap van Weegbree, ’t sap van kleine Slakken, van elks een pint, een half pint sap van witte Uije, een dragma van al ’t volgende, Zout van Wynsteen, bereid Bloed van een Bok, gelyk achter zal gezegd worden; Zaad van Raket, en van Anys; gemeen Zout, en Venkel; doe ’t alles in een Destilleer Ketel, en Destilleer ’t naar de kunst. Houd het Water wel gesloten, om het te gebruiken, gelyk’er zal gezegd worden. II. Neem een pond Salpeter van drie Waters, dat wel zuiver is, en zonder enige onreinheid, Droog het wel in de Zon, doe het dan smelten in een Kroes; en welgesmolten zynde, doe’er drie oncen Zwavel in, stuk voor stuk, zo groot als een Boon. Latende het ene stuk’er in verbranden eer gy’er ’t ander weer in steekt. Ga daar mede voort, tot dat uwe Zwavel is verteerd, en ’t alles is verbrand en verteerd; laat het daarna koud worden, fyn stampen, en giet’er gemeen Water op, en ’t zal smelten. Laat het gesmolten daarna deurlekken, om’er alles onreins uit te halen. Doet dit driemaal, doende daar telkens Zwavel in, maar in zo grote menigte niet; want de laatste twe reizen is een half once genoeg. Gebruik. Neem een once dusbereidde Salpeter, en Zout van Alzem, zes oncen witte Suiker, doe het’er in met vyf, of zes druppen Anys. Meng dit alles wel met malkander, en neem’er alle dag van drie, of viermaal zo veel, als op een punt van een Mes kan leggen, een maand lang, en gy zult alle slym en onreinheden van de Blaas, en de Steen kwyt worden, al was zy zelf al gezet. Deze Remedie zal ze de eerste reis doen henengaan zonder snyden, ’t geen een wonder is, alzo ’t met enen uit den grond mede neemt de wortel van ’t kwaad, gelyk de ondervinding zal leeren; en die Watert met moeite, hy gebruike daar van en zal onfeilbaar worden genezen. | |
Geneesmiddel voor Graveel en Steen.Neem het Kruid, Duizendkoorn geheten, doe het drogen en stampen. Als gy ’t gebruiken wilt, neem van die Poejer ter zwaarte van een ryksdaalder, en doe het in twe Glazen witte Wyn. | |
Om de Steen te breken.I. Zet een Haas met Vel en Ingewanden, om te droogen, in den Oven. Als hy droog is, maak’er een Poejer van, waar van gy de zwaarte van drie Ryksdaalders zult innemen. II. Gy moet nemen twe goede handen vol van de Wortel die men noemt Stalkruid, was ze en zuiver ze wel, en sny ze in kleine stukjes, en doe ze in een Parysch mingele witte Wyn, welke gy in een Ketel op een derde zult verkoken; gy zult’er daaglyk van, des Morgens, een Glas vol van nemen; en zo veel, als gy te bed zult gaan. Gy zult uw Water nemen in Glazen, elk op zich zelven, en ’t Zand zal op den grond bezinken, en als gy zult vinden, dat dat verminderd is, zult gy zien, dat de Steen is verdwenen. | |
Om de Steen der Nieren en Blaas te verdwynen.Neem twe oncen van de Wortel van Chelidonium, was ze wel; en, als ze wel gewassen is, steek’er dan met een Speld op verscheiden plaatzen in, en doe ze van tyd tot tyd in een pint witte Wyn, die gy zult vier en twintig uren laten staan, zonder ze weg te nemen. Neem alle Morgens een half Glas van die Wyn, en blyf ze langen tyd innemen. ’t Gebeurt menigmaal, dat die middelen zo dra niet uitvoeren, als men wel zoude wensen, en dat de Steen in de Blaas aanwast; maar dan moet men zyne toevlugt tot de hand van den Chirurgyn nemen. Om die af te halen, is de toestel anders in Mans, dan Vrouwen. Men moet ze niet aanvangen, of men moet wel verzekerd wezen, dat’er Steen in de Blaas is. Men kan daar van op twederhande wys verzekerd worden. Men steekt de Vinger, nat van Olie, in den Aars, kromt dien na ’t Schaambeen toe, en voelt de Steen, zo’er een is. Wat de Vrouwen aangaat, men steekt de Vinger in de Scheede, on jonge Meisjes in de Aars. De twede en zekerste wys is, dat men de Sonde gebruikt, die men in de Blaas door de Pisgang steekt, en geeft met de Soude enige stooten aan de ene en de andere kant, en zo men | |
[pagina 1031]
| |
enig geluit hoort, is men verzekert, dat’er Steen is. De overige behandeling geschiedt door een goede hand. | |
Ander middel om zich voor Steen te behoeden.Meng een half once verze Boter met zo veel fyne beste Suiker; maak’er een kluitje van, en zwelgt het ’s Morgens nugteren deur, enige dagen in een jaar, hoe meermalen hoe beter. Dit middel is gemakkelyk, aangenaam, en dient aan Luiden, die Steen, of Zaud in de Nieren hebben, zo wel als zulke, die bezwaarder afgang hebben, of moeilyk klieken kunnen opbrengen. Anders. Neem tot kaaumiddel, om ’s Morgens nuchteren deur te slikken twe Scrupels Rabarber, driemaal in een Maand een jaar lang. Luiden, die wat vies zyn, kunnen ze met Rozensuiker mengen; die van zich zelve zeer gezond is: want zy versterkt de Nieren, stelt ze weder in haren natuurlyken staat, als zy te slap zyn, verkoelt ze, verfrist, zuivert ze en neemt alle verstoppingen weg. Men moet’er een halve once van nemen; een uur voor het eten. | |
Tegen de Steen, als zy gezet is.Steek het Vel van een Haas in een welgesloten Pot in den Oven, laat ze daar in, tot dat ze is tot stof geworden. Men geeft die Poejer tot een lepel vol in witte Wyn. Zo gy van die Poejer in witte Wyn doet, en daar in daarna een Rivier Kei legt, zal hy enige uren daar na gesmolten zyn: Maar men moet de Pot wel toedoen. De proef, welke men voorgeeft te hebben genomen, bewyst de kragt van dit middel. Anders. ’t Zout van de Boonenschillen met witte Wyn gemengd, is een zeer goed ontbind middel, voor de Steen; men geeft het tot een half dragma in volwassen. Anders. De Poejer van het Kakebeen ener Snoek tot een Goude ecu ingegeven in witte Wyn, is een vry goed middel. Anders. Neem Roomse Vitriool, en ze hebbende in een Verglaasde Pot gedaan, doe ze heet worden onder een gedurig roeren, tot dat’er een witte schuim op komt. Als die schuim welgemaakt is, neem de Pot van ’t Vuur, en de Stof zynde koud geworden, breek de Pot aan stuk, om’er de Vitrioolsteen uit te halen, die op den bodem is overgebleven. Zuiver ze dan wel, en als gy ze gebruiken wilt, zult gy ze laten trekken den tyd van vier en twintig uren, de grootte van een Boon op een Pint gemeen water. Gy zult den Zieken nuchteren drie Glazen van dit trekzel geven, drie dagen lang, alle morgens een Glas. Zo hy een goede Maag heeft, zult gy’er hem ook twe uren voor dat hy ’s avonds eet, of drie uren daar na, een Glas vol van kunnen geven. | |
Ander wel beproefd middel.Doe drogen, en elk op zich zelve fyn stampen, de Wortel der stekende Palm-klissen, Stalkruid, en de Distel met Honderdhoofden; neem een Scrupel van elke van die Poejers, een halve Scrupel lange Peper, en een dragma Milium Solis. Neem daarna twe ponden fyne Suiker, doe ze koken tot een zeer styve zelfstandigheid. Hebbende daarna uwe Pan van ’t vuur genomen, giet op uwe Suiker een weinig Gedestilleerd water van Kappers, en een wit van Ei, roer en besla het wel met malkander, tot dat uwe Suiker wel is geklaard, en ze zeer wit schynt, meng’er dan uwe Poejers wel onder met een Spatel, of lepel, laat ze daarna enigen tyd lang staan, en maak’er Koekjes van, ter zwaarte van een Dragma. Men moet’er ene van nemen ’s morgens nuchteren, den tyd van drie dagen aan een, in ’t afgaan van de Maan, en ze een weinig na ’t nemen van een Klafs-, of Hoendernat innemen, waar in men heeft gedaan de Wortels van Aspersies en Pieterselie. | |
Ander middel, ’t geen men voorgeeft zeker te gaan.Neem alleen de Schalen van een goede party verse Eijeren, laat ze in den Oven branden, en laat ze daar na tot een fyne Poejer stampen. Laat deze Poejer, den tyd van drie uren, in een Glas witte Wyn trekken. Laat daarna de vogt door een rein Lywaat lekken, en doe het den Zieken ’s morgens nuchteren innemen. Dit middel moet men herhalen, zes, of zeven dagen aan een. Anders. Neem de Beenen en Pooten van een Haan, en ze ze wel hebbende afgewassen, laat ze by ’t vuur, of in den Oven drogen, zo dat gy ze gemakkelyk aan stof kunt maken. Deze Poejer moet men nuchteren, enige dagen aan een, ’s morgens nemen met witte Wyn; waar in gy de Wortel van vyfblad hebt laten koken, en in ’t byzonder de Tormentil. | |
Ander beproefd middel.Neem een deel Pissebedden, en ze in witte Wyn wel afgewassen hebbende, doe ze in een verglaasde aarde Pot, welke gy zult stoppen, en toelaten. Daarna zult gy ze in den Oven zetten, en daar in laten tot dat gy ze fyn kunt stampen. Daarna zult gy deze Poejer met witte Wyn besproejen, zo veel zy na zich wil nemen. Daarna znlt gy ze weder in den Oven zetten; en ze daar weder uitgehaald hebbende, zult gy ’t zelfde nog eens herhalen, en ze weder voor de derde reis in den Oven zetten. Zo gy geen gedestilleerd Aardbeïenwater hebt zult gy ze met Wyn mengen. Zo menigmaal als gy die Poejer zult hesprengen, en doen daar een Scrupel by van Geest van Vitriool. Deze Poejer bewaart men in een zuivere welgesloten Fles. Gebruik. Dit middel neemt men vyf uren voor het eten in, tot een dragma, in negen, of tien oncen Afziedzel van rode Cicery. Men moet’er ontrent een half once Brandewyn in doen. Dit middel verhit den tyd van twe uren, het | |
[pagina 1032]
| |
verandert, en doet pyn aan den Zieken aan zyn Fondament: maar vyf uren daar aan begint het dik water te dryven, den tweden dag, als men ’t herhaalt, doet het byna de zelfde uitwerking. Maar de Pis is dan nog dikker, als den eersten dag. Den derden brengt het Zand voort, en de andere dagen nog meer, eindlyk den negenden dag vindt men zich gans genezen. | |
Ander middel dat zeer gemaklyk is.Doe de Wortel van rode Netel drogen, en ze tot een fyne Poejer gemaakt hebbende, neem’er ’s morgens nuchteren van een lepel vol in witte Wyn, die wat heet is. | |
Bereiding van ’t jonge Bokkenbloed.Neem een jonge Bok, maak hem boos, en plaag hem tot dat hy als dol wordt; doe hem dan Aderlaten. ’t Eerste Bloed, dat’er uitkomt deugd niet, maar ’t geen op ’t laatste komt; men moet niet hebben, dan ’t geen in ’t midden loopt, ’t geen gy tot het bovengemelde gebruik, hebben moet. | |
Gebruik en hoe veel men’er van geeft.Neem een Glas witte Wyn, doe’er twaalf druppen van uwe bovengemelde Olie in, en vier en twintig druppen van uw bovengemeld Water, en neem ’t ’s morgens nuchteren, zeven, of achtmalen; en gy zult meer dan wondere dingen zien; alzo dit een zeer bevonden Geneesmiddel is.
steen der nieren. Zie nieren, zaadloop, pis.
steen (geneeskrachtige). dees Steen is een mengzel van afvegende en trekkende middelen, die door ’t verbranden tot Kalk, in Steen worden verandert. | |
Hoe men ze maakt.Neem Kolkothar, en, by gebrek daar van, Vitriool tot roodheid toe verbrand, twe oncen; Goudglid, Bolus, Aluin, van elks vier oncen; doe alles in een verglaasde Pot, en na dat gy daar de beste Wyn-azyn hebt opgegoten, dat ze’er twe vingeren breed opstaat, zult gy de Pot wel sluiten en toesmeren, en dat mengzel wel laten trekken den tyd van vier en twintig uren; daarna zult gy’er acht oncen Salpeter bydoen, en twe oncen Zout Ammoniac, en gy zult al de vocht op ’t vuur doen verteren. Dit gedaan zynde, zult gy ’t geen overblyft met groot vuur tot Kalk verbranden, den tyd van ontrent een uur, of daar ontrent. Daarna zult gy ’t bewaren ten gebruike. Gebruik en Krachten. De Medicament-steen, of Genees steen, is goed voor Druipers, of Zaadloop. Men geeft ze tot een dragme, en laat het smelten in gedestilleerd Weegbre-water, of in Smits water, om het in de Roede, of Scheede in te spuiten. Zy is goed om de ogen te zuiveren. Men maakt’er Oogwaters van voor de Kinderpokken. Men geeft het tot zeven, of acht grein in vier oncen Weegbre-water, of Water van Ogentroost. ’t Is goed voor Wonden, en zeer bekwaam om ’t Bloeden op te doen houden. Men smelt het in gedestilleerd Water van Duizendknoop, om ’t naderhand op de Wonde te leggen. | |
Ander zoort van Medicamentsteen.Neem negen oncen witte Vitriool, Salpeter en fyne Suiker, van elks vier oncen en een half; Kamfer een vlerde once, Aluin een once, Ammoniac Zout, drie greinen. Doe alles in een verglaasde Pot; en, hebbende het naderhand met Pekel van Olyven bevochtigd, zult gy de vogt zachtjes over klein vuur laten uitdampen, tot dat de Staf de dikte, of hardheid van Steen heeft gekregen. Gy zult ze wel gedekt en bewonden in een droge plaats houden, om dat ze in de vogt ligt zagt wordt. Kracht. Deze Steen heeft genoegzaam dezelfde kracht, als de voorgaande; en men maakt’er ’t zelfde gebruik van. Men gebruikt ze ook tot een Oogwater voor de Staar en inspuiting, voor oude Zaadloopen, en Scheurbuikige Wonden. Men gebruikt ze ook om de Kanker te genezen. Gelyk de Kamfer zeer vlug is, zo waassemt’er veel, onder dat doen, uit. Hierom moet men ’t vuur zeer matigen, of’er nog enige greinen bydoen, als men deze Steen gebruikt. | |
Ander soort van Geneessteen, gemeenlyk de Steen der Filosofen geheten.Hoe men ze maakt.Neem gestampte Rots-aluin twe oncen, zo veel Roomse Vitriool; of heeft men die niet, zo veel Engelze Vitriool, Zout van Wynsteen, een once; Olibanum twe dragen en zo veel Kamfer. Alles met den andere wel gemengd hebbende, doe het in een aarden Schotel; giet’er daarna zes oncen goede Wynazyn op, en roer ter zelver tyd de stof met een Spatel om. Zet daarna de Schotel op klein vuur en laat het mengzel hard worden. Eigenschappen. Deze Steen is afvagende, trekkende, drogende, en goed om Zweren te zuiveren en genezen, hoe verouderd zy ook mogen wezen. Gebruik. Men giet’er een once op, met twaalf oncen witte Wyn, met Weegbre water gemengd. Daarna zal men ’t deurzygen, daarna doopt men’er kleine stukjes schoon Lywaat in, die men op de kwaal legt. | |
De geneessteen van Krollius.Neem Aluin anderhalf pond; Vitriool, of Koperrood een pond; witte Vitriool een half pond; Gemeen Zout drie oncen; zo veel Antimonie; die doet waassemen; Zout van Byvoet, Persikkruid, Cichorei, Alsem, Wynsteen, en Weegbre van elk | |
[pagina 1033]
| |
een half once. Meng alles met malkander in een Pot, of in een aarde Schotel. Doe de stof koken op kolen, nadatge goede zorge gedragen hebt om ’t dikmaal met een Spatel te roeren. Zo dra gy merkt, dat ze begint dik te worden, doe’er onder een half pond Loodwit, en vier oncen Armenisen Bolus. Men kan’er terzelver tyd byvoegen de Wierook, Myrrhe: maar dit is niet ten volle nodig. Als dit laatste mengzel gedaan is, draag dan zorg dat gy gedurig roert, tot dat eindlyk de stof de dikte van een Steen krygt. | |
Eigenschappen en Gebruik.Deze Steen is Wondheelende, trekkende, afvegende. Men smelt ontrent een once in Regenwater, en men doopt ’er wit Lywaat in, om’er de Wonden en Zweren mede te stoven, waar op men ook die Lywaten legt, dragende wel zorg voor ze te ververzen, als men ’t nodig oordeelt. Deze Steen komt bederf voor, stuit het Koud vuur, maakt de Tanden en ’t Tandvlees vast, en is goed om het toevloeijen op de Ogen en het tranen der zelve voor te komen, de pyn’er van te bedaren, en de roodheid weg te nemen. Men hoeft ze uitwendig maar met dat water te wassen, of met een Veer van een Pen nat te maken, zo de pyn groot is. Men gebruikt ze ook in de Oogziekte, maar men moet het mengen met Rozen-water, Ogentroost, Weegbree-water en Yzerkruid. Zy is goed voor branden voor de Puisten der Voeten en Handen, voor Verzweringen, Chankers, Kankers, Schurft, Zeer, Vurigheid, Dauwurm en Roos. Men legt op die kwalen Lywaten, in ’t gemeen mengzel van dien Steen gedoopt. | |
Geneessteen van den Berugten Mr. Trear, Chirurgyn te Parys.Neem Aluin anderhalf pond, groene Vitriool een pond, witte Vitriool een half pond, Anatron en gemeen Zout van elks drie oncen, Zout van Byvoet, Persikkruid, Weegbre, Alsem, Chichorei, en Wynsteen, van elk een half once. Gy zult alles in een nieuwe aarden Pot doen, en daar zo veel Rozenazyn opdoen, als genoeg is; en laten zachtjes over Kolen koken, dragende zorg van het somwyl eens te roeren. Als de stof begint te bedaren, dat is lager te worden, moet men daar in een halfpond Veneedze Ceruis doen, die fyn gestooten is, en vier oncen Armenisen Bolus: men moet alles met malkander mengen, roerende het gedurig tot dat de stof is steenig geworden. Dan zult ge de Pot van ’t vuur halen, en ze hebbende laten koken en koud worden, zult gy de Pot breken, en de Steen bewaren, om ze ten gebruike te bewaren. Let wel. Buiten den Armenisen Bolus, kan men’er nog de Myrrhe en Wierook bydoen. | |
Gebruik van dien Steen.Om dien Steen te gebruiken moet men een once, of daar ontrent in een genoegzame menigte regen- of Rivier-water smelten. Als het gemengd is giet men’er ’t water zachtjes af, of laat het door een Lywaat loopen, en gooit het overschot weg. Krachten. Hy is goed om alle uiterlyke Wonden te genezen. Men moet ze wassen met een smeltzel van die Steen ’s morgens en ’s avonds, en daar op leggen een Lywaat gedoopt in dat water. ’t Is uitnemend in de Borsten die reeds door de Kanker opengebeten zyn. Voor alle die van de Mond, voor de Wolf, of de Noli me tangere. Voor de zweren van de Keel, voor alle kwalen van het Tandvlees, van wat aart ze ook mogen wezen, en hoe ze ook mogten zyn gekomen. Men doet dat water warm worden, gorgelt’er mede, of wast’er zich de Mond mede. Zo de kwaal te groot is, moet men een Penceel in dat water doopen, of een Lywaat aan ’t eind van een stokje vastmaken, en ’t aangedaane deel daar mede stoven. Hy zuivert de Wond, al was zy nog zo verouderd, zonder enige pyn den zieken te doen. Zy is voor Absteunen goed, men heeft maar een Lywaat in ’t water te doopen, daar ’t in gesmolten is. Men doet het zelfde om de Vyt te genezen, ’t geen een verzwering is, die aan de einden der Vingeren komt, en die by ’t gemeen den naam draagt in Vrankryk, van ’t vuur van St. Fiaker. Men gebruikt hem met goed gevolg tegen Puisten, of witte Blaasjes, die aan de Voeten komen, men wast ze met dat water, welke ze in weinig tyds genezen. Hy is zeer goed voor de de Oogen, waar van ze het tranen belet, de pyn bedaart, de roodheid verdryft, als men’er de Wenkbrauwen met het water bestrykt, waar in een Veer van een Pen gedoopt is, of een stuk Lywaat. Men mengt dit water met Rozenwater, en dat van Yzerkruid, of men doet de Steen smelten in die gedestilleerde Waters. Het Yzerkruid moet in de Maand van Juni geplukt zyn, eer dat de Zon opgaat, het moet een maand in water te weeken staan, eer men ’t destilleert. Dit laatste weekzel, is uitnemend in rode Ogen, voor ’t St. Antonies Vuur, Roos, en de Douwurm van allerhande soort. Men moet’er ’t kwaad mede stoven, en’er Linnen opleggen, dat in dit water is gedoopt. Zo’er holligheden na de genezing overbleven, moest men zorg dragen, dat men ze wel stoofde, zy zoude zich allengskens weder opheffen. Zy is ook zeer goed voor de Douwurm, en Haairwurm, als men ’t maar sterker als gemeen maakt. Dit moet men ook waarnemen, als men hem voor de Schurft gebruikt. Zy is eindlyk voor alle soort van verbrandheid goet, als men’er Lywaat oplegt, dat daar in is natgemaakt; maar men zorge moet dragen, dat men ’t van tyd tot tyd ververst, tot dat het genezen is. | |
Ongemengde Wondsteen.Doe in witte Wyn en Brandewyn van elks evenveel, witte gestote Wynsteen en Yzervylzel. Maak’er een beslag van , en laat het in de Zon | |
[pagina 1034]
| |
een ganze Zomer trekken, dragende zorg, dat men ’t van tyd tot tyd omroere, tot dat de vogt is uitgedampt. Stoot dan de stof tot Poejer, en giet’er nog eens Wyn op, en laat ze voor een twede reis in de Zon trekken, tot dat ze gans gedroogd is. Herhaal nog eens ’t zelfde tot dat gy geen Staalvylzel meer voelt, en die gedroogde stof, fyne poejer is geworden; maak’er dan een Bal van, en ’t met Brandewyn hebbende gesprengd, laat het in de lucht hard worden. ’t Is met deze Steen dat Willis de Minerale Wateren deur kunst waakte, doende ze smelten in een grote menigte van water. Dit noemt men ook de Mars Potabilis. Gebruik. Om deze Steen te gebruiken laat men ze enigen tyd in Brandewyn, Wyn, of Pis weeken; daarna wast men’er de Wonden mede; en legt’er Lywaten en Kompressen op, die daar in zyn geweekt, en welke men om de vier en twintig uren moet ververzen. Men spuit ook dit smeltzel in de Wonden, vooral als ze inwendig en diep zyn. Men moet deze Steen aan Poejer op de Wonde leggen om het Bloeden te Stoppen. | |
Gemengde Wondsteen.Men neme Staalvylzel met zo veel gestampte Bloedsteen, en zes oncen Cremor Tartari, laat alles in Wyn weeken, en maakt’er een deeg van, die men in de Zon laat trekken; en welke men gereed maakt met verscheiden malen dit trekken en drogen te herhalen, gelyk in het voorgaande is aangetekend, dat is, tot dat men geen Staalvylzel meer gewaar wordt, en met de Steen gemaklyk aan fyne Poejer kan maken. Dan mengt men’er Mastik aan tranen onder, met fyn gestoo- Saffraan, van elks een half once. Hebbende daarna Aloe en Myrrhe in Wyn, van elks twe oncen, doen koken, besproeitmen met dit smeltzel de Poejer, en giet’er Wyn op, dat ze’er vier vingeren op staat, latende het alles trekken, en roerende de stof van tyd tot tyd. Daarna moet men de vogt laten uitdampen, den Deeg tot Poejer maken, en ze met goede Brandewyn bevochtigen. Dit gedaan zynde, maakt men’er Ballen van, welke men ten gebruike bewaart, welke ’t zelfde is als de ongemengde Steen.
steen is een Bergstof die hard, smaakloos, niet smeltbaar in water is, door de Hamer zich niet laat smeden; maar door ’t vuur tot Kalk wordt. Men heeft’er verlerleije zoorten van. Men heeft deurgaans geloofd, dat zy gemaakt wordt van een vergadering van Kleistof, die zich aan den andre door Zwavel zet. De Heer Tournefort heeft’er iets nieus van geloofd, en wil dat de Steenen door middel van voeding als andere Planten groejen, hy bewyst zyne gedachte door ’t geen hy in den Kretizen Doorhof heeft gezien, waar in de Letters van een naam, die men in de Steen had gehouwen, waren uitgegroeid even als men in de namen ziet, die men op de Boomen snydt. De Steenen en hunne soorten zyn zeer velen in getal. Wy zullen alleen de soorten in Holland in gebruik en gemaakt gewagen. Men heeft in het bouwen enige soorten in gebruik. Als gehouwen Steen, en deze is, of Bentemersteen, of Alabasten, of biaauwe, of graauwe Arduinsteen, of Toetssteen, of rood, of zwart Gemarmerd, of Egypties Marmor, of Granietsteen; Leijen, Tufsteen. Maar gelyk Holland alle gehouwen Steen van buiten moet krygen; zo behelpt het zich meest met gebakken Steen, die’er van velerlei soort is, als Uitrechts, of Vechts, Ryns, Woerds, Leks, Yssels, Vries, enz. en op alle deze plaatzen verschilt de Steen in aart, soorten en prys. Wat de Steen belangt, waar van men Muren maakt; deze verschillen in grootte, en uit hoofde van de plaats, welke ze in den Oven gehad hebben; in grootte; zo heeft men Steen en Moppen; en van beide Bovensteen, Ondersteen, Plavei, enz. die in hardheid, rechtheid en kleur, weder van verscheiden soorten zyn en elke hunne byzondere gebruiken, binnen, of buiten ’s huis hebben en in den grond, of ’t water, of om een frajer, of slechter werk te maken. Aan den Yssel heeft men een byzondere Steen, die hoe ze harder hoe ze geler is, en dus met die van Vriesland overeenkomt, die echter nog geler is. Men heeft ze daar ook Rood, Bovensteen, Graau, Ondersteen, Plavei, kromme Klinker, rechte Klinker, Mondsteen, enz.; welke alle in stoffe niet van den andere verschillen, maar naar de plaats, die ze in den Oven gehad hebben, waar door ze min, of meer hard gebakken zyn. Zo maakt men in ’t Sticht, aan den Ryn, en Woerde ook Pannen en Vorsten, waar van men verglaasde en onverglaasde heeft. Maar, gelyk de eerste van fynder en vaster stof zyn, zo zyn ze ook de duurste, waar na die van den Ryn, en dan die van Woerde volgen; Vriesland heeft ook zyne Pannebakkeryen. De Vloersteenen worden op de laatste plaatzen ook gemaakt, en zyn ruwe, of blaauwe en verglaasde, en van deze geel, rood, zwart, groen; en vervolgens naar de grootte, of heel-, of halfbakken, of Tuimelaars, of Haartsteentjes, en Blokjes; ondertussen is dat zeker, dat de Uitrechtze de sterkste zyn, hardste en die minst afgaan.
steenen (Fyne), of Edel gesteente, is een soort van Gesteente, dat uit hoofde van zynen luister hoog gewaardeerd wordt. Men heeft het van velerlei soort en rang. In den eersten rang stelt men de Diamant, Rubyn, Esmeroud en Opale. De Agaat, Sardonix, Onix, Jaspis in den tweden. De Oosterse Diamanten en van de oude Rots, zyn meest geacht. De werklieden hebben veel werk om fyne Steenen te Polysten en te Snyden, om hunne luister op zyn gunstigste te doen voor den dag komen. | |
Geheim om Edelgesteente te snyden.Wilt gy fyne Stenen snyden, die hooger in waarde dan Goud by Koningen worden gehouden, ik zal ’t u leeren. Ik heb Pis en Bloed van een groten | |
[pagina 1035]
| |
Bok genomen, die weinig tyds Gras gegeten heeft, en hebbende het Bloed heet gemaakt, heb ik kostlyke Steenen gesneden, gelyk Plinius te voren heeft geleerd gehad, die van de konsten van Edel Gesteenten heeft geschreven. | |
Om Edele Steenen te graveren.Zo gy een Yzer om Edele Steenen te graveren wilt hebben, doop het in ’t vet van een Bok, die gevangen, als hy in hitte is; want dooft men gloeijend Yzer in dat Vet, krygt het een grote hardheid.
steen door konst nagemaakt. Men heeft ’t geheim gevonden om Edele Gesteenten na te maken. Men maakt ze hard en schoon van kleur, als de fyne, zo men de Diamant uitzonderd, en men geeft’er alle gelyk aan in ’t uiterlyk, ’t gewigt uitgezonderd; wy zullen enige manieren opgeven, hoe men gelukt in ’t nabootzen van de werken der natuur. | |
Geheim om Edel Gesteente na te bootzen.Neem van de zwartte Vuurstenen, die de helderste zyn welke gy kunt vinden; neem’er de korst af, zo dat’er niet, als ’t heldere overblyft, doet dit gloejend worden in ’t Vuur, en les het in sterke Azyn, herhaal dit twemaal, en stoot dan de Steen aan stuk in een Vyzel, en laat ze dan ziften. Neem kleine Rivier Keitjes die glinsteren, en naar den gelen trekken, laat ze gloejen en doof ze uit in sterke Azyn, stoot ze en zift ze.
aigue marine, of Aqua marina. Om dezen Steen te maken, gaat het beter met de Ferette, waar van het Glas gemaakt wordt, als met de Rotskristal. Neem dan gemene Ferret veertig ponden, smelt ze in een Glasblazers aarden Kroes, hebbende daarna twaalf once Koper van drie kookzels, wel gestoten en gemengd met een half Ons bereidde Saffier. Gy zult dat aan de gesmolten Ferret op vier verscheiden tyden geven, om dat zy dan ’t beter vatten zal, als men ’t wel mengt; laat dan de Kroes twe uren staan gloejen, en neem’er de proef van, schikkende de kleur naar uw welbehagen. | |
Andere Aigue Marine, of Aqua Marina.Neem de Dodekop van de Geest van Vitriool, van Koper op zyn Chimies, zonder Corrosief gemaakt, zynde enige dagen in de lucht gelaten zal ze van zelf ene wit groene kleur aannemen. Neem van deze gestootten stof, van een genoegzame menigte bereidde Saffier verzeld, en van Koper van drie kookzels, en werp het op het mengzel van de Ferrette in de Kroes gesmolten, gaande te werk gelyk te voren is gezegd, en de stof zal een Aigue Marine zo schoon maken, dat gy’er van voldaan zult wezen. | |
Oostindise AMATIST.Neem bereide Kristal, en doe op elke once twe greinen Piemontze Maganise; want deze is de enigste die goed is. Maar ze moet als de Saffier bereid zyn; gaat dan te werk gelyk met de Saffier en gy zult een schone Amatist hebben. Let wel, dat ge in de Mengzels, daar ’t Zout van Tartar niet in komt, men de stof daar niet in moet laten, dan twe ganse dagen. Keijen. Bereiding van de Poejer der Keijen, met het Zout van Wynsteen. Neem de Keijen, tot Kalk verbrand, en stamp ze gelyk boven gezegd is. Wast dit Poejer en laat het drogen, in plaats van Meni van Lood zult gy’er twe delen en een vierde van die Poejer van Keijen bydoen, met een deel zeer zuiver Zout van Wynsteen, dat zeer droog is. Deze twe dingen, gedurende een week in een Oven gedaan, maken een zeer schoon Kristal. Van dat Kristal maakt men kostbare Steenen, als men ze in ’t begin uitdooft, eer men ze in een Glasblazers Vuur zet. | |
CALCEDONIE STEEN, die zeer schoon is.Neem gemeen Glas, om dat het voor ’t lyf van de Calcedoni Steen goed is, vyftien ponden, doe het in een Kroes, of aarden Vat der Glasblazers, en gooiter op twe once gekalcineerd Zilver als onder, en meng schielyk alles onder een met een Yzer, of zuivere Spatel, op dat het Zilver overal gerake, en deur worde gemengd; laat het daarna een dag koken, roerende het van uur tot uur, om te maken, dat het Zilver niet op den grond zakke. Als uw Glas dus is gekookt, moet gy ’t met doorzichtig geel Glas onzuiver maken, waar van gy altyd een Kroes gereed moet houden, gy zult het voor een goed Vuur doen, om ’t mengzel te fixeren. Maar om wat meer wonders te doen, moet gy ’t nog bemorzen met het rood, van deurzichtig Robynen gemaakt, gelyk gezegd is. | |
Vreemde CALCEDONIE STEEN.Neem drie ponden Cinnaber, een pond blank Koper, een pond fyn Zilver aan bladen gemaakt, een once gestootten Zwavel, meng het alles, en doe het in een Kroes over een klein Kolevuur; latende het daar op tot dat de ganse Zwavel zy verteerd, en dan zal ’t Zilver gekalcineerd wezen. Neem vyf pond Kristallen, vier pond Glas van Lood, onder een gemengd, en doe het smelten in een Glasblazers Kroes. Als het in zyne gloed is, doe’er het gekalcineerde Zilver in, zo gy ’t alleen hebben kunt, zo niet, gooi het gantze mengzel, als boven gekalcineerd, in uw gesmolten Glas, en meng het wel met een houtten Spatel, op dat zich alles verenige; en gy een schone Calcedonisteen hebt, zo gy’er wat Tin by doet, zal zy nog beter zyn. | |
[pagina 1036]
| |
Andere CALCEDONISTEEN.Neem gemeen Glas, ’t geen gy in een aarden Kroes zult smelten, kleurt het naar de kunst met blaau, door bereidde Saffier, en maakt het zo dik dat’er geen deurschynen meer aan is. Laat het twintig dagen in ’t vuur, en ’t zal wel gekleurd wezen, en gy zult een fraaije gryze kleur hebben. Midlerwyl hoe de kleur helderder is, en minder Saffier heeft, hoe zy meerder verscheidenheid van kleur zal hebben. Om de Calcedonisteen te hebben, moet men op deze wyze laten werken. De meester die ’t Glas zal maken, zal een Blaas van wit gemeen Glas op zyn Yzer nemen, en daar na zal hy van gezegde Azuur nemen, vervolgens zal hy een blad geslagen Zilver nemen dat dun is, en zal’er op een subtile wys het geblaaude Glas mede dekken, latende het in den Oven heet worden, tot dat het Zilver verzwolgen is, daar na zal hy ’t bedraad en bemorst maken met een Blaas van wit gemeen Glas, maar men heeft naarstigheid tot dien arbeid van noden, en door dat middel zult gy iet fraais hebben. | |
CALCEDONISTEEN, die schoonder dan de andere is.Neem drie oncen fyn Zilver dat fyn gevyld is, met een genoegzame menigte van gezuiverde Kwik geamalgameerd. Meng deze Deeg met zyn gelyke gewigt van Zee-zout bereid, en op Marmer gevreven. Doe het in een Kroes die op vuur van geglommen kolen zal staan, tot dat de Kwik is weggevlogen; geef’er daarna goed vuur aan, gooi daarna de stof in laau water, op dat’er ’t Zout uitsmelte en ’t Zilver gekalcineerd en gestootte op den grond blyve. Dit Zilver droog zynde moet men stampen met zo veel nieu bereid Zout. Om het in een Kroes te Calcineren den tyd van zes uren, werp de stof in laau water, om ’t Zout te smelten, en de Kalk van ’t Zilver zal op den grond gaan zitten. Dit moet men zoet maken met viermaal gemeen water in een Fles. Doe ook vier oncen fyn Zilver smelten in gemeen water, en in sterk water vyf oncen Kwik die met Azyn en Zout is schoon gemaakt. Maak sterk Koningswater van Vitriool en Salpeter, en smelt drie oncen Zout Ammoniac in 18 oncen van dat water; en Zegel ’t wel toe om de beste geesten niet te verliezen; de smelting van Ammoniakzout gemaakt zynde, giet’er het water af, en verzegel den droessen. Smelt een vierde once zuiver Goud in een genoegzame menigte van dit Koningswater. Neem zestien oncen van dit sterk Koningswater, doe daar allengskens in, ter oorzaken van de grote opvlieging, een half once Krocus Metallorum, met Wynazyn gemaakt, een half once Kalk van Tin, een half once wel bereidde Zwavel, een half once Cinaber, alles wel bereid en gemengd. Doe in Koningswater smelten met Zwavel gekalcineerde Kantaril, Koper van drie kookzels drie oncen, gemaakt van de schilfers der Ketelen. Bereidde Piemontze Maganise, schilfers van de Aambeelden der Paardesmits, van elks een half once, alles met malkander gestootten en gemengd. Men moet het allengskens in Koningswater doen, om de grote opvlieging die het maakt. Doe allenskens in Koningswater ontbinden een half once Meni, met een once Spaans groen, ruwe Antimoni, dodekop van Vitriool, van elks een half once; zuiver ’t alles, stamp en meng het. Doe in ’t zelfde Koningswater ontbinden Orpiment, Arsenicum Cristallinum, Lak, van elks een half once gestampt en gemengd. Alle deze ontbindingen, elk in hunne Fles wel gesloten zynde, moet men ze laten op heete As, den tyd van vyftien dagen, enige reizen trekken, op dat de Meesters, beter werkende, de stof fynder maken, en hun lighaam openen, om ’t Tinctuur te ontfangen; ’t geen niet wel geopend, niet werkt gelyk ’t behoort. Doet daarna alle die Flessen in hunne scheistoffen in een grote en bekwame glaze Kolf, maar giet ze daar allengskens in, want onder ’t mengen vliegen ze op. Sluit de Klof wel toe, en laat dus alles den tyd van zes dagen roerende ze al te met eens. Dit gedaan zynde, destilleer de Scheiwaters over een laau Asvuur, om’er alleen ’t water van te hebben, op dat de geesten met de stoffen vereend blyven: want dus zullen ze schone en heerlyke dingen in ’t Glas doen, ’t geen gy bewerken wilt. De Kolf moet met goed smeerzel geluteerd wezen. Als’er al het water van gedestilleerd is, zal’er op den grond van de Kolf een stof van een bruin groene kleur blyven, waar van gy, aan uw Glas, ene genoegzame menigte zult geven: maar ik moet u zeggen, dat het Glas van Kristal zich eerst laat Polysten, om dat het van Glas niet wel gaat. Men moet ook voor ’t bewerken van ’t Glas ’t zelve lyf geven, dat is; Wynsteen met roodgebrand Krocus van Mars met Wynazyn gemaakt; daarna doet, na vierenwtintig uren, met naarstigheid, met de Nyptang werken, en ’t in ’t vuur steken, naar de Glasblazers konst, en gy zult hebben heerlyk werk. | |
Oosterze CHRYSOLIET.Neem Berg-kristal twe oncen, gemene Meni acht oncen; alles wel gemengd zynde, doe’er by Saffraan van Mars, met Azyn gemaakt, twaalf greinen. Doe ze daar na in een Kroes, en men ga op de gewoone wys voort, behalven dat de stof langer moet gekookt worden, om dat de natuur van lood min volmaakt is, en gy zult een kleur van Oosterze Chryzoliet krygen, die door het onderleggen ven een blad, uitnemend schoon zal schynen. | |
KRISTAL (Bereiding der)Neem de stukken van ’t schoonste Kristal; steek ze in een kroes; dektze met een dekzel daar op passende; zet de kroes tussen geglommen kolen; maak een zo goed vuur dat de kroes gloejend word; | |
[pagina 1037]
| |
en dooft ze weder als voren in schoon koud water uit; droogt ze weder als boven af, en doet ze weder in een kroes, en daar in gloejend worden, en doe ze weder in schoon koud water, en herhaal dit gloejen en dooven ten minste twaalf maal, wanneer ze zal wezen gekalcineerd. Vryft ze dan allenkskens op Marmor, zift ze door een Temis die fyn is, en door dit middel zult ge een Kristal hebben, dat een onvoelbaar Poejer is. Bewaar het in een Glas, dat wel gestopt is om het te gebruiken: want het is de grond en stof van alle de soorten van deegen, of Kunst-steenen. In de plaats van Rotskristal kunt gy nemen Rivierkeijen die schoon en deurschynend zyn; of een Calcedoniesteen, die men als boven moet bereiden; niet te min is het Kristal veel zuiverder en deurschynender. | |
KOPER van drie kookzels.Neem rood Koper van dunne plaatjes, of het vylzel, of de hamerslag van ’t slaan van Ketels gekomen, doe ze in een aarde vat van Kroesaarde dat plat is. Zet het in een Weerslag oven, of wel by ’t Fornuis ener Glasblazereije, en laat het dus kalcineren vier dagen lang, en ’t Koper zal een zwart poejer worden. Pulverizeer, zift het dan, en kalcineer het als boven; den tyd van vier en twintig uren, en ’t Koper zal niet meer in greinen nog van zwarte kleur zyn, maar ’t zal van zich zelven poejer worden. Dit noemt men Koper van drie kookzels. Men moet opmerken, dat in ’t laatste kalcineren ’t Koper niet te zeer moet gekalcineerd worden, om dat het niet wel loopen zoude. ’t Teken van volmaaktheid zal wezen, als de stof, of gesmolten Ferrette begint te zwellen, zich op te geven, en ’t Koper desgelyks, als gy ’t op gezegde Ferrette gooit. | |
DIAMANT.Neem de helft van deze tot kalkgebrande stoffen half en half, met een vierdegedeelte bereid Loubelzoud, dat gezuiverd en onvoelbaar fyn is. Doe het in een kleine pot, van glasaarde gemaakt, die zo wyd aan den bodem is als aan de opening. Gy zult het steken in de Glazemakers-, of Weerslagoven, daar gy ’t in zult, den tyd van dertig dagen, laten koken. Daar na zult gy een yzere Roede nemen, de stof omroeren, en halen’er een proefje uit om het te volmaken. Daar na moet men ’t’er nog tien dagen inlaten, en halen’er het twede proefje uit. Zo gy ’t dan schoon en zuiver ziet, neemt uwe kleine pot van ’t vuur, en sluit ze in geglomme kolen waar van gy’er twe voet rondom, onder en boven zult leggen, en ze wel zult laten koud worden, eer gy ze zult aanraken, en gy zult uwe Diamant zeer hard bevinden. | |
ESMERAUD, of SMARAGD.Neem vyftien ponden stof, doe ze den tyd van veertig dagen koken, na dat ge daar een half pond gekalcineerde Rochette, en een half pond Meny zult hebben by gedaan; Laat het, gelyk gezegd is, koud worden, en na dat gy gezien hebt, dat de proef schoon is, zult gy schone diepe Esmerauden, en op den grond zal ’t schone Topazen maken. | |
ESMERAUD (Oostindise.)Neem twe oncen bereide Kristal, gelyk gezegd is, en vier oncen Meny, meng het wel onder een; doe by dit mengsel acht grein voor elk once, ’t geen acht en veertig greinen beloopt, Krokus van Mars. Stamp het dan op nieu, meng ’t wel onder een, en doe het in een nieuwe zo grote Kroes, dat men daar dat mengsel in gedaan hebbende, ’er nog een duim overschiet, want deze Deeg en de volgende zwellen onder ’t koken, en zetten zich aan ’t dikzel, en lopen dikmaal uit de Kroes, ’t geen oorzaak is dat dat mengsel niet wel uitkomt. Dek daar na de Kroes, die met voordacht is gemaakt. Luteer de samenvoegsels met goed smeersel, ’t geen gy zult laten drogen; steek daar na de Kroes in een Smeltvuur, den tyd van vier en twintig uren lang, op dat alles smelte. Maar om meer verzekerd te wezen, en niets te mankeren; zult gy’er nog zes uren langer by stoken, en dus zal de stof wel zyn gekookt. Laat dan de kroes koud worden, openze daar na, en haal’er de stof netjes uit. Deze zal zyn als Oosterse Esmeraud, welke gy gebruiken zult om werken te maken. Let wel: dat elke Deeg met de voorgaande hoeveelheid toegesteld, veel harder zal wezen, dan met de gemene hoeveelheid. Deze is dat by elke twe oncen bereide Kristal gedaan wordt, zes oncen Meni, en zy wordt niet gekookt, dan den tyd van twaalf uren, om dat hoe de stof meer gekookt is, hoe zy brosser is. | |
Andere ESMERAUDNeem tien ponden gemeen Kristal; maar ’t zal beter wezen, zo de helft van ’t Kristal verscheidenmalen deur ’t water gegaan is, en de andere helft van ’t glas, als stof wel met den andere gemengd. Daar na zult gy hebben een vierde pond gemene Ferret, waar van men Glas maakt, waar mede men drie ponden Meni zeer wel zal vereenen; en dit laatste mengsel zut gy geven aan de eerste tien gesmolten ponden; en in weinige uren zal alles gepolyst wezen. Werp dan ’t ganse mengsel in helder water, en let wel, dat op den grond der pan, of kroes, waar in de stof is gesmolten, geen lood, of enig overblyfzel van de Meni zich vast zette; Zo’er is, zult gy ’t naaukeurig wegnemen. Daarna zult gy ’t mengsel, dat in de Pan heeft gestaan, een gantsen dag laten deur koken. Dit gedaan zynde, zult gy’er bydoen de poejer van Dodekop van de geest van Vitriool, van Koper op zyn Chimies toebereid, en een weinig bereide Krokus van Mars kleur aan geven, altyd in kleine menigte, en dus zult gy een zeer schone Smaragd hebben. | |
[pagina 1038]
| |
Andere SMARAGD.Neem een pond Ferrette, twe ponden en een half koper van drie brandsels: doe gelyk hier boven is gezegd; en twe oncen Saffraan van Mars, een pond koper; en meng ’t alles onder een. Doe daar na dit mengsel by deze Ferret, na dat ze wel is gesmolten, en gy zult iet schoons maken: maar men moet, om niet te missen, een proef van deze stof nemen, om de kleur te houden, en ze op zyn pas te brengen, vermeerderende de Ferret, of met twe poejers koper, en Krokus, gelyk gy ’t nodig oordeelt. | |
SMARAGD die dieper gekleurd is.Neem bereidde Kristal een once, Meni zes oncen en een halve; meng by elke once dezer stof, tien greinen Kristal van Spaansgroen, ’t geen in ’t geheel zal belopen vyf en seventig greinen, en tien greinen Krokus van Mars; stamp en meng alles wel ondereen, en doe ’t in een goede kroes, die een goede duim ledig moet blyven; en gedekt moet wezen met zyn dekzel. Doe de stof koken gelyk hier boven ls gezegd, en gy zult uw mengsel wat meer naar de kouleur van schone Oosterse Esmeraud zien zwemen; welke gy zult laten snyden en te werk stellen. Let wel. Deze stof moet langer koken, dan de hier boven beschreven, om’er alle onvolmaaktheid van weg te nemen, als gemeenlyk de Meni in heeft. Uwe deeg zal teerder wezen dan de eerste, om dat’er meer onder is: maar de kleur is aangenamer. | |
Andere ESMERAUD.Neem bereidde Cristal twe oncen. Meni zes oncen, stoot het wel met malkander, en vereent ze met tien greinen, voor elke once, Kristal van Spaans groen; welke met malkander trachtig greinen zullen uitmaken; doe het met malkander in een kroes, dek ze met haar deksel, en luteerze wel, en gy zult de stof laten koken gelyk gezegd is. | |
Andere ESMERAUD.Neem Spaans groen een neut grootte, stoot ze, en doet ze op twaalf oncen van den bovengezegde Poejers; zift die drie Poejers met malkanderen, en doet ze in een Kroes, welke niet meer dan half vol moet zyn; dek ze, luteer ze, en geef ze aan een Pottebakker, en laat ze koken met de Potten, en als zy is gekookt, ’t geen binnen drie dagen zal gedaan wezen, breek dan de Kroes, en gy zult uwen koek van Smaragd vinden. | |
Andere ESMERAUD.Stampt Spaans groen, een weinig meer, dan een Erret grote, doe’er een weinig gedestilleerd Spaansgroen, en een drup Terebentyn by. Stoot het gelyk de bovengezegde Lak, en gy zult’er de bovengemelde Kristal van onderen mede kleur geven. | |
GIROZOLE.Nem vyftien ponden van de bovengezegde stof, doe ze veertig dagen koken, ga voort als te voren, doe’er daarna een dragme bereid Goud by, en zo veel Meni. meng alles wel met de stof en laat het dertien dagen koken. | |
OOSTERSE GRANAAT.Neem bereidde Kristal twe oncen, stoot het met drie grein, op elke once Maganeze, en maar drie greinen Saffer, ook bereid en gekookt, als gezegd is, en gy zult hebben een schone stof. | |
Andere hoger gekleurde GRANAAT.Neem bereide Kristal twe oncen, Meni vyf oncen en een halve, stoot en meng alles te samen, met drie greinen op elke once Maganize, berei alleen vier greine bereide Saffer, doe ze in een Kroes, die een goede duim ledig is, met een bekwaam dekzel, dat geluteerd is; doe de stof koken, gelyk is gezegd. | |
Andere GRANAAT, schooner dan de anderne.Neem bereide Kristal twe oncen, Meni zes oncen, bereid Maganize vier grein op de once, en alleen zes greinen bereide Saffer, stoot en vereent het alles wel in een Kroes, Luteer ze wel; gekookt zynde zal ’t u een zeer schone kleur van Grenaat geven. | |
HYACINTH (Oostindise)Neem een Kroes van de aarde, waar in men Glas smelt, die wyd is op den grond en vry dik, doe’er in een pond, of twe van ’t fynste Tin, zonder’er iet by te doen. Zet de Kroes in een Oven, en geef’er acht dagen lang groot vuur aan; het Tin blyve zo lang ten minste in ’t vuur. Neem daarna de Kroes van ’t vuur, breek ze, en gy zult schoen Oostindise Hyacinten vinden, die deurzichtig en hard zyn. Wat het overgebleven Tin belangt, gy kunt het gebruiken, als gy uwe Hyacinth uit de Kroes wilt halen. Draag wel zorg, dat’er gene aarde van de Kroes aan blyve zitten, noch iet van de onnutte vuilheden, die te overvloedig zullen wezen, in tegendeel de Hyacinth moet een zuivere Steen wezen; en bewaar ze ten gebruike. | |
Andere wys, om Steenen deur kunst te maken.Neem zeer zuivere Rotskristal, zet het op dekzels van aarde, dat niet gelooid zyn, laat ze in zeer grote hitte. Als het Kristal wel gloejend is, dooft het in koel water, en dat zesmaal aan malkander, dan zal ’t Kristal zeer bros zyn, en met de vingers kunnen aan stuk gevreven worden. Stamp het fyn, in een kopere Vyzel, en zift het, om daar van een onvoelbare Poejer te hebben; bewaar het zuiver in een Vat, ’t geen gy wel zult sluiten. | |
[pagina 1039]
| |
Neem van dit bereide Kristal, en gezuiverde Wynsteen, van elks evenveel; doe alles in een goede Kroes, en laat het in een Glasblazers Oven, daar zal ’t in smelten, ’t geen in een ander vuur niet ligt zoude geschieden. Gebruik dit Kristal voor alle Juweelen, gelyk de grond der zelve: want zy zullen gelukken en zeer hard worden. Let wel, dat men ’t Kristal lang in ’t vuur moet houden, te weten, twe maanden en langer; te meer, alzo’er ’t vuur de smerigheid van het Zout van Wynsteen wegneemt. Hoe het langer in ’t vuur zal wezen, hoe ’t zuiverder en harder zal zyn. Robynen. Stamp fyn Lak met die Olie gedurende meer dan drie uren; gy zult weten, of de kleur van Robyn al te hoog, of te helder is, zo gy met een Penceel daar een streek mede op Glas geeft. Uit die streek zult gy weten, of gy’er meer Olie moet bydoen, en ’t weder stampen, of dat de kleur in goede staat is. Zo ze is gelyk ’t behoort, zo laat het geen gy gestampt hebt in een witte Taffetas loopen, persende het sterk tussen de vingeren, en makende het een weinig warm, om ’t’er te doen beter deurloopen. Bewaar het geen’er deur is geloopen in een Fles, en laat het vier en twintig uren staan. Om het te gebruiken laat het Kristal van onder een weinig hol snyden, en laat het door den Goudsmit aan de Kas vast zetten, en zet het daarna met Spaans Lak vast aan een punt van een stok; besmeer met deze rode kleur, alleen het onderste, ’t geen in de kas komt; en van ondere geverwd zynde en gedroogd in de schaduwe, geef het aan de Goudsmit, om ze in de klaargemaakte kas te zetten, leggende daar een foelisel onder, dat de Steen niet raken mag. Neem acht vierendeelloods rode Jaspis van Duitsland, twe vierendeelloods bereidde Kristal, vier en twintig grein Meni. Maak alles tot een fyne Poejer, die gy in een wel geluteerde Kroes zult steken, en welke gy zes, of zeven uren, zult laten koken. Anders. Neem een pond Kristal, of bereide Keisteen, en doe’er een vierde Ons Drakenbloed in. Laat de stof twe dagen, of daar ontrent smelten, als zy’er schoon en glinsterend schynt, haal uwe Kroes weg en laat ze koud worden, om ze te gebruiken. | |
Hoe men de Safier in Diamant verandert.Begraaf de Safier in Hamerslag, in een Kroes; zet ze in ’t vuur, doende het vylzel gloejend worden, zonder dat het nog smelt. Deze bereiding maakt de Saffier blank. Neem dan Poejer van wit Amaljeerzel, of gy zult de Saffier besmeren met spog, ter dikte van een gouden Lowys. Als deze koek droog is, neem weder Amaljeerzel in Poejer, en vylzel van Yzer, meng het in een Kroes als boven. Neem Zout Ammoniac, vier oncen; laat ze in Loog smelten, welke met de Wortel van Riet is gemaakt, laat het deurlekken, en uitdampen, neemt ’t Zout dat’er overblyft. Neem Roomse Vitriool vier oncen, laat’er de flegma, of het water afdampen, dat is, doet ze in een kroes over ’t vuur, tot dat ze niet meer rookt. Zo zy nog rookt, is zy nog niet genoeg gedeflegmeerd. Neem Sublimaat een once, Spaansgroen twe oncen; men droge het in een aarde pan over een heete as; keere het zachtjes om met een Spatel; levende Zwavel twe oncen; alles tot poejer zynde gemaakt, meng het te samen. Neem daar na het ☽ en ☉ onder een gesmolten, daar na in plaatjes van de grootte van een schub gemaakt. Doe het in een kroes, makende 888; beginnende en eindigende met poejer. Neem daar na een andere kroes, die in die kroes kan, daar uwe stof in is, met een sterk smeersel bestreken daar ze samen komen. Men moet ook besmeren van onderen na buiten toe. Stook’er daar na een vuur, den tyd van zes uren onder, zo dat men de kroes de twe eerste uren aan de hand kan verdragen; zet dan de heete eerst voort, en bedek daar uwe kroes mede, tot dat ze twe vingeren breed op de anderen staat; makende daar een vlakte daar gy uwe kool op zult leggen. Gy moet dit driemaal herhalen, op dat het zyne volkomenheid kryge. Neem een pond Zwavel, ♓ gemene drie ponden; stoot het alles wel, doe het in een grote aarden ongelooide pot, die gedekt is met een zeer klein luchtgaatje in ’t midden, op zacht vuur vier, uren lang. Meng daarna met het geheel, driemaal zo veel gestootten Zout, dat is negen ponden, en gy zult doen als boven; Doe’er driemaal zo veel by, dat is zeven en twintig ponden; en gy zult als boven doen, was daar na ’t alles af met water, tot dat het niet meer zout is. Laat het daar na stil staan, en giet het af, en daar zal een Smeersel blyven, dat een Noten kleur heeft, het welk het verwsel vast maakt, en de ☽. doet inkrimpen. | |
Andere manier om edel Gesteente na te maken; Kalenatie en bereiding van de Keijen met Menie en Lood.Neem van de glinsterenste witte Keijen, welke gy kunt vinden, laat ze in ’t vuur gloejend worden, doof ze in goede Wynazyn uit, herhaal dit uitdooven, tot dat het zich begint in schubben op te heffen. Doe ze dan in een Mortier en stampze met een yzere stamper tot een zeer fyne poejer, en laat daar na uwe poejer door een fyne Zeef loopen. Neem drie oncen, of, gelyk anderen willen, een once van deze welgezifte keijen, negen oncen Meni van Lood, van alle deszelfs vuiligheden gereinigd. Deze poejers dus, naar malkander gemaakt, kunnen voor alle steenen tot stof dienen. | |
Andere manier om deur kunst fyn Gesteente te maken.Men maakt ook door deze kunst, edel Gesteente. Men maakt de Kristal, of ander steen van | |
[pagina 1040]
| |
de levenste stof op een warme as, en ze een goede gedaante, of een vierkante, of ene andere gegeven hebbende, die men wil, moet men het verwsel verminderen. En zo men een Esmeraud hebben wil, of met Spaansgroen een kleur geven; zo het een Rubyn is, met Cinnaber van Brazil; zo het Safier is, met Azur; zo men een Chrysoliet wil hebben, die een ware Topaas is, met Orpiment die met goud gemengd is; en om het glinsteren niet te verdonkeren, moet men Ei, tranen van Mastik, of Gom byeenvoegen; daar na zullen de Steenen hier en daar verspreit, op een plaatje op klein vuur gelegd, samen, kleven als of ze gelymd waren; en maken zich zo wel tot ene steen, dat ze niet van een kunnen. En zo ze by ongeluk te rood worden, doe’er water by: maar zo ze te flaau zyn, doe’er verw by: want dit zal zeer dienstig tot den opschik wezen, en tot verfrajing. Onder de steen maakt men een vierkant blaadje vast, en zoze, na dat de steen in de Ring is gezet, aan de hoeken, of einden, die de kas zullen maken, niet fraai gekleurd zyn, zal men ontdekken, dat ze vals zyn, en vele zullen’er het Smeersel van kennen; en door de verscheiden kleur van deze konst, zal de kleur van deze steen veel verschillen. | |
SAFIER.Neem vyftien ponden stof, doe daar in een pond Maganise, met een van Saute een halfpond gestampte Ceruis. Als alles door een Temis is gezift, en met den andere gemengd, doe het veertig dagen koken, en ga voort, gelyk is gezegd. | |
Hoe men Goud tot Kalk brandt en bereidt.Neem zuiver Goud aan plaatjes; doe het smelten in een zeer goed Konings-water, doe’er daar na drup voor drup Olie van Wynsteen in, en laat het na den grond zinken. Giet uw Ontbindsel af in enen pot, eu giet op de Kalk van Goud wat warm Welwater; roer alles met malkander, laat het bezinken, en giet’er het water af; laat daar na uwe Kalk op een los papier drogen in de zon, en draag zorge, dat’er geen vuur by kome: want het zoude opvliegen, en een slag geve als een Kanon; en als het droog zal wezen, doe het op Marmer, zo’er een once Kalk is, moet men’er een once Zout van Wynsteen bydoen, een dragma bereidde Kamfer, twe dragma bereidde Menie, alles onder een gestooten, en sluit het weg tot dat gy ’t van nooden hebt. | |
Andere manier om Steenen deur kunst te maken.Doe Alkalynzout in gemeen water smelten, lek dan dat water deur een Vilt, en doe ze uitdampen, om’er Zout van te halen. Gy zult ’t zelfde driemalen herhalen; waar na gy uw Zout zult stampen. Gy zult ook het schoonste Kristal, ’t geen gy vinden kunt, tot een fyn Poejer stampen. Hebbende het daarna deur een Apotekers Zeef gezift, zult gy’er twe oncen en een halve van nemen, twe oncen bereid Alkaliezout, en een once Spaans groen, dat in Wynazyn te voren is geweekt, en daarna deurgezegen. Gy zult alles met malkander mengen, en in een kleine aarden Pot doen, welke gy met zyn dekzel zult dekken, waar van gy de samenvoegzelen wel zult toesmeren, om te beletten dat’er de lucht niet by kan komen. Gy zult het Smeerzel enige dagen laten drogen, en als ’t wel droog is, zult gy de Pot in een Pottebakkers Oven zenden, en ze daar vyf en twintig uren inlaten. Daarna zult gy de stof weghalen, die uw een grote menigte schoone Smaragden zal geven. Zo gy andere Steenen wilt, in de plaats van Spaans groen, zult gy’er de kleur in doen, die daar toe goed is, by voorbeeld, voor de Saffiren, zult gy Lapis Lazuli nemen, voor de Robyn Cinnaber, en Koraal voor Hyacinthen. | |
Hoe men op ene andere wys Saffieren maakt.Neem twe oncen bereide Kristal, een once Borax, acht greinen Ultramaryn, twaalf grein Maganise, of gestootte Zeilsteen; doe alles in een Kroes, en leg’er een sterk dekzel over heen, en smeer het wel toe met smeerzel. Als het smeerzel droog is, steek uwe Kroes in een Pottebakkers Oven, en laat het daar anderhalve, of twe uren op zyn meeste in. Als gy’er uwe Kroes zult hebben uitgehaald, zult gy de stof laten koud worden, en de Kroes aan stuk breken om ’t’er uit te halen. Let wel, dat de Glasblazers met de as van Souda, of Alkali, het Kristal maken, ’t geen ze Salikot noemen. De Krokus van Mars wordt op deze wys gemaakt. Neem zuiver Staalvylsel. Laat het trekken met overgehaalde Azyn, daar ge een weinig zout Ammoniak in zult hebben laten smelten. Doe daarna het Vylsel drogen, en herhaal het bevochtigen en drogen, een reis vyf, of zesmaal. Dit gedaan zynde, doe uw Vylsel in een keiaarden pot, die niet verglaasd is; maar ’t water stuit af en de Crocus Martis zal’er, binnen een dag, of twe, in een zeer rood en licht schuim, op komen. Dit moet men elken dag vergaderen, op dat het, door de kracht van vuur niet worde verloren, of dat ze van rood niet zwart worden, ’t geen men vermyden moet. Andere Hyacint. Neem twe oncen bereide Kristal, een once Borax, vier, of vyf greinen Saffraan van Mars, en zo veel Maganise, en ga voort gelyk in ’t laatste Artikel van de Saffiren is gezegd. | |
ESMERAUDEN.Om volmaakt schone Esmerauden te maken.Neem Rotskristal tot kalk gebrand, en op een steen van Kristal gevreven, met een steen, die ook van Kristal is, en gemaakt tot een ontastbaar poejer. Meng het met zo veel zout van rode Wynsteen, die fyn is gestampt. Doe daar sestig greinen | |
[pagina 1041]
| |
rood Koper by in dunne plaatjes, en vyftien grein Zilver ook in plaatjes. Men moet deze twe stoffen ook stooten. Meng ’t alles wel met malkander, en doe het in een Kroes, welke gy zorg zult dragen wel te dekken, en netjes toe te smeren. Als daarna ’t smeerzel droog is, zult gy de Kroes op het vuur zetten, dat gy zachtjes en gematigd, den tyd van zes, of zeven dagen onderhouden zult, en daarna vermeerderen, tot dat de Kroes gloejend schynt. Daarna zult gy ze over een groot Glazeblazers vuur zetten, en ze daar in den tyd van een maad zonder ophouden houwen. Daarna zult gy ’t vuur laten uitgaan, en de Kroes van zich zelven laten koud worden. Men sluit ten dien einde alle de gaten en scheuren van het Fornuis toe. Als gy’er uwe Kroes uit zult gehaald hebben, zult gy ze breken en ene stof vinden, die u Esmerauden zo hard en zwaar zal geven, en zo glinsterend, als oprechte. Let wel, dat het schoonste mengsel voor steenen door kunst gemaakt, toegesteld wordt, met Kristallen keijen, of Boheemse Topazen; want zo men ’t met Glas en Lood maakt, zyn’er de steenen teeder en dover van. De Keijen en Topazen laten zich tot kalk maken, als Kristal. Daar na doet men’er kleur by die men wil, gelyk we reeds hebben aangetekend. Het Ammoniakzout en ’t Zilver geven kleur aan de Safieren; gelyk de Saffer, of Lazuursteen. Het Spaansgroen en de Meni geven kleur aan de Esmarauden; de Meni en de Ceruis aan de Chrysoliten. De Ceruis en de Saffraan van Mars aan de Hyacynthen. Om een Esmaraud te maken, doe’er evenveel Spaansgroen in, als Hamerslag, dat wel gebrand is, dat is, van elks twe grein. CRYSOLIET (schone.) Men moet by de gesmolten Kristal zesmaal zo veel Yzer-hamerslag doen, en geven’er een sterk vuur aan, den tyd van driemaal vierentwintig uren; en als gy uwe Kroes van ’t vuur gehaald hebt, laat de stof koud worden, zy zal u zeer schone Chrysoliten geven. TOPAAS. Voor een Topaas moet men nemen zes grein Crokus Martis. DIAMANT. Voor een Diamant zes grein Senese. | |
Andere zeer schone Diamant.Neem ontastbaar poejer van Keijen zes deelen, Zout van Wynsteen fyn gestooten vier deelen, zeven deelen Zout van Souda. Meng deze Poejers onder een, en ze in een Glasblazers aarden kroes gedaan hebbende, laat ze in een Glasblazers vuur langentyd smelten, want hoe’er deze stof langer in blyft, hoe ze frajer en schoonder zal worden. | |
Geheim om Diamanten met witte Saffiren te maken.Neem Saffiren van een schoone witte kleur, steekze in een kroes in ’t vuur, met Vylzel van Yzer. Als gy ziet, dat ze byna gans gloejend is, en gereed om te smelten, zult gy’er uwe Saffieren in doen, en latenze daar niet lang in. Hebbende’er daar na uwe Saffiren uitgehaald, zult gy zien of ze al glans genoeg gekregen hebben; zo niet, zult gy ze nog eens begraven in het Vylzel; ’t geen gy menigmalen doen zult, tot dat gy ziet, dat uwe Saffiren een fraje kleur gekregen hebben. Daar na zult gy ze’er uithalen, om ze te zetten en te kleuren, ’t geen op deze wys geschiedt. Maak Kaarszwart met wat olie van Mastik tot een deeg, en doe van dit mengsel onder een Diamant, in de kas van uw Juweel. | |
Andere manier om Diamant met de witte Saffier te maken.Neem wit Amaljeersel fyn gestoten met zo veel Yzervylsel, en meng alles onder een. Neem ook een weinig ander wit Amaljeersel, maak’er met uwe spog een deeg van, en doe uwe witte Saffier in dien deeg. Laat het daar na gans in den Oven drogen. En ze’er uitgehaald hebbende, maak ze vast aan ’t eind van een zeer dun Yzerdraat, dat lang genoeg is om ze’er uit te kunnen halen, als het nodig is. Hebbende ze naderhand in dit mengsel van Vylsel in Amaljeersel begraven, zult gy de kroes in ’t vuur steken, en laten ze daar in tot dat het Vylsel gereed is om te smelten. Vervolgens moet gy’er uwe steen uit halen; en heeftze geen kleurs genoeg ontvangen, moet gy ze’er voor een twede reis in steken. Deze manier is zeer goed. | |
Om Diamanten met de Jargons te maken.Doe in een kroes zo veel Vylsel, dat fyn is, en gezift deur een fyne Apotekers Zift, en Poejer van kolen van wit hout. Steek uwe Jargons in dit Mengsel, geef’er daar na uw klein vuur aan, en vermeerder het allengskens tot dat uwe Jargons gloejen. Houdt ze enigen tyd gloejend. Laat het vuur daar na allengskens uit gaan, op die wys als gy ze heet gestookt hebt. Als de Kroes is koud geworden, haal’er uwe Jargons uit, en gy zult haar een waterkleur geven, gelyk de Diamant, welke gy in even zo veel kolen van wit hout aan Poejer zult steken, en van Meni, of welgestampte Looderts. Gy zult de Kroes op het vuur zetten, ’t welke gy zorg zult dragen van het wel te vermeerderen, en het allengskens te laten uitgaan, gelyk wy komen aan te tekenen. | |
Om Krystal hard te maken, en het een luister van Diamant te geven.Neem Gerste-meel, door een grove Zeef gezift, kneed ze met Peterolie, en maak’er een harde Deeg van. Sny deze Deeg door midden; leg uwe Kristallen op de onderste, zo, datze malkander niet raken, dekze met de andere helft toe. Dek daar na dien Deeg met goede klei, en doe ze bakken in een Smeltvuur den tyd van | |
[pagina 1042]
| |
vier, of vyf uren, komende daar allengskens toe, en vermeerderende het vuur van twe tot twe uren. Men gebruikt de zelfde manier van doen, om aan de Saffiren van Alencon glans te geven, en om ze zo hard te maken, dat ze gemaklyk Glas kunnen snyden. Anders. Stamp een pond nieuwe levende Kalk zeer fyn, en zo veel van een Zeilsteen, doe’er een halfpond levende Zwavel, desgelyks gestooten, by. Alles wel onder een gemengd zynde, leg het op een laag op den grond der kroes, en daar na een laag van gesneden Kristal, gaande dus laag om laag voort, eindig met een laag van gezegde Poejer. Steek die kroes in een Glasblazers Oven, en laatze daar driemaal vier en twintig uren in. Gy zult’er schone steenen uit halen, die zeer wel naar de hoogstgeachte Diamanten gelyken. | |
Om alle Gesteenten deur kunst gemaakt, hard te maken.Neem tot kalkgebrande en welgestampte Kalamint; doe ze in een vogtige plaats tot datze is gesmolten, en in water veranderd. Gebruik dit water, om een deeg met raauwe Vitriool te maken, zonder ze te gloejen. Doe uwen zagten deeg in een Kromhals, en maak van ’t water, dat daar van zal komen een harde deeg met het Meel van Gerst, steek uw gesteente in dien deeg, en zet ze in den Oven met het brood, en haalze’er uit op den zelfden tyd, als men’er ’t brood uit haalt. Zo gy vindt dat uwe Steenen niet hard genoeg zyn, zult gy ze wederom op de zelfde wyze in den Oven zetten. | |
Om ’t Kristal zagt te maken.Doe uw Kristal in ’t vuur wel gloejend worden, en als ’t wel gloejend is, doof het in Schapen en Lammeren bloed uit. | |
Om Kristal en Staal week te maken.Neem een loog gemaakt van levende Kalk en Weedas. Maak deze loog sterk, met ze negen, of tienmaal te gieten op de nieuwe Kalkpoejer, en Weedas elken reis. Gebruik. Men moet het Kristal, of Staal in deze loog vier en twintig uren laten; zo het nog niet zagt genoeg is, laat het’er nog een tyd lang in leggen, tot dat het zy gelyk gy wenst. | |
Om Kristal en gekleurde Steenen zagt te maken.Neem Ganze en Bokke bloed in de maand van Augustus, laat het drogen, tot dat het hard zy. Gebruik. Als gy dat bloed wilt gebruiken, zult gy zo veel van ’t ene als ’t andere nemen; en ’t alles tot een Poejer hebbende gemaakt, zult gy’er een sterke loog van Weedas opgieten. Hebbende het daarna alles in een pot gedaan om het onder een te mengen, doe’er ontrent een valve pint van de sterkste Wynazyn by. Gooi’er daarna uwe Kristal, of Steenen in, en gy zult de vogt een weinig laten heet worden. Door dit middel zullen ze zagt worden, en zult gy ze gemaklyk kunnen snyden, of ze een gedaante geven. Dit geheim is goed om niet alleen Steenen deur kunst zagt te maken, maar ook de natuurlyke fyne Steenen. | |
Om in korten tyd de Steenen hard te maken, die men heeft zagt gemaakt.Men moet ze alleen in koud water gojen. Zy zullen in minder dan anderhalf uur hard worden. Om ze den glans en de luister te geven, die ze te voren hadden, moet men ze op een Tafel van lood Polysten die wel glad is, en daar gy de poejer van Antimoni op zult hebben gestrooid. | |
Om Diamanten wit te maken.Gy zult een yzere plaat heet maken. Daar na uwe olie daar hebbende op gedaan, zult gy’er op smeren van uw glas in poejer, en doen op deze poejer geglommen kolen. Zo de Steen zyne luister niet verliest, als men ze by de kolen brengt; Is ’t een bewys dat ze fyn is. Zo ze in tegendeel haren luister verliest, is ’t een bewys, datze vals zy. | |
Ander veel gemaklyker geheim.Maakt uwe steen heet, vryvende ze met een stuk Lake; vryfze daar na tegen een stuk Lood, zo’er op de Steen enige indruk blyft, is ’t een teken, dat hy vals zy. | |
Om op Kunst-steenen de graveersels te drukken, die op de oprechte Steenen zyn.Stoot de Tripel tot een ontastbaar poejer, en kneedse men een weinig water, maakt’er een zachte deeg van, die de dikte van verw heeft, waar mede men schildert. Gy zult een weinig van dit beslag in een klein vierkant van wit Yzer doen, dat van alle kanten randen heeft, en het’er wel styf in geperst hebbende, en de oppervlakte effen gemaakt, zult gy’er de fyne Steen, die gy af wilt drukken, op leggen, als het begint te drogen; en ze’er behendig afgenomen hebbende, zult gy uw beslag laten drogen. Als het wel droog en hard is, zult gy’er uwen Konst-steen opleggen, die gy wilt graveren; welke ondersteld wordt, dat gy tevoren tot kalk verbrand hebt, en tot poejer gemaakt. Daar na blaast men de vlam van een kaars op die poejer, met een klein yzer, of koper buisje, om ze ten enemaal op de plaats van ’t afdruksel te smelten. Daar na drukt men op die gesmolten stof een klein yzer Spateltje, dat ontrent zo groot als ’t afdruksel is, op dat’er het teken te beter in sta. Hebbende daar na uw stuk laten koud worden, zal ’t hard zyn, en ’t afdruksel ontvangen hebben; neem het dan af, om ’t te laten zetten, of te gebruiken gelyk gy wilt. Men moet aanmerken, dat het beter zy de Tripel te bakken, na dat ze heeft dit afdrukzel ont- | |
[pagina 1043]
| |
fangen. Om daar met wisheid in te gelukken, en te beletten, dat de kolen van het Fornuis, het werk niet bederven, noch veranderen, moeten de Tripels onder een kleine Ove van blank yzer worden gestoken, en als het wel is gebakken, legt men de smeltbare stof daar op, en men legt ze weder in ’t Fornuis onder den boog van blank yzer, om ze te laten smelten. Gesmolten zynde, duwt men daar op met en Spatel; men laat het daar na koud worden; en neemt het’er uit, gelyk te voren is gezegd. | |
Gesneden steenen; om op Glas te snyden. Zie glas.Bereiding van Sandarach.Neem een once Olie van Aspik; twe oncen Sandarach van zyne onreinheden gezuiverd en gestampt. Doe deze poejer van Sandarach in een fles, daar Spykolie in is. Doe het koken, op zand, dat noch te koud, noch te heet is. Doe uwe Fles open, en vulze met zand. Laat die Olie langer dan een uur koken, tot datze rosser wordt. Dan zal ze gekookt zyn. Laatze een gantsen dag stil staan zonder ze te gebruiken.
steen (dryf), Puimsteen; Deszelfs bereiding. Laat zo veel Puimsteen gloejend worden, als u goeddunkt, doof ze naderhand in Koejemelk uit. Zy zal zo teer worden, dat gy ze op een Porfiersteen kunt aanstuk vryven, tot een fyne poejer brengen, en ze tot kleine koekjes bakken. Zy is bekwaam om den Buikloop te doen ophouden, het zuur uit de Maag weg te nemen, en de Tanden wit te maken.
steen (Kalamint); Deszelfs bereiding. Zie tuthia.
steen om Steen te ontbinden. Zie geest.
steen van Lood. Om het te maken, neem vyftien ponden gekalcineerd Lood, vyftien ponden Ferret van Kristal, wel onder een gemengd, laat het in een aarde Glasblazers pot smelten, en den tyd van tien uren in ’t vuur. Als alles gesmolten is, zo werpt deze stof in koud water; neem wel in acht dat dikmaal op den grond der vaten blyven deelen van Lood, welke men naaukeurig moet wegnemen: want als men ze liet, zouden ze uwe pot doen smelten. Let daar ook op onder uwe stof; werpze in uw water, en gy zult daar greinen Lood in vinden, welke gy ook weg zult nemen. Dit gedaan zynde, giet de stof weder in de pot op ’t vuur, gelyk te voren, zy zal op zyn meest in tien uren wezen, gelyk ’t behoort. | |
Om Glas van Lood tot zeer schoone Esmerauden te kleuren.Neem Glas van Lood, doe als boven, als het gesmolten is, daar zes Ons koper van drie brandsels by, en een denier Crocus Martis, wel met den ander vereend. Maar men moet het tot drie byzondere reizen in de pot doen, op ’t glas van Lood, roerende ’t glas zo wel onder, en latende den tyd van een Geloof, tussen ’t een en ’t ander inwerpen. Daar na moet men ’t een uur laten staan, daar na zult gy het onderste boven roeren en’er een proef uit halen, om te zien of de kleur zy, gelyk het behoort. Zo ze nog niet is naar behooren, zult gy’er nog wat van die poejer van koper, en de Crocus Martis op gojen. Zo het op zyn teken was, moest men het glas den tyd van acht uren laten vereenen. Gy zult’er schone en zeldzame Medaljes van makeu. Let wel, dat, zo men by een pot van die grootte als boven, buiten het gewigt van de poejer van het koper van Crocus, op ’t eind nog by doet een weinig van de Dodekop van de geest van Vitriool, van koper; dit een groen zal maken, van wonderbare Esmeraud. | |
Om Glas van Lood in Goudkleur te maken.Neem zestien ponden Lood tot kalk gebrand, zestien oncen Kristal, stoot het en zift het met malkander door een fyne Zeef, doe by die stof zes oncen koper van drie brandzels, twe denyers Crocus Martis; Meng alles zeer wel ondereen, en laat alles in een Pan op matig vuur koken, en laat het ook twaalf uren gesmolten staan, gooi het daarna in gemeen water, schei’er het lood af, dat’er nog weder is afgekomen; doet de in water geworpene stof nog eens in de pot, en laat ze gesmolten den tyd van twaalf uren staan; neem’er daar na een proef van; en als het wel is omgeroerd, en de stof te groen is, zult gy’er wat Crocus Martis in doen, om dat dit het groen wegneemt, en dus zal de stof een schone goudkleur aannemen, welke gy gebruiken zult om Vaten en Medallies te maken.
steen. (Figuur) is in ’t Frans Camayeu. Dit is een soort van kleine steen, waar in men door een spel der natuur verscheiden beelden vindt van Steden, Landen, Hoofden van Menschen en andere zaken, die de konst schynen na te apen.
steenbreek saxifraga. Zie Hubners Kunstwoordenboek, op dit woord; alwaar men de Beschryving, Soorten en Krachten vindt.
steengroef is een Plaats in Bergen, of Klippen, waar uit men de Steen haalt om te bouwen.
steenig, noemt men Peren, of Vruchten die, en wel meest ontrent het klokhuis, hardigheden als steentjes hebben. Dus zegt men van de gros Musce, datze te steenig is, en van de Amodotte, St. Germain, en Bon Chretien d’Hiver, als ze klein en niet wel gegroeid is, dat zy stenig zyn.
steenlossen. Zie scheuren,
steen-klaver. Zie meliloot.
steen-uil. Is een asgraauwe Vogel die men tegen ’t opkomen en ondergaan der Zonne, | |
[pagina 1044]
| |
’s morgens en ’s avonds ziet. Hy bemint eenzame plaatzen, ziet beter in den donker van de nacht, dan by dag. Hy eet Muizen, Hagedissen, Kikvorsen, ongediert. Hy brengt zyn Nest in holle Boomen, en gaten van Muren. De Steen-uil is een voorbeeld van wysheid, en van luiden die zich op wetenschappen toeleggen. Hierom hebbenze de Ouden Minerve toegewyd.
stekende palm. Zie muisdoorn in Hubners Kunstwoordenboek.
stekende winden. Zie lisbloem.
stelkunst, algebra. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
stem, is een geluid, door de keel van een dier, en de beweging der lucht, op zekere wys gemaakt. De stem dient den Mensen om malkander hunne gedachten mede te deelen. Zy maken door de beweging der Tong, der Tanden en der Lippen de woorden, die gevoelens te kennen geven. Men heeft Vogels, die men kan leeren woorden uiten. Maar men heeft nog geen middel gevonden om hen hunne gevoelens te doen uiten. Het geschreeu, ’t geen ze maken, is hun natuurlyk. ’t Gebeurt somwyl, dat men de stem verliest, of door schreeuwen, te hard spreken, of enig ander toeval. | |
Remedie voor’t verlies der stem.I. Neem drie dagen aan een, een dragma Kreeften-ogen. II. Gebruik den Balsem Sulfuris. III. Een afziedsel van Veronica; dit van tyd tot tyd genomen, doet de stem wederom komen. IV. De schoonste van alle remedien, is het afziedzel van Aretimon met Razynen. V. Doe een handvol gepelde Gerst in een pint water, tot op drie Mutsjes koken. Doe een Mutsje van dit afziedsel door den zieken innemen, met een lepel Violenstroop, een lepel vol Wyn, en drie, of vier druppen Olie van Zwavel onder een gemengd. | |
Om een heldere stem te maken.Stoot de bladen van de Wilde Fleer, na datze gedroogd zyn in de Zon, en neem’er alle morgen een dragme van met witte Wyn.
stem. Is een woord, dat in gebruik is om toestemming, of de gedagten door de stem in ene Vergadering gegeven, te kennen te geven. ’t Voorzittend Lid vergadert die stemmen, en de meerderheid van stemmen besluit. Men moet aanmerken, dat in Regtsgedingen over halsmisdaden, de besluitende stemmen tot het zachtste overhellen, zo het strengste gevoelen niet boven ene stem meerder heeft. De stemmen der Leden ener Vergadering, worden onderscheiden in Deliberativen, Consulativen, Activen, Passiven, enz. Als men zegt dat imand een Deliberative stem in de Vergadering heeft, wil men zeggen, dat hy recht heeft om zyne gedagten te zeggen, en in overweging te brengen. Zegt men dat imant een Active stem heeft, wil men dat hy een stem met der daad geeft, om imant te verkiezen. Ene Passive stem wil zeggen, dat imand kan verkoren worden, als de meerderheid van stemmen op hem valt, Zo dat een Active en Passive stem in enen kan vallen, dat is, dat hy zyne stem tot het verkiezen van een anderen kan geven, en dat hy de stem van andere, tot zyn eigen verkiezing kan krygen. Men heeft nog een stem, welke men Consultatief noemt; Wanneer imand, Redenen en Vertooningen kan doen, waar over ’t Hoofd alleen besluit neemt. Dit recht eist de Paus van de Kardinalen, en de Kancellier van de Raden van Staat. Dit betekent het in ’t Publike en Politike Recht, en ’t Recht der Volkeren.
sterrekunde, of Sterreloopkunde, Astronomia in ’t Latyn en Frans, is ene wiskundige wetenschap, om de Sterren te onderscheiden, te kennen, en om derzelver beweging en afstant waar te nemen. Daar zyn Sterren, die van haar zelven schynzel en licht geven, en vast hieten, om dat ze altoos even ver van elkanderen blyven. Daar zyn ook andere, die niet van haar zelve schynen, en nader, of verder van elkanderen komen, waarom ze Dwaalsterren, in ’t Greix en Latyn Planeten genaamd worden. De Zon wordt doorgaans onder de Dwaalsterren geplaatst, dewyl ze ons daaglyks zo voorkomt, schoon ze veel waarschynlyker een vaste Ster is, om den welken zich de aarde omwentelt. Men heeft wyders waargenomen, dat de Dwaalsterren met haar drajen om de Aarde kringen beschreven, die, al hoewel ze zeer onregelmatig schynen, echter zekere Palen niet te buiten gaan; de brede streep, die de voorsz. kringen insluit, hiet de Driekring, anders Zodiacus. De Sterrekundigen verdelen hem in twalf delen, of tekenen, waar van ider een gesternte en 30 graden begrypt, ’t welk altemaal best uit een Hemelkaart, of Hemelkloot kan getoont en verstaan worden. Zie hier de namen en merkletters dezer twaalf tekenen. | |
Lente Tekens.♈ De Ram, Aries. ♉ De Stier, Taurus. ♊ De Twelingen, Gemini. | |
Zomer Tekens.♋ De Kreeft, Cancer. ♌ De Leeu, Leo. ♍ De Maagd, Virgo. | |
Herfst Tekens.♎ De Weegschaal, Libra. ♏ De Skorpioen, Scorpius. ♐ De Schutter, Sagitarius. | |
[pagina 1045]
| |
Winter Tekens.♑ De Steenbok, Capricornus. ♒ De Waterman, Aquarius. ♓ De Vissen, Pisces. Men verdeelt ze naar de vier Jaargetyden, dewyl met het begin der Lente de Zon in het teken des Rams treed, en vervolgens de andere tekenen binnen een jaar, volgens de voorstaande order doorloopt. De Dwaalsterren hebben ook hunne namen en merktekenen, daar men ze door beteikent: ♄ Saturnus is de alderhoogste, en volbrengt zynen loop binnen den Dierkring, in 29 Jaren, 155 dagen, en 8 uren. ♃ Jupiter is wat lager, en volbrengt zynen loop in 11 Jaren, 113 dagen, 19 uren. ♂ Mars is tussen Zon en Jupiter. Hy doorloopt zynen Kring in den tyd van een Jaar, 321 dagen, dat byna twe Jaren zyn. ☉ De Zon brengt in haren jaarlyksen loop toe, 365 dagen, 5. uren, 49 min. ♀ Venus voltrekt haren loop om de Zon in achthalf maanden. Als ze opkomt voor der Zonnen opgank, hiet ze Lucifer, de Morgenstar; en komt ze op, aanstonts na der Zonne ondergank, dan hiet ze Vesperus, d’Avondstar, in ’t Frans étoile du berger, Herderstar, dewyl de Herders alsdan hunne Kudden na Stal dryven, gelyk Virgilius zegt: Ite domum Saturae, venit Hesperus, ite Capellae. Gaat na huis, verzadigde Geitjes, de Avondstar komt op. ☿ Mercurius volvoert zynen loop om de Zon, binnen drie maanden. ☾ De Mane omloopt de Aarde in 29 dagen, en een half. Enige van deze Dwaalstarren hebben’er nog andere by zig, die rondom hen loopen, gelyk de Maan om onze Aarde. De voornaamste Verduisteringen, of Eklipsen, geschieden ontrent de Zon en de Maan. De Zonne-duisternis gebeurt, als de Maan in haren gemeenen loop komt te staan recht tussen de Zon en de Aarde, zo dat ze de Zonnestralen opvangt, en belet tot op onze Aarde neer te dalen. En de Maanversduistering gebeurt, als de Aarde tussen de Zon en de Maan komende, den Mane het Zonnelicht beneemt. De Sterrekundigen hebben verscheide Gesterntens met hunne namen verzonnen, bestaande uit een zeker getal vaste Sterren, die de een, of andere Figuur schynen te maken, waar van men’er 48. telt, gelyk op de Hemelkloot te zien is.
sterrewaen, Sterrewichlary, of Sterrekracht-kunde, in ’t Latyn Astrologia Judiciaria, is een gissende wetenschap, lerende de kracht en invloejingen der Sterren, en toekomende dingen voorspellen uit den onderlingen stant, of aanschyn der Dwaalsterren. Dus beschryven ze hare Liefhebbers: dog ’t is heden een uitgemaakte zaak, dat het een bedriegelyke en gants ongegronde wetenschap is, hebbende niets, daar ze op steunt. Ook zal men nu schier geenen Sterrekundigen, of Wiskonstenaar, of Natuuronderzoeker vinden, die haar voorstaat, maar ze is overal zo goed als gebannen. De vermaarde hervormer JOH. CALVYN schreef’er in zynen tyd een byzonder Boekje tegen. Dog moet men haar van de echte en Wiskunstige Sterreloopkunde, van welke hier voren, wel onderscheiden. Onze Almanachmakers bedienen’er zig nog zo wat van, dewyl men tog gewoon is, by de gemene luiden, daar in na ’t Weer te zoeken, en zonder die gekkernyen zouden de Almanakken geen groten trek hebben, onder ’t gemeen en Boeren. Om echter den Lezer enig denkbeeld van deze onnutte Wetenschap (welken naam zy niet meer verdient dan Handkykery) te geven, en te tonen op wat zandige gronden ze gebouwd is, zullen wy’er iets van zeggen. Zy heeft van de Sterrekunde ontleent de verdeling van den Dierkring in twaalf tekens, en derzelver gedaante. Dog zy onderstelt nog andere onzekere beginselen: Dat het Voorjaar warm, vochtig en bloedryk is; de Zomer warm, droog en galachtig; de Herfst koud, droog en zwartgallig; de Winter koud, vochtig en waterachtig. Zy geven voor, dat de tekenen van den Ram, Leeu en Schutter, van de natuur des Vuurs, warm, droog, mannelyk, Oosters, en voor den dag zyn. De tekenen van den Stier, Maagd en Steenbok, van de natuur der Aarde, koud, droog, vrouwelyk, Middaags en voor den nacht. Die van Tweelingen, van de Waag en Waterman, hebben, naar hun zeggen, de natuur van de Lucht, en zyn mannelyk, Westers en voor den dag. Eindelyk die van den Kreeft, Scorpioen en Vissen, zouden van de natuur zyn van ’t Water, koud, vochtig, waterachtig, vrouwelyk, Noorts en voor den nacht. Rakende de Dwaalsterren, zo is Saturnus by hen droog, koud en aardachtig. Jupiter warm, vochtig, gematigd, luchtig, goedaardig en bloedryk. Mars warm, droog en boosaardig. De Zon warm, droog, goedaardig, en geeft het licht en ’t leven aan alle natuurlyke krachten. Venus is koud, vochtig, gematigd, goedaardig en waterachtig. De Maan koud, vochtig en waterig. Merkurius veranderlyk en onbestendig, aannemende de natuur en gemene gesteltheid der andere sterren, by dewelke hy naast staat, goed met de goeden, en kwaad met de kwaden, doende geen andere werking dan de kracht der andere Sterren vermeerderen. Op zulke en dergelyke gronden is deze Sterrewaan gebouwd, welker valsheid met goede gronden te wederleggen, onnodig is. Zie nu eens, | |
[pagina 1046]
| |
op wat wyze deze Meesters hunne voorzeggingen opmaken. | |
Voorbeelden der Voorzeggingen uit de Sterren.Saturnus met Jupiter samenkomende in de warme tekenen, veroorzaakt grote droogte, gedurende enige dagen voor en na die samenkomst; en in de vochtige tekenen gedurige overstromingen en watervloeden, dewyl ze dan lang by een blyven wegens hun langzame beweging. De Maan samenkomende met Saturnus, of tegen hem overstaande, of een vierde van een rond met hem uitmakende, in de vochtige tekenen, maakt een kouden en donkeren dag, volgens de natuur van dat teiken. En zo de Maan Saturnus verlatende in het zelve aanschyn komt met de Zon, volgt’er een grote en aanmerkelyke verandering in de lucht, vooral zo de bovenste Dwaalsterren tegen over deze twe staan, of om 90, of 60. graden daar van. Wat nu het weer aangaat, en ’t jaargetyde, dat kan men nog al door de vingeren zien, alzo’er toch geen kwaad in steekt: Maar deze Sterrekykers gaan verder, en willen ook het geluk en ongeluk der Menschen, hunnen aart, neiging, ziekten en sterfdag weten te zeggen, als ze den dag en uur van iemants geboorte weten. In oude tyden ging deze neuswyze en zondige kunst meer in zwang; en ’t gene haar in achting bracht, was aan de ene kant, dat men hun bedrog en valsche voorzeggingen schielyk vergat; en aan de andere, dat als het voorzeide, of by geval, of door GODES toelating gebeurde, zulks overal werd uitgetrompet; en waar het mogelyk, vereeuwigd. Men verhaalt dat Cardanus hebbende zynen sterfdag voorspelt, zich dood hongerde, en dus zichzelven om ’t leven bracht, om geen vals Sterrekundige te schynen.
sterrewiglary. Zie sterrewaan.
sterrewyzer. Zie Hubners Kunstwoordenboek op ASTROLABIUM.
steur is een Zeevis met krakebeen, die een spitze snoet zonder opening, een gat in de strot, een platten buik, een blaauachtige rug, heeft, en fyn en uitnemend van smaak is. Zy zwemt het zoete water door de Rivieren op. Men maakt ze op verscheiden wyzen gereed. | |
Steur aan’t Spit.Men moetze met Paling besteken, ze bedropen onder ’t braden met afziedsel van Erreten, half met Wynazyn, Zout, Peper, Uijen, en een stuk Boter. Gebraden zynde dist men ze heet op met het sap van het droopsel daar over, na dat men’er twe Ansjovissen in gedaan heeft. Men zet ook de Steur in een korst met Paling, of Spek gelardeerd. Zy is uitenemend, heet, of koud. | |
Steur aan Huspot met Knollen.Na dat ge uwe Steur in het nat hebt doen koken, of in water met Zout, Peper, Thym Uijen, en Nagelen, laat gy ze met Spek rood braden. Hebbende ze naderhand af laten druipen, werpt men ze in krachtig Vleesnat met Rapen toegemaakt. Men doet’er wat fyngehakte Ham in, en zet het heet op. | |
Steur op Sint Menchoud in den Vleestyd.Men doet ze aan grote mooten in witte Wyn en wat gesmolten Spek stoven, en als alles wel ges kruid is, geeft gy’er een matig vuut aan, op dat het zachtjes stove. Als het gestoofd is, doet men’er Reuzel op, en het roosteren; daar na dist men ’t droog op, of met Saus; gelyk de Staart van een Schaap. | |
Steur gesnerkt in Vleestyd.Hebbende de mooten Seur met Spek bestoken, moet men ze met wat Meel bestrooijen, en ze met gesmolten Spek kleur doen krygen, of in Reuzel. Daar na moet men ze in een Kasserol doen met goed Rundnat, fyne kruiden, Truffels, Campignons Sue, ris de veau, en in dat goed Vleesnat gekookt zynde, en’er ’t vet zynde afgenomen, dis het heet op met wat Verjuis.
stier is een Hoornbeest dat blaat, en ’t Mannetje van de Koe is. Als een Stier goed zal wezen moet hy sterk, wakker en vurig zyn. Wanneer het tyd zy om ze te laten springen. Zie ’t Artikel koe. Een Stier heeft rood, wreed vlees, dat minder voedzaam en gezond is, dan Ossen- of Koejenvlees. Men slaat zeer zelden, als voor gemene luiden, Stieren, voor dat ze gesneden zyn, en vet geweid. ’t Verse Stierenbloed gaat voor een vergif deur, om dat het in de Maag stolt.
De Stier is in de Sterrekunde een gestarnte op den Dierenkring. Zie TAURUS in Hubners Kunstwoordenboek, en boven Sterrekunde.
stoechas (Arabise) Beschryving. ’t Is een Plant die veel gelyk naar de Lavendel heeft, deszelfs bladen zyn dik, lang en wit. Zy schiet uit ene wortel verscheiden takken, die zo hard als hout zyn. De bloemen gelyken na de Thym. Zy komen aan kleine lange knoppen als aairen, die van een blaauwe kleur zyn. Plaats. Zie Hubners Kunstwoordenboek. Krachten. Zy is bitter en samentrekkend op de tong. Zy heeft de kracht van openen, zuiveren, versterken alle de deelen van ’t lighaam. Men geeft ze rang onder de tegengiften. Zy zet de Gal en Slym af, en zuivert en versterkt de hersenen. Zy is voor alle koude ziekten goed, en met de Zee-ajuins voor de Vallende-ziekte. ’t Afziedzel, de Siroop en ’t water daar van versterkt de hersenen en ’t geheuge, opent de verstoppingen van Lever en Long, doet braken, verandert veel, en geeft een grote hitte door ’t gantse lighaam.
stoel is in den Tuinbou een woord, waar mede men te kennen wil geven, dat een gewas aan een bundel groejende, duren blyft; en op zich | |
[pagina 1047]
| |
zelve staat. Zo groeit de Beet aan Stoelen; Zie ’t woord beet, daar ’t by misslag den naam van kaart heeft gekregen. Zo groejen de Artischokken en Andivie ook aan Stoelen. Zie artischokken.
stoetery is de plaats, daar men Hengsten en Merrien houdt om voort te telen. Men verstaat’er ook de Hengsten en Merrien deur, die de Stoetery uitmaken. ’t Is een volslagen noodzaaklykheid, een Stoetery te hebben, zo men, wil dat de Paarden worden voortgekweekt. De deugd daar van hangt ten deele van het goed ras en heet voedsel af, ’t geen ze krygen, als zy nog jong zyn. De schone Hengsten en Merrien brengen schone en goede Vullen voort, die zo altyd blyven naar dat ze wel worden gevoed. | |
De keus, die men van een goede Hengst moet maken.Die een goede Paardenstoetery wil maken, moet maken dat hy een goede Hengst heeft. Ik versta een Hengst bekwaam om Paarden voor de wagen te fokken, ’t geen ’t enigste is, dat ik my voorstel, willende van die Stoetery niet spreken, die gehouden wordt om Paarden van grote waarde te telen; als zynde dit een stuk, dat grote Heeren raakt. Ik zal dan zeggen, dat een Hengst, die naar wens voor een Stoetery is, waar van ik spreek, goed van haair moet zyn, en wel getekend, vurig en moedig. Men moet wel toezien, datze gene kwalen hebben, die men erflyk noemt. Want de Veulens, die’er van komen, zullen van die fouten ook behipt zyn. De Hengst behoort leerzaam te wezen, en zo als we gezegd hebben, dat een Paard moet zyn in alle deszelfs deelen. Hy moet voor zyn zes jaren niet springen: want als hy jonger is, bedriegt hy de Merrien. | |
Van de keus, die men van de Merrien moet maken.Wat de Merrien belangt, het haair is daar niet minder wezentlyk aan, als aan den Hengst. Men moet zorge dragen, dat zy welgemaakt zy, en byna van grootte, en talie van den Hengst. Zy moeten helder van opslag zyn; en wel getekend. Zy moeten drie jaren oud zyn; en kunnen tot de tien jaren toe besprongen worden, en gene Veulens voortbrengen, dan om de twe jaren, om weder tyd te hebben om lyf te krygen. | |
Hoe men den Hengst gereed maakt.Men moet den Hengst een maand, of twe voor dat men hem laat springen, goed Hooi geven en goede Haver, of Koornstroo. Men moet hem in dien tyd niet anders laten doen, dan hem alleen dagelyks een uur, of twe van ’t Stal halen. Men moet hem op zyn meest niet meer, dan twintig Paarden laten dekken. Zo men hem niet gans wil afmatten, of hen gevaar laten loopen van dampig te worden. Men moet hem zes jaren laten worden eer men hem dat laat doen, en hy kan ’t niet, dan tot zyne vyftien jaren uithouden. | |
Van den tyd wanneer men de Merrien moet laten dekken.De maand Mei is de gewone tyd, wanneer men de Paarden laat dekken, op dat de Veulens in de maand April voor den dag komen: want een Merri draagt elf maanden. Kiest men die maand, ’t is om dat in ’t volgend jaar de tyd, wanneer de Veulens voor den dag komen, overvloed van gras geeft; en de Merryen overvloed van Zog zouden hebben. | |
Van de wys, waar op men den Hengst, de Merrien laat bespringen.Men hoeft zich niet te verwonderen, dat in een Stoetery, daar alles geregeld geschiedt, de Paarden zo zeer niet missen Veulens voort te brengen, als die, welke men na den Hengst leidt, zonder de nodige zorg daar voor te dragen: want hoe vele Boeren heb ik niet wel gezien, die de Merrien, als ze uit het werk scheidden, na den Hengst bragten, en deur hunne schuld maakten, dat moeite en koste verloren was. Zo men wil, dat een Merri houdt, moet men ze ten minste acht dagen in een goede Wei haar rust laten houden. Waar na men ze eens, of twemaal op enen dag moet laten bespringen. Zo de Hengst het doen wil. Na dat de Meer gedekt is, moet ze in hare Wei gebragt worden, den tyd van vier dagen lang. Daar na kan men ze weder aan den arbeid zetten, ontziende ze echter een weinig in ’t begin. Let wel; De aanmerkingen, die zo nodig te doen zyn, dat zo men ze verzuimd, men zich in zyne verwagting bedriegt. Men zie dan wel toe, dat zo men een, of meer Meren te dekken heeft; dat men wete, of de Hengst, waar heen men de Meer brengt, ’t zelfde eet als zy, dat is, of ze op Hooi, of Gras staat: want zo hy in ’t Gras liep, en uwe Meer nog op Hooi stond, zou ’t grootlyks te duchten zyn, of zy wel houden zoude; daar zy op ’t zelve staande, ’t zelden missen zal, of zy zal houden. Eer men doet de Meer dekken, zal men ze aan de hand houden, en een weinig tyds in ’t gezicht van den Hengst welken ze desgelyks zien zal. Dit geeft haar lust, en doet het Paard met meerder drift aanvallen, ’t geen maakt, dat ze te beter houdt. Om tot de voortteling de behulpzame hand te bieden, moet men nooit een Paard doen dekken, voor dat het Paardig is: en om het driftig te maken, zal men het den tyd van acht dagen lang ’s avonds en ’s morgens een maatje Kennipzaad geven, en zo het dit alleen niet eten wil, zal men het in Zemelen, of Haver geven; of laten het honger lyden, op dat de hongers het Kennipzaad, zonder ander mengsel, doe eten. | |
[pagina 1048]
| |
Geen Merri zal men ooit na den Hengst brengen, zo lang ze nog een Veulen zoogt, en om ze langen tyd in staat gehouden te worden, zal men ze geen Veulen laten dragen, dan om de twe jaren. Gelyk men die regel niet in acht neemt, zo raad ik, dat zo men evenwel een Paard wil laten dekken, zo dra het gejongd heeft, moet het niet geschieden voor meer dan acht dagen daar aan, en dan moet men het nog door allerleije middelen lustig hebben gemaakt. Men zegt, dat als men Hengsten wil hebben, niet anders te doen heeft, dan van den vierde dag der Mane af, tot volle Maan toe, een Meer voor de eerstemaal te doen dekken. Dit zal zyne verwachting beantwoorden, als die Meer maar ter deeg Paardig is geweest. Dit geven verscheiden voor: maar ik twyffel daar zeer aan, alzo ik weinig gedagten heb van de staat der Mane. | |
Wat men myden moet, als men den tyd weet, wanneer de Merrien moeten Veulen.Als men een Paard laat dekken, moet men’er den dag van aantekenen, om de ongemakken te ontgaan, die gebeuren zouden kunnen, als ze hunne Veulen in de wereld brengen. Want zy brengenze, of door achteloosheid, of door de moejelykheid, die ze in ’t jongen hebben, om hals. Dus moet men op den dag, dat ze dit verrichten moesten, ze van naby bewaken, op dat, zo men merkt, dat haar krachten ontbreken, om het Veulen voor den dag te brengen, men ze de Neusgaten stoppe, om ze geweld te doen doen, en dit haar helpe gelukkig verlossen. ’t Gebeurt somwyl, dat de Veulens dood komen, ’t geen de Moeder doet gevaar aan ’t leven loopen, zo men’er niet spoedig by is. Om ze dan by te springen en het voor den dag te doen brengen, moet men in een pint laau water doen Polypodium, en ’t doen innemen. Zo dit Middel niet genoeg is, zal het nodig wezen om ’t beest te behouden, ’t handwerk ener Vroedvrouwe by de hand te nemen; om het te helpen zyn vullen voortbrengen, niet alleen by deze gelegenheid, maar nog wanneer ze met de voeten eerst voor komen. | |
Wat men doen moet, na dat de Meren hebben gejongd.Als de Paarden hunne Veulens hebben voortgebragt, kan ’t niet missen, of ze hebben veel geleden, en het geweld van den arbeid heeft enigermate haar de krachten benomen. Zo men dan niet wil, dat ze heel afnemen, moet men ze trachten deeg te doen. Men doet ze dan, zo dra ze geveuld hebben, terstond een kleine drank geven, van drie pinten laau water, waar in men Meel heeft beslagen, en een kleine handvol Zout, en die zorg den tyd van drie dagen dragen, ’s morgens en ’s avonds, waar na men ze in een goede Weide moet doen. My dunkt, dat ik niet genoeg kan tegen zulke luiden uitvaren, die een Meer een dag, of twe drie na dat ze gejongd heeft, aan den arbeid zetten. Hoe dringende reden ze ook mogen bybrengen, zo zeg ik dat ze beulen van de Moeder en ’t Jong zyn. Van de Moeder, door hare krachten op zodanig een proef te zetten, welke ze niet geven kan, dan na een matig voordeel; en van ’t Jong, dat geen Melk genoeg vindende om zich de kost te geven, niet aangroeit, dan langzaam. Zy dan, die liefst zagen, dat hunne Paarden altyd in goeden stant waren, na dat ze Geveuld hebben, en dat de Veulens naar hun genoege groeiden, moeten dan een ander gedrag houden, dan die Paardenbeulen, wat reden zy anders mogten hebben. Of zy moeten niet denken, om hunne Paarden te laten dekken, zo zy ze een maand lang in hunnen arbeid niet kunnen missen. | |
De tyd van de Veulens te speenen.De gevoelens zyn over dat stuk zeer verdeeld. De een is van gedagte, dat ze de Veulens in ’t begin van de Winter moeten speenen; als het begint koud te worden, en ontrent St. Maarten. Anderen dryven, dat men ze ’t overige van den Winter ook moeten laten zuigen, en dat ze’er te beter by staan. De grootste kenders van de Paardefokkery nemen het gevoelen der laatste niet eens in bedenking en zeggen, dat ze zo dra te speenen, zy te maken, dat ze niet voor hun zesde of zevende jaar in staat zyn om dienst te doen; daar men de Veulens langer by hun Moeders latende, zich hard van bek maakt, en dat ze zich gevolglyk eer gewennen aan droge kost, dan wanneer ze nog te teder zyn. Dit gebeurt haar, als zy te vroeg gespeend zyn; daar zy zich in staat stellen om in hun derde, of vierde jaar dienst te doen. Ik laat u nu dit alles oordeelen, welk van deze middelen ’t beste is. Men heeft’er, die van gedachten zyn om de Veulens te doen zuigen tot dat ze een jaar, of twe oud zyn: maar dit hebben ze mis; kunnende de Meer zo veel voordeel al dien tyd niet aanbrengen, en makende die manier van doen, de Veulens uitnemend laf en zwaarmoedig. | |
Hoe men de Veulens handelen moet, na dat ze zyn gespeend.Als de Veulens onder hunne Moeder vandaan zynde gekomen, in ene van de tyden, welke ik heb aangetekend, en welke de beste is, zal men ze op een Stal zetten, dat altyd rein zal worden gehouden, daar de Kreb en Ruif wat laag in zyn. Men moet ze gene legging laten ontberen, en nog anders als volwassen Paarden, dat is dat men niet zal vast maken, en zo weinig aanraken, als mooglyk is, om ze niet te bezeeren. Men moetze aan goed Hooi en Zemelen geen gebrek laten lyden. Dit zal hen tot drinken aanzetten, en maken, dat ze afgang hebben; ook moet hun Haver op zyn tyd gegeven worden. Men kan zeggen, dat allen, die zeggen, dat men | |
[pagina 1049]
| |
geen Haver aan de Veulens uit vrees moet geven, datze niet blind worden, zich grofjes bedriegen; en dat, zo de Veulens in die ongemakken vallen, als zy ze eten, dit van dat voedsel niet komt: maar ’t komt van de hardheid van de Haver, ’t geen die Veulens willen klein kauwen, en zonder enige moeite niet kunnen doen. Zy drukken dan de Fibers zo, die gemeenschap hebben, met het gezicht, dat ze, komende te breken, ’t niet kan missen, of het gezicht wordt daar van beschadigd; want, om te bewyzen, dat myn gezegde waar zy, laat de Haver eens grofjes malen, en geef het eens aan de Veulens, zo zal men zien, of zy zich niet in staat zullen houden, en met de beste ogen van de wereld. ’t Geen ik zeg, zal byna buiten gemeen vreemd schynen voor luiden die van gedagten zyn als zulke, die ik gekend heb, namelyk, dat men Veulens hebbende te speenen, zy zich vergenoegen zullen, met ze nacht en dag in de Wei te houden, meenende, dat dit voedzel genoeg is om ze schoon te hebben, en in ’t vervolg van tyd van goeden dienst. Die tans nog van die gedachte zyn, bedriegen zich groflyk. Om dat hun een moeilyke ondervinding doet zien, zonder dat ze hun gebrek willen weten, dat zulke Veulens nooit zo sterk in den arbeid zyn, noch van zo goeden dienst, als zulke die Haver krygen. ’t Is waar, dat als de Veulens in de Wei loopen, hun gemeenlyk de tanden eg zyn, en datze daarom moeite hebben om Haver te kaauwen. Doch deze reden moet men niet geven om ze dezelve te onthouden, men heeft ze maar te doen breken, en ze op gestelden tyd te geven. Daar by kan die zorg niet duren, dan tot dat hunne mond is hard geworden, dat op zyn meest niet dan vier maanden werk heeft, waar in men ze heeft geleerd heelen Haver te eten. Die tot dus lang in dezen misslag hebben gestoken, mogen zich daar van wel beteren, als van een zaak, die met de deugd der Veulens strydig is. Ja de Wei is hun in de Zomer goed; maar men moet ze geen Koorn vergeten te geven. Als de Winter komt moet men ze warmtjes houden in ’t Stal, en ’t bovengezegde waarnemen. Zie daar het geen ik wegens de Stoetery van Paarden te zeggen heb, die tot het werken geschikt, en dienstig voor het gemeen zyn. Hoe men ze opvoedt voor den dienst; alsze om te werken bekwaam zyn; zal men zien in ’t geen ik vervolgens zal zeggen. | |
Hoe men Veulens tot den arbeid opvoedt.Ik zal niet herhalen ’t geen reeds van de manier gezegd is, hoe men ze de kost geeft, ik zal alleen spreken van ’t geen men moet in acht nemen, als men ze aan den arbeid wil zetten. ’t Is redenloos van een jong Veulen zo veel te willen, als van een Paard, hebben, dat aan den arbeid gewend is. Het eerste heeft recht om u deur de natuur te weigeren, ’t geen ’t niet weet, dat gy ’t afeist. Daar u het twede het verleent, om dat het verstaat ’t geen gy ’t wilt zeggen. Enigen die, zo min reden gebruiken, als de Veulens, die ze onder hun bestuur hebben, gebruiken grote hardheid, om’er zich van te doen gehoorzamen: maar anderen, die wat verstandiger zyn, leeren hen zagtjes, ’t geenze willen dat ze doen, en men moet zich altyd op deze zachte wys ontrent hen gedragen; om ze te leeren. Als gy ze de eerste reis in Tou brengt, houd ze in toom, uit vrees, dat ze, willende het ontkomen, geen geweld doen om een zware last te willen wegtrekken, die hen gegeven is, uit vrees dat deze te ligt zynde, zy ze niet te schielyk medeslepen, als zy dus drie, of viermaal zyn ingespannen geweest, zullen ze beginnen trager te worden. Daar na leert men ze een kleine Wagen een korten weg lang trekken; hun den toom nooit gevende; temmende ze van daag een weinig, morgen, wat meer, en dus handelt men ze vervolgens, tot dat men ziet, dat ze’er gans aan gewend zyn. Een goed Voerman, die bekwaam is, zal al spelende jonge Paarden leeren, ’t zy in de Wagen, leerende hun wat het zy te zeggen, Weg, Voort; als hy ze enige reizen de zweep heeft laten voelen, zal hy ze naderhand banger met het geluit als met slagen maken, en zorg dragen, dat hy ze niet overlade, noch te veel in den arbeid jaagt. Ik heb het reeds gezegd, en zal het herhalen, zo menigmalen, als men de jonge Paarden aan den arbeid brengt, dat men nooit voorneme ze in ’t begin te straf te jagen, dit beneemt hun in eens den moed; daar men ze adem latende scheppen, zy nooit daar tegen hebben, en geschiktelyk ’t werk doen, dat men ze oplegt, dat is een werk naar de jaren, en kragten. Zulke raad komt, dunkt my, hier niet ten onpas, en die ze niet volgt, en te veel zyn hoofd wil volgen, kan staat maken, dat hy zal maken dat een Veulen nooit veel waard zy. | |
Van de Muil-ezels.Gelyk men in verscheiden plaatsen Muil-ezels in de plaats van Paarden gebruikt, heb ik gemeend, daar niet van te moeten zwygen; dewyl ze niet minder bekwaam zyn, dan zy, om de aarde te ploegen, en alles wat nodig is ten dienste van ’t huis te doen. Wat de manier belangt waar op men ze de kost geeft, deze verschilt van die der Paarden niet, hunne ziekten zyn even eens, en dierhalven moet men’er de zelfde geneesmiddelen aanwenden. De Muil-ezels zyn uitnemend sterk, en aan Maanziekte onderhevig, en men moet ze, als de Paarden, handelen, als dit hun overkomt. Zy hebben evenwel enige ziekten, die een andere behandeling nodig hebben; van dezen aart is de magerheid, waar van men een Muil geneest, als men ze een halfpint rode Wyn doet drinken, daar men een half once gestoten Zwavel heeft in gedaan, en een dragme Myrrhe. Deze drank | |
[pagina 1050]
| |
enige reizen herhaald, doet hen weder vet worden. Dit middel doet ze ook de buikpyn en hoest overgaan; als ze hun overkomt. Wat de de Stoetery voor Muil-ezels belangt, deze verschilt van de Paarden niet, als voor zo ver als het soort van Hengst belangt: want om fraje Muil-ezels te fokken, moet het altyd een Merry wezen, die van een Ezel wordt besprongen, die drie jaren oud moet zyn, groot van lyf, dik van hals, breed van zyde, open van borst, wel van leden, en muisvaal van kleur; en hy moet gaau van ogen en ooren wezen. Wat de Merry belangt, zy zal beneden de tien jaren moeten wezen, draagt twaalf maanden, en dus moet de tyd van dekken de maand April zyn, op dat het jong Ezel in ’t volgende jaar ontrent de maand Mei ter wereld kome; wanneer de Weide overvloed van Gras geeft. | |
De Ezel.Zo hier de plaats was om den Ezel te pryzen, en dit onderwerp met myne huishoudelykheid over een kwam, zoude ik genoeg daar over te zeggen hebben: maar alzo dit hier niet nut zoude wezen, zal men willen dat ik’er eenvoudig niet meer als waar is van zeg. De Ezel maakt goede cier als men wil; en kan ’t ook gemaklyk missen, zonder dat hy zich enigermate vermindere. Hy veelt de slagen van de stok, en honger is hem een onverschillig ongemak, vindende wel haast iet om ze te stillen, al waren het maar Distelen; en ’t is dit Dier zonderling dat hoe ’t minder werkt, hoe ’t minder deugt. Heeft dit beest niet veel aangenaams over zich, ’t heeft weder dat goeds over zich, dat het niet wil geroskamd zyn, of dat men veel werk maakt van het op te passen, want zo als het de natuur heeft gemaakt, zo laat men het, zonder te vrezen, dat het enig ongemak zal overkomen. Zo evenwel een Vader des huisgezins met zyn Ezeltje wat barmhertigheids heeft, zo het enige ziekte overkomt, zal hy tot de Paarde geneesmiddelen den nodigen toevlucht nemen.
stoffen; wat men doen moet eer men het maken van Stoffen onderneemt, zo wel in die welke men moet uitvinden als namaken. Eer men ’t maken van Stoffen onderneemt, moet men op drie dingen acht geven: of ’t een buitenlandse Stof zy die men wil namaken. 2. Of het een nieuwe Stof zy, die men wil uitvinden. 3. Of het een Stof zy die reeds deurgaat, waar van de waren een gemenen gang hebben; zo in als buiten’s land. Deze drie dingen moeten we in overweging nemen, op dat jonge luiden niet te licht zich inlaten om Stoffen te maken, waar in ze niet zouden kunnen gelukken, zo ze gene goede onderrechting hadden; ’t geen hunne ondergang kon wezen. Hierom zullen we hier de bedenkingen in overweging nemen, die jonge Koopluiden op de drie bevengemelde voorstellen moeten maken, eer dat ze Stoffenweveryen aanleggen; en in ’t vervolg zullenwe in overweging nemen, hoe zy zich moeten dragen, als zy reeds in ’t werk zyn, om daar in te gelukken. Hierom moeten we weten, dat’er een groot onderscheid tussen een Waar is, die reets gang heeft, en waar van de deugd reeds by ’t gemeen, door ’t gebruik bekend is, en die men wil navolgen. Men moet op vyf dingen acht geven. Het eerste is, dat men moet weten, of de Stof bekwaam zy tot de werken, waar van men de Weveryen wil oprechten: want het is zeker, dat zo ze van de zelfde hoedanigheid en deugd niet zyn, dan die, welke uitheemse werklieden gebruiken, men de zelve nooit zal wel namaken, en gevolglyk zal de onderneming ydel wezen. ’t Is inderdaad onmooglyk een Stof na te apen, zo de Stof die men gebruikt niet is, als die, welke men wil namaken: want, by voorbeeld, men heeft luiden gehad, die te Gournay de Sersies van Londen hebben willen namaken, maar daar in niet gelukt zyn, om dat de Stoffen, welke ze daar gebruikten niet na de Engelse geleken: want schoonze de Spaanse wollen gebruikten, die ongelyk beter dan de Engelse zyn; zy hebben nochtans de volmaaktheid van ’t werk niet kunnen bereiken, om dat ze de Engelse met de Spaanse wol moesten mengen, gelyk ze in dat Ryk doen. Dit mengsel komt daar van daan, dat ze hunne Wollen niet kunnen alleen gebruiken, en dat ze met de Spaanse moeten gewerkt zyn, en zo het daar na te Seignele gelukt is, is ’t om dat de Werkluiden daar Engelse Wollen gebruikt hebben. Even eens is ’t met de Engelse Kalfslêren gelegen, welke men heeft willen namaken, zonder te hebben gekund, om dat de huiden der Kalven, die in Vrankryk komen, daar zo bekwaam niet toe zyn, als die welke in Engeland worden geteeld. Ten twede is ’t niet genoeg, dat de Hoofdstoffen eveneens zyn, men moet ook weten, of de waren ter plaatse, daar men een Wevery wil oprechten, de behoorlyke bereiding kunnen krygen, gelyk ter plaatze, daar men de werken maakt, die men wil navolgen, om dat daar het welgelukken van afhangt: want men heeft plaatsen, die tot ene zaak bekwaam zyn, en niet tot een andere, en waar aan de Waters alle de volmaaktheid van ’t werk geven, zo in het Verwen, als in het Vullen. Men heeft daar in Vrankryk oneindige voorbeelden van. De derde Aamerking is, dat, als men een werk wil oprechten, onderstel, dat de Stof en de Waters goed zyn, en dat men zo wel kan daar in gelukken, dat men tussen de stof die men namaakt, en het nagemaakte geen onderscheid kan vinden, men weten moet, of men ze goed koop kan geven, om dat’er Plaatzen zyn, daar de Stof en de arbeid der werklieden, minder dan op een andere plaats kosten. By voorbeeld, allerlije Stoffen, die te Parys worden gemaakt, zyn gemeenlyk dierder, dan die men in de Provincien maakt. De | |
[pagina 1051]
| |
rede daar van is, dat men te Parys meer loon aan de werkluiden betaalt, om dat het’er duurderkoop leven is; dan in de Provincien. Zo dat, zo de Koopwaren die men in ene plaats deed bewerken, meerder geld kosten, dan op de plaats welker werken men wilde navolgen, ’t zeker zy, dat de ondernemer daar zyne rekening niet by zoude vinden: want men moet wel aan merken, dat de deugd, en de kleine prys, de stoffen in staat houden; en zijn’er die niet by, vervallenze van zelfs. Men heeft verscheiden voorbeelden van Stoffen, welke men zederd enigen tyd heeft willen navolgen; die zo dra t’onder gingen, als ze waren begonnen, om dat zy die ze hadden willen beginnen, geen kennis hadden, en voor ’t opzetten daar van, de gezegde bedenkingen niet hadden. ’t Vierde dat een Koopman moet aanmerken, om een Stoffemakery op te rechten van ’t geen hy wil navolgen, is, dat hy verscheiden proefjes daar van moet nemen, om te zien, of ’t hem zal gelukken; om zich in ’t maken der Stoffen niet in te laten, die, daar ze zich zo volmaakt niet bevinden, of die niet zeer nakomen, die men zal navolgen, hun op den hals blyven, zonder ze te kunnen verkoopen; ’t geen hen te gronde zoude helpen. Zo men aan ’t proefje, dat men heeft, enige reizen, genomen, ziet, dat men daar in gelukken zal, moet men daar geen groot getal van Getouwen voor opzetten, maar alleen vyf, of zes, tot dat men ziet, dat men de waar in volmaaktheid weet na te maken, en men moet allengskens vermeerderen, zo men vindt, dat het aan den man wil: want die soorten van Stoffen gaan op enen bof niet deur; en ’t heeft tyd van doen, om ’t volk te wennen aan de nagemaakte Stof; om dat het deurgaans gelooft, dat zy zo goed niet is als die nagemaakt wordt; zynde niets, als ’t goed gebruik, dat het ondervindt, ’t geen het in ’t vervolg doet dragen. De vyfde Aarmerking is, dat het nodig zy om een Stof deurgang te doen krygen, welke men namaakt,dat men werkvolk van de plaats vandaan zoekt te krygen, daar ze reeds is vastgesteld, ja zelf ’t Gereedschap, dat men’er gebruikt, om dat ze eer ’t werk tot volmaaktheid zullen brengen, als anderen, die daar nog niet aan gewend zyn. Dit is te Lion in ’t werk gesteld door hen, die de Zyde Stoffen met Trekwerk hebben willen navolgen, die te Genua en Genetien worden gemaakt: want zy deden de zo genaamde Dangon, een Fransman van afkomst, en eer zeer goed werkman van Milaan komen, en naderhand den Heer Silvio Remono een Milaander, waar aan Vrankryk verpligt is voor ’t maken van de gouden, zilveren en zyden Stoffen, in volmaaktheid te Lion; tot zo ver, dat’er geen stof van Italie is, dat men daar niet heeft nagemaakt in volmaaktheid. De vyf bovengemelde Aanmerkingen, zyn de voornaamste, welke de Kooplieden moeten maken, om te weten, of ze daar in kunnen gelukken; en zy moeten de Werkluiden niet ligt geloven; want de meeste laten’er zich niet veel aan gelegen leggen, of ze deurgang hebben, of niet, als zy’er maar voor een tyd kunnen rekening by vinden. Dus is ’t met de nieu uitgevonden Stoffen niet gelegen, want nimand kent de deugd der Stoffen voor dat ze door ’t goed, of kwaad gebruik bekend zyn; en men kan niet veel verliezen op een werk dat eerst is uitgevonden; om dat de Fransen, die natuurlyk na verandering haken, nooit nalaten ’t te koopen, hoe slecht het ook mag wezen, om naar de Mode te schynen, en zy laten ’t niet varen, voor dat ze’er de kwade hoedanigheid in ’t dragen van hebben leeren kennen. Hierom is ’t, dat de Kooplieden, die een nieuwe Waar hebben uitgevonden, niet veel’er van moeten maken, voor dat ze ondervonden hebben dat ze aftrek heeft; zo wel om de deugd, als de fraaiheid; want die twe dingen zyn nodig, om aan de waren van een nieuwe Fabryk aftrek te maken, en men moet altyd met een kleintje beginnen. tot dat men ondervindt, dat men daar in gelukt is. Zo men anders te werk gaat, loopt men gevaar van zich te bederven. De twede is van die gebloemde Drogetten geweest, waar van de Ketting Linnen, en de Inslag wol was, die gemaakt werden met effen werken voor den werkman, en daarom bragt men de werkluiden van Parys na Poiton, om ’t daar aan drie vier Wevers in Linnen te wyzen, die daar gene kennis van hadden. De derde Waar, die men uitgevonden heeft, zyn de Drogetten van Goud en Zilver, waar van de Ketting ten deele Goud, of Zilver was, dat men nooit tot dezen tyd toe gezien had. Want gemeenlyk gebruikt men om Stoffen en Bloemen van Goud, of Zilver te maken, Goud en Zilver dat gesponnen is tot Inslag, en niet tot Ketting, om redenen naderhand te zeggen. | |
De orde die men in ’t maken van Stoffen moet houden, en ’t geen men doen moet.Die order bestaat voor eerst in zeer naaukeurig Boekhouden, en zonder verwarring, zo wegens de Stoffasie die men doet komen, en die men in ’t Land koopt, daar ze vallen, als wegens ’t geen men geeft aan de Werklieden om ze te maken; Boeken van ’t ontfangen van werken, van verwen, van verzending; Journalen van verkoop, van kas, van extract, en andere noodzaaklyke Boeken, dienende voor de Manufacturen. Maar om die order en alles wel te doen houden, daar hier achter van zal gesproken worden, is ’t nodig, dat’er een Vennoot zy, die op de plaats woont, daar de Stoffen worden gemaakt, op dat alles wel te pas gedaan worde. ’t Zoude nog beter wezen, dat een goed Manefacturier daar deel in nam, die reeds het gedrag van wel ervaren Werkluiden getoond had te kennen, om dat zyn belang hem beter zal doen oppassen, en men zekerder zal wezen, dat het wel zal gaan. Onderstel dat de Manufactuur, die twe, of drie | |
[pagina 1052]
| |
Kooplieden willen ondernemen, in Tourse Stoffen zy; ’t eerste dat ze doen moeten, is de Inkoop van Zyden die goed voor die Stoffen is, welke ze maken willen; om dat de ene’er goed voor is, en de andere voor iet anders; en daarom moeten zy ze uit de eerste hand, dat is, te Marseille, of te Lion koopen: want de meeste Kooplieden van die twe Steden verkoopenze in Commissie, voor rekening van vreemdelingen, die Zywurmen houden, of die ze in ’t klein op Markten van de Boeren gaan koopen, die daar in doen. De beste Zyde voor volle- en effen-stoffen zyn die, welke men haalt van Messine, om dat ze frajer de kleur krygen, en in ’t byzonder ’t zwart, dat een schoone luister aanneemt, en om dat ze minder verlies onderworpen is, als zy goed is; dat is, als zy met gene van minder goede hoedanigheden is vermengd. De Zyden die uit Syrie komen, welk men Zyde van Luges, Chouf, Billedun noemt, zyn zeer fraai, gelyk’er ook uit Persie en Chine komen, die wit en zeer fyn zyn. Men krygt’er ook uit Italie, maar die zyn zo fraai niet, uitgenomen die van Boulogne. Alle die Zyden zyn zeer bekwaam voor allerlei soorten van zyde Stoffen, die zo wel te Lyon, als Tour worden gemaakt. Het twede is, dat het ons nooit aan Stoffen moet ontbreken, die men in de Winkel, of onder de handen der Werklieden heeft; om ze gedurig in’t werk te houden, en ze geen reden tot klagen te geven, dat ze hunnen tyd verliezen; behalven dat het ophouden van den arbeid hun de gelykheid van hunne hand doet verliezen, ’t geen van groot belang in ’t werk is. Daar by, als zy gene bezigheden hebben, laat men niet na om hun geld op hand vooruit te geven; en als zy dan weder aan ’t werk komen, haasten zy zich om hun werk af te krygen, op datze hunnen verloren tyd weder winnen. Dus maken ze ’t nooit volmaakt, dit is ’t dat broddelwerk maakt, dat men niet kan kwyt worden, en niet kan verkoopen, als aan kwade betalers, die ze niet dan met verlies kunnen verkoopen, en zo gemaklyk niet betalen, behalven dat kwalyk gemaakte Stoffe, de achting van het Manufactuur doet verliezen. Ten derde. Men moet maken, dat men goede en slechte Werklieden leert kennen, om dat hier van het maken der Stoffen afhangt. En om de gebreken daar van te leeren kennen, is ’t nodig, dat men zich in staat stelt om ze te berispen, en dit hun aan te wyzen, voor al, als zy achtloos zyn om gebroken draden weder aan een te knoopen. Hier van daan komen de gaten, die ’t gantse stuk deur loopen. Zo ze niet gelyklyk de aanklopper van het Weefgetou aanhalen, maakt dit dat de Stof op de ene plaats styf en op de andere slap is, dit is van groot belang, inzonderheid in effen Stoffen, daar men alle fouten in zien kan. En in Stoffen met Werken, of om dat de Figuren langer, of korter zyn, zo men niet gelyk aan werkt; en zo ’t Trekwerken zyn, moet men acht geven, of een trekker alle de lussen ligt, die nodig zyn om een Figuur te maken; want anders zoude men vinden, dat op de ene plaats de Figuur vercierd, en op de andere niet zoude zyn; ’t geen ’t werk onvolmaakt zoude doen wezen. Maar voor al moet men acht geven, dat als men een Stof met bloemen op ’t Getou zet, dat men de Figuur naaukeurig doet lezen, op dat’er aan de Tekening niets ontbreke, die men voorheeft op ’t stof te maken. Om de Werkluiden by hunne plicht te houden, zo ze nalaten wel te doen, moet men hun werk verminderen, of ze de Zak geven, zo’er geen verbeteren aan is. Dit is andere Werklieden een voorbeeld, om zich wel te kwyten; uit vrees dat ze eveneens mogten varen: want men moet wel acht geven, dat het veel eer de handen van den Werkman zyn, die de Waar hare volmaaktheid geven, als de Stof die het uitmaakt, gelyk ons de ondervinding leert. Ten vierde. Men moet toeleggen op de kennisse voor Zyden, Wollen, Kottoenen, Garen en andere soorten van Stoffen, zo die tot Ketting, als Inslag dienen, om dat de deugd en schoonheid der Ware van de keuze afhangt, die men’er van maakt: want, by voorbeeld, men heeft in ’t maken van de Zyde Stoffen, Zyden bekwaam tot Satynen, die voor Armozynen niet goed zyn, andere voor Tabyn, die niet goed zyn voor de Trypen en de Fluweelen, en dus voor alle werken, en voor Ketting zo wel als Inslag. Dus is ’t ook met Lakens en Sersies, want men heeft Wollen, die niet dan voor Ketting goed zyn, gelyk de Scheerwol is; en voor den Inslag moet men Slagers Wol, Plootwol hebben, die van de Vellen, of Vachten van geslagen Schapen komt, welke ze aan de Ploters verkoopen, en het Gaarn voor de Ketting, verschilt van die der Inslag. Ten vyfde. Men moet niet alleen op de hoedanigheid der Stoffe acht geven; maar men moet het Garen ook sorteren, dat is het fyne uit het grove schieten; om dat men in een Baal Zyde, schoon van enen aart, Zyde zal vinden die zeer fyn is, en die veel grover, dan de andere is; en zo men ze gebruikt zonder ze eerst te sorteren, zoude het werk ’t gantse stuk deur ongelyk wezen. Dit sorteren geschiedt eer dat de zyden worden in de verw gedaan, en wat voor oplettenheid en naaukeurigheid men ook gebruikt, om ’t fyne uit het grove te kiezen, men vindt ze evenwel nog ongelyk op de mazen. Hierom moet men nog acht geven op de Windsters, en haar belasten, dat ze in ’t winden daar op acht geven, en de fyne op Klossen, of Bobynen doen, en de grove op andere. Eindlyk ’t gantse geheim om schone Waar voor den dag te brengen is, de Zyde wel ten gebruike te brengen, en de verliezen te myden, om daar voordeel uit te halen. Dit verlies komt van verscheiden oorzaken, gelyk hier achter zal gezegd worden. Eveneens is het met de Wollen gelegen, die men in de Laken- en Sersie-stoffen gebruikt; om | |
[pagina 1053]
| |
dat de Wolbalen altyd niet gelyk zijn; alzo men’er grove en zeer fyne onder heeft, die van verschillende hoedanigheid zyn, somwyl door de kwaadaardigheid der Kooplieden, die goed en kwaad deur een doen. Deze is de reden, waarom men’er een proef van nemen moet; want Wollen van verscheiden soorten onder een Garen te doen, waar van ’t ene meer invult, dan ’t andere, maakt door deze vermenging ’t werk onvolmaakt. Ten zesde. ’t Is niet genoeg de Wol te scheiden eer men ze laat Spinnen; men moet’er ook nog het Gaarn na ’t Spinnen sorteren, om dat’er zyn die grover en fyner spinnen: hierom moet men de fynen by een doen werken, en de grove op zich zelve. Dit sorteren maakt het onderscheid van grof en fyn Laken,of grove en fyne Sarsye. Men moet daar by in acht nemen, dat de Zydewinsters gene Olie gebruiken, of iet dat vet is, om te gaauwer met hun werk voort te gaan, hier van wordt de Waar vettig in ’t dragen. De hardheid, of zachtheid van den draad, is ook een stuk van veel belang om Werken volmaakt te maken; hierom moet men acht geven, dat ze wel en gelyk gesponnen zyn; en men moet eindlyk op alle bereidingen acht geven, waar door ze gaan moet. Het Verwen is ook dienstig voor de fraaiheid van ’t werk: want menigmaal doet een fraaije kleur een Werk verkoopen. Hierom moet een Wever wel toezien, dat de kleuren niet strepig zyn, en dat de Zyden, die men gebruikt in ene Ketel geverwd zyn, op dat men ontgaan mogt, dat de stukken door bruinder en lichter banden niet ongelyk zyn. Het zevende, daar men acht op moet geven is, als het Stof is afgeweven, dat men het een redelyken tyd lang op de Bóóm moet laten, om het effener te hebben, en te maken, dat het niet rimpele; en als het afgerold is, dat men het niet vouwe voor dat het zuiver zy gemaakt, dat is, dat de knoopen en de pluizen, welke’er de Werkman onder het maken heeft opgegooid, zyn afgenomen, om het Werk reinder en aangenamer voor ’t gezicht te maken. ’t Achtste moet het opvouwen van het Stof zyn. Dit moet in de uiterste netheid geschieden. Zo ’t zyn Fluwelen, men drage zorg, dat de ene vou geen duim uit de andere komen. Is het Taf, dat de ene omgang over de andere na binnen, of buiten niet uitkomen, om dat het niet aangenaam op ’t gezicht is, en om dat het gelegenheid aan de Koopers zoude geven om te denken, dat het kwalyk gemaakt waar: want het is een zekere zaak, dat als de Lyst van een Stof niet gelyk is, dat het dan kwalyk gemaakt zy. Dus is ’t met het vouwen van alle Stoffen gelegen, die gevouwen moeten wezen, naar dat men gewoon is. Maar eer dat men vouwt, moet de werkman zindelyke en gewassen handen hebben, om het Stof met vuile, of zweterige handen niet te besmorrelen, inzonderheid, blauwe, groene, rode en andere lichte kleuren; want men moet aanmerken, dat de minste vlek in een Stof bekwaam is, om te maken, datze niet verkocht worde. ’t Is ook van gewigt, de Werklieden te zeggen, dat ze einden bejegenende, of enige andere fout, zorg dragen, dat die komen ter plaatze daar men ze moet laten zien. Dit kon de Waar wel onverkooplyk maken, en doen gelooven, dat het dns het gantse stuk deur waar, om dat men dat gebrek niet had kunnen weg steken. Om dit ongemak te ontgaan, moet de Werkman hebben halve en vierde vouwen, om die fouten te bedekken. Dit moet echter niet geschieden om te bedriegen, in tegendeel, ’t is op dat de Kooplieden daar van verwittigd zouden worden; en daarom moet men een eind tou aan de Lyst, recht tegen over de plaats maken, daar het gebrek zal zyn, om’er hem, die het zal krygen, een koopje aan te geven; want men moet in alles trou wezen. De negende zaak, daar men moet acht op geven, is, dat men de Stoffen, eer men ze in de Kas doet, laat Looden; zo het te Tours is, door de gezwoorne Werklieden in zyde; en te Lion, door de Messieurs van de Douane: op datze in de Douane van Parys zynde gekomen, de Kommisen, die ze bezien zullen, niet verdacht zouden mogen houden; en zeggen, dat het vreemde Waar zy, en hun gelegenheid geven om ze aan te houden, zo zy niet gelooid noch aangebragt zyn. Dus is ’t ook met Lakens, Sersies, Kamelotten, Berkannen en andere Stoffen, van Garens, die gelooid moeten zyn, om de plaats te weten, daar ze gemaakt zyn; of ze wel zyn gemaakt, en de langten, en breedten hebben, by Ordonnanties gewaagd. Ten tiende moet men de Werklieden, door wel.ker handen de Stoffen gaan, die voor ’t Weven gereed moeten worden gemaakt, gadeslaan, datze’er niet een deel van achterom halen, gelyk menigmalen gebeurt, zo men’er niet op let. Dit is ook van belang: want men heeft Stoffehandelaars gezien, die door het stelen der Werklieden zyn arm geworden. Zie Savary parfait Negociant.
stoffehandelaars. Zy zullen hunne goederen behouden, ja zelf vermeerderen, zo zy hunne plichten kwyten, en getrou zyn in ’t volgende ter uitvoer te stellen. Want Ap. Paulus zegt, 1 Tim. IV. 9. dat de Godzaligheid tot alle dingen nut zy: hebbende de beloften van dit, en van ’t toekomende leven. I. Zo zy hunne Lakens, Sersies en andere Stoffen van Wol en Garen, hebben volgens de Ordonnantie van den Vorst, zo in langte, als breedte doen maken; Ordonnantie van Louis Articul 1. tot 32. II. Zo zy tot hunne Stoffen gene Wolle gebruikt hebben, voor datze gezien, en goedgekeurd zyn door de Meesters en Gezwoornen, Ald. Art. 41. III. Zo ze de Zelfkanten der Lakens van de zelfde langte, als de Stoffen, en sterk genoeg gemaakt hebben. Ald. Art. 32. IV. Zo ze de Ketens van de Stoffen op de gestelde breedte gemaakt hebben. Ald. 32. | |
[pagina 1054]
| |
V. Zo ze geen Wollen, Garen en andere Stoffen, op ’t eind van ’t Stuk gemaakt hebben, dan in de overige langte, en de breedte. VI. Zo ze gene Wollegoederen te koop hebben aangeboden, eer ze zijn door de Gezworen Opzienders bekeken, om te zien, of ze de hoedanigheden hebben, door de Ordonnantien vereist: Art. 411. VII. Zo ze als Drapiers, Sersiemakers, Arbeidsluiden, of Vollers hunne Waren niet hebben zo uitgerekt, datze in de langte weder krimpen kunnen, en smaller worden. Ald. Art. 52. VIII. Zo ze Meesters geworden, hunne namen en hoedanigheden van Meesters zo wel op de Registers der Rechteren van de Plaats hebben laten opschryven, die recht hebben om van de hoedanigheden der Stoffen kennisse te nemen, als van die van hun Gilde, op den tyd welke de Ordonnantie medebrengt. Ald. Art. 34. IX. Zo ze hunne namen en hoedanigheden in de Registers niet hebben doen schryven, en zich zonder verlof der Rechteren van ’t Gilde aan den arbeid niet gezet hebben, of zonder hunne Leertyd, naar de Ordonnantie te hebben volbragt. Art. 54. X. Zo ze jaarlyks de Opzienders, of Gezworen van de Wevers en Sersiewevers hebben benoemd. Ald. 54. XI. Zo de Opzienders, of Gezworen wel en be-behoorlyk hunne commissie hebben uitgevoerd, en getrouwelyk verslag aan den Rechter over de Stoffen gesteld, van alle overtredingen van de Reglementen hebben gedaan; Ald. Art. 39. XII. Zo de Opzienders, of Gezworen, de Stoffen, op ’t wederkomen van de Vollers, nagezien hebben; de Lakens en Sersies en andere Stoffen getekend hebben, met het teken der plaatse daar ze gemaakt zyn, zo ze naar de Reglementen zyn; en zo ze daar in iet gebrekkigs vinden, ze hebben aangehouden om’er verslag van te doen aan de Gezworen Rechters over de Stoffen gesteld. Ald. Art. 39. XIII. Zo de Opzienders en Gezworen der Plaatzen, daar men Markt houdt, de Lakens, Sarsies en andere Wollen., of Linnen-stoffen, die men daar brengt, hebben gezien. Ald. Art. 40. XIV. Zo de Opzienders en Gezworen hebben getrouwe aantekening van alle de Waren die afgezonden worden, van den dag der afzending, en van den naam der Kooplieden hebben gehouden, die ze toebehoorden. Ald. Art. 42. XV. Zo de Opzienders en Gezworen, Hallen en andere plaatzen om de Koopwaren te ontfangen, wel gesloten gehouden hebben, voor de zekerheid van gezegde Koopwaren, uit vreze van verantwoordlyk te zyn in hunnen naam, over het verlies dat hun kan overkomen. Ald. Art. 42. XVI. Zo de Kooplieden en Werklieden door fynheid niet hebben ontgaan, of opentlyk ’t nazien van Opzienders en Gezworen geweigerd. Ald. Art. 43. XVII. Zo de Opzienders en Gezworen hun Ampt, afgaande de Registers en Papieren, rakende hun Gilde, hun getrouwlyk in handen hebben gegeven, die hun zyn opgevolgd. Ald. Art. 35. XVIII. Zo de Stoffemeters de Waren niet hebben gemeten zonder met het teken der Plaats, en de naam der Werklieden op het hoofd van het stuk op het Getou getekend te wezen, en niet op ’t eind. Men verbeurt’er door, voor de eerste Reize vyftig Livres, en voor de twede reize een gelyke som, en verbod van zyn Handwerk te doen. Ald. Art. 36. XIX. Zo de Stoffemeters hebben allerleije Waren van Wollen en Linnen; want men verbeurt hondert Livres voor elke overtreding. Ald. Art. 44. XX. Zo ze, voor dat ze voor Meester aangenomen zyn, hunnen Leertyd hebben by een Meester van ’t Handwerk uitgediend, en in hunnen dienst zyn gebleven. Wat de Lakens belangt, den tyd van twe gantse jaren aan een; en voor de Sarsjes drie jaren; waar van Acte gemaakt is voor een Notaris, die geregistreerd is in ’t Gildenboek. Art. 47. XXI. Zo ze Leerlingen, of Maats zynde, hunnen tyd hebben besteed, en hunne dingen gedaan gelyk behoort: anders misdoet men, en moet zyne Meesters schaadloos stellen, en hun vergoedinge doen van de kosten en intresten naar gelang van den tyd, welken ze kwyt zyn. St. Thom. q. 62. Art. 4 in Corp. Ibid. Art. 99. XXII. Zo ze in hunnen Leertyd zich niet uit ’t huis hunner Leermeesteren, zonder wettige oorzaak hebben t’zoek gemaakt, en daar over zyn gevonnist door den Rechter. Ald. 44. XXIII. Zo de Meesters hunne Leerlingen, zonder wettige oorzaak, niet hebben de zak gegeven, en daar over zyn gevonnisd door den Rechter; want zy verbeuren dertig Livres. Ald. Art. 47. XXIV. Zo de Meesters niet hebben verleid en verlokt de Leerlingen, of Gezellen van andere Meesters: want zy kunnen hen niet te werk stellen, dan op de boete van sestig Livres. Ald. Art. 57. XXV. Zo de Leerjaren uit zyn, en, de Proef gedaan zynde, de Leerling bekwaam zy geoordeeld, de Opzienders en Gezworen, om hen Meester te maken, en voor dat ze hun Brieven van aanneming geven, hem geen Maaltyden, of geschenken hebben afgeeist: want zy kunnenze daar niet toe dwingen, noch ze hun geven, op de boeten van schorsing in ’t Meesterschap voor een jaar, en honderd Livres voor de overtreding. Ald. Art. 48.
stokvis heeft men onderscheiden in Lenge, Rondvis en Bakkelaau, waar van men de eerste voor de beste houdt; Zy komen van de Kust van Terraneuf, tussen ’t Eiland del Assumptrom en kaap Breton, en Noorwegen ten voornaamste, alwaar men ze op de Klippen droogt. | |
Op zyn Hollands.Om ze te eten, beukt en weekt men ze een nacht in schoon water, en windt ze aan rollen, waar in men nog wel Ryst doet, ten zy men die liever in een schoon doekje deed; daar na kookt men ze | |
[pagina 1055]
| |
ruim in water, doch zeer zachtjes, want hoe men ze zachter kookt, hoe ze aangenamer en malser is: daar na dist men ze op, laat’er het water afloopen, doet ze in een Schotel, legt de Ryst aan een koekje gekookt in ’t midden, en giet’er de Boter over; men neemt gemeenlyk Mostert, Peper, Zout, op ’t Bord, elk naar zyn smaak. | |
Anders.Men snydt ze in stukken, laatze enen nacht in water weeken, en in ruim water koken; neemt een Kasserol, en doet daar een stuk Boter in, Bieslook, gehakte Pieterseli en gestootte Peper. Men neemt de Stokvis uit het water, en legt ze op dezen toestel, en doet daar by Uijen, die op kolen zyn gebraden. Zet de Stokvis op ’t vuur, en schudze, tot dat de Sous gebonden is; en gebonden zynde, windtze in zyne Schotel op, en zetze warm op voor een Voorspys.
stoken is een woord, dat eigentlyk betekent brandbare stof by vuur te brengen; en ’t vuur brandend te maken en houden. Maar daar van daan wordt het overgebragt om het doen van zulke te betekenen, die geesten uit zekere stoffen, door middel van destillatie, scheiden; en in ’t byzonder betekent het, het doen van zulken, die Brandewyn, Koorn-brandewyn, Jenever, enz. destilleren; waar van daan zy, die dit doen, den naam van Stokers dragen. | |
Gereedschap tot het stoken van Koorn-brandewyn nodig.Men neemt een Ketel van 10. Amen, met twe Aanzetkuipen, ieder van 5 Amen; om daar in ruw te kunnen stoken, en dan vervolgens met de fyne Ketel een Aam daags te stoken. De Ketel moet van goed, taai, sterk roodkoper zyn, en onder dikker van koper, als van de zyden; en aan de zyden van onderen op na boven toe, tot aan ’t gat van den Helm, rond opgaan. Om ruw te stoken hoeft men ze juist niet vertind te hebben; maar om fyn te stoken moet ze zeer wel vertind wezen. Deze Ketel moet op een dikke muur tot de voet iugemetzeld wezen, en deze muur moet van onderen rondom de Ketel gaan tot boven toe, daar na de Schoorsteen toe loopen, op dat de vlam en rook, rond om de Ketel gaande, dezelve heet make. Ook moet in de muur, rondom de Ketel, een vierkant gat twe, drie gemaakt worden, om de Ketel van buiten te kunnen schoonmaken. In de Schoorsteen moet een Yzere Schuif wezen, om het vuur te kunnen regeren: deze doet men toe om’er de warmte in te houden, als de vlam van Hout, of Turf gedaan is, en ’t vuur te regeren als het te sterk brand, of te grote hette in ’t stoken geeft. Onder de Ketel moet wezen een ruim langwerpig Stookgat, met een goede starke yzere Rooster, met de scherpe kant na boven, om as gemaklyker’er doorheen te doen vallen. Voor ’t gat moet een goede yzere, of kopere deur, of schuif wezen, als mede voor ’t Asgat, om daar door uw vuur voor al in een verwulfdeSchoorsteen wel te kunnen bewaren, en die Deur voor ’t overloopen der Ketel wel te kunnen sluiten. ’t Asgat, dat onder de Rooster komt, moet groot en diep zyn, om daar voor 4, 5, of meer dagen de as te kunnen bergen. Daar voor moet een yzere Deur buiten de Schoorsteen gemaakt zyn, om als de Ketel overloopt, of de Helm springt, genen brand te kunnen veroorzaken. De Helm die op de Ketel is, moet dicht zyn, van rood en fraai koper, van binnen wel vertind, gelyk ook de Pyp der Helm tot de Slang toe. Over de Helm heen moet een sterke Sluitband van goed yzer, of taai koper gemaakt zyn. Deze moet in ’t stoken, tegen het opvliegen van den Helm, en ’t overlopen der Ketel, wel gesloten zyn. Anderen zetten wel tot het zelfde einde een hout op den Helm, pal tegen een balk. Ter zyde van de Ruwe Ketel, moet staan een grote open Koelkuip, die 10, of 12 Amen water houdt; Hier in moet gedurig koud water zyn, of gehouden worden. Doch men hoeft het zo koud niet te houden als men Ruw, dan als men Fyn stookt, want dan moet het altyd koud zyn. Als het laau wordt, tapt men het door de bovenste kraan af, en pompt in de vierkante Bak van boven weder koud water in. Deze Bak moet in ’t midden van de Koelkuip door de bogten van de Slang gaan, tot op den grond, alwaar ze vier grote gaten moet hebben, om het koud water daar door te laten loopen, en ’t warme na boven te dringen. De Slang in deze Koelkuip staande, moet van rood koper welvertind wezen, en hebben op zyn minst 8. bochten. Hoe de bochten veelvuldiger zyn, hoe de Brandwyn beter verkoelt en overkomt. Het eind van deze Slang moet in de Koelkuip niet lager komen, dan dat men’er van buiten gemaklyk een Stekan onder kan zetten, om’er de overgekomen Brandewyn in ’t ontfangen, of door een kort insteek buisje in een vat, daar toe in de grond staande, te kunnen leiden. De Slang moet van boven een grote span onder de Kraan komen, om altyd zo diep onder water te blyven staan. ’t Ontfang-vat behoort 6. Amen te houden, en recht overeind in den grond voor de Koelkuip, onder de Pyp der Slange te staan, om’er het nat van ’t ruw stoken in te vergaderen. In de bovenbodem moet een rond Pompgat zyn, om’er een Pomp in te kunnen zetten, en de Ruwe Wyn in de fyne Ketel te pompen. Over dit Vat moet een Luik zyn, om te beletten, dat’er gene vuiligheid noch vuil water in storte. Dit Vat moet men om het vierendeeljaars, met koud schoon water reinigen. Dus moet men ook somwyl de Koelvaten aftappen en reinigen. Men moet voorts hebben, om alle dag te kunnen stoken, 12 Kuipen van 5 Amen elk, om te zetten; 2 open Stekannen met hengzels, ider van 3 vierendeel, om het koud water en Gerst in te | |
[pagina 1056]
| |
dragen. Een lange Geut om water in de Ketel te laten loopen, en ’t warme uit de Ketel te pompen, of tappen; en ’t Mout in de Ketel te laten loopen. | |
Hoe men de Mout tot Korenbrandewyn maakt.Als men uit Granen Brandewyn wil stoken, neemt men Haver, Gerst, Rog, Tarw, Spelt. Men weekt het enige dagen in zoet Regenwater, legt het om te schieten, gelyk men gewoon is met Mout te doen, dat men brouwen wil. Men keert het op zyn tyd om, om voor ’t heetworden en verderf zorg te dragen. Als het wel geschoten is doet men ’t wyd van malkander, om koud en niet goor te worden. Wil men daar terstond van gebruiken en aanzetten, neemt men zo veel men wil destilleren, kookt het met water tot dat het Graan berst, en schudt het in een Aanzet-tob. Daar na laat men het eerst wat verslaan, tot dat het laau is. Dan doet men’er wat verse Biergist op, dekt het warm toe, op dat het aan ’t giste rake. Al het genoeg gegist heeft, ’t geen ten langste in 3 dagen moet geschieden; doet men ’t in de Ketel, en stookt’er zo lang Koornbrandewyn van, als ’t proef houdt, of ’t branden, of zissen wil. ’t Geen in de Ketel overblyft noemt men Spoeling, die men aan Ossen, Koejen, Varkens geeft. De overgekomen Koornbrandewyn moet als anderen, nog een reis, of twemaal worden overgehaald. Dan wordt ze lieflyker, en beter van smaak, als andere Koornbrandewyn. | |
Om ze een Wynsbrandewyns reuk, smaak, lieflykheid te geven.Neem den bovengemelden Koorn-brandewyn, doe ze weder in de Ketel, giet op een Aam daar van 3 vierendeel goede Wynmoer in de Ketel. Haal die te samen over, en rectificeerse, ze zal oprechte Brandewyn schynen. | |
Anders.Men maalt ook wel het graan zonder mouten, zet het met laau water aan, giet het op zyn tyd in de Ketel, Balneum Mariae, of Mariebad geheten, welke zo wel als de Helm is vertind. Deze Ketel zet men in een andere kopere Ketel vol laau water, stopt het deksel dicht toe, en het gat, daar men ’t ingiet, en destilleert’er Brandewyn af. Dus doende brandt de Ketel niet aan: maar ’t uitgeschoten graan geeft beter, of meerder Brandewyn. | |
Aanmerken.Men hoeft het Mout juist niet te koken, éér men het te werken zet; echter moet men het zo warm als ’t van den hoop komt, met laau water in de Aanzet-tobbe begieten. Dit gedaan zynde, begint dit Koorn straks te werken, en men heeft geen Biergist van noden, om ’t te doen arbeiden, of het moest terstond niet beginnen. Doch op deze wys brandt de Ketel veel lichter aan, en heeft men zulken lieflyken en rinsen Brandewyn niet, als wanneer het gekookt is. Men heeft ook als het gekookt is meer Brandewyn. | |
Hoeveelheid der granen tot destillatie.Enigen nemen een Schepel Tarwe- en een Schepel Roggemout, tot een 2 Aams Ketel. Een zak Garstemout, en een zak Roggemout, op een 4 Aams Ketel. Een zak Gerste- en een zak Roggemout op een 2 Aams Ketel. Twe Schepels Gerste-, en twe Schepels Tarwemout. Op een Ketel van 2 Ton water, een Mud Roggemout alleen. Een Mud Rogge, en een Mud Tarwe op een 2 Aams Ketel. Het boven beschreven is de gemakkelykste en voordeeligste manier, die hedendaags gebruikt wordt; schoon, hoe meerder granen men daar by doet, hoe de Brandewyn zwaarder is. Men gebruikt op de bovenstaande wys, in andere Landen ook Haver, Hirse, Erreten, en andere Vruchten, maar men laat het eerst schieten, en handelt’er dan als boven mede. De Erreten zyn zo bekwaam als andere Koornvruchten: en geven wel twemaal zo veel Brandewyn, maar branden licht aan, of men moet ze in een zak doen. | |
Om Mout en Moutwyn, op zyn Wesups te maken.Tot een Ketel van tien, of negen en een half Aam, om twemaal daags ruw te stoken, neem twe zakken oud Koorn, en twe zak Wintergerst, door malkander, dat is, in ider Kuip een zak Koorn, en een zak gemoutte Wintergerst; hoe ’t Koorn ouder hoe ’t beter is, en meerder Brandewyn uitlevert. Ja al was ’t schoon dat het twintig, dertig, veertig jaren oud was; en al was het de vermytte korst van ’t Koorn; schoon andere daar van niet houden, als niet zo veel gevende. NB. Om een Aam Koorn-brandewyn te stoken, moet men hebben acht zakken Koorn en Gerst; en min, of meer, na dat men ’t beslag wel heeft doen uitwerken, en op zynen rechten tyd heeft afgestookt. | |
Om tot twe Kuipen op de boven beschreven Ketel te mouten.Neem twe zakken Gerst, twe dito Rog, giet ze in een, of twe vlakke wyde Tobben, laat ze des Zomers 24 uren, en des Winters 36 uren in Regenwater weeken; laat het staan op ene gematigde plaats. Dog ’t Graan moet twe, of drie duim onder water staan. Giet daarna’er het schoon water af. Leg daarna uw Graan dunnetjes op een koele steenen vloer, en gematigd vertrek, dat warm | |
[pagina 1057]
| |
kan worden gemaakt, of anders op ene warme zolder; roer het alle dagen twemaal wel zachtjes om, tot dat de Worteltjes van ’t Graan beginnen te schieten. Droog daar na die Mout op een hééten Eest. Als het Graan droog is, laat het grof en plat, en niet rond malen, noch fyn; anders zal het in de Kuip niet wel werken, ’t klontert te veel, en brandt ligt aan. De Zetkuipen moeten wezen drie voeten hoog, boven wyd vier voeten, onder twe en een half, om vyf Amen te houden. Om twemaal daags te stoken, moeten tot vier zulke Zetkuipen daags wezen acht zakken, welke tot dit werk daaglyks gereed moeten staan. Enigen nemen tot een mengele, of kop Mout, twe mengelen, of koppen koud water, of tot een emmer Meel, twe emmers water. Giet in idere Kuip tot op den bodem een en een zesde Stekan, of naar de hitte, of koude der lucht twe Stekan koud water; en laat uit uwe Ketel twe en een half aam kokend heet water pompen, om de behoorlyke warmte te hebben om te zetten. Of anders pompt zo veel in de Destilleerketel, als gy nodig hebt; zet de Helm daar op, met de Pyp in de Slang, en stook daar onder tot dat daar damp uit komt, en ’t water zal heet genoeg zyn om te beslaan. Neem dan tot ider Kuip twe zak van ’t gemelde Mout door malkander; of gelyk anderen doen, twe derde Gersten- en een derde Roggen-mout, of half en half; of 250 ponden Gersten- en Roggen-mout door een gemalen, tot 6 Ton water. Roer het wel door een, op dat’er gene klonters in blyven. Alles tot een dikke pap door een geroerd zynde, spoel de Kuip rondom schoon af; laat het dan een uur stil staan; daar na zult gy die Kuipen elk twe uren lang wel door malkander roeren en arbeiden, om de klonters te breken. Giet daar na op ider Kuip zo veel kout water, dat de Kuip op een handbreed na vol worde, en niet volder, op dat het Mout ryzende, niet over zoude loopen. Doe daar na op ider Kuip des Zomers twe, en des Winters drie Mengelen beste verse en dikke Gist, en roer alles wel door een. Men laat ze des Winters dicht gedekt staan, om te beletten dat ze koud worde: maar in ’t opvullen, moet men’er zo veel warm water by doen, dat het te zamen heel laau worde. Doe’er dan de Gist by en roer het wel om, tot dat het begint te schuimen, en laat het zo drie vier dagen staan, tot dat het rins is geworden. Des Zomers laat men ’t ongedekt staan, ten ware het niet werken wilde; dan moet het gedekt worden; en zo ras gy ziet dat het werkt, ontdekt men ’t, alzo het somwyl te sterk en ras zoude arbeiden: want stond het lang te gisten, zouden de sterkste geesten vervliegen en zuur worden. ’s Winters laat men ’t 4 dagen, des Zomers drie dagen lang, of tot dat het rins wordt staan werken, niet tegenstaande de korst binnen dien tyd al mogt na den grond gezonken zyn; daar aan moet gy u niet kreunen, voor en al eer ’t rins is geworden. Om twemalen daags te stoken, moet men twaalf Kuipen hebben; en tot ider Kuip Moutnat twe zakken in voorraad te hebben. Men moet op elken dag precies de zelfde gereed maken. Vrydag avond maakt men de Kuipen voor Maandag gereed; Zaturdag avond, voor Dingsdag; Maandag morgen, voor Woensdag; Dingsdag morgen, voor Donderdag; Woensdag morgen, voor Vrydag; Donderdag morgen, voor Zaturdag. | |
Hoe men Ruw stookt.Neem uwe twe bereidde Kuipen, welke aan Mout en water, maar negen en een half Aam Moutnat moeten uitmaken, alzo de Ketels om ’t overloopen vry wat binnen den rand moeten blyven, en schept ze in de Geut, of lange Bak, op dat ze in de Ketel loopen; maar om voor aanbranden zorg te dragen, leg onder op den bodem in uwe Ketel zuiver Stroo, dat gene kwade reuk noch duffe smaak heeft; anderen smeren voor ’t aanbranden, de bodem der Ketel met Spekzwoord; anderen doen’er wat Boekweit en Tarwen Mout, ten dien einde deur malen; dog niet te veel. Steek uw vuur onder de Ketel in brand, terwyl gy’er de Mout in schept; en roer somwyl voor ’t aanbranden van de Mout, dit eens om; en als uw Mout in de Ketel zynde, gy ziet, dat de Ketel begint te rooken, roer dan nog eens om, zet de Helm op uwe ketel, sluitze wel, gelyk ook de Helm met de Slang, doe uwe yzere Beugel over de Helm, of uwe Stempel onder den Balk, en smeer uwe Helm ter deeg toe met Lynzaatmeel en water, tot een Pap gemaakt, of Roggendeeg, gemengd met wit van Eijeren, of zonder dit, op dat’er geen damp uit de Ketel kome. Men neemt dan nog wel een doek drie, vier dubbeld, of een Hoedvild zo groot als ’t hoofd van de Helm, die men nat houdt, om de geesten te beter te doen stollen, en neder loopen. Stook dan gestadig en zachtjes voort, maak dan dat de Pyp van de Slang gevangen worde in uw Ontvangvat. Als gy uwe hand op de kant van den Helm boven niet meer kunt houden, zal de Slang haast loopen; en zo hy te sterk loopt, doe uw vuur ten eerste met de yzere Plaat in de Schoorsteen toe; op dat het niet overloope, en de Helm, of Slang aan stuk springe. Hier door zouden ongelukken, of brand ontstaan- Zo ’t zacht loopt, doe de Vilt, of Vaatdoek koud op de Helm. Loopt het langsaam, of begint het te verminderen, doe de Schuif open en vermeerder uw vuur, tot dat het op zyn pas komt. Open en sluit dus de Schuiven, om ’t loopen altyd op zyn pas te hebben. Bewaar uw ruw gestookte in uw Ontfangvat, tot dat gy fyn stookt; en hoe gy dit eer doet, hoe het voordeeliger is, om dat anders te veel geesten vervliegen. Hierom moet het Ontfang-vat dicht gesloten zyn. ’t Is derhalven best, dat men die niet langer als van | |
[pagina 1058]
| |
2 Ruw-stooksels, zynde 4 Amen ruw nat, ten langste 2, of 3 dagen beware; legt het ruw nat langer, is ’t schadelyk, en zoude het gans bederven. | |
Om Jeneverbessen ruw te stoken.Neem tot de Zetvaten van 8 Amen, twe derden-len gekneusde Bessen, een derde koud water zonder Gest; laat het des Winters gesten. Doe’er dan een vierendeel Wynmoer by; en zet de Bessen in de kelder. Laat het des Zomers 4, of 5 weken staan, des Winters 6, 8 of 10 weken, en tot dat het zinkt. Doe daar na de Ketel tot op een span na vol, zet’er de Helm op, op dat het koke. Als het begint te koken, stop het Rook-, Inwerp-, Brand-gat toe, anders zal het te sterk loopen. Ga dus voort tot dat gy, na verscheiden Stokingen, 8 a 12 Amen ruw Jenevernat hebt. Bewaar dit in uw Bewaarvat, dat wel dicht gesloten is. Hoe dit ouder is, hoe het beter reuk heeft, en de krachten meerder zullen wezen, en beter Jenever geven. | |
Om Fyn te stoken.Neem het ruw gestookte; doe het in de Ketel, vullende deze daar mede, tot op een span na. Stook in ’t eerst weder hard aan, tot dat de Ketel warm wordt, en de Pyp begint te druipen. Sluit dan uw Rookgat, doch zo na als nodig is om uw vuur te doen branden. Stook voorts zo lang u goeddunkt, en ’t goed in staat is, en in ’t vuur brand, of in een Proefglas de proef houdt; bewaar het overgelopen Jeneverwater in een goed Vat. Gy kunt weten, of de Ketel afgestookt is; zo gy van ’t overgekomen nat uit uwe Slang op de Ketel giet. Als zy is afgestookt zal zy niet sissen, of razen: maar wel zo zy niet is afgestookt. Om een tienaams Ketel af te stoken heeft men 5., of 6. uren werk. De proef, die men neemt is deze. Zo de Wyn te sterk is, gaan de belletjes haast weg, en hy is onklaar; Is hy te slap, gaan de belletjes haast weg, en dan is hy wit en onklaar: maar is hy recht naar proef, dan komt’er in midden een schuimtje, dat zo haast niet weg gaat. Om fyn te stoken, moet men by tyds koud water in ’t Koelvat doen, en in ’t stoken het ter degen koud houden. Men moet de Helm wel toesmeren, op dat’er geen ongeluk kome door ’t uitwasemen; en moet met geen Brandende Kaars dicht by de Ketel komen, op dat de damp niet in den brand vliege. Van 4 Amen ruwe Koornbrandewyn, krygt men een Aam goede Koornbrandewyn. ’t Nat dat in ’t Fynstoken uit de Slang komt, wordt in besloten Stekannen met hengsels, en een losse Boom daar wel op sluitende, met een Sponsgat ontfangen. ’t Onklare moet in een byzonder Vat gedaan worden; en ’t heldere in een ander. Zo lang’er kragt is by het geen gestookt wordt, moet men aanhouden, en ’t by de goede Brandewyn doen. Om een fyne Ketel af te stoken, heeft men acht, of negen uren nodig. ’t Overgebleven nat gebruikt men wel, om des anderen daags ’t Mout weder aan te zetten, in de plaats van warm water, en giet’er zo veel zoet water by, als men nodig heeft; of men gebruikt het om de Koorn-brandewyn mede op proef te zetten. Men maakt ook van ’t overgeschoten nat, als ’t niet al te hard is, of lang uit getrokken; nog een Azyn die veel zuurder, en rinser van smaak en geur is, als Bier-azyn. | |
Hoe men de gestookte Koornbrandewyn op de proef brengt.Giet op elke 5 Stekannen Koornbrandewyn, 3 Stekannen schoon Regenwater, of anders van ’t overgebleven in de Ketel, of van ’t geen nageloopen is. Men verbetert ook wel de Brandewyn, met op 8. Mengelen goede Brandewyn, 8. dragma Alsem te doen, en die deur te roeren. | |
Hoe men van Wynen en dunne droeven stookt.Vul uwe Ketel met een vierde koud Regenwater, en ’t overige Wyn, tot op een voet na aan den rand: maar om van aanbranden vry te zyn, kan men ze in een Mariebad destilleren; stook en destilleer zo lang de kragt duurt. Haal ze daar na weder over om fyn te stoken, en maak’er de proef op. Daar na zult gy ze nog een reis, of twe over halen, en t’elkens daar nog een grote hand vol Zout, of twe in doen; dan zal de Brandewyn schoonder en sterker worden. Maar om Moeren, Wynen, of Bieren, die dik zyn te destilleren, is ’t best die eerst uit te persen, om ze voor aanbranden te bewaren; en doet in een Aams Ketel 8. zakjes Wynmoer, die in ’t destilleren wel nat door malkander moet zyn; dat zal ’t als Brandewyn worden, en alle zoete stof beletten schielyk op te vliegen. Tot Franse Brandewyn, neemt men Franse Wyn; en tot Rynse, Rynse Wyn; dan zal ’t’er na smaken- | |
Om van Wynmoeren Brandewyn te stoken.Als de Wynmoeren reedlyk dik zyn, moet men’er een derdedeel, of de helft schoon zoet water onder mengen, en roeren het wel deur, en maken het dun, zo dat’er gene klonters in blyven; giet het dan ter degen op een Ketel. Is ’t nog te dik, moet men’er, eer ’t in de Ketel gaat, nog meer water by doen. Leg dan geglommen vuur onder de ketel, en roer somwyl om ’t voor aanbranden te bewaren; en als het begint te ryzen, zet’er uwe Helm op, sluit hem met uwen Beugel, en smeer hem digt met Lynzaat-meel; stook dan sachtjes met een helder vuur; leg een natte vilt om den Helm, en | |
[pagina 1059]
| |
hou ’t vuur in bedwang door uwe Schuif in de Schoorsteen; en brand het te hard, schuif hem toe; en brand het te zagt, haal hem open. Trek’er dan zo veel af, als’er goed en wel komt af loopen, en zo lang als de overgekomen Brandewyn nog sist. ’t Eerste dat overkomt moet alleen zyn gehouden, zo lang als ’t zeer wit begint te loopen, en doen het weer by de Moer. ’t Geen naderhand overkomt is goede Brandewyn. Maar is hy nog niet goed, moet hy nog eens zyn overgehaald. | |
Op zyn Duits.Doe in een Ketel van twe Amen half water, en half dikke Moer, meng het wel dun, tot dat’er gene klonters in zyn; doe ze in uwe ketel, en vul ze tot twe voeten na aan den rand. Stook’er geglommen vuur onder, en roer de Moer in de Ketel om, en als zy in de Ketel begint te ryzen, zet’er de helm op, en regeer uw vuur; als boven. Hier uit kan men 30, of 32 mengelen goede Brandewyn maken, of meer, of minder naar dat de Wyn sterk is. Wil men ze sterker hebben, moet men ze nog eens overhalen en bewaren. Maar haalt’er dan verder tot veertig mengelen Droefwyn af, moet men die byzonder houden en bewaren, tot dat men 120 stoopen heeft. Deze haalt men op nieu over, en’er 70 Mengelen goede Brandewyn af. | |
Om uit Honig te stoken.Neem acht, of tienmaal meer warm water als Honig; doe’er by varse Biergist, of warme Wynmoer, en handel’er mede, als met de Koornmout; en als zy uitgearbeid heeft, destilleerze. By Honig moet men veel water doen om te doen arbeiden: maar schoon de Honig veel Brandwyn geeft, men kan’er echter den smaak niet aan benemen.
stok is een Kunstwoord van het Byen houden, en betekent een Maatschappy van Byen in ene Korf, onder enen Koning by een huishoudende.
stollen, is dik worden; dit wordt van vet gezegd, of van dingen die dik worden door vermenging van twe dingen onder een.
stomp, wordt in den Tuinbou een afgeknotte tak geheten; welke in ’t snoeijen altyd verboden word te maken.
stonden. Maandstonden der Vrouwen; Neem droge Hoenderdrek, fyn gemaakt tot een dragma in witte Wyn, den tyd van twe, of drie dagen, in. Dit brengt ze voort; of wel doe een schilletje gestoten Look op de Navel.
stoof. Zie badt.
stookkunst. Zie scheikunst.
stoppende Geneesmiddelen. Zie remedie, en aldaar samentrekkende Sluitmiddelen.
stoving is een Geneesmiddel, ’t geen men gemeenlyk van een afziedsel van verzachtende en verkoelende kruiden maakt, om de hardigheden van den onderbuik te verzachten, of van samentrekkende vochten, om zwakke deelen te versterken. | |
Hoe men ze gebruikt.Men doopt’er Linnedoeken in, als zy nog heet zyn; of men doet Lywaatten zakjes met kruiden, bekwaam om te stoven koken, en warm op de deelen van den zieken leggen. Men maakt ook droge stovingen als Haver, of gebraden Zemelen, welke men tussen Lywaat doet, en heet op Jichtige plaatsen legt. Het gebraden Yzerkruid, ’t geen men gebruikt op de zelfde wys voor de pyn der zyde in ’t Zydwee. ’t Glaskruid, ’t geen men op de pisgangen legt in het Graveelkolyk. ’t Zout en de As die men doet tot Kalk branden, en om den hals legt, om Zinkingen te weren. | |
Om op een gemaklyker en dienstigerwys te Stoven.Men moet twe Linnen zakjes hebben. Dit Lywaat moet zacht en halfsleet zyn, en vierdubbel gevouwen; men legt het een om ’t andere op. Men moet ze eerst een weinig uitnypen, om ’t grootste gedeelte van de vocht’er uit te krygen, daar ze nat van zyn. Men moet zorge dragen, dat die zakjes op de plaats niet koud worden, daar ze opleggen, en zo dra de zieke daar kennis van krygt, moet men die wegnemen, die koud geworden is, en de andere in de plaats leggen, die gestoken is in het zelfde afziedsel. De stoving moet ten minste een uur duren. Men moet niet vergeten een Laken acht dik onder den zieken te leggen, om te beletten dat de Stoving niet op ’t Bed druipe, en den zieken niet verkouwe. | |
Een verzachtende en verkoelende Stoving.Zie daar ene Stoving, die goed is om de hardigheid van de Lever, of Mild, den Onderbuik, of Lyfmoeder te verzachten. Doe in vyf pinten water tot op een derde Violen bladen koken, met Malve, Heumst, Kruiswortel, Bééren-klaau, van elks een hand vol; wortels van Althea en Lelyen klein gesneden, van elks vier oncen, ongestooste Lynzaad en fyne Gtiek, van elks een once; Kamille en Melilote-bloemen, van elks een handvol. Men moet het afziedsel deurzygen en uitpersen; en’er, gelyk boven, gebruik van maken. | |
Een Stoving, die goed is voor Raauheden, Maagkolyken, Zwakheden, en verslapping van vezelen in de Buikloop en Spysloop.Maak droge Noten in een pot over ’t vuur heet, en Jeneverbeijen; doe alles tussen twe Lvwaten en leg het op de Maag. | |
Stoving voor Ontledingen en Kneuzingen.Kneus, Jenever- en Laurier beijen, en stamp granaatschillen, van elks een once. Hak de bladen van de Smeerwortel, Orego, Hop, Scordium, en rode Rozen, van elks een hand vol. | |
[pagina 1060]
| |
Hebbende het daar na alles met den andere gemengd, doe het in zakjes van ene grote, naar gelang van ’t beledigde deel. Hebbende het toegenaaid, doe het in zware rode Wyn koken, op een derde. Laat uwe zakjes koud worden, neem’er daar na een van, en nyp het ligtjes uit tussen uwe handen, en leg het op het beledigde deel, en laat het daar op ontrent een uur, verander het daar na, en leg het ander in plaats; ga dus voort met veranderen vyf, of zesmaal. Laat’er eindlyk het laatste, dat gy’er oplegd, den tyd van vyf, of zes uren op. Deze Stoving is zeer goed voor ontledigde deelen, om zenuwen te sterken, gelyk ook Spieren, Banden, en om Gezwellen te ontbinden; die op Kneuzingen volgen. Zy is ook goed voor Raauheden, als men ze op de Maag legt.
streek is een twe en dertigste gedeelte van ’t Kompas. Hier by rekenen de Zeeluiden de plaatzen van waar de winden komen.
stremsel. Zie lubbe.
strik is een Kunstwoord van de Jagt. ’t Is een klein toutje in de Hagen, of naauwe deurtochten gespannen, met een glyjende knoop waar mede men Hazen, Konynen en ander wild vangt en wurgt, ’t geen daar deur wil. Men maakt ze ook wel van drie Paardeharen, insgelyks met een glyende knoop gemaakt; men vangt hier Vogels mede, zo om den hals als pooten. Men maakt ze ook van Sentory, of Koperdraad. | |
Om Harten, wilde Zwynen, Wolven, Vossen en andere, grote en kleine Dieren te vangen.Men moet eerst de plaats weten daar de Dieren gewoon zyn deur te loopen, daar na een Boom A. kiezen, waar van de stam niet dikker dan een goede Staak is, en tien, of twaalf voeten hoog. Zo men een Strik voor een klein dier wilde zetten, moet men de dikte en hoogte van den Boom, of Boomtje naar deszelfs grootte nemen. Gy moet den Boom A. tot aan den grond toe; aan den kant, waar door het Dier moet gaan, zyne takken benemen, en maken daar een Strik G. van Yzer aan vast, of van Touw op de plaats F. Recht tegen over dien Boom moet gy een andere zoeken, of daar dichte by een stok B. zult vast maken, welke gy zult inkeepen, ter hoogte van vier, of vyf voeten in C. min, of meer, naar de hoogte van ’t Beest dat gy zoekt te vangen. Trekkende daar na by het tou van de Strik, zult gy den Boom als een boog buigen, en hem vast zetten aan ’t eind in de keep C. van den Boom B, op dat hy niet wederkeere ter plaatse van waar hy is gebogen. De Strik G. moet midlerwyl door toutjes, of takjes van kruiden D E. op hare plaats worden gehouden. Deze Strik moet ruim genoeg zyn, en op de hoogte van ’t Beest geplaatst te worden, ’t geen zich daar in verward vindende, en de Boom dan uit de keep gaande, springt met geweld af, en de Strik verwurgt het. Men kan deze Strik op verscheiden plaatzen te gelyk zetten. Zie het Figuur hier achter. | |
Andere Strik, bekwaam om allerlei soorten van Beesten te vangen.Men moet vooraf onderstellen, dat de deurgang van ’t Beest, dat men vangen wil, een paadje zy daar een Heg, of Hakhout op zy komt. Zo dit zo niet was, moest men enige takken van Boomen ter plaatse steken daar men de Strik wilde zetten. Dit ondersteld zynde, moet men gelyk boven een Boom A. van twaalf, of vyftien voet, wat min, of meer hoog naar de hoogte van ’t Beest onderstellen; hou de takken aan den kant af, daar het Dier deur gaat, en maak aan de plaats F. twe dunne sterke Touwen vast, waar van het een zal dienen, om’er de Strik G. aan vast te maken, die zeven, of acht duimen lang is, en aan de twe einden vlak is. Als men geen Boom A. heeft, gebruikt men een Staak van groen hout, die men diep in den grond steekt; daar maakt men een keep in, een voet, of anderhalf van den grond in L.; daar na zoekt men een anderen Boom B. die tegen over den anderen staat, en kipt hem drie, of vier duimen van den grond in. Als men den laatsten Boom niet heeft, kiest men een struik van een Boom, of steekt een Paal in den grond, die sterk houdt, en’er niet uit gaat. Voorts, de eerste Boom moet niet te dik zyn, om te buigen, gelyk we wat hoger hebben aangetekend. Daar na zult gy een andere Staak E. nemen, die van middelmatige dikte is, of by gebrek daar van een hoepel die een derde, of de helft langer is dan het pad wyd is; welke gy in de langte doormidden zult spouwen. Daar na zult gy de twe einden, elke met een toutje aan een binden. Daar na zult gy twe kleine wiggetjes L. tussen de spleet steken, digt by de toutjes, om de spleet der staak open te houden, en in ’t midden van die opening zult gy aan weerskanten, drie, of vier yzere punten vast maken, die sterk, scherp, en twe vingeren lang zyn, of daar ontrent. Gy zult die Staak zeer styf vast maken aan den Boom A. op de plaats H. en aan de Staak B; dragende zorg, dat gy ze als een boog buigt. Daar na zult gy een andere Stok nemen, die zo lang is, als het pad wyd is; gy zult hem aan de ene kant plat maken, en kippen ze aan de andere kant in; latende daar na het platte eind tegen den Boom A. rusten, zult gy het toutje en kleine houtje C. zo trekken, dat de Boom A, waar aan gy ’t vast hebt gemaakt, zich als een boog kromt. Alles dus geschikt zynde, zult gy een keep in den Boom B. maken, en brengen daar met geweld een van de einde van het kleine houtje in, en ’t andere eind in de keep van de Stok D. Zo, dat hy niet hoger van den grond zy, dan drie, of vier duimen, aan dat eind, daar het aan de andere kant moet zyn van een voet, of daar ontrent. Maak daar na ee Strik G. styf vast aan ’t andere [illustratie] | |
[pagina 1061]
| |
toutje, dat aan F. vast is. Men kanze een weinig laten opgaan in de spleet van de Staak E, of ze met een toutje, of een takje vast maken, aan de twe Boomen A. en B, op de plaats I. ’t Is dienstig de Strik dus vast te maken, om zorg te dragen, datze niet draje, en men ze vlak houde. Dus de Strik zynde gezet, zult gy een Plank K. onder de Stok D. op zyn kant zetten, om voor een tre te dienen, schoon dit niet volstrekt nodig is. Dit gedaan zynde is ’t Tuig gespannen, en ’t is onmooglyk dat het beest’er deur gaat zonder te worden gevangen. Voorts om hun de reuk van Mensen te benemen, die hen konden dien weg doen myden; moet men zich, voor ’t zetten van den Strik, de handen met Gras vryven, of met den drek van een Beest, daar ze zin in hebben. Men zoude ook by de Strik kunnen leggen, of Eikels, of Vlees, of Kruiden, naar de zinlykheid van ’t Beest, dat men wil vangen. Zie achter de Figuur. | |
Soort van Strik, om verslindende Dieren te vangen.Men moet een soort van Kamertje, of Hokje, dat vierkant is, maken, met palen van vier, of vyf duimen over ’t kruis en acht, of negen voeten hoog. Men moet ze styf in de aarde steken, zettende de ene van de andere twe duimen, of daar ontrent, en maken deze aan een vast met andere Palen, die’er van buiten dwers tegen leggen. Aan enen van de kleine zyden van dit Vertrekje zult gy ene opening laten, daar gy een deur aan zult maken, met goede helling, goed Yzerwerk, en die door toevallen sluit. Aan de andere kant, die daar recht tegenover is, zult gy een Ring vast maken, daar gy een Tou deur zult steken, aan welks een eind gy een groot stuk aas zult vast maken; en aan ’t ander een Klemhout, ’t geen gy overdwers zult leggen tussen de Poort en de Deur, om de Poort open te zetten. Zodra het Beest de Roof zal ruiken, zal ’t’er in komen om ze te vatten, en ’t willende mede nemen, zal ’t wakker aan het Tou trekken, en door dit middel ’t hout weghalen, ’t geen de Deur open hield. Terstond zal de Deur toesluiten, en om dit nog schielyker te doen, kan men’er een grote steen achter aan vast hangen, die daar nog meer gewigt aan gevende, zyne beweging zal verhaasten. Deze Strik is gemaklyk, en geeft geen ongemak aan de Reizigers, die somtyds in de kuilen vallen, die men graaft, en gevaar loopen van zich te bezeeren, of zeer kwalyk hunnen tyd deur te brengen. Om Wolven en Vossen te lokken in de Strik: Zie aas.
stroo is een pyp en stam van groot en klein graan, ’t geen gedorst is. Men gebruikt het Stroo om’er de Paarden en andere beesten mede te strojen. Daar van daan komen de Mesthoopen, die dienstig zyn om Landen te mesten. In de Huurcedels met de huurders gemaakt, maakt men werk om de Stroo en Stroobergen op Hoeven te laten. Men geeft ook ’t Koornstroo aan ’t Vée, om ’t tot Voeder te dienen. Men geeft ze ook Gerstenstroo; enigen dryven, dat dit voor Paarden noch Koejen goed zy, ter oorzake van de Vezels die in hunne tanden komen, en de beesten beletten te eten. Deze aanmerking wordt in ’t algemeen niet goedgekeurd, en de gantse wereld begrypt niet, dat de Vezels van ’t Gerstenstroo, dat ongemak aan Paarden, of Rundren geven. Alzo ’t Roggestroo langer is, maakt men daar Bindzels van, of groot Stroo om de Gerven te binden, de Wyngaarden en andere dingen, die den Landbou betreffen, op te binden. ’t Haverstroo is zoet en lekker; de Glasblazers gebruiken ’t om’er hun Glas in te verzenden. Men maakt van Stroo velerleije werken, als Matten, Stoelen, Koorden, Zonne- en andere Hoeden, Matrassen, en Borduurwerk, men verwt het met verscheiden kleuren. | |
Geheimen om allerlei Verwen aan ’t Stroo te gevenSchoon allerlei soort van Stroo goed zy, om te verwen, zyn echter de ene soorten beter dan de anderen. By voorbeeld; het Roggestroo is beter als Weitenstroo, alzo ’t langer en zo dik niet is. ’t Gerstenstroo is ’t beste van allen, alzo de leden langer zyn, maar dik en breeder. Ik heb een geestelyken gekend, een man die zeer handig met Stoowerken wist om te gaan, die Haverstroo voor alle andere prees. Men moet maken, dat het Stroo in den regen niet heeft gestaan. Dies te frajer en minder gevlakt is ’t. Men moet het witste bewaren, om ’t wit in de mengeling te gebruiken. | |
Om Stroo Rood te verwen.Men moet Brasielhout nemen, dit aan kleine stukjes doen, en het den tyd van een halfuur doen koken, tot dat al het verwsel in het water is geraakt; daar na moet gy die Verw in een verglaasde pot doen, die het vuur verdragen kan, en daar het Stroo in laten weeken, op heette as, tot dat het Stroo de kleur gevat heeft. Men maakt het meer, of min rood naar den tyd, welke men ’t’er in laat. Hoe men ’t langer in de Verw laat staan, hoe ’t meerder vat. Men moet zorg dragen, dat het in ’t droogen zyne kleur houdt; men moet het daarom liever hooger, dan lager van kleur maken. Let wel, dat men het Stroo twe, of drie dagen in Aluinwater moet laten weeken, eer men ’t in de Verw zet, anders zoude het de kleur niet vatten. ’t Aluinwater is niet anders, dan de steen der Aluin fyn gestooten, en in vers water gesmolten; voor twe potten water moet men nemen, de grootte van twe Eijeren gestooten Aluin. Andere Rode kleur. Gelyk het eerste rood veel eer Ponceau is, dan helder rood, en al is ’t gemaklyk te maken, weinig in gebruik is. Men moet nemen Cochenille, die aan kleine stukjes doen, | |
[pagina 1062]
| |
ze laten in water koken, tot dat’er het Verwsel geheel uit is gehaald, daar na moet men ’t in een verglaasde pot doen, doen’er het Stroo in, en ’t op heette as, den tyd van vyf, of zes dagen, laten trekken, en’er alle dag wat uit nemen, om verscheiden soorten van kleuren te hebben. Niet te vergeten, dat het eerst in Aluin voor alle kleuren moet bereid zyn. Voor Appelbloessem moet men sap van rype Moerbyen nemen, dat eerst in Aluinwater, als boven, is bereid. ’t Is niet nodig gezegde kleur te laten trekken. Stroo vat deze licht, schoon ’t koud is, en gelyk men over al en altyd geen Moerbeijen kan vinden, maakt de zoete Wyn, als zy eerst uit de Wynpers komt, dit vry wel. By gebrek van zoete, moet men andere rode Wyn nemen, die van Beestebloed-kleur is. Deze maakt die kleur vry wel; maar niet gelyk de eerste, die beter het Stroo vat, dan de twede, en de twede dan de derde. Die Stroo van velerlei hoogte van de zelfde kleur willen hebben, hebben niets anders te doen, dan’er alle dagen enigen uit te halen; en gelyk men de Stroo in de Verw vyf, of zes dagen lang moet laten; op dat ze de kleur in volmaaktheid vatten, is het goed’er alle dagen enigen uit te halen, en dit is ’t middel om’er wel in te gelukken. Voor Goudkleur moet men de wortel van een hout nemen, dat de Verwers onder den naam van geel hout gebruiken, om die kleur te verwen. Het is geel van kleur, en maakt een zeer fraai Auroor. Men moet het aan kleine stukjes doen, het in water koken, tot dat’er de kleur is uitgehaald, en laten’er ’t bereid Stroo in weeken. Anders, men heeft alleen het Stroo door den Liksteen te laten gaan, alzo het reeds geelachtig is. Voor het Geel, moet men nemen het zaad van de Nerprum. Men moet ze in ’t water doen koken, tot dat’er de verw af is; men moet het in een verglaasde pot doen, het Stroo daar in laten weeken, op heete as, of men moet’er Saffraan in laten koken tot dat’er de kleur is afgetrokken, dat is, den tyd van een klein half uur. Dus moet het met alle deze kleuren gaan, die men in water moet laten koken, zetten dit in een verglaasde pot, en doen’er het Stroo in, en trekken ’t alles op heete as. Men moet aanmerken, dat het Stroo bereid zynde, gelyk men heeft gezegd, als het in gemene loog van gemene as heet is getrokken, trekt het zelve een zeer schoon geel aan, ’t geen echter zyne kleur verliest, als men de Stroo plakt. Dus kan die kleur geen dienst doen, dan wanneer men ruikertjes toestelt, die met de naald, met zyde worden gemaakt. Anders. Doe koken in water Terra Merita, dat wel is gestooten, en laat daar uw Stroo in weeken. Voor de Violet kleur; Deze maakt men met Indies hout, ’t geen men aan kleine stukjes doen moet, en doet koken in water, tot dat’er de kleur af is. Men doet het daar na in een verglaasde pot met bereid Stroo, om het op heete as te laten trekken. Als men ’t lang in de verw liet, zou het zwart worden; dus moet het voor die kleur dienen. Het zoude ook gans zwart worden. Zo men daar een weinig tyds veel Brazieljehout in zette. Daarom moet men’er maar weinig te gelyk in doen, tot dat men de Violet kleur heeft. ’t Stroo op heete as te laten trekken is niet anders, dan heette as in een Komfoort te doen, om’er de pot met Stroo op te zetten. Men heeft die assen niet dan drie, viermaal daags te vernieuwen. Deze manier van trekken is voor allerlei kleuren. Zo de Potten, waar in gy het Stroo laat trekken niet hoog genoeg zyn, om daar in te kunnen, en ’t niet tegelyk onder kan staan, moet men ’t alle dag omkeeren, op dat een van de einden niet bruinder, dan het ander zy. Voor de blaauwe kleur. Deze kleur kan men niet maken, om dat het Stroo van binnen in de holligheid kleur vattende, deze het groen in de plaats van blaau maakt, door ’t mengen van de Stroo kleur. Maar zy, die moeite willen doen om fraje kleuren te maken, nemen Stroo dat zo is gekleurd, als ik hier achter zal zeggen. Bevochtigende het een weinig, voor het openen maken, zy het met een houte Polyst glad, of met het Hecht van een mes, aan de kant daar het gelykst is. Nemende met een een Pennemes, dat wel moet snyden, de ruwe zyde van het Stroo, aan het binnenste van ’t Stroo, om daar het Polysthout over te krygen. Maar alzo de andere, dat is, de buitenste kant van het Stroo, uitnemend glad van natuur is, en niet kan houden, al werd het op Papier geplakt, en daar af zoude gaan, als men het Stroo zoude krygen, moet men ook die glimmende oppervlakte van het Stroo met een Pennemes daar afnemen. Hierom moet het Stroo zeer dik zyn, en het leggen in een verwzel op deze wys gemaakt. Men moet Indigo nemen, dat een turquin blaau is, dat in water smelt, stoten dit en zetten het in vers water te trekken, tot dat het gans is gesmolten. Men neme de grootte van twe neuten op een Chopyn, water, om daar in uw bereid Stroo te weken op heette as. Let wel, dat deze kleur een vry schoon groen geeft, als men daar in Stroo laat weeken, dat te voren in geel geverwd is. Men moet zorgdragen, dat men in generlei verw het Stroo moet laten koken, om dat het rimpelt, zo dat gy ’t niet zoude kunnen gebruiken. Men moet de verw ook niet al te heet maken. Zeer schoon Groen. Men moet nemen Spaansgroen, dit in Azyn laten smelten, daarna moet men’er een klein glaasje Brandewyn in gieten, of overgehaalde Brandewyn, en daar in uw Stroo, op heette as, laten trekken. Zo gy het Stroo in dat trekzel een weinig laat staan koken, zal het een hoog groen hebben, dat’er schoon uitziet: maar men moet zorgdragen, dat men ’t niet te lang laat koken, op dat het niet krimpe. ’t Zal goed zyn de pot te sluiten, waar in de verw is, op dat de kracht der Brandewyn niet vervliege. Anders. Laat de Azyn in een weinig Wynsteen van Mompellier weeken. Doe’er, na uw eerste Weeksel | |
[pagina 1063]
| |
naar gelang wat Spaansgroen in, en laat het nog wat weeken. Doe daar na in dit twede Trekzel uw Stroo weeken, ten minste een maand lang. Voor Schaarlaken moet men nemen scheersel van Ratyn, of doen’er Scharlaken scheersel in, en daar na in Brandewyn laten weeken, tot dat de kleur wel is gevat; daar na moet men daar in Stro zo lang laten weeken, als het nodig is. Voor helder Rood. Laat Brasielhout den tyd van vier en twintig uren lang in laau water trekken; laat’er daar na uw Stroo in weeken, en zy zullen met een aangenaam helder rood zyn geverwd. Voor Purper. Neem Orseille, doe het hard koken; laat daar het Stroo vier en twintig uren lang in weeken, en het zal een fraai purper hebben. Voor de Persik-kleur. Neem Orseilje, laat het in laau water weeken, laat’er daar na uw Stroo in staan, tot dat het de kleur van Persik heeft aangenomen. Voor ’t Zwart. Laat uw Stroo, dat reeds Violet is, in een verw van groen weeken.
stroodek, is een uitvinding der Tuinluiden, om in de Winter, tot weinig kosten, met lang Stroo en enige Latten, een Dek en Schuiling voor hunne Bedden te vinden, om voor de kouden de Planten te bewaren, die daar door zouden bederven. Om dit Stroodek te maken, zyn ze te rade geworden, om vlak op den grond neder te leggen, drie lange Latten van zes of zeven voeten, en ze evenwydig van een te leggen, twe, of drie voet van malkander. Daar na hebben ze dwers over die Latten heen een laag, van lang Stroo, een duim dik heen gelegd, ter hoogte van vyf, of zes voeten, en zo lang als de Latten zyn; en daarna hebben ze nog drie Latten over dit bed van Stroo heen gelegd, zo datze op de andere leggen. Vervolgens binden ze met teenen de onderste aan de bovenopleggende; en eindlyk hebben ze’er nog twe andere Latten dwers overheen gelegd, en over een van de twe kanten van dit werk, om ’t alles styver te maken. Door dit middel hebbenze het Stroo tussen de latten opgesloten; zo dat alles met malkander een soort van Tafel uitmaakt. Als deze Tafel op zyne breede zyde overeind staat, en door poten in de grond staande overeind wordt gehouden, maakt zy een soort van kleine heining, die de bedden voor koude winden bewaart; dit noemt men Schermen, om dat het die plaatsen voor snywinden beschermt; terwyl de wederstuit der Zonnestralen daar een warmte geeft. Of men legt dit Stroodak vlak op den grond, welke men te voren van enige dwersleggende latten voorzien heeft, die op paaltjes rusten, die in den grond zyn geslagen, een duim, of vyf hoog van den grond zyn, om te maken, datze niet te na aan den grond zyn. Als zy dus leggen belettenze de Sneeu en koude daar op te vallen, by voorbeeld op de Saladen, en de vroege Radys. Zie daar hoe ’t Stroodek gemaakt en gebruikt wordt.
stroop. Zie siroop.
strot. Dit is een deel des Mensen, tussen ’t hoofd en de schouders gelegen. Men neemt ze somwyl voor de keel, welke het inwendige van den hals is. Zy is aan enige ongemakken onderhevig. | |
Remedien voor de ongemakken van de Strot.I. Als men ziet, dat men het spog niet deur kan zwelgen, moet men het Imperiale water van Kolkothar nemen, (Zie daar van hoe men ’t maakt op ’t woord colcothar) daar Lywaat in doopen, en het om den hals slaan, en ’t daar een uur acht, of negen om laten. II. ’t Water van verse Moerbeijen, met de destileerketel overgehaald, is’er zeer goed voor. III. Doet Gerst koken, doe’er wat Suiker in, en drinkt het als een Gerstedrank. IV. Neemt een goede lepel beste Honig, een lepel Wyn-azyn, zet dit op heete as, om de Honig te laten smelten; dat middel is uitnemend. Men moet daar mede gorgelen, en kan ’t zelf deurzwelgen. V. Men moet nemen een Vitrioolsteen van Ciprus, en hem doen in een glas water, om daar een kleurtje aan te geven: als het zal de behoorlyke kleur gekregen hebben, moet gy daar een drup, of twe Geest van zwavel op doen, dit maakt ze zo helder als voren. Men moet hier mede gorgelen, maar’er niet van deur laten gaan. | |
Voor enkele Wonden van de Strot.VI. Neem ’t sap van de bladen van Aardveil, met een weinig Zout, raak daar mede de Zweer aan, of met het Unguentium van Egyptiacum, of met zout water, of met een once Rosenhonig, met een dragma geest van Zwavel, of van Zout gemengd. VII, Tegen Heesheid: neem de bladen van Malve, doe ze koken, en maakze op de wys van Spinasie klaar.
struif wordt van beslagen Eijeren in de Pan gebakken gemaakt. Men maakt ze van velerleije soort. | |
Struif met SuikerMen klutst Eijeren, doet’er een fyn gehakte Citroen-schil in, een weinig Room van Melk en Zout, alles wel ondereen zyude geslagen, bakt men ze in de Pan. Eer men ze op een Schotel omkeert, suikert men ze in de Pan; daar na keert men ze na den kant om, die kleur heeft gekregen, legtze op een Schotel, en doet’er Suiker over, om ze heet voor te zetten. | |
Struif met Champignons en Room.Deze Champignons moeten gestoofd en in tween zyn gesneden, daar na neemt men Eijeren, welke men met Pieterselie en Zout wel slaat. Men doet daar de Champignons deur, en men bakt de Struyf gelyk andere. Men kan dergelyke Struiven met Mousserons en Morilles in Room, met kleine erreten, | |
[pagina 1064]
| |
en Room, met de toppen van Aspersies en Room, en de bomen van Artisokken op de zelfde wys gereed gemaakt. Men maakt ook Struif met witte Aardappelen met Room, en zwarte Aardappelen ook met Spinnasie en Zuring. | |
Struif met Ham.Maak een gehakt van een gekookte Ham, meng ze met Eijeren, en doe als met het voorgaande. | |
Gevulde Struif.Neem ’t Borstvlees van een Kapoen, of enig ander gevogeld, dat gebraden is, hak het klein, doe daar onder gekookte Ham, vette Lever, alles ook gehakt, maak’er een gestoofd van dat wel gekruid is, maak daar na uwe Struif, en draag zorg, eer gy ze maakt, dat ze kleur heeft gekregen; dis ze daar na op, en als gy ze heet opdist, doe’er Schape- of Rundnat over. Men kan de Struiven met allerhande gestoofden vullen, gelyk de Borsjes van een Kalf, de Lever van een Haas, Konyn, gehak van een schyf Kalfsvlees, vette Lever alles tot Ragout gemaakt, met een vulzel van Vis, de Hom van Karper. Men doet ze ook in de vaste dagen vullen met Moeskruiden, die fyn gehakt zyn. Neem wat Venkel, Dille, Kervel, Fiolebladen, Reinvaren, Waterkers, Zuring, Beteunie, Leverkruid, Cichorei., Spinasie, en de bladeren van zwarte Aalbessen, Parrei, Goudsbloemenkruid, Madelievekruid, hak het onder een, meng het met Eijeren, bak het met Boter, ’t is smaaklyk. | |
Om een Appelstruif te bakken.Neem twaalf Rabauwen sny ze aan stukken als tot een Taart, doe ze in een platte pot met een goed stuk Boter, en wat Suiker, schudt ze dikmaal om, maar roer niet, doe’er als ze murruw zyn geworden, vier, of vyf geklopte Eijeren deur, neem dan een pan met Boter, en als die begint te snerken, strooi’er fyn gestooten beschuit in, met Suiker en Kaneel onder een, zo dat de bodem bedekt is, doe’er dan de Appelen op, bestrooi ze weder met beschuit, dat ze bedekt zyn, doe weinig vuur op ’t dekzel, en laat het bakken. | |
Om Spekstruif te bakken.Neem dunne stukjes Spek, doe ze in de pan, en dan twe, of drie ronde oubakken stukken wittebrood, waar van de korsten zyn gesneden, en die geweekt zyn in zoetemelk, en klein gevreven in een platte pot; roer’er zes, of acht Eijeren onder, en bak het in de pan.
struiken en struellen, wil niet anders dan kwaat hout beduiden, daar weinig voordeel van komt, en dat niet is dan Brem, Dorens en Distelen, enz.
struisvogel is een van ’t grootste gevogelt dat’er is, alzo’er zyn, die meer, als tien voeten hoog zyn, als men ze van boven van ’t hoofd af tot onder aan de voeten toe meet. ’t Hoofd is klein en men vindt’er weinig brein in, en is gedekt met klene gele haartjes, zo dat het byna kaal is, gelyk ook de dyen en zyden. De ogen zyn rond, met beweegbare oogleden van boven, tegen de gewoonte der Vogelen aan. Zyn bek is kort en puntig, de tong klein, de hals lang, en met een soort van kleine dons gedekt; een weinig grys en glimmend, dat meer na haair als veders gelykt. Men noemt het ook dikmaal het haair van een Struisvogel. De rug is breed; de vleugels zyn kort, met fraaje witte veders voorzien, of zwarte, of bruine, gryze, zachte, donsachtige. ’t Lyf is met witte veders, zwarte en gryze bedekt. De staart is wit, de dyen groot, grof en spierig; zonder veren, maar met een gerimpeld wit rosachtig vel. De pooten zyn met grote schubben gedekt, en men vindt, dat ze enig gelyk naar die van een Kemel hebben. Dit heeftze de den naam van Struthio Kamelus doen krygen. De pooten zyn verdeeld als die van Koejen, hebbende maar twe grote klaauwen. De geboorteplaats van deze Vogels is Afrika, Morenland, Arabie, en Peru. Zy bemint Woestenyen. Men vindt’er dikmaal grote troepen van. Zy loopt snel, maar gebruikt de vleugels niet om te vliegen, maar zy dienen hun voor zeilen, als zy voor de wind hebben. Men gebruikt de vleugels en staart tot verciersels op de hoeden, en op Ledikanten. Die van de Mannetjes komen zyn schoner en meer geacht, dan die, welke van de Wyfjes komen, om dat ze veel groter zyn, beter voorzien, en de einden ronder hebben, en de zyden fyner. Elke van die vleugels draagt aan haar eind twe lighamen, een dun lang hol, hard als een horen, hebbende byna een Figuur van een Pen van een yzer Varken. De Eijeren zyn zo groot, als een kinds hoofd, byna eirond. De schil is dik, glad, hard en wit. Men maakt’er Vaten van, en ’t binnenste is goed om te eten. De Struisvogel eet Kruiden, Gerst, Boonen, Beenen; zy zwelgt ook Yzer; Keisteenen verteert ze door vryven, en kleinmaken, ’t geen ze in de maag overkomt; maar zy krygt’er geen voedsel van. Die harde stoffen dienen haar niet, dan om zachter stoffen daar ze voedsel van hebben, en’er mede gemengd zyn, te kleinsen en fyn te maken. Zo ze daar meer van deurzwelgen, dan ze tot het bryzelen van doen hebben, zyn ze daar ziek van, en sterven.
stryken is een Schippers woord, ’t geen nederhalen, of laten betegend, en op Zeilen en Vlaggen wordt toegepast; en op alles, wat in een Takel hangt.
stuifregen is een fynen Regen, die in de Winter na een Mist valt.
stuipen, stuiptrekkingen. Deze zyn ongeregelde en onwillige bewegingen der deelen, die getrokken worden. Men heeft driederhande soorten van Stuiptrekkingen. Men heeft ze daar de Mens styf en recht | |
[pagina 1065]
| |
van is, zonder voor-, of achter-over, of over-zyde getrokken te worden; men heeft ze waar in ze voorwaards worden getrokken; en men heeft ze, waar in ze achterover getrokken worden. De Stuiptrekkingen ontstaan van te grote volheid, zo wel als van te grote ledigheid van bloed; of door winden, of door samenstemming der maag; of der andere deelen. Zo zy van een wond, of val veroorzaakt,van braken en verlies van verstand verzeld gaan, zyn zy doodlyk, gelyk ook die, welke van een ingewortelde droogte verzeld gaat. Wat die belangt, welke van overvloed worden veroorzaakt, men kentze daar aan, dat zy in volle gezondheid imand schielyk overvallen, of in ’t begin ener ziekte, of kort daar aan, of aan luiden, die te veel drinken, of in ledigheid hunnen tyd deurbrengen. In zo een Stuiptrekking zal men de zelfde levenswys en geneesmiddelen, als in de Apoplexie, of Lamheid gebruiken, vooral zal daar het Schroei-yzer dienst doen; of zo’er de Koors op komt, geneest ze terstond. Door ledigheid, zo’er enigen schyn is, dat men is vermoeid, of uitgeput, door te veel doen, of door ’t gebruik van te sterke middelen, of door te veel hartzeer, of door bloedverlies, of door hongerlyden, of door een lange en gedurige koorts. Schoon alle deze tekenen doodlyk zyn; men zel ze echter allengskens trachten door licht verteerbare spyzen te herstellen; waar van men dikmaal maar niet veel te gelyk zal nemen; als Rys met Melk gekookt, of een Hoen, gepelde Gerst, Haverde gort, Amandelmelk met wat Suiker, het Bad eens daags, met een deel water van Zemelen, dat men heeft gekookt. In bloedverlies zal men laten, zo ’t van over vloed is gekomen: maar men moet in dit alles wel zyn verzekerd. De stuiptrekkingen, die kinderen van de winden overkomen, of van tanden, of van vochten, of door Wurmen, die de maag prikkelen; zullen genezen worden, zo men ze ’s morgens nuchteren geeft twaalf, of vyftien greinen Rabarber, of de schil van Oranje- appelen gestooten, of in Vleesnat, of in een Ei, of in een gekookte Appel, of in Konfituren een dag twe, of drie lang. Men kan ze ook Kruis en Munt gestooten geven; en van tyd tot tyd doen innemen twe, of drie druppen Thriakel-water, of Imperiaalwater, met een lepel water gemengd. Daar na zal men ze den buik met het sap van Alsem vryven, of met Wyn, daar Alsem in geweekt is, of Aloë. Of men zal ze op den buik een Pleister leggen van Aloë, en Meel van Lupynen gemaakt, van elks evenveel, met het sap van Alsem. Dit smeert men over Lywaat, om het op te leggen, gelyk gezegd is. Grote luiden zullen Thriakel-water gebruiken, of Imperiaal-water, of een voorschrift in Apoplexie gegeven. Of zy zullen een handvol Salie en Mariolein in een pint Brandewyn weeken, met een vierendeel Suiker, om’er ’s morgens en ’s avonds een lepel van in te nemen, en’er de slag van ’t hoofd mede te smeren, als ook de neus, en van binnen de handen. Men kan’er ook bydoen een handvol Kwendel, en twe handen vol Betonie. Zy zullen niet gebruiken dan wassingen van Alsem, Kamille, Melilote, daar ze twe oncen Olie van Neuten zullen bydoen, en zo veel Olyven Olie. Zy zullen somwyl een Nat van de pot gebruiken, dat niet is gezout, met zo veel rode Wyn; of zy zullen een groot glas Olyven-olie uitdrinken. Men heeft ene trekking, uit een gebrek der zenuwen ontstaande, die men opkrimping van zenuwen noemt, en een andere die door een toeval geschiedt, als de zenuw is gekwetst; hier moet een handig Heelmeester hulp aan toebrengen. De andere ontaart menigmalen in een lamheid die beving veroorzaakt, of ene doofheid van het deel; waar in zy gevallen is. Men kan’er de zelfde hulpmiddelen aan toebrengen als aan de lamheid. Men geeft’er van naar de jaren. Men heeft nog ene trekking, die door de Slangesteek wordt veroorzaakt, of om dat men vergif in ’t lyf heeft gekregen, of een geweldig middel. Deze is algemeen, en wordt door hartsterkende middelen, als Theriak, Orvietaan, Confectio, Hyacinth, Alkermes, Bolus, Koraal en Perlen genezen, of door Olyven-olie te drinken. | |
Andere middelen tegen Stuiptrekking.I. Neem de bladen van Artemisie anderhalf once, Peonie-wortel een once, witte Wyn een pint. Doe de Mannetjes Peoniewortel drogen: stamp ze daar na fyn; en doet ze met de overige drogeryen in een Pot, of zuivere Pan. Doet ze zachtjes op de helft verkoken. Zygt het door een Lywaat, of fyne Temis; en geef’er den zieken ’s morgens, ’s avonds, en zo menigmalen van, als gy vindt, dat het aan zal komen. De zieke moet een vierde van een once van de poejer der Peonie, den tyd van zes maanden, om zyn hals dragen, die men in een kleine zak van Taffetas zal doen. II. Neem de wortel van Mannetjes Peonie, die vers is, sny’er zo veel van als u behaagt aan stukjes, en leg’er van in uwe Koussen, onder de voeten.
stuwen. Stouwen is een Schippers woord, ’t geen ’t schikken der goederen in een Schip betekent, zo dat’er geen ledige plaats in ’t ruim overblyft, om’er veel te kunnen bergen.
styfsel is het bezinksel, of overblyfsel, dat men op den bodem van de Tonnen vindt, waar in de Styfselmakers de zemelen hebben laten weeken. Van dit bezinksel, van zyne zemelen gescheiden, maken ze Brooden, welke ze in den Oven, of in de Zon laten drogen, en daar na in kleine brokjes vallen. Om goede Styfsel te maken, moet men de schoonste Tarwe nemen, en ze wel reinigen, of uitzoeken, zo dat’er niet in blyve dan het enkele graan; zet ze dan een goeden tyd lang in de Zon te weeken, als ’t heel warm is, en geef haar ’s morgens en ’s avonds vers water. Hier toe is Regen- en Rivierwater ’t best. Als het Koorn met een vinger | |
[pagina 1066]
| |
heel zacht gedrukt wordende opsplyt, dan heeft ze genoeg. Hoe warmer weêr het is, hoe eerder ze splyt, doch het hoogste dat ze te weeken moet staan, is twalef dagen, als het niet warm is. Daar na moet men eenen Sak hebben, daar toe afzonderlyk gemaakt, zynde een half el lang, en een vierdedeel breed, van eene rosse kleur, wat fyn van draad, en bekwaam om de zemelen daar van af te scheiden. Dan moet men ene andere Tobbe hebben die ter deeg schoon is, en ene schoone en gladde plank daar op leggen; daarna vyf handen vol graan genomen, en in den zak gedaan, die wel genaait dient te zyn, op dat hy niet berste als men hem sterk drukt en vryft, zo als men een Stof, of grof Linnen wassende doet. Al wat uit den zak komt, valt in de Bak, of Tobbe; en wanneer de bloem van de Tarwe daar niet door wil, moet men den zak nu en dan in ’t water steken om dat te verhelpen. Als’er dan niets meer in is dan het kaf, moet men den zak omkeeren om hem ledig te maken, en ter deeg uit schudden, en’er dan weder nieuw koorn in doen, tot het einde toe. Als de bloem, of Styfsel dus op den grond van de Bak is, zo zal’er zich een ros water boven op zetten, ’t welk gy’er moet laten aflopen met den Bak van tyd tot tyd zachtjes op ene zyde te houden, daar na schoon water daar op gieten, en alles wel omroeren, en door enen linnen doek laten loopen, dan wederom in den Bak met water gedaan, ’t welk gy tot vier, of vyf malen daar af moet gieten, zonder ’t echter door den doek te doen, en in de Zon laten staan. Als’er dan geen water meer in de Bak is, moet gy de Styfsel in stukken snyden, om ze daar uit te halen, en ze op ene plank te zetten, daar een linnen doek over gespreid is; dan ze in de Zon, of open lucht zetten, om ter deeg te drogen, en daarna ze weg sluiten. Als men zich daar van bedienen wil, neemt men’er zo veel af, als men van noden heeft, zet het enen heelen nacht te weeken, met vier-, of vyfmaal ander schoon water daar op te gieten. Men maakt’er witte Styfsel van, met ze te doen koken in water, tot dat ze de taiheid van een dunnen en klaren Lym heeft; Wil men ze dan blaauw hebben, men smyt’er een weinig blaausel in. Doch de koleur zal te levendiger worden, als men’er maar een klein stukje Aluin, en een weinig Schapen-ongel in doet. Het witte Styfsel is ook het voornaamste deel van de Poejer voor Pruiken en haairen. De Styfsel is goed voor de kwalen der ogen; zy belet het bloedspuigen, en verzacht de scherpe slym en vochten, die op de borst vallen. De beste Styfsel is wit, teer, ligt aan poejer te vryven, aan grote stukken, moet in de Zon zyn gedroogd, om dat die by de Oven, of Kagchel is gedroogd harder is. Styfzel voor Binders. Men maakt ze ook van de Bloem van koorn, of Rogge, die de beste is. Men doet’er ook wel Vislym onder. Deze laatste is goed om Verzweringen te rypen. | |
Andere Styfsel die zeer schoon is.Beslaat en laat koken een half pond Styfsel in drie pinten Rivierwater, of Fonteinwater, dat zuiver en schoon is, roer gedurig met een houtten spatel. Half genoeg zynde, doe’er schone Emaus in, en Rots-aluin zo veel als een lid van een duim groot is, en zo veel wit was. Doe alles over klein vuur koken; en als gy ziet dat ze helder begint te worden, neemze af, en vringze door een doek.
sublimaat. Is een bereide Kwik. Men heeft twéderhande Sublimaat. Bytende en Zoete. Zie kwikzilver.
suiker. Is iet dat uit het sap van zeker Riet, in Oost- en West-Indiën gevonden, na ’t koken en uitdampen van het waterigste stolt en gescheiden wordt. Het Riet, van zyne bladen ontbloot, wordt in een Molen, daar toe gemaakt, tussen twe Rollen, met stale banden voorzien, gekneusd, waar door ’t sap’er wordt uitgeperst in Bakken. Dit wordt in kopere Ketels gekookt en geschuimd, welk schuim goed is om Dieren te kost te geven; men doet het sterk koken, schuimt het gedurig, doet’er van tyd tot tyd een lepel Loog in, om ’t schuim te beter te doen opkomen; daar na zygt men ’t door een Lywaat, doet het nog enige malen koken. Om te klaren, mengt men’er in wit van Eijeren met Kalkwater gemengd, en laat het daar na door een Zak loopen. Men doet de Stroop op zyne dikte koken, en geeft ze den naam van Gryze Moscouade. Men maakt van deze Moscouade twe soorten van Suikeren, de ene noemt men Cassonade, of Castonade, en de andere Broodsuiker. De Cassonade is niet anders als de Moscouade met Wit van ei en Kalkwater geklaard. De Broodsuiker wordt door het klaren der Moscouade met Eiwei en Kalkwater gemaakt, en door’t zygen deur een zak, na dat men ze gekookt heeft; en ze daar na in Vormen te doen, die op een spits eindigen. De beste Suiker is die best geklaard, zeer wit en hard is, en als men ze breekt, ziet men’er verscheiden kleine Kristallen in. Zy is aangenaam van smaak, en na Violetten gelykende. De Broodsuiker zoet zo krachtig niet, als de Kassonade. Gebruik. Men gebruikt de Kassonade en Moscouade Suiker in Borstziekten, zy lossen de fluimen. | |
Hoe men de Olie van Suiker maakt.Neem vier oncen goede Brandewyn, en zo veel Suiker, welke gy wel zult stooten; gy zult het alles in een schoon kommetje op een Komfoort doen; gy zult daar den brand in steken met een stuk Lywaat, dat gy in de Brandewyn zult doopen, en met een Kaars aansteken. Als ’t Kommetje aan den brand is, moet men’er het stukje Linnen uithalen, en zonder ophouden roeren, tot dat het uitgaat. Als de vlam uit is, moet men’er weder | |
[pagina 1067]
| |
den brand in steken, en zo ’t niet meer branden wil, is de Olie gemaakt, en men moet het van ’t vuur nemen, en in een Fles doen. | |
Hoe men de Suiker in Kassonade klaart.Buiten het klaren, waar van we spreken, is’er nog een ander klaren, dat men doen moet, als men Suiker wil in vochten, of Confituren gebruiken. Zie daar hoe men gemeenlyk doet. I. Doe in een Confituurpan een pint, en drie halve pintjes water met wit van Ei, ’t geen zy koud kloppen zult, om ’t met het water te mengen. Daarna zult gy nemen zes ponden Suiker, of Cassonade, maar veel eer de eerste dan de laatste, om dat, hoe de Suiker fynder en schoonder is, hoe de Rossoli, of andere Liqueur, beter en schoonder is. Gy zult het aan stukken breken, en doen het in ’t water over ’t vuur, laten het smelten, en koken, latende de Schuimspaan, eens en andermaal, over den grond van de pan gaan, tot dat de Suiker is gesmolten, op dat ze niet aanbakke. En als ze begint op te vliegen, zult gy ze van tyd tot tyd met wat water bedaren, tot dat’er drie halve pintjes, of twe pintjes heen zyn, die gy dus zult kwyt worden, met ze op verscheiden tyden te bedaren. Dit gedaan zynde, en de Suiker nog enige walmen zynde opgekookt, zult gy ze van het vuur nemen, en door een Stamyn laten loopen, of door een nat Servet in een aarden pot; daar na zult gy ze gebruiken, als gy wilt, om uwe fyne dranken te maken. Wilt gy meerder Suiker klaren, zult gy wit van twe Eijeren nemen, en water naar gelang. II. Doe uwe Suiker, of Castonade in een Pan, of Pot, koken; doe uwe Eijeren in een aarden Pan, of ander Vaatwerk, te weten, de Haan, het Wit en Dojer: maar gy kunt’er niet in doen dan ’t Wit, schoon ’t alles goed zy, sla het met de kleine Eijer-roe en water, tot dat alles schuim is; doe daar wat van in uw Suiker; als het begint te koken, zo roer met uwe Schuimspaan, en schuim ze daar na; doe’er nog wat wit van Ei, dat geklust is in, schuim dan, en ga dus voort, tot dat ze klaar en zuiver is; laat ze dan door een Zak, of Lywaat loopen; men zal het zo lang als men wil kunnen bewaren, als het maar op een gladheid gekookt is. Men heeft om vyfentwintig pond Kassonade te smelten, drie pinten water van noden, en drie Mengelen water, om het met de Eijeren te slaan; doe uwe Suiker op een gladheid koken, eer gyze deur laat zygen. | |
’t Koken van Suiker op een effen.De eerste koking is op een effen; dat ziet men als de Stroop begint dik te worden, dat men ’t met den vinger nemende, en op den duim leggende, zy niet heen loopt, en rond blyft als een Errit. Gekookt op een Parel. ’t Twede kookzel is op een Parel. Men noemt het (als men de Siroop met den vinger op den duim leggende, en de vinger daar van doende, een een klein draadje gesponnen wordt, en als’er een grof van komt, van de lengte der hand) een grove Parel. Gekook op Pluimen. De derke koking is die, welke men op een Pluim, of Vezelen noemt. Dit koken heeft verscheiden byzondere namen; de enen noemen ’t a Souffle, de anderen l’Epatule, anderen a Rosard, anderen op een Pluim, waar by ik my houde. Men ziet ze als men met een Spatel’er in te steken, en de Suiker in de lugt’er af te schudden; merkt, dat ze’er als droge Veders afvliegt zonder kleverigheid. Of steek een Schuimspaan in de Suiker, blaas daar deur, tot dat’er de Suiker aan blaadjes afvliegt. Dit is het kookzel van Conserven en van Koekjes. Gekookt om te branden. Het vierde kooksel is om te branden. Dit kooksel ziet men, als men zyn vinger in koud water steekt, daar na in de Suiker, en die weder in kout water stekende, de Suiker net aan stuk breekt, gelyk een glas, zonder kleven: men kan dit ook aan een klein houtje zien. Dit is ’t kooksel van ’t groote Citroen beschuit der Caramel, en der gedraaide Suiker, of andere; Dit is ’t laatste kooksel. | |
Waar aan men de Suiker en Kassonade kent.De beste Suiker moet zyn wit, glinsterend, licht, hard, klinkend, aangenaam van smaak. Deze is de bekwaamste voor Confituren. De Kastanade Suiker zoet beter, dan de Suiker zelf. De witste is de beste. | |
Hoe men de Suiker en Kassonade klaart.Als men niet meer dan vyf, of zes ponden Suiker wil gebruiken, en in ’t schuimen niet wil verliezen, klaart men ze met ze in zo weinig water als mooglyk is te smelten; en door het wit van een Ei met een Bezem beslagen, daar in te doen. Ryst ze te hoog in ’t koken, giet men’er wat kokend water by, op dat het weder valle; en ryst het voor een twedemaal, haalt men ’t van ’t vuur, en laat het ontrent een kwartieruur staan. Als ’t gezakt is, neemt men met een Schuimspaan af een soort van dik zwart, dat’er boven op dryft. Daar na laat men het deur een nat Servet loopen, gelyk we boven gezien hebben. Let wel; Men moet in ’t koken van Suiker Fonteinwater, of Rivierwater gebruiken; om dat het deurgaans helderder, en klaarder als Putwater is; en gevolglyk bekwamer, om zuiker witter en helderder te maken. | |
’t Koken van Suiker op een drup.Men kent dat koken ook, als het kookzel een soort van ronde en hooge Perlen maakt. Let hier wel, dat men gekookte Pansuiker noemt, die wel door ’t koken daar op gebragt is, dat ze gemaklyk breken kan, en netjes breekt: want, als ze gans verbrand is deugt ze nergens toe, om | |
[pagina 1068]
| |
datze altyd scherp van smaak zoude zyn, en onaangenaam, inzonderheid, zo men ze niet wilde verkoken door’er water in te doen. Ziet ook wel toe, dat in alle gesuikerde Confituren, de kolen niet meer dan half gevonkt zyn, als men begint te confyten; en dat men moet trachten ze alle in eens af te koken; zy een min aangename kleur zouden krygen, en min gevaar zoude loopen, van de Syroop te laten aanbranden. | |
Kandysuiker.De Kandysuiker is niet anders, dan een gekristallizeerde Suiker. Neem Koningssuiker, of fyne Suiker, laat ze in een genoegzame menigte Rivier- of Welwater koken, tot Stroopsdikte. Giet deze daar na in schone potten uit, waar in ge lagen van kleine stokjes zult leggen, of toutjes zult spannen. Laatze enige dagen stil staan, zo zultge de Kandysuiker, of gekrystalliseerde Suiker aan de stokjes vinden, en ze daar af doen, of ze op een droge plaats bewaren. | |
Suiker van Gerst, of gedraaide Suiker. Anders, Saccharum Penidiatum en Alphenic.Neem twe handvollen Gerst, was ze wel in heet water; en doe ze in een helder Wel, of Rivierwater koken, den tyd van een half uur. Hebbende daar na uw kooksel doorgezygd, zult gy daar van nemen drie, of vier ponden; en die in een Pan hebbende gedaan, zult gy daar zo veel witte Suiker by doen. Als zy heeft genoegsame dikte gekregen, zult gy ze op een Tafel, of een Marmersteen uitgieten, die gy te voren met zoete Amandel-olie hebt bestreken; hebbende daar na uwe handen met Styfsel-poejer bevreven, om te maken, dat ze van de Suiker niet branden, die gants heet is, zult gy ze kneden als een Deeg en uitrollen, aan rollen, die gy aan verscheiden stokjes aan de Muur, of Zolder van ’t Vertrek zult hangen, en dezelve drollen, of ze ene gedaante geven, die u behaagt. Eigenschappen. De Suiker van Gerst is goed in de Verkoudheid, om de scherpte op de borst te verzachten, en de fluimen te doen schieten, die’er op zaten. Men neemt’er een klein stukje van, ’t geen men zachtjes op de borst laat smelten. | |
Om goede Kandysuiker te kiezen.Men moet ze zoeken, die droog, een weinig smerig, zeer wit, licht te breken, aangenaam zoet van smaak is. Men moetze niet nemen, die te deegachtig in de mond is, om dat ze te veel met Styfsel is vervalst. | |
Olie van Suiker.Men snydt een eind van een grote Citroen, en daar al ’t sap hebbende uitgedrukt, vult men ze met fyne Suiker, of gestooten Suikerkandy. Daar na doet men ze in een kleine Posteleine pot, en doet de Suiker, een kwartieruur koken op kolen, dan veranderd de Suiker in een Olie, die nooit stolt, en uitnemend is in zwakheden, en pynen in de maag, voor de Verkoudheid, Zinkingen, Katarnen, kwade borsten, enz. | |
Andere Olie van Suiker zonder vuur.Hol een grote Citroen uit, en ze met Kandysuiker hebbende vol gemaakt, die gestooten is, breng ze in de kelder, en hang ze daar boven een Kommetje op; gy zult daar een Olie in vinden van een smaak, die wonderlyk is van geur en vochten; en uitnemend in Kortborstigen, en die Longziekte hebben.
suikerei, cichorei, chicorei, of Cichorium in ’t Latyn. Zie de soorten in Hubners Kunstwoordenboek. ’t Is van dat soort van Planten, die zaden zonder huisjes, en bloemen met een vlak blaadje boven op de zaden in een bolletje by een dragen, die straalswys geschaard zyn, en melk geven als men ze kwetst. De bloemen komen op de zyde van de takken voort; als zy de takken op korte steeltjes afzet, op korte steeltjes voort. De Kelk der bloem is als een samengetrokken zaadhuisje; de zaden zyn hoekig, met een navel, en hebben de gedaante van een Wigge. ENDIVIE hoort hier ook onder. Zie endivie. De Wilde en Tamme zyn de gemeenste Cichoreijen. Die geteeld worden in de Tuinen, komen met bladen uit de aarde, die naar die van de Endivie gelyken, schoonze smalder zyn, en korter, en rondom minder gesneden, hebbende stam en bloemen eveneens. De wortel is een voet lang, van binnen wit, teder en wat bitter. Zy bloeit in de Zomer. Als men de Suikereiwortel kookt in Wyn, zetze gal en lymige vochten af. ’t Gedestilleerde water is uitnemend in de hitte van de koors, en de Maag; en raau gegeten is zy goed voor de Maag en de Lever, gekookt verliest zy hare openende kracht. Zy is zeer goed voor heete gematigheden der Maag en Lever, en doet aan de koude geen kwaad. De bladen van buiten opgelegd zyn goed voor Gezwellen Zweren, Ontstekingen. Elk weet hoezeer een afziedsel van Cichorei, als een afziedsel gedronken, hun dienstig zy, die de Geluw, of een heete Lever hebben. ’t Sap van Cichorei om den tweden dag nuchteren gedronken, bedaart het Bloedspuwen. De Cichorei gestooten, onder de linker Tepel gelegd, geneest de pyn van ’t hart. Men zegt, dat het afziedsel der wilde Cichorei dikmaal gedronken, de kleur der Vrouwen blank maakt. Men heeft verscheiden soorten van tamme Cichoreijen, die in bladen en grootte van den andere verschillen, maar die evenwel ene smaak hebben; en die zich op ene wys tieren. Men doetze alle in de Herfst en Winter in de Saladen in de Pottasie, als ze maar geel geworden | |
[pagina 1069]
| |
zyn, en gevolglyk mals zyn. Men onderscheidtze daar door, dat de ene zyn wit, en zeer aangenaam, en de andere groen; deze zyn de wildste en kunnen best de koude velen; enige zyn breder, anderen smaller van blad; enige gesnede, andere niet gesneden; enige groot- en andere klein-bladiger gekruld. Zy schikken zich alle vry wel naar allerlei soorten van gronden. Men teelt ze niet voort, dan deur zaat. | |
Hoe men de tamme Cichori, anders Endivie kweekt.Men teeltze van zaad, daarna verplant men ze, om beter uit te stoelen, doch men moetze niet verplanten, als ze nog klein zyn; want zy vatten dan bezwaarlyk en groejen niet sterk voort. ’t Zaad wint men van Endivie die ’s Winters is overgebleven, of ’s Zomers onder glazen is voortgekomen, en daar na verplant. Dit geeft het beste zaad. Als de zaadstruiken tot byna hare hoogte zyn gegroeid, worden ze ingetopt, om ze te meer te doen uitgroejen. Men zaaid Zomer, Herfst enWinter Endivie. De Zomer Endivie wordt vroeg in ’t voorjaar gezaaid, en tegen het bevriezen veeltyds met Ramen bedekt. Deze schiet dra in ’t zaad. Daarom moet men tot Zomer Endivie, breedbladige Krul Endivie zajen, want die schiet minst deur. De Herfst Endivie wordt met het begin van Juli, en de Winter Endivie van half Juli tot ontrent het laatst van deze maand gezaaid: want van het later gezaai komt zelden iets te recht. En dewyl ’t zaad ongelyk van groei is, vindt men dikwils onder ’t Herfstgezaai, kleinder planten tot Winter Endivie. Het nieu zaad is ’t doorschieten meer als ’t oude onderhevig. Daarom moet men geen Zomer Endivie van eenjarig zaad telen. Maar verkiezen daar toe, zo wel als in ’t algemeen, driejarig. Als men in droog weer verplant, moet men ze inkorten, geheel doornatten, en alsdan de wortels rondom door de aarde slingeren, dan zullen de Planten, van aarde omwonden, zekerder groei vatten. Zie Aanm. op Lusthof. Als zy bladen genoeg hebben, bindt men ze op met een Biezemat, of Teen, op twe, of drie plaatzen, naar dat de bladen lang zyn, om geel te worden. Als zy dus gebonden zyn, worden ze in den tyd van vyftien, twintig en meer dagen geel, naar dat het vroeger, of later in’t jaar, en ’t warmer, of min warm is. Dewyl dezelve de vorst niet wil velen, dektmenze met droge Mest, zo dra als de vorst begint te komen; ’t zy ze gebonden, of ongebonden zy. Als ’t eind van September is gekomen, plant men ze wat dicht by een, om dat ze zo groot en wyd niet meer uitgroejen, als in de Zomer. Zo men in de Winter enige Planten kan over houden, moet men die in ’t voorjaar weder planten, om’er zaat van te halen dat men in de Zomer kan by tyds ryp hebben. Die een goede Kelder hebben, doen wel, dat zy ze daar in sluiten: waarom men ze dicht by den andere in die Kelder plant; maar die deze niet hebben, moeten zich vergenoegen, met ze met droge Mest te dekken. Zo dat’er de vorst niet kan deur dringen. | |
Andere manier om Endivie te telen.Men zaait ze in de lente op bedden, die by Heiningen leggen, en als ze zes bladen hebben, verplant men ze in welgemeste aarde, achtien duimen van den andere, brekendeze de knop uit. Als ze al wassend de gantse grond bedekken, moet men ze binden, niet alle voor de vuist op, maar de sterkste en grootste eerst, en laten de anderen nog wat groejen. De Endivie schiet in grote hitte wel deur; en als gy ziet dat ze wil in ’t zaad schieten, zult gy op zyde van de Plant een gat graven, en ze zonder ze uit den grond te halen in den grond leggen, en laten’er niet uitsteken dan de toppen der bladen. Zy zal dan in korten tyd geel worden, en ’t schieten zal belet zyn. Maar netheidshalve zal het best zyn ze te voren te binden, op dat de aarde tussen de bladen niet in valle, ’t geen maken zoude, dat ze moeilyker gewassen wierden, eer dat men ze gebruikte. Gy moet maken, dat ze alle over ene kant leggen, en de ene op de andere, gelyk ze geplant zyn, beginnende aan de ene kant van het bed, en eindigende met het ander, leggende de twede op de eerste, de derde op de twede, enz. Men vindt nog twe andere manieren om ze wel te laten geel worden voor de Winter. De eerste is, dat gy ze, in ’t begin der vorst, naar gewoonte zult laten binden; hebbende ze daar na, ’er na acht, of tien dagen uitgenomen, zult gy ze op ’t bed begraven, dat u gediend heeft om ’t zaad opte komen; makende een kleine grup door ’t bed heen, van de dikte der Plant, die van een duim, of acht breed is, of daar ontrent; beginnende met het ene eind, zult gy’er uwe Planten, de ene opzyde der andere inleggen, zo datze malkander raken zonder drukken, en een weinig schuins. Dit gedaan zynde, zult gy ze met aarde dekken, makende een andere grup voor een twede ry, waar in gy uwe Planten zult leggen, gelyk in de eerste, gaande dus zo lang voort, als gy’er nog hebt. Daar na zal men alles ontrent vier duimen dik met goede Mest bedekken; die men eerst uit het Stal heeft gehaald; en zy zullen in korten tyd geel worden. Zo gy ze met enig Stroo wilt bedekken, op de wyze van een Dak, kunt gy ze voor grote Regen bewaren, en zy zal lang duren zonder rotten. Als gy’er ten uwen gebruike van nemen wilt, zult gy met de laatste beginnen, die gy hebt begraven. Nemende ze maar voorshands uit de ry die gy begraven zult hebben, op; en gy zult’er ’t rottige af doen, ter plaatse daar gy ze op nemen zult; eer gy ze in uwe Korf neemt, om ze na de Keuken te brengen. De twede wyze, waar op men ze langer bewaren kan, zal wezen ze te begraven aan ryen, gelyk boven in zand in de Kelder, leggende ze met de | |
[pagina 1070]
| |
wortel om hoog, op dat het zand tussen de bladen niet ga in zitten; en ’t niet in de Schuttel zy, als men ze opdist. Men hoeft’er daar geen Mest over heen te doen, als’er het zand vier vingeren dik over de Planten heen wordt gedaan, is ’t genoeg; en als gy ’t er uithaalt ten uwen gebruike, eer gy ’t opdist, zult gy de wortel omhoog wel afschudden, om’er al het zand af te doen vallen, dat tussen de bladen kan zyn, en gy zult ze voor de vuist maar opnemen. Men heeft Cichoreijen die sluiten zonder gebonden te wezen, maar dit is een klein soort, doch zeer geacht om deszelfs deugd. Wat het zaad belangt, dit zult gy van de beste Planten winnen, en inzonderheid van die, welke gy zien zult dat van zelf geel worden, en knoppen zonder binden. Gy moet het zaad wel laten ryp worden: want het valt zo licht niet uit, als ander zaad. In tegendeel, als gy ’t wel hebt laten drogen, zult gy ’t op de Dorsvloer brengen, en hebben nog moeite genoeg, om ’t’er met zwaar slaan uit te halen. | |
Hoe men Wilde Cichorei teeld.Zy wordt van zaad niet voortgeteeld, en laat zich handelen, gelyk de Andivie, doch met minder moeite, zajende ze maar aan ryen, en ryvende en zuiverende ze op zyn tyd. Om ze te doen geel worden, dekt men ze maar met Mest die matig heet is. Men haalt ze in ’t begin der vorst uit den grond, zet ze in zand in de Kelder, gelyk men andere wortelen doen; maar eer men ze daar in brengt, moet ze byna geel zyn. Men houdt veel van de wortel, en men twyffelt, of menze op den rang der wortelen wil zetten; maar men noemtze ook Suikereijen, voornamelyk in ’t Nederduits, daar de voorgaande daar meest den naam van Endivie dragen; maar de Kruidkenners brengen ze tot een geslacht. | |
Onderwys om de Wilde Suikerei te telen.Men zaaitze in den maand Maart op bedden, en dat wel dicht in welbereidde grond. Men laat ze zo veel versterken, als men kan, gedurende den Zomer; terwyl men ze gedurig giet en wyd, op dat men ze zou kunnen geel doen worden in de winden. Men vindt’er, die ze als Sla groen eten; hoe bitter ze ook zy: maar gemeenlyk wil men ze geel hebben, en om ze geel te maken, dekt men ze met een groten Mesthoop; na dat men ze heeft kort aan den grond afgesnede, begint ze weder zeer witte en tedere bladeren te schieten. Men doet best, dat men door houten’er dwers over te leggen maakt, dat de Mest ze niet rake. Zy schuilt evenwel onder dit deksel, als maar de kanten daar van zo bedekt zyn, dat’er geen lucht altoos deur komt. En dan zyn de Spruiten ook veel frajer, en ruiken minder na de Mest. Die Kelders hebben, kennen ze daar in brengen. Zy schieten daar vry wel in, als de plaats maar donker is. Als zy groen zyn bedervenze niet van de vorst; en op ’t eind van Mei schietenze in ’t zaad. Menig eet de scheuten tot Salade, als zy jong en teer zyn. Men zaait ze in een losse niet te vette grond, waar in ze zeer lang groeijen: maar de grond moet niet te luchtig zyn, of zy maken vele zyspranten. Hierom worden ze beter in klei, als Zandgronden geteeld. Zy worden van zaad geteeld, ’t geen na half Mei gezaaid wordt. Die eerder gezaaid worden schieten veeltyds, en zyn stokkig.
suikerriet. Dit soort van riet verschilt in de uiterlyke gedaante van ’t gemene Riet niet; maar de Pyp heeft een merg, waar door ’t inwendig van alle ander Riet is onderscheiden. Behalven dat het dit niet voortbrengt, dan in de deelen der aarde daar het natuurlyk groeit, zo is ’t zeer menigvuldig en gemeen, niet alleen in de Kanarise Eilanden, maar deur gans Oost- en Westindiën; schoon men ’t ook in de Hiëres Eilanden heeft gebragt, en in Provence, maar met weinig voordeel. Om de Suiker te maken, kneust men ze eerst in molens, die ten dien einde gemaakt zyn. Daar na doet men’er ’t sap van koken in Pannen. Als ’t uitgedampt is, laat het de Moscouade op den grond. Deze geklaard zynde maakt Kassonade. Hier van maakt men gerafineerde Suiker te Rouan en elders. Dit is een zacht Zout, goed voor de Borst, bewarende voor bederf ’t geen men’er mede konfyt. ’t Is goed tot het maken van Syropen, en van veel dienst voor de keuken en de Apotheek door zyne zoetigheid. | |
Suiker planten.De bekwaamste grond voor de Suiker-rieden is die, welke licht, sponsig en diep is, genoeg afheld, op dat’er het water niet op blyve staan, en aan de Zon van derzelver op-, tot derzelver ondergang blood staat. Dit geeft de gesuikerste Rieden. Alle Landeryen die nieu zyn, of eerst beplant, na dat’er de Boomen zyn omgehakt, dragen schone Rieden met veel sap, maar ’t is raau, vet, weinig gesuikerd, zwaar om te koken en zuiveren. De grond moet gezuiverd zyn van onkruid. Ontrent de Boomen hoeft men niet veel moeite te doen, al blyven’er de stronken in, als ze maar niet weder uitspruiten. Men maakt den grond wat afhellende, en verdeeltze in Akkers van 100. schreden, waar tussen men een pad van 18. voeten laat, om’er met Karren deur te kunnen. Men plantze naar een Lyn, of liever een streep na een Lyn in de aarde gemaakt; en de ryen van Rieden worden dichter, of verder van een gezet, naar dat de grond goed is. In heel goede grond, zet men ze drie en een halve voet van een: maar is ’t mager, en moet men alle twe jaren verplanten, is twe voeten tussenwydte genoeg. Men laat dit werk van Negers doen, en plaatst een Neger en Negeres tegen elkander over aan ene lyn, en geeft hun op de steel de wydte, welke ze | |
[pagina 1071]
| |
tussen elke gat moeten laten. Deze tussenwydte is vyftien, of 20 duim, en ’t gat is zo wyd als de Spa, dat is vier, of vyf duimen, en de diepte 7, of 8. duimen. Die deze gaten maken worden van jonge Negers gevolgd, welke in de gaten Rieden gojen van 15. tot 18. duimen lang. Deze worden van andere Negers met Spaden gevolgd, die de stukken Riet naast malkander in orde schikken, en maken dat het hoofd van ’t Ried drie duimen boven de aarde uitsteekt, en het gat met aarde vullen, en ’t ried bedekken. De bekwame plant tyd is de regentyd van zyn begin tot aan twe derde. Na vyf dagen begint de Plant uit te spruiten. Zy moeten naderhand van onkruid zuiver worden gehouden, en een reis, of viermalen worden uitgewied. De tyd van snyden kan niet wel bepaald worden, op 15 maanden, maar men moet op de rypheid acht geven.
suikerwortelen, Sisarum in ’t Latyn, is een van die Planten, die hunne zaden naakt aan tween op een tros dragen, die een Zonnescherm verbeeldt. Deze Plant heeft een lange raapwortel, waar aan’er vele aan een hoofd vast zyn. De bladen zyn als aan een Pen, aan weerskanten vast, hebbende een blad op ’t eind. De zaden zyn smal met groeven. ’t Is een Gewas der Thuinen, en een Vrucht van ons Land, dezelve zyn zeer balsamiek, en versterkende, dienstig voor zwakken en ziekelyken. Zy kunnen de Winterkoude uitstaan. Zy worden daarom met de Scorsonere in ’t twede jaar uitgegraven; echter zyn de eenjarige de malste, smaaklykste, en minst stokkige. Zy worden van zaad en spruiten, die na ’t verdorren van ’t Lof aan de kruinen in ’t einde uitschieten, voortgeteeld. Deze spruitjes daar in de maand February, of ’t begin van Maart afgenomen, worden enkel ontrent vier duimen van den anderen, of iet wyder gepoot. Zy willen geen vers gemest Land, maar dat ’s jaars te voren gemest is, gepoot te worden. Zy schieten schielyk in ’t zaad. Haar lof moet echter niet worden afgesneden, maar verdorren, anders zyn ze stokkig. Naar mate dat de groei uit het lof raakt, nemen de wortelen in dikte toe, die zo lang blyven groejen, als de vorst het niet belet. Zy worden daarom ook niet gerooid voor dat de strenge vorst te diep in de aarde dringt. Alzo ze smaaklyk zyn, en de Muizen ze ligt eten, is ’t nodig ze in ’t najaar te rojen.
sumach; in ’t Latyn Rhus, of Rhoe. Beschryving. Het is een Boomtje, ’t geen ten hoogste van twe elbogen, wast. De bladen zyn lang, ros, op de kanten gekarteld als die der Rose. De bloemen zyn van Roosgedaante, hebben vele witte bladen, en aan risten. ’t Zaad is ros, en heeft de gedaante ener Linse. ’t Is in een huisje besloten. Plaats. Dees Boom groeit in steenachtige plaatsen. Eigenschappen. De bladen der Sumach zyn trekkende, hebbende de kracht der Sleepruim, of Acana, zo dat ze het bloeden stuiten. De aau is goed in de Medicynen. ’t Water, waar in ’t graan zal getrokken, of gekookt wezen, of dik gemaakt, is nog krachtiger als ’t zaad zelve. De gom van dezen Boom in een holle tand gedaan, beneemt daar aan de pyn. De Leertouwers gebruiken de bladen en ’t zaad om te tanen. Een handvol van deszelfs bladen in een pint water getrokken, is goed voor de Scheurbuik; ’t zy men ’t inwendig, of uitwendig geve, of dat men’er het tandvlees mede bette. Maar een half once vruchten is beter als bladen, zo wel voor de Scheurbuik, als ’t bloedverlies. ’t Uittreksel van bladen, of de beijen met gemeen water, heeft meer kracht om de loop te stuiten, als andere bereidingen. Men geeft ze van twe dragmen tot een half once.
sympathetise balsem. Neem twe oncen Jodenpik; een once Aloe hepatica; drie oncen fyne wierook. Stoot alles, en laat het zo fyn stampen als mooglyk is. Doe deze poejer in een Bottel van dubbel glas, dat een lange hals heeft; en daar een pot vocht in kan. Doe daar in drie halve pintjes Geest van Wyn, of Brandewyn. Sluit die Bottel wel, zo dat ze geen lucht kan vatten. Zet ze veertig dagen in de grootste hitte van de Hondsdagen in de Zon, en schud ze een reis, of zesmaal daags om; op dat de poejers, die op den grond zitten, zich lichter met de Brandewyn zouden kunnen vereenen. Die veertig dagen om zynde, giet de vocht in glaze flessen af, welke gy wel zult sluiten om te gebruiken, als gy ze nodig hebt. | |
Eigenschappen en krachten van de Sympathetise Balsem.’t Is goed voor alle inwendige en uitwendige kwalen des lighaams. Zy geneest de dampen, ziekten der Lyfmoer, schele hoofdzweer, pyn in ’t hoofd, duizelingen. Zy zet de slym af, versterkt de hersenen, zo men’er een drup, of twe van met de Neus opsnuift. Zy geneest alle de wonden, door daar op Kottoen te leggen in dien Balsem geweekt, door twe-, of drie maal daags ze op gedagte Kottoen te gieten, dat op de Wond moet drogen, tot dat het’er van zelf afvalt. Zo’er een Wond deur ’t lyf gaat, moet men’er mede door de openingen spuiten, en’er Kottoen op leggen, dat men twe-, of driemaal daags vernieuwt. Dus doet men ook op de wolf, gezwellen, ontstekingen, zinkingen, schurft, douwurm, wildvuur, negenogen, builen, kneuzingen, scheuringen, ontledingen, lamheden, jichten, zwakke ledematen, speenen, koudvuur, podegra, heupjicht, verzweringen, dolle honden beten, kropzweren, keelgezwellen. Zy geneest het geruis, en gesuis, en geklink der ooren, zo wel als doofheid, als men’er enige drup-in doet. Zy geneest kwade ogen, als men daar enige druppen in laat vallen. Zy is goed voor tandpyn, zet ze vast die los staan, neemt hunne stank weg. Zy zuivert de gaten, doende daar geweekt kottoen in, en herhalende het van drie tot | |
[pagina 1072]
| |
drie uren. Zy geneest de opstopping van water, graveel, allerleije kolyken, pynen in de maag, borst, voor ’t hart; drinkende een lepel van dien Balsem ’s morgens en ’s avonds. Zy bedaart het braken, geeft eetlust, geneest de zweren van de Long, de kwalen der darmen, de rodeloop; zy versterkt de Maag, bevordert de koking, doodt Wurmen als men ze inneemt. Wat de Wurmen belangt, men kan’er een Compres van nat gemaakt, op de Navel leggen. Men heeft van deze Remedie in de meeste ziekten, hier boven opgetelt, een proef genomen.
sympathie. Poejer van Sympathie. Allen die tot nog toe van dat wonderbaar geheim hebben gehandeld, hebben hun best gedaan, om door grote Natuurkundige redeneringen, de waarheid daar van te bewyzen; en gelyk het moeilyk is om van een zaak duidlyk te spreken, die uit zich zelven duister en verborgen is; zo is ’t niet buiten gemeen, zo de Natuurkundigen de ongelovige verstandigen niet hebben bekeerd, noch overtuigd door hunne redeneringen. De Ridder Digbi gaat voor een van hun deur, die daar van met meerder juistheid hebben gesproken, en middelerwyl heeft hy zich niet verstaanbaar voor allerleije soorten van luiden gemaakt, om dat hy aan gronden geloof geeft, waar van men gelooft, dat men hem wel de reden mag vergen, zo wel als van ’t geheim ’t geen hy bouwt op deze onderstelde gronden. | |
Bereiding van de Simpathetise Poejer.Men moet nemen goede Roomse Vitriool, die gekalcineerd is; of liever, men zuivert ze van zyne overtollige vocht, zettende ze drie, of vier dagen aan een inde Zon, in een glaze fles, die wel gesloten is. Men moet die Vitriool in een klein Bekken met Regenwater doen smelten, laten ’t in een Peperhuis deurlekken, hebbende ontrent een once in een pint water gedaan, en zo ’t in de Zomer is, dat men ene genezinge wil ondernemen, zal men dat water niet by ’t vuur brengen, om dat het noch koud, noch heet moet zyn: maar in een juiste gematigdheid tussen koud en heet. Daar na zal men in dit Vitriolies mengsel een Lywaat doen, daar bloed aan is, dat uit de Wond is gekomen, die men wil genezen, en men zal ’t wel deurnat uithalen. Zo de gekwetste ver van de plaats is, daar men ’t doet, zo dat, na dat dat eerste Lywaat van zyn bloed deurnat is, men geen ander kan hebben, zal men zich vergenoegen, met het zelfde Lywaat van twaalf tot twaalf uren, in de zelfde vocht met Vitriool te steken, en dat Lywaat in een gematigde plaats te houden. ’t Geen daar wonderbaarlyk in is, is, dat zo menigmaal als men dat Lywaat’er in zal steken, de gekwetste in de Wonde ene verzachting zal vinden, welke het verbinden van een bekwaam Chirurgyn aan een wond geeft; en de Zieke zal in korten tyd, door de onwaardeerbare kracht der Vitriool, genezen zyn. | |
Andere bereiding, of mengsel met de Engelse Vitriool.Neem een pond Koperrood, zo veel meer, of min als gy wilt, stoot het zeer fyn, doe dit Poejer in een papier, leg dit papier, waar in het Poejer is, in ’een Doos, of ander Vat, bekwaam om het te kunnen houden, op dat het niet omvalle, noch men daar uit storte. Zet deze poejer met derzelver doos in de zon, en als ze niet meer opgeeft, moet men ze’er uithalen, en ze niet meer in de lucht laten staan. Met deze poejer stelpt men alle Bloedvloejen, al was’er een Arteri afgesneden. Men moet ze leggen op de bloedende ader, of slagader, met wat pluksel, leggende daar een samentrekkend middel op van fynen Bolus, gezegelde Aarde, Wit van Ei, Wyn-azyn, leggende daar een Compres en Verband overheen. | |
Andere Bereidinge.Men moet nemen Koperrood, of Roomse, of Duitse Vitriool, die van Engeland uitgezonderd, die in de voorgaande poejer komt, en dat in zo groot een menigte als gy wilt. Stoot deze Vitriool fyn, en zet ze in de zon, op de zelfde wys, en met de zelfde voorhoede, als hier voor is gezegd. Neem ter zelver tyd Gom Adragant, en ontrent zo veel Koperrood byna; stoot het fyn en zift het door een zyde Zeef, laat deze poejer den gansen Zomer in de Zon staan, op de zelfde tyd, en met de zelfde Voorhoede: maar in een ander Papier en Doos. Dit gedaan zynde, als gy de Poejer der Simpatie wilt mengen, moet men twe gelyke deelen van die twe Poejers nemen, en ze wel met den andere mengen. Zie daar hoe de Ridder Digby de ware Sympathie gemaakt heeft. Hy heeft daar het gebruik en de redenen van beschreven, om te toonen dat het gene Toverye waar, al was ’t schoon dat de uitwerkzelen daar van wonderlyk waren. | |
Eigenschappen der Poejer Sympathie.Zy doet het bloeden, gelyk de voorgaande ophouden, als men ze op de deelen legt. Zy hout het vloejen der Vrouwen op, als men van haar bloed op Lywaat heeft, en daar de poejer boven op legt; men moet dat Lywaat daar na bewinden, en ’t daar na in een schone en zuivere plaats leggen. Zy doet het bloeden uit de Neus ophouden, als men ’t op bloed legt, dat in een Neusdoek, of ander Lywaat is geloopen, ’t geen men bewinden moet. Gy kunt den Zieken door dat zelfde Lywaat heen, de plaats doen gewaar worden, daar de Poejer toe aangewend is. Het doet nog ’t bloeden van allerleije soorten van wonden ophouden, al was men zelf niet by den man die bloedde, als men maar van zyn bloed op een Neusdoek, of Lywaat legt, en men daar die poejer op deed. Men moetze bewinden, en leggenze op een reine en zuivere plaats. |
|