| |
R.
raap is een Plant, waar van men verscheiden zoorten heeft. Zie knol. Zy draagt den naam van Rapa, of Rapen in ’t Latyn.
Beschryving. De Bladen, die uit de Wortel voortkomen, zyn langwerpig, diep ingesneden, ruw in ’t aanraken, donkerbruin van kleur, en leggen op de aarde. De Stengel komt uit het midden der Bladen, en wast een mans langte. De Bloemen zyn van vier Bladen en leggen in een kruis. De kleur is geel, de Zaden zyn rond, ros, en in Aauwen gesloten. De Wortel is rond, vleeszig, groot, als een Kinds hoofd. De kleur is van buiten, of wit, of zwart, of groen, of rood. Zo men Plinius, Trogus, en Amatus gelooft, heeft men’er gehad die veertig, vyftig en sestig ponden wogen.
Men heeft een ander soort, dat lang is, en van ’t voorgaande niet dan in langte en lekkerheid van smaak verschilt, en een Franse Raap genoemd wordt. Zie knol.
Plaats. De Rapen tieren best in een zandige grond, die niet vet moet zyn; maar in een vette grond groejen ze dun stokkig. Maar is ’t vochtig zullen ze beter groeijen, inzonderheid in nieuw Land, waar in ze altyd zoeter zyn, dan in een uitgeteeld Land.
De tyd om ze te Zajen voor de Winter is van ’t begin van Juli af tot het midden van Augustus toe, of een weinig later; schoon ’t niet raadzaam zy, ze veel later te zajen, om dat zo de Herfst niet zeer zagt was, zy genen tyd om te dekken, voor den Winter, zouden hebben. Maar, niet tegenstaande dit, zaait men in ’t algemeen meest van Maart af tot Augustus toe by zulke, die ze telen om ze ter markt te brengen: maar die vroeger in ’t jaar gezaaid worden raken meest, zo ’t een droog jaar is, door de Vlieg om hals, welke heele Velden van dit Gewas verslindt, als ’t jong is. Zo dat, als men niet veel voor een Huishouden nodig heeft, men ze in droog weder moet gieten. En zo imand van deze Zaden zaait, in April, Mei en Juni, moet het altyd op een vochtige grond zyn, anders komen ze zelden te recht, alzo de hitte van ’t weder op dien tyd te groot voor hun op een droge grond is. Maar die in ’t midden, of op ’t laatst van Juli gezaaid worden, krygen gemeenlyk verfrissende Regenbuijen om te groejen; zonder welke ’t zeer gemeen is, dat ze alle om halsraken.
Men moet ze altyd in ruiwe onbelommerde gronden Zajen: want zo ze by Heggen, Muren, Boomen, gezaaid worden, zullen ze wel gul en lang schieten, maar geen Wortel krygen.
Zy worden op de Velden by Londen in groten overvloed gezaaid, niet alleen ten dienste van de Keuken; maar voor ’t Vee in den Winter, als’er niet anders te eten valt. Zy zyn ook van een goede dienst in barre zandige Landen, gelyk in Norfolk, daar de Rapeteeld, menigen ’t Jaarlyks inkomen van haar Land heeft doen verdubbelen. Dus gaat men ook op de Veluw by Nimwegen, en andere zandige en Heiachtige plaatzen te werk.
Het Land, waarop men Raapzaad zaait, wordt in Mei geploegd, en in Juni weder geploegd, en fyn gemaakt, dan zaait men het Zaad zeer yl: want alzo ’t klein is, kan men met een weinig een groot stuk gronds bezajen, twe ponden van dit Zaad is genoeg voor honderd sestig Roeden Land. Men moet het Zaad onder Eggen, en den grond met een Rol rollen, om de Kluiten te breken, en de oppervlakte gelyk te maken. In tien, of veertien dagen na ’t Zajen zullen de Planten opkomen, op welken | |
| |
tyd, zo ’t dróóg weer is, zy gevaar zullen loopen van door de Vlieg vernield te worden. Doch, zo dit gebeurt, moet de grond weder bezaaid worden: want, alzo het Zaad zeer goed koop is, is de arbeid de grootste koste.
Als de Planten vier, of vyf Bladen hebben gekregen, moeten ze geegd worden om ’t onkruid en de Planten, daar ze te dik staan, te vernielen, latende de overige ontrent zes, of acht duimen van malkander. Dit zal plaats genoeg voor de Planten wezen, als zy voor de eerste reis geharkt worden. Maar in de twede Egging, die ontrent drie weken, of een maand daar na geschied, zouden ze weggesneden moeten worden, zo dat de overige Planten veertien, vyftien duimen van den andere stonden, of meer; inzonderheid, zo men voor had Vee te houden: want daar men de Planten goede ruimte geeft, zullen de Wortelen naar gelang groter zyn; zo dat het verlies van ’t getal door de grootte vergoed wordt; ’t geen ik menigmalen heb opgemerkt: maar in plaatzen, daar ze voor de Keuken gezaaid worden, moet men ze maar tien duimen, of een voet ruimte geven; om dat men van grote Wortels voor de Tafel gemeenlyk zo veel werk niet maakt.
Om goed Raapzaad te krygen, moet men van de beste Rapen in Februarius verplanten; plaatzende ze ten minste twe voet van den anderen, en dragende zorg, dat de grond van onkruid zuiver zy, tot dat de Rapen den grond met hare Bladen zo bedekt hebben, dat ze het groejen van ’t vuil beletten. En, als de Peulen gemaakt zyn, moet gy voor de Vogels zorge dragen, anders zullen zy ze op eten; inzonderheid, als zy by na ryp zyn. Wanneer gy ze schieten moet, of stokjes met Vogellym’er opleggen, om ze te vangen; en als ze enigen tyd gelaten, en naderhand los gelaten worden, zullen ze de Vogels een tyd lang beletten weder te komen: waar van ik de proef heb genomen. Als ’t Zaad ryp is kan ’t afgesneden worden, en gespreid om in de Zon te drogen: waar na ’t gedorst en ten gebruike bewaard kan worden; Zie Gardn. Diction.
Eigenschappen. ’t Raapzaad is hard, droog, afvegend, openend, verterend, wintdryvend, en goed om tot Minnespel aan te zetten. De Raap, in Vleesnat gekookt, voedt, blaast op, maakt winderig, en ’t Vlees vochtig en zacht. ’t Bovenste van de Plant gegeten, doet wateren en brengt fluimen voort. Men gelooft, dat een afzietzel daar van voor verkouwenheid goed is. ’t Zaad is goed tegen Venynen, en zo men’er een dragma gewigts van doet nemen, dryfr ze Pokken van de Kinderen uit. ’t Afziedzel van Rapen is goed, om een Bad voor hun te maken, die de heete Jicht hebben, waar toe ook de Raap dient, die men’er oplegt. ’t Water, gedestilleerd van verrotte Rapen, met Lywaat op Roos gelegd, is zeer goed. Zo men Was in een holle Raap doet, en ze op heete As doet smelten, en men ze op open Kakhielen legt, geneest zy zo, en een schyf van een Raap op een hiel warm gelegd, daar een Kakhiel eerst inkomt, belet ze verder te loopen; en men doet ze ten dien einde op geglomme Kolen braden.
’t Gebuik van de Rapen is niet zeer goed voor de gezondheid, evenwel is zy uitnemend om de Voeten van Podagreuzen te wassen.
De Messe- en Degen-makers verzekeren, dat Messen, Zwaarden, Degens als zy uit het vuur komen, drie, of viermaal gestoken in Rapen-sap, met zo veel water, of zap gemengd, dat uit gestampte Aardwurmen is geperst, hare snede hard doet worden en styf doet staan, en Yzer zo gemaklyk, als Lood, doet snyden.
| |
Grote, ronde en lange Rapen, welke goed zyn, om mede te mesten.
Daar zyn zekere grote ronde en lange Rapen, die men in Juli in den grond zaait, daar men de eerste gerst heeft uitgemaaid, of ’t Raap zaad, waar van men Olie maakt; en dus heeft twéé Oogsten in een jaar. Men haalt’er die Rapen in grote vakken uit den grond, als de Vorst komt, men hakt ze en kneust ze aan stuk, gelyk hier achter zal gezegd worden en men geeft ze ’s Avonds aan ’t Vee. Niets is dienstiger, om ze vet te maken, en veel Melk te doen geven.
Men kan die Rapen na de eerste gerst Zajen. Ik weet het by ondervinding en heb ’t by my zelve gedaan; men moet daarom de Aarde bearbeiden, en ze licht welgemest en fyn maken. Na de gerst is zy zeer hard, dit geschiedt gemaklyk met een Eg, die ik heb uitgevonden, en waar van ik hier voor gesproken heb.
Wat het Raapzaad belangt, het wordt in Juli gezaaid, men heeft niet méér dan derdehalve pond voor twe Hond van noden. Wagt tot dat het weer zich tot regen schikt, op dat het Zaad te eerder uitspruite; want dewyl het klein is, zou ’t van de Zon verbranden, en ’t in ’t vervolg niet opkomen, zo men ’t niet in de grond doet komen. Om dit voor te komen, en gelyk te Zajen, doe ’t volgende.
Neem zo veel schepel Zand, als gy schepels Koorn van doen hebt om uw Land te Zajen, neem een halve ton, of Oxhoofd ’t welke men te Parys Mar noemt, doe daar een laag Zand in, daar over heen een vry zuivere laag van uw Graan, en dus laag om laag, tot dat gy al uw Graan kwyt zyt.
Om ’t schielyk te doen spruiten, gooi een Kruik water, of twe op u Zand in de Kuip, die op vele plaatze gaatjes heeft, op dat’er ’t water uitlope; hou ’t dus gereed, als gy ziet, dat het weder na regen staat, ten minste, zo ’t jaargety uw dringt. Zaai dit Zand des avonds gelyk gy ’t Koorn doet, en egt dan den Akker met een ligte verkeerde Eg, en met pennen op ’t Eind. Om ’t Zaad alleen met een weinig stof te dekken, gelyk met ’t slazaad doet.
De Rapen eissen een ligte, fyne grond. Zie daar een Eg, die ik verzonnen heb, waar van de afbeelding hier achter is bygevoed om u daar van te bedienen, op een Land, daar de eerste Gerst is afgekomen, die men in Augustus zaait en in Juni
[illustratie] [Plaat 47. pag. 836. RAAP. pag. 850. REGENVOGEL. F. de Bakker fecit. 1741.]
| |
| |
maait. Steek den brand in de stoppels, die in den grond blyven; ploeg ze om, zo dra’er de Gerst is afgesneden: want de Zon maakt de Aarde zeer hard, als zy’er af is, en ze niet terstond word omgeploegd. Dan zoude’er de Ploeg naderhand kwalyk deur kunnen. Als de Aarde geploegd is, egt men ze met deze grote zware Eg, die de aarde breekt, en ze zo klein maakt, als of men’er Sla in zoude zajen, en haalt’er al het onkruid uit. Men moet ook aanmerken, dat men in grote stukken van vet Land, gelyk van Koorn, goede huishouders vindt, die met twe Ploegen, die malkander volgen, Land om arbeiden, gelyk ik somwyl gedaan heb, waar mede men even doet, als twe slagen met de Schop geven. Dit noemt men in de ingewanden deze Aarde vroeten, en de Zon doen zien, ’t geen ze nog niet had gezien. Deze nieuwe Aarde bekleedt de plaats van een halve Mesthoop. Ik heb het by ondervinding gezien, op een jaar, dat ik ’t stuk Lands gedaan heb, alwaar ik jong gegriffelde Bomen tot een Kweekhof plantte. Ik pootte daar ook Uijen, die zo dik als een arm wierden; en ik haalde daar van voor twintig Ryksdaalders. Op dezelfde wys worden de lange Rapen zo dik, als een been, en de Knollen als een Kool. Ik heb ze gehad die twintig ponden wogen, en Pastinaken desgelyks. Wanneer’er geen goede grond is, moet men niet diep ploegen, men zal dan op de Aarde brengen, dat alles bederven zal.
Om uwe Rapen groot te doen worden, rol’er in ’t laats van October een Vat met water over, om de Bladen te pletten, dit doet de Wortels groot worden. Als de Bladen beginnen geel te worden, zyn ze ryp en worden niet groter. Dit gebeurt in November. Men haalt ze uit den grond voor de grote Vorst. Men snydt’er in ’t uithalen, de Bladen af, om te maken dat ze niet broejen en verrotten. Dit dient om ze te bewaren tot de Lente. Zy spruiten dan uit, gelyk de Uijen, die men op de Koornzolder bewaard heeft. Wat de Pastinaken belangt, men rolt een Vat in Juli Augustus en September over.
Om de Rapen zonder open beurs te Oogsten; want daar is een oud spreukje ’t geen medebrengt, dat een Boer alleen by den Akkerbou wint, om dat hy met zyn Huisgezin zyn werk doet, zonder zyn beurs te openen; daar men zegt, dat een Edelmans Oogst al opgegeten is, eer hy binnen is, om dat hy daggelden moet betalen, die niet half verdiend zyn, ik heb’er ondervinding van. De grond bragt een derde, of vierde minder op, dan die van myne buren, zo dat ik ze deed bearbeiden, en daar midlerwyl minder van trok, terwyl ik de daglóónen met geld betaalden. Ik hield rekening van mynen ontfangst en uitgave, en dus deed ik myn Kóórn Zajen en Dorssen, door luiden, met welke ik overeen kwam in geld te betalen; ’t zelfde deed ik van de Rapen, wanneer ze uitgehaald worden. De Boer heeft dan niet veel te doen, en ’t is hem de ganse winter een handgebaar.
Zo gy een menigte van Pastinaken, of Rapen hebt, en gy geen plaats genoeg hebt, om ze te bergen. Zie daar een plaats, die men zonder grote onkosten maakt. Gy kunt dus twintig, dertig wagens vol, ja honderd bewaren, zo gy ze hebt.
| |
Plaats om de Rapen te bewaren.
Men maakt ze buitens huis, in de lucht dicht by huis. Gy neemt vier Staken, of nog meer, naar gelang, zo gy ze groter wilt hebben. Gy steekt ze in den grond; gy maakt aan deze Staken Horden vast, om u voor Muren te dienen, evenwel zo, dat’er de wind kan deurspelen, op dat de wortels niet broejen; dek dus de plaats met staken; leg’er dan bossen Stroo Peramieds-wys op, om tot een dak te dienen, en ze voor den Regen te bewaren.
Om dat de gaten zonder kosten te maken, of uwe Staken te steken, bedien uw van een dikke yzere Staaf, gelyk de Meulenaars gebruiken. Gy zult’er uwe Rapen ingojen met een léér en ymand brengt ze met een Korf aan. Onder aan dit Schuurtje, of Lootsje, laat gy een gat, om’er uwe Pastenaken en Rapen uit te halen, dan hebt gy geen léér daar toe van noden, zy zullen van zelf wel na u toe rollen, als gy ze’er uithaalt, gelyk de Wyn uit een Vat, daar een gat in is.
Men geeft deze Pastinaken en Rapen, voornamelyk aan Koejen, Schapen, Geiten, om ze meer Melk te doen geven. Men geeft ook des avonds aan de Paarden twe, of drie maatjes, aan de Koejen twe, en aan de Geiten en Schapen een.
Men geeft ze ook aan ’t Vee en de Varkens, die men mesten wil. ’t Is dan ook goed de Pastinaken en Rapen te laten koken. Dit kan men met weinig kosten doen, met een grote koperen Ketel, gelyk die Bierbrouwers hebben, op een Fornuis gekookt; weinig vuur zal ze dan heet maken. Allerlei hout is’er goed toe, en allerlei ruigt, ook Turf. Deze Ketel is ook goed, om den Werkluiden Soep te koken en om Loogen en Dranken te maken. Gy zult daar in méér met vyf stuivers hout doen, dan met veertig zonder Fornuis. Die gekookte Wortels geeft men, om vet te mesten, ’s avonds, ’s morgens, ’s middaags. Zo gy’er wat Zemelen onder doet, maakt het dubbel vet, want dan is ’t een sterk nat.
Men moet deze Pastinaken en Rapen, ’t zy men ze gekookt, of raau geeft, aan stukjes snyden; inzonderheid, zo men ze raau geeft; want zo zy groot zyn, zouden ze’er zich aan wurgen: want daar zyn’er, die ’t in de keel is blyven zitten. Men snydt ze gemeenlyk, daar men’er vele heeft, met een groot Mes, dat aan ’t eind van een Blok vast is, gelyk men, in grote Konventen, Gast- en Weeshuizen, de stukken brood voor de Religieuzen snydt, om te eer gedaan te hebben. Men moet daar toe ’t Tuig gebruiken daar we onder ’t Woord Véé van spreken zullen. Gy zult ze in enen tyd meer mede snyden, dan in tien met grote messen.
raapzaad is een Zaad, dat na dat van Rapen gelykt, ’t wordt in Bougonje even eens geteeld, als de Rapen; dat is, dat men, na ’t majen van ’t Koorn, den grond zo diep, als men kan, om | |
| |
arbeidt, en dat men vervolgens, op dien bearbeidden grond ’t zaait. Als men ’t zaait, neemt men ’t tussen de drie vingeren van, en spreidt het zo wyd, als men kan, tot dat de oogst gedaan is; op dat de wortel sterk genoeg zy, om de grootte Vorst te wederstaan; en na den Winter bloeit het en draagt het Zaad, ’t geen ryp wordt, als dat van de Rapen van ’t Land; dan maait en dorst men ’t op Zeilen, die op ’t Land gespreid worden; op dat het Zaad op den grond niet verloren rake, en men Dorst het in de wind, of men laat het door een Zeef van Paarshaar loopen; om’er ’t Kaf uit te halen. ’t Is onderwylen goed, dat’er wat Stoo, of vuilnis onder blyve, om ’t Graan te voeden. En, op dat het Zaad niet weg zoude raken en bederven, doet men ’t in Tonnen, daar men ’t in laat, tot dat men’er Olie uithaalt. Voor dat men’er Olie van slaat moet men ’t weder wannen, om’er ’t stof uit te halen.
Die Olie-molens hebben, persen’er, na ’t breken, heetmaken, slaan en perssen de Olie uit. Eerst wordt het onder rollende steenen geplettert, daar na wordt het over een Fornuis heet gemaakt in een kopere Pan, en men doet’er, naar mate, dat het heet wordt, een weinig waters op, om zorg te dragen, dat het niet brande. Om te beter Olie daar uit te perzen, moet men het Zaad, onder ’t heet maken, roeren, en zorgdragen, dat’er niet te veel waters onder kome; want anders zoude ze voor de Lamp niet goed zyn. Deze Olie is niet alleen goed, om licht te branden, maar ook ten gebruike. Op deze wys, is de jongste en nieuwste de beste voor ’t gebruik.
Men doet ze in een Braadpan, waar in men ze met Uijen laat koken, en met een stuk Brood, tot dat de Uijen en ’t Brood niet meer snerken.
Koolzaad, schoon ’t van een anderen aart is, is van ’t zelfde gebruik, schoon ’t van een andere plant is. ’t Is een soort van Kool, waar van dit Zaad komt; de Mutzemakers gebruiken ’t ook. ’t Is niet aangenaam van reuk.
’t Zaad strekt de Veugeltjes tot voedzel, inzonderheid de Kneutertjes. Men Zaait het op ’t Land in geploegde grond, en dekt het met Eggen, en geeft het daar na de natuur over.
raaskallen is een ongesteldheid van de verbeelding, de gedagten en ’t geheugen. Somtyds wordt het door uitwendige redenen veroorzaakt, als door te veel Prei, Uijen, Look, Boonen te eten, die in staat zyn, om die ongesteldheid voort te brengen. Dus is ’t met de Hyoscyamus, groene Koriander, Berg-eppe, Solanum, Mandragora, en Saffraan. Men krygt het ook van schrik, en vrees, opstopping der Stonden, of een Gal van de Maag, of door Dovekolen lucht, dronkenmakende drank, of de ongesteldheid der Hersenen door de natuur, als in oude luiden en zulke, die te veel bloed hebben verloren.
Men kent ze, die Raaskallen, daar aan, dat ze niet weten wat ze zeggen, of doen, die van heete en droge gesteldheid, en vogtig van Hersenen zyn, zyn daar zeer aan onderhevig.
Het Raaskallen, ’t geen uit grote droogheid komt, is bezwaard te genezen, als’er onnozelheid by komt, is zy ongeneesbaar.
Van zulke, die vrolyk van aart zyn, is meer te hopen, dan van zulke, die droevig zyn.
Wit en dun water heeft een doodlyk teken, ’t geen bezinkt beduidt genezing.
Als ’t Raaskallen met slapen overgaat, is ’t zonder gevaar; maar als ’t na bloedverlies komt en’er Stuiptrekkingen by zyn, is’er groot gevaar.
Alhoewel de oorzaak inwendig is, zal men de volgende middelen gebruiken. Uitgenomen, dat ontlastende middelen, daar zwakheid en bloedverlies, of anderzins heerst, geenzins te pas komt.
| |
Geneesmiddel tegen Raaskallen.
Neem een dragma Rabarber, Mastik een grein; Scammonie vyf grein, Sennebladen, Polypodium, Epithymus, van elks twe dragmen, stamp alles fyn, en geef’er twemaal ’s weeks een dragma van, voor den eten. Men kan, zo men wil, ’t mengen met een weinig Syroop, of met wat Konfituren, of met wat Vleesnat. Men kan ook dit recept gereedmaken.
Anders. Neem een half once Epithymus; bereide Azuursteen, Lorkenswam, van elks twe dragmen, Scammonie een dragma, Nagelen een twintigste deel, maak ’t alles tot fyne Poejer, en geef’er eens ’s weeks van twe dragmen, gemengd met vogt die men wil.
Anders. ’t Gewoonne gebruik van gekonfytte Myrobalanen, is goed voor alle ziekten van den geest.
Maar zo het Raaskallan een toeval van gedurige Kóórzen is, zal men zich van deze middelen niet bedienen.
Want, zo het van de Koors voortkomt, moet men die genezen, om ’t Raaskallen te doen ophouden. Zo het van een zwartgallig vocht, of een verstopping van de ingewanden onder de Kraakbeenen voortkomt, zult gy tot Kalfsvleesnat uwen toevlugt nemen, met een grote menigte van Ossetong en Bernasie gekookt. Gy kunt ook wel ’t sap van die Planten gebruiken, of haar water in een Mariebad gedestilleerd. Men maakt ook een Conserf van hare wortel, die van groot nut is.
’t Sap van Sedum Minimum in Vleesnat genomen, of in een bekwame vogt, is daar zeer dienstig voor. In de plaats van Sedum Minimum kan men Sedum Minus gebruiken; of zelf Huislook.
raaskallen. Zie Wyn op Sennebladen.
rabat is een stuk gronds in een Tuin, dat, wat hoger zynde, zich langs een Schutting, of Muur uitstrekt. Zo dat tegen ’t Zuiden legt, is ’t dienstig, om daar ’s Winters te Zajen, in ’t voorjaar voor Kruiden, of Salade, dat men in de volle grond zo vroeg niet hebben zoude. Dus zegt men de Saladen hebben een goed Rabat van doen, om ze vroeg te hebben. De Rapen en Ereten komen op een rabat vroeg voot den dag. Men legt’er ook Aard-beijen op; | |
| |
waar over men, om ze vroeg te hebben, glazen legt.
Maar, als men in de Zomer lang wil hebben, ’t geen vroeg deurschiet, als Kervel, Spannasie, enz. zaait men ’t op een Rabat, dat tegen Noorden legt.
radys. in ’t Latyn Raphanus.
Beschryving. De Bladen zyn groot, ruw in ’t aantasten, diep ingesneden, groen van kleur. De Stengel komt uit het midden der Bladen op, groeit ter hoogte van een voet, of anderhalf, of twéé ontrent. Zy is lang en takkig. De Bloemen hebben vier Purperachtige Bladen, kruiswys gesteld. ’t Zaad is rood en scherp van smaak, en by na rond. Zy zetten aan Peultjes, die wel naar een hoorn gelyken en na de Bloemen volgen. De Wortelen zyn lang, vleeszig, wit van binnen, blank, of rond van buiten. Zy verschillen van dikte, naar ’t Land en jaargety, daar zy in gezaaid zyn. Men geeft aan de wortel zo wel, als aan de ganze plant den naam van Radys. Men heeft ze van verscheiden soorten. De gemene Radys is van twe zoorten van klein en groot lof; maar men moet alleen de eerste zajen.
Plaats. Men heeft ze in de Hoven.
Eigenschappen. De Radys is openende, afvegende, verdunnende. Zy is goed voor Graveelkolyk en opstopping van Water, en stonden. Zy is goed voor de Steen; voor de opstopping der Milt, en Darmscheil. Men gebruikt ze in de Scheurbuik, en Waterzucht. Men doet ze inwendig voor die Ziekten nemen, maar voor de kwaadaardige koorzen schrapt men ze; en legt ze onder aan de voeten. Men gebruikt ze, op de zelfde wys tegen de waterzucht. ’t Zaad gegeten is openende en baart walging. Men geeft ’t van een half dragma, tot twe.
Teeling. Zv wil gene vette, gemeste, Aarde. Wordt gemeenlyk in de vroege Lente met de Kropzalade gezaaid, op wel ter Zon gelegen Rabatten. Doch deze groejen zoo lang, noch dik, als die men in Juni en Juli zaait. Als men ze vroeg wil hebben, zaait men ze in ’t najaar. Aanm. op Lusth.
Men zaait ze van Februari tot September toe, daar na zult gy uw eerste Bed in October maken. Men stelt deze op verscheiden wyzen toe; want, zo gy ze fraai, helder, zuiver en lang wilt hebben, moet gy ze, als gy Meloenen Zaait, op de ene, of andere plaats van uw Bed hebben, gaten maken enen vinger diep; drie duimen van den andere, en in elk gat twe Zaden van Radys laten vallen, doende daar een weinig Zand boven op, en latende ’t gat gans open, zy zullen wel ene vinger hoger wassen, dan ze anders zouden hebben gedaan, werpende hunne eerste Bladen niet uit, voor dat ze met het Bed gelyk gekomen zyn.
Als uwe Meloenen verplant zyn, zult gy’er van op uw Broeibed en in de volle Aarde kunnen zajen aan ryen.
Om Zaad te hebben, zult gy de eerst gezaaide laten deurschieten, en ze vergaderen, als gy ziet, dat de Peultjes van onder opgaan, en haar Zaad laten vallen. Gy zult die Peultjes aan uwe tegen Espaljeers ophangen, om ze iaten drogen en rypworden. Het beste Zaad, dat men heeft, komt van die Hortillons van Amiens, die ’t in hunne Moerassen telen, dat zeer goed is. Als het eerst opkomt, schynt het dat het niet zeer groeit. Maar, als het vier, of zes Blaadjes krygt, zet het wonderlyk sterk deur, als men ze maar niet verzuimt te besproejen.
rakette, in ’t Latyn Eruca, ’t Is een Plant, waar van men verscheide soorten heeft. Zie Hubners Kunstwoordenboek. ’t Wordt in de Hoven geteeld.
| |
Beschryving der Tuin-raketten.
Zy heeft lange Bladen, die diep, op drie plaatzen gesneden zyn, aan weerskanten, gelyk ’t water Sisymbrium, ’t is op de Tong wat scherp en bitter. De Stengel is ontrent ander half voet hoog en rond. De Bloemen zyn wit, hebbende vier witte Bladen, die met malkander een kruys maken. ’t Zaad is rond en in kleine Aautjes, gesloten. De Wortel is wit, klein en scherp op de Tong.
Men zaait deze Plant in de Lente in alle Hoven, zy bloeit in Juni.
Eigenschappen. De Rakette verdunt, opent, zuivert, en verdryft de winden; raau gegeten in zekere menigte, zet ze tot vleeslyke lusten aan. Dit doet ook ’t zaad, ’t geen ’t water afzet, ’t Kruid doet verdryven; maar gegeten, doet het ligt ’t hoofd aan en het zwaar dróómen; en gekookt op ’t Aangezicht gelegd, neemt het de vlekken weg.
Deze Rakette is een soort van Alanoize Sterkkers, die men over Salade gebruikt: maar zy smaakt sterker, dan de Kers. Zy wordt van Zaad geteeld.
| |
Beschryving van de wilde Raket.
Zy heeft veel enger Bladen, die meer gesneden zyn, en scherper smaken, dan de Hofrakette, Zy brengt een hooppe stelen uit de wortel voort. De Bloemen zyn geel, laten een menigte scherpe Aautjes na, die klein en recht zyn, gelyk de Dolik, daar ’t Zaad in is, geen heet op de Tong is, als dat van Mostertzaad, en een weinig bitter.
Plaats. Deze Plant groeit op droge Plaatzen, en menigmalen op de Muren. Zy bloeit in Juni en Juli.
Eigenschappen. De wilde Rakette is beter en droger, dan de Hofraket, en is in allen deelen sterker. Gekookt en gegeten geneestze den hoest der kinderen, als men’er wat suiker by doet. Zy doodt ’t ongedierte van ’t lighaam, neemt den stank der Oxelen weg, en de schorheid in ’t spreken; ’t vermeerderd ’t zog. Als Zalade gegeten, doet het aan ’t hoofd kwaad. Men gebruikt het Zaad, om dit Vlees in de plaats van Mostert graag te maken.
ram. ’t Is het Mannetje der Schapen. Een goede Ram moet een verheven Lichaam, breed Voorhooft, zwarte en stoute Ogen, groten Buik, langen Staart en dikke Wol hebben. Nog moet men in acht nemen, of hy voorzien zy met dikke Kloten, breden Muil, grote Ooren, vol Wolle, en kromstaande Horenen.
In den tydt, als de Ram de Schapen pleegt te | |
| |
bespringen, moet men hem dikwils Brood, Kennipzaad en Haver te eten geven. Met moet hem voor zyne drie jaren niet gebruiken. Zie ook schaap en vee.
Ram in ’t Latyn Aries, is ook een woord der Sterrekundigen, en het eerste Hemelteken van den Dierkring, beginnende met de Nachtevening in ’t voorjaar, wanneer de Zon van ’t Westen na ’t Oosten komt, van het Zuiden na ’t Noorden. Van dit punt der linie begint men insgelyks, de Graden van den Zonneweg te tellen (Ecliptica) volgens de order der tekenen, te weten van ’t Westen naar ’t Oosten.
Dit Hemelsteken bestaat uit dertien Sterren, en wordt verbeeldt door ♈.
De Sterre-waarzeggers willen, dat het de behuizing is van Mars, de verhoging der Zon, en dat het met den Leeu en den Steenbok den driehoek maakt van het vuur.
ramen in den Tuinbou. ’t Is een stuk houtwerk, dat driehoekig is met spongen op de kanten, die diep genoeg zyn om daar in te laten sluiten de vierkante Ruiten; om ze over de Planten te leggen, die men voor de Koude wil bewaren, en warmer doen zyn, dan de gemene lucht. Men maakt ze van hard Eiken hout. Die men groen schildert om ze tegen de ongenade der Lucht te bewaren. Men maakt ze om en by zes voeten lang, en vier voeten wyd, om’er in te kunnen van alle kanten vatten twe glazen, van drie voeten wyd, aan alle kanten. De opening is gemeenlyk vier voeten. Men schikt verscheiden einden in den andere; en men doet ze op hare driehoekige einde eindigen met glazen in een driehoek, bekwaam om de opening te sluiten.
ramenas is een Aardvrugt, waar van men twe soorten heeft, ’t een groot en ’t ander klein. Het grote soort heeft een lange dikke knolachtige Wortel. Deze is scherper van smaak dan de Knolradys welke van buiten wit, kleinder en ronder is, dan de Knollen.
| |
Beschryving der grote Ramenas.
De Bladen zyn groot, lang, helder groen. De Ssengel is Kaneelkleur, hol en anderhalf voet hoog. De Bloemen zyn van vier witte Bladen, die met den andere een kruis maken. De Zaden zyn in kleine byna ronde Vruchten gesloten, die op de Bloemen volgen. De Wortel is zwart van buiten, wit van binnen, groot, dik, scherp.
Plaats. Deze Plant groeit in de Hoven op vochtige beter, dan droge plaatzen.
Eigenschappen. Zy is openend, afvegend, ontbindend, dryft water af, men gebruikt ze met voordeel in de Scheurbuik en de Steen.
De Rabbe, of Rhe is een grof kostje, dat zeer gemeen is, onder de arme Luiden in Limoge. Deze maken’er velerlei soort van spys van, die gekookt en in Olie wordt gebraden, na dat ze eerst in water is geweekt, aan schyven gesneden, om’er de grootste sterkte aan te benemen.
| |
Hoemen ze Teelt.
Voor Juli zaait men ze niet, om dat ze dan deurschieten: maar in Juli zaait men ze, op drie byzondere tyden, op dat de ene genen goeden tyd treffenden, de andere daar aan zoudën konnen voldoen. Zandige Aarde, wel toegemaakt, en toe driemaal toe omgespit, wordt na haat vereist, om dik te worden; men vindt’er, die zo dik zyn, als een dubbeltjes brood; voor de Vorst haalt men ze uir den grond, en brengt ze op plaatzen, daar ze van de Vorst niet kunnen worden beschadigt.
Om ’t Zaad te vergaderen, moet men de grootste in de Aarde laten, zy zullen daar in de Winter overblyven, en op zyn tyd Zaad dragen. Maar ’t gaat zekerst, dat men de grootste na den Vorst in den grond steekt.
| |
Hoe men de Ramenas zoet maakt.
Men zal de Ramenas zoet maken, met het Zaad in Honigwater te weeken, of in ’t sap van Razynen, of Suiker-water, den tyd van twe dagen, en daar na zal men ’t als ’t droog is, in den grond gojen.
Palladius verzekert, dat men, om de grootste Ramenassen te telen, ze dikmaal met Aarde moet dekken,’er al ’t lof afnemen, en’er niet aan laten dan ’t hart der Bladen.
ranunkel, zo geheten naar Rana, in ’t Latyn een Kikvors om dat zy best in vochtige plaatzen groeit, waar in men Kikvorzen heeft.
Beschryving. De Bloemen bestaan uit verscheiden Blaadjes, in ’t rond geplaatst en Rooswys uitgebreid; uit der zelver midden komt een Knopje voort, dat langwerpig is, en waar aan, als de Moederkoek, de Zaadjes van buiten vast zyn, die ten merendeele naakt zyn; waarom ze tot het soort van planten hoort, die naakt veel Zaadjes dragen. Zie de soorten in Hubners Kunstwoordenboek.
De meeste van deze Bloemen onder den naam van Boterbloemen genoeg bekend, vindt men in ’t wilde, en de fraaiste in de Tuinen.
Behandeling. De vyf eerste in Hubners Kunstwoordenboek gevonden zyn zeer harde Planten, die op schaduwachtige vochte plaatzen vry wel willen groejen. Men hoeft anders niet aan te doen, dan ze om ’t ander jaar op te nemen, ze te scheuren en de afzetzels weder te planten, op dat ze niet tot malkander groejen. Het kruipende soort moet meermalen verplant worden, om de ganse grond niet in te nemen. Die soorten brengen fraje dubbelde voort, die lang mooi blyven, hard zyn, en een fraje verscheidenheid voortbrengen, en alle een goede plaats waardig zyn.
| |
Turkse Ranunkels.
De andere soorten worden uit Turkyen gebragt, en waren voormaals in deze Landen in grote achting. Maar men heeft naderhand verscheiden an- | |
| |
dere soorten uit Persie gehaald, waar onder vele dubbelde Bloem hebben. Deze brengen zaden voort, waar uit jaarlyks zo een verwonderlyke verscheidenheid van Bloemen worden gekregen, die zo groot, verscheiden en van fraje kleuren zyn, dat ze alle andere Bloemen van dat jaargety overtreffen, en zelf met de schoonste Bloemen om den prys dingen. Verscheiden daar van ruiken fraai, en de Wortels als zy sterk zyn, brengen gemeenlyk acht, tien, twaalf Bloemen elke voort, en die op malkander volgen, en met malkander een ganse maand en langer duren, naar de hitte van ’t jaargety, of naar dat men zorg draagt, dat ze van geen kwaad weder kunnen worden getroffen. Alle deze uitnemende hoedanigheden hebben ze zo waardig gemaakt, dat men de oude soorten by liefhebbers niet wil aanzien, als in oude Tuinen: maar alzo zy nog by enigen gevonden worden, zal ik hare behandeling in ’t kort zeggen; eer ik tot dat nieuwe soort kom, dat op ene andere wys moet gehandeld worden.
| |
Behandeling der Turkse Ranunkels.
Alle deze dubbeldebloem Ranunkels brengen gene zaden voort. Zo dat men ze niet dan door de Afzetzels der Wortelen vermeerderd, welke ze vry overvloedig voortbrengen, zo ze in een goeden grond geplant worden, en in de Winter wel worden opgepast. Men zet de Wortels in October: want plant men ze vroeger, zyn ze in staat om in korten tyd op te komen, worden ze voor den Winter vry hoog, en loopen ze gevaar van by de Vorst te lyden; en plant men ze later vergaan ze onder den grond. Zo dat houd gy ze langer uit den grond dan in ’t begin van November, zal ’t beter zyn ’t planten tot op ’t eind van January, of het begin van February uit te stellen, als de grote Vorst over is.
De Bedden, waar in deze Wortels worden geplant, moeten van verse lichte zandige Aarde, op zyn minst een voet diep gemaakt worden. De beste grond voor dezelve, moet op de volgende wys toegesteld worden; te weten, neem een deel verse Aarde van een wel bemeste en wette wei, ontrent zes duimen diep, te gelyk met de Vilt. Leg dit twaalf Maanden op een te rotten, eer ’t gebruikt wordt, doende ze dikmaal omarbeiden, om ze zacht te maken en de kluiten te breken. Hier moet gy naar gelang een deel Duinzand by doen, naar dat de Aarde lichter, of vaster is. Zo zy licht en zandig is, moet men’er geen Zand by doen. Maar zo ’t een zuivere Klei is, zal een kruiwage Zand genoeg zyn voor vier kruiwagens Klei. Maar is de Aarde sterk en zwaar, moet men’er Zand naar gelang onder doen: maar gy moet ze dikmaal deurarbeiden; om ze wel te vermengen eer ze in de Bedden komen.
Men moet deze Aarde ontrent enen voet diep leggen. Zy moet zyn beneden de oppervlakte, naar gelang der droogte en vochtigheid der plaatzen; in droge gronden is acht voeten beneden en vier boven de oppervlakte genoeg. Maar in vochtige plaatzen hoeft het maar zes duimen beneden en zo vele boven de grond te wezen. In zo een geval is ’t goed het Bed van onder met Puin en Steen te beleggen, om ’t Water te doen wegzakken. Deze Aarde hoeft niet fyn gevreven te worden; en ze dikmaal om te arbeiden, de kluiten aan stuk te slaan, en’er de Steenen uit te gojen is genoeg: want als deze Aarde heel fyn is gemaakt zal de regen ze in de Winter tot eene koek maken; en daar door de vocht ophouden, en de Wortels, zich niet kunnende uitbreiden, zullen rotten. Hier van zyn’er vele voorbeelden gezien, die door vergelyking zeker gaan.
De Bedden dus gereed gemaakt zynde mogen wel veertien dagen leggen, om te klingen, eer de Wortels’er in geplant worden; op dat de Aarde niet ongelyk slinke, na dat ze geplant zyn. Dit zoude de Wortels veel nadéél toebrengen, als men holten op zommige plaatzen van het Bed had. Hier zoude het Water op blyven staan en de Wortels rotten. Daar na de Aarde hebbende gelyk gemaakt, en de oppervlakte wat rondachtig toegemaakt, moet men dezelfde naar een lyn in een ry, ontrent vier duimen van den andere, planten. Dit moet men doen met de vingers, op alle de plaatzen, daar de linien malkander kruissen, de Wortels ontrent twe duimen diep zettende, in ’t midden met de kroonen om hoog; daar na moet men met de verkeerde kant van de Hark het Bed gelyk Ryven, zo dat de Wortels ontrent een duim met Aarden gedekt zyn, ’t geen voor eerst genoeg zal wezen. Dit moet by droog weder geschieden, dan werkt de Aarde netter; maar hoe korter na het planten de regen valt, hoe ’t beter voor de Wortels zy: want zo ’t lang daar na droog weder zoude blyven, en de Aarde van de Bedden vry droog zyn, zouden de Wortels beschimmelen en vervallen. In zo een geval is ’t goed de Bedden wat te gieten, zo ’t in veertien dagen niet regent, ’t geen in dat jaargety wat zeldzaam is.
Als de Wortels dus geplant worden, zal’er niet aan te doen zyn voor half November, wanneer ze den grond zullen oplichten, en de Knopjes voor den dag komen; wanneer gy een weinig van de zelfde verse Aarde, waar uit de Bedden bestaan, ontrent een duim dik over de Bedden zult leggen; Dit bewaard de kroon van de Wortel uitnemend voor de Vorst.
En als gy merkt, dat de Knoppen door deze twede Aarde ook heen breken, en de Vorst zwaar is, zal ’t goed zyn Hoepels over ’t Bed heen te steken en’er Matten over te rollen, inzonderheid in ’t voorjaar, als de Bloem begint voor den dag te komen; want als die de Vorst en schrale Winden van dien tyd krygen, komen de Bloemen zelden fraai voor den dag, en de Wortels worden vernield; maar dit gebeurt meer in ’t Persise soort, dat teerder is, dan alle deze soorten, die vry hard zyn. Om deze reden, worden ze dikmaal op open Bedden onder andere Bloemen geplant; schoon deze in zeer harde Winters bekwaam zyn om ’t te | |
| |
lyden, zo’er geen zorg wordt gedragen, dat men ze voor de Vorst bewaardt.
In ’t begin van Maart beginnen de Bloemen op te komen; op welken tyd gy zorgvuldig de Bedden van onkruyd zult zuiveren, en de Aarde met uwe Vingers tussen de Wortels roeren: maar wel zorg dragen, dat gy de Wortels niet beschadigt. Dit zal’er de Bedden fraai doen uitzien en de Bloemen kracht byzetten. Als de Bloemen afgevallen en de Bladen verwelkt zyn, moet gy de wortels opnemen, van Aarden zuiveren en op ene Mat op een schaduwachtige plaats laten drogen; daar na kon men ze in Laden op een droge plaats zetten tot den volgenden October.
| |
Behandeling der Persise Ranunkels.
Wy zullen maar alleen zeggen, waar in deze van de Turkze verschillen.
Deze Bloemen worden niet alleen door Afzetzels van de oude Wortels voortgeteeld, maar ook door Zaden vermenigvuldigd, welke de half dubbelde soorten in menigte voortbrengen. Die deze daarom in volmaaktheid hebben wil, moet alle jaren hunne Zaden zajen, daar nieuwe soorten elken jaar uit zullen voortkomen. Maar om dit te doen moet ge zorgvuldig ’t Zaad bewaren, of ’t zien te krygen van Luiden, die dit kunstje weten, dat is, die zorgvuldig zyn van gene Bloemen te laten voor Zaden, dan zulke die maar drie, of vier ryen Bloemblaadjes ten minste hebben en wel gekleurd zyn: want dewyl deze Bloemen in zulken overvloed wassen, is ’t niet waard taamlyk Zaad te zajen, om dat’er weinig hoop is, om van zulke Zaden goede Bloemen te krygen.
Als men wel van Zaden voorzien is ontrent het midden van Augustus, ’t geen de rechte zaaityd is. Zult gy enige grote Potten, platte Zaadpannen, of Bakken nemen, zo veel van elks, als gy Zaden te zajen hebt. Deze zullen met lichte zandige vette Aarde gezaaid worden, en van boven op zeer effen zyn. Zaai dan de Zaden daar vry dicht op, en dek ze ontrent een kwartierduims dik met de zelfde lichte Aarde; daar na zult gy deze Potten in de schaduwe zetten, daar ze de morgen Zon tot tien uren toe hebben; en als ’t Saizoen heel droog is, moet gy ze menigmalen verversing van Water geven, dragende wel zorg, dat gy de Zaden niet wegspoelt. In deze staat moeten de Potten tot het begin van October blyven, wanneer de Planten beginnen op te komen, schoon ’t somwyl gebeurt, dat de Zaden tot November in den grond blyven, eerze opkomen. Wanneer gy de Potten meer voor de Zon zult bloot stellen, ’t geen te te dier tyd nodig is om de vocht uit de Aarde te halen; maar in ’t midden van November, als gy de Vorst gewaar wordt, moeten de Potten onder een glaze Raam by nacht en kwaad weder geborgen worden: maar by dag, als ’t weder zacht is, moeten ze gans openstaan, anders worden de Planten te zwak. ’t Enigste gevaar, dat ze dan loopen is van hevige Regens en Vorst, doende de eerste menigmalen de tedere Planten rotten, en de Vorst ze menigmalen uit den grond lichten. Daarom dienen ze zorgvuldig tegen beiden deze bewaard te worden.
In de voortyd, als ’t jaargety warm wordt, moeten de Potten in de lucht eerst na by de beschutting van een schutting gezet worden, om ze voor de koude winden te bewaren; maar in ’t laast van Maart, of in ’t begin van April kan men ze naar de warmte van ’t jaar in de schaduwe zetten; en zo ’t koud wordt, moeten ze somwyl van Water verfrist worden. Maar men moet zorg dragen, dat deze niet in grote menigte gegeven wordt, dat de tedere Wortels zoude doen sterven. In ’t midden en ’t laatst van April moeten ze alleen geplaatst worden, daar ze de Morgenzon hebben, waar in ze blyven mogen, tot dat de Bladen verwelken: wanneer de Wortels uit den grond genomen en in een schaduwryke plaats gedroogd moeten worden, waar na men ze in Laden kan wegsluiten en in een droge plaats tot den volgenden October bewaren, wanneer ze geplant moeten worden, op de wys, als van de oude Wortels gezegd is.
De volgende Lente zal u uit deze Wortels Bloem geven; wanneer gy zult uittekenen, die bewarens waard zyn, en de enkelde Bloemen van slechte kleuren mogen uitgetrokken en weggegooid worden, ’t geen de zekerste manier is om ze van de goede soorten te onderscheiden: want zo men ze laat blyven tot dat de Bladen verwelken; zullen’er altyd goede onder kwade soorten, of hare afzetzels vermengd raken. Gy zult niet velen, dat de Bloemen, die gy ’t volgende jaar fraai wilt hebben, Zaad dragen, maar gy moet de Bloemen afsnyden, als zy beginnen af te vallen: want de Wortels die Zaden voortgebragt hebben, bloeijen zelden daar na wel; ook wil de oude Hoofd-wortel, die sterk gebloeid heeft, nooit daar na zo fraai bloejen, als hare Afziedzels; ’t geen wel te letten staat, zo imand enige dure Wortels koopt: want een groot deel van de klachten, door hen gedaan, die deze Wortels tot een hoge prys kochten, is men daar aan schuldig; want de Luiden, die ze kochten, van dit stuk kennis hebbende, zyn van hunne oude Wortels afgescheiden ten voordeele hunner kooperen, en bewaarden de Afzetzels voor zich zelven; welke oude Wortels, dikmaal zo veel verbasterd zyn van ’t geen ze in voorgaande jaren waren, dat men het vermoeden kreeg, of de Luiden, waar van zy ze gekocht hadden, de Wortels niet verruild hadden; deze ontaarding gaat altyd met die Bloemen gepaard; na dat ze zeer mild en fraai gebloeid hebben, of men ze heeft in ’t zaad laten schieten; zo dat het nodig is elken jaar te Zajen; om altyd goede Bloemen te hebben.
De grond, waar in ze best tieren willen is vet, licht, zandig: maar alle Mest, die men onder die Aarde doet, moet wel gerot zyn; en moet ten minste zes Maanden onder de Aarde gemengd geweest hebben eer men ze gebruikt. Gedurende dezen tyd moet ze verscheiden reizen omgehaald worden, om de Mest wel te mengen. Hoe lichter deze Aarde | |
| |
is, hoe de Bloemen meer zullen voortwillen: maar gelyk ik te voren zeide; ’t is niet raadzaam de Aarde al te fyn te maken en te ziften; om redenen die alrede gegeven zyn. Men heeft’er gehad, die vergaanne Run, of Zaagmolm onder de Aard gedaan hebben, om ze licht te maken, maar deze zyn ook kwaad voor de Bloemen, gelyk de ondervinding geleerd heeft; inzonderheid, zo gene van deze niet zo gerot zy, dat zy gans den schyn verloren heeft, en tot Aarde zy geworden: want schoon de Wortels dikmaal heel sterk opkomen, en zeer sterk bloejen, tot het begin van Februari; echter gebeurt het menigmaal, dat zy in grote menigten sterven. Als ik dit heb vernomen, heb ik onder aan de Wortels gezocht, en gevonden, dat’er Taan, of Zaagmolm aan de Wortels lag, die de vogt vasthield, en de Wortels deed rotten.
De wyze waarop men de Bedden gereed maakt, en de afstand en manier van ’t planten der Wortelen, net de zelfde zynde, als die de oude soort moet hebben; zal ik dat niet herhalen, maar alleen aanmerken, dat deze Bloemen tederder dan de andere zynde; voor harde Vorst en scherper Winden moeten worden gedekt, inzonderheid na Kersmis, wanneer de Bloemknoppen beginnen te komen: want zo ze in dat jaargety verwaarloosd worden, zullen de Bloemen zelden fraai worden. Gy zoud ook niet dulden, dat ze in den winter, of voortyd te veel nat ontfangen, dat haar al zo schaadlyk, als de Vorst, is. In ’t planten van deze Wortelen zult gy letten, dat gy de half dubbelde soorten op Bedden alleen plaatst; en ze onder de dubbeld gebloemde niet zet, om dat ze op een gans andere wyze moeten behandeld worden; want als de half dubbelde Bloemen beginnen te verflensen, zult gy ze naukeurig bewaren voor ’t nat: altoos zo men ze harde regens laat krygen, of men ze in dat jaargety bevochtigt, komen de Zaden zelden tot rypheid, of zyn zo zwak, dat’er naaulyks een van de vyftig zal groejen.
Als de Zaden beginnen ryp te worden, ’t geen men gemaklyk kan aan de middelknop weten, als zy scheid en afvalt, zult gy ze elken dag overzien en vergaderen ze na mate dat rypen. Want de Zaden verschelen veel in ’t komen tot rypheid van malkander, en ten minste veertien dagen, drie weken en een maand.
Als gy de Zaden oogst, moet gy ze niet in de Zon zetten, maar ze droog zetten op een schaduwachtige plaats; daar na moet gy ze wegleggen, daar’er de Myter niet kan bykomen, tot dat de zaaityd komt.
Deze manier van elk jaar te zajen, zal den voorraad uwer Wortelen niet alleen, maar de verscheidenheid van soorten zelve doen aangroejen; ’t geen uitnemend zal verbeterd worden door de Zaden in een nieuwe grond te zajen. Want zo imand gedurig zyne Zaden enige jaren aan een in den zelfden Thuin zaait; zullen ze op ver na zo fraje Bloemen niet voortbrengen, als of hy zyne Zaden een groot eind van daar gezaaid had. Dus is ’t ook met andere planten.
’t Zal ook nodig zyn, alle de Aarde weg te nemen, uit de Bedden, waar in het Wortels de voorgaande jaar gebloeid hebben, om in nieuwe gelegd te worden, zo gy voorhebt daar weder nieuwe Ranunkels te planten; anders zullen ze op ver na zo weinig niet groejen, niettegenstaande gy wat nieu mengzel onder de Bedden doen mogt. Dit wordt by de liefhebbers der Bloemen gedurig aangemerkt.
raponticum. Munniken Rabarber. Hoewel, deze Plant uit vreemde Landen komt, zy groeit echter in alle Tuinen gemakkelyk. Zy heeft de zelfde hoedanigheden, welke de Rabarber heeft: maar in minder graad: want men moet’er eens zo veel van ingeven. Men geeft ze gemeenlyk tot een half once om te trekken; en van ene dragma tot twe en drie in substantie. Een afziedzel met een once Raponticum op anderhalf pint water is uitnemend in de Loop. Men snydt ze aan kleine stukjes, en doet’er by Zoethout, als men de Pot van ’t vuur neemt.
rasp is een Keukengereedschap van Blik, of Koper, met gaatjes deurgeslagen, waar mede men Suiker, of Muskaatnoot, of iet anders fyn maakt, om in de kost te doen.
rasynen; is van ’t Franse woord Raisin ontleent, betekenende de Bei van een Druivetros; en waar van de kleur verschilt; alzo men witte, zwarte, rode heeft, Zie wyngaard en wyn.
Maar dit woord betekend in ’t Nederduits alleen gedroogde Beijen, of trossen van Druiven.
Men heeft ze van velerleije soorten, die ons van verscheiden Landen van daan komen.
De Muskaat Rasynen komen voornamelyk van Frontenjak in Languedok. Men brengt ze in kleine greine en houtte Doozen, die van vyf, tot vyftien ponden wegen. Men noemt ze Muskaten, om dat ze een weinig muskeren in de smaak. Men moet de grootste Beijen zoeken, die de grofste kornen hebben.
De Pikardansen komen ons van Languedok, en Provence. Zy zyn klein, maar vet, zy gelyken na de Jubis; men brengt ze aan Bossen, in Kassen, die van tachtig tot honderd ponden toe wegen.
De Jubis, of de Rasynen a Jubis. Anders Kasrasynen, komen uit Provence, inzonderheid van Beaucaire, Oriol, en van de daar ontrent gelegen plaatzen. Men pluktze aan trossen en doopt ze in een Loog van Banille en na dat men ze in de Zon gedroogd heeft, legt men ze in Kassen van verschillende grootte. De grootste, die men quarten noemt, wegen gemeenlyk veertig ponden, en de andere zeventien, of achttien ponden. De Rasynen zyn van een aangename suikersmaak. Men moet ze nieu kiezen en nemen de beste Beijen.
De Sols, of Sors Rasynen, Zonnerasynen, of Rasynen d’Are komen in Vaatjes van veertig, vyftig ponden uit Spanjen, zy zyn Violet, of van rode kleur. Zy zyn zonder karrels, of zeer aangenaam in de smaak.
De Spaanse Rasynen eigentlyk zo genaamd, zyn | |
| |
kleine Razynen, een weinig groter, of wat minder droog, dan de Korenten. Men brengt ze ons zonder Kornen in Vaatjes van honderd ponden, of daar ontrent. Men neemt ze, somwyl in de plaats van Korenten. Maar men moet’er zich niet mede laten bedriegen.
Rasynen van Korenten hebben kleine droge Beijen, van witte, zwarte, of rode kleur. Zy komen uit verscheiden Eilanden van de Archipel: maar in ’t byzonder van den landengte van Korinten. Men koopt ze aan enkelde, zy moeten klein, nieu en aan grote klompen zyn. Men bewaart ze vele jaren aan een, als zy maar wel zyn gekast, en geen lucht krygen. Zy komen in verscheiden gestoofden, natten, en gebakken; en men neemt ze in de Medicynen menigmalen, voor de Rasynen van Damast.
De Rasynen van Damast komen ontrent die Hoofstad van Syrien van daan. Zy zyn groot van Bei en van Bos. Men geeft voor, dat men ze daar te Lande vergadert, die twintig en vyf en twintig ponden wegen. Men brengt ze ons zonder kornen platgemaakt, in Vaatjes van Grenen hout, die half rond zyn, en van vyftien tot sestig ponden toe wegen. Men gebruikt ze veel in afziedzels voor de Borst, waar toe men ze gebruikt, gelyk de Dadels, Jujuben, en dergelyke rogchel makende vruchten. Men moet nieuwe en welgevoedde kiezen. De ware Rasynen van Damast zyn laf en aangenaam van smaak.
De Kalabrise Rasynen zyn wat vet, maar goet van smaak. Men brengt ze aan trossen met een klein draadje, of toutje, als de Mousseron, of Morillies aan een gebonde, de Vaatjes van dat soort van Rasynen wegen van negentig tot honderd ponden.
raisine is een soort van Confituren van Druiven gemaakt.
| |
Hoe men goed Raisine maakt.
Pluk by mooi weder de Druiven, laat ze enige dagen verwelken; en, als zy in staat zyn druk ze tussen de handen uit, en na dat gy’er de trossen hebt uitgenomen, zult gy ’t ander over ’t vuur zetten, en laten ’t zachtjes koken, passende wel op uw schuimen en neem’er de Kornen uit, die gy kunt. Gy zult roeren van tyd tot tyd met een kleine Schuimspaan.
Naar de mate, dat de Raisine dik wordt moet men ’t vuur verminderen; en, als de Syroop tot een derde gebragt is, laat men ’t door een doek loopen, en perst het dikke uit. Men zet het daar na weder over ’t vuur. Om ze tot volkomenheid te koken, houdt men niet op met roeren; en als ’t gekookt is, giet men ’t in Potten, om ’t te bewaren, tot dat men zich daar van bedienen wil. Zie rob.
rat is een klein beestje, dat zwartachtig, of liever grysbruin is, vier voeten en een lange staart heeft, fyn van gehoor is; knabbelt het geen ’t vindt van Granen, Erreten, Kaas, Vlees, Boomvruchten, enz. leeft, ’t by eensleept, en grote afkeer van een Kat, Wezel en Sperwer heeft.
| |
Om de Ratten te doen sterven.
I. Die een Krudenier, of Apotheker tot zynen vriend heeft, zal Rattekruid in poejer kunnen hebben, en ’t op witte Kaas, of in Boter doen, en leggen ’t ter plaat ze, daar Hond, noch Kat kan komen. Men kan verzekerd wezen, dat zy’er van eten en aan bersten zullen.
II. Doe water in een Kopere Ketel, doe op dit water Styfzel, of stof van Kóórn, na dat het is gewand. De Ratten zullen daar op vallen en zoeken ’t Kóórn en daar in verdrinken, hoe groot zy zyn mogen.
III. Neem een Ketel met water, leg daar een plat houtje op, en op ’t midden daar van een stukje Spek, Brood, Noten, met een draatje daar aan vast; hier zullen de Ratten op springen willen, en ’t houtje zal ’t onderste boven raken, en zy in ’t water en verdrinken.
IV. Neem Elleborus, en meng ze met den Deeg van Gerstemeel, of wild Komkommer-zaad, met zwarte Elleborus en Coloquint en meng ’t met Dolik.
V. Zo gy in de gaten, daar zy zich in onthouden, de As van Eikenboom in doet, zullen die, welke beast worden, met Zweren worden en sterven.
VI. Zo gy Staalvyzel met Gift mengt en ’t legt op een plaats, daar’er vele zyn, zullen ze sterven, al hadden ze’er maar een drup van geproefd.
| |
Om Ratten uit een huis te jagen.
I. Neem de Hoorn van een Muil-, of Ezelsvoet, sluit de Vensters van ’t Huis; doe deze Hoornen van een Póót op een Konfoor met vuur, na dat het gesloten, en laat het deurrooken.
II. Men zal ze ook uit een huis jagen, zo men Yzerkruid neemt, en dit in water weekt, latende het vier en twintig uren trekken, en zo men ’t huis daar mede besprengt.
III. Zo men een rookmiddel maakt van Koperrood, Origanum, Eppe, en Nardus, zullen ze wegloopen.
Apulejus zegt, dat de Ratten aan ’t Zaad nooit kwaad zullen doen, zo men het in Osse-gal laat weeken, eer het in den grond gegooid, of gezaaid wordt. Zo men de Ratten, die gekomen zyn met de Bladen van Rozelaurier opsluit, zullen ze sterven. Onder de Grieken heeft men’er, die met Meel, wilde Komkommer, of Hyosciamus, of bittere Amandelen, zwarte Nieswortel, van elk evenveel mengen, na dat het is gestoten, ’t met Olie kneed, en ’t by de Wolven en de Ratten leggen.
Plinius zegt, dat men de Ratten wegjaagt, zo men As van een Wezel, of Kat met water mengt en’er Zaad mede sprengt. Daar is gevaar, dat ’t geen daar door wordt voortgebragt, geen Venyn van die Dieren in zich hebbe. Men zal beter | |
| |
doen met het Zaad te weeken in Ossen-gal, om grote Beesten te doen vluchten. Zie daar, wat men doen moet, om te maken, dat ze ’t Zaad niet raken, ’t geen gezaaid is: men heeft’er ouwe Pis over heen te sprengen, daar Hondendrek in is geweekt. Democriet belooft, dat ’t zelfde goed zal zyn, gelyk we gezegd hebben, zo men vele Rivier-, of Zeekreeften, tot niet minder dan tien toe, in een Aarden pot met water doet, en toedekt, en ze zet in de lucht daar ze van de Zon warm wordt, den tyd van tien dagen. Daar na moet men ’t twe dagen met dit water besproejen. Enige oude Schryvers van den Akker-bou, zo Grieken, als Afrikanen, brandden Peonie. Auberdanes zaaide ze in den Tuin, op ’t Land, en joeg door dit geheim alle soorten van schaadlyke Beesten weg.
Plinius raadt wyslyk, dat men op de Bladen Ossendrek gooije, die natgemaakt is, zo menigmalen, als het regent, door dit middel zal alles weggenomen worden ’t geen venynig in dat middel is.
| |
Om te beletten, dat de Ratten en Muizen aan ’t geen geplakt is niet knagen.
Week in uw water, daar Styfzel mede gemaakt wordt, schoorsteen Roed.
| |
Om de Ratten by een te vergaderen.
I. Giet den droessem van Olie in een Geelkopere Pan, en zet ze ’s nacht in ’t midden van ’t huis, door dit middel zullen alle Ratten van ’t huis en zelfs van de buren by een komen.
II. Men hoeft niet dan twe levende Ratten te hebben, en ze in een groote aarde Pot te doen; deze op ’t vuur, van Essenhout gestookt, te zetten. Als deze begint heet te worden, zullen alle de Rotten van de buren komen, op ’t geschrei van die aanloopen, die’er in zyn, en in ’t vuur springen, als of ze de gevangen wilden helpen. Dit moet men aan den rook van de Essen wyten.
ratafia is een soort van vocht van Brandewyn, Kersensteenen, Frambozen en andere vruhten gemaakt.
| |
Om Ratafia te maken.
Men moet honderd Afrikoossteenen, met steen en al stampen in een Marmere Mortier, en alles in een Bottel met twe pint Prandewyn doen; een half pintje water, een pond Suiker, tien greinen witte Peper, acht, of tien Nagelen, een stokje Kaneel, twemaal zo lang, als een vinger. Daar na moet men de Bottel wel sluiten, en ze vyftien dagen, of drie weken in de Zon zetten, en daar na alles laten deurzygen.
| |
Om rode Ratafia te maken.
Neem goede wel rype Kerzen, men kan’er ook Morellen bydoen, Frambozen en Kruisbeijen; by voorbeeld, van de laatste vruchten een derde, of een vierde op twe derde, of drie vierde Kersen. Men moet alles wel onder een stampen, of ’t een na ’t ander uitpersen, en door een grove Temis laten lopen, naar de menigte, die men maken wil. Op twe pinten van dat sap, zult gy een pint Brandewyn doen, en op elke pint vyf, of zes oncen Suiker, een half dragma Kaneel, drie, of vier Nagelen, en vier, of vyf greinen witte Peper. Alles met een gestampt zynde, zult gy laten in een Aarde verglaasde Pot, die welgesloten is. Zie daar hoe veel men nemen moet, tot een pint, dan kan men de maat van alle andere haast vinden.
Wilt gy’er gene Kersen in hebben ’t is altyd dezelfde menigte. Vele luiden maken ’t van elke vrucht in ’t byzonder: maar wat al ’t andere, dat men’er onder doet, belangt; dit is altyd even eens.
Om het een neutesmaak te geven, zo men daar liefhebber van is; neem vier, of vyf pond Kerssesteenen, een pond, of twe Afrikoze steenen, stoot alles wel met malkander en doe ’t in uwe Ton; en naargelang in uwe Kruik; naar de menigte, die gy’er van maken wilt. Gy zult het laten deurlekken. Wat die belant, die in een Vaatje is, die wordt van zich zelven helder. Men kan’er ook de Bloemen Klaprozen in doen, dit doet’er geen kwaad aan. Zie daar waar in de volmaaktheid van de Ratafia bestaat: en men moet denken, dat men van een Ton sprekende, gelyk hier boven is gezegd, men van een Oxhoofd, Aam, Anker spreekt, en dat men daar de menigte naar moet schikken.
| |
Om witte Ratafia te maken, anders Neutewater geheten.
Op een Bottel van twaalf pinten Brandewyn laat trekken, twemaal vier en twintig uren, drie vierendeel gestampte Kersse-steenen, of een half pond Afrikoze-steenen, een vierendeelloods Kaneel, een dozyn Nagelen, twemaal zo veel Koriander, als men met drie vingeren vatten kan. Drie ponden en een halve Suiker, vier pinten Water, na dat het gekookt is, welke gy mengen zult, als gy u afziedzel zult laten deurzygen; daar na zult gy uwe vocht in Bottels doen en sluiten ze wel toe.
razerny. Zie dolheid.
rattekruit is een zeer brandende Bergstof, en sterk vergif. Men onderscheidt het in drie soorten; het eerste is wit en doorschynende; het twede geel en wordt anders Oprement van ’t Latyn Auripigmentum genaamd; het derde rood, en hiet Sandarach. Frans Reagal.
Het witte Rattekruid wordt gehaald uit den Kalamyn-steen, of Kobalt. Men noemt het eenvoudig Rattekruit, of Arsenicum; en dat is het, dat de Drogisten verkopen. Van de andere soorten zullen we op hare plaats spreken.
| |
Werking van ’t Rattekruit.
Het witte Kattekruit is het gevaarlykste van alle | |
| |
de drie soorten; en begint doorgaans een half uur, na dat het is ingenomen, te werken; dewyl het enigen tyd van noden heeft, om zyn Zout, dat onder ’t Zulfer verborgen legt, los te maken. Dan veroorzaakt het grote smerten, scheuringen en ontstekingen in de ingewanden, sterke brakingen, onrust, samentrekkingen van Zenuwen, Stuipen, een algemeene Machteloosheit, verzwakking van Levenskrachten, en eindelyk den Dood, zo men den Lyder niet schielyk te hulp komt.
| |
Artsenyen tegen ’t zelve.
Gesmolten Vet, en een menigte van Olie gedronken, zo dra het geschieden kan, zyn zeer bekwaam, om de punten van dat brandende Zout in te wikkelen en krachteloos te maken, en het Rattekruit van boven en onderen te doen ontlasten. Daar op moet men wat veel Melk drinken, om de kracht van dit vergif heel en de al te delgen.
| |
Deugden van ’t Rattekruit.
Men gebruikt het om ’t Zilver, ’t rood en geel Koper, en andere Metalen, of Bergstoffen blank te maken. Hier door worden de Spelden veel steviger, en min buigzaam, wanneer men ze blank maakt. Het verteert en eet het vlees op: en zyn brandend Zout dient om het wilde Vlees van de Wonde te verteren. Men moet het nooit imand ingeven, wat voorzorge men ook gebruikt heeft: want het doet altyd kwaad aan ’t lighaam.
ree is ’t Wyfje van een Hart, ’t werpt jongen in April en Mei, ’t Vlees is mals en laffer als van een Hart. Men bereidt het op de zelfde wyze. Als men ’t gebraden wil eten, lardeert men ’t met fyn Spek en laat het in Azyn staan en dróópt het, als men ’t braadt. Daar na doet men Kappers en Geroost-meel in de Saus met verse Citroenen, en laat het snerken in de Sauce.
reebok is een bruingeel Beest, dat in ’t wild loopt, en naar een Hart gelykt, maar kleinder is, en zo groot, als een Bok. ’t Wyfje noemt men een Reegeit, ’t woord Reebok, doet zien, dat men ’t neemt voor een Bok, of wilde Bok.
De Reebok wordt niet Bronsig, als in de maand October, den tyd alleen van vyftien dagen. Men zegt onderwyl, dat, als de Reegeit jongt, dat in Mei gebeurt, zy dit zonder kennisse van den Bok doet, maar zy komt daar na weder tot hem, en als zy weder by hem komt, blyven ze gedurig by een.
De Reebokken verliezen hunne Horens gemeenlyk in April, welke de tyd is, dat ze gemeenlyk Bronzig zyn, gelyk de Harten. ’t Gebeurt echter, somwyl, dat zy ze verliezen op ’t eind van October, of in ’t begin van November.
| |
Reebokken Jagt.
De Reebokken zoeken de kost op verscheiden plaatzen, naar den tyd van ’t jaar. In de voortyd vindt men ze in de Rogge, of in de nieu gehakte Bossen, als ze jonge takjes hebben beginnen te schieten, daar gaan ze de kost zoeken, en ’s nachts leggen ze’er in, maar in de Zomer zyn ze in de Bossen. In de Herfst moet men ze in de kreupel Bossen zoeken. Hier komen ze niet uit, of men moet ze daar uit jagen. Eindlyk, gedurende den Winter vertrekken ze na de Bossen, en gaan des nachts, in plaatzen leggen, waar in ’t houd eerst is afgehakt, en gaan dicht by de Fonteinen eten.
Men jaagt geen Reebokken met Brakken met lange Ooren, en die blaffen. Men gebruikt Brakken van tussen de twe grootten, wel gespierd en voorzien van alle de goede hoedanigheden.
’t Is op ’t eind van de Zomer, dat men de Reebokken in ’t hout moet gaan opzoeken, waar in men reeds gezegd heeft, dat ze de kost halen. Men moet, zo veel men kan, niet als op de Bokken jagen. Men kent ze daar aan, dat ze de . van voren, dan ’t Wyfje, dat ze den zwler der voorste beenen ronder hebben, de voeten volder zyn, de Poten en Dyen dikker, de Beenen groter en na binnen gedraaid.
| |
Reebok en Civè.
Na dat men de Reebok in grote stukken heeft gehakt, moet men hem met grof Spek larderen, en ze in de Pan met Pieterseli en gesmolten Spek laten opsnerken. Men laat ze daar na stoven met een bosje fyne Kruiden, Zout, Peper, Laurier, groene Citroen, in Vleesnat, of Water en rode Wyn. Als dit alles wel gestoofd is, moet men de Saus binden, met geroost-meel, een scheut Azyn, wat Kappers, en enige van steenen gezuiverde Olyven. Dit dist men tot een eerste gerecht op.
Men eet ze ook gebraden, als Schapen en Geitenvlees, Terwyl zy braden, doet men de Lever in de Kasserol met wat gesmolten Spek, en een Uyen fruiten. Als zy gaar is, stampt men alles, en laat het door een Stamyn loopen, met Schapenat, Champignons, Citroen en witte Peper. Men eet ze ook met een zoete Saus. Zo men ze in een Kasserol wil gereed maken, lardeert men ze grofjes, en men snerkt ze in de Kasserol op met gesmolten Spek. Daar na maakt men ze smaaklyk met Zout, witte Peper, Muskaat, Laurier, fyne Kruiden en vet nat, of met Water, met een glas witte Wyn, en een stuk groene Citroen. Daarna bindt men de Saus met geroostmeel, en men dist heet op, met Citroen. Zo men ze Koud wil eten, zet men op een Servet met groene Pieterselie opgeschikt.
| |
Reebout.
De Reebout, Lenden, Schouder van een Reebok worden, als de Schouder van een wild Zwyn gereed gemaakt. Men doorspekt ze met grof Spek, Men snerkt ze in de Pan op, of in een Kasserol, met gesmolten Spek, en Meel. Daar na doet men ze met Nat stoven, en dist ze met een gebonden Saus op.
| |
| |
| |
Tetines van etn Reebok.
Men laat ze trekken in Water, en ze daar na aan Schyfjes gesneden hebbende, laat men ze met Citroensap fruiten, en ze stoven met een Ragout. Daar na hakt men ze en maakt’er een struif van, gelyk die van de Lenden van een Kalf.
regen is ene vogt, die aan kleine, of grote druppen uit de opperdampkring valt, werwaards dezelve uit de aarde, door de Zon fyn gemaakt, en ligter dan de Lucht geworden opklimt, met een menigte van andere stoffen, die uit de Aarde, en hare Schepzelen uitwaassemen.
Dit nedervallen van deze uitwaassemingen in Regen, kan geschieden; wanneer de lucht lichter wordt, dan deze dampen, de koude de aantrekkracht van de water deelen hersteld, of de kracht der optrekking van de Zon geeindigd is, of de winden de dampen by een dryvende verdikken, of de uitdampingen door haren aart en werking op malkander deze by een vergadering der vochten begunstigen, de Winden ze nederjagen; of de onderste Lucht, als wegdryven om de bovenste te doen zakken, enz.
| |
Voorzegging van Regen uit de Zon.
De Starrewigchelaars geven voor, dat alles, wat ze uit de Starren voorzeggen zeer onzeker is; zo dit niet gans waar is, men kan ’t van de Zon zeggen welker goedertieren invloeizels de ganse vruchtbaarheid der nature uitmaken; en die door haar onder en opgaan ons de ware tekens van goed en kwaad weder geeft.
De Zon voorzegt den Regen, als zy opgaande met ene Wolk, of met vlakken is gedekt, en als zy half voor ons schuil gaat, of als men ’s morgens vroeg verscheiden stralen deur de Wolken ziet heenschieten, welke ze bedekken. Als men ziet, dat de Zon rood is, als zy opgaat, is ’t een bewys van Regen, gelyk ’t een gewis teken is, als zy ter zelver tyd met lange stralen omringd schynt. De velerleije kleuren, welke de Zon in ’t opgaan op zyn wezen toont, voorzeggen ons den regen. Zo menigmaal, als de Zon opgaat, en blaau schynt, kan men zeggen dat de Regen niet ver af is. De rode Wolken, die ze somwyl op haar opkomen omringen, dreigen onfeilbaar den volgenden dag Regen. Schynt de Zon bleek, den gansen dag, of is ze klein en rond, als een kloot, is ’t een teken van regen en onweer, ziet men donkere kringen van aardkouleur om de Zon, voorzegt het onfeilbaar Regen. Ziet men de Zon by dag met een donkere Wolk bedekt; waar in hy nog is, als hy onder gaat, terwyl hy zyne dikke stralen na den grond schiet, vreest dan ook Regen, des anderendaags. Is zy in ’t ondergaan in een gele, of in een rosse Wolk gedekt, betekent het Regen. Wordt men in ’t opgaan de Zon veel scherper gewaar, als gemeen, maak dan staat op Regen. ’t Zelfde gebeurt, als zy met de zelfde scherpheid ondergaat, en hare stralen met ’t zelfde geweld schiet. Zyn de Planeten met een kring omringd betekent het Regen.
| |
Voorzegging van Regen uit de Maan.
De tekenen, die de Maan van verandering van weder geeft, zyn niet min zeker, dan die van de Zon. Beschynt de Maan onzen gezicht einder, en ziet men, dat’er binnen der zelver donkere horens een duistere en dikke lucht is; betekent het veel Regen. Gaat de Maan desgelyks, op den derden dag, dat ze nieu is, of in ’t begin van ’t kwartier zynde, zwart, donker, dik, bleekblaau, of schynt ze naar den groene, verwagt Regen. Wanneer de Maan vol is, en derzelver aanzicht ergens mede omringd is, beduidt het regen. Ziet men op zo enen tyd de Maan met twe, of drie ronden omringd, dreigt zy ons met regen; ziet men ze op dien tyd met twe, of drie ronden omringd, en vertoonen zy een zwarte, of doffe kleur, dan is die Star bezwalkt en men heeft ontwyffelbaar regen. Men zal aanmerken, als de Maan nieu wordt, dat, zo de tyd is betrokken, ’t een waar teken is van regen. ’t Gebeurt somwyl, dat den vierden dag van Nieuwe Maan, de Maan in ’t geheel niet schynt, en men kan dan regen voorzeggen. Men zal den regen voorzeggen, zo de Maan, eerst Nieuw zynde, donkere horens heeft: maar zo de bovenste hoorn van de wassende Maan donkerder is, dan de onderste, is ’t een bewys, van regen. Zo de onderste donkerder dan de bovenste is, zal ’t op ’t eerste kwartier regenen. Is zy in ’t midden zwart, zal ’t de gantse Maan deur regenen. Zo de wassende Maan voor-over hangende, na ’t Westen ziet, is ’t een teken van regen. Men merkt, dat als ’t regent den eersten Dingsdag na Nieuwe Maan, dat het dan de overige Maan zo blyft aanhouden.
| |
Voorzegging uit de Starren.
Als de Starren grooter dan gemeen zyn, it ’t een waar teken van regen, gelyk ook, als zy nevelachtig en donker schynen, als de hemel zonder wolken is.
| |
Voorzegging uit de lucht.
’t Beste en zekerste voorteken van regen, ’t geen men uit de lucht kan halen, is als zy heeter is, dan ’t jaargety kan velen. Een lucht met Zandwolken en een geblankette Vrou zyn van geen langen duur. Dit spreukje toont, dat men dit ziende regen kan hopen. Ziet men witte wolken na ’t Oosten gaan, is ’t een teken van regen. ’t Teken van regen waar aan men ’t meest kan twyffelen is, als men een een Regenboog op twe waters ziet, welke ze schynt te drinken, of als zy dubbel schynt.
| |
Voorzegging uit het vuur ontleend.
Als ’t vuur op ’t gezicht blaau schynt, is ’t een teken, dat men regen hebben kan: als ook wan- | |
| |
neer zy ’t van zich zelven blaast. Als men de kolen ziet opspringen en vonken uitwerpen, is ’t een teken van Regen, zo wel, als wanneer de rook niet opgaat, ’t vuur niet aanwil en zich in de As dekt. Men tekent ook aan, als de pot over ’t vuur is, en’er de kolen zich onder aan vasthechten; of ze vuur en vonken ziet uitwerpen, dat het Regen beduidt. Zo ’t pit van de Lamp, of van de Kaars kwalyk ontsteken wil, en zwart wordt onder ’t branden, of ’t zich met knobbeltjes zet, of ’t pit glinstert, of de rook zich herwaart en derwaart verspreidt, en niet recht opgaat, kan men niet anders, dan Regen hopen.
| |
Voortekenen uit ’s mensen lighaam gehaald.
’t Gebeurt menigmaal, dat men zich doof en uitnemend moede bevindt, zonder dat die doof- en moed-heid enige andere oorzaak heeft, dan zware lucht; en als men zich zo gevoelt, kan men zeggen, dat men Regen zal hebben. Pynen in geledingen, de pynen en steken van deelen, die gebroken zyn geweest, en van Likdoornen, en andere kwalen, daar de lighamen van aangetast worden betekenen Regen.
| |
Voorzegging van de Dieren ontleend.
Als men de Kraanvogels zeer hoog in de lucht ziet, en vroeg weder van daar komen, betekent het Regen. Zo de Reiger dwaalt en droevig op ’t land herom vliegt; zo de Mus ’s morgens schreeut, betekent het Regen. Zo de Ossen en Koejen meer dan naar gewoonte eten, op de rechterzyde neder gaan leggen, hun hoofd om hoog steken, na ’t Zuiden zien, rondom hunne Poot lekken, en al Bulkende na den Stal loopen, is’er Regen te wagten; desgelyks als men de Kikvors veel geschals om ’t kwade weder hoort maken, dat komen moet. Menigmaal brengen de Mieren door ene naauwe weg hunne Eijeren uit den grond van hun verblyf weg. Ziet men dat, wagt dan niet dan Regen.
Zo men de Ravens en andere Vogels by troepen ziet komen, of zo een Raven zynen deun in zyne gorgel opheft, of zyn vlerken schudt, mist het niet, of men krygt Regen. Als de Regen wil komen, ziet men de Riviervogels zich opbegeven, en hunne Vlerken met groot geweld tegen een slaan, zich somwylen dompelen, en somwyl op ’t water dekken. Men zegt, dat de Kraai den Regen roept, als zy alleen loopende, ’t op een schreeuwen zet, zo zy zich den kop nat maakt, aan den waterkant, of daar in zwemt. Als de Ezels, Muil-ezels en Muil-ezelinnen zonder dringende redenen de Ooren schudden, dan hunne staarten vryven, en zich op de aarde wentelen, is ’t teken van Regen. Zo de honig Byen niet ver van huis gaan. Zo Vliegen, Wespen, Horzels, Luizen, Vlojen en Weegluizen scherper byten, dan naar gewoonte. Zo de Spinnekoppee om laag vallen, zonder van de wind geslagen te wezen. De Wurmpjes voorzeggen ook Regen, als men ze uit de Aarde ziet kruipen, zo wel als de Padden, als zy op hoge plaatzen zingen. Zo de Hoenders zich met hunne Kiekens onder dak begeven, of zo zy, al schravelende, zich zelven met aarde bedekken, tegen malkander vechten, kan men uit dit alles niet dan Regen voorzeggen. De Duiven voorzeggen Regen, als zy zich schielyk om hoog begeven, en als zy na hunne vlucht komen, om niet weer daar uit te gaan. De Hanen die krajen voor hunne uren voornamelyk des avonds, als zy op het Hok zyn; want het gekraai van den Haan op ongewone uren, als op negen, tien, elf uren ’s avonds, betekent onverschillig verandering van tyd van droog in nat; en in tegendeel betekenen de Ganzen, die roepen en meer dan naar gewoonte vliegen, gemeenlyk Regen; zo de Wolven huilen, en dicht aan de Huizen komen, en de Mensen zo wel niet rusten als te voren, wil ’t Regen zeggen.
| |
Voortekens van Regen.
’t Is een teken van Regen, als ’t in goed en helder weder Weerlicht. Zo by Zomertyd de Weerlicht meerder is, dan de Donder; zo ’t op den volle middag Dondert; zo’er op de toppen der Bergen, somwyl dikke Wolken zweven. Zo’er na ’t ophouden van den Regen, een scherpe en koude Wind ontstaat, zal de beste Regen beginnen. Zo de klank der Klokken hoger is, en verder dan naar gewoonte gehoord wordt. Zo ’t Zout vochtig wordt, zo de sekreten meer dan naar gewoonte stinken.
| |
Andere voortekens van Regen.
Zo ’t Roed van de Schoorsteenen sterk valt, de Asse zich aan kluiten zet, de Oli in brandende Lampen springt. De Klaverbladen zich sluiten, de Varkens lang spelen en gins en weer loopen, om verwerpende en brekende ’t geen haar onder ’t lóópen voorkomt. Zo de Kat na haar Póót langen tyd te hebben gelekt, zich wast en hare Póót menigmaal om het óór strykt.
| |
Voortekens van veel Regen.
Men voorzegt desgelyks veel Regen, zo de Wolken donker, diep en dik zyn; zo de druppen, die uit de Lugt vallen witachtig zyn, en grote bellen maken, zo ’t Water zagtjes nedervalt en begint met losse druppen te vallen; zo ’t Water, dat op de Aarde, in groten overvloed, zonder Wind, valt; terstond in de Aarde dringt; zo ’t Water van Meren zonder hitte van de Zon heeter is, dan naar gewoote; zo de Hoenderen met hare Kiekens zich in ’t begin van den Regen, terstond wegbergen, als zy Kiekens hebben; of zo zy des morgens laat voor den dag komen, en als door dwang om te eten.
Zo de de Regenboog zich naar ’t Zuiden draait, zo ze dubbel drie en vierdubbeld schynt; en zo zy na den Regen voor den dag komt, of vrees heeft voor den Regen .
| |
| |
| |
Voortekens van den regen van de Zon.
Zie ’t woord tyd. Gy zult daar verscheiden voortekenen van fraai weder vinden. Zie nog ’t Artikel voortekenen.
regenbak. Zo de natuur der grond niet toelaat, enz. dat men met grote kosten putten kan maken, doet men by gebrek daar van Regenbakken op ene plaats in den grond metzelen, daar gene vuiligheden kunnen bykomen; anders zouden zy nooit goed zyn. Daar by draagt men zorg, dat de plaats, daar men een Regenbak maakt, niet in de Zon, noch te grote wind sta; en men merkt aan, dat haar water daar in verschilt van dat der Putten, dat dit niet wil gesloten zyn, om redenen boven gegeven; en ’t gene, daar en tegen, wil gesloten worden gehouden, om dat te veel lucht gewoon is daar al ’t geestige uit te halen, zo dat het groofste op den grond blyft, en daar door dit water zwaarder wordt; en aan ’t maken van raauheden in de Maag van hun, die ’t drinken, onderhevig. Men vindt Mensen, die zeer zorgvuldig over ’t water zyn, ’t welke ze in hunne Regenbakken vangen: want zy geven voor, dat alle zonder onderscheid niet goed is. Dat in kleine menigte valt onder de hitte; en de grote regen, die terstond, na grote droogte, valt, zyn onder ’t getal der kwade waters. Deze zyn, zeggen ze, oorzaak, dat de Regenbakken menigmaal van ene kwade gesteltenis zyn, en stinkende. Wat de regens belangt, die in den Herfst, Lente en de Winter vallen, als ’t weder niet ruw is, deze moet men, zegt ik, ontgaan; en in ’t ganse goede gedeelte van ’t jaar, acht men de kleine regens van de maad Mei goed, welke men zorgvuldig by een vergadert, als de zuiverste en de lichtste waters, en die zelf zulke zuiveren, die zy in de Regenbakken vinden.
Wat het maken der zelven belangt, dit laten wy over aan de Meesters van die konst. Men moet alleen zorge dragen, dat de Muren wel en met voordeel geboud worden om geen water te verliezen, dat het binnenste wel gecement is, en voor al in de hoeken, zonder dat dit nodig is aan ’t Verwulf te doen, waar door ’t water zich niet zoude ontlasten. Wat de grootte belangt; die hangt van den zin van hun af, die ze doet maken.
Men weet, hoe men de gewoonte hebbe van de waters te verzamelen, en dat de goten der huizen, van velerleije stoffe gemaakt zyn; en dat deze in Bakken lóópen, die door Pypen van allerleije soorten worden na een Vervalput van steen geleid, kort by de Bak, waar van, zie hier ’t gebruik.
Deze Vervalput, wordt daar gemaakt om ’t water in te ontfangen, dat van de Daken der Huizen komt, en daar van daan in den Regenbak loopt. Maar dewyl we gezegd hebben, dat men ene keus van de waters moet doen, die van den Hemel vallen, en dat die alle onder malkander ontfangen geen goed water kunnen maken; hoe moet men zich dan gedragen, om daar in niet te doen vallen, dan die waters, welke men voor de gezondste en beste houdt? of ’t moet geschieden door deze Vervalput, die op zynen bodem in een hoek enen uitsloop heeft. Dit gat moet men sluiten op een tyd, dat men niet goed vindt water te verliezen; op dat deze Vervalput volwordende tot op zekere hoogte, die aan de kant der Regenbak is, een doortocht voor ’t water geve, dat ze vervatten zal, om in de Regenbak te vallen. En wanneer men in tegendeel de regen, die valt niet wil vangen, heeft men ’t gat maar open te leggen: wanneer ’t’er zo dra zal uitgaan als inloopen.
Men vindt’er ook die zo een Vetvalput niet gebruiken, en al ’t water, zonder onderscheid, maar in een onderaard ze plaats laten vallen, die hoger dan de Regenbak geboud is, welke ze de kleine Bak noemen, waar in ze Rivierzand gojen; gevende voor, dat, als ’t water deur dat Zand geloopen heeft, ’t van alle zyne kwade hoedanigheden zy gezuiverd; en gevolglyk, dat het water, ’t geen men uit die Regenbakken haalt om te drinken, wonderbaarlyk goed moet zyn. Wy gedragen ons in dit alles aan zulken, die gewoon zyn dat water voor den dorst te gebruiken: want men weet wel, dat in vele Regenbakken, die ook hun water ontfangen, water wordt geput, dat niet zeer lekker is. Dit noodzaakt ons om te gelooven, dat uitgezochte waters, die men’er in doet komen, om daar na in de Regenbakken te geraken, een beter water uitmaken, dan op de andere wyze, dit is myn oordeel, elk volge het, die wil.
Om den Regenbak netjes te houden, moet men zorge dragen, dat de plaatzen, daar ’t water deur loopt, rein zyn, en dat men’er gemaklyk kan bykomen: en, op dat het water in den Regenbak niet valle, moet men’er een dekzel overheen maken, daar ’t water aan de ene en andere kant van afloopt, en om te beletten, dat’er in de Vervalbak geen vuiligheid worde gegooid, moet men’er een dekzel op hebben, van goed hout. Vele willen, dat men gene Duiven houde, daar men Regenbakken heeft, maar zo dat nodig is, moet men ze by Landhuizen niet hebben; alwaar een Duivenhuis meer voordeel aan den Meester geeft, dan een Regenbak.
regenboog. ’t Is een verschynsel van verscheide koleuren in de gedaante van een Boog, ontstaande in een Regenwolk, wanneer ze zig begint te ontlasten in kleine ronde druppels, ter tyd als de Zon’er juist tegen over en niet hoog boven de Kimmen staat. De aanschouwer bevindt zich altoos tusschen de Zon en de Regenboog. Men ziet’er vier voorname koleuren in, rood, geel, blaau en paars, of violet; welke voortkomen van de verscheiden verbrekingen der Zonnestralen, die op deze kleine waterdruppels vallen en terugstuiten. De rode koleur is de buitenste en de paarse de binnenste van den Boog.
Zo men de Regenboog met naaukeurigheid beziet, vindt men, dat hy nog van een tweden omgeven wordt, wiens koleuren veel zwakker en omgekeerd geplaatst zyn, namelyk het rood binnen en ’t paars buiten.
De Regenboog schynt met zyne horens de Aar- | |
| |
de te raken, zo men hem geheel ziet, en zo men voorwaarts gaat, schynt hy agter uit te gaan; gaat men agterwaarts, dan schynt hy te volgen. Dit komt daar van daan, dat men, naar mate van de plaatsverandering, teffens de gebroke Zonnestralen verliest, die ons te voren in ’t oog liepen, onder een zekeren hoek, in plaats van welke’er andere komen uit de druppelen, die naast de vorige zyn, welke Zondestralen altoos met den zelven hoek moeten voortschieten, om onze zinnen op enerlei wyze aan te doen. Dat is de reden, waarom wy oordelen, dat de Regenboog van plaats verandert, terwyl wy’er van veranderen. En dus zien twe personen dezelve Regenboog niet, hoewel ze dezelve koleuren zien, ontrent dezelve plaats.
Men kan de gedaante in de koleuren van een Regenboog waarnemen, in een watersprong, of springende Fontein, byaldien men zig zo plaatst, dat men met den rug naar de Zon zynde gekeerd, op het springende water acht slaat. Men kan ze ook verbeelden door middel van een kunstige regen, gelyk de Schryvers en Liefhebbers van de natuurkunde ons leren; onder anderen de Heer Poliniere in zyne 87ste Natuurkundige ondervinding.
regenvogel, Ortolan in Vrankryk geheten, is een Vogel, wat kleiner, als een Leeuwerk. Bek, Pooten en Beenen zyn rood. Aan de Vleugels heeft men zwart met geel gemengeld; de Buik is Oranje; ’t Hoofd, de Hals, de Borst is geel met Oranje-moesjes; zy zyn een lekker eten, zeer vet, en Geers is hare kost.
| |
Hoe men Ortolans vangt.
De Regenvogels komen, gelyk de Lysters, in de Maand van April, en gaan in de Maand van September henen. De tyd, wanneer men ze vangt is Juli, Augustus en September, met zoud ze ook kunnen vangen, als zy kwamen, maar men maakt’er dan geen werk van; de plaatzen, welke ze meest bewonen, en daar ze behagen in scheppen, zyn gemeenlyk Wyngaarden, en Haver, die daar na by groeit; men vangt ze met Netten, die men Nassen noemt, gelyk gyze in de nevensgaande Figuur ziet afgebeeld.
Men moet altyd vyf, of zes Ortolans in kooitjes hebben, om dat ze sterven, als men ze voor Roervinken gebruikt. Al het gereedschap, nodig voor deze jagt, is hier afgebeeld. Men kan ’t nazien, terwyl men’er de beschryving van leest. Gy moet een grote Korf hebben van drie voeten hoog, en twintig duimen wyd, om’er alles in te steken. Deze moet met Lywaad bekleed zyn, en hebben aan de kanten enige zakjes met de letters I. K. gemerkt, om’er een hoope klein goed in te steken, dat men nodig heeft. Zy zal, zo gy wilt, van boven met H. gedekt zyn, en hebben vier kleine Pooten, van drie, of vier duimen elk, op dat zy op den grond niet bederve, men moet twe Zelen, Riemen, of Touwen in ’t midden van de hoogte op de plaatzen F. G. vast maken, om ze, op de wyze van een Marsje, op den rug te dragen.
Men zal vier houten hebben even als dat, met de letters a. b. getekend, vry recht en ligt, en zo dik is, als ’t hout van een Piek. Twe daar van zullen vier voeten en negen duimen lang zyn, en de twe anderen vyf voeten, zy zullen alle aan de einden a. b. een keep hebben, aan ’t ene daar van b. zal aan ene kant vast zyn een Paaltje met een punt c, en aan de ander kant een pen, of klein stuk hout d. van twe, of drie duinen lang.
Men moet nog vier andere Paaltjes met punten hebben, getekend met de letter f. die elke enen voet lang zyn, en elke een Tou e. f. negen voeten lang en aan ’t dikke eind van elk Paaltjen vast hebben, en zo gemaakt, dat twe van die Touwen negen voeten en een half lang zyn, en de twe anderen negen voeten, en dat ze alle vier een lus aan ’t eind e. hebben, om ’t vast te maken aan ’t eind van elke stok, als men de Netten spant. Neem een ander Tou a. k. h. g. ’t geen twe armen heeft a h. k h. waar van de ene heeft negen voeten en een half, en de andere tien, met een lus op elk eind; en ’t overige van ’t Tou van h. tot aan g. zal lang zyn vyf, of zes Roeden. Alle deze Touwen zo wel de grote, als de kleinen, zullen geklost wezen, en de dikte van een kleine vinger hebben.
Neem een stok M. N. die lang is drie voeten en een half, of vier voeten, met een yzere punt aan ’t eind M. beslagen; en maak aan ’t ander eind een houten schyf N. vast, om daar de mand op te zetten, als gy ze op uwen rug wilt nemen, of eens rusten. Neem ook twe, of drie kleine potjes mede A. A. als een domper gemaakt om ze in den grond te steken, en daar eten en drinken voor de Roervinken in te doen. Men moet ook een Yzeren byl L. hebben, die een sterke Hamer heeft aan ’t ene eind, om’er de Paaltjes mede in te slaan, en de aarde gelyk te maken, zo ’t nodig is. Gy zult twe kleine Latjes hebben, gelyk die, welke met de Letters l. m. n. d. o. zyn getekend, en dun zynde een voet en een half lang zyn, en aan ’t dikke eind l. vast hebben een houtje, byna aan ’t eind van ’t Latje, waar aan met een Toutje dit Paaltje p. vast is. Men zal negen duimen verder op de plaatze met m. getekend een dun Toutje, dat dubbel is, vastmaken, waar van elk eind ene voet lang moet zyn; met een Paaltje aan elk eind, q. r.
Aan ’t eind van dit Latje moet men een Toutje vier dik doen, dat gelyk twe lussen o. o. maken zal, om ze aan de Poot van een klein Vogeltje vast te doen, dat voor Roervink dienen zal. Maak twe kleine klossen F. G., om daar uwen draden op te winden, die dienen zullen om de Roervinken te doen vliegen; hoe men dit doet, kan men in ’t Artikel der Pluvieren zien, men kan een Kussentje zo men wil gebruiken; maar ene Klos is gemaklyker.
Als de tyd der Ortolanen gekomen is, moet men zich gereed maken om ze te vangen, en ’t ganse gereedschap te stellen, gelyk we zullen zeggen. Zet op den grond van de Korf alle de Kooitjes met de Lokvogels, en leg de Netten met de Lynen daar op; en daar na de Paaltjes, de Byl, de Latjes van de Roervinken, de Klossen, de Toutjes, de Etens- | |
| |
bakjes, in de Zakjes I. K. de Bouteljes, ’t Brood en de andere speys in ene andere zak, met het Koorn en ’t Water voor de Tamme Vogels. De Paaltjes, of grote Pennen, zullen langs de Korf vast worden gemaakt. Laad dit alles op uwen Rug, neem uwe Rust-stok met de ronde Plank in uwe hand, en gaat met het eerste limiere van den dag uit, om ’t smorgens te leggen, wanneer het de beste tyd is.
Zoek een stuk gronds, dat niet ver van Wyngaarden en stukken Haver legt: zoek een plaats van grote Bóómen en Hagen, ten minste honderd schreden van daar maar een plaats, die by na de grootte van de Netten heeft, en maak dat de wind achter u van daan, of in ’t aanzicht komt, want zo ze van op zy kwam, zoude ze de Netten hinderen hun werk te doen. Als gy de plaats zult hebben gelyk gemaakt, ontwind uwe Netten, en leg ze zo langs uit, gelyk de Figuur aanwyst, en zet aan den kant, daar ’t Net bolder en langer is, de langste stokken, by voorbeeld, ’t Net, ’t geen men aan de linkerhand ziet, is wyder; leg daar de Stokken, die langst zyn. Neem den Dissel en sla met den Hamer van dat instrument de Paal f. in den grond, en steek ’t eind a. van den Stok in de lus van een Tou van ’t Net, en de Pen d. in de andere lus van ’t zelfde eind, en breng de andere Stok, om ze op de zelfde wys vast te maken, aan ’t eind c. k. maar eer men die Paaltjes in den grond slaat, zo haal de Reepen c. t. van ’t onderste van ’t Net recht, zo veel als gy kunt, om ’t te doen uitrekken. Daar na zult gy twe Paaltjes nemen, waar aan men Touwen, om te blyven, vast maakt, gelyk die, welke met de kleine letters f. e. getekend zyn, ’t ene met een Reep van negen voeten en een halve lang, en ’t andere van negen voeten; maak de lus e. van den langsten en den versten Stok a. vast, en te rug gaande slaat de Paal f. in den grond, regt tegen over de Paaltjes c. t. en kerende weder na’t ander eind steek den Lus van een der langste Touwen aan ’t eind van ’t Paaltje e, en sla desgelyks het Paaltje recht tegen over de andere Paaltjes c. t. f.: maar men moet het Tou met al zyn magt strak halen, eer men ’t inslaat om de Reep a. e. van ’t Net te doen spannen. Dit Net gespannen zynde, moet men ’t andere zetten op dezelfde wyze; zo dat ze beide op de plaats overgehaald zynde, die tussen beide legt, het ene over ’t andere ene halve voet heen slaat.
Als zy zyn gelyk ’t behoort, neem de grote Reep, die ’t Net moet doen spelen, doe den langsten arm, die ik geloof a. te zyn, aan ’t eind der Stok met a. getekend, en het ander eind k. aan den Stok met k. getekend. Maak daar mede den knoop h. vast, zo dat zy in ’t midden komt, en breng ’t eind g. in u Hutje, haalt ’t wat strak aan en maak ’t aan ’t Paaltje A. vast. Maak een handvat aan ’t Tou op ke plaats met E. getekend, om ’t te vaster over te halen, op dat het niet slippe tussen de handen, en op de plaats van dit handvat twe gaten D. E. in de grond, om daar de hielen in te zetten. Leg Stro onder uwe Lyn, om’er u op neder te zetten; dit gedaan zynde, maak uwe Latjes van de Roervink klaar, aan ’t inkomen van de plaats, die tussen de Netten in is, zo dat’er de Vogels, die’er aan vast zyn, van bedekt kunnen worden.
Om ze daar te plaatzen, moet men eerst het kleine Paaltje p. in den grond slaan; en houdende ’t einde van de Lat een half voet hoog, zult gy de twe andere Paaltjes q. r. in den grond slaan, het ene aan de rechter, ’t ander aan de linkerkant, tegen over de plaats m. van ’t Houtje, waar aan ’t Tou van de zelfde Paaltjes vast is. Knoop daar na ’t eind van een Toutje, van ener der Klossen drie, of vier duimen beneden m. aan de plaats, n. vast, en breng de Klos, of ’t Kussentje F. in uw Hutje. Gaande eveneens met ’t andere Latje te te werk. Maak aan ’t eind o. van elk houtje een levende Vogel vast, ’t zy een Ortolan, Goudvink, Cysje, of Vlasvink, of ene andere Vogel, die gelykt na de grootte en vederen van een Regenvogel, die men ten dien einde moet houden, Men moet elken Poot byzonder vast maken, en als de Roervinken zullen gesteld zyn, zult gy de Kooitjes der Lokvogelen voor den dag halen, die men op kleine Vorkjes moet stellen, welke anderhalf voeten hoog zyn, of op twe voeten, en gy zult ze zetten, gelyk ze te zien zyn, op de letters T. V. X. Y. die aan weerskanten van de Netten zyn; breng daar na de groote Korf achter ’t Hutje, en zet ze op hare Stoel.
Men moet dit Hutje van gehakt houd maken en en daar Biezen rondom heen zetten, zo dat het Hutje een kleine Haag schynt, die ons van twe kanten bedekt, en niet van voren, om dat men plaats moet hebben, om de Roervinken te bewegen en ’t Net te doen spelen. De Hut moet ook niet overdekt te wezen, op dat gy over al heen zoud kunnen zien. Als gy op uwen zitplaats zyt nedergezeten, en enen Ortolan ziet, of hoort; of dat hem uwe Lokvogels geroepen hebben, trek een weinig aan ’t Toutje van de Roervinken om ze te doen vliegen; de andere deze Vogels ziende, zullen over de Netten heen komen vliegen, die men over moet halen, als de Ortolans bekwame hoogte hebben, en heen loopen, om ze te vatten, daar na ’t Net weder overleggen, en de Netten in den staat stellen, waar in ze te voren geweest hebben. Vergeet niet de Roervinken in de Bakjes A. A. te eten te geven, welke men in de grond moet zetten, zo digt by hen, dat zy’er genoeg by kunnen. Doe de Vogels, welke gy vangt, in een grote Kooi met Lywaat gedekt, op dat zy zich niet aftobben, gelyk ze doen zouden, zo zy’er enige zagen.
| |
Hoe men Netten voor Regenvogels en Leeuwerken maakt.
Deze Netten zyn met schuine mazen, moeten van goed los twedraads Tou zyn gemaakt, dat rondjes gedraaid is.
Zo men’er Ortolans mede vangen wil, moeten de Mazen niet groter zyn, dan drie vierde duim.
En maakt men ze voor Leeuwerken, moeten de Mazen een duim wydte hebben. | |
| |
Men vangt de Ortolans ook, als de Pluvieren. Men kan dat Artikel zo wel, als dat van Leeuwerk nazien.
ree is ’t wyfje van een Hart.
reegeit is ’t wyfje van een wilden Bok.
regenten van Arm-, of Gast-huizen, moeten, om de Goederen van het Huis te bewaren en te vermeerderen, de volgende plichten waarnemen.
(1.) Dat ze zich alle aanmerken, als Vaders der Armen, en zo veel zucht hebben, om de Goederen voor hun te vergaderen en by een te houden, daar zy overgezet zyn, als of ’t Goederen van hunne eigen Kinderen waren, in alles de hoogste zuinigheid en goede Huishouding gebruikende.
(2.) Dat zy begrypen, dat gelyk het hier hoofdzakelyk aankomt, om werken van barmhartigheid te doen, en gelyk ze niet vergaderen en niets ondernemen, dan ten behoeve en voordele van de Armen, die de liefste déélen van ’t geestelyke Lighaam van den Zone Gods zyn: zy dan ook geen méérder onderscheid van rang, of voorzitting onder elkanderen moeten maken, dan wanneer ze ter Tafel des Heeren gaan, om aan het Lighaam van Christus deel te nemen.
(3.) Dat ze weten, dat geen van hen ietwes alleen vermag, en dat alles moet geschieden met God en de meerderheid van stemmen.
(4.) Dat zy alle vermaak stellen om zich naar hun beste weten van hunnen plicht te kwyten. Dat ze hunne diensten aanbieden, eer men hen iets, dien aangaande, belast; dat ze alles ter liefde van den Heere doen. Hoe meer gezag en aanziens zy in hunne Stad bezitten; hoe meer yver zy behoren te hebben tot dit nederige en liefde-ryke werk. Dat ze de Menschen allengs en ongemerkt verplichten, om een fatsoenelyk Aalmoes jaarlyks, of maandelyks vast te stellen.
(5.) Dat ze altyd het oog hebben op het doelwit van hunne vergadering, ’t welk voornamelyk is, om de Bedelaryen uit te roejen, benevens alle de ondeugden die haar gemenelyk vergezelschappen; en dat ze onverbiddelyk zyn in ’t beletten daar van, altydt stiptelyk onderhoudende de Plakaten, tegens het bedelen in sommige Landen gemaakt.
(6.) Om daar in wel te slagen, dat zy alle hunne werkzaamheid, by hunnen yver voegen, om hun het nodige onderhoud binnen hunne Huizen te bezorgen, en ze daar te doen arbeiden.
(7.) Dat de Wereldlyke Regenten hunne zorge bepalen ontrent het tydelyke, latende de geestelyke zaken, als het aan en afstellen van Leeraars, Ziekentroosters en dergelyke aan de Kerkelyke Personen, aan wien het opzicht, of de bestelling deswege op zommige plaatzen in ’t byzonder is toe betroud.
(8.) Dat ze niemand in ’t Gasthuis aannemen, of daar in houden, dan volgens de behoeftigheid van den Persoon, en volgens de Wetten, anders zyn ze gehouden tot de vergoeding van de onkosten die zulke onbevoegde Personen gemaakt hebben.
reiger is een Vogel met een smallen bek, langen Hals, en Pooten, als een Ojevaar, die aan Vissery grote schade doet, zo wel, als de Otter.
Men heeft’er verscheiden soorten van, welke men voornamelyk gewaar wordt, als zy in de voor- en na-tyd hunnen tocht doen. Zy zyn eerst die grote, welke licht graau op de rug zyn: maar wit met zwarte vlakken gesprenkeld op den rug hebben. Deze hebben enen ongemeen groten langen scharpen roden Bek, gele Poten, en een groten wyden Krop, die een goede Kan nat houdt. Men vindt’er, die kleiner en donker graau op den rug, maar aan den Kop zwart en enen zwarte Bek hebben, met blaauwe korte Pooten. Deze beide soorten hebben op den Kop schone Veders, gemeenlyk twe, of drie; welke haar, ten minste in ’t vliegen, achterover op den Rug leggen. Zy Broeijen hier te Lande geen van beiden. De derde soort zyn de bekende graauwe Reigers, welke by ons op hoge Bóómen merendééls aan vochtige en moerige plaatsen, niet wyd van Zéé en Rivieren gelegen, broejen; en gemeenlyk drie jongen gewoon zyn op te brengen. De Boomen, waar op zy nestelen, verdorren van de hittige Mest, welke zy daar op maken. Hare spys bestaat in Vis, waar aan zy grote schade doen. Zy gaan tot den buik toe in ’t water, en vangen de Vis, die in grote menigte rondom haar komt zwemmen. Of de Vis uit ingeschapen genegenheid na haar toe komt swemmen, of dat zy op haar, als haren vyand wil los gaan, wil ik daar laten. Maar dit is zeker, dat de Vissers, als zy Reiger- vet onder het Aas mengen, ’t welke ze aan hunne Hoeken doen, of in de Fuiken hangen, meer Vis vangen, als wanneer zy ander Aas gebruiken.
In Hungaryen heeft men Reigers, die gans wit, maar iet kleiner zyn, als de gemene Reigers, doch anders na de andere zeer wel gelyken, maar daar en boven zyn ze zeer traag en langzaam. Als deze onweder vernemen begeven ze zich zo hoog in de Lucht boven de Wolken, dat men ze uit het gezichte verliest. Zy zyn opslokachtiger dan de anderen, ja slikken ook Mosselen deur; en als ze merken, dat ze in de Krop door de warmte opengaan, werpen zy ze weder uit, en zoeken’er de Vis uit. De Reigers mogen, als schadelyke Dieren aan Vyvers, inzonderheid daar groei in is, niet geleden worden. In Saksen worden ze onder de kleine jagt gerekend; in Oostenryk en andere plaatzen, voor verlustiging van grote Heren gehouden, en meest in den voortyd, daar op met grote kosten gejaagd. Tot deze Jagt gebruikt men gemeenlyk Valken, die men blaauvoeten noemt.
’t Reigervlees smaakt sterk na Vissen, inzonderheid de oude; daarom is ’t niet wel te eten; maar de jonge en halfwassen Reigers worden, om haar mals Vlees, in Vrankryk, voor lekkerny gehouden. ’t Vet wordt, gelyk gezegd is, van de Vissers onder het Aas gedaan, en daar en boven in de Medicynen gebruikt, tot besmering van de pynen van ’t Voeteuvel, het wegnemen der doofheid en donkerheid der Ogen.
reigerjagt is een Jagtvermaak der Groten, waar in ze de Reigers met geleerde Roofvogels, Valken, of Blaauvoeten laten vangen. Men | |
| |
begint dezen op een schonen stillen dag, waar in men zich begeeft te Paard met de Valken, op ene plaats, alwaar men weet, dat Reigers zyn. Als de Patryshonden een Reiger hebben opgedaan, en de Valkenier met recht voordeel den Vogel heeft laten vliegen, en de Reiger de Valken gewaar wordt, spuwt hy de ingeslokte roof van Vissen, al vliegende, uit, om zich tot vliegen lichter te maken; of als hy nog nuchteren is, begint hy zyn best te doen, om zo ver boven hem te geraken, dat men hem naaulyks zien kan. De Valk zet het ook na omhoog; en doet, als, of hy den Reiger niet zag, tot dat hy door ene zonderlinge omzwier en gezwindheid den Reiger de hoogte afgewonnen heeft. Daar op begint hy met zyne sterke Klaauwen, op den Reiger enen heftigen aanval te doen. Geeft den zelven ene greep en slag; dan draait hy’er zich weder over heen en nevens hem om, tot hy zynen kans weder schoon ziet, om hem aan te pakken, terwyl hy zich voor den spitzen bek des Reigers wel wagt; dewyl daar door, als de Reiger den hals op de rug legt en den Bek om hoog houdt menige jonge onervaren Valken zeer ligt deurstoten worden; waarom ook somwyl twe Valken, als ene oude en ene jonge op enen Reiger ter jagt gezonden worden, om daar door ’t gevaar te beter te boven te komen. Zomwyl keert zich de Reiger met zyn ganse lyf om, en zweeft met uitgespannen Vleugels, als met een zeil in de vrye lucht; wagt zynen vyand af, om hem zo veel te beter te ontfangen, dat hem meestendeels evenwel mislukt, zo dat hy overwonnen wordt, en met den Valk omlaag valt. Een Reiger dus gevangen, wordt gemeenlyk met een Blikken ring, waar op de Naam des Heeren met het jaar gesneden is, weder los gelaten; zo dat het menigmalen gebeurt; dat zo een Reiger vele jaren daar na weder gevangen wordt, die meer dergelyke Blikke ringen aan zyne Pooten heeft.
rekenkunde, of kunst; anders Cyfer- Tal-, of Tel-kunst, en in ’t Grieks Arithmetica genaamd, is ene wetenschap om uit enige gegeve getallen te vinden, ’t geen begeerd wordt. Zy behelst vier voorname regels, namentlyk de Vergaring, Aftrekking, Vermenigvuldiging, en Deling, in ’t Latyn Additio, Subtractio, Multiplicatio, Divisio. Door middel van deze vier Speciën worden alle Vraagstukken opgelost.
Voor alle dingen moet men eerst kennis van de Numeratie, of Tellinge hebben, om zo wel een uitgesproken getal recht te schryven, als een geschreven recht uit te spreken. Hier van zal u de volgende Tafel goede onderrechting geven:
| |
Breder Tafel van Tellinge.
Om deze Tafel wel te verstaan, moet men weten, dat in de eerste plaats aan de rechter hand de getallen maar eenvoudig de eenheden betekenen, dat is, 1. betekent een, 3. drie, 5. vyf, enz. In de twede plaats, of rei betekenen ze tienmaal zo veel, als 2. doet dan twemaal twee, of twintig: 4. tienmaal vier, of veertig, 6. tienmaal zes, of zestig. In de derde plaats klimmen ze weer tienmaal zo hoog, dat is, honderdmaal; dus hetekent de 3. driehonderd, 5. vyfhonderd, 7. zevenhonderd, enz. In de vierde rei doen ze tienhonderd, of duizend, by vootbeeld 4 betekent dan vierduizend, 6. zesduizend, 8. achtduizend, enz. En dus doet ider volgende Colom, of plaats tienmaal meer, dan de voorgaande; de vyfde toont de Tienduizenden aan, de zesde de Honderdduizenden, de zevende duizendmaal duizend, ’t geen we met een woord Millioen noemen, en zo met de rest.
De Cyfer, of Talletter by ons Nul, anders Zero genaamt, en verbeeldt door 0, betekent van zich zelven niets, maar dient om de ledige plaatzen te vullen: by voorbeeld, 30 betekent, dat de 3 op de twede plaats moet staan, en by gevolg 3 tienen, of dertig gelden; dewyl’er nu gene eenheden zyn, staat de 0 in de eerste plaats aan de rechterhand. 207 betekent dat’er geen tienen zyn, maar 2 handerden en7 enkele. 100000 betekent honderdduizent.
Om grote getallen, by voorbeeld, het zevende in de twede Tafel 7890123 wel uit te spreken, let alleenlyk, in de hoeveelste plaats ider cyfer staat, en begint ze van voren met het grootste tal eerst uit te spreken; makende, om alle verwarring voor te komen, een puntje boven de duizenden en een streepje boven de Millioenen aldus; 7890123. Dus wordt dit getal uitgesproken: 7 Millioenen, 8 honderd en 90. duizend, een honderd, drie de twintig.
| |
EERSTE REGEL VAN DE VERGARING.
Vergaren betekent vele getallen by een trekken, om beloop, of Somme te weten, by voorbeeld, een Koopman koopt, of verkoopt 45 Ellen voor 456 guld. 12 stuiv. 6 pen. Noch 33 Ellen tegens 325 guld. 18 stuiv. 4 pen. Wyders 72 Ellen om 564 guld. 19 st. 11 pen. Eindelyk 18 Ellen tot 226 guld. 3 st. 9 pen. de vraag is, hoe veel Ellen en hoe veel geld het samen is?
Wy zullen met het lichtste, dat is, met de Ellen beginnen, in beide komt het voornamelyk daar op | |
| |
aan, dat gelyk onder gelyk, in dezelfde rei gezet worde; de eenheden juist onder de eenheden; de tienen onder tienen, de honderden onder honderden, enz. Dan penningen onder penningen, stuivers onder stuivers, en guldens onder guldens.
| |
OPSTEL EN ORDE.
Om deze Vergaring wel te maken, begint men aan de rechter hand, de Eenheden saam te tellen, dus 8 en 2 maakt 10 en 3 is 13 en 5 doet 18. de 8 zet onder de Eenheden, en 1. tien telt tot de volgende ry, 1 en 1 is 2 en 7 maakt 9 en 3 doet 12 en 4 brengt samen 16. zet dit; en dus is het beloop der Ellen 168. Nu gaan we over om ’t gelt op te tellen; beginnende met het minste soort, de penn. doen samen 30 penn. dewyl dit 1stuiv. en 14 penn. is, zo zet de overschietende 14 penn. ter behoorlyker plaatze, en telt dien 1. stuiver tot de andere, zo is de som der stuiveren 53, of 2 guld. 13 stuiv. welke laatste gy’er onderschryft, en 2 guld. by de overige, rekent aldus: 2 en 6 doet 8 en 4 maakt 12 en 5 is 17. en 6 brengt 23. zet 3. houdt 2 voor de volgende Colom: voorts die 2 en 2 is 4. en 6 doet 10. en 2 maakt 12 en 5 brengt 17. schryft 7. houdt 1 en 2 maakt 3 en 5 doet 8 en 3 is 11 en 4 brengt 15. die schryft’er geheel onder, dan vindt gy voor ’t beloop eenduizend, vyfhonderd, zeventig, drie guldens, dertien stuivers en veertien penningen.
| |
Proef van deze Regel.
De vergaring wordt best op deze wyze beproeft: begint nu aan de linker hand, voor eerst by de Ellen, en vergaart de voorste rei, dewelke 15. uitbrengt, trekt die af van 16 rest; dat gy’er onder moet schryven; dan de volgende rei vergaart, maakt 18 van 18 afgetrokken laat 0 over, ’t geen een blyk is, dat gy wel vergaard hebt. Nu in ’t twede voorbeelt, de voorste rei doet 14 van 15 afgetrokken, rest 1. dan de volgende brengt 15 van 17. rest 2. hier op de achterste maakt 21. van 23. schiet 2. over, deze laatst overschietende 2 guld. tot stuivers, en by de 13 stuiv. gebracht doet samen 53 stuiv. Hier mede even zo gedaan, dan blyft’er nog 1 stuiv. over, of 16 penningen, vergaat by 14 penn. maakt 30. Nu de voorste colom is maar 1 van 3 rest 2. de andere colom doet 20 van 20. rest 0, tot een bewys, dat alles wel opgetelt is.
Dit ene voorbeeld wel verstaan zynde, kan men gemakkelyk andere soorten van geld, maat, gewicht, of tyd vergaren, als men maar de waarde van alles weet; by voorbeeld, een pond houd 2 mark, of 32 lood, een mark heeft 8 oncen, ider once twe lood, of 20 Engelsen, van 32 grein. Een Schippond 300 pond.
De roede is by de Landmeters 10 voet, by anderen 11, of 12 voet: een voet heeft 12 duim, by de Landmeters maar 10. en ider duim tien tiendeparten, of tien liniën.
Een Last houd 12 Ton, of 27 Mudden; een Mudde 4 Schepels, een Zak is 3 Schepels.
Een Vat Wyn heeft 4 Oxhoofden, of 6 Amen: een Oxhoofd 6 Ankers, een Aam doet 4 Ankers: een Ton, of Vat Bier houd 4 Kinnetjes, of 60 Stoop.
Het Jaar heeft 12 Maanden, of 365 Dagen; de Maand wordt gerekent op 30 Dagen, somwylen op 4 Weken; een Dag op 24 Uren, het Uur op 60 Minuten.
Een El, heeft 4 vierendeels, 8 achtste, 16 zestiende, 32 halve zestiende, of twe en dertigste parten.
De vergaring van Ellen met hare delen, kan dus geschieden:
| |
Voorbeeld van zulke Vergaring.
| |
| |
| |
Bewerking.
schryft, dewyl die breuk gemener is en lichter te verstaan: Voorts steld de 2 helen tot de andere Ellen, zo is de Som, of het beloop 94 Ellen en een half.
| |
Twede Voorbeeld.
Zekere Juffrou koopt op verscheide reizen de navolgende Ellen Lint, of Kant:
Wordt gevraagt, hoe veel het samen uitbrengt?
| |
Bewerking.
| |
TWEDE REGEL VAN DE AFTREKKING.
Aftrekken wil zeggen, een minder getal van een groter afnemen, om het verschil, of het overschot te weten.
| |
Voorbeeld.
Imant is enen anderen schuldig 32987 guld. 15 st. 12 penn. waar hy betaalt 12763 guld. 9 st. 8 penn. Hier is de vrage, hoe veel hy schuldig blyft?
| |
Bewerking.
Schryft, als in de Vergaring, gelyke onder gelyke, doch het grootste getal boven, en het minder daar onder:
Begint by de penn. dus: 8 van 12 rest 4, schryft ze daar onder; nu by de stuiv. 9 van 15 schiet 6 over; dit weer daar onder gezet; dan by de guldens: 3 van 7 rest 4: 6 van 8 rest 2, 7 van 9 rest 2: 2 van 2 rest 0: 1 van 3 rest 2. Zo dat hy schuldig blyft 20 duizent, 2 hondert 4 en twintig guldens, 6 stuivers 4 penningen.
De Proef geschiedt, met de Rest, en ’t geen hy betaalt heeft, te vergaren: Komt dan zyn eerste schult, of het bovenste getal, dan is’er wel afgetrokken.
| |
Twede Voorbeeld.
Imant moet van een Erfenis, die beloopt 70436 guld. 12 stuiv. 4 pen.: uitkeeren 35938 guld. 15 stuiv. 8 penn. Vrage, wat houd hy over?
| |
Bewerking.
Verklaring. 8 pen. kan men van 4 niet aftrekken, ontleent daarom 1 stuiv. met eenen stip by de stuivers makende, die 1 stuiv. doet 16 pen., by de andere 4 maakt maakt 20. Zegt nu 8 van 20 rest 12 pen. Voorts 15 stuiv. van 11 (want de stip betekent 1 minder) kan ik niet; ontleent dan 1 guld. of 20 stniv. makende samen 31 stuiv., daar 15 af, rest 16. Nu by de guld., 8 van 5 kan niet, zet een stip by de voorgaande 3 en ontleent 10., zegt dan 8 van 15 rest 7; dan 3 van 2 kan niet, maar 3 van 12 /: weder 1 van de voorstaande 4 lenende, | |
| |
welk 1 in deze plaats 10 doet:/ blyft 9. Wyders 9 van 3 kan niet, en dewyl by de voorgaande 0 niets ontleent kan worden, gaat men ze voorby, en teikent de 7 met een stip, waar door de 0 in 9 veranderd; en 10 by de 3 gerekent zegt 9 van 13 rest 4. Dan 5 van 9 blyft 4. Eindelyk 3 van 6, of 7 min 1. rest 3. Zo is het heele overschot 34 duizent 497 guld. 16 stuiv. 12 pen. De Proef is hier gemaakt, als boven.
Merkt. Als’er ettelyke nullen in ’t bovental achtereen staan, dat men hen overslaande van de eerstkomende cyfer 1. afneemt, en de nullen voor 9. rekent, bv voorbeeld. of dus.
Verklaring. Zes van 0 kan niet, by gevolg beteikent de 5 met een stip, en zegt, 6 van 10 rest 4. Vervolgens 0 van 9 blyft 9. en 9 van 9 rest 0. voorts 8 van 9 rest 1. dan 7 van 14 blyft 7. en 1 van 1, of 2 min 1 rest 0, dat niet behoeft geschreven te worden.
| |
DERDE REGEL VAN DE VERMENIGVULDIGING.
Vermenigvuldigen betekent niets anders, dan een verkorte en lichte vergaring, wanneer een gegeven getal enigemalen tot zich zelven moet vergaard worden; by voorbeeld, hoeveel 4 maal 12 is, of als ik 12 viermaal ter neer zette en vergare, hoeveel het beloop daar van is; ’t welk door deze Regel, met hulpe van de volgende Tafel veel korter uitgecyfert kan worden, als naderhant zal getoond worden.
Deze Tafel moet men van buiten leren; en nergens haperen.
| |
Voorbeeld.
Wat kosten 25 pond Tabak, als men voor ’t pond moet betalen 3 guld.?
| |
Bewerking.
Zet het te Vermenigvuldigen getal boven, en den Vermenigvuldiger daar onder, en gaat dus te werk: 3 maal 5 doet 15, schryft 5 en houd 1. dan 3 maal 2 is 6, en 1 onthouden maakt 7; schryft die ook, en daar mee is het gedaan, en het vermenigvuldigde 75.
| |
Twede Voorbeeld.
Zeker Bevelhebber koopt 245 Paarden tegens 216 guldens ider Paard; Wat moet hy betalen?
| |
Verklaring.
(1) Vermenigvuldigt de 245 eerst door de cyfer 6, aldus: 6 maal 5 is 30, schryft 0, houdt 3; dan 6 maal 4 is 24 en 3 onthouden maakt 27; schryft 7, houdt 2; Voorts 6 maal 2 is 12, en 2 maakt 14; schryft die heel uit. (2) Vermenigvuldigt nu met de twede cyfer 1, op dezelve wyze: Doch eens 245, is en blyft 245, zo dat hier de voorgaande Tafel niet te pas komt; schryft ze derhalven behoorlyk daar onder, dat is, op ene plaats verder na de slinkerhand. (3) Nu met de laatste cyfer 2 vermenigvuldigt, op deze wyze; 2 maal 5 is 10, schryft 0 wederom ene plaats te rug in dezelve rei met de Vermenigvuldigende 2, en houd 1. Verder 2 maal 4 is 8 en 1 doet 9, zet ze neer; en 2 maal 2 is 4, dat insgelyks naar de slinkerhand geschreven wordt. (4) Vergaard nu deze uitkomsten, en naar beloop is 52 duizent 920 guldens.
De proef van deze Regel geschiedt op verscheiden manieren; doch de zekerste is, die door de Deling gemaakt wordt, waar van in 't eerste voorbeeld van de volgende Regel.
| |
Aanmerkingen ontrent de Vermenigvuldiging.
Als men enig getal met stuivers vermenigvuldigt, geeft de uitkomst enkele stuivers; en om ze tot | |
| |
guldens te brengen; snydt de laatste cyfer aan de rechterhand af; en neemt de helft van de overige cyfers, die de guldens uitmaakt, en de Rest de stuivers. De reden zal uit de Deling blyken, op deze bladzyde.
| |
Voorbeeld.
Men vraagt, hoeveel 365 Zeeuse Ryksdaalders doen, gerekend tegens 51 stuivers. Vermenigvuldigt 365 met 51, de uitkomst, of het vermenigvuldigde is 18615 stuivers. Deze tot guldens gebracht, maken 930 gulden 15 stuyvers, gelyk uit de volgende bewerking zal blyken.
Verklaring. Van de uitkomst 18615 stuiv. snydt de achterste vyf af, en deelt de rest in tween, dus: half 18 is 9. half 6 is 3. half 1 is 0. rest 1, dat is tien met de afgesnede 5, is 15 stuiv. Zo dat 365 Zeeuse Ryksdaalders, bedragen 930 guld. 15 stuiv.
Men heeft nog een korter manier om eenig geld tot guldens te brengen, als het door dubbeltjes kan gerekent worden, by voorbeeld; als een Rynse gulden doet 26 stuivers Hollands, wat doen 218 Rynse guldens?
Indien de Vermenigvuldiger, of ’t Vermenigde getal, of beide te gelyk achter eenige nullen hebben; zo snyd ze met een streepje af, en vermenigvuldigt de beduidelyke cyfers met elkanderen, en achter de uitkomst, zet juist zo vele nullen, als gy’er in alles had afgesneden; by voorbeeld, vermenigvuldigt 5100 met 8 en met 800.
Verklaring van ’t eerste: 8 maal 51 maakt 408, zet daar 2 nullen achter, om dat’er boven 2 afgesneden waren: van het twede, 8 maal doet 408, voegt’er 4 nullen by, dewyl’er boven 2, en omlaag 2, en dus in alles 4 nullen waren afgesneden.
Om de Vermenigvuldiging in Gelden, of Breuken te maken, dient men eerst de Deling te verstaan, deswegen wy haar vooraf zullen leeren.
| |
VIERDE REGEL VAN DE DELINGE.
Delen is een gegeven getal in verscheide gelyke parten te verdelen, en is maar een verkorting van de Aftrekking, om te weten, hoe menigmaal een getal in een ander onthouden is, of hoe menigmaal het daar van kan afgetrokken worden; by voorbeeld: 8 is in 24 begrepen driemaal, of 8 eens aftrekkende van 24, schiet’er 16 over; 8 voor de twedemaal van 16 aftrekkende, blyft’er 8. Eindelyk voor de derde reis 8 van 8 aftrekkende, rest 0.
De Deling word van verscheide Rekenmeesters berscheidelyk bewerkt. Wy zullen een manier van Delen kiezen, die, schoon een weinig wydluftiger, dan andere, nogtans de bekwaamste is, om naaukeurig en heel verstaanbaar voor een Leerling te werken; te méér, dewyl men’er de Proef aanstonds by heeft, zonder van nieuws te moeten vermenigvuldigen, gelyk anders geschied:
| |
Voorbeeld.
Zeker Veldheer heeft 245 Paarden laten kopen, die hem op 52920 guld. te staan komen; Vrage, wat ieder Paard gekost heeft?
| |
Bewerking.
wat daar in te staan komt, is de Uitkomst, Lat: Quotus, of Quotiens. Vraagt nu by u zelven, 245 in 529, dat’er boven staat, hoe menigmaal? of kortheidshalve zegt maar met de voorste cyferfs, 2 in 5 heb ik 2 maal: schryft de 2 in de Uitkomst, en vermenigvuldigt daar meê den gantsen Deler, telkens ene cyfer doorhalende, en de Uitkomst onder den streep zettende, aldus: 2 maal 5/. haalt met eenen de 5 door:/ is 10, zet 0 houd 1. dan 2 maal 4/. haalze door./ is 8 en 1 doet 9., voorts 2 maal 2/. haalt die ook door, ’t geen we in ’t vervolg niet herhalen zullen, maar eens voor al willen gezegt hebben, is 4. Trekt dan deze 490 van de bovenstaande 529 af, en schryft de rest, met enen beide cyfers doorhalende, boven het | |
| |
Deeltal, dus: 0 van 9 blyft 9. 9 van 2 kan niet, dan 9 van 12 rest 3, en 4 van 5 min 1. rest niets.
Wyders zet den Deler om ene plaats naar de rechterhand, en vraagt weder 2 in 3 heb ik eens; schryft 1 achter in de Uitkomst, en zegt eens 5 is vyf, schryft zeer juist onder, eens 4 is 4, eens 2 is 2. Dan 245 van de bovenstaande 392 afgetrokken, en de rest’er boven geschreven op deze wyze; 5 van 2 kan niet, 5 van 12 rest 7, en 4 van 8, of 9 min 1, rest 4, dan 2 van 3 blyft 1. Eindelyk
Eindelyk schryft den Deler nog op eene plaats na achteren, en zegt 2 in 14 hoe menigmaal? Het antwoort zou wel wezen 7 maal: maar dewyl 7 maal 245 baarblykelyk meer is dan 1470, zo moet gy het maar 6 maal nemen, en achter in den Quotient zetten, en daar mee den Deler 245 vermenigende, als voren, krygt gy 1470. die van de bovenstaande 1470 afgetrokken niets over laten: Ende bygevolg kost ider Paard 216 guldens. Om de Proef te hebben vergaard de Uitkomsten van de Vermenigvuldiging des Delers onder den streep, de Som breugt juist 52920 uw Deeltal, en bewyst daar door dat in de Deling niets verzien is.
| |
Gebruik van de Deling in de Vermenigvuldiging van Gelde, of Breuken.
Imant verteert dagelyks 17 stuyv. 4 pen., hoe veel bedraagt het in ’t Jaar?
| |
Bewerking.
Verklaring. Vermenigvuldigt 365 de dagen van ’t Jaar met 4 pen., komen 1460 pen., deeld die ter zyde door 16, komen 91 stuiv., en blyven over 4 pen. Vermenigvuldigd insgelyks 365 met 17 st. en zet’er die 91 stuiv. by, de Som bedraagt 6296 st. Deze tot guldens, op de aangeweze manier, gebracht zynde, krygt men tot antwoord 314 guld. 16 stuiv. 4 pen.
| |
Twede Voorbeeld.
Een Koopman verkoopt 964 Ellen Laken, tot 9 guld. 12 stuiv. 8 pen. de Elle, hoe veel bedraagt het samen?
| |
Bewerking.
Eerst Vermenigvuldigd 964 met 8 pen, de Uitkomst 7712, door 16 gedeeld, geven 482 stuiv., dan dezelve 964 met 12 st. Vermenigvuldigd, en de vorige 482 st daar by, maken 12050 stuiv., of 602 guld. 10 stuiv. Eindelyk 964 ook met 9 guld. Vermenigvuldigd, en daar by gedaan 602 gulden; zo is het hele beloop 9278 guld. en 10 stuiv.
| |
Ander Voorbeeld met een Breuk.
Als de El Kanten kost 7 gulden 15 stuiv., wat kosten zulke 6½ Ellen?
Vermenigtv: eerst 15 met 6, komt 90 st., of 4 gl. 10 st., dan 6 maal 7 guld. is 42, en 4 daar by, maakt 46 gl. 10 st.
Om nu te weten, wat de halve El nog kost, redeneerd dus: de helft van 7 guld. is 3 guld. 10 stuiv. schryft’er die onder, voorts de helft van 15 st. is 7 st. 8 pen., ook daar onder, en te zaam vergaard, brengt 50 guld. 7 st. 8 pen.
| |
Nog een Exempel met een Breuk.
Wat komen 27¾ Elle, of Pond te staan tegen 7 guld. 13 stuiv. 4 pen,? | |
| |
Vermenigvuldigt eerst met de hele 27 Ellen, als boven geleerd is, ’t geen we, om u alle twyfelachtigheid te benemen, hier nog eens herhalen zullen: 4 maal 27 is 108 pen., of gelyk ter zyde uitgecyfert staat, 6 st. 12 pen. Dan 13 maal 27 en 6 stuiv. daar by, maakt 357 stuiv., of 17 guld. 17 stuiv. Wyders 7 maal 27 doet 189 guld., en 17 guld, is 206 guld. 17 stuiv. 12 penn. voor de hele Ellen. Om nu de waarde van ¾ Ellen te vinden, zo verdeeld dezen Breuk in een halve en een vierendeel El, makende samen drievierendeel. Neemt dan eerst de helft van 7 guld. 13 stuiv. 4 pen. aldus, half 7 is 3; blyft 1 guld, of 20 stuiv. over, deze by 13 maken 33 stuiv., de helft daar van is 16 stuiv., rest wederom 1 stuiv., of 16 pen., en 4 maakt 20, waar van de helft is 10 pen. Voorts de helft van een halve is een vierde, bygevolg half 3 gulden. 16 stuiv. 10 pen. is 1--18--5. Eindelyk deze Uitkomsten samen vergaard, brengen tot Antw. voor de 27¾ Ellen, of Pond. 212 guld. 12 stuiv. 11 pen.
| |
Andere Bewerking.
Brengt de Ellen tot vierdeparten, vermenigvuldigende 27 door 4, maakt 108, daar de 3 vierde nog by, is 111 vierde: Dan ziet wat een vierde kost, als het heele, of een El kost 7 guld. 13 st. 4 pen. namentl. 1 guld. 18 st. 5 pen. Vermenigvuldigt dan dit laatste met 111. De Uitkomst is 212 guld. 12 st. 11 pen. als boven.
| |
Verscheide Vraagstukken ontrent de Deling.
Imant verteerd alle Jaar 319 guld. 16 st. 4 pen. hoeveel is ’t voor ider dag? Dewyl hier minder guldens zyn, dan dagen in ’t Jaar, zo maakt het alle dag geen helen guld., brengt derhalven deze guldens tot stuiv. door de Vermeniging met 20, en vergaart’er de 16 stuiv. by, dus:
De resterende 91 st. vermenigt met 16 tot pen. en doet’er nog 4 by, komen 1460 pen., deze door 365 gedeeld, geven 4 voor ider dag, zo dat de hele uitkomst is 17 stuivers, 4 pen.
| |
Twede Vraagstuk.
Een lakenkoper ontfangt voor 964 Ellen 9278 guld. 10 stuiv., wat kost ider El?
| |
| |
Verklaring. Deel eerst 9278 guld. in 964, de uitkomst is 9 guld., en resteren 602 guld.; deze met 20 tot stuiv. vermenigvuldigd, en de 10 st. daar by, maken 12050 st., welke weder door 964 moeten gedeeld worden, de Uitkomst is 12 st. en daar schieten 482 over: deze door 16 vermenigvuldigd, brengen 7712 pen. uit; die gy al weer met 964 deeld, en zonder overschot 8 voor de uitkomst krygt, waar mede de cyfering uit is; en het Antw. dat ider El kost 9 guld. 12st. 8. pen. De Proef van dit en de andere Vraagstukken, vindt gy op de Bladzyde 859.
| |
Derde Vraagstuk.
Een Kant van 6½ Ellen kost 50 guld. 7 st. 8 pen., wat ider Elle?
| |
Verklaring.
Brengt 6½ tot halven, zeggende 2 maal 6 is 12 en nog 1 is 13, en vermenigvuldigt insgelyks met 2: het Deeltal 50. 7 - 8, komt 100 guld. 15 stuiv. Daar op deelt de 100 gld. door 13; komt 7; rest 9 guld., die maken 180 st. en 15 is 195 st., gedeeld door 13 brengt 15. En dus is het Antwoord 7 guld. 15 stuiv. ider El.
| |
Vierde Vraagstuk.
Als 27¾ Pond kosten 212 guld. 12 st. 11 pen. Hoe hoog komt een Pond?
Brengt 27¾ tot vierden, dan zyn ’t 111 vierden: insgelyks vermenigvuldigt 212 guld. 12 st. 11 pen. met 4., de uitkomst 850 guld. 10 stuiv. 12 pen. Deeld door 111 dus; 111 in 850, geeft 7 guld. rest 73. Deze met 20 tot stuiv. vermenigvuldigt en 10 stuiv. daar by, geeft 1470 stuiv. Deelt die gelykerwys door 111, komen 13 stuiv. en schieten over 27 stuiv., welke door 16 vermenigvuldigt, en 12 pen. daar by vergaard, doen 444 pen.; deze wederom door 111. gedeeld, komt 4 pen. en dus is de hele uitkomst 7 guld. 13 stuiv. 4 pen. voor een pond.
Merkt. Als de Deler achter eenige nullen heeft, zo zet dezelve onder de leste cyfers van’t Deeltal aan de rechterhand, en volvoerd de deling met de overige beduidelyke cyferen, tot dat gy by de 0 komt, ’t geen uit de volgende voorbeelden best zal verstaan worden. Deeld 35409 door 100 en door 300. Insgelyks 453000 door 1200 en door 1000.
| |
| |
Hier uit zal nu blyken, waarom wy bladz. 857 gezegd hebben, dat van de stuiv. de achterste cyfers afgesneden, en ’t overige in tween verdeeld wordt, om guldens te krygen: als, 18615 stuiv. hoeveel guldens zyn ’t?
| |
DEN REGEL VAN DRIEN.
Deze Regel wordt dus genaamt, dewyl ze saamgezet is van drie termen, om den vierden evenredigen te vinden; en moet dus opgesteld worden, dat de eerste en derde Term van enerlei natuur moeten wezen, gelyk de vierde moet overeen komen met de twede. By voorbeeld: Als 10 Ellen kosten 25 guld., wat kosten 40 Ellen?
Bewerking. Steld 10 El. in de eerste plaats, en 40 El. daar men na vraagt in de derde: dewyl deze getallen van enerlei natuur zyn, komt 25 guld. midden in de twede plaats, en het antw. geeft in de vierde plaats ook guldens.
De eigenschap van deze Regel is, dat de eerste term. dezelfde reden heeft tot den derden, als de twede tot den vierden, dat is; 10 Ellen is een vierde van 40 Ellen, gelyk 25 guld. een vierde is van 100 guld., alzo het billyk en evenredig is, dat hy, die viermaal zo veel Ellen koopt, ook viermaal zo veel geld betale.
De vierde Term vind men dus: Vermenigvuldigt den derden en tweden Term, hier 25 en 40, de uitkomst 1000. Deeld door 10, den eersten, dan hebt gy het Antw., of den vierden Term.
De Proef wordt gemaakt, met de Termen omgekeert op te stellen, aldus: Als 40 Ell. kosten 100 gulden, wat kosten 10 Ellen?
| |
Bewerking.
Vermenigvuldigt de twe achterste Termen 10 en 100 samen, en de uitkomst 1000, deeld door 40, den eersten Term; het Anw. is 25 guld., en bygevolg is alles wel.
| |
Andere Proef.
Redeneer dus: Voor 25 guld. heb ik 10 Ellen, hoeveel voor 100 guld.? Het Antw. is 40 Ellen, als voren.
| |
Twede Voorbeeld van de Regel van Drien.
Wat kosten 375 Pond, als het honderd komt te staan op guld. 11 stuiv?
| |
Bewerkt het dus:
| |
Verklaring.
Let vooral wel, dat ge uwe Termen niet kwalyk plaats. Dan brengt de guld. tot stuiv., en die 11 stuiv. daar by, maken 231 stuiv., waar mee gy de 375 pond vermenigvuld:; de Uitkomst 86625 st. Deelt door 100 den eersten Term, komen 866 st. en blyven over 25 stuiv.; deze tot pen. gebragt, maken 400 pen., ook door 100 gedeeld, geeft 4 pen.; zo dat het Antw. is 866 st. en 4 pen., of 43 gul. 6 stuiv. 4 pen.
Om dit te beproeven, steld omgekeert, 375 pond kosten 43 guld. 6 stuiv. 4 pen., wat kosten 100 Pond?
| |
| |
| |
Bewerking.
| |
Verklaring.
Brengt 43 guld. 6 stuiv. 4 pen. tot stuivers, dan tot pen., komen 13860 pen.; deze met 100 den derden Term vermenigvuldigd, en daar op door 375 den voorsten gedeeld, geven den vierden Term in penningen, namentlyk 3696, dewelke door 16 gedeeld uitmaken 231 stuiv., of 11 guld. 11 stuiv. gelyk in ’t begin opgegeven was, en dus is’er geen fout begaan.
| |
Derde Voorbeeld met Breuken.
Een Stuk Laken van 7½ Ell., kost 33 gl. 15 st., hoeveel komt een Stuk van 12½ Ellen te staan?
Maakt het dus: In plaats van hele Ellen, rekent met halve, dat is 7½ Ell. zyn 15 halve, en 12½ zyn 25 halve. En 33 guld. 15 stuiv., maken 675 stuiv.; zegt dan 15 kosten 675, wat 25? De uitkomst is 1125 stuiv., of 56 guld. 5 stuiv.
| |
Proef.
Brengt voor en achter den Prys tot stuivers, en in ’t midden halve Ellen: Rekent dan, 20675 st. geven 15 halve Ellen, wat 1125 stuiv.? Komen 25 halven, of 12½ Ellen, als boven. Wy zetten overal de Proeven by, dewyl ze voor nieuwe Exempels kunnen verstrekken, die t’elkens ene verandering en nieuwe leering in hebben.
| |
Een ander en zwaarder Regel van drien met Breuken.
3¼ Ellen kosten 16 stuiv. 8 pen. Wat komen 25⅝ Ellen te staan?
Verklaring. 25⅝ Ell, zyn 205 achtste, 3¼ Ell. zyn 13 vierde: maar, dewyl achter 8steparten zyn, | |
| |
zo moeten deze 4dens met 2 vermenigvuldigt worden om den eersten Term tot dezelve natuur als den derden te brengen, dat is, ook tot 8sten. De 16 stuiv. en 8 pen. zyn 264 pen. Zeg dan 26 geven 264, wat 205? Antw. 2081 penn., want de breuk 14/26 die ontrent ½ penning is, wordt by Kooplieden, niet in acht genomen. Nu 2081 pen. door 16 gedeeld maken 130 stuiv. en 1 pen.; zo dat de vierde Term, of het Antw., anders facit, is 6 guld. 10 stuiv. 1 pen en iets meer.
| |
Proef van de voorgaande Regel.
Verklaring. Als in ’t voorgaande, maakt, dat gy voor en achter 8steparten krygt: In ’t midden krygt gy 2081½ pen. Deze tot halve gebracht, zyn 4163 halve, dan met 26, den derden Term, vermenigvuldigd, komt 108238, en deze door 205, den voorsten gedeeld, komen 528 halve: want, op dat kleine verschil van 1638 voor 1640, wordt by Kooplieden geen acht geslagen. Die 528 halve, zyn 264 hele pen., of 16 stuiv. 8 pen.; waar mede ons vorig Exempel geprobeerd en goed bevonden is.
| |
Verscheide Vraagstukken, die door deze Regelen van Drien opgelost worden.
De Intressen, of Renten worden op twederhande manieren gerekend, of tegens het honderd, of tegens den penning; by voorbeeld: Men zegt Ik heb 10000 guld. ter leen genomen, tegens 4, of meer, of min ten honderd: Of tegens den penning 25, tegens den pen. 20, of meer, of min. Het eerste wil zeggen , dat men van elke 100 guld. 4 guld., enz. moet geven, het andere, dat men 1 guld., of wat het ook is, van elke 20, of van elke 25 guld. moet geven. Wy zullen van beiden een voorbeeld verlenen?
Als imand 15000 guld. kan krygen tegens 3½ gl. ten honderd; en op een ander tegens den penning 30. Vrage, welk is hem voordeliger? Redeneer dus, 100 guld. geven 3½ gulden, wat 15000? En ten tweden, 30 guld. geven 1 gulden, wat 15000? En ziet by de uitkomst, welke Renten de minste en bygevolg hem de voordeligste is.
Zo dat tegens den Penn. 30, hem in ’t Jaar 25 guld. voordeel doet. Men kon het ook dus berekenen:
| |
Dubbelde Regel van Drien, of Regel van Vyven.
Als 100 gulden in ’t Jaar doen 4 guld. Vrage, wat doen 2500 guld. in 9 maanden?
Brengt die 5 Termen tot 3, met de twe voorste en achterste samen te vermengen, dus: 9 maal 2500 | |
| |
is 22500. En 12 maal /- (want zo veel Maanden heeft een Jaar) 100 is 1200; dan gaat volgens de Regel te werk.
Dog, dewyl men in zulke Voorbeelden zig licht vergissen kan; zo is het dikwils raaadzamer, twe Regels van Drien te gebruiken, dus:
| |
Twede Voorbeeld.
Een Stad laat een Muur optrekken, en gebruikt daar toe 15 Werklieden, die in 5 dagen 15 Roeden afdoen; als’er nu haast by is, en’er 25 Werklieden toe gebezigd wierden, zo is de Vrage, hoeveel werks zy zullen afdoen in 15 dagen?
Voor al moet gy toezien, dat gy ider Term ter behoorlyker plaats steld, in dier voege:
| |
Bewerking.
Vermenigvuldigd 15 met 5 komt 75, en 25 met 15 komt 375. Zegt dan: 75 maken 15 Roeden, wat 375? Het komende is het Antw., namelyk 75 Roeden.
| |
Ander Gebruik der Regel van Drien.
Imant koopt 4 Balen Peper, wegende A 555 pond, B 610, C 475, en D 760 pond, Tara is 12 ten honderd; dat is, 100 pond betaald hy maar tegens 88 pond, wegens den Omslag, of Pakkasie; ende moet voor 100 pond zuivere- Peper betalen 118 guld. 15 stuiv.; Vrage wat belopen die 4 Balen?
| |
Bewerking.
Imand moet betalen 6000 guld. over 8 Maanden, maar de schuldeischer verzoekt om baar geld, mits dat de Schuldenaar rabattere, of aftrekke tegens 6 ten honderd in ’t Jaar. Wordt gevraagt hoeveel hy baar moet betalen?
Zeg dan dus: In plaats van 104 guld. te betalen over 8 Maanden, betaald hy 100 guld. baar, op staande voet, hoeveel dan in plaats van 6000 gl.?
| |
| |
Hy moet dan baar in contante betalen 5769 guld. 4 stuiv. 10 pen.
Als de Wissel op Duitsland doet 130½, Vrage, wat moet voor 675 bovenlandse Ryksdaalders hier te land goed gedaan worden?
Verklaring. De Wissel doet 130½, is te zeggen, dat 130½ bovenlandse Ryksdaalders, hier maar 100 Ryksdaalders, of 250 guld. doen; bygevolg stelt het dus op:
| |
REGEL VAN MAATSCHAPPY.
Drie Koopluiden gaan samen een Maatschappy aan, A. legt 1200 guld. in, B. 900 en C. 1500 guld. Waar mede zy, na enigen tyd, vinden gewonnen te hebben 786 guld. Men vraagt, hoe veel een ieder van dezen winst toe komt?
Maakt het dus: Vergaart eerst aller inleg, komt 3600 guld., die winnen 768 guld., wat hebben de 1200 guld. gewonnen, wat de 900, en wat de 1500? op deze wyze:
De Proef van deze Regel, als de byzondere portien de gehele winst weder uitmaken, als hier: A. 256 guld, B. 192 guld. C. 320 guld. vergaard, komen 768 guld. de hele winst.
| |
TWEDE EXEMPEL
Zes Personen maken met de Hoge Overheid een Verbond, om in het een, of ander goed alleen te mogen handelen, en met toestemming van dezelve rechten ze een Maatschappy op, mits aan de Overheid een zekere erkentenis alle jaar te betalen; op den voet van enen guld. A. heeft in deze Maatschappy portie voor 5 st. 10 pen. B. voor 4 st. 11 pen. C. voor 3 st. 12 pen. D. voor 2 st. 13 pen. E. voor 1 st. 14 pen. en F. voor 1 st . 4 pen., makende samen 20 stuiv., of 1 guld. uit. Na enigen tyd maakt F. bankeroet, en blyft der Hoge Overheid een Tonne Gouds schuldig. Dog de andere Deelgenoten willen liever deze Tonne Gouds uit hunne Middelen betalen, als dat Voorrecht en die Maatschappy kwyt raken: Zo is dan de Vrage, hoe veel ider naar mate van zyn aandeel van dat verlies moet dragen, en wat aandeel ider in ’t toekomende in de verdeeling van ene guld. moet hebben?
Voor eerst. Brengt de portien tot pen. dan heeft | |
| |
A. belang voor 90 pen., B. voor 75., C. voor 60. D. voor 45., E. voor 30., F. voor 20., samen voor 320 pen., die enen guld. uitmaken.
Vergaart de portien van de vyf blyvende makkers, komen 300 penningen, en gaat volgens de voorschreve regel van Maatschappy te werk dus:
Om hier van de Proef te hebben, vergaart deze vyf aandelen, komen weer 100000 guld. of ene Tonne Gouds.
Het aandeel, dat ieder van de vyf, in ’t vervolg, aan de guldens zal hebben, wordt op dezelve wyze gerekent:
Zo dat A. portie heeft voor 6 st. B. voor 5 st. C. voor 4 st. D. voor 3. en E. voor 2 stuiv., samen 20 stuiv., waar mede dit Exempel geprobeerd, en zonder fout wordt bevonden.
Men kan u verzekeren, dat, zo gy deze weinige bladen over de Rekenkunst met aandacht leest en naarstig bearbeidt, gy zonder Meester zo ver zult komen, dat gy al zult kunnen cyferen, wat u in den dagelykzen en huisselyken omgang kan voorkomen, nademaal u zelfs de Cyferboeken zo veel aanleiding en verklaring niet zullen geven, als gy hier vindt.
rekenkunst. Zie aritmetika.
rekenkunst- Zie cyferkunst.
rekenkunst. Zie getalkunde.
remedie. Zie geneesmiddel.
Behalven de verdeeling der Remedien in enkelde en gemengde, verdeelt men ze na hare vermogens in veranderende, zuiverende, of afgangmakende, en versterkende Remedien.
De Veranderende zyn die, welke na de verscheidenheid van hare kracht, verscheiden veranderingen in ’t lighaam maken; als
De Verwarmende, die aan ’t gevoel in ’t lighaam verwarminge maken, als Kaneel, Nagelen, Peper, Gember, Muskaat, Koffy, Alsem; de vier grote heete Zaden, Anys, Venkel, Komyn, Karwy; de vier kleine heete Zaden: als Pieterseli, Eppe, Ammi, Peen, enz. De drie heete Smeersels, als die van Agrippa, Althea, en ’t Zenusmeersel.
Men heeft ze, die verkoelen, en daar onder, de Postelein, Sla, Bernasie, Ossetong, de vier koude Zaden, als die van de Watermeloen, Kouwoerde Meloen en Komkommers. De vier kleine koude Zaden, Sla, Postelein, Endivie, Cichorei, Gomme Adragant en Arabise. De vier koude Smeersels, als ’t Album Rhasis, Popeloen Zalf, ’t Ceratum van Galenus, ’t Rozensmeeersel; enz.
Men heeft ook onder de veranderende, die veel vocht by zich hebbende de vochtige déélen verméérderen, als de Salade, Malue, Heumst, Postelein, Komkommer, enz.
Men verandert ook door ’t uitdryven van te over- | |
| |
vloedige, of ondeugende vochten, als door de Guajac. Salseparil, en de China. Men neemt ook weg scherpe vochten, door de Kwik, Kalamintsteen, Gezegelde Aarde, Koraal, Kreefts-ogen, Loogzout. Men heeft ze ook, die de vaten door hare samentrekkende kragt, vernaauwen en sluiten; dit doen Vitriool, Lapis infernalis, rode Sublimaat, en zure knagende geesten, Men heeft ze, die de Wonde zuiveren, van bedorven etterige vochten, die de genezing beletten; zodanige zyn de Wondkruiden de Aristolocha, aqua Phagadenica, en ’t eau d’Arquebuzade.
Verzachtende middelen zyn met een lymerige vocht bezet; als de Kruiswortel, de Lely, Melde, Malue, Heumst, Gansevoet, Beet, Violier, Glaskruid, Merkurialis, de Zaden van fyne Griek en Vlas.
Men noemt ze verdikkende, die de vochten dikker en min vloeijend maken, dit doen de Donderbaard, Bilsenkruid, koud Water, Vorsenbeet, Lood- en Eiwit; dit doen ook ’t Oxykraat, ’t sap van Zuring, Aalbessen, Barberis, zure geesten.
Men heeft ze ook, die de vochten dunner en vluchtiger maken, als de Brandewyn, en vlugge Zouten en Geesten.
Men vindt ze, die ’t bloed verfrissen; als gepelde Gerst, Melken, Stovingen, Baden, of de beweging der geesten, verminderen, of liever de fynste vaatjes openen, als de Opium.
De samentrekkende, of sluitende zyn de Sumach de Lysterbes, Kwe, Mispel. Men schikt deze in vier soorten. Men heeft ze die uit Aarddéélen bestaan en wegslurpen, als de Bolus, gezegelde Aarde, Koraal, Kreefts-ogen en Loog- en Zwaveldeelen bestaan, als de China, Sassaparil, Bezoard, Antimonium, Diophoreticum, die de oorzaak der ziekte door de huid uitdryven, die buiten hunne Buik-zuiverende kracht nog aarddeelen bezitten, waar mede ze sluiten; als de Ipecacuanha, de Mirobalanen, Tamarinden, Rabarber, die uit zich zelve stoppen. Die veel zout behelzen, als de vyf openende Wortels, als die van Gras, Braambozen, Koedil, Eryngium, Distel van Roland, mannetjes Varen, Heumst, de bollen van Filipendula. Deze sluiten weder, na datze de vochten hebben afgedreven.
Men onderscheidt de veranderende die den Buik los maken in twe soorten. In zulke die dit doen door gisting in de eerste wegen. Als de Pruimen, Kersen, Moerbeijen, Appelen, Violieren, Persikbloemen. De anderen verzachten de stof zoetjes, als Kalfsnat, Melk, Baden, afziedzel van Bernasie en andere verfrissende kruiden.
Men heeft ook veranderende, ontbindende, die door de huid de stof der ziekte uitdryven. Men onderscheid ze in drie soorten. De eerste bestaan uit vlugge déélen, die deurdringend zyn, als, de Kwik, de vluchtige en zavelige geesten. De twede bestaan uit slymerige, lymerige déélen, en enige zouten, die tot voerman dienen, om de vochten, die te styf zyn, te verdunnen, en vloeibaar te maken: zulke zyn Pappen en de pleisters van Meliloten en Mucilago; De vier Zaden, als de Gerst, de Boonen, Orobus, Lupynen, waar by men Roggen, Linzen, Lynzaad en fyne Griek kan voegen. De laatste bestaan uit koude waterige aardachtige déélen; als de Donderbaard, Solanum, Mandragora, Bilzenkruid, Lood, Markaziten. Zy matigen de te grote beweging.
Veranderende Bytmiddelen. Zyn de Schroeisteene, Lapis infernalis, Butyrum, Antimonii, Sublimatum Corrosivum en Rubrum.
De veranderende Verdikmiddelen, zyn de wortels van Heumst, Smeerwortel, gepelde Gerst, Lym, Arabise- en Adragant-gom.
De afvagende zyn de Agrimonie Bugula, Sanikel, Pervinca, Aloë, Myrre, Aluin, en aqua Phagadenica, enz.
De verandermiddelen, die stoppen, zyn samentrekkende, dergelyke zyn Staalwyn, Wyn en Water, Wyn en Water van Saturnus .
Die den Buik zuiveren doen dit, door vochtig te maken en zachtjes te prikkelen: als de Minerale wateren, die Yzerig, zwavelig, zoutig zyn, Wei, Sap van Bóómvruchten, die vers zyn.
2. Gladmakende, en door enige scherpheid nog prikkelende; als zachte, verse geperste Olien vette Sappen, verzagtende Afziedzels, Aftrekzels, Suiker, Honig; Kassia, Manna, Therebinthyn, bleke Rozen, ontbindende Syroop van Rozen, sap van bleke Rozen, Gom Ammoniac, Galbanum, Myrre Opopanax, Sagapenum, enz.
3. Men heeft ze, die een weinig scherper en wat grover zynde op de Darmen alleen werken. Als zoetachtige Pruimen, verse Vygen, Krenten, Rabarber, Tamarinden, Myrobalanen, Wynsteen, Aloë, zoete Mercurius, wat grof gestoten Polypodium.
4. Men heeft ze die scherp zyn. Als Asarum, Zaad zan Carthamus, Lorkenzwam, Mechoacanna, Jalappen, Turpetum, Hermodactylen, Senne, Soldanelle, eerste spruitjes van Vleerboomen, en wilde Fleer, Scammonium, Diagrydium, Persikbloemen.
5. Zeer scherpe en schroejende, als de Helleborus niger, Veratrum, Iris, Gummi Gutte, Esula, Gratiola, Elaterium, Lapis Lazuli, Euphorbium, Mezeraeon, Kristal van zilver Mercurius. Praecipitatus, Witte, Rode, Gele.
6. Eindelyk heeft men velerleije soort uit dit alles, op de Wys van Pillen, Slikbrokken, Medicyn-wyn, enz. gereed gemaakt.
Deze en dergelyke noemt men Slym-, Gal-, zwarte Gal, Water, allerleije vochten-afdryvende.
Men doet braken door ’t laten zien, of ruiken van iet walglyks, door ongewone schudding, door in de keel met een beolyde, gehonigde, besuikerde pen veel te kittelen. Door alles, wat scherp en lymerig is, door de bloemen en ’t zaad van Anetum, bladen van Mansoren, Atriplex, wortel en zaad; door de Kataputia, Ejula, wortel van Varkensbrood, de bloem, sap, schors van | |
| |
wilde Fleer, de bloemen, zaden, wortel van de Genisten, beide de Nieskruiden, Sterkkers-zaad, Ricinus-zaad, Thymelea, Cnicus, wilde Wyngaard-wortel, Iris-wortel, Tithymalus, Gratiola, Tabak. Door ’t geen van Spiesglas gemaakt wordt, als de Saffraan, ’t Glas, de Bloemen, de Honing, in zich zelf getrokken, als een Sapa, Siroop, Braak-wyn, Mercurius vitae, Tartarus Emeticus, enz. die met velerleije kracht veel uitvoeren. Door kwikzilver, door zure geesten zuur gemaakt, dat zo veel sterker is, na dat’er ’t zuur overvloediger opentlyker, of bedekter in is.
Deurwaassem middelen zyn die, welke door de huit doen uitwaassemen, of zweten. Als de Gajac, Sasseparille, China, vluchtige Zouten. Dit soort van Remedien bestaat uit alle zulke middelen, die ’t bloed, of vochten in beweging brengen, de vaatjes openen en zacht maken.
De Pisdryvende middelen zyn zulke, die de Wei met snelheid afdryven, de Pypen openen, en door de pisgangen ’t overtollige ontlasten; zodanige zyn de geesten van Zout, de Kristal Mineraal, witte Wyn, de vyf openende wortels, de Pietersely, stekende Palm, Aspersie, Venkel. Men kan by deze wortels voegen Gras, Eryngium, de Kruisdistel van Roland, Aardbezien, Heumst, Prangwortel Mannetjes Vareu, en verscheiden anderen.
De Versterkmiddelen zyn die, welke beweging in de vochten maken, en de vaste déélen sterken, en haren natuurlyken staat herstellen.
De voornaamste Versterkende middelen zyn de Hardsterkende, Hoofd-, Gezicht-, Tand-, Borst-, Maag-, Lever, en Moer- en Windbrekende middelen.
De Hardsterkende middelen zyn zulke die 1. of de vereiste menigte van gezonde vocht in ’t lighaam herstellen, 2. of de Vaten hunne kragt byzetten, 3. of, de menigte en beweginge der Zenusappen vermeerderen, en dus de Vaten versterken. 4. En eindlyk die beweging in de geesten brengen; en dus de trage Vaten en Vochten in beweging maken.
Tot het eerste soort hoort alles, wat een zieken wel voedt en bereid is, gelyk ’t behoort, naar zynen staat, of niet licht bederft, of van zo een aart niet is, welke met de zieke vochten eens zieken overeen komt.
Dus moeten zy dan zyn, zo de vochten na bederving hellen, of 1. uit Granen, 2. of uit Boomvruchten, of 3. uit Aardvruchten, of 4. Moeskruiden, of 5. uit Melken.
Is’er te veel Zeezout in ’t lighaam, moet het zelfde gebruikt worden, maar zonder zout.
Is’er een scharp, gastig vet, dat de overhand krygt; moet het eerste soort gebruidt worden.
’t Twede soort bestaat uit zulke die 1. slappe vaatjes kracht by zetten en styver maken; 2. en ze doen in een klingen.
Het derde soort bestaat uit het eerste en fynste eens Dier, door het op het lighaam te leggen na gehaald, door de Melk te zuigen, door Vleesnat te koken in een geslote pot; door ruikende zachte dampen, van Saffraan, Jasmyn, Citroen, enz. door krachtige heldere zoete geurige Wynen.
Eindlyk, die de vochten in beweging brengen, zyn van verscheiden soort, en bestaan uit alle aangenaam ruikende en welsmakende Vruchten en Kruiden, welke in groten getale zyn.
Alle deze Remedien verdeelt men naar de déélen, welke ze meest schynen aan te doen; of in
Hartsterkende, waar onder men de Ossetong, Bernazie, Nagelbloemen, Rozen, enz. Citroen Oranje, enz. telt; of in Hoofdmiddelen, waar onder’er men de Betunie, Nagelen, Salie, Mariolein, enz. stellen mag; of in Oogmiddelen, die ze, of versterken, als de Brandewyn, of ’t Eau de Lareine, of de vochten verdryven, en de kleine fibren van ’t Oog openen, of verkoelen; gelyk ’t Weegbrewater, Ogentroost, Chelidonium, klein Souda, Wit van Ei, Vrouwe Melk.
Tand Remedien zyn die, welke dienen om Tanden schoon en wit te maken, als de Cremor Tartari, Puimsteen, Roed, dik van Koffy, rode Rozen, Lentiscushout, Zeeschuim, Staalwyn, gebrande Schapenbeentjes, Heumstwortel. Men moetze wel kiezen en bereiden, om dat ze de Tanden zouden kunnen doen schilferen en bederven.
Borstmiddelen zyn van twe soorten, verzachtende en afvegende. De verzachtende bestaan uit olieachtige déélen, die de Borst verzachten, als de Razynen, Dadelen, Jujuben, Sebesten, Altheawortel, Hoefblad, Gansevoet, Zoethout, Koeje-Ezelinne Melk en Conserf van Heumst.
De vyf Haairwortelen, die de zwarte en witte Adiantum zyn, de Polytricum, Ceterac, of Scolopendria en de Muurruit.
De andere verdunnen en vegen af, als de Elsenboom, de Iris, de bloem van Benjoin, de bereidingen van Zwavel, en dergelyk, die goed zyn, om de verstoppingen der Borst weg te nemen, die de Aamborstigheid veróórzaken, en de natuurlyke werking van de Long beletten.
De Maagmiddelen, worden gelóófd byzonder goed voor de maag te zyn. Deze bestaan, of uit zoute, geestige, scherpe déélen, bekwaam om te doen gisten, en de lymerige stof te ontbinden, die de fibertjes van de Maag bezetten, het werken der geesten verdoven, en de vertering beletten. Zodanige zyn de Kaneel, de gehele witte Peper, de Nagelen, Muskaatnoten, Oranjeschil, Anys, Venkel, Koriander; de drie Maag-olien, als Alzem, Kween, Mastik, Olie van Muskaat, Foelie, Nagelen, Laurier. De anderen bestaan uit scherpe samentrekkende deelen, die bekwaam zyn om de verzwakte fibertjes der Mage te versterken, als de Mastik, Conserf van Rozen, de rob van Cynoglosse en confectie van Hyacinthen. Eindelyk men heeft’er die uit Loogzouten bestaan, welke bekwaam zyn, om de punten van een ondeugend zuur te verstompen, dat de Maag verzwakt. Zodanige zyn de Kreeft-ogen, Paarlen, bereide Koralen, enz. | |
| |
Levermiddelen versterken de Lever, zuiveren het Bloed. Deze zyn de Hepatica, Aloë, wilde Cechorei, de Kervel, Hop, Latue.
De Mildmiddelen versterken de Mild. Deze zyn de openende Middelen, die de Verstoppingen wegnemen, welke men in de Mild en andere Ingewanden vindt, als de Scolopendria, de Ceterac, de Kapper, de Tamarisc, en het Staal.
De Middelen voor de Lyfmoer zyn goed om die te versterken. Men heeft’er twe soorten van. De ene zyn vol zout, en geestige deelen, die alle onzuiverheden na buiten dryven, welke de Lyfmoer aandoen. Zodanige zyn de Castoreum, de koekjes van Myrrhe, de Olie van Brandsteen, ’t Kaneelwater, het sap van Wynrult, en Zevenboom bereid. De andere bestaan uit vaste deelen die de dampen na omlaag zetten, die zich uit de Moer opwaard begeven. Zodanige zy de Laudanum, of bereipe Opium, ’t gemeen Water, de geest van Vitriool, en de gezoette geest van Salpeter.
De Windbrekende middelen zyn zulke, die de Ingewanden, en andere deelen van ’t lichaam versterken, in ’t ontbinden van de grove stoffen, die de Winden tegen houden; als de Anys, de Zedoaria, de Venkel, Kaneel, Koriander, de vier windbrekende Bloemen, als de Anethum, het Moederkruit, Kamille en Melilote. Die Middelen bestaan uit zoute en geestige deelen.
| |
Was Geneesmiddelen, of enkelde Drogeryen men kiezen moet.
De keuzen van enkelde Drogeryen, die in ’t Mengzel der Medikamenten in ’t algemeen komen, vereist veel oplettenheids. Men moet aanmerken 1. De Plaats, de Planten, en andere dingen die onder een Mengsel komen, en meer, of minder kracht hebben; volgens den aart, of de verschillende gelegenheid van de plaatsen, waar uit men ze haalt. De ene vereissen een zeer wel beboude grond, de andere ene onbeboude grond; enige willen zeer vette, andere zeer lichte zandige grond. Men heeft ze, die op Bergen en Heuvels, anderen die in Dalen en vochtige plaatsen staan. Men vindtze, die langs de wegen staan. of onder steenen, en men ziet nog anderen, die enen goeden grond begeren, of de lucht van Bossen, Wynbergen, of Velden.
2. De Luchtstreek. De ene vereissen een heet Landschap, de andere een koud.
3. De Nabuurschap. De ene hebben meer vermogen, als zy by enige planten staan, anderen, als zy’er ver af zyn.
4. De tyd. De ene willen vergaderd zyn in den Voortyd, de ander in den Zomer, of in de Herfst. Zy willen in ’t algemeen by fraai weder uit den grond worden gehaald, en eer zy zaad dragen. De Vruchten, ’t Zaad, de Kampernoelje; als zy ryp zyn, of als zy hare natuurlyke grootte hebben gekregen. De Bergstoffen, als zy tot hare grootte, vastheid, zwaarte gekomen zyn; en aan hare kleur. Men doodt de Dieren, die nog jong, ongepaard, en sterk zyn.
5. De substantie; De ene willen vast, of dicht zyn, hart en droog; de andere zyn vryfbaar, of bros; licht, zacht, of vloeibaar.
6. De Reuk. Daar zyn’er nog beter, hebbende veel reuk, en anderen in tegendeel:
7. De Kleur. De ene moeten wit zyn, de andere groen, of rood, of graau.
8. De grootte, of grofte. De ene zyn lang, of dik, de anderen kort, of dun.
Let wel. Men zal in de meeste byzondere Artikelen, die van een Plant handelen, of van een andere stof, die aanmerkingen vinden, die men doen moet om wel te kiezen.
| |
Van de bereiding der Remedien.
De bereiding bestaat 1. in ze te wassen. Men wast de wortels, zo dra men ze uit de grond haalt, om ze te zuiveren, uitgenomen enigen; als de Knolletjes van de Filipendala, met welke te schrappen men zich te vrede houdt. Men laat enigen in water weeken, om’er de scherpheid van te verzachten. Men wast de Goudglid en de Tutie in gemeen Water; en enige andere Geneesmidddelen in gedestilleeerd Water, of om te zuiveren, of de kragten te vermeerderen.
2. In ze te zuiveren van hare grove en onnutte déélen.
3. In ze te drogen. Men vindt’er, die men in de schaduw doet drogen; als de Bloemen, welke men ten merendeele tussen twe papieren ligt, op dat ze hunne geur, en kleur behouden, uitgenomen alleen de rode Rozen, die men moet in de hevigste Zon laten drogen, op dat ze haren luister niet verliezen. Men laat ook enige wortels in de schaduwe drogen: maar de vetste, moeten in de Zon drogen. Men vindt ze ook, die men aan schyven moet snyden, of in vele stokjes spouwen, om’er de vocht te doen uitraken, waar van ze overvloed hebben, en ze zoude kunnen bederven. Dit ongemak noodzaakt hen somwyl, om ze te doen drogen op den Oven; gelyk ’t vlees van Dieren, uitgenomen, dat van Adders, ’t geen men in de schaduwen moet laten drogen; en enige kleine bloedloze Diertjes, die maar weinig vogt hebben. Voor ’t overige moet men toezien, dat de Drogeryen van hunne kracht niet verliezen, ’t geen gebeuren zoude, zo ze te lang droogden.
4. In ze vochtig te maken, als het Yzer-roest, en Yzer-vylzel, om de kracht te vermeerderen.
5. In ze in vochten te laten trekken; ’t zy om ze te laten smelten, of een Aftrekzel van te maken; of om de kracht te vermeerderen, of om ze te verzachten, of om ze vaster te maken, om ze beter te bewateren.
6. In te laten wééken, enige dagen, of maanden aan een, op dat hare zouten en olien door giften verhevener worden; om daar een geest uit te halen, als men ze doet destilleren.
7. In ze te doen koken, ’t zy om ze zacht te maken, of in’er een Aftreksel van te maken. ’t Zy in ze dik te maken, of in hare kwade hoedanig- | |
| |
heden te verbeteren. ’t Zy in ze te zuiveren, of hare kracht te verméérderen.
8. In ze te zagen, aan stukken te snyden, vylen, breken, malen, of hakken, of stampen.
| |
’t Mengen der Geneesmiddelen.
Men moet vier zaken aanmerken in ’t mengen van de dingen, die in een Mengsel komen; 1. Men moet onderscheid maken tussen die zich natuurlyk kunnen verenigen, en zulke, die ’t alleen door kunst kunnen doen. 2. Men moet bekwame middelen, om te mengen en verenigen gebruiken. 3. Men moet orde in ’t mengen houden. 4. Men moet maken, dat het Mengsel zyne behoorlyke dikte hebbe, en in een Pot en bekwame plaatze bewaard worde.
| |
De Geneesmiddelen in ’t byzonder.
Wy zullen aanwyzen, hoe men verscheiden Remedien, zo wel enkelde, als gemengde bereid. De eerste kunnen voor de armen worden gebruikt, en de anderen voor luiden die wel gesteld zyn.
| |
Algemene remedien voor de Ziekten der Nieren.
I. Neem drie handen vol Glaskruid, met dertien, of veertien grote Renetten, doormidden gesneden. Doe alles in zes pinten water, welke gy op ’t vuur tot stof zult moeten laten verkoken. Als de Appelen wel gekookt zullen zyn, en tot een Marmelade gemaakt, zult gy in vyf pinten water een vierendéél Narbonse Honig doen, welke gy op ’t vuur zult laten, tot dat het geschuimd heeft. Laat alles door een rein Lywaar, in een nieuwe aarden Pot loopen. Men moet daar van, den tyd van vyf dagen, alle morgen een pint drinken; en als men gaat eten, en na bed gaat. ’t Is goed’er een glas vol van te drinken. Wat het middagmaal belangt, men zal Water in Wyn drinken.
II. Neem twintig, of vyfenentwintig Pissebedden, was ze in witte Wyn, en ze wel afgedroogd, en gedroogd hebbende, zo, dat ze niet meer na Wyn ruiken, stampze. Doe ze daar na in een lepel Biteuni-water, of in een ander, en laat alles den Zieken deurzwelgen, als hy nuchteren is.
III. Neem de Gom, die uit Persikboomen druipt. Doe ze in een weinig Wyns smelten, en geef ze te drinken.
IV. Neem de bladen en wortels van Sanikel, doe ze in Water, of Wyn koken, en doe dit Afziedsel van den Zieken innemen.
V. Neem drie oncen Rozen-olie, en drie oncen Rozen-water, of Weegbree-water. Als alles wel gemengd is, zult gy daar een Lywaat in doen; en ’t matig tussen de handen hebbende uitgedrukt, zult gy het op de pyn liggen.
VI. Week een Lywaat in Water en Wyn, leg ’t op de Nieren. ’t Is een goede Remedie. Men weet dat het Oxikraat een Mengsel zy, van een deel Wyn-azyn met vyf, of zes deelen water. Het Verjuis zoude nog beter zyn, dan de Wyn-azyn
| |
Algemeene Geneesmiddelen uit de Chymie gehaald.
Gronden der Chymie. Alzo ik, om de Ziekten der Armen te genezen, Remedien moet geven, die gemaklykst zyn gereed te maken; moet ik ze van die niet beroven, welke ons de Chymie aan de hand geeft, waar van men de stoffe vindt in ons Climaat, en waar van de gedaante, door middel van deze kunst, niets kost, dan een weinig kolen met weinig moeite, welke ons ’t vuur der liefde tot troost der elendigen zal geven. Ik zal u vooraf zeggen, dat de Chymie, die door het vuur alle de lighamen tot verscheiden stoffen brengt, welke zy gewoon is hoofdstoffen te noemen, stelt’er vyf vast, waar van’er drie doende, en de twe lydende zyn. De doende hoofdstoffen zyn geest, welke men Mercurius noemt; de Olie, welke men Sulfur hiet, en’t Zout. De lydende hoofdstoffen zyn Water, of Phlegma, en Aarde.
De Mercurius, of Geest, is ene lichte zelfstandigheid, die deurdringend is, leven geeft, kracht en beweging aan ’t lighaam, en door dit Middel het doen voeden, en groejen, Deze zelfstandigheid schynt ons in de ontbinding der lighamen ene zeer fyne vocht te wezen.
De Sulfur is ’t twede werkende middel, dat de eigenschap heeft van ’t lighaam voor verrottinge te bewaren, en de scherpheid der zouten en geesten te verzachten. Gelyk zy van vurige natuur is, bewaart zy de gewassen, daar zy in overvloed in is voor koude en ongemakken van ’t Jaargetyde.
De Zwavel ontdekt zich in de ontbinding der lighamen en de Reuk en Smaak, daar door onderscheidt men ze van ’t reuk-en smaakloze water, dat menigmaal uit haar overgaat, en zy komt in de gedaante van een deurdringende brandbare olie voor den dag.
’t Zout is de derde werkende hóófdstof, welke zich ontdekt, na dat de fyne stoffen zyn uitgedampt en vervlogen. Het heeft de eigenschap van de geest op te houden, en ’t ganse lighaam, waar in het overvloedig is vast en duurzaam maken.
De lydende Hoofdstoffen welke zyn Water en Aarde, zyn in natuurlyke Mengsels van klein belang. Niet te min is de Phlegma ’t Water dienstig. Hier door wordt het zout ontbonden, en met den geest en de olie tot een lighaam gemaakt; terwyl de Aarde het zout en andere werkzame hóófdstoffen behoudt. Als de aarde van alles ontblóót is, noemt men ze terra damnata, aarde tot wegwerpen gedoemd.
Maar gy zult aanmerken, dat, gedurende dat deze Hoofdstoffen natuurlyk gemengd zyn, werkzame met de werklozen daar onder een gevonden worden. Maar de Chymië scheidt, zuivert en verenigt ze, ’t geen door kunst bepaald wordt, waar door men leerd de lighamen ontbinden, deur daar van de verscheiden zelfstandigheden te ontleenen, waar uit zy zyn samengemengd, en om ze te verenigen en by een te vergaderen. | |
| |
Zie daar ene gemaklyke wyze, om alle de hoedanigheden, in een lighaam by een komen, daar uit te halen, met het middel om de veranderende middelen der Chymie te bereiden, gelyk ook de Purgerende middelen; zonder de aanmerkingen te vergeten, die gemaakt worden op die Chymise purgeermiddelen, en daar ’t misbruik van te ontgaan, hopende dat de Armen een groten dienst van alle de Bereidingen ter genezinge van ziekten zullen erlangen.
| |
Gemakkelyke wyze om geest, olie, zout, aftreksels, uittreksels van wortelen, hout, beijen, zaden, bladen, bloemen, door de Stookkunst te halen.
De Chimie tracht de volmaakte krachten der gemengde te zoeken, door dezelfde hunne schors te ontnemen, die ze de zeldzame hoedanigheden beneemt, door ’t seheiden van ’t reine van het onreine, het aardachtige van ’t geestige, om die wonderbare zaadkrachten der dingen te bezetten, die de hoofdstoffen zo wel, als zitplaats hunner werkzaamheid uitmaken.
Inderdaad de Chymie is de waarachtige sleutel, om de natuurlyke lighamen te ontsluiten, om daar van de verborgen hoedanigheden te ontdekken, en ze op de noodzaaklyke gebruiken toe te passen, door ’t beginnen van dat oogmerk door de Ontleedkunst, welke ze gebruikt aan de wortelts, welke de Voedsters der Planten zyn, waar in de ziel der voedinge bestaat.
’t Ware Saffraan der Metalen, of de Crocus Metallorum.
Zo het Spiesglas deurgaans ’t School der Chymisten is, kan ik ze met reden de Zeep der Verstandigen noemen, om dat zy niet gebruikt moet worden, zonder met het verstand van geleerde Geneeskundigen te hebben raadgepleegd, om een goede uitwerkinge te hebben. Ik heb hier geen gewag van de gewone bereiding van de Saffraan der Metalen willen maken: want elk weet dat zy bestaat uit evengelyke deelen van Spiesglas en Salpeter, die zich zetten in een metale Mortier met een rond Lywaad gedekt, of een deksel van een Pot, met een gat in ’t midden, waar door ’t vuur uitgaat, dat het alles uitvoert: maar ik zal u’er hier een van toonen, waar van de bekende kracht alle de Konstenaars zal noodzaken, om ze te bereiden en gebruiken, om dat ze met meerder dan gemeen gemeld werkt, en met minder dan gewoon geweld handeld, en de vochten veel eer van onderen dan van boven afdryft, om dat zy niet nalaat te doen braken maar zonder geweld.
| |
Bereiding van ’t Saffraan der Metalen.
Neem Antimonie, Salpeter, gemeen Zout, van elks evenveel, stamp en meng het in een Kroes die gy aan zyn deksel luteren moet, in welks midden een gat is om de lucht deur te laten vliegen. Leg rondom de Kroes geglommen kolen tot aan het dekzel, en als zy deur ’t vuur begint Zout, Zwavel en Spiesglas dampen uit te jagen, zult gy ’t vuur door blazen vermeerderen, tot dat de dampen ophouden; en als alles koud is, zult gy ’t Spiesglas onder ’t Zout, dat’er op heeft gedreven, in een zoort van Regulus veranderd vinden, dat Vermillioen rood is; men moet het met enen hamer aan stuk slaan, en ’t aan poejer zonder wassen maken en ten gebruike bewaren.
Van de ene en de andere Saffraan der metalen, maar inzonderheid van de laatste, als volmaakste, zult gy de Braakwyn maken, doende een once daar van op een Parysse pint witte Wyn, in een warme plaats als achter den Oven trekken, vervullende de glazen Bottel met witte Wyn, naar mate dat zy leger wordt. Men geeft ze van twe oncen tot vier. ’t Zal zekerder zyn ze te geven met het aftrekzel van twe dragmen Senncbladen in een half glas Scorzonere-water, of wilde Cichorei-water. Zo gy op ’t Land zyt, en u schielyk van dat Middel wilt bedienen, doe voor eens innemens tien greinen Saffraan van Metalen in een half glas witte Wyn op hete As, laat het doorzygen en geef het in.
| |
Eigenschap van ’t Saffraan der Metalen.
Deze Remedie is uitnemend goed tegen de Apoplexien, Vallende ziekten, en alle Slaapziekten, tegen de pyn in ’t hoofd, inzonderheid, die welke van dampen komen, die uit de inwendige dèélen opwaard gaan. Zy geneest de afgaande kóórsen, die hardnekkig zyn, en voor gene andere Remedien wyken, zelf de gedurige kóórsen, als zy langdurig en hardnekkig zyn. Zy neemt met veel kracht de verstoppingen der ingewanden, in den gansen onderbuik weg. Ik houde ze echter in alle Borstkwalen verdagt, of ’t moest een verouderde kortademigheid wezen, welke van een dikke slymige stof afhangt. Gy kunt ook nog van dezen Braakwyn gebruiken in Darmspoelingen, met een bekwaam afziedzel, voor al in hardnekkige Slaapziekten, gevende ze tot zes oncen, of, zo gy wilt, zult gy een goede Darmspoeling gereed maken, doende de Poejer van ’t Suffraan der Metalen in een popje koken, in het afziedzel van deze Darmspoeling.
| |
Kristal van de Braakwyn-steen.
Deze Remedie, schoon uit de poejer van de Crocus Metallorum bestaande, wordt vryelyk; en zonder vreze in zich zelve in een weinig Wyn, of afziedzel van vier grien tot zeven, of acht gegeven. Men kan ’t kinderen van twe tot vier grein geven; en men mogt zeggen, dat het zonder geweld Buikzuivert. Zy geneest in ’t byzonder de verstoppingen van Lever, van Milt, en de kóórsen, die daar van komen. Men zal bezwaarlyk onder de Remedien der Mineralen Geneesmiddelen vinden, die minder kwaad doen.
| |
Bereiding van ’t Cristal der Braak-wynsteen.
Neem de Cremor tartari wel gezuiverd, wel bereide Saffraan van Metalen, van elks evenveel; | |
| |
stamp en meng het wel, en maak’er met gemeen Water een Loog van, welke gy, terwyl ze nog heet is, deur graau papier zult laten zygen; daar na zult gy ’t laten zachtjes uitdampen, en u zal Kristal van Wynsteen over blyven, dat zo zagt den Buik zuivert, dat men ’t in allerlei Garen zonder gevaar kan geven.
| |
Braaksiroop, die koors verdryft.
Ik zal u verwonderen, als ik u zal gezegd hebben, dat deze Siroop zachtelyk en zonder geweld den Buik zuiverd, als gy zult gezien hebben, dat zy gemaakt wordt van Spiesglas, tot een glas bereid; ’t Is onderwylen waar, dat zy, die ze gebruiken, deze hoedanigheid erkennen, maar ’t middel, om ze wel te bereiden, geeft veel om ze te scheiden van die, welke ’t glas van Spiesglas, daar aan kon, door zyn verbyten, geven: want, gelyk het dubbel in Lywaat en Papier gesloten is, schynt het zyne kracht niet over te geven, dan door een straal; zo dat derzelver scherpte stomp wordt gemaakt, en derzelver werkzaamheid opgewekt.
| |
Gebruik van Braaksiroop.
Men geeft deze Siroop aan kleine kinderen van twe dragmen tot een half once, en aan bejaarde, van een tot anderhalf once. Zy geneest, gelyk men ondervindt, de derdendaagse koorts, als zy met het aftreksel van Sennebladen met een goed afziedzel, vyf uren voor de kóóorts, wordt gegeven; als ook, wanneer ze tussen anderendaagse, daaglykse en slepende kóórtsen in gegeven word die voor de gewoone remedien niet willen wyken. Zy zuivert kinderen van Wurmen, die ze knagen, en geneest, door dit middel, de Pynen, en Zenutrekkingen, die daar van af hangen, of van enige andere vuile stoffen. Zy heeft menigmaal die grote Wurm afgedaan, welke men Tinea noemt, en de ene en andere toevallen veroorzaakte.
| |
Bereiding van de Braaksiroop.
Neem twe oncen, Kweevlees aan réépjes gesneden, een once wortel van wilde Galegan, en een dragma Kaneel. Sny, stamp en doe het koken in anderhalve pint witte Wyn, en Water. Als het uitgeperst is, zult gy ’t vier en twintig uren op heete as, daar in laten trekken; glas van Antimoni, dat fyn gestampt is, ’t geen gy knopen zult in een lywaatte popje, en dit popje zult gy winden in papier; als dit knopje’er is uitgenomen, zult gy’er een halfpond suiker by doen, om’er ene Stroop van te maken.
| |
Van de Merkuur en de bereiding van Sublimatus dulcis.
Zo gy de verschillende uitwerkingen, en verscheiden hoedanigheden der Kwik kent, zult gy ze met recht noemen ’t Monster, en de Proteus der Geneeskunde; want zy heeft de vloeibaarheid der waters zonder vochtig te maken, zy verliest hare vloeibaarheid, door ene bestendigheid, welke de kunst daar aan geeft, zonder ze te verliezen. Zy laat zich scheiden, om zich weder te verenigen. Zy verliest hare ronde gedaante niet, dan om ze weder aan te nemen. Zy is zwaar en deurdringend. Zy is grof en maakt fyn. Zy is koud wordende, de Zoon van ’t water geheten. Zy maakt heet. Zy gaat op zo velerleije wyzen te werk, dat ze, haren óórsprong gedenkende, aan den ene koude ziekten voortbrengt, terwyl ze in anderen hete ziekten veroorzaakt. Zy zuivert den enen door kwylen, den anderen door den afgang, als of zy door een ongehoorde gulligheid, met de Geneeskunst speelde. Zodanig enen is de buik door tien greinen van dit Middel gezuiverd, dat een ander door een dragma niet doen kan, gelyk de ondervinding leert.
| |
Eigenschappen en gebruik van ’t Sublimatus dulcis.
Sublimatus dulcis, bereidt zich door ’t verzachten van de Mercurius Corrosivus, welke de getemde Draak is. Want deze wordt niet bereid, dan om de verhevenheden, van uiterlyke Wonden weg te nemen, en de Mercurius dulcificatus wordt inwendig gegeven, om’er verscheiden dingen mede te doen. Zy dient om de Wurmen den Kinderen te ontnemen, wordende van vier tot zeven, of acht grein gegeven. Zy verteert de slymerige vochten; zy doet veel tot de genezinge der koude Klieren, en van alle Gezwellen en Ziekten door een zout en lymerig water veróórzaakt. Zy geneest door kwylen ook de Venusziekte. Men geeft ze den bejaarden van twintig tot vier en twintig grein, met een vloeibare Conserf, of met het vlees van gekookte Appelen.
| |
Bereiding van de zoete Sublimaat.
Neem zes oncen bytende Sublimaat, stoot ze in een marmere Mortier, doe’er, als zy fyn is gestoten, by vier oncen zuivere Kwik, stoot het zamen, tot dat de Kwik gedood is. Doe ’t alles met een in een Flesje, of Matras in heet zand, doe’er allengskens meer en meer by zes uren lang, tot dat de Kwik is opgevlogen na boven aan het glas; breek het aan stuk, en doe’er de Merkurius gesublimeerd in een Kristalyne stof af, stamp het weder, en doe het een twede, en een derde reis.
| |
Remedia uit de Wortelen gehaald.
De wortel van de wilde Galegaan, anders Cyperus wordt tot een voorbeeld gegeven. Zy wordt ligtelyk in onze gesublimeerde Waters gevonden, en zyne reuk zo wel, als smaak, ontdekt genoeg, dat zy heeft een geestig zout, dat grote kracht heeft.
| |
| |
| |
Bereiding van de Wortel der Cyperus.
Neem een genoegzame menigte van wilde Galega in den voortyd; doe ze in een glazen Kolf; doe daar aan een Ontfangglas, hebbende daar by gedaan een genoegzame menigte waters. Destilleer met vermeerdering vau vuur, tot dat het kookt; en als de Wortel murw is gekookt, konfytze met Suiker, om’er een Remedie van te maken, die goed is om de Maag te sterken. Gy zult zelf de Wortel stampen in een Marmore Mortier, ze door een Temis drukken, om’er een Pap en Conserf van te maken. Maar gy zult met voordeel ’t Water gebruiken, ’t geen gy van de Wortel gedestilleerd hebt, ’t welke op nieuw zynde gedestilleerd, u een Water zal geven, daar geest in is en zout, waar mede het vol is, en die een openende kracht heeft, om de Nieren en Blaas te zuiveren van de slym, welke ze bezet houdt.
| |
Uittreksel van de wortels der Galega.
Wat het Uittreksel belangt; ’t wordt gemaakt, als men, de geest en ’t geestig water’er uitgehaald hebbende, gy ’t geen’er nog overig is uitgedampt zult hebben, tot dat het een uittrekzel is, dat de kracht heeft van ’t geen vast is in de wortel, de Maag versterkt, en de vertering bevordert.
Gy zult de zelfde bereiding gebruiken voor de Angelica-wortel de Alants-wortel, en andere van de zelfde kragt.
| |
Van ’t Hout, de Beijen en Hars van den Jeneverboom.
De Jeneverboom is een heester, welke de Godlyke Voorzienigheid in alle tyden en alle plaatzen heeft doen groejen; altyd groen is, ten dienste der Armen. Want deszelfs hout is niet allecn goed, om zonder veel kosten daar brand van te hebben: maar ook om de ziekten voor te komen en te genezen: want zyn Afziedzel is Zweetdryvend. Deszelfs Greinen, of Beijen zyn goed voor de Maag en hartsterkend; de Gom is goed voor Zenuwen: maar zo gy de oplettenheid hebt, of liever de liefdadigheid voor de Armen, om te ontdekken ’t geen verborgen is, en deze schone hoedanigheden uit den kerker des lighaams te halen, daar ’t in vastgehouden wordt, zult gy genoegzaam een algemeen Gemeesmiddel hebben, dat de hersenen zal versterken, de Borst ruimen, kracht aan ’t hart byzetten. ’t Is een krachtig Maag- ern Pisdryvend middel, en dat zelf door zyne Zweetdryvende kracht, de hebbelykheid van ’t lighaam zal ontlasten. Gy zult zelf uit zyn hout door zyne destillering een zure geest halen, een olie en een zout. Gy zult uit deszelfs Beijen, een geurige Olie halen met geestig Water, en een Uittrekzel, dat de hoedanigheid van ’t geheel heeft. Gy zult uit zyne Gom een pynstillende Balsem maken, en een Zenusterkende olie, om de Pynen te verzachten en Wonden te genezen.
| |
Bereiding van de Jenever.
Neem Jeneverhout met deszelfs Doornen en Beijen, hak ’t wel klein, om het in een wyde aarden Kolf te doen, welke gy in een Reverbereeroven, met een gesloten Ontfang-glas, zult doen. Gy zult het vuur allengskens verméérderen, tot dat de geest en olie, die in ’t hout is, daar door ’t vuur is uitgehaald, waar van gy een zeker teken zult hebben aan de gloeijentheid van het Ontfang-glas: maar de geest, die daar van is gescheiden, en rood is, zal op ’t zand en as weder over worden gehaald, om als een Pis- en Zweet-middel te worden bewaard.
Op de zelfde wyze zult gy andere houten bereiden, als die van Palm-bomen, welke ’t Guajac van Vrankryk is, en dat de zelfde eigenschap, als dit hout heeft.
| |
Remedien van Jenever-beijen.
Neem vier ponden Jenever-beijen, die glad, zwart, geurig zyn, een zoete Balsemachtige smaak hebben; ontrent den achtsten van September geplukt zyn; stampze met een houten stamper; doe ze in een destilleerketel met Regen-, of Rivier-water, tot een halfvoet van derzelver rand, luteerze toe; vermeerder’er ’t vuur allengskesn onder, en destilleer de geestige vocht en de geestige olie, welke’er op zal dryven, af: maar de Kunstenaar moet zo oplettend op zyn Ontfang-glas zyn, dat hy’er een ander onder zette, zo dra de olie tot drie vingeren toe in ’t eerste Ontfangglas komt; anders zal hy zyne olie verliezen, alzo’er ’t water op zal komen. Als gy’er de olie met een kottoentje af zult gelicht hebben, zult gy met uw werk voort gaan, zo lang gy Beijen hebt, doende daar weder op ’t water, dat gy van de eerste destillatie gekregen hebt.
Wilt gy een enkel Uittrekzel van de voorgaande destillatien hebben, welke den Armen voor Theriac Mithridaat en Orvietaan zal dienen; moet men, terwyl ’t nog warm is, een gedeelte dezer destillatien deurzygen en uitpersen, en ze zachtjes uitdampen, tot dat ze ene dikte van een vloeibaar uittrekzel krygt, welke gy ten gebruike zult bewaren. Zo gy na alle deze werkingen ’t overschot, dat uitgeperst is, doet drogen, en daar na calcineren, zult gy daar van ene Loog maken, welke gy deurzygen en uitdampen zult, om’er Zout uit te halen.
| |
Van de Zaden der gewassen.
Zo gy een geestig Water, en fyne Olie van de Zaden van Pieterseli, Venkel, Anys, en diergelyke halen wilt, zult gy de methode gebruiken, die ter bereiding der Jenever-beijen voor is gesteld. Maar zo gy wilt op de Zaden werken, die veel vlug Zout hebben, als die van Mostert, Rakette, Sterkers, die van de voorgaande verschillen, zoudenwe dingen moeten doen, welke we elders voorgesteld hebben: want de gisting moet daar niet meer wor- | |
| |
den nagelaten, dan in de bereidingen, om’er Olie, vlug Zout en zure Geest uit te halen, ’t geen ene oplettenheid eens Kunstenaars vereist, welke gy in ’t Artikel Destillatie zult vinden.
| |
Van Bladen, Planten, Bloemen.
Niets is gemaklyker, noch zo gemeen, dan ’t destilleren der Planten en Bloemen, die veel vochts hebben: maar zo gy die wilt destilleren, die’er weinig van hebben, en die Mercuriaal en zwavelachtig zyn, als de bladen van Alssem, Melisse, Menthe, kleine Centaurium, Averuit, Venkel, Moederkruid, Zevenboom, Scordium, de bloem van Linden, en allerleije soorten van Gewassen en ruikende Bloemen, zult gy deze manier gebruiken.
Behandeling. Neem de Plant, of Bloem, die op haar volmaakste zyn afgesneden, dat is, als de Plant tussen ’t bloejen en ’t ’t zaad is; en zo ’t de Bloem is, moet zy op ’t krachtigste van hare reuk wezen; en de Bladen moeten nog vast zyn aan hare steeltjes; ’t moet geschieden in ’t opgaan van de Zonne; zonder dat’er de Dou, of overtollige vocht der Regen vanden voorgaanden dag op is overgebleven; stamp ze grofjes in een Mortier, na dat gy ze aan stuk hebt gesneden. Doe’er tien ponden Rivier-, of Regen-water by voor elke pond van de Plant, en trek’er Water af.
Zo gy de Planten wel wilt ontledigen door destillatie, en’er een geestig Water en fyne Olie van halen, die met reuk en alle goede hoedanigheden van de Plant vol is, gebruik de volgende manier, welke u wonderbaarlyke middelen zal aan de hand geven, om de Zieken te hulp te komen.
| |
Andere manier van werken.
Neem de Planten en Bloemen, als boven gehoedanigd, doe daar grote aarden, of verglaasde Kruiken van vol. Pers ze, tot dat’er de Kruik zo vast van is gestopt, dat’er geen ledig overblyft. Stop ze dan met een Kurke-stop dicht toe; waarom gy Was giet. Plaats uwe Kruik op een Plank in uwe Kelder; zo zult gy die Planten en Bloemen, die in zich zelven gegist zyn, een gans jaar bewaren om ze te destilleren, als gy ze nodig hebt, doende daar tien ponden Water voor elke pond Bloemen by. De Planten, dus met malkander gemeukt zynde, zult gy’er alle de kracht uit trekken, welke van veel vermogen is. Dit middel is ’t volmaakste en gemaklykste van alle, alzo de Planten zyn gegist en gemeukt, zonder’er iet by te doen.
| |
Bereiding van ’t Zout der Planten.
Gy zult door de ondervinding leeren, dat het Zout der Planten in de Geneeskunst niet onnut zy, om dat het een Middel is, om velerlei Ziekten te genezen, inzonderheid die, welke uit de ruikende Planten zyn getrokken. Want zy behoudt daar een openende, versterkende, en Zweetdryvende kragt van.
Bewerking. Men bereidtze gemeenlyk; doot de Plant tot as te branden, doende deze as in gemeen water koken, en na een lang koken zult gy ’t water door een graau papier laten lekken, om ’t daar na te laten uitdampen. Na ’t uitdampen zult gy ’t Zout op den grond van ’t Vat vinden. Gy zult het Zout uit ene andere stoffe halen, nemende de vuilnis en ’t overblyfsel van de uitdrukking uit het sap der Planten, of het uittreksel uit zulke, die reuk hebben, daar men ’t Water van gehaald heeft. Laat het drogen, kalcineren, en ’t overschot, of Uittreksel verbranden, tot dat het tot as is geworden, daar gy een loog met gemeen, of Rivier-water mede maken zult. Daar na zult gy ’t door Lekpapier laten zygen, en daar na zult gy nieu water op de as gieten, na dat het is deurgezygd, en uw best doen, om’er ’t overige Zout uit te halen; en dus zult gy voortgaan met Loog te trekken, en Zout te maken, tot dat het water smaakloos is.
| |
II. Remedien ten dienste van hun, die niet gemaklyk zyn om vochten te doen afgaan.
Snot door afgang gehaald. De vreemde enkelde Geneesmiddelen, die Snot lossen, als Lorkenzwam, Carthamus, Turbith, zyn hier niet meer in begrepen, dan de samengestelde, als de Diafenic, de Tabletjes van Diacarthamus. Om dat ze niet dienen, dan voor onze armen.
| |
Remedien, welke in onze luchtstreek gevonden worden, en Slym in den eersten graad lozen.
1. Het sap van de Scheuten van wilde Wyngaart van ene tot twe dragmen, dik gemaakt met wat Honig en Oranjeschel. Of wel de zelfde uitspruitzels gekookt van de wortel van wilde Galegaan, en als de wilde Wyngaard begint uit te spruiten.
2. De bladen van Mansóóren van twaalf tot twintig grein, in wat Wyn met de bladen van Munte, of Melisse gekookt; als ook de wortel in poejer gegeven, van ene tot twe dragmen; maar van ’t een zo wel, als ’t ander, braakt men wel eens.
3. De bladen, of ’t zaad van Spaanse Brem, welke we in onze hóven telen, en Wyn met een weinig van de wortel van wilde Galegan gegeven, van een tot twe dragmen, in afziedsel, of aftreksel tot een half once.
| |
Geneesmiddelen, die in den tweden graad ’t Slym lozen.
De Hermodactylen, die men aan poejer van een, tot anderhalve dragma geeft, met een weinig Suiker, en de Schors van Citroen, of Kaneel. Zy halen de Slym uit de geledingen, en zyn goed voor het Voeteuvel. Wagt u wel van te vervallen in de dwaling van enige Veldscheren, die niet schromen, in de plaats van Hermodactylen, de Wortels van de | |
| |
Plant te gebruiken, die in onze Velden opkomt, en den naam van Ephemerium draagt, of ’t Saffraan der Velden, om dat de bladen na Saffraan gelyken; want deze heeft in ’t geheel de hoedanigheden der Hermodactylen niet.
2. Het sap der Beijen, of greinen van ’t Heestertje Rhamnus Katharticus, anders Duinbezien by de Verwers; waar van gy zult nemen twe Lepels met wat Alsem-wyn, of gy zult ene Stroop met wat Honig maken, en bladen van Alsem, waar van gy nemen zult van ene once tot twe; of wel, in de plaats van bladen van Alsem, zult gy by de Syroop op ’t laatste de Kaneel, in poejer, doen, of de Schors van droge Citroen.
| |
Remedie van den hoogsten graad, om met magt Slym uit de hersenen en geledingen te lozen.
1. De bladen der Laureola, welke de Kruidkenners Daphnoides noemen, waar van de bladen in afziedsel van een tot twe dragmen worden genomen, en van twaalf grein tot ene scrupel op zich zelven.
Gy zult ze met de Citroenschil verbeteren, of met de wortel van wilde Galegaan.
2. Het vlees van Koloquint-appel, ’t geen inzonderheid in Apoplexien en Slaapziekten goed is, en van tien tot twaalf greinen, met een weinig Kaneels gegeven wordt. Men neemt ’t in met Pruimen, of met Oblien, ter oorzake van deszelfs bitterheid.
Als gy gemengde Medicynen wilt nemen, zult gy afziedsels maken van Salie, Melisse, Venkel, Tym; waar in gy de voorgaande Buikzuiver middelen zult gebruiken, naar uw oogmerk.
| |
Remedien, die de Zwartgallige vochten in den eersten graad afzetten; voor de armen.
1. De Wynsteen ter gewigte van een dragma, of Cremor Tartari in een Vleesnat tot twe dragmen.
2. De Polypodium Quercinum purgeert zachtjes de zwartgallige vocht, zo gy’er een half once van in water laat koken met de toppen der Hoppe en de Reinetten.
3. De Sennebladen is een geneesmiddel, dat nog zachter is, het allergemeenste, dat’er in de wereld is; en ik kan zeggen, dat het voordeel doet aan armen en ryken, aan jongen en ouden. De kinderen noch zwangere Vrouwen lyden door derzelver gebruik nadeel. Zy ontsteekt, door hare hitte de vochten niet. Zy knaagt de ingewanden zo min, als zyze ontsteekt. Zy zet zachtjes alle sóorten van vochten af. Zy zet de zwarte Gal af, zo gy een half once doet trekken in twe glazen zuivere Melk; en zo gy’er ’s morgens een uur na den andere van geeft; ’t geen in lange ziekten kan herhaald worden, die van verstoppingen kunnen voortkomen, welke door de vochten veroorzaakt worden. Zy zet ook de Slym af, en haalt ze uit de hersenen, ’t Scheil, de Maag, als de Gal, zwarte Gal, de Lever, de Milt. Men geeft ze niet alleen in aftrekzels, maar in zich zelf: want zy zuivert den buik vry wel, zo gy’er een dragma van neemt met een half dragma Cremor-tartari en een weinigje Schors van Citroen, om’er een poeder van te maken, die men in eens inneemt. Of zo een dragma met een weinig Syroop gemengd is, om ’t als een Pil te geven.
Zo gy een gemaklyke Remedie wilt hebben, die voor de Zieken zeer gemeen is, moet men in den tyd van de Wynoogst vier Parysse pinten witte Wyn nemen; en eer dat zy heeft gewerkt, ze in een Bottel doen, met drie oncen goede Sennebladen, en twe dragmen Schors van Citroen, en ze te bewaren ten gebruike, sluitende de Bottel, na dat de Wyn heeft gewerkt. Dit Middel, gedurig gereed gehouden, maakt een lossen Buik, zo gy het ’s morgens van een half tot een heel glas geeft; en ’t is ook dienstig herhaald te worden, in de genezing van een lange ziekte. Gy kunt’er de bladen van Alsem op laten trekken, om ’t als een Alsem-wyn te gebruiken, want het zal versterken onder een zacht Buikzuiveren.
Voor ’t overige, schoon ik hier gene uitheemse Remedien gebruik, men moet erkennen, dat men de Sennebladen in de Geneeskunst niet kan missen; en dat het Heestertje, ’t geen men in Vrankryk heeft, en genaamd is Senna Coluthea, gene eigenschappen heeft, die by dit gewas kan halen; en door een zonderling bestuur van God, kan die Remedie, zonder grote onkosten, aan de armen worden gegeven, om dat ze gemeen is geworden in de vier deelen van ’t geheel al.
| |
Remedien, die een zwartgallige vocht in de tweden graad afzetten.
1. De wortel der ware zwarte Elleborus, welk Matthiolus roemt, heeft rode bloemen. Men maaktze gereed door ze in witte Wyn te trekken, of in sterke laauwe Azyn: en daar na zult gy ze laten drogen, om ze tot poejer te maken, welke gy van vyftien greinen, tot een half dragma in substantie geven zult; en in infusie, of liever in een lang afziedsel met Reinetten en een weinig Kaneel, latende ’t afziedsel deur een doek wringen, van een halve tot een geheele dragma. Wilt gy nog dit Geneesmiddel gemakkelyker maken, zult gy een raauwen Appel nemen, waar in gy de wortels van bereide en gedroogde Elleborus zult doen, en na het laten der wortelen een gantsen dag in die Appel, zult gy ze raau eten, als gy den gezegden Nieswortel, daar zult uit hebben genomen.
2. Zo gy wilt een Medicyn doen samenstellen, om de zwartgallige vocht af te zetten, zult gy een Afziedzel maken van een half once eiken Boomvaren, en de toppen der Hoppen, of Reinetten aan schyven gesneden, waar in gy zult laten trekken drie dragmen Sennebladen met Citroenschil, of Anys; en wilt gy sterker afgang maken, zult gy’er twaalf greinen bereiden Nieswortel bydoen.
| |
| |
| |
Remedien, die de Gal afzetten in den eersten graad, ten dienste van Ryke luiden.
1. Een Nat van verkoelende kruiden, waar in, in de voortyd, twintig bleke Rozen, of daar ontrent, gedaan zyn, en in de Herfst een gelyke menigte van witte Rozen van Damast, of Muskus; of wel zult gy die Bloemen den gantsen nacht in een weinig water laten trekken op heete as, en gy zult ’s morgens dit Treksel met het Nat mengen; dit zal de Gal zachtjes afzetten.
2. ’t Sap van de zelve bleke Rozen; van een once tot twe, met een weinig geest gemengd, voert het zelfde uit. Gy zult het Aftreksel van de zelfde Rozen in een volle Bottel bewaren, gietende daar een weinig Olyven-olie op, om ze beter te bewaren; of gy zult de Syroop van negen Aftrekzels gebruiken, om dit ten allen tyde te gebruiken, nemende een once van die Siroop. Enigen gebruiken met voordeel een half once Conserf van bleke Rozen, en nemen vervolgens een verkoelend Afziedzel.
3. Twemaal zo veel Kersen-, of Persikbloemen: als men tussen drie vingers vatten kan, en die ’s nachts getrokken zyn, met wat water, of zelf in wat Vleesnat, of met wat Salade genomen, maken den Buik los. Gy kunt ze laten drogen, om ze des Winters te hebben, vermeerderende de hoeveelheid.
4. De Middelbast van de Frangula, die in de Bossen op verscheiden plaatsen voor den dag domt, in de schaduwe gedroogd, en in poejer genomen, van een dragma en een half, of in een Afziedsel en Aftreksel, tot twe dragmen, verbeterende ze met een weinig Citroenschil, zet de Gal zachtjes af.
5. De poejer der Bloemen, of vant ’t zaad der droge Violetten van een Dragma tot twe, in een Nat van verkoelende kruiden, of ’t eerste Afziedsel van Erreten genomen, maakt den Buik los.
6. De zuivere Melk des morgens in de Lente, van een halfpintje tot drie en meer genomen, zuivert de Gal in een verdroogd lighaam. ’t Sap van zoete Pruimen voor den Maaltyd genomen, is ten zelfden einde dienstig.
7. De verse Violettestroop door aftrekken van Violen gemaakt, zonder ’t groen aan de bloemen te benemen, zuivert den Buik meer dan de gemene, die de fraaiste is van kleur, maar zo goed niet van kracht.
| |
Remedien, die de Galachtige vocht sterker in den tweeden graad afzetten.
1. De Rabarber, die men in onze hoven heeft, en door den Schryver de Hippolapathum rrtundifolium, of de Pseudora-recentiorum wordt geheten. Dit is een Plant, waar van de bladen breder zyn, dan die der Bete; en schoon enige ze niet voor de ware Rabarber van vreemde Landen houden; ’t gezag echter, en de ervarenheid der vermaardste Geneesmeesters, heeft ons doen zien, dat ze de Gal zuivert door versterken, en openen. Men geeft ze in een Buikloop en Rodeloop van een dragma tot twe in aftreksel, en in substantie, gedroogd en tot poejer gestooten, tot een dragma. ’t Geen ik door ’t gebruik vernomen heb, is, dat zy wat minder Buikzuiverend is, en samentrekkender, dan de Rabarber van vreemde Landen; ook kunt gy’er meer van innemen.
2. Twemaal zo veel bloemen van kleine Santorie, als men met drie vingeren vatten kan, in twe glazen klare Melk op een pint gekookt; doende daar op ’t laast Zoethout by, om’er het bitter van te nemen, of de poejer dezer Plante, tot een dragma in zoet Pruimensap genomen.
3. Ik kan niet genoeg van de Bladen der Plante spreken, Gratiola. of ’t Kruid van Arme luiden geheten. Zy is een weinig krachtiger in haar werken, dan de Senne. Dit geschiedt mooglyk, om dat hare kragt volkomener in dit Land is, als die van de Senne, als zy verplant is. Gy zult deszels bladen groen, of droog in substantie, van een halve dragma tot een heele geven, en in uittreksel van een dragma tot twe. Gy kuntze veilig tot die menigte geven in ’t begin der derdendaagse, bastard, anderendaagse en daaglykse, en zelf in derdendaagse koorsen. Wat my belangt, ik heb nooit enig kwaad van deze Plant zien komen; want doet zy eens braken, ’t is met geen groot geweld. Enigen gebruikenze met voordeel, om de Klisteren, gedurende den Winter, wat aan te zetten, doende een weinig droge bladen van die Plant, met het gewone afziedsel der Klisteren koken.
4. Gy kunt nog met deze Plant van Gratiola een Siroop klaar maken, door een licht opzoden en afzieden van deszelfs bladen in een genoegzame menigte water; en na een sterke uitpersing haar geven, ter dikte van Stroop, met Honig, of Suiker; en gy zult vinden, dat twe lepels Stroop de Gal zachtjes afzetten; ene lepel zal voor kinderen genoeg zyn. Gy zult ze voor de Wurmen doen dienen, zo gy de bladen der Scordium, met de bladen van die Plant doet trekken om’er ene Siroop van te maken.
| |
Remedien, die de Gallige vocht in den derden graad afzetten.
1. De Scammonie, die van zes tot vyftien greinen wordt gegeven, wordt gemeenlyk in den damp van Zwavel bereid; maar gelyk de ondervinding doet zien, dat de Scammoni door hare scherpheid de Maag en Darmen dikmaal beledigt, en dat ze door hare hitte de koors veroorzaakt, zal zy beter worden gemaakt, zo gy ze laat koken met het Zoethout; dat hare hoedanigheid verzacht en matigt. Gy zult ze dus bereid geven met een lepel Stroop van bleke Rozen, welke gy met een glas Cichorei-water mengen zult; of gy zult’er van nemen twaalf greinen in poejer, met een half dragma Cremor Tartari, welke gy met een gekookte Appel geven zult, en daar na een verkoelend Nat. Gy zult u wagten van ’t te geven aan een heet en | |
| |
droog lighaam. Het dient voor al om de Gallige vochten, van afgelegen, plaatsen, te halen.
2. Zo gy een gemengd Middel wilt maken, om de Gal te zuiveren, zult gy een Afziedzel met de Wortels van wilde Cichorei, en de Bladen van ronde Zuring maken, met zo veel Bloemen van kleine Santorie, als men met drie vingeren kan vatten, waar in gy zult trekken zo veel bleke Rozen, als gy met drie vingeren kunt vatten.
3. Gy kunt een ander Middel bereiden, dat nog meer afgang zal maken, met twe dragmen van de Plant Gratiola, waar van wy spreken. Gy zult ze doen koken met zes zoete Pruimen, nemende ook de Pruimen met haar Nat in, dat tot de dikte van een Siroop gekookt is. Dit Middel is goed voor hun, die van allerlei soorten van Medicynen afkeer hebben.
Aanmerkingen. De afgangmakende Geneesmiddelen, welk we beschreven hebben, zyn de enigste niet, die loslyvig maken. Want de Klisteren helpen hunne werking bevorderen, door den Buik te bereiden, om ze te ontfangen, en dienen inzonderheid om te verkoelen, en maken de grove vuiligheden kwyt, waar van ’t ophouden vele ongemakken veroorzaakt, naardien, volgens ’t gevoelen van Hippokraat, een trage buik, ene verwarring en ontsteltenis in de natuurlyke huishoudinge maakt, en de andere werkingen ontstelt, makende een oproer in de deelen.
Zo men alleenlyk wil verkoelen in de grote hete ongesteldheden, zult gy een Klisteer gebruiken, van een half pint Oxikraat gemaakt, dat is, van een half pint water, waar in gy zes lepels Wyn-azyn zult mengen.
Zo gy al verkoelende loslyvig wilt maken, zult gy, een Afziedsel van Kaasjesbladen, bladen van Violieren, en Mercurialis maken met heldere Melk, doende daar by twe oncen Honig, of Olie van Lynzaad.
Zo’er ene grote opstopping is, zult gy het volgend Afziedsel nemen, en daar by doen, zo ’t Zomer is, zes lepels van ’t Sap van Mercurialis; en zo ’t Winter is, zult gy’er een half once goede Sennebladen by doen.
In winderige Kolyken, die vol Slym zyn, zult gy een Klisteer van ’t Afziedsel van de bladen van Salie, Alzem, Venkel en Kamillen-bloemen geven, doende daar onder zes oncen Braakwyn; inzonderheid, zo de pyn hardnekkig is.
Na de buikzuiverende Klisteren, zo de pyn blyft aanhouden, zult gy een Afziedsel maken, van een pint heldere Wyn, met de gedachte Bladen en Bloemen, op een half pintje verkookt, doende daar vier oncen Kamilbloemen by, of wel vier oncen Neuten-olie.
In Graveel-pyen zullen de Klisteren van een Afziedzel der Bloemen van Glaskruid, Sinecio, Violen, Venkel zyn, doende daar by twe oncen sap van Mercurialis, of zes drachmen Therebintyn in een dojer van een Ei gesmolten.
In ’t begin van ene Buikloop zult gy een afvagend Klisteer geven, van een Afziedsel van Gerst, Semelen en Bloemen van Kamillen, smeltende daar in twe oncen geschuimde Honig: maar zo gy wiltt, dat de Klisteren stoppende zyn, als de Buikloop blyft aanhouden, zult gy een Afziedsel maken van de bloemen van rode Rozen en wit Wollekruid, met Yzerwater, doende daar in geschuimde Honig smelten, met twe dojers van Eijeren.
Men bereidt, gedurende de Rodeloop een Klisteer van een halfpintje Melk, waar in men twe, of driemaal zo veel Lynzaad heeft doen koken, om de pyn te verzachten; smeltende daar in twe dojers van Eijeren.
De Zetpillen worden gemaakt met een once Honig, door koken dik gemaakt, en als dat gekoud is geworden, zult gy daar wat Zout by doen. Gy zult ten dien einde ook de schuim van Suiker, door koken dik gemaakt, gebruiken. Zo dit niet genoeg, om afgang te maken, is, zult gy’er vier-en-twintig greinen poejer van Koloquint by voegen- Voor kinderen is Zeep, of een stukje Peer gesneden en met Boter gemengd, genoeg.
| |
Remedien, die het Water in den eersten graad afzetten voor de Armen.
1. Het sap der Iris, of Lis en Violen, welke men in onse Tuinen heeft, als ’t eerst geperst en met een weinig Kaneel, of Citroen enkel gegeven wordt, ter gewigte van twe oncen, doende daar een weinig Suikers by; of wel gy zult het dik maken met een weinig Honig, en gy zult daar van geven een once. De Wortel van de zelfde Plant, in water gekookt, ’s morgens genomen, zet ook het Water door den afgang af. Enigen doen daar een weinig witte Wyn by.
2. De wortel der Plante, die men in Tuinen hebbende, gemeenlyk de Wonderbloem van Peru wordt geheten; ter gewigte van een dragma, of twe in aftreksel, of afziedsel van witte Wyn ingenomen, zet het water zoetjes af.
| |
Remedien, die sterker, in den tweden graad, het water deur afgang kwyt maken.
3. De Siroop van Nerprun, Rhynbezien, anders de Ramnus Kalharticus, is een goed middel, om ’t water deur den afgang kwyt te worden; zo gy ze, van een tot twe oncen, in witte Wyn, geeft. Zy wordt in evengrote hoeveelheid, uit de vrucht der Nerprun, en de wilde Vleer met Honig gemaakt; doende daar by op een pond Siroop twe dragmen van de poejer der wortel van wilde Galiga, of Kaneel.
4. De wortel van wilde Wyngaard, of Bryonia, zynde uit den grond gehaald en in een Kelder gelegd, geeft ons een water, waar van men twe oncen zal nemen, welke men met een weinig Honig zal laten dik worden; of neem twe oncen sap van de zelfde wortel, welke gy zult laten deurzygen en uitdampen, tot de dikte van een Extract. Deze Remedie is beter, dan die, welke men noemt de bladen van wilde Wyngaard.
| |
| |
| |
Remedien, die met kracht, in den derden graad, ’t water door afgang afzetten.
1. De wortel van wilde Komkommer, gedroogd en van twintig greinen tot een half dragma ingenomen, of in een treksel van ene tot anderhalve dragma, cn in afziedsel tot drie dragmen, verbeterende ze met een weinig Kaneel, of Citroenschel in poejer. Gy zult ze met witte Wyn geven, of met Alsemwyn. Maar het sap der vruchten van wilde Komkommer is in de Geneeskunst méér in gebruik. Dit Sap wordt dik gemaakt, en voor een der sterkste middelen gegeven, om water uit den Buik, en den gantsen omslag van ’t lyf te halen; als men het van vier tot tien greinen, in pillen, in een gekookte Pruim geeft; en, aangezien het de monden der aderen opent, zult gy ’t met de poejer van rode Rozen verbeteren.
2. De Boontjes van de Cataputia, van acht tot tien grein worden op ’t land veel gebruikt. Als ook ’t Zaad van de Palma Christi, die de Ricinus Americanus wordt geheten; en zelf ’t zaad der gemene Palma Christi, die in onze Tuinen wordt gekweekt: maar alle deze soorten van Remedien, moeten niet worden gebruikt; want de ondervinding leert, dat het zaad der Palma Christi, in ’t gaan deur de keel, aldaar een brand laat, en de einden der aderen opent, en ’t zaad der Cataputia is zo schaadlyk aan de Maag, dat men daar kwade uitwerkingen van gewaar word. Zo dat gy ziet, dat het niet genoeg zy voor de Armen, dat de Remedie ligt, en zonder onkosten gevonden wordt: Maar zy moet door de Medicynkunde zeker worden gegeven; en zonder dat het, zyn werk doende, enig déél benadeelen kan.
Gy moet in den Wynoogst een Druivennat, Rape by de Fransen geheten, maken, dat goed is, om alle de Ziekten der Armen te genezen, die van ’t Water komen, makender een klein vaatje half vol Vruchten en Beijen van de Nerprun en Hieble, van elks evenveel. Hebbende’er daar na witte nieuwe Wyn op gegoten, eer dat zy gewerkt heeft, om ’t voorts vol te maken. Gy zult het daar na dicht toe sluiten, en’er telkens een glas vol van gebruiken, naar dat de Geneesheer ’t zal goed vinden, die u niet zal nalaten, uit liefde voor te schryven, ’t geen u goed is.
Zo gy wilt een Remedie hebben, dat samengesteld ’t Water afgezet en de Waterzucht geneest; bedien u van de Magistrale Stroop, waar van gy, twe, of driemaal in ene week, drie oncen met een glas witte Wyn zult geven, of een afziedsel van de wortel van Paarden-bloemen, waar in gy somwyl twe dragmen Senne zult laten trekken.
| |
’t Maken der Magistrale Stroop.
Neem een once van de bruinblaauwe Lisbloem, een half once van de middelbast der Fleer, en een once spruitjes van de wilde Fleer; doe dit in drie mutsjes water koken op een halfpintje; en dit hebbende deurzygd, doe ’t schuimen en koken met een pond Honig. Doe daar op ’t laatst een once Sap van Iris by, twe dragmen Kaneel, of van de wortel van Suiker in poejer by, om’er een Magistrale Syroop van te maken, die men ten gebruike bewaart.
| |
Pis-afzettende Remedien.
De Zweetmiddelen hebben veel gelykheid naar de Pismiddelen, want de Zweetmiddelen bevorderen de Pis, zo de Nieren verhit, en de huit verdikt word; en brengen zweet voort, zo de Nieren koud, en het vel dun is. Wy onderscheiden niet te min alhier de ene van de andere, en erkennen, dat’er twe soorten van Pismiddelen zyn, de ene eigentlyke, die heet zyn en droog in den derden graad, die tot de aders toe deurdringen, en ’t waterige Bloed van ’t grover scheiden, om ze door de Piswegen af te zetten, gelyk de wortels der Venkel, Pieterselie, Prangwortel, Aspersies, de bladen van Kwendel, en Parelzaad, de zaden van Komyn, Keulen en Seldery.
De oneigentlyke Pismiddelen hebben zo veel hitte niet, noch zyn zo doordringend; zy zyn bekwaam om verstoppingen weg te nemen, zelf in de koorsen, gelyk de wortels van Aardbeijen en Zuring, de bladen van Glaskruid en Haverkruid, ’t zaad van Kauwoerden, van Water-meloenen, Meloenen, Mineraal kristal. Van deze middelen kan men bekwame Afziedsels maken.
| |
Braak Remedien.
De vocht, die door afgangmakende Middelen niet heen gaat, wordt menigmalen door Braakmiddelen weggenomen, als de neiging der natuur, de hoedanigheid der vogt, en van ’t jaar, een schielyke gemaklyke en veilige verandering maakt: want het is zeker, dat de gallige vocht gemaklyker door braken weg gaat, dan de ander; dat de Zomer, onder alle de déélen des jaars, de bekwaamste is; en dat zy, die aan de Borstkwalen onderhevig zyn, met meerder moeilykheid en gevaar braken, dan anderen.
Wy merken in Braakmiddelen, gelyk in de Buikzuiverende middelen drie trappen aan, waar van we boven hebben gesproken.
| |
Braakmiddelen, die zachtjes in den eersten graad doen braken.
1. Een halfpint Water met vier Rammelassen, die gestampt zyn, gekookt op een mutsje, en daar drie, of vier lepels Olyven-olie by gedaan; na den eten laau gegeven, twe oncen sap van Ramenas, met een glas laau Gerstenwater gemengd, voert het zelfde uit.
2. Een pintje met Azynwater (Oxycraat), waar op een lepel drie, of vier Wynazyn is gedaan, een groot glas vol enkeld Honigwater, gemaakt van twe pinten Water, en vier oncen Honig, tot schuimens toe gekookt.
3. Gy zult twe oncen Honig en Azyn met een | |
| |
glas laauw water ingeven. Om die gehonigde Azyn Oxymel te maken, doet men twe pond Honig koken, ze schuimen, daar van tyd tot tyd een pond witte Wynazyn by doen, tot dat zy dun genoeg is.
4. De bloemen van Spaanse Kappers, welke we in onze Tuinen hebben, in een glas water, ter zwaarte van twe dragmen, getrokken. De takken van de zelfde Plant, ter zwaarte van een half once gekookt zynde, geeft men ’t afziedsel in een vet Vleesnat, om te doen braken.
| |
Braakremedien in den tweden graad.
1. Een halfonze van de Hazelwortels in een half pint Gerstewater gekookt, op een mutsje; of het afziedzel van twaal bladen van de zelfde Plant, met het zelfde water, of het zap van de zelfde bladen met een glas laauwe witte Wyn.
2. De wortel Gratiola, of Cyclamen, in substantie ter gewigte ener halve dragma in een vet Vleesnat, of getrokken in witte Wyn, of van Honig en Water tot een dragma gewigts toe.
3. De poejer van Komkommer, of Meloenenwortel, tot een dragma in een goede vocht ingegeven.
4. De schors der wortel van de Vlier, of wilde Vlier, ter gewigte van een dragma in een vet Nat, waar in gy zult hebben doen koken een weinig Citroenschil. ’t Sap van de zelfde wortels in een bekwame vocht, van twe tot drie dragmen ingegeven. De bloemen van de wilde Vlier, of Genist hebben de zelfde eigenschappen.
5. ’t Zaad der Colutea, of Lombartse Linzen, welke men in de Tuinen fokt, in substantie gegeven, tot twe dragmen in een genoegzame menigte van Honigwater.
| |
Remedien om in den derden graad te doen braken.
1. Drie oncen van gedestilleerde Azyn met kruim van Roggenbrood doen sterk braken. Dit wordt met voordeel in afgaande koorsen gebruikt, die hardnekkig zyn, als men het in ’t begin ener koortze ingeeft.
2. De witte Vitriool in een vet Vleesnat ingegeven, van een halve tot een hele dragma, doet sterk blaken, zonder de Maag kwaad te doen; zo gy ’t met wat Citroenschel verbetert. 3. ’t Sap van wilde Komkommers, ’t welk gy’er met het steken der Vrucht hebt uitgehaald, in witte Wyn, van vier tot acht grein, met een weinig Citroen gegeven.
4. De wortel van witte Elleborus, welke een gantzen dag in wat Rosen-azyn getrokken is, gedroogd, en ter zwaarte van twaalf greinen in een Kwe-appel gedaan, doet braken, zo gy de Kwe-peer perst, en ’t sap in een Vleesnat doet, of in een glas Wyn-klaret.
5. De Plant van de Nicotiana, of de Tabak, die tans in onze Tuinen geteeld wordt, is een krachtig Braakmiddel, zo gy acht, of tien bladen op het water laat koken dat gy geven zult, als zy na ’t koken getrokken zyn. ’t Sap van de zelfde bladen van ene dragma tot twe in Vleesnat, of witte Wyn gegeven, voert het zelfde uit. Niet, dat het niet na de verscheidenheid der luiden verscheidentlyk werkt? Want de Tabak doet den enen braken, den anderen afgaan, slapen en waken; niesen en klieken, dronken en nuchteren maken; zo dat het een proteus der Medicynen is: maar een byna algemeene Remedie, om dat gy uit die Plant trekt, een zure geest, tegen de ziekten der Borst, en de verstopping; ene olie tegen Wonden; een zout tegen hardnekkige Zweren, dat ook een sterk Ontbindmiddel is tegen ’t geen na andere middelen niet luistert.
| |
Zweet Remedien.
IV. De Zweet Remedien zyn zulke, die de Zweetgaten ontsluiten, en daar door een dunne vocht doen voortkomen, die in ’s mensen lighaam wordt opgesloten.
De eigentlyke Zweetmiddelen zyn de Seldery, de Angelika, de Klitwortel, de Jenever, Laurier, Palmhout, dat nergens in voor de Gajak wykt, om de Venusziekte door Zweeten te genezen. De bladen van Kervel, Gezegende-wortel en Schurft-kruit, doen ook zweeten.
De Zouten uit de Planten gehaald, waar van men spreekt, brengen met nog veel méér kragt het zelfde voort. Voor al de Zouten van Alsem en Esse, Zo gy ’t geeft van tien tot twintig greinen in witte Wyn. De Antimonium diaphoreticum, gaat ook voor een goed Zweetmiddel: Maar de ondervinding zal u doen zien, dat’er geen krachtiger zy, dan de zure geest van Jenever, waar van gy elders de bereiding zult vinden.
Men heeft ook aangemerkt, dat het Jeneverhout alleen een wonder goed Zweetmiddel is, en ik weet door ondervinding, dat’er een zekere versterkende Balzem in is, die de wortel van de Kina te boven gaat. Want zy laat een zekere kracht aan de zenuwdeelen-
| |
Bereiding van een Zweetmiddel met Jeneverhout gemaakt.
Neem van twe tot drie oncen Jeneverhout. Doc het koken in drie halve pintjes water op een pint; doe’er by een halve pint Wyn; als’er geen koors is, zult gy altemets van dit Afziedsel doen nemen. Gy zult u ook gelukkig van ’t volgende bedienen.
| |
Andere bereiding van een Zweetmiddel.
Neem Palm- en Laurier-boomen-hout, van elk een once. Sny het aan stukken. Laat alles trekken in anderhalfpint water, een dag lang, en ’t daar na op ene pint verkoken; doende daar op ’t laatste by Kervel, en een weinig Citroen-schors, om’er t’elkenmale een groot glas vol, van zes oncen, | |
| |
in eens van te nemen, dekkende uw zelf meer als uwe gewoonte is, en doende Bottels met warm water onder de voeten en oxels leggen, om u aan ’t zweet te helpen. Zo men niet te heet van aart is, kan men by dit Zweetmiddel nog voegen twe glazen witte Wyn.
De zure Geest, door Stookkunst uit het Palmhout gehaald, ’t welk ’t Gajak van Vrankryk is; verdryft zo wel, als dat buitenlandse hout, alle rottige vogten door middel van zweeten, en de onzichtbare deurwaasseming uit. Dit verricht ook de Olie, van het zelfde hout gemaakt; zo ’t weder wordt overgehaald, ’t weêrstaat, daar by aan ’t verderf der déélen. Men geeft het van twe druppen, tot zes, in een glas water van ’t afziedsel der wortel van Wyfjes Varen, of witte Wyn.
Enige doen met voordeel zweeten, door overgehaalde Brandewyn; welke ze doen in twe kleine potjes, die ze aansteken onder het ontvangen van den damp in een kleine Bak, of Tobbe. Deze damp doet zo schielyk en overvloedig zweten, dat zy wonderen ter genezinge van Lammigheden en koude Ziekten doet, die hun verblyf in ’t lighaam hebben.
Gy zult een wonderbaar Zweetmiddel hebben, dat ook zonderling tegen de Pest is, zo gy de wortels der grote Klitwortel, Bardana Major den tyd van 24 uren laat trekken, met de Angelica, en de middelschors van Essenhout, van elks een pond, in witte Wyn, en Azyn, van elks een pond; en het daar na laat destilleren in een Mariebad, om’er op enen reis ene lepel vol van te nemen.
De Armen kunnen zich in Lamheden en zwakheden van zenuwen, gemaklyk doen zweten, zo de Zieken zich in den droessem van Druiven zet, die de Wynpers hebben uitgestaan; voor al ten tyde van den Wynoogst, of een weinig daar na; en ten allen tyde, zo zy in een Tobbe, of Vat den damp van de wortels en bladen van de wilde Fleer, en Alsem ontfangen, gemaakt met witte Wyn, doende daar op ’t laatst een weinig Wyn-azyn by.
| |
Andere bereiding van een uitnemend Zweetmiddel.
Doe een once Zout van Wynsteen in een pint Brandewyn smelten, over klein vuur. Laat het gesmolten door een graau papier zygen; en bewaar het in een Bottel. Aan de andere kant sny een once Opium aan kleine sneedjes, die gy in de lucht, of over warme As zult laten drogen. Ze daar na in kleine stukjes hebbende laten snyden, zult gy ze in een Bottel doen, en daar een pint Brandewyn op gieten. Gy zult de Bottel met Lywaat en een Blaasje stoppen, en zetten ze, zo ’t Winter is, vierentwintig uren in de Zon. Als ’t genoeg is getrokken, zult gy de vocht deurzygen, gelyk boven; en de twe Aftrekzels by een hebbende gedaan, zult gy ze in de Zon, of een zachte warmte zetten, den tyd van zes, of zeven uren. Daar na zult gy deze vocht door een dubbel papier zygen, en zo dikmaal deurzygen, als’er nog bezinkzel van komt. Dus de zuivering van uwe vocht gedaan zynde, zult gy’er een half once Saffraan by doen, en acht, of tien greinen Zout van Paarlen, als gy ’t neemt.
Gebruik van dit Middel. Eer men dit Aftrekzel gebruikt, moet men eens, of meermaal den Buik zuiveren, om de groofste vuiligheden eerst kwyt te worden.
| |
Purgeer Pillen.
Neem fyngestampte Jalappe een half dragma; Cremor Tartari ene scrupel. Dit onder een gemengd, met een genoegzame menigte losmakende Rozestroop tot een lighaam zynde gemaakt, zult gy den Zieken nuchteren doen innemen.
| |
Ander Purgeermiddel voor de zwakke gesteldheden.
Neem de Hars van de wortels der Jalappen, tot twintig, of vyf en twintig grein, Cremor van Wynsteen in fyne poejer, tien, of twaalf grein; breng ’t alles te gader tot een lighaam, en doe het den Zieken nemen, gelyk boven. Zo de Zieke afgang heeft, moet men hem den Buik niet zuiveren; maar hem alleen een Zweet Tinctuur ingeven.
| |
Order, die men in het gebruik van deze Remedie houden moet.
Men moet ’s morgens den Buik zuiveren, des avonds van den volgenden dag eet men weinig, en neemt, als men na bed gaat, van ene lepel tot twe van de Tinctuur, boven genoemd, in witte Wyn, of ene andere wel toegemaakte vocht. Men geeft’er kleine kinderen niet meer van, dan drie, of vier druppen, met de Melk der Borsten gemengd, welke ze zuigen. Men moet ’s nachts niet anders nemen, dan een lepeltje Wyn, zo men nodig heeft den mond enigermate te verfrissen. Den volgenden dag ’s morgens moet de Zieke een gebrade stuk Brood met wat Wyn en Suiker gebruiken, en dekken zich wel om de deurwaasseming te bevorderen. Zo het Zweet overvloedig is, zult gy hem van Lywaat veranderen, doen opstaan, en hem te eten geven; maar dien dag niet laten uitgaan. Den volgenden dag zal men nog eens den Buik zuiveren, en nog eens ’t zelfde Zweet Tinctuur geven. Men kan dit Zweetmiddel driemaal herhalen; houdende altyd de orde, welke we aantekenen.
Dit Middel is hartsterkende, slaapverwekkend, goed tegen allerleije soorten van Koorsen, Hoofdpynen, Afgang, Bloedgang, Kolyken, Zinkingen, zwakke Zenuwen, Braken, Opstygingen, Borstkwalen, en Tandpynen.
Men bezadigt de pyn der Podagra, als men ze zagtjes met de Veder van een Pen, die in deze Tinctuur is nat gemaakt, op de plaats strykt, daar men de pyn heeft. | |
| |
Om de Tandpyn te doen bedaren, neemt men ene lepel van de zelfde Tinctuur in de mond, en houdt ze daar een kwartier uurs, of daar ontrent, in; houdende het hoofd overhangende na de zyde daar de pyn is, en dit herhaalt men tot dat de pyn weg is.
| |
VI. Pynstillende Remedien.
De Pynstillende Remedien, en van den eersten rang, zyn die, welke door een zachte warmte, die naar de natuurlyke gelykt, ene gematigde vochtigheid en fyne zelfstandigheid hebben, die in de déélen indringt, dezelve weekt, natuurlyk warm maakt, en door dat Middel de pyn bedaren. Dat soort van Pynstillende Remedien legt men van buiten op de Pynlyke deelen, als de Lely-bollen, de wortel van Heumst, Violen, en Fleer, ’t Lynzaad in Melk gekookt, de dojers van Eijeren, de Longen van Dieren warm opgelegd, de slym van Lynzaad en Polium, als ook de Olien der bloemen van Wolle-kruid.
De Remedien van den tweden graad, die Slaapmakende genaamd worden, en een zachten slaap verwekken, de scherpte der dampen verzachten, zyn de zaden der Latue, de Huislook, de Violen-bloemen, en die der Plompen, waar van men een Afziedsel neemt, als men gaat slapen.
| |
VII. Pynverdovende Middelen.
De Pynverdovende Middelen zyn zulken, die door ’t verwekken van den slaap, ’t scherp gevoel benemen aan ’t deel, waar onder wy de wortel en bladen van de Hyoscyamus, de wortel van Mondragora, de bladen van de witte Manekop, de Solanum somniferum, en de bloemen van de witte Manekop tellen, waar van men de Siroop, Diacodium geheten, maakt, welke men tot een once toe, geeft in een Afziedsel van de bladen van Latue, en de bloemen der Nenuphar, of wit van een Ei, om slaap te verwekken.
Maar onder de Pynverdovende Middelen vind ik’er geen beter, noch dat minder kost, dan de Opium, die men bereid hebbende, Laudanum noemt; waar van men de wonderbare uitwerkingen gewaar wordt. Zy maakt enen zachten slaap; Zy is goed in de droge Hoest; zy doet het Klieken ophouden, en alle onmatige Bloedvloejingen, als ook grote ontlastingen, den Buikloop, Rodeloop, en zy heeft zo veel kracht, dat zy de hevigste pyn schynt te betoveren, schoonze voor andere Geneesmiddelen niet week.
| |
Hoe men de Opium gereed maakt, om slaap te verwekken.
Neem een once Opium, die hare vereiste hoedanigheden heeft, doe ze op een warme Pan, of een blanke yzere plaat over een Fornuis drogen, tot dat’er gene waassem meer uitkomt. Gy zult ze daar na doen in een Schotel van bland Yzer, of Tin, met een goede Roze-azyn, die’er twe vingeren breed op staat. Gy zult het laten smelten over klein vuur, en op ’t laatst daar een dragma poejer der wortel van Angelika, of wilde Galega by doen, en maken’er kleine pilletjes van, van twe drie en vier greinen elk. Deze Remedie geeft men in die menigte, als men gaat slapen, in een gekonfytte Kers, gestoofde Pruim, of een weinig dunne Conserf van Rozen.
Deze bereiding der Laudanum, zo gemaklyk te maken, is voordeelig in ’t gebruik; want daar door zult gy de bitterheid matigen, den reuk’er aan benemen, en dat vermogen, waar mede ze ontstekingen maakt.
Maar, gelyk ons Heulsap, of Opium, of Meconium, altyd de tekenen van deugd niet heeft, welke een kunstenaar wel zoude wensen; zo maakt men een opium, of Laudanum, uit een tamme plant gehaald, welke we in onze Tuinen telen, ten dienste der Armen, die voor de uitheemse niet zal wyken, en waar van ’t gebruik zekerder gaat, en meer na onze hoedanigheid geschikt is, om dat zy niet is vervalst.
| |
Bereiden der Slaapbollen tot een Opium.
Neem vyftig Slaapbollen, of daar ontrent, op ’t eind van de maand Mei, als de Slaapbollen met rode en bonte bloem gewoon zyn open te gaan; stampze in een Marmore Mortier met een houten stamper, en doe ze in een Fiool met goede witte Wyn, die twe vingeren breed daar op staat. Gy zult het laten trekken, den tyd van vyftien dagen, op een Mariebad, of heete as, tot dat die vocht rood is. Gy zult daar na die stof uit de Fiool halen, om ze in een Lywaatzakje te doen, en uit te persen; doende ze in een Dampbad in een destilleerketel, waar in gy een harsachtige stof zult vinden, die ene wonderlyke Opium is, welke gy met zekerheid zult gebruiken, van twe tot vyf greinen toe, allengskens opklimmende.
| |
Raad voor Lééraars en andere liefdadige luiden aan den Armen.
VIII. Een liefdadig man, en die toelegt om de Zieken hulp te doen, hebbende gezien, dat verscheiden luiden veel zouden lyden en zelf sterven, om dat ze in hunne ziekten door gene Remedien waren geholpen, die hun voor niet gegeven worden; en hebbende vernomen, dat zy, die deze Middelen gereed maken, daar zo groot een geld by winnen, dat gantse huisgezinnen van arme luiden daar gantse jaren van zouden kunnen bestaan; hebben, zeg ik, deze liefdadige luiden, welken de elende den armen aan ’t hart gaat; maar in die huisgezinnen geraakt zyn, om dat ze niet in tyds voor niet zyn bygesprongen, enen voornamen Geneesheer verzocht een zachte Remedie bekwaam voor elk te maken, en dat zo kon gegeven worden, dat het elk kon innemen; en bekwaam en dienstig waar voor een groter getal van ziekten. Die vermaarde Geneesheer heeft zyn | |
| |
werk gemaakt van zo ene Remedie toe te stellen. Men heeft het enige maanden lang aan vele personen uitgedeeld, en ’t gevolg is gelukkig geweest, gelyk men uit de Lyst der Genezen ziet. Dit Geneesmiddel is van een zonderling vermogen, om de natuur te versterken, en de kwade vochten door de bekwaamste wegen af te zetten.
Maar in welke Ziekte moet ze gegeven worden? Men zal door de verhalen weten, welke men heeft doen drukken, dat men het kan met zekerheid aan allerlei soorten van Zieken, bekenden en onbekenden, kleinen en groten geven.
| |
IX. Algemene Remedie van den vermaarden Heer Dubé, Doctor in de Medicynen, uit zyn Boek gehaald, ’t geen den naam draagt van de Geneesmeester der armen. Zie daar ’t geen hy daar van zegt.
Ik heb gemeend, dat de rechtvaardigheid en liefde, die ik den armen schuldig ben, my verplicht, om dezen korten Inhoud van zo uit- als inwendige Geneesmiddelen, ten dienste der armen van het Land, te maken, die aan hunne elenden en ziekten ten prooi worden gegeven; op dat zy, welke God ’t hart opent, om daar in een begeerte te verwekken, om hen by te springen, een gemaklyk Middel mogen vinden, om’er alle nodige Remedien, zonder veel onkosten voor gereed te maken.
Zo myne wensen plaats hebben, zullen de Mevrouwen, door den geest van liefde bezield, met ene zuinigheid, die tot nog toe zonder voorbeeld was, dit werk ondernemen, en van vyf, tot vyf mylen in een Dorp een verstandig en liefdadig man aan stellen; die, geleid door een Geneesmeester der armen, aan de zelve van twe, tot drie mylen ver Geneesmiddelen voor niet zal uitdéélen, volgens ene orde, die op verscheiden plaatsen, zederd enige jaren gehouden is.
| |
’t Maken van den Medicinalen Déég.
Een der voornaamste voorgestelde Remedien, is de Medicinale Déég, die tot hier toe by sommigen voor een groot geheim wordt gehouden, dat men niet wilde ontdekken. Om den Medicinalen Déég te maken, zult gy Potaarde nemen, een once, of anderhalve, meng daar mede een half once bereid Spiesglas, of Crocus Metallorum tot poejer gestampt. Dit met een gemengd hebbende zult gy ’t des Zomers in de Zon, en des Winters by een zacht vuur, laten drogen.
| |
Hoe men dezen Medicinalen Déég gebruikt.
Om ze te gebruiken, zult gy ze laten koud, in een dubbel Linnen doekje gewonden, in een kleine aarden pot van een pint witte Wyn, of Klaret, Parysse maat, den tyd van vier en twintig uren, laten trekken. Gy zult’er elk, naar zyne krachten, van geven, te weten aan de Kinderen van een tot twe jaren ene lepel, van drie tot vyf jaren twe lepels vol, en dus naar gelang tot de zeven jaren toe, wanneer gy ze vier lepels zult kunnen geven; en opklimmende zult gy zeven lepels kunnen geven aan zulken, die den ouderdom van vyftien jaren, en daar boven, hebben beklommen; gy zult voor de sterkste tot tien lepels toe komen, die byna de helft van een Parys pintje uitmaken, dat acht oncen weegt, onder voorwaarde dat gy deze laatste nog geeft twe lepels vol in ’t eerste Vleesnat, dat men altyd zal geven, een uur na dat men het heeft ingenomen. Gy kunt’er wat Suiker in doen, als gy ’t innemen den Kinderen gemaklyk wilt maken.
Deze Wyn, die door braken en afgang zuivert, wordt met voordeel voor ’t komen der alledaagse, anderendaagse, dubbelde anderendaagse, derdendaagse koorsen gegeven: maar men moet ze niet geven, gedurende de gedurige koorsen, als op den tyd van haar afgaan, en niet van hare verdubbeling. Zo gy u daar van met voordeel wilt bedienen, zult gy, zo veel u mooglyk is, ’t laten doen gebruiken, om de hitte te verminderen, in ’t byzonder in de gedurige koorsen met het gebruik van dit Geneesmiddel, en zelf zult gy den Buik los houden door Kruidnatten, Zetpillen, Klysteren.
Buiten de ziekten, waar van we spreken, is deze Wyn zeer dienstig, om Hoofdpynen te genezen, Dofheden, Trekkingen, Apoplexien, Slaap- en Vallende-ziekten. Maar zy geneest inzonderheid de ziekten van den Onderbuik, als het Slym en winderig Kolyk, de gelue, de verstopping van Lever en Milt. Zy dryft de Wurmen der Ingewanden en Mage weg, en doet de Stonden der Vrouwen voortkomen; als ook reinigt zy de Kraamvrouwen; voor ’t overige kunt gy dezen Déég laten weeken, zo veel u behaagt in een Parys pintje Wyn, en zy zal niet scherp worden. Zy kan een jaar goed blyven; en door dit Middel zal men in staat zyn, om drie honderd arme luiden te laten buikzuiveren. Men haalt ze somwyl uit de Pot om ze in de schaduwe te drogen.
| |
Purgeerpoejer.
X. Gy zult ook voor ’t gebruik der armen een Purgeerpoejer houden, waar van gy zes, of zeven gersten greinen zwaarte zult nemen, voor een kind van vier, tot zeven jaren; voor hun die van zeven tot vyftien jaren oud zyn, geeft men van tien tot twaalf grein; en voor alle andere van vyftien tot dertig grein. Zy dient ter genezingen van de zelfde ziekten, waar van we boven hebben gesproken, en inzonderheid voor de Opgeblazenheid, waar voor het in ’t byzonder dienstig is. Gy zult ze ingeven met wat witte Wyn, of met ’t vlees van ene gebrade Appel.
Gy zult u van ’t gebruik van die Poejer zo wel onthouden, als van de ondergenoemde Wyn, in alle de ziekten der Borst, als kuch, Pleuris, waar in ontsteking is. Zwangere Vrouwen zullen ze niet, dan met omzichtigheid gebruiken, en zorg dragen van ze aan imand in Buik-, of Rode-loop te geven.
| |
| |
| |
Bereiding der Purgeer-poejer.
Deze Poejer wordt van een once Jalappe, met een half once gomme Gutte gemaakt, met den anderen gestampt, gemengd, bewaarze ten gebruike.
Zo gy deze Poejer gemaklyker en zekerder gebruiken wilt, trek twe dragma Sennebladen in een glas water, en laat’er acht, of tien greinen van die Poejer in weken.
Gy kunt ook met vrucht de Slaap-poejer in onmatige Buikloop, Rodeloop, Slaaploosheid en Kugchen gebruiken; want zy houdt de Zinkingen op, bedaart de pyn, en doet zachtjes slapen.
Gy zult de Slaap-poejer gereed maken met drie greinen, gestoten wilde Galga, en een grein Opium, of Laudanum; gy kunt twe, of drie grein Opium geven, zo een grein niet genoeg is.
De poejer van Angelica wordt gemaakt van de gedroogde en gestampte wortel van die Plant; Zy verbetert de koude ongesteldheid van ’t Hoofd en Maag; verdryft de Winden, en versterkt de verzwakte déélen. Men geeft in eens van acht tot tien greinen in een lepel Wyn. Gy kunt het op ’t eind van een afgaande koors geven, om te doen zweeten, gelyk ook in ’t begin van de koorts, om de huivering voor te komen.
De Alsemwyn heeft de zelfde eigenschap. Men maakt ze door de bladen van Alsem in witte Wyn op heete as te doen trekken.
De poejer van de Sennebladen wordt voor hen gebruikt, die wat teer zyn, als Kinderen, Oude luiden, zwangere Vrouwen, en in kleine ziekten.
De Inlandse Rabarber zal in onze Hoven worden geteeld, en de wortel zal ten gebruike der Armen bewaard worden. Hare hoedanigheid is als die van de Sennebladen.
| |
XI. Hoe men de Pastoors-Remedie gebruiken moet. Men noemtze Pastoors, om dat zy gemaakt wordt ten dienste der Heren Pastoren.
De grootste Deegen dienen voor de Vrouwen, en Mans, en de kleine voor de Kinderen, en teere luiden.
Zy, die vreezen te braken, of om de ongemakken van dit Geneesmiddel te hebben, zullen een Vleesnat, een uur voor ’t innemen, gebruiken, en twe uren na ’t innemen, een ander. Zo men ziek is, zal men Natten op den gewonen tyd gebruiken. Ik zeg zo men ter degen ziek is: want die Remedie kan by vooraaat worden gebruikt, of als men enig ongemak gevoelt.
Zo men gene Natten heeft, zal men dikmaal een Gerstendrank nemen, en zo men moet braken, en walgachtig is, zal men twe, of drie drie lepels laauw Vleer-nat, of Gersten-nat nemen. Zo de Deeg te hard is, zal men ze laten smelten in een lepel nat, of een vocht, die men wil, en nemen ze daar na in.
Zo men met een anderendaagse, dubbelde anderendaagse, derdendaagse, gedurige, kwaadaardige, of purper-koors gekweld is; is ’t goed deze Remedie te gebruiken, voor dat de koors komt, of als de dubbelde koors, afneemt; en geneest zy in eens innemens niet, zal zy ’t de twede en derde reis doen.
Als de ziekten groot zyn, of dringende, en ’t moeilyk is, bewogen te worden, moet men anderhalf en twemaal zo veel nemen, zonder vrezen.
Deze Remedie is zonderling voor de Waterzucht, de Apoplexien, en de aanwassende Lammigheden.
Men zal’er de Hoofdpynen, Schele-hoofdpynen, Duizelingen, Donkerheden, Zinkingen, Verkoudheden, Schurften, Zeerheden, en de Ziekten der kleine Kinderen en Vrouwen mede genezen.
Deze Remedie heeft dit zonderling dat zy het Bloed zuivert. ’t Is niet nodig een ader te openen.
Men zal die Remedie niet geven aan die in doods nood zyn, want dat zoude wezen in ’t water loopen als het huis verbrand was.
Onder de Pastoors koekjes zyn gesuikerde, men kent ze aan hare witheid, zy zyn voor kinderen, of voor zulke, die van Remedien niet houden en lekker zyn.
| |
XII. Uitwendige Remedien.
’t Is nodig, dat hy, die uit liefde der Armen Remedien wil geven, gedurig in zyne Kelder, of ene andere plaats een kleine Tob houdt, die een derde vol levendige Kalk is, waar op dertig pinten, of daar ontrent Rivier-, of Wel-water zal worden gegoten, om ’t vol te maken, op dat men met dit Verdroogmiddel de Zweren, alle de besmettingen der huit wasse, die daar door genezen worden. Zo’er hardnekkige Zweren zyn, die voor dat Kalkwater niet wyken, zult gy een pint van dat water nemen, waar in gy een dragma van sublimatum Corrosivum gestoten doen zult, om dat water in een aarde kan te bewaren. Dit geneest niet alleen hardnekkige Zweren, maar zelf het Koudvuur.
Gy zult ook nog ene andere poejer bewaren met twe dragma wit Koperrood, en een dragma gestoten Spaansgroen, gemengd en gezift; en op deze stof, in een aarden pot gedaan, zult gy drie pinten gekookt water doen. Men moet het water met een stokje roeren, als gy ’t wilt gebruiken.
Dit water geneest oude Wonden en Zweren, ’t Verbrandde; Voort-etend Schurft, Roos, en Krausel.
Gy zult pluksel in dat water doopen, en ’t op het aangedane deel doen, en daar over een groot Lywaat, drie vier dubbeld, nat gemaakt, daar over heen leggen, en zorg dragen, dat gy ’t verandert, als het droog wordt. Zo het pluksel voor ’t afnemen aan de Zwering vast is gebakken, zult gy ’t met een ander Lywaat nat maken, dat in water nat is gemaakt; en zult het’er zonder pyn afnemen.
Dit Water is nog zeer dienstig om Ontstekingen en Vlekken in de Ogen te genezen, als men ze van | |
| |
buiten wast, en het by een drup t’evens in de hoek van ’t Oog laat druipen. Zo dit Water voor de Oogen en Wonden te scherp was, zoud gy ’t er af kunnen doen, en mengen’er wat gemeen water onder. Wat de Wonden belangt, gy zult ze, die vuil zyn, met rode Wyn en laauwe Olie zuiveren, en daar na zult gy ene Digestief, met twe lepels Honig, gebruiken, twe lepels Meel van Boonen, en twe dojers van Eijeren, welke gy met den andere zult mengen, om de Verzweringen te genezen. Deze Remedie zal ook tot een Pap dienen, om de pynen der Gezwellen te matigen, en te ontbinden die der Borsten.
Zo deze voorgeslagen Middelen niet genoeg zyn, zult gy’er anderen by dat Middel doen, om het aan armen op bekwame tyden en plaatsen te geven. Eindelyk om tot mildadigheid hen aan te zetten, die hun best doen om spyzen te bezorgen, en Geneesmiddelen voor de armen, bid ik hen, zich te laten overtuigd te worden, van deze waarheid, dat de Zaligmaker de armen in zyne plaats gesteld heeft; dat God de ryken heeft gesteld, op dat ze vergeldinge ontfangen van een getrouw bestuur en veelvuldige uitdééling van hunne goederen jegens de armen, die te eniger tyd in ’t óórdeel de ryken zullen zaligen, of doemen, dat zo de arme bid, de ryke geven moet; en dat het aan God staat den enen en den anderen te kroonen, den armen om zyne lydzaamheid, den ryken, die ’t beeld van enen weldadigen God, en ’t deel van zyne kinderen is, om zyne barmhertigheid. Alles wat wy zeggen is van Mr. Duret, een vermaard Geneesheer, waar op men zich kan verlaten.
| |
XIII. Remedien voor zieken van allerlei Kostwinning.
Voor de Drukkers.
De ziekten welke zy krygen zyn zeer gevaarlyk; hun werk is ’t zelfde niet, als van de Zetters, die gedurig zetten, en gedurig ’t oog op ’t schrift hebben. Deze zyn gedurig een zittend leven onderhevig, en lopen, wegens hun gezicht gevaar. De andere die den Inkt op letters doen, of aan de Pars staan, en gedurig staan blyven, krygen ene zwakheid in de Nieren, en vermoejen het gantse lighaam. Voorts de warmte van de Kagchel, zonder welke ze, gedurende den Winter, niet konden werken, maakt hen aan Zydwee onderhevig, aan Long-ontstekingen, en andere Borstkwalen. Om zich voor alle die kwalen te bewaren: moeten de Drukkers hunnen arbeid matigen, enigen tyd rusten van hunnen arbeid; en nooit uit hunne Drukkeryen gaan voor dat ze wel gekleed, of gemanteld zyn. De Zetters moeten Conserven gebruiken, en van tyd tot tyd eens opkyken, vryven zich de Ogen somtyds eens zachtjes met de hand om de geesten op te wekken, en wassen ze somwyl eens met het water van Ogentroost, Violen en dergelyke.
| |
Voor Schryvers, Copisten en Secretarissen.
Gelyk zy gedurig zitten en voor-over op hunne Maag, de Lever, en Mild leggen, en de zelfde drukken, als zy bezig zyn; en zy daarom dikmaal over een zwakke Maag, en verstoppingen van Milt en Lever klagen, en ene ontsteltenis van ’t gantse lighaam, zo maakt de gedurige spanning der trekkeren van de hand, menigmaal een Kramp en doofheid, die allengskens hare kracht verliest. Eindlyk, ’t gedurig strak houden van ’t gezicht, en ’t voor-over houden van ’t hoofd, maakt veeltyd pyn in ’t hoofd, zinkingen en vloejingen op de Ogen, en andere ziekten, die door de oplettenheid, welke de Secretarissen moeten hebben, verméérderd worden, om de gedagten te volgen van hun, die hun voorzegt.
Om deze ongemakken voor te komen, moeten de Schryvers een matige lighaams-oeffening houden, met voorzigtigheid matig vryven, purgeermiddelen gebruiken, voor al zo ze enige verstoppingen van de Ingewanden gewaar worden. Zy zullen de doofheid van den arm en hand voorkomen door vryven met een weinig Amandel-olie, daar een weinig Brandewyn is deurgedaan. Wat de Hoofdpyn belangt, zy zullen vluchtige hoofd-zouten gebruiken, als de geest van Zout Ammoniac, waar van de reuk in staat is, om de doofheid weg te nemen. Men gebruikt met veel nut de Geneesmiddelen, die dienstig zyn, om ’t hoofd te zuiveren, als de Pillen van Jean Kratou, de Kaaumiddelen, en Niesmiddelen. Zy moeten de spyzen myden, die bekwaam zyn, om te stoppen, en zullen een lossen buik maken door zachte Wasmiddelen, als zy nodig zyn.
| |
XIV. Algemene remedie.
’t Geneesmiddel, dat men daar toe gebruikt, is niet anders, dan Wyn in een Bottel gestoten, met een, of twe oncen van de Pastorale koekjes gestóóten, waar van in een voorgaande Artikel gesproken is. Men hoeft niet zeer te vrezen, dat men’er te veel van zal nemen: Maar ’t is dus niet met de Braakwyn, welke zoude doen bersten, zo men’er te veel van nam.
| |
Hoe men de algemene remedie inneemt, die alle soorten van geneesbare ziekte, vaardig geneest.
1. Des avonds, vier uren na den eten, zult gy de Poejer, of Pastorale Pil nemen, in een gebraden Appel, Stroop, of Honig, of gebakken Brood, of Ouwel, een half uur daarna zult gy een Klisteer laten zetten; zo gy een spuit hebt, die van een mutsje van dat Middel gemaakt is, doende daar in zesendertig grein poejer. Gy zult het alles laten laau worden, en in de Spuit roeren, op dat de poejer daar in niet blyve, als men de Klisteer zet.
Merk wel, dat als men geen Klysteer geeft, men niet nalaat te genezen: maar juist zo schielyk niet. | |
| |
2. Een uur, na dat gy het Klysteer zyt kwyt geworden, of de poejer zyne kragt gedaan heeft, moet gy een Vleesnat, of warm water nemen, of Water en Wyn.
3. Des anderen daags nuchteren, zult gy acht lepels van het Medicament nemen, twe uren, daar na een Vleesnat; een uur na dat Nat, weder vier lepels van ’t middel, en twe uren daar na een Vleesnat.
| |
Ander algemeen Middel.
Neem ’t Sap van Bingelkruid, gemeene Kaasjes-bladen, Bloemen, of ’t Sap van Persik-bladen, Verjuis van elk acht oncen, vier oncen sap van de bladen van Violen, en zo veel sap nog van Bernasie. Na dat ze over ’t vuur geschuimd zyn, doe’er by een halfpond Sennebladen, twe oncen Rabarber, een once Lorkenzwam, twe oncen gestoten Boomvaren, twe dragmen gestoten Wynsteen-zout, een once Venkel, twe dragmen Kaneel; laat het alles enen nacht trekken in een aarden pot, die wel gesloten is, op heete as giet het ’sanderendaags af, pers het wel uit, doe’er in twe ponden Suiker, of twe pond en een half Honig, en zettende het op ’t vuur, doe het tot een Stroop koken.
Men geeft het van een once tot twe, doende het zuiver, of gesmolten in een glas Wei, of Gerstenwater innemen.
Die willen, dat dat Middel meer uitvoert, zullen ’t mengen met een Treksel van twe dragmen Sennebladen, of een dragma Rabarber, of een afziedsel van twe oncen Tamarinden, of in twe glazen Wei, of Gerstendrank; men zal dus op den ouderdom staat maken, en op de lekkerheid van den persoon. Midlerwyl moet men overtuigd zyn, dat dit Middel zacht en goed zy, en dat men het stout geven mag aan zwangere Luiden, en Kinderen.
| |
XV. Remedien uit verscheiden soorten van Groeiwaters gehaald.
Bereiding van de Wynsteen, om’er Groeiwater van te maken.
Neem een halfpond wel gezuiverde Wynsteen, die gemengd is met een once Naalden-vylsel, doe ’t koken in een verglaasde Pot met vier ponden Regenwater, doe daar zagtlyk in een mengsel van Wynsteen en Staal. Doe het te gader zo lang koken, als nodig is, om een zacht Ei te koken; laat het ook ten eersten door een witten doek lopen; roer de stof tot dat ze koud is, en gy zult een poejer hebben, die gedroogd zynde, groen zal wezen, en schitterend, welke gy in Verstoppingen, van een scrupel tot een dragma, zult gebruiken.
| |
Maaksel van ’t Groeiwater.
Neem anderhalf once, gestaalde Wynsteen, die wel gestoten is, doe ze in twintig pinten water, in een Bekken, koken; en als het water kookt, gooi er dan allengskens de poejer in. Laat alles met malkander een uur koken; en als het koud is, giet dan dat water in een ander Vaatwerk ten gebruike.
| |
Eigenschap van het Vegetabele, of Groeiwater.
Dit water beneemt de opstopping in alle de deelen van den onderbuik, inzonderheid in de Lever en Milt, terwyl men de heete ongesteldheid van die deelen matigt.
| |
Gebruik van ’t Groeiwater.
Gy zult’er twintig dagen lang, allen morgen, nuchteren, vier glazen vol van innemen, doende u den buik zuiveren den eersten, middelsten en twintigsten dag.
Zedert korten tyd is ons een Groeiwater, met het Gemeen, bekend: waar van zie hier de beschryving. Gy kunt kiezen ’t geen u ’t best dunkt.
| |
Maaksel van een ander Groeiwater.
Neem twe pinten, Parysse maat, Wel-, of Rivier-water, giet ze kokend in ene aarden Pot, waar in gy zult gedaan hebben een half once Cremor Tartari gestoten, met het gewigt van twe dragmen tot as verbrandde Wynsteen. Dan zal ’t opvliegen in korten tyd; daar na zult gy hebben een Groeiwater, waar by gy nog zo veel Wei-, of Rivier-water doen zult om’er alle morgen zo veel van te nemen.
| |
De Wynsteen tot Kalk verbrand.
Om de Wynsteen tot Kalk te verbranden, zult gy een pond op de geglommen kolen doen; tot dat zy wit is, doe ze daar na in een verglaasden Pot, en giet’er kokend water op; laat’er dat koud op worden; om een gecalcineerde Wynsteen te hebben, welke gy gebruiken zult, om een Groeiwater te maken.
| |
Ander manier om Groeiwater te maken.
Neem twe oncen gestampte Wynsteen van Montpellier in een dragma vylsel van Staal, dat niet bereid is. Doe in een Ketel vyfentwintig pinten Water koken, en doe daar de poejer allengskens in. Laat daar na alles een uur lang koken, neem ’t daar na af. Als ’t water koud is, zult gy ’t zachtjes in andere Vaatwerk gieten, en in Bottels doen, om ’t te bewaren.
Krachten. Dit water is openend, en neemt de de verstoppingen van den onderbuik weg, komt de Waterzucht voor, die uit de verstoppingen en de hitte der ingewanden voortkomt. Gy zult het als het voorgaande gebruiken.
| |
Andere manier om ’t Groeiwater te maken.
Neem zes pinten, Parysse maat, Wel- Regen-, of Rivier-water, vul daar een aarden Pot mede. | |
| |
Doe daar in een halfonce Koperrood, of Romeinse Vitriool, die allergroenst en helder is, zonder stampen. Zo de Pot groter is, kunt gy’er naar gelang indoen. Daar na zult gy ze dicht sluiten, dat’er gene lucht kan by komen; zetten ze op een Plank, of Tafel, en laten ze dus trekken zonder roeren, twemaal vierentwintig uren. Daar na zult gy’er een derde zacht afgieten, of op zyn meeste de helft, zo lang als het zich klaar houdt; daar na zult gy ’t’er met een kopje, of lepel afscheppen, zonder te roeren, op dat de grond niet troebel worde; en als gy dit water vierentwintig uren zult hebben laten bezinken, zult gy ’t twede derde van dat water halen, en daar na zult gy den grond, dat is, het derde déél water, dat op den grond is, laten, en niet gedronken wordt: maar ’t geen men tot andere einden bewaart. Gy zult de twe natte derden van dit water in eeu glazen Bottel veel eer, dan aarden Kruik bewaren, voor ’t deurwaassemen; en daarom kan men een Trechter gebruiken, en op den mond een linnen doek leggen, om ze deur te zygen, om dit water veel helderder en zuiverder in die Bottels te doen deur loopen.
Gy zult het gebruik van dit Water, na dat gy den Buik gezuiverd hebt, beginnen, en nemen ’t elken morgen twe, of drie weken aan een. Gy kunt het gebruik daar van, doen twe, of drie maanden duren in lange ziekten, die in de gewoonte zyn geraakt.
Eigenschappen. Dit Water geneest heete Levers en Nieren, ’t Graveel, en de Hoofdpynen, door dampen veróórzaakt, welke de hitte uit den Buik na boven doet stygen. Het is dienstig om de Waterzucht te genezen, die uit de gesteldheid voortkomt, en uit alle ziekten die hunnen óórsprong uit de hitte en verstoppingen der Ingewanden hebben. Men gebruikt het gelukkig in afgaande kóórtsen. Maar ik kan niet zwygen ’t geen my de ondervinding heeft geleerd; dat dit Water op een wonderbare wys de derdendaagse koors geneest, zo gy’er twe glazen vol van geeft, als de koude begint te komen. Dit kunt gy herhalen in de voigende kóórtsen. Zo gy, op ’t Land zynde, dit Water niet by u hebt, neem twaalf grien Roomse Vitriool, laat ze trekken op de twe glazen water, die gy zult innemen.
Ik heb u te waarschuwen, dat gy dit Water min en meer krachtig kunt maken, naar dat het de nood vereist; waar ontrent de armen de Doctors uit liefde zullen raadplegen. ’t Is een voordeel ’t geen ze in die door kunst gemaakte Waters, boven de natuurlyke Minerale Waters, vinden zullen, dat zy deze niet sterker kunnen maken, dan ze in hare Fontein zyn, welke menigmaal vermengd is met de venynige eigenschappen van Arsenicum, die een zeer kwade uitwerking doen.
Maar wat den Droessem belangt, of ’t onderste derde, dat op den bodem van ’t glas blyft, daar zult gy een groot nut van hebben, zo gy ’t in een Tinnen, of Aarden Pan laat heet worden, latende daar in de Compressen weeken, om ze op de Wonden te leggen, en op de Zweringen, Rozen, op Schurft, Branden, Zeer- en andere Huid-kwalen. Gy kunt het ook gebruiken, om ’t op de ontstoken déélen te leggen; en ’t geen den armen vele kosten spaart, is, dat dit Water alleen genoeg is, om Bettingen te maken.
| |
Andere wyze om een Groeiwater te maken.
Neem een pond Staalvylzel, en twe pond Wynsteen van Montpellier, doe dit in een verglaasde aarden Schotel. Gy zult’er eens in een week, een maand, of daar ontrent lang, Brandewyn op gieten, dat zy onder leggen. Als de stof deze vogt wel na zich heeft getrokken, zult gy deze stof in tween scheiden; waar van ’t ene deel zal weggelegd worden, om allengskens zonder vuur, of Zon te drogen; om’er koekjes van te maken, die men ten gebruike bewaart.
Op het andere gedeelte, dat over is gebleven, zult gy een halfpintje Brandewyn gieten, welke gy’er af zult gieten, als zy is ros getrokken, ’t geen veertien, of twintig uren daar na geschiedt. Gy zult nieuwe op deze stoffe gieten, en daar mede blyven aanhouden, tot dat de stof de Brandewyn niet meer verwt.
Gy zult deze vocht door een Lekzak laten lóópen, doen een vierendéél Suiker, of daar ontrent, op een pond van deze vocht, waar van men een lepel vol nuchteren zal geven; of gy zult wel enige druppen in een glas water doen, tot dat het’er kleur van krygt. Neem dit ’s morgens in de plaats van een Mineraal Water, dat alle Verstoppingen van den Onderbuik wegneemt.
Wat het andere gedeelte belangt, van gezegde stoffe, ’t geen men Staalsteen mag noemen; gy zult’er Minerale, door kunst gemaakte Waters, van maken, door ’t water van elk glas een reis, of twemaal met dezen steen te raken, welke het in een ogenblik van kleur en smaak zal doen veranderen. Gy zult van dit Water elken morgen, vyftien dagen lang, twe glazen vol nemen, om de hete ongesteldheid der Lever en Mild te verbeteren; en alle de deelen van het Middelrift en Ingewanden te openen,
| |
XVI. Remedien voor enige byzondere kwalen.
Remedie voor de Vallende ziekte.
Neem van de gedroogde hersenen van een Kraai gestoten, twintig greinen, in een glas witte Wyn, des morgens met een afgaande Maan.
Anders, neem een bekkeneel van Man, zo ’t voor een Man is; en, zo ’t voor een Vrou is, van een Vrou; voor al moet het geheel zyn, dat is, ’t gantse oppergedeelte van ’t hoofd, ’t geen gy tot poejer zult maken; doe hier by de wortel van Peonie. in poejer een once, met negen van derzelver zaden; met een dragme eiken Boomvaren; alles gestoten zynde, doe het in een pint Wyn van Servianac; en by gebrek daar van, zult gy de beste rode Spaanse Wyn gebruiken, of de beste rode Wyn, die men kan vinden. | |
| |
Men moet het alles in negen reizen uitdrinken, in de negen laatste dagen der maand. En zo de kwaal in ’t wassen der Mane weder begint, moet men ’t nog negen andere morgens der Nieuwe Mane gebruiken; en blyven met dat Middel van drie tot drie Manen aanhouden.
| |
Remedie voor de Miltzucht.
Neem een stalen Staaf; vyl die tot poejer, was ze twemalen, veranderende zo menigmalen van water. Doe daar na deze poejer met en halfpintje Witte Wyn in de Zon een gantsen dag trekken, en enen nacht op heete as. Neem daar na de Staalpoejer weg, en doe’er een halfonce Sennebladen by, met een weinig Scolopendria. Gy zult’er alle morgen vier vingerhoeden vol van nemen in een glas, en u in uwe kamer wandelende houden, en nemen ten twe uren niets, dan een Nat van kruiden, daar men Ceterac by kan doen. Dit is een beproefd middel.
Anders. Neem zes kleine handen vol Yzerkruid, drie Witten van Eijeren, en driemaal zo veel Gerst, als men met drie vingeren kan vatten, een geraste Neut Muskaat, een weinig Grofwerk klein gesneden. Maak’er een Pap van, welke gy op Werk zult smeren, dat gesneden is; leg het op een Vel, of Servet, en leg het tussen twe doeken op de Mild.
| |
Remedien voor Hartklopping.
Hartklopping is ene verkeerde beweging van ’t Hart, welke geschiedt, als het zich intrekt en toenypt buiten zyne gewoonte. Dit kan door allei soorten van ongesteldheden veroorzaakt worden, of by gebrek van vochten, of zonder vochten. Zy kan uit veelheid van bloed, of weiachtig bloed veroorzaakt worden; zo dat het aangezicht bleek, en de Pols langsaam en klein is. Uitwendig wordt het door Pestilentiale ziekten veroorzaakt, of door beestenbeten, of door hoop, of door enige ongesteldheind van Maag, Milt, Darmen, Buik, of Hartenzakje, of iet anders.
Zo volheid van bloed oorzaak is, moet men bloed aftappen, naar gelang der krachten, der kunne, en ’t Jaargety.
Is’er veel hitte by, of verstopping moet men niet alleen op den arm, maar ook op den voet aderlaten; men zet ook een droge Kop op het hart, en, als deze afgenomen is, legt men op de plaats twe dragmen Thriakel, met tien greinen gestoten Saffraan, op een stuk Laken. Daar na zal men doen baden; anders zal men geven Klisteren, gekookt van Zemelen, Porcelein, Latuw, Komkommer, met een weinig Azyn, en ’t zelfde afziedsel zal tot een Stoving twe, of driemaal op een dag dienen.
Men zal een afziedsel van Appelen en Pruimen doen gebruiken. Die zachtheid beminnen, zullen’er Narbonsen Honig by doen, of Suiker, of Zoethout. Na enige dagen die kleine Remedien te hebben gebruikt, zal men de eerste reis buikzuiveren met anderhalf onze gezuiverde Cassie, of met een once dubbelde Catholicum, in twe glazen Wei gesmolten; welke men zal een uur na malkander’er op innemen. Twe, of drie dagen daar aan, zal men weder door den buik ontlasting maken; doende in ’t middel een once Siroop van Persikbloemen, of twe lepels sap van Violen.
De afziedsels zullen met Porcellein, Latue, Zuring, of Oranjesap toegemaakt worden. Des Winters zal men, in plaats van kruiden, daar Verjuis, of Kapper in doen, of een dragma Cremor Tartari.
Men zal verbieden alles, wat te zeer gezouten, en gekruid is, en grof Vlees, dat kwalyk te verteren is, en men zal water in de Wyn doen.
Men kan ’t gebruik van Kaas, Melk, Room, Stremsel, Persiken, Appelen, Kersen, Peren, Meloenen, Komkommers, toelaten. Men zal daar by raden den hals niet styf te binden, noch de Nieren, noch Beenen, noch Dyen.
Zo de Hartklopping van overvloed van koud Slym kwam, zal men een dragma pillen van Aloe voor den eten nemen, of des morgens nuchteren, met twe oncen Manna, in een Vleesnat gesmolten, of met een halfonce Tabletjes van Rozensap. Men zal het gebruik van Theriakel, of Orvietaan bevelen, of het gebruik van Alsemwyn, of Orvietaan, of Spaanse Wyn, of Rossolis; zo dit niet wil, zal men den volgenden Slikbrok gebruiken.
Opiaat voor Hartklopping. Neem vier oncen Conserf van Bloemen van Ossetong, doe daar onder een half once bereidde Koraal, met twe dragmen poejer van geel, en zo veel rood Santalhout, met een weinig Spaanse Wyn, of Rossolis. Men zal ’s morgens en ’s avonds een half once nemen. Anders kan men alle morgens nemen vier oncen sap van Ossentong, of Bernasie. Men zal matig oeffenen, zich veel onthouden, ’t middagslaapje niet lang nemen, en zich met vermaaklyke bezigbeid werk geven.
Zo de Hartklopping door Vergif, of een Pestlucht veroorzaakt wordt, of zy van een beet komt, of van vreugd, of droefheid, zal de een door tegengift, en de ander door ’t matigen der driften, die daar oorzaak van zyn, genezen worden.
Zo zy komt van de Long, Maag, Milt, Lyfmoer, Darmen, Buik, zal men de Hartklopping genezen, door ’t wegnemen van de oorzaak.
| |
Andere Chemise middelen van den Heer Lemery, van de Accademie der Wetenschappen, Dr. in de Medicynen, tegen de Dampen en Hartkloppingen.
Afziedsel van St. Jans kruid, vlugtig Zout van Ammoniac, Pis. Men geeft het van 6 tot 20 druppen. Gezoete Geest van Salpeter, Vitriool, Zwavel, van vier tot acht druppen.
Geest van Vitriool van Mars; Men geeft het van 4 tot 12 druppen.
Tinctuur van Mars met zout Ammoniac getrokken, van 4 tot 20 druppen. | |
| |
Sal Polychrest; men geeft het van een half tot zes dragmen.
Zout van Zwavel; men geeft het van 10 grein, tot 2 Scrupels.
Magistraal Melissewater; men geeft het van een dragme tot een once.
Geest van Mensenhoofden, men geeft hem van een drup, tot 6, en houdtze onder den neus.
Elixyr Antepilepticum. Men geeftze van vier tot twintig druppen.
Vluchtig Zout van Karabé; men geeft het van vier tot zestien greinen.
Kristal van Wynsteen; men geeftze van een half dragma tot drie.
Olie van Brandsteen gerectifieerd; men geeftze van een drup tot vier.
Eau de la Reine de Hongrie; men geeft het van een half tot 2 dragmen.
Vlugtig Adderen-, Hartshoorn-, Pis- en Wynsteen-zout; men geeft het van een half scrupel tot zestien grein.
Kaneel-olie; men geeftze van een half, tot twe dragmen.
Tinctuur van Spiesglas; men geeftze van vier tot 20 druppen.
Antihecticum van Potterus; men geeft het van 10 grein tot 2 scrupels.
Eau de Arquebusade om te ruiken. Salie tot een Conserf, of een Afziedsel.
Water van Oranjebloessem; men geeft het van een dragma tot een once.
Elyxir Proprietatis. Men geeft ze van zes tot twaalf druppen.
Tinctuur van Myrrhe. Men geeft ze van zes tot vyftien druppen.
Tinctuur van Kina kina met Wyn, of Water gemaakt; men geeft ze van een onze tot vier.
Sal Volatile Oleosum; men geeft ze van vier tot zestien druppen.
Spiritus volatilis Oleosus Aromaticus; men geeft ze van zes tot 20 druppen.
Olie van Tigchelsteene: uitwendig opgelegd, en inwendig gebruikt; men geeft ze van twe druppen tot vier.
Hars van Barnsteen; men geeft ze van zes grein tot vyftien.
Kamfer-olie; van twe tot zes druppen.
Kamfer; van een tot 6 grein.
Tinctuur van Castoreum, en Saffraan; men geeft ze van 4 tot 12 druppen.
Geest van Wyn gekamferd. Men geeft ze van twe tot acht druppen.
Melisse, of Byvoet water, waar in men vyf, zesmaal, brandende Kamfer heeft uitgeblust. Men geeft het van een tot 6 oncen.
Men kan ’t ook laten ruiken.
Dikke Olie van Barnsteen, olie van Papier, olie van Gom Ammoniac.
| |
Geneesmiddel voor Hartkloppingen.
Neem het gedestilleerde Melisse-water, dit geneest de Hartklopping, en komt Braken voor.
| |
Remedie voor ’t Zydwee.
Neem een hand vol Maagdepalm; doe ze een uur, of twe in witte Wyn trekken; laat ze deurzygen, en geeft ze den Zieken.
| |
Chymise Remedien voor de Ziekten, die de mensen overkomen, om datze van dolle honden zyn gebeten, of andersins.
1. Erenprys, kleine Santorie, Menthe, Salie, Beteuni, Weegbre, Byvoet, St.Jans-kruid, Alsem, Melisse, Yzerkruid, Poejer van Adders. Men geeft het van acht grein tot een half dragma toe, in eens in.
2. Poejer van Padden. Men geeft ze van acht greinen tot twe scrupels.
3. ’t Vluchtige Zout der dieren, van Zout Ammoniac, van Brandsteen; men geeft het van vier tot vyftien greinen.
4. De olieachtige Kruideryen; men geeftze van zes tot twintig druppen.
5. Tinctuur van Castoreum. Men geeft ze van drie tot vyftien druppen.
6. Tinctuur van Spiesglas. Men geeft het van vier tot twintig druppen.
7. Ens Veneris. Men geeft het van zes grein tot een scrupel.
8. Tinctuur van Mars, door het Zout Ammoniac getrokken. Men geeft het van vier tot twintig druppen.
9. Geest van Venus. Men geeft ze van vier tot tien druppen.
10. Magistraal gemengd met Melisse-water. Men geeft het van een dragma tot een once.
11. Elyxir Antiepilepticum. Men geeft’er van vier tot 20 druppen.
12. Zo men gebeten is; is het eigentlyke middel voor de negen dagen, de bloemen van Hanekammekens gebrand, en met oude Gist gemengd te gebruiken, ze op de wonde te leggen, of wel ze met oude Wyn te stampen, en den gebeten te drinken te geven.
13. De wortel van Eglantier, gestoten op de Wond gelegd, of wel gedronken met goede oude Wyn.
14. De zaden van wilde Fleer, of het sap der bladen van wilde Fleer, of Esse-boomen.
15. Het grote Middel is imand in ’t water, voor al in Zéé te gojen.
| |
XVII. Remedie voor dolle honden.
Onder het woord Dol begrypt men zeven soorten, waar van’er twe ongeneesbaar zyn, te weten, de hete en de lopende dolheid. De eerste is een vergif, dat hen zo aandoet, dat zy daar in weinig tyds van sterven. Men kent ze aan hunne staart, die ze recht dragen, en als men ziet, dat ze alle dieren zonder onderscheid byten; eindlyk aan hunnen muil, die zwart zonder schuim is. De twede, die zo gevaarlyk niet is, wordt gekend aan hunne manier van honden aan te tasten, welke de enig- | |
| |
ste zyn, die ze dan aanvallen, sparende Mensen en andere dieren: en in tegendeel andere, die een rechte staart hebbende, ze dragen tussen de beenen en loopen als een Vos. Deze twederhande soorten worden, gelyk gezegd is, niet genezen: maar men zal op ’t Woord dolheid en razerny voor de andere soorten Remedien vinden.
Dr. Robert James verhaalt in de Filosofise verhandelingen der Koninklyke Societeit van 1736, dat hy aan een hond Turpit mineraal, tot twaalf greinen een hond in gaf, die alle tekenen van dolheid had, en dat die daar van braaf afging en braakte, dat hy, vierentwintig uren daar na, vierentwintig greinen gaf, en na andere 24 uren weder 48. En dat toen de hond begon te kwylen, en warme Melk slabde; dat hy daar na vierentwintig uren daar aan, nog vierentwintig grein gaf; dat deze hond toen op de grond viel verbaast kwylde, en in doodsbenaaudheid, door te veel kwylen, raakte, en’er deur kwam.
Hy gaf andere honden, de eerstemaal zeven grein; de twedemaal twaalf, twintig uren daar aan. Dit herhaalde hy een weinig tyds aan een; hy vervolgde zo nog twe, of drie Maansveranderingen, en zy waren genezen; dit deed hy in anderen meer; die altyd voor kwade gevolgen bewaard werden.
Hy heeft maar drie voorvallen gehad in Mensen.
Een Meisje, dat zo zeer van een dollen hond gebeten was, dat de Meester voor versterving vreesde. ’t Wierd ook een Braakmiddel van Turbith ingegeven. Dit werd herhaald drie dagen voor de volgende Maansverandering, en op de zelfde desgelyks. Dit geschiedde op de volgende Volle Maan ook; en men zag ook geen kwaad gevolg van die ingevingen.
Een Jonge van tien jaren van een dolle hond gebeten, had vier gaten daar van in zyn been; Turpith werd hem gegeven, als boven, Digestiven op de Wonde gelegd, en had’er geen kwalykvaren van.
Een Jongman van 18 jaren van een dollen hond met verscheiden anderen gebeten; en de Jongman, schoon droefgeestig, trillende een slaaploos, werd echter genezen op de volgende wys. Eerst liet men hem braken, met Vin. Benedict. Ʒ II. Vervolgens gaf men hem
Ʀ Turpith min gr. XII.
Rad. Contraj. Ʒ.
Ther. androm, q. s.
Maak’er 3 Slikbrokjes van, en neem’er ’s avonds omtrent een in, en drink daar op vier lepels van de de volgende Julep
Ʀ Aq. Rutae. Ʒ VI.
Theriac. Ʒ II.
Syr. Paeon. C. Ʒ I. β
Tinct. Castor. Ʒ II.
Meng, en maak’er een Julep van.
Als hy dit innam zweette hy zeer, en had’er twe afgangen van, elken dag; wanneer zyn beven overging: waar na hy in een koud Bed ging, en wel sliep.
| |
Remedie voor de Koorts der Paarden.
Men zal weten, dat het Paard de koorts heeft; als ’t het hoofd zwaar, en onbeweeglyk houd, en de Oogen bol zyn; en ze naaulyks open kan doen: somwyl met water heeft; en de lippen en ’t gantse lyf zacht, en de ballen hangende zyn; de adem en ’t gantse lighaam brandende; de benen van een spreidt, slagen niet voelt, en in ’t voortgaan waggelt, en schynt te willen vallen.
Volgens Apsites, kunnen vermoeidheid en hard lóópen, de koorts wel veroorzaken, en voor al ’t eten van veel nieu Gras in ’t voorjaar.
Men moet de Paarden genezen met ze aan den slag van ’t hoofd ader te laten, ze doen vasten, den eersten dag, gevende ze weinig te eten, en ze matig laten werken. ’s Winters moet men ze dekken; en in een heet Stal houden. Wordt het Paard beter, en de tyd wil het velen, zendt men het in de Wei; of men maakt het Hooi met water nat; en men laat het wat eten; of men kan ’t in ’t begin wat Gerstenwater geven.
’t ls niet altyd zeker, dat het Paard de koorts hebbe, als ’t het hoofd laat hangen; de beenen van een spreid, en trilt; maar, om ’t wel te weten, moet men het Haver met Gerst aanbieden; eet het’er van, moet men maar denken, dat het vermoeid zy: want een Paard, dat de koorts heeft, zal eten weigeren, is droevig; doet niet dan drinken; gaat leggen en kan zich niet oprechten.
Vermindert de koorts en eet het Paard niet, sterft het: want het kan haar geweld niet boven de drie dagen uitstaan.
Men gelove ze niet, die zeggen, dat men weet, dat een Paard de koorts heeft, aan zyne Ooren en als men de hand laat leggen op de kreuk van ’t schouderblad: want daar uit kan men gene gissingen maken. Men moet een Paard, dat vermoeid is niet doen laten, of het loopt gevaar door verzwakking van krachten: maar gants anders is het, wanneer het van bloed overladen is, en het de ziekte vereist.
Hierokles zegt, dat als het Paard de koorts heeft, ’t gans van zwaarte op den grond valt, en niet weder op kan staan, ’t heeft zo dikke en tranende Oogen, dat het kwalyk de Oogen kan open doen, de Lippen bleek zyn, de Ballen hangen, en ’t gantse lighaam door grote hitte verteerd, en mager wordt. De adem ruikt kwalyk, en wordt sterk door de Neus uitgesnoven. ’t Weert zich wel met de beenen, maar ’t kan niet voort, zelf niet al slaat gy het, ’t staat naaulyk op de beenen, en lóópt waggelen. ’t Paard krygt die ziekte, als ’t te veel heeft gelóópen, en te grote koude geleden, of te veel hitte; ’t krygt ze wel van te grote raauheid, en ’t koorn heeft gegeten, dat eerst gemaaid is, en kwalyk zyn stróó lossen wil. | |
| |
Buiten ’t geen boven van de Genezinge gezegd is, moet men’er drie oncen en een half Honig in doen, gepulveriseerd zaad van Laurier, met zo veel Wyn en Water als Honig en gieten het een Paard door een hoorn in; of men moet nemen gestoten Pieterseli-zaad; en mengen dat met een glas Wyn, en gieten’er daar na nog drie glazen Wyn op, en laten het deurzwelgen. Zo het deur slaap, of dofheid wordt bevangen, moet men het ontrent een halfuur ver omleiden, en als het wederom is gekomen, moet men het met verscheidenheid van Voeder vermaak aan doen; en het Gerstewater met de einden van Kool en de spruitjes van Lauwrier geven, zo men ze vindt.
| |
De Tekens der Koorts, en de Genezing volgens den zelven.
Een Paard, dat de koorts heeft, lopen de Ogen, die met wolken zyn, ’t geeft een hitte van zich, ’t hoofd hangt, ’t grilt, het beeft, en knarstandt, zyn zak is vol zweren; de reten, die hem boven in ’t verhemeld zyn, zyn zacht, heet en slap, de ogen bol, de lippen hangen; als de koorts begint deur te werken, moet men ’t Paard, dekken en warm houden, Gerstenmeel geven, en laau water, als ’t een lege maag heeft.
Heeft het een opgestopte afgang, moet men het nieuwe Moerbeijen geven. Is het te los van afgang, moet men het de gestampte wortels geven, en ze met een pond Honig, en drie ponden gekookt Water geven, en gieten het door de Neusgaten in; daar na het laten in hete Baden gaan, en ’t vryven met Olie en Wyn, dekken het wel, en laten het rusten. Men moet het allengskens voeder geven; laten het in de slagen van ’t hoofd, tot drie ponden, en ’s anderen daags in de aders onder de knien, tot zes ponden; en geven het wel te eten.
Anatolius zegt, dat een koortsig Paard harden drek heeft; men moet het in de Zomer in hete Baden doen gaan, en in de Winter in de Stoven, op dat het minder koude lyde; men moet het matig voeder geven, met het Meel van graauwe Erreten, of Koorn. Men moet het koud eten geven, en ’t purgeren met medicamenten, ’t laten aan den hals, of ontrent de borst, of den hals, de knien vryven, met heten Azyn, en als het buiten de koorts is, met heet water wassen.
Zo de vermoedheid koorts heeft gemaakt, en het Paard flaau is, moet men het, drie dagen aan een, een pint Geitemelk geven, vier raauwe Eijeren, of een weinig Styfsel, en sap van Pastelein, met den anderen gemengd. Dit kan men herhalen, tot dat het Paard genezen is.
Zo de koorts wordt veroorzaakt door ene ontsteking der Amandelen, of zweren van de keel, of ene Zinking, moet men het heet houden, en den mond met Zout vryven, met Uijen en Olie en Pek, het de beenen stoven en ’t warm houden; ’t vryven men de Moer van Wyn, waar in men heeft laten koken Nakhtschade. Zo het jaargety het velen wil, moet men ’t kruiden doen eten; zo het bloed uit de Neus loopt, moet men’er het sap van St. Jans kruid in gojen.
Eumelius zegt, dat zo het Paard de koorts heeft, men het in den hals moet aderlaten; en ’t door de Neusgaten drie dagen lang in ’t lyf brengen Cassie, Myrrhe en Wierook van elks zes oncen; met een weinig bloed van een Zéé-Schilpad en oude Wyn; daar na het zelve koud laten nemen, den tyd van drie dagen ’t afziedzel van Wynruid, Pieterseli; Pinsternakel en Kruis en Munt.
Agathoricus beveelt voor een Paard, dat de koorts heeft, te geven zes oncen Rozenolie, en een pond goeden Wyn: maar het moet in geen besloten plaats wezen, noch Hooi eten, en dikmaal, koud water drinken; en zo hy niet wil, het door een hoorn in gieten. Drie dagen daar na moet men het Hooi geven, en dit allengskens vermeerderen.
Pelogonius merkt aan, dat als de koorts van pyn in de ingewanden wordt gevolgd, dat men het Paard, dat daar van gekweld wordt, geneest, als men ’t vryft met een once Dragant, zaad van Algoede en Sumac, van elks twe oncen; witte Peper een once, twe pinten Wyn, sap van Pastinaken, drie oncen; Pieterselie-zaad twe oncen en een half; Myrrhe vier oncen; lage Eike twe oncen; Kamillen drie oncen, Gentiane een half once Men moet het stampen, ’t alles onder een mengen, en’er daar na het lyf mede vryven.
Andere Remedie. Gy zult de koorts verdryven, de pyn der ingewanden wegnemen, en ’t vermagerd Paard weder doen aankomen, zo gy twe oncen van de Malue neemt, een half pond Wierook; Iris een half once; Peper een halfpond; Laurier-greinen, Pieterselie-zaad, van elks een once, alles gestampt; men moet het met Wyn laten nemen.
Ander. Anderen gebruiken dezen drank, en geven het een pond Ezelinnen-melk; vier oncen Olie; een scrupel Saffraan; twe scrupel Myrrhe; een lepel vol Pieterselie-zaad, alles onder een gemengd.
Men kan het, in de Winter, geven nat gemaakt Koorn, en in de Zomer Haver.
Anders. Om de koorts te genezen, moet men nemen een halfpond Geitenmelk, Styfsel zo veel genoeg is, vier Eijeren, twe oncen Olie met het sap van Glaskruid onder een gemengd, ’t geen men het moet laten deurzwelgen.
Anders. Men moet het gantse lighaam van het Paard met een pond olie van Rozen, en oude olie smeren; zo veel Azyn en gemene olie, van elks een halfpond; Porcelein, Neutenbladen, van elks een pond; Kruis en Munt, Wynruit, zo veel genoeg is; alles onder een gestampt en gemengd, gekookt, en tot een Smeersel gemaakt.
| |
Andere Drank, welke men na het aderlaten geven moet.
Gentiane een halfpond, Osterlucie vier oncen, Hysoop, Vygen, Alssem, van elks twe oncen; | |
| |
Pieterselie zaad een halfpond; Wynruid een hand vol; doe het in een Vat met genoegzaam water koken; of ’t genoeg zy, zal aan de zwartheid blyken. Men moet’er een pond van met Koorn ingeven.
Ander Middel. Men heeft’er, die fyne Griek, door een doek geklenst, of ’t afziedsel van Pieterselie, Wynruit, Melote en Hysoop geven.
| |
Anders. Om de Vermoeidheid weg te nemen, en de Koorts te genezen.
Men moet nemen Pastinaken een once; Laurier-olie, Lis, Castoreum, Hysoop, van elks vier oncen; Maagden-olie, vier oncen en een half; Alsem een halfpond. Men moet het alles onder een mengen; daar een Smeersel van maken; of gebruiken een Mengsel van Averuit, China wortel, Salpeter, Zout, Laurierbeijen, van elks twe oncen. Alles met een gemengd zynde, moet men’er ’t zieke Paard mede vryven.
Didimus zegt, dat de Paarden, die last dragen, doen zien dat zy van de koorts zyn aangetast, zo dra zy geen lust tot eten hebben, en ’t hoofd hun zwaar, de ógen vol vuil, de mond vol kwyl is, en zy moeilyk met nikken adem halen. Enigen blyven, na een weinig lóópen, stil staan, en vallen neder, als of zy een drajing in ’t hoofd kregen.
Men moet hun den eersten dag niet te eten geven, maar hun den dag daar aan onder de staart aderlaten, en daar na hun, nuchteren, den tyd van vyf achtereenvolgende dagen doen eten, Kool met Olie, en ze tot voedzel geven Maluwe, de topjes van Mastikboom, Olyven, Wyngaard, of andere malse bladen, en met een Spons vol water de vuiligheid uit den mond spoelen, en die in de óóren vergaderd zyn; ze koud water, driemalen op een dag op ’t Stal laten drinken; en ze niet uit laten gaan, voor dat ze genezen zyn.
Verscheiden geven ze ’t vuur onder de ogen, en wassen het gebrandde met Pis twemalen daags, tot dat de roven afvallen, en de zweren zyn genezen; zy snyden de óóren tot dat het bloed’er uit geloopen is.
Anderen geven ze Tarwe-meel, met Wyn gemengd, te eten; anderen wassen ze met Pekel en dekkenze warm. Anderen gevenze Honig en Wyn onder een. Wordt een Muil met koorts aangetast, geeft men hem raauwe Kool.
Hier uit kan men afnemen, dat het Paard verscheiden soorten van koortsen onderhevig is, te weten, daaglykse, anderendaagse, derdendaagse, gedurige, en pest-koortzen. De enkelendaagse, gaat in vierentwintig uren over; zy wordt veróórzaakt door te veel werken, honger, dorstlyden, verzweringen, van vallen, wonden, huidverstoppingen en te heeten kost.
Die door te groten arbeid veróórzaakt wordt, geneest door rust; komt zy van honger, ’t eten is’er goed voor; zo van dorst, geneest het drinken; komt het van slagen, moet men op ’t beledigde déél letten, dat verbinden, naar de oorzaken, daar ’t van gekomen is, om te genezen.
De derdendaagse koorts begint met huivering en eindigt met zweeten, en komt elken derden dag weder; is ’t een rechten, duurt de koorts niet langer dan twaalf uren; als zy die overtreed wordt zy een basterd koorts geheten. Moedige Paarden hebben deze koorts dikmaal.
Om een derdendaagse koorts te genezen, moet men overvloediger bloed aftappen, als de boven aangehaalde Schryvers zeggen; want de ondervinding doet ons zien, dat het aderlaten heilzaam zy, zo wel dat van den mond, als andere deelen. Dranken die verfrissende worden; zo wel, als de kost van dien aart vereist.
Men moet in alle koortsen; en zelf in alle ziekten zorge dragen, dat men den buik van ’t Paard los houdt door buikzuiverende Klisteren, die met een afziedzel van Maluwe, van Bingelkruid, Violen bladen, daar Diaprunum, dat loslyvig maakt; Honig en dergelyke in is gedaan.
Om den buik te zuiveren, moet men het Paard tien dojers van Eijeren in geven, Varkensvet zonder Zout, zes oncen Kassie, een once Hiera Picra, en twe glazen Wyn.
De derdendaagse koorts komt gemeenlyk den Paarden over, die met grove dingen gevoed worden, welke kwaad om te verteren zyn.
Men moet het zieke Paard warm houden, en ’t warme kost, die licht te verteren is, te eten geven, als rode Erreten, Hooi met Honig nat gemaakt, Rapen, Pieterselie, Venkel. Om buik te zuiveren, moet men nemen ’t afziedzel van Stecas, Ossetong, Venus-haair, met Cassie en Catholicum.
Gedurige koorts komt van bedorven vochten in de aders; men bejegent van drie tot drie dagen nieuwe toevallen.
Men moet spys geven, die bevochtigt tn verfrist, gelyk Paardebloemen, Cichorei, Postelein. De dranken van Gerstenmeel in deze zo wel, als andere koortsen, zyn zeer gezond, zo wel als Klisteren met het afziedsel gemaakt, waar van we reeds gesproken hebben; de Katholicum, Benedicta Laxativa, de Violenhonig, of van Mercurialis, dikmaal op enen dag herhaald, met aderlaten aan hals, ’t verhemelte en borst.
Om den buik te zuiveren, moet men de zelfde Geneesmiddelen der derdendaagse koorts gebruiken.
Men ziet grote en vette Paarden, inzonderheid die van Vlaanderen ontrent den herfst, gedurige koortsen hebben, die moeilyk te genezen zyn. Men moetze matig laten werken, ze vryven tegen ’t haair op, met olie, als die van Meloten, Kamillen, hen klisteren, zo de buik niet los is, met een afziedsel van Kamillen, Malue, hiera piera, loslyvigmakende Middelen en Lynolie. Daar na moet men afgang maken, met de poejer van Osterlucie, Gentiana, van elks een once; Cassia drie oncen; Lorkenzwam een halfonce, gemengd met Gerstenwater in genoegzame menigte. De kost | |
| |
moet warm en droog zyn, als Pieterselie, Hooi, met Honigwater vochtig gemaakt, gemalen Zoethout, Laurier-beijen, Ciceri-bóónen.
Enige zeggen, dat ze Paarden hebben gezien, die derdendaagse koortsen hadden, maar ’t is zeldzaam. Men kent ze aan den derdendag, wanneer ze weder komt, aan de droogte van ’t vel, en aan den zwarten afgang. Zy komt in de herfst den Paarden over, die koud van aart zyn, en op ’t laatst de Waterzucht krygen.
| |
Remedien voor vermoeide Paarden.
Paarden die vermoeid zyn van de reis, of buiten adem zyn, of ongemak hebben van te grote ontlasting, is Bloemenmeel met Wyn gemengd uitnemend. Zo men enige zweren vindt, moet men in een halfpintje water een scrupel Saffraan laten trekken, en dit laten deurzwelgen. De tekenen van vermoeidheid zyn, als het Paard niet kan, zonder beven, op de beenen blyven: wanneer het hoofd en ooren hangen, de ogen hol en ’t haair overeind staan. Zo gy ze prikt lichten ze het hoofd op: maar zy laten het ten eerste weder hangen. Om ze weder te herstellen, moet gy ze een zacht leger maken. Daar na zal het goed zyn, ze Wyn een weinig heet, met Olie in te geven, ze te vryven en met veel heet water te laten wassen, hun met de hand over den rug te vryven, smeren, wel dekken en gesloten houden.
Wat hen belangt, die buiten adem onder ’t ryden zyn. Deze zult gy dit ongemak benemen, met ze, zeven dagen aan een, een halfpint Wyn en Water te geven. Zo de zyden zich uitzetten, moet men ze genen Wyn geven: maar hnn in het linker neusgat twe ponden water gieten, een half dragma Saffraan, waar na men ze menigmalen zal vryven. De al te grote buikloop verzwakt het lighaam, en de krachten van ’t Paard, hoewel ’t niet ziek schynt. Daar by beneemt bloedverlies, veele krachten. Daarom moet men ze door menigte van voedsel herstellen, en door verscheidenheid van voedsel opwekken.
| |
Remedien voor moede en heete Paarden.
Men moet hun vet, of Wyn door den mond laten innemen, en uit vreze van koud te worden wel dekken, ’t hoofd en de ruggraad met Vet en Wyn vryven. Daar legt niet minder aan gelegen, dat men ’t lighaam der Paarden als Mensen vryf, om ze de vermoeidheid te benemen. ’t Komt beter te pas hun over ’t gantse lighaam in dien tyd te stryken, als hun ’t voedsel te verleenen. ’t Is van zeer groot gevolg hun de krachten te bewaren; ’t geen gemaklyk kan geschieden, zo men ze op zyn tyd en plaats aan ’t werk zet, en ze daar weder afneemt: en zo’er in hun drinken en eten goede orde wordt gehouden; ziende wel toe, dat men ze niet op Stal zet, voor dat ze weder by, en op hunnen adem gekomen zyn, en weer zwééten. Men moet ze allengskens te eten geven, zo de tyd het toelaat; om ze tot drinken aan te moedigen moet men fluiten, en daar na weer te eten geven. Die gespannen zyden hebben, of aan de Long te lyden hebben; of wel die allengskens mager worden, moet men een dragma Saffraan geven, poejer van Pinxterbloemen, een once Peper; drie oncen; Honig, een pond, en een half; gewassen Krenten, drie pond; enige gepelde Amandelen, meng ’t onder malkander. Men geeft’er twe lepels vol van met een halfpintje Wyn.
| |
Remedie voor de hitte der Paarden.
Zo het Paard verhit is ter zake van zynen te groten arbeid, moet men het gestampt Spek ingeven, dat in ouden Wyn gekookt is. Zo ’t Paard een heete koorts heeft, neem anderhalfpond Geitenmelk, Tragacanth en Arum, Amandelen, van elks zes oncen; Hysoop een handvol; gestoten Malrove twe oncen. Doet daar van een pond in Olie en Wyn koken, en geef ’t Paard het in. Om de koorts zachter te maken, doe een Gerstendrank, Vet van een Geit, dojers van Eijeren nemen, doe het koken met Anys en St. Jans kruid; gy zult alles, wel gestoten, onder een Gerstendrank mengen: en ’t hebbende deurgelekt, zult gy ze hun drie dagen lang te drinken geven. Koolen gestooten, Pieterseliestelen met een halfpintje Wyn ingegeven, door het linker Neusgat, brengen ’t Paard verlichting toe. Anderen gebruiken Pieterseliezaad, wortelelen van wilde Vlier Cipres en Lisch, van elks evenveel. Dit stampenze en doenze in Honigwater; en geven ’t daar na ’t Paard te drinken.
| |
Remedie voor de razerny der Hengsten.
Somtyds worden de Hengsten, zich in ’t water gezien hebbende, op zichzelven zo verlieft, dat ze, noch drinken noch eten willende, gedurig omzien, als of zy wilden toonen, dat hun iet ontbrak. Deze ziekte wordt genezen, door ze hunne beeltenis weder in het zelfde water te laten zien.
| |
Razerny der Paarden.
’t Is zeker, bat vele Paarden razend worden, zo door ’t kwaad onthaal van hun, die’er mede omgaan, als door zwartgallige vochten, die in hen de overhand hebben, of door slagen aan ’t hoofd gekregen. Men kent deze Razerny, als ze schitterende ogen hebben, en ’t hoofd voorover hangt, elk strak aankyken, als zy knarsen op de tanden, de óóren laten hangen, na de Manen toe, en op elk aanvallen, die by hem komt.
| |
Remedie voor de razerny der Paarden.
Om ze te genezen, moet men ze vochtig maken, en voeden met versterkende kruiden; geven ze Zemelen, met Salpeter gekookt, te drinken, houdende het lyf open met klisteren, en somwyl ze | |
| |
dan aan den hals, aan de bil, aan de zyden en de staart aderlaten. Zo ze niet willen eten, moet men ze door een horen doen innemen, en die in slaap geraakt zyn, moet men branden onder de kuif; tussen huid en vlees pennen insteken; die met Lauwerierolie zyn besmeerd, gelyk ook aan den buik en de slagen. ’t Laatste Middel is ze te snyden.
| |
Andere razerny der Paarden.
Dolheid der Paarden.
’t Gebeurt ook menigmaal, dat de Paarden dol worden, om dat ze van andere dolle beesten zyn gebeten, die watervrees hebben. Dit ziet men aan gespannen aders, dat ze kwylen, en met hun hoofd tegen de muur rusten.
| |
Remedie voor Paarden, door andere dolle beesten gebeten.
Om ze te genezen moet men ’t Schroeiyzer op de beet zetten; en de roof’er zo dra als mooglyk is doen afvallen; Men moet noch in ’t begin ader laten, noch ontlastingen doen. Om de Watervrees ’t Paard te benemen, moet men ’t water in den duister geven, of ’t met een hoorn ingieten, met drie dragmen Joden-pik, of Theriac.
| |
Ander Romedie voor dolle Paarden.
Gy zult de dolheid der Paarden helpen, en beteugelen hunne fouten, zo zy met touwen gebonden worden, om ze door de Neusgaten zwarte Wyn in te gieten, of zo gy ze in geeft de wortel van wilde Komkommers, in een pint Wyn met Salpeter gekookt. Men moet hun ruwtjes ’t lyf vryven, maar voor al het hoofd met zwart Nieskruid, in Wyn-azyn, gekookt; hun veel doen werken, aderlaten aan den bil, ze geen Gerst geven, tot dat ze gematigd zyn. Enige doen ze houden in een donkere en stille plaats, ’t geen ze nog kwader maakt en ze doet sterven. ’t Is een uitnemend goed Middel een Paard te lubben. Dit ongemak komt hun dikmaal over, om dat ze te lang in de Zon gestaan hebben, of om dat ze te veel Boonen gegeten hebben, of om dat ze te veel bloed hebben, dat zieh in de hersenvliezen zet, of als de Gal in de aders is geloopen, of wel door de kwaden aart van ’t water.
| |
Teken van een razende Paard.
Als een Paard begint razend te worden, heeft het de Ogen en Neusgaten ingevallen, het steekt de Ooren op; en zoekt elk te byten. Men moet het aan beide de billen aderlaten. Het weinig te eten geven dien dag en den volgenden; den volgenden zult gy een once Scheerling in ’t water doen, ’t geen het drinken zal.
| |
Andere tekenen.
De tekenen van een razend Paard zyn rode Ogen, meer dan gemeen gezwollen aders. Zy worden mager, om dat zy niet eten. Het Geneesmiddel is ’t hoofd te dekken, op dat ze niet zien kunnen, wie by hen komt, en d’aders van den hals te openen, en ’t bloed aftappen, tot dat het Paard zwak wordt. Daar na moet men ’t bloeden stuiten, en ’t sluiten in een donkere plaats, op dat het zig daar neder zette. Des avonds zult gy ’t geven negen ponden water, om ’t te doen drinken, en daar na zult gy ze noch te eten, noch te drinken geven tot den derden dag toe; daar na zult gy ze naar gewoonte handelen.
| |
Remedien voor allerlei soorten van Ongemakken, moeten elk op hunne plaatzen gezocht worden.
remedie algemeen. Zie panacea.
renonkel. Zie ranonkel.
reseda. Is een Plant, die een houtige wortel heeft; de Stengel is een elleboog lang; de Bladen zyn zonder orde, smaken als Potspys; de Bloemen zyn gemeenlyk wit, somtyd geelachtig. De granen zyn boven op de stengel als ene koorn-aair, dat zwarte zaad in kleine huisjes, of blaasjes vervat; die zich van zelf openen en ze uitstorten.
Plaats. Deze Plant wordt by de muren en onder ’t koorn gevonden.
Eigenschappen. De Ouden gebruikten ze om pyn te stillen, leggende ze op de pynlyke déélen, en die gezwollen zyn door toevloejing van vochten, welke dit kruid ’t vermogen heeft om te verdryven, bezittende krachten, als die der Rakette, en waar van zy enigermaten de smaak heeft.
Dit Kruid wordt door Plinius in zyne Natuurlyke Historie, Reseda genaamd, om dat het de pynen bedaard, a Sedandis doloribus, om dat men het ten dien tyde daar toe gebruikte.
retort, of Kromhals; doch in de wandeling met den Latynsen naam; by de Fransen ook Retorte, ofte ook wel Matras genaamd, is een werktuig der Chimisten en Apothekers, van glas gemaakt, dat men tot overhaling van geesten, en andere bewerkingen gebruikt. Het heeft van onderen de gedaante van ene Fles; en van boven enen langen en naauwen hals, die wat krom gebogen is. Men luteert, of bestrykt de Retorte met Klei, als men ze op een zeer heet vuur wil zetten. En als men den hals met ’t glas zelve toesluit, noemt men dit hermetisch verzegelen.
reuk. Om verloren Reuk te herstellen, moet men een dragma sap van Marjolein innemen. Dit Middel moet nuchteren zyn ingenomen, en des avonds een uur voor den eten. Men hersteld ze ook wel door ’t opsnuiven van Kanarie Suiker.
reukballetjes (uitnemende). Neem Benjom twe oncen; Storax een half once; Aloes hout een dragma; dove Kolen van Wilgen hout zo veel u behaagt. Stamp alles fyn; doe’er twintig grein goede Civet onder; fyne Suiker naar believen; stoot het alles en meng het onder een; en doe het in een Pot koken, tot dat het zyne dikte hebbe; mengende het altyd met een stokje, op dat het niet brande. Anders, zo gy de Reuk- | |
| |
balletjes nog beter wilt hebben, doe daar by twaalf grein Amber, welke gy te voren op een Marmorsteen hebt fyn gemaakt met wat Suiker, en doe ’t in een Braadpan. Als uwe Deeg gekookt is, en alles wel gekneed, maak’er uwe Reukballetjes van.
| |
Andere gemaakte Reukballetjes, die kostlyker zyn.
Neem vier oncen Benjoin; twe oncen Storax; Aloes hout een dragma en een half. Doe de Storax koken met de Benjoin in een Pan, die zuiver is, met Rozenwater, den tyd van een half uur; doe’er daar na gestoten Aloes-hout by. Dit gedaan zynde, doe alles in een heette Mortier met twe dragmen Ambre Grys, en een dragme Civet; en maak daar na uwe bolletjes, als de Drogeryen nog warm zyn.
reukwerk. Mengsel van Reukwerk. Neem een dragma Muskus; en vier Nagelen, vier oncen Lavendelzaad; Civet een dragme en een half; Amber de Grys een half dragma. Doe de Stamper in de Mortier warm maken. Neem de Muskus, Nagelen, Lavendel, en ontrent voor een stuiver witte Suiker, met een vol glas Water, of Rozenwater; stamp alles in een mortier ondereen. Neem een handvol van die poejer, en mengt het ondereen. Zyg het daar na door een Temis, zo lang gy’er maar reuk, of kracht uit kunt halen, die u behaagt. Gy kunt daar tot twe, of drie pond poejer, en zelf meerder, onder doen. Wat de Civet belangt, die moet gy aan ’t eind van uwen stamper doen, brekende en mengende die poejer wel onder een. Daarna moet men ’t gewicht van zes ponden van die poejer nemen, welke gy allengskens in ’t Mortier zult doen, om de poejer met de Civet te mengen, en ze met de Stamper wel fyn te maken. Daar na moet gy ze weder door een haaire Zeef laten loopen, om ze met de andere gemuskerde poejer te mengen. Wat de Amber belangt, die moet in ’t Mortier wel gestampt worden, en men moet daar allengskens twe pond witte poejer in doen, of Gryze, te voren onder de poejer beschreven, tot dat de Amber gants en al gestoten is; ze door een haaire Temis laten loopen, en mengen dan de drie poejers met den andere.
Gy zult een kleine zak van wit Schapenvel maken, die wel genaaid is; met de Nerf aan ’t naaizel; als die gemaakt is, doe’er uwe poejers in, die gereukwerkt zyn, om ze te bewaren; en doe’er zo veel van onder, als u behaagt, na dat gy de poejers méér, of min sterk van reuk wilt hebben.
| |
Witte poejer, die onder ’t mengsel van ’t parfuim komt.
Neem een pond Iris; twaalf beenen van Zééschuim; acht pond Styfsel, een hand vol Osse, of Schapen beenen, verbrandt ze tot dat ze wit zyn, meng alles in een Mortier onder een, zift het daar na onder een in een Mortier.
| |
Gryze poejer.
Neem ’t geen van de Witte poejer over blyft: stamp het weder en meng ’t met Styfsel en een weinig gele Oker, om’er kleur aan te geven, en kolen van wit hout, of Bakkers kolen: meng alles in een Mortier wel onder een; gy kunt’er alle kleuren aan geven, die gy wilt. Eindlyk moet gy alles door een haaire Zeef laten loopen, ’t overschot weder stampen, en ’t ziften en stampen, tot dat alles deur een Zeef is geloopen.
| |
Reukwerk van gemene poejer.
Neem de Florentynse Iris, een pond; droge Rozen een pond; Benjoin twe oncen, Storax een once; gele Santal een once en een half; Nagelen twe dragmen, een weinig Citroenschel. Stamp alles in een Mortier, en doe daar twintig pond Styfsel in; of wel Gryze, of Witte poejer, welke gy wel onder een zult mengen, en een kleur geven, die u behaagt; en zift ze daar na.
| |
Reukwerk voor Zieken.
Daar zyn twe soorten van Reukwerken voor Zieken; de ene zyn droog, de andere zyn vochtig; de ene aangenaam, de andere onaangenaam.
| |
Droog Reukwerk.
Om de hersenen enes Zieken te versterken, doe Hoofdpoejers in de Kamer branden.
Om ’t hart te versterken, doe Hartsterkende poejers branden.
Om de borst te versterken; en te maken, dat de vochten daar niet op vallen; moet men samentrekkende poejers branden.
Om de dampen van de Lyfmoeder te bezadigen. Doe Papier, oud Linden, oude Schoenen en Poejers voor die kwaal branden.
Om een lóópen van den mond te veroorzaken; doe Mercuriale, of Kwikzilver poejer branden.
Eindlyk voor andere ongesteldheden, of ziekten, gebruikt men poejers, of bekwame drogeryen, om ze te genezen, of enige verlichting toe te brengen. By voorbeeld, om ’t hart te sterken, en de hersenen, der droefgeestigen; maakt men hun zakjes, of men berookt hunne klederen met kruideryen.
Om de lucht te zuiveren. Men doet ten dien einde Reukballetjes branden, Beijen, of Greinen van Jenever. Men moet ook hout doen branden, en ander hout welks reuk aangenaam is, en ’t bederf verdryft.
| |
Vochtig Reukwerk.
Om ’t Vertrek eens Zieken op een aangename wyze ruikend te maken. Men moet een Fles met een naauwen hals vullen met Oranje-, of enig ander water, welks reuk aangenaam is, en ze zetten op | |
| |
een Konfoort met heete as, op dat’er de damp zachtjes uit ga, en zich zacht en zoet verspreide.
Om de Kortademigen te hulp te komen. Giet allengskens een Mengsel van Brandewyn, en Zwavel op een heette Schup, of een Plaat van heet yzer, en doe den damp van den Zieken inademen.
| |
Om een huis te berooken en’er de kwade lucht uit te dryven.
Neem de Engelwortel, doeze in den Oven, of by ’t vuur droogen, ze daar na gestampt hebbende, doe ze vier, of vyf dagen trekken, in goeden Wyn-azyn. Als gy ze gebruiken wilt, zult gy een gebakken steen gloejend maken, en daar van daar op doen. De rook, die daar van opgaat, zal uitnemenden dienst doen, tegen de bedorven lucht. Men moet het menigmalen herhalen.
| |
Om een Ziekenhuis, of een andere plaats, door kwade dampen besmet, te berooken.
Doe een Yzere Pan heet maken en giet daar Brandewyn in; of geest van Ammoniakzout, of enkelde Azyn.
| |
Reukwerk, of Cassollette der Reukwerkmakers.
Meng de poejer van Iris, van Storax, Benjoin, en andere kruideryen onder elkander, met Oranjewater. Doe dezen Deeg in een kleen Zilver Vaatwerk, of van Koper, dat van binnen vertind is. Als gy dat Reukwerk wilt gebruiken, doe dan uwe Cassolette in een weinig vuurs, of op heette as; dan zal ze aangename reuk geven.
| |
Reukwerk der Armen.
De reuk van dit Reukwerk is niet aangenaam, maar zeer gezond. Neem vier pond roed, dat dik en glinsterend is, als Pek; stoot het aan poejer. Neem twe pond Zwavel, en zo veel Pek, met een pond Salpeter, en een halfpond Olyvenolie. Doe dit onder een smelten. Laat het daar na koud worden en bewaar het. Om ’t te gebruiken breekt men’er enige brokken van aan stuk, die men op een Schop doet branden, die gloejend is gemaakt; of op gloejende kolen. Dit Reukwerk is uitnemend tegen ’t bederf der lucht.
| |
Reukwerks Zakje.
Neem Iris van Florence een pond en een half; Rozenhout zes oncen; Kalamus een halfpond; geel Sandelhout vier oncen. Benjoin vyf oncen, Nagelen een half once, Kaneel een once.
| |
Violen Poejer.
Neem poejer van Florentynse Iris een pond; bleke Rozen; of Muskaat Rozen vier dragmen; Kalamus twe dragmen; Aloesbout een dragme; kleine droge Rozen, anderhalf dragma; Storax, Kalamite tien scrupels; Koriander, twe scrupels; Laurierbladen, een half scrupel. Stamp alle deze Drogeryen; en, ze te gader wel gemengd hebbende, doe’er wat Muskus, of Amber onder. Zo de reuk van de andere Mengzels deurstak, kond gy daar nog de poejer van Iris onder doen; zo veel als gy nodig zult oordeelen.
| |
Poejer van de aangenaamste reuk, die de beste is in Pest en andere besmetlyke ziekten.
Neem poejer van Florentyse Iris, zes oncen. Poejer van Aloeshout, zes scrupels; poejer van Nagelen drie scrupels; stoot het in een Mortier met een houten Stamper voor een deel; drie, of vierhonderd bleekrode Rozen, die vers en in den Dou geplukt zyn, en wel zuiver voor een twede; en voor een derdedeel een once van de takken van Cypreshout. Uwe Rozen en Cypres half gestampt zynde, zult gy de bovengewaagde poejers daar by doen; en zult het stampen volbrengen met ’t alles ondereen te stooten, en ’t van tyd tot tyd met een weinig waters, of Rozensap te besproejen. Die Drogeryen wel onder een zynde gemengd; zult gy daar een weinig Muskus by doen, en Amber de Grys, welke gy te voren in Rozensap zult geweekt hebben; en gy zult de balletjes maken, en in de schaduwe laten drogen, en in een Doos bewaren, om ze, als ’t nodig is te gebruiken.
reuzel. Zie vet.
rhabarber. Is ene Wortel die in China en Persie groeit; waar van daan men ze ons droog brengt. Zy is groot, geelachtig graau, en van binnen dus gemarmerd met wit.
Na dat men deze Wortel uit de aarde gehaald heeft, ontneemt men ze de eerste schors, en een klein geelachtig vlies, dat’er onder is. Men steekt door alle stukken een gat, waar in men een teen steekt, om ze daar aan op te hangen en te dragen. De grootste stukken drogen niet wel van binnen. Dit doet ze ligt bederven. Deze is de reden, waarom men de middelmatige voor de grote stukken moet kiezen, hoe fraei ze’er ook uitzien mogen. De beste Rabarber is knoestig, matig hard, en zwaar; zy is glad van buiten, en weinig kruiderig van reuk, bitter, samentrekkend. Als men ze door midden breekt, moet het binnenste een kleur van Neutmuskaat hebben; en als men ze in enige vocht te trekken zet, geeft ze daar een Saffraankleur aan.
Eischappen. De Rabarber wordt met voordeel gebruikt, om den Buikloop te stoppen. Zy is ook goed voor de Wurmen. Zy zet Gal af, en stopt. Zy maakt eetlust, en bevorderdt de vertering, herstellende de kragt der spiertjes van de Maag. Men geeft ze in poeijer in een lepel Vleesnat; van vyftien of twintig grein tot een half dragma; maar al trekkende in gemeen water tot een dragma. Men kan ze ook tot een Kaaumiddel gebruiken, om dat hare bitterheid draaglyk is. Men geeft, gedurende vyftien dagen tot een gemene drank | |
| |
aan de Kinderen, die Wurmen hebben, een licht aftreksel van een dragma Rabarber in een pint water, met een weinig Zoethout. Men doet geen Verbetermiddel by de Rhabarber; om dat het een Middel is zo zacht, dat het onbekwaam zy, om’er enige kwade uitwerking van te hebben.
| |
Extract van Rhabarber.
Neem een goed deel gekneusde Rhabarber, doe ze warm in Cichoreiwater trekken, zo dat’er het water drie, of vier vingeren breed opstaat. Na dat het twaalf uren heeft getrokken, zult gy ze met vocht een walm laten opkoken, en ze hebbende door een Stamyu laten zygen, zult gy ze in een Posteleine pot bewaren. Daar na zult gy ’t overschot in een ander Cichoreiwater laten trekken, gelyk te voren, en daar na ’t Treksel afgieten, en ’t overschot sterk uitpersen. Eindelyk zult gy uwe twe Aftrekzels onder een mengen, en ze hebbende laten bezinken, zult gyze laten deurzygen; en de vocht laten uitdampen in een glaze vaatwerk; op laau zand, tot dat het overschot een Honig dikte heeft gekregen.
Buiten de bovengemelde eigenschappen, is ’t Extract van Rhabarber uitnemend voor de Lever en Mllt. Men geeft ze van twaalf, of vyftien grein tot twe scrupels.
rhamnus catharticus. In ’t Frans Nerprun; zie Rhynbezie-boom.
rhaponticum, ook Munniken Rhabarber geheten. Deze Plant, hoewel vreemd, groeit licht in onze Tuinen. Zy heeft de zelfde eigenschappen, als de Rhabarber van China, maar zo veel kracht niet: want men moet’er eens zo veel van geven. Men schryft ze gemeenlyk tot een half once in een Treksel voor, en van een half dragma tot twe en drie in zich zelve. Het Afziedsel met een once Rhaponticum, op anderhalf pint water gekookt, is uitnemend in den Buikloop. Men moet ze in kleine stukjes snyden, en’er wat Zoethout in doen, als men ze van ’t vuur haalt.
rhynbezie-boom. Rhamus Catharticus in ’t Latyn. Zie het Woord.
Beschryving. ’t Is een Boomtje, welks Schors naar die eens Kersebooms gelykt; ’t hout is geelachtig, en de tankjes zyn met enige Doornen voorzien. De beijen, die op de bloemen volgen, zyn in ’t groejen groen, maar ryp zynde wordenze zwart: en zyn vol van een zwart sap, dat na den groenen trekt, en van zaden, die rond op den rug zyn, en een kraakbeenige schors hebben.
Plaats. Dit heestertje, dat somwyl een Boomtje wordt, groeit in de Hagen, in de Bossen, langs de Beken, en in vochtige en onbeboude plaatsen. Zyne vrucht is ryp in den Herfst.
Eigenschappen. De beijen van de Rhynbezien zyn voor ’t Podegra goed, voor de Jicht en Waterzucht, om dat zy water afzetten; als men ze afgeplukt heeft: moet men ze ten eerste eten. Men geeft ze van zes tot twintig beijen. Men kan ze ook doen drogen, en ze in poejer geven. Men geeft ze tot een dragma, met Conserf van Oranje-bloessem vermengd, of iet anders dergelyk.
Men maakt nog van die beijen een Purgeerstroop, welken enigen noemen Sirupus Domesticus, of Syrupus de Spina Cervina. Die Syroop is uitnemend in de Waterzucht, in de Podagra, Jicht; kwade gesteldheid, en alle gezwollenheden, en in lange ziekten, die hardnekkig zyn. Men geeft ze van een halfonce, tot een, met een once en anderhalf once in een Afziedsel, dat daar by hoort. Gelukt dit Middel in de eerste reis niet, kan men het drie, of viermaal, om den anderen dag, herhalen, men moet de voorzichtigheid hebben, van door den Zieken te doen eten, een lichte Potasie, zo dra hy ’t heeft ingenomen, om de te grote verandering, voor te komen, welke die Stroop gemeenlyk veroorzaakt.
Die Beijen dienen ook om ’t Blaasgroen te maken, welke een kleur is, die men gemeenlyk in Waterverw gebruikt. Zie miniatuur, en aldaar Blaasgroen.
riddersporen, of Consolida regalis, of Delphinum by de Liefhebbers, heeft een ongeregelde bloem, die uit verscheiden ongeregelde bloemblaadjes bestaat, waar van ’t opperste t’samenloopt, en eindigt op een punt, of spoor, en ontfangt een twede gespleten bloemblad, ’t geen eveneens op een staart, of spoor eindigt. In ’t midden komt een punt op ’t geen een vrucht wordt, bestaat uit vescheiden aautjes, of zaadhuisjes, die in een hoofd by een staan, die zich desgelyks ontsluiten en vol zaden zyn, die ten meerendeelen hoekig zyn.
Zie de soorten in Hubners Kunst-woordenboek.
Maar schoon’er een vry grote Lyst van is, daar zyn’er echter nog meer soorten van, welke in kleur, of gedaante van bloemen verschillen; maar dewyl de meeste toevallig zyn, en van zaden van de zelfde Plant voortkomen, zo zal ik ze overslaan, zonder alle de kleinheden daar van in aanmerking te nemen.
Het eerste soort, de Delfinium Montanum Perenne Villosum Aconiti folio, of de Berg-ridderspoor, die verjaart, haairig is, met bladen van Munnikskap, dat hier gewaagd is, is oorspronklyk van de Alpen, en verschilt veel van de andere soorten van Ridderspoor, om dat zy altyddurende planten zyn. Deze wordt, door ’t zajen van zaden in de maand Maart, voortgebragt in de open lucht; en als de Planten zyn opgekomen, mogen ze in de schaduwe een voet van malkander geplant worden; alwaar ze tot het twede jaar zouden blyven. Zy zullen dan eerst kracht krygen, om bloemen voort te brengen, en dan verplant worden aan de kanten van Bloem-tuinen onder andere bloejende Planten, daar ze’er wel uit zullen zien, als zy in bloei zyn.
De Delphinium Latifolium parvo flore. Tourn. of de breedbladige Ridderspoor, met kleine bloemen, is op ver na zo schoon niet, als het voorgaande soort; maar wordt in de Tuinen van Liefhebbers van Planten, gevonden, om derzelver verscheidenheid. De bloemen zyn zeer klein, en komen | |
| |
zo laat voor den dag, dat men by ons zelden ryp zaad krygt, of de Planten moesten in de Herfst al opkomen, en den Winter over blyven. Het groeit om en by Gibraltar in ’t wild.
De Delphinium platani folio Staphis agria geheten. Of de Ridderspoor, met bladen van Platanus boonen, die men Staphis agria, of Luiskruid noemt. Deszelfs zaden worden in de Geneeskunst gebruikt. ’t Is een grote fraje Plant, die grote fraje bloemen voortbrengt. Deszelfs zaden worden gezaaid in een lichte zandige grond, op een warme plaats, kort na dat het ryp is geworden; maar zo het tot de voortyd bewaard wordt, misdraagt het dikmaal; ’t bloeit in ’t twede jaar na dat het gezaaid is, en sterft, na dat het zyne zaden heeft voortgebragt. Dit zaad is zeer ongemeen, en zelden te vinden, dan by Liefhebbers.
De andere soorten worden gemeenlyk in de Tuinen geteeld, om de schoonheid van de bloemen. Als zy daar onder malkander staan, maken ze een fraai gezicht. De zaden worden in de Herfst gezaaid, kort na dat ze ryp zyn geworden: want als deze in de voortyd gezaaid worden, groejen ze op verna zo groot niet, ook willen dan de bloemen niet dubbel worden. Als de Planten opkomen, moeten ze, of verplant worden, of men moet’er een gedeelte van uittrekken; zo dat de overgebleven Planten, acht, of tien duimen van een moeten staan. Hier door zullen ze plaats hebben, om te groejen, en de takken te spreiden, welke ze gemeenlyk zeer overvloedig voortbrengen; en hunne bloemen in groter bondels zullen voortbrengen. Zy vereissen niet, dat men’er meer aan doet dan ze uit te wieden. In Juni zullen de Planten bloejen, en hunne zaden zullen ryp worden in ’t begin van Augustus: maar om uwe bladeren frajer te hebben, moet gy alleen zulke uittekenen om zaad uit te winnen, die zeer vele dubbelde en fraai bonte voortbrengen; trekkende zulke uit, of snydende alle enkelde en eenkleurige Bloemen weg.
riek noemt men een gereedschap van den Tuinbouw, dat twe, drie yzere tanden heeft, van zeven, of acht duimen lang, waar aan een houten steel is van drie, vier duimen in de ronte dik, en vier voeten lang; zy dient om de op een gehoopte mest uit den Mestput te halen, en ze van den andere te scheiden.
riet (Indies) of Balizier in ’t Frans, is een plant, die verscheiden takken uitwerpt ter hoogte ontrent van vier voeten, en zo dik als een duim, die van plaats tot plaats leden heeft, gelyk andere Rieten. De bladen zyn breed, en gekerfd, op ’t eind met een punt, bleekgroen, kruidig van smaak en met wat scherpheid gemengd. De bloem wast op den top en gelykt enigermate na de Kalmus, is zeer fraai rood. Deze bloem is een pyp die in zeven, of acht ongelyke stukken is gesneden, maar, eer zy open is, gelykt zy na de Scharen van een Kreeft. Hier van daan heeft men ze Flos Cancri geheten. Na de Bloem komt’er een vleesachtige vrucht met drie punten voor den dag, gelyk die der Ricinus, in drie huisjes verdeeld, waar in men ronde zaadjes vindt van bruine zwartachtige kleur. De plant groeit niet dan in warme plaatzen. Zy kan gene koude velen. Men gelooft, dat de Bladen, daar men de Gomme Elemi mede bekleed vind, van dit riet voort komt.
Krachten. De wortel is afvagende en openende
riet wordt ook voor een Fluitje genomen, dat van Riet, Been, of Hout gemaakt is, en waar mede men de Vogels lokt.
ring is een rond van vaste stof, waar mede men iet byeen houdt. Men heeft ze van Yzer en velerleije soorten aan ’t Gereedschap, zo wel van Paarden, als Wagens.
rist uijen. Is woord, dat gebruikt wordt van een menigte van Uijen met een Bies aan een bos Stroo gebonden, ter langte van ontrent een voet, anderhalf, of twe, om ze daar aan te Markt te brengen.
risping. Is een winderigheid die ten monde met enig geluit uitberst, dat onaangenaam is. Zy wordt door een beweging van de Buik en Maag uitgeperst.
De Risping kan voor een toeval van een bedorven beweging genomen worden; als men ze voor ene ziekte aanmerkt, die de koking van den buik, inzonderheid van ’t ondergedeelte, belet. De Risping is somwyl enkel, dat is, heeft gene hoedanigheid, somwyl is zy stiukend, zuur, of brandend, of ruikt na de spys.
De Risping is hem goed, die den Buik vol winden heeft, en als men ze helpen kan voor den dag komen, vindt men daar altyd baat by. Men maakt ze met Anys, Venkel, Koriander, heele Peper, of Komyn, Nagelen, Neutmuskaat, of Zeduarie, of Wynruid, of Orego, of Sevenblad, of Mosplitick, of Wierook.
De Rispingen worden uiterlyk veroorzaakt door een koude lucht, of die de hitte, of hevigen arbeid overtreft, of den overdaad van drinken, of eten.
De menigvuldige Rispingen zyn kwaad, en dat zo veel te meer, als ’t gebrek aan koking te kennen geeft. Zo zy zuurachtig zyn, en lang duren, dreigen ze Waterzucht, een Trommel-buik, of Spys-loop.
Als men aan de Loop is en begint te Rispen, is ’t een goed voorteken. ’t Is somwyl niet strydig met de beleefdheid, een Risping kwyd te worden door den mond; als ’t maar de Natuur is, die ze uitdryft, tot verlossing. Zo een Engborstige begint te boeren, is ’t een goed teken.
robbrechts-kruid, Ojevaarsbek, Geranium. Zie de soorten in het Kunstwoordenboek van Hubner.
De bladen van deze Planten groejen ten merendeele over malkander. De Kelk der Bloem bestaat uit een blad, dat in vyven verdeeld is, en een Star verbeeld. De Bloemen van de Europise soorten bestaan uit vyf bladen; en die van het Afrikaanse soort, ten merendele uit vier, die wat na een Bloem met helm en lippen gelyken, en tien haairtjes rondom hebben staan. De vrucht is vyf- | |
| |
hoekig, en heeft een wyde pen in ’t midden, aan welk dik eind vyf Zaadhuisjes zyn, die elke een zaadje hebben dat gestaart is, en dat als ’t ryp is, wordt door het kronkelen van den bek weggeworpen.
Onder deze is ’t St. Robertskruid, dat hier te Lande in gebruik is, een Plant, die verscheiden takken tot een en een half voet hoogte uitwerpt. Zy zyn takachtig, knopachtig, haairig, rosachtig. De bladen staan aan lange stelen by een, gelyk het Moederkruid. Zy hebben den reuk van witte wortelen als men ze schrapt. De Bloemen bestaan uit vyf purperachtige bladen. De vruchten zyn tot een naald gemaakt, of tot een Ojevaarsbek. Zy wassen op steenige belommerde plaatsen, tegen de muren.
Men heeft drie soorten die voor Wonden goed en samentrekkend zyn. Men gebruikt ze met nut in een afziedsel voor Loop en persing. De eerste, die men Ojevaarsbek noemt, groeit in de Tuinen. De twede tegen de Muren, en de derde in de Bossen. ’t Sap van ’t laatste soort is zeer goed voor ’t bloeden en bloedverlies. Men stampt de Bladen en de Wortel en geeft voor, dat het het bloeden belettende, den naam van Sanguinaria verdient. Men geeft ook voor dat het ontbindende is, en dat het gerast en gekneusd op een heete schup, of lichtjes in wat Wyn gekookt, en als een pap opgelegd, de Gezwollenheden en Zinkingen geneest, zo wel, als de Ontstekingen van de keel, als men ze uiterlyk oplegt na dat men ze met goede Wyn-azyn gestampt heeft. Men zegt ook, dat het afziedsel van die Plant, als een Stoving op den Blaas gedaan, of het kruid tot een Pap gemaakt, de Pis af zet, en is dienstig voor Waterzuchtigen.
robynen; is een Bereiding van natuurlyke zaken, die men zo noemt, om dat zy een rode kleur maken.
| |
Om Robynen te maken.
Men heeft’er, die op deze wys een Robyn maken. Men neemt vier oncen Zout Alkali, drie oncen Poejer van Kristal van Battitura Dilama, dus in de Winkels van Italie genaamd, een half once en zes greinen Goudbladen. Dit moet alles ondereen gemengd zyn, en in een Kroes zyn gedaan, om ’t in ’t vuur te smelten in een Weerslag Oven. Als ’t nat koud, en ’t vuur uit is, breekt men het en doet’er het vuil af, en geef het aan een Slyper om ’t te snyen en polysten. Daar na laat men ’t van een Goudsmit zetten; dit kan men in allerleije soorten van steenen doen.
| |
Robynen Balais.
Neem Vuursteenen, kleine Rivierkeijen, brandt het een zo wel, als ’t ander tot Kalk op vyftien ponden stof, doe daar in twe oncen Menie, drie oncen tot Kalk gebrande Goudglit; meng alles wel onder een, in een kan, doe het den tyd van veertig dagen aan een koken; schuim het daar na, en bezie eens of ’t zuiver zy; doe daar een half once Goud tot as gebrand onder; maak het eindlyk gaar, en laat het vyftien dagen aan een koken; en laat het dan koud worden.
| |
Robynen
Neem een Glazenblazers Kroes, doe daar in tien ponden Frans Glas; om dat dat glas beter daar toe is, dan Kristal; als ’t gesmolten is, doe hier een pond Meni by, doe ’t onder een, op dat de Meni niet op den grond zinke; laat het den tyd van zes uren lang koken, doe daar na by dit gesmolten Mengsel drie oncen Koper, waar mede men in ’t Glazenblazen, een rode kleur geeft. Dit moet fyn gemaakt en gezift zyn. Roer alles, en meng het wel ondereen, en laat het den tyd van drie uren rusten, giet’er na dien tyd over, een once van uwe Oosterse Hyacinth, gemaakt als boven gezegd is, en fyn gestoten en gezift; meng ’t wel met een yzertje, of een zuivere Spatel, en na zeven, of achtmaal zult gy een fraje Robynkleur voor den dag zien komen; laat het zes uren lang koken, het somwyl eens roerende. Laat het daar na koud worden; bewaar dit stof; na dat gy dit met een ander Glas gemengd hebt, zult gy zien, dat het een doorschynende Robyn is.
| |
Robynen Balais.
Neem Bergkristal dat vry glimmend is, en gesneden zo als gy wilt. Ondertussen zoude dit best gesneden wezen tot een Cabuchon, Mogolon, Botezade, met zekere fauten die natuurlyk schynen. Op deze wys zal ’t best na een Rots gelyken.
Neem Drakenbloed in tranen, het beste, dat gy krygen kunt; ’t Is zeldzaam om hare kleurs wil, die zeer geacht is. Men vindt het niet te min in grote Koopsteden. Men moet dat kiezen, dat met kleine blaadjes van kruiden bewonden is. ’t Is zeer wel gestampt met Drakenbloed. Na dat men ’t gezuiverd heeft, en van zyne vuiligheid gereinigd, neem niet, dan ’t zuiverste in wel overgehaalde Brandewyn van zyn Flegma gescheiden; tot dat het de dikte van een Smeersel heeft, en terwyl het weekt, doe daar een weinig gezuiverd Zout van Zwavel by. Bewaar dit Mengsel in een klein Pisglas, dat gy op de heete as zult zetten, als gy ’t gebruiken wilt; roerende het somwyl eens met een houtten Spatel om, op dat het in ’t dik worden zich niet aan dat glas zette.
Neem een klein Vat, een Komfoor met geglommen kolen, leg daar op een fyn plaatje, waar op gy uwe stukken gesneden Kristal zult leggen, keerende en herkeerende ze gedurig met een tangetje, op dat het geen gevaar loope van door de grote hitte te bersten; als gy ziet dat zy gloejend genoeg zyn, gooi ze dan schielyk in koud zuiver water. Haal uwe stukken Kristal uit het water, droog ze wel af, leg ze daar na op geglommen kolen, die ze rondom dekken zullen, en laat ze dus zo langen tyd, dat gy van een tot sestig tellen kunt. Daar na zult gy ze [illustratie] [Plaat 48. pag. 899. tot 909. Fig. 1. Fig. 2. Fig. 3. Fig. 4. Fig. 5. Fig. 6. Fig. 7. Fig. 8. F. de Bakker del. et fec. 1742. ROE.]
| |
| |
warm en schielyk in een mengsel van Drakenbloed gojen; ’t geen staan zal gelyk gezegd is op heete as; dan zullen de Kristalstukken, gerucht maken, en een witten rook opwerpen. Laat ze dus een weinig, op dat de Kristalstukken rondom gedekt blyvende, ’t Tinctuur inzwelgen; daar na zult gy ze naaukeurig schoonmaken, want zy zullen gants donker geworden wezen; en als de dikte der verwende kleur, wel gezuiverd is, zult gy fraje Balais Robynen hebben, die als natuurlyk zyn, die ze zeer gelyk aan die van Rots zullen maken. ’t Voornaamste werk bestaat in vaardige oplettenheid, en de deugd van ’t Drakenbloed.
Men moet wel toezien, dat de stoffen wel gebroken en gemengd worden, als men Gesteenten wil maken, want hoe zy beter gebroken zyn en gemengt, hoe zy beter en helderder zullen wezen, en minder blaasjes hebben.
Merk wel dat de Gesteenten gemaakt moeten worden als de lucht helder is; want dan gelukt het best, gelyk ik heb ondervonden.
| |
Om Robynen en Esmarauden te verdubbelen, gelyk men te Milaan doet.
Neem een schilfer Mastic; zo gy Esmarauden wilt maken, zult gy ze verwen met Spaans groen met Olie gemengd; gy zult’er een weinig Was by doen, zo ’t nodig is, en zo ’t te dik is; zult gy ’t met water dun maken. Dit gedaan zynde, neem twe stukken Kristal, maak die op een rad van die gedaante en fatsoen vast, als gy hebben wilt, maar draag zorg dat die, welke gy’er wilt opleggen, zo dik niet zy, als de onderste. Gy zult de ene op de andere zeer netjes aan alle kanten leggen; leg ze daar na op een yzer plaatje, op geglommen kolen, op dat het Kristal wel heet worde; vervolgens zult gy ze van boven met een lood plaatje aanraken, ’t welk gy aan ’t eind van een stokje hebben zult: maar ’t geen ook zo heet moet zyn, op dat het te beter loope; en als gy ziet, dat het stukje Kristal, genoeg gekleurd is, zult gy ’t andere kleine stukje nemen, dat daar boven op moet zitten; ’t geen ook heet moet zyn. Daar na zult gy ’t op een rood plaatje leggen; en zult de twe stukken te samen lymen, zonder aan de luister van de Robyn enige dikte te veroorzaken, welke helder en klaar aan alle kanten zyn zal. Daar na zult gy ze in uwen Ring doen, doende op uwe Robyn ’t rode blaadje, en op uwe Esmeraud het groene. Alexis.
roede is by de Landmeters tien voet, in de Houtmaat 11. Een Rhynlandse roede heeft 12 voet; in Gelderland 14. De verdere verdeeling van een voet, ziet op het woord maat. Een Roe in ’t vierkant wil zeggen een vlakte, die ene Roe breed en ene Roe lang, en juist in den haak is. Zes honderd vierkante Roeden, of 20 Roe lang, en 30 Roe breed, is hier een Morgen-lands. Honderd Roe, of Bunder, hoewel in Vlaanderen een Morgen maar de helft is van een Bunder. Hondert vierkante Roeden hieten by verkorting een Hond, en tien vierkante Roeden een Raam. De Fransen meten met Perchis, die elke 22 voeten van twaalf duimen zyn, en dus twe en twintig duimen langer zyn, dan twe Roeden houtmaat. Zy hebben ook Toise, dat halve Roeden zyn; die zes voeten lang zyn; honderd Perchis vierkant, maken by hen een Arpent uit.
roejen is een konst. waar door men leert weten wat de inhoud van een Vat is, hoedanig ’t zyn mag, met opzicht op zekere maat; of anders, hoeveel van zekere maten in een Vat gaan.
roe, of Peilstok is een Roedje van hout, of yzer, dat aan een van de einden krom is, en waar op zekere verdeelingen gemaakt zyn, die dienen, om by verwisseling (reductie) de grootte van een Vat, in opzicht van zekere bekende maat, te weten. Deze Peilstok, of Roe wordt ook Diapasen genaamd. Wy zullen in ’t vervolg dezer redenering ze nu eens den enen, dan eens den anderen naam geven, daar we de wyze zullen opgeven, hoe men alle Oxhoofden, kort om alle Vaatwerk meet, daar Wynen, Citers, Olie en andere vochten in gevonden worden.
| |
Hoe men de verdéélingen op een Peilstok maakt.
Men moet eerst een staaltje (echatillon) hebben, bekwaam om ze te maken, zo wel voor de langte, of hoogte, of ’t kruis. Om ’t te hebben; doe (voor alle dingen) een klein rond vat maken, daar niet meer, dan enen bodem in is; dat volmaakt rond is, hebbende achtien, of twintig duimen in ’t kruis, of méér: want hoe meer hoe beter. Wat de hoogte belangt, die een rol moet zyn; zy kan, om eigentlyk te spreken, naar believen zyn, gelyk ook de wydte, of ’t kruis; want of gy ’t kruis van meer, of minder duimen maakt, dat hindert ons niet met al, als gy’er maar een maat Wyns in doen kunt, zo groot, als gy hopen kunt, daar op een Peilstok te kunnen maken. Dit Vat kan men gemaklyk van bladen van blank yzer, of andere stoffen, naar welbehagen, maken.
Als ’t klaar is, zult gy ’t op een Tafel zetten, die waterpas staat, en noch na de ene, noch na de andere kant helt, met den bodem om laag, en de opening boven; doe’er een maat Wyns in van de plaats, daar gy die Peilstok van wilt maken, zo net als gy kunt. Draag zorg, dat gy daar in niet mist; want meer te hebben, zou u in dwaling helpen. Zoek daar na na de diepte van den Wyn. Dit zult gy met een rechte Roede onderzoeken, die heel dun is, als ook het kruis van uw Vat. Deze diepte zal de langte, of hoogte van uw Staal zyn; en ’t kruis, de wydte van uw Staal, die dienen zouden om uwe Peilstok te maken. Om dit beter te verstaan, zal ik een voorbeeld geven.
Daar zy een Vat, of rond lighaam, dat rolrond is A B. C D. Hier in zy gedaan, een maat Wyns, die het Vat heeft tot aan EF. volgemaakt. De diepte, of afstand, die zo in E C. als in F D. is, zal uw staaltje wezen. Deze diepte zult gy onderzoeken met een rechte en dunne Roede; en A B. zal u | |
| |
zyn, of dienen voor een maatje van uwe wydte, of kruis, of Diameter. Zo ’t gebeurt, dat uwe Diameter langer, dan de diepte van uwe maat is; verzet u daar niet over: want gy kunt uw gezegde Vat zo groot laten maken, dat zyn kruis méérder langte, dan zyne diepte heeft; en die diepte verliest evenwel den naam van langte niet, maar de diepte is altyd de langte, en het kruis behoudt den naam van wydte.
Als ’t gezegde gedaan is, zult gy twe maten hebben, te weten E C. voor de langte van uw staaltje, en A B, of E F. voor de wydte. Daar na zult gy een vierkante Roede nemen van hout, of yzer, of naar uw believen, van vyf, of zes voeten lang, of zo veel als nodig is, die wel recht is, aan welker eind gy een haak moet maken, die ontrent een half voet lang is, of naar uw believen, en van zo veel wydte. Deze Roede zy door u verdeeld aan de ene kant in verscheiden gelyke déélen, naar de Lyn E C, welke de gevonden hoogte is. Gy zult dan by de opening aan den omtrek de grootte van de Linie E C. nemen, of D. H. zo na, als gy kunt, welke de hoogte is van de maat, door u in ’t Vat A B. C D. gedaan; en zonder iet te verschrikken, zult gy de klaargemaakte Roede in zo vele déélen, verdeelen, als daar op kunnen staan, beginnende met de punt A, en eindigende met de punt B. Ik heb ze, ten voorbeelde, in tien gelyke déélen verdeeld, getekend: met A, G, H, K, L, M, N, O, P, Q, B. Gy zult in een opslag wel merken, dat elk deel, dat zich op die roede bevindt, in de Figuur niet overeenkomt met A B. E C; maar schoon die op de Roede zo missen te zyn. E F. moet zo lang zyn, als A G, anders zou ’t mis zyn. Alles zo zynde gemaakt, zal deze Roe, een Peilstok, of [Diapazon] genaamd, u dienen om de langte van alle Vaten te meten, als zy maar niet langer zyn, dan deze Roede. Deze gelyke déélen moeten nog in verscheiden andere gelyke déélen verdeeld worden, als in achten, in tienen, in twaalven en vier entwintigen, in sestigen, of meer: want hoe’er meer zyn, hoe de Roede netter zy: maar zo men ze in tienen verdeelt, zal ’t werken gemaklyk zyn.
De andere zyde van deze Roede moet door u gemaakt worden, om de maat van ’t kruis te weten. Gy zult aan de opening van den omtrek de wydte A B. daarop zo na nemen, als mooglyk is, ’t geen de Kruislyn van uw kleine Vat is; en beginnende aan ’t eind B. van uwe roede, zonder den omtrek te veranderen, vergroten, of verkleinen, zult gy ze in zo vele gelyke déélen verdeelen, als gy doen kunt, Zy is hier by voorbeeld in acht gelyke déélen verdeeld, die door de letters B, C, G, H. F, K, L, M, A. verbeeld worden. Elke van deze déélen, moet nog verdeeld worden, of in achten, of in twaalven, of in sestigen, gelyk men in de verdeelingen der langten gewoon is te leeren: maar gelyk’er gezegd is, niets is gemaklyker, dan ene verdeeling in tienen. Deze Roede, of dat einde, dus gereed gemaakt, zal u dienen, om ’t kruis van alle Vaten te meten, als zy maar lang genoeg is: anders kunt gy ’t twemaal meten. Echter gaat’er niet vaster, noch is’er niets gemaklyker, dan een Roede van genoegzame langte, ’t geen door u verstaan moet worden, zo wel van de langte, als wydte.
| |
Andere manier van Roejen, of Peilen.
Menigen vergenoegen zich niet met de voorgaande manier van een Peilstok te maken en verdeelen: want zy zeggen, dat het moeilyk zy, en onmooglyk te maken, dat men niet een misslag begaat; en dat de misslag op ene enkele maat begaan, op een groter vat, een groter misslag veroorzaakt: en wat zoude die niet doen, die in een groot getal maten gemaakt is; ’t geen ik gaarne wil toestaan waar te wezen. Om hun dierhalven genoegen te geven, die netter en effener zyn, dan anderen, zal ik leeren een Peilstok maken, op een veel groter getal van maten.
Gy zult u voorzien van een Vat van hout, of andere stof, rolswyze gemaakt, en volmaakt rond, en daar ten minste veertig maten van de Plaats, of Stad in kunnen gaan, daar gy uwe Diapason van maken wilt. Gy zult het waterpas zetten, gelyk in ’t voorgaande Artikel geleerd is. Daar na zult gy’er zesendertig maten, of vierentwintig zo net in gieten, als gy kunt. ’t Getal van zesendertig kan gevonden worden, door 9 met 4 te vermenigvuldigen. ’t Getal van vierentwintigen, door ’t vermenigvuldigen van 6 met 4. Kort om, wat getal gy’er op zet, ’t is zulks, dat men het vinden kan door ’t vermenigvuldigen van twe getallen met malkander, waar van ’t ene ten minste de vierkante wortel van ’t andere is. By voorbeeld, neem eens; dat gy’er twe en veertig maten in gedaan hebt, wordt dit getal door ’t multipliceren van 7 met 6 gevonden; maar zeven noch zes zyn evenredig, maar onevenredig; dus zou twe en veertig niet zeer bekwaam zyn. In tegendeel is negentig bekwaam, om dat het gevonden wordt door 9 met 10 te multipliceren; en negen is een evenredig getal, hebbende een recht vierkante wortel, welke is drie. Zo gy’er geen sestig maten in wilt doen, zult gy’er twe en seventig in doen, ’t geen een getal is, dat door ’t vermenigvuldigen van 8 met 9 wordt voortgebragt; waar van negen een getal is, dat een vierkante wortel is, gelyk ik te voren gezegd hebbe.
Dit gedaan zynde zult gy de diepte van ’t Water, of de Wyn nemen, met een rechte en zeer gladde Roe. Deze diepte zult gy op een vlakke Tafel aantekenen, of op iet anders, dat vlak is, ’t geen gy in negenen zult déélen, zo gy zesendertig maten in ’t Vat hebt gedaan, of zes, zo gy’er maar 24 in hebt. De ene van deze verdelingen zal zyn een staaltje van uwe langte. Daar na zult gy ’t kruis van uw Vat in vieren verdeelen. De vierkante wortel van vier is twe. Dus zullen twe van deze verdeelingen, ’t staaltje van uw kruis zyn.
| |
Exempel.
Het grote rolronde Vat zy A, B, C, D. Dit zy | |
| |
waterpas gezet, en doe’er in zes en dertig maten zo net, als mooglyk is. Deze ’t hebbende vol gemaakt tot aan de Letters E F; zal de wydte tussen C E, of D F, de langte wezen, daar die zes en dertig maten in zyn, die moeten zo net, als mogelyk is, in negen gelyke déélen worden verdeeld. ’t Ene zal u dienen tot een maat van uwe lengte, welke hier zyn zal D G, of C H. om dat het ene, als ’t andere is. Verdeel daar na de wydte A B, welke het kruis is, in vier gelyke deelen. De twe zullen zyn, of u dienen tot maten van uwe kruislyn, en dat zo veel te meer, als 2 het quadraat van 4 is; welke twe deelen gy hier ziet te zyn A I. Dit dus gedaan zynde, zult gy twe maten hebben, te weten C H. of D G. en A I. De ene voor de breedte van uw staaltje.
De vierkante Roede, die zyne haak aan ’t eind heeft, klaar zynde, gelyk in ’t voorgaande Artikel gezegd is, worde in zo vele deelen, en die zo groot zyn, als de Linie C H. verdeeld, als’er op staan kunnen. Die zyde zal u dienen, om de langte van alle soorten van vaten te meten. De tegenovergestelde zyde zy verdeeld in zo vele deelen als’er op staan kunnen, die zo groot zyn als de Linie A I. Die zyde zal u dienen om den bodem, of ’t kruis van alle Vaten te meten.
Maar, gelyk de twe getalen, die, dóor malkander gemultipliceert, zesendartig hebben uitgebragt, dat is, viermaal negen, beide een volmaakte wortel hebben, kunt gy den afstand C E. verdeelen in vier gelyke deelen, ten minsten zo gy ’t dienstig oordeelt, en ’t ene voor de maat van uwe langte nemen. Maar als men dat doet, zult gy ook verdeelen A B, ’t geen ’t kruis van uw Vat is, in negen gelyke deelen, en’er drie van nemen voor de maat van uw kruis, en dat, om dat drie de vierkante wortel van negen is; en alles zal op een en ’t zelfde uitkomen, gelyk hier achter in ’t brede zal verklaard worden.
Daar by, zo zesendertig u verdacht is van dwalen, om de kleinheid, zult gy in ’t zelfde vat, of een wyder, doen, twe en seventig maten, welke men vinden zal door ’t vermenigvuldigen van acht door negen. Dit uw Vat hebbende vol gemaakt tot aan de Letters E F, verdeele men den afstand C E, of D F. in acht gelyke deelen, zal ’t ene u dienen voor de maat van uwe langte. Verdeel daar na A B, ’t geen ’t kruis is, in negen gelyke deelen, zullen u drie dienen voor de maat van uw kruis; en dat om dat drie de volmaakste wortel is van negen, gelyk gezegd is. Alles moet naar gelang van de Roede zyn, gelyk geleerd is, om daar op de noodwendige verdeelingen op deze wyze te maken.
Gy zult met enen opslag wel aanmerken, dat, zo gy geen Vat kunt vinden, dat rolrond is; dat is, dat gy geen Vat kunt vinden, dat op den bodem zo wyd is, als in den buik en van boven; dat niets zal beletten’er een te nemen, dat in ’t midden wyder is, als aan de einde; schoon evenwel ’t onderscheid niet zeer groot zy: want hoe ’t groter is, hoe ’t groter verschil zal maken; maar moet voor het overige het kruis van ’t ene einde, gelyk aan ’t ander wezen, uitgenomen, dat om het ware kruis van dat Vat te hebben, gy eerst het kruis van een der bodemen zult nemen, en daar na van ’t midden; en van beide zult gy een Lyn op een Tafel, of iet anders, zo net zetten als gy kunt. De helft van die Linie zal het ware kruis van uw stuk wezen, ’t welk ik van nu aan zal noemen de gejustificeerde Diameter. Die Diameter zal verdeeld worden, gelyk we gezegd hebben, in negen, of vier gelyke deelen.
| |
Andere manier om een maat te vinden van hoogte en kruis.
III. Verdeel de Kruislyn van uw Vat naar uw welgevallen; multipliceer deze verdeeling door zich zelven, zo wel, als ’t geen daar uit komt, nog door ’t getal van de verdeeling, die gy aan uw lang zult geven. Deze laatste vermeerdering zal u de maaten toonen, die gy in dat Vat doen moet.
| |
Exempel.
De gejustificeerde Kruislyn van een groot Vat zy de Linie A B. van de voorgaande Figuur. Deze zy verdeeld in zeven gelyke deelen, of in acht, of in negen, of naar uw behagen. Verdeel daar na zeven door zich zelve (dewyl we onderstellen, dat zy in zeven zy verdeeld) en gy zult daar uit krygen 49, ’t geen gy nog zult vermenigvuldigen door ’t getal van deelen daar gy de langte van uw Vat in deelen wilt, die, ik tegenwoordig onderstel, door u in negen verdeeld te zyn. Zo gy 49 vermenigvuldigt door 9, zal daar uitkomen 441, en gy zult 441 maten in uw Vat doen. Na dat gy deze daar op gezet hebt, zoek dan met verstand met een gladde Roede, die recht is, de diepte, (want de Diameter is u reeds bekend) welke nog tot beter begrip zy de linie E C. van de voorgaande Figuur. Verdeel deze linie E C. in negen gelyke deelen; en, om dat gy hebt met 9 49 gemultipliceerd, (want zo gy die 49 had door 8 gemultipliceerd, moet gy ook deze linie in 8 gelyke deelen verdeelen) ’t een zal u dienen tot een maat van uwe langte, en ’t zevende deel van de linie A B, die de Kruislyn van uw groot Vat is, zal u tot een maat der kruisen dienen. Deze twe Maten zynde gevonden, zult gy ze op een houtten, of yzeren roede overdragen; aan welker een eind een haak is, gelyk men hier voor geleerd heeft in ’t eerste Artikel. Daar na zal elke van die eerste deelen, nog in verscheiden andere deelen verdeeld worden.
Zie daar de rechte en de gemaklykste beschryving ontworpen van Peilstokken, of Diapasons te maken, die’er kan gevonden worden, ten minste zo my toeschynt, en welke sederd enigen tyd gevonden is.
Zo’t getal van 441 maten u te groot schynt, en gevolglyk moeilyk om ’t net in een groot Vat te doen; in de plaats van de gejustific: Kruislyn te verdeelen in zeven, verdeelze alleen in vyf, of in nog een minder | |
| |
getal; en de vyf, door malkander vermenigvuldigd, zal u geven 25, welke gy in uw geheugen zult bewaren, of op zich zelven schryven. Desgelyks de langte van ’t Vat, in de plaats van in negen verdeeld te worden. kan men in zeven, of een minder getal verdeelen; daar na zult gy 25 multipliceren met 7 om 175 te hebben. Vervolgens moest men 175 maten in de holte van uw groot Vat doen, om door de voorgaande leer de diepte van die maten te weten. Deze diepte moet juist in zeven gelyke deelen gedeeld worden. De ene dezer deelen zal een staaltje van uw langte en uw vyfde deel van de Kruislyn, voor de staal der Kruislynen zyn.
Let wel, dat gy, om juist te werk te gaan, aan uwen Kuipers Baas, een man die zyn werk wel verstaat, zult zeggen, dat hy u een Vat moet maken, dat volmaakt goed en rond is, waar van beide de bodems even eens zyn, en even groot in ’t kruls, en dat de ene bodem open zy; welk u dienen zal om de diepte der Maten te onderzoeken, welke door u in dit Vat zullen gedaan worden. Eer gy dit gebiedt, zult gy op de voorgaande manier te weten komen, hoe vele maten gy daar in doen wilt, om hem om en by de grootte te zeggen; als, zo gy’er in wilt doen 175 maten, zult gy hem gebieden ’t zo groot te maken, dat gy’er 180 maten, of daar ontrent, in kunt doen, maar altyd liever iet meer dan iet minder. Dit zal hem gemaklyk te doen vallen, inzonderheid zo hy de manieren van ’t Land verstaat. Gy zult hem ook zeggen, dat hy u moet op een Tafel, of andere gladde plaats bewaren de langte van de Kruislyn, zo na als doenlyk is. Dit dus gelast hebbende, zal ’t u ten hoogsten dienen, om u te beletten u te bedriegen.
| |
Hoe men, op een andere wys een goede Staal maakt.
IV. Ik zal hier nog ene manier opstellen, om een nette Maat van langte en Kruislyn te hebben; welke u dienen zal voor hun, die de Rekenkunstige verdeeling weten. Gy zult in een groot Vat, dat wel gemaakt, en volmaakt rond is, doen (gelyk ik reeds verscheiden reizen gedaan heb) een zeker getal van Maten naar welgevallen; want, deze manier is, zonder aan Maten bepaald te zyn. Stel, dat gy’er in gedaan hebt, by voorbeeld, twe honderd en zes en vyftig maten. Zoek de diepte zo naukeurig, als het mooglyk is, zet ze netjes op een gladde Tafel. Neem daar na netjes de gejustificeerde Kruislyn, en zetze op de zelfde Tafel. Die Diameter zy verdeeld in zessen, of in achten, of in een ander getal naar welgevallen. Onderstel, dat zy worde, of zy verdeeld in achten. Multipliceer dan 8 door zich zelven, en gy zult hebben vier en sestig. Divideer 256 maten, die de maten zyn, welke gy in ’t Vat gedaan hebt, door 64 en gy zult vinden 4 tot uw quotient. Dit leert u, dat de langte, of diepte uwer maten in vier gelyke deelen moeten verdeeld worden; en ’t ene daar van nemen voor een maat van uwe langte. Ook zal ’t achtste gedeelte van de Kruislyn van uw Vat zyn, of dienen voor de maat der Kruislynen. Die twe Maten gevonden zynde, zylt gy ze zetten op uwe klaargemaakte Roede, welke zyue Haak aan ’t einde heeft, gelyk we in de voorgaande manieren geleerd hebben.
Zo het, na ’t maken der verdeeling gebeurt, dat’er iet overblyft, ’t geen men in de Cyfferkunst een gebroken noemt, dan zal men enige zwarigheden ontmoeten; als, zo men, in plaats van de Kruislyn in achten verdeeld te hebben, ze in zes gelyke deelen verdeeld heeft, welke in zich zelven gemultipliceerd, 36 voor den deeler van 256 maten gegeven hebben, en 256 maten door 36 verdeeld; 7 voor den quotient gegeven hebben, en 4 voor ’t overschot, die zyn 4/36 van een geheel, welke komen (na verkorting) op 1/9; ’t geen leert, dat men de diepte van uwe 256 maten moest in 7 deelen, en 1/4 van een van die deelen verdeelen, ene zaak, die voor hem bezwaard te doen is, die niet wel verstaat den aart der gemene gebrokens. Dus zal men ’t hun, zo kort mooglyk, leeren.
In de eerste plaats, zult gy 9, den noemer van 1/91 vermenigvuldigen met 7 die is, of zoude uw gantse getal kunnen zyn, en gy zult hebben 63. By dit getal zult gy 1 voegen; ’t geen de Teller van 1/9 is, en gy zult hebben 64; welke de negende deelen zyn. ’t Lang, of diep van uw Vat, of langwerpigrond lighaam, worde in 64 gelyke deelen verdeeld, en waar van gy 9 zult nemen voor een staaltje uwer diepte, of langte. Zo gy vraagt, waarom gy de 9 deelen van de 64 veel eer moet nemen, dan de 10, of een ander getal? De reden is, dat de 7, die uw geheel getal was, door ’t vermenigvuldigen met negen, in negende deelen is gedeeld.
| |
Voorbeeld.
De Linie A B. zy de diepte der Maten in uwe Vat gedaan; in de eerste plaats verdeelt men ze door behulp van de Passer in twe gelyke deelen op de plaats C. Elke van die deelen zal zyn 32, om dat het geheel 64 is. Daar na verdeelt men A C. in twe andere deelen, om te hebben A D, in 8 deelen. Daar by verdeelt men A E. in twe deelen, om te hebben A F. in vier deelen. Eindlyk verdeelt men A F. in vier deelen; een van die vier deelen is 1/64 van ’t geheel A B. Ik doe een van die deelen in E, trekkende na D toe, om te hebben A G van negen deelen, waar van ’t geheel A B. van 64 is; en gevolglyk ’t ware staaltje van uwe langte.
Echter om een dergelyken arbeid te ontgaan, neemt van 256 maten, vier maten, en gy zult houden 252 maten, die door zeven gelyk te deelen zyn. | |
| |
Dit zal genoeg zyn, om hen te vergenoegen, die een staaltje van langte en ’t kruis willen vinden.
| |
Hoe men de Peilstok, of Roe gebruikt.
V. Na dat we geleerd hebben, hoe men een Roe, Peilstok, of Diapason maakt, (want wy hebben te voren, en zullen daar na, zonder onderscheid, den enen en anderen naam gebruiken) met gelyke maten, zullen we hier kortlyk de praktyk, of ’t gebruik daar van leeren. Men zette ze aan de langte van ’t Vat, om met zo een kunst te weten, dat de haak aan den enen bodem van ’t Vat reike. Als de roede dus vast staat, zie dan, hoeveel de langte van de maat zy, die van u daar toe geschikt is, naar de langte van uw Vat om te meten, dat is van de ene der bodemen tot de anderen; trekkende daar af de geschatte dikte van de twee bodemen van ’t Vat, en zo na, als ’t in uw vermogen is. By voorbeeld, stel, dat de wydte van den enen bodem tot den anderen zy, na dat gy daar van de dikte van beide de bodemen hebt afgetrokken, van 10 maten zult gy ze op ’t papier zetten, of gy zult ze in uwe gedagten onthouden.
Dit gedaan zynde, zult gy met de andere kant van uwe Roede, welke gy geschikt hebt voor de Kruislyn van de bodemen, enen der bodemen onderzoeken, en ook de diepte, die uw Vat regt op den boom zoude hebben. Daar na zult gy van deze twe maten’er ene maken, en de helft zal de ware Kruislyn zyn van uw Vat; welke Kruislyn wy te voren de gejustificeerde Kruislyn hebben genaamd.
| |
Voorbeeld.
Om dit beter te verstaan, zie daar een voorbeeld. De maat van den bodem gevonden zynde, zy van 8 gelyke maten van uwe Roe, of Peilstok; en de maat die recht op den Deutel gevonden is, welke altyd de helft van uw Vat is. of zyn moet, zy van 10 maten. Dit by den andere gevoegd zynde, zal 18 maten uitmaken; waar van de helft 9 is voor de gejustificeerde Diameter van uw stuk. Deze Diameter gevonden zynde, worde vermenigvuldigd door zich zelven; en ’t geen daar van komt, nog door de langte van uw Vat. Deze laatste vermenigvuldiging, zal de maten geven, die uw Vat kan inhouden. By voorbeeld de ware Kruislyn zy gevonden van 9 gelyke maten te wezen, welke gy moet met 9 vermenigvuldigen, om 81 maten te hebben. Deze 81 maten zyn nog gemultipliceerd met 10, ’t geen is, dat gy gevonden hebt van gelyke maten van de langte van ’t zelfde Vat, om 810 maten te hebben. Dit doet u weten, dat het Vat zoude inhouden 810 maten.
Let wel. Zo uwe Peilstok gemaakt is om te onderzoeken, hoe vele kannen elk Vat inhoudt, dat 810 ’t getal der kannen zoude wezen: maar zo zy gemaakt was, om te weten, hoe vele stoopen elk Vat houdt, dat 810 ’t getal der stoopen zoude zyn, en dus van de anderen.
| 8 | Kruislyn der bodemen. |
| 10 | Kruislyn van den Deutel. |
Som. | 18 | |
De helft. | 9 | Gejustificeerde Diameter. |
| 81 | Diameter door zig gemultipliceerd. |
| 10 | Langte van ’t Vat. |
| 810 | Maten van gezegde Vat. |
’t Zal menigmalen gebeuren, dat men, in ’t onperzoeken van de maten, ’t zy van de langte, of wydte van een Vat, met de gelyke maat vinden zal enige deelen van de volgende maat, welke gy wel zorg zult dragen, dat gy niet verlieze, uit vrees van dwalen, gelyk men hier na toonen zal.
Om op ’t stuk te komen, en om verstaanbaarder te worden, zie daar een voorbeeld. Hebbende uwe Peilstok, voor de langte gemaakt, aan de langte op het Vat gezet, ’t geen gy meten moet, hebt gy 8 gelyke maten gevonden, en 2/3 van de volgende. Draag wel zorg, dat gy die 2/3 niet verlieze, maar zet ze op ’t Papier met de 8 maten, of wel onthoud ze in uwe gedachten.
De Peilstok, voor de Kruislyn der Vaten geschikt, aan den bodem gebragt hebbende, toont u vier gelyke deelen, en nog 1/2 van de volgende, en in den Deutel 5 gelyke deelen; beiden by een gevoegd zynde, maken ze 9 1/2 gelyke maten uit. De helft is vier maten 3/4 gelyke, en 3/4 voor uwe gejustificeerde Diameter; welke door zich zelven moet vermenigvuldigd zyn, om 361/16 te hebben, welk uitmaken 22 heelen en 9/16, welke gy nog vermenigvuldigen zult, door de lange maat, in uw geheugen gehouden, welke zyn 8 2/3 om den inhoud van uw gezegde Vat te hebben, 195 maten 13/24 van ene maat, welke wat meer is, als een halve maat. Zie daar hoe men zich moet gedragen voor de maten, 2/3 voor de langte in ’t geheugen gehouden.
4 Maten ½ voor de Kruislyn van den Bodem.
5 Maten voor de Kruislyn van den Deutel.
9 Maten ½ maakt beide uit.
4 Maten ¾ voor degejustificeerde Middellyn.
of 19/4 door de Diameter in vieren gedeeld.
| |
| |
Welke zyn voor 361/16 voor die zelfde Diameter, door zich gemultipliceerd.
En 22 Maten 9/16 door ’t te brengen tot geheelen.
8 Maten 2/3 langte van ’t Vat.
195 Maten 13/24 brengt een Diameter van langte voort.
Dit doet zien, dat in uw Vat kunnen 195 maten van die, welke gy voor zekere maat genomen hebt, en 13/24, of een weinig meer, dan de helft.
Wilt gy weten, of gy een misslag hebt begaan, of gy de Gebrokens hebt verloren, die gy gevonden hebt in ’t onderzoeken van uw Lang, en uwe Middellyn? Neem, dat gy voor uw Lang niet hebt gevonden, dan 8 maten, en voor de Kruislyn, van de Bodemen 4, en die van den Deutel 5. Zou de gejustificeerde Kruislyn alleen wezen 4 1/2, welke door zich zelf vermenigvuldigd, geven zoude 20 maten 1/4, dezelve gemultipliceerd door 8, welke de langte is, voor den gantsen inhoud van uw Vat geven zullen 162 maten, en niet meer. De misslag zal geweten worden door 162 maten van 195 13/24 af te trekken, welk zal zyn van 33 maten 13/24.
Hier verwonder ik my over hen, die het gebruik van den Peilstok, of Diapason ondernemen, zonder dat zy iet van de Cyfferkunst weten. Zonder behulp van deze, zal deze Peilstok vals blyven, of wel niet veel waarheid in zich hebben. Ik laat hun die in de Cyfferkunst zyn onderwezen, en die ’t gebruik dezer Peilstok verstaan, bedenken hoe zulke werkluiden, of, om beter te zeggen, zulke broddelaars, in conscientie hun werk kunnen doen.
Ik versta niet, dat hy, die de Peilstok, of ’t Roejen wil oeffenen, een groot Cyfferkundige hoeft te wezen; ’t zal genoeg zyn, dat hy de vier voorname Regels verstaat, te weten Optrekken, Aftrekken, Vermenigvuldigen, en Verdeelen, zonder welke hy zyn oogmerk niet kan bereiken, ten minste zo ’t schynt.
| |
Exempel met de verdeelingen der Peilstok.
Maar, gelyk we in ’t voorgaande Voorbeeld, Gebrokens van de Cyfferkonst gebruikt hebben, die gemeen zyn, en niet de twede verdeelingen van de Peilstok; zullen we hier een ander Voorbeeld ter neder zetten, om te leeren, hoe men hier die twede twede verdeelingen kan gebruiken: Maar eer we verder gaan, moet ge uwe gelyke deelen der maat, van uw lang, en uw wyd, elk in twaalf gelyke deelen verdeelen. Onderstel nu, dat gy, in ’t onderzoeken van ’t lang van uw Vat, 7 gelyke deelen hebt gevonden van uwen Maatstok, en nog negen deelen van de twede verdeeling van de volgende, zult gy dit onthouden. Daar na onderstel, dat gy in ’t doen van het onderzoek van enen der bodemen gevonden hebt 4 gelyke deelen op uwe, en nog zeven deelen van ’t volgende; en onderzoekende de Kruislyn ter plaatze van den Deutel hebt gy gevonden 5 gelyke deelen, en 3 deelen van ’t volgende.
Wat de vier gelyke deelen van enen der bodemen belangt, gy zult nemen 48, (alzo elke in 12 verdeeld is) en 7 van ’t volgende, deze zullen zyn 55 voor de Diameter van gezegden bodem. Wat de 5 deelen der Deutel belangt, gy zult nemen 60 om de reden hier voor gezegd. Daar zult gy by doen 3 twede deelen van de volgende; en gy zult hebben 63 voor de Kruislyn van den Deutel. Om de gejustificeerde Kruislyn te hebben, doe by 55, 63 om te hebben 118; waar van de helft 59, zal zyn de gejustificeerde Kruislyn, welke door zich zelf gemultipliceerd uitmaakt 3481; welke gy nog multipliceren moet met 9 deelen, en de 9 twede deelen van de volgende. De 7 gelyke deelen maken 84 deelen van de twede verdeeling, en de 9 van de twede verdeeling, maken 93. Vermenigvuldig dan 3481, door 93, om, na de gedane multiplicatie, te vinden, 323733, welke gy divideren zult, door 1728 (om reden hier na te zeggen, en gy zult vinden in 187 maten en 597/7729 van ene maat, die een weinig meer is, als de helft. Dit doet men, dat uw Vat inhoudt 187 maten 597/1728, of een weinig meer dan de helft.
De reden waarom men leert divideren 323733 door 1728 is zodanig, om dat gy de gelyke maten van uwe Kruislyn in twaalven hebt verdeeld; zodanig dat gy hebt voor uwen gejustificeerden Diameter gevonden 59 twaalfde, welde door zich zelve gemultiplicerd, uw gegeven hebben 3481, welke zyn van honderd veertig vierdedeelen, zodanig, dat 12 maal 12 zyn 144. Die 144 vierdedeelen, zyn nog gemultipliceerd met 93, welke uw lang is, ook in twaalven geschikt, om te vinden 323733, die zyn 1728; en dat, om dat 144 door 12 vermenigvuldigd, geeft 1728. In ’t kort, dewyl gy gemultipliceerd hebt 59 twaalfdeelen, moet gy multipliceeren 12 met 12, om 144 te hebben, die de deeler is van 3481. Vervolgens, dewyl gy nog gemultipliceerd hebt 3481 door 93 twaalftallen, dat is, door de zelfde maten van uwe langte, in twaalven verdeeld; moet gy nog verdeelen 144 door 12, om 1728 te hebben, de ware verdeeling van 323733. Men zal overgaan (na dat wy ’t tot practyk gebragt hebben) van ’t gebruik tot de Demonstratie. | |
| |
55 Diameter van den Bodem in twaalven.
63 Diameter van den Deutel in twaalven.
118 Som van de twe Diamaters.
59 Diameter gejustificeerd in twaalven.
59
531
295
3481 Diameter gejustificeerd door zich gemultipliceerd en gebragt tot 144.
93 Langte tot twaalftallen gemaakt.
10443
31329
323733 Uitkomst om te Divideren met 1728. Deze Verdeeling gemaakt zynde, komt het op de hoeveelheid van 187 597/1728
Om tot betoog der bovengezegde Dingen te komen, sla men ’t oog, op ’t rolronde Vat A B C D. A B. zy gelyk de maat van uwe Kruislyn B. G. of A F, gelyk aan de maat van uwe langte. Gy zult my ligtlyk toestaan, dat dat Vat maar drie maten in houdt: en dat dewyl de Linie B C, of A D. driemaal is de linie B G, of A F, te weten ene in A B G F, ene andere in F G H E; en de derde en laatste in E H C D. Daar na zy’er een ander Vat waar in ’t eerste besloten is, of bekledende het eerste; te weten I B C M, hebbende zyne Kruislyn, I B. ’t dubbel van de Kruislyn van ’t kleine Vat A B. dat is, vervattende twemalen de maat van uwe Diameter. Dit Vat, dus gemaakt zynde, zal van ’t Vat A D C B niet verschillen, dan in de Kruislyn, want deszelfs langte zal wezen, of moet gelyk wezen aan de langte B C., op dat I M. ook zy van drie maten, gelyk aan de maat van uwe langte. Maar dewyl de Kruislyn I B, het dubbel der Diameter A B is, volgt daar uit, dat de gantse oppervlakte van de grote Cirkel, B O I N. viermaal zo groot zy, als de oppervlakte van de kleine Cirkel A P B Q. Dit kan men op ene andere wys betogen, door ’t eerste Voorstel van ’t twaalfde van Euklides, te weten, dat het vierkant gemaakt op de Kruislyn B I, viermaal grooter zal zyn, als ’t vierkant gemaakt op de Kruislyn A B. Dit is beter te verstaan, om dat in de gantse Figuur van Euklides (dat is, wanneer verscheiden Cirkulen, de ene in de andere zynde een, of een verschillend middelpunt hebben, ene afstand hebbende, waar van de ene gelyk is aan de andere) de evenredigheid van de ene oppervlakte tot de andere altyd uitgedrukt is, door vierkante getalen, dat is, dat, zo de Diameter van de ene eens zo groot is, als de andere; de oppervlakte van de ene ’t vierdubbel van ’t andere zal zyn. Hier uit volgt, dat de oppervlakte is vierdubbel, of dat zy viermaal zo veel vervat, als de oppervlakte A B P Q; en, zo A B P Q. de oppervlakte van ene maat is, is ’t zeker, dat B O I N. de oppervlakte zy van vier maten: Maar dewyl gezegde oppervlakte B O I N. de oppervlakte van vier maten vervat, is ’t duidlyk, dat het gantse lighaam I K G B, vier geheele en volmaakte maten inhoudt; en ’t gantse lighaam I L B H. zal vervatten acht volkomen maten. Dus zal ’t gantse voorgaande Vat twaalf gantse volkomene maten kunnen laten, van twe malen, de maat van zyn Diameter, en van drie malen de maat in zyne langte. Daar van daan is gekomen de voorgaande Regel, die gebiedt de maten van de Kruislyn door zich zelf te multipliceren, daar na de uitkomst daar van door de maten, welke ’t Vat inhoudt in de lengte. Zie de Figuur hier achter.
Eer we een eind van dit Artikel maken, zal ik hier een Figuur by doen, door welk middel men, met den opslag van een oog, de reden zal kunnen zien, waarom men de Kruislyn van ’t midden van een Stuk, dat men meten wil, by de Diameter van enen der Bodemen voegt van dat zelfde Stuk, om nemende de helft van de Som de gejustificeerde Diameter te hebben.
Het stuk, dat te meten is, wordt verbeeld door A C F D B E. De Linie E F. die is, of verbeeldt de Kruislyn van het midden, zy geschat op 10 maten. De Linie A C, die de Diameter van enen der Bodemen is, worde geschat op 8 maten. Doe 10 maten by 8, zult gy hebben 18 maten, waar van de helft is de gejustificeerde Diameter, die van negen maten is. Maar de Diameter van enen der Bodemen is van 8 maten; dus zult gy, om ze van negen maten te maken, ene maat by de Linie A C, of B D, voegen (om dat de ene is, als de andere) in dit soort. Verdeel ene uwer maten netjes in tween: daar na geeft’er ene van aan A, die recht na G. gaat, om te hebben A G, gelyk aan de helft van ene uwer maten. Doe ’t zelfde van de kant der C. na L. toe, en van de ene kant B. na I. toe, daar na van de kant van D, na M. toe; trek daar na de Linie G H I. in de Linie L K M. om te hebben de gantse vierhoek G H I M K L, gelyk aan de gantse Figuur A E B D F C. Het geheel is zo gemeen voor hun, die een weinig in de Meetkunde ervaren zyn, dat het geen langer uitlegging nodig hebbe. Zie de Figuur hier achter.
| |
Andere manier van de Peilstok te verdeelen.
VI. Daar is ene andere Verdeeling voor de maat van de Diameter der Peilstok, of Roede, die in ’t gebruik veel gemaklyker is, als de voorgaande, dewyl die niet meer dan Multiplikatie vereist; te weten, dat de langte van ’t Vat, gemultipliceerd zy door de middellyn van deze, om de juiste maat te hebben. Deze Verdééling is dusdanig. Na dat gy de grootte van uwe Kruislyn gevonden hebt, door de manier, hier voor opgegeven, zult gy u van een Notebome Tafel voorzien, die juist glad en vlak is, waar op gy een rechte onbepaalde Linie zult halen, die by voorbeeld zy A B. Op het | |
| |
punt A; zult gy de Loodlyn A E. oprechten, zo na als gy kunt, welke ook onbepaald, of naar believen zal wezen.
Dit alles dus gereed gemaakt zynde, zult gy op uwen Peilstok, reeds in gelyke deelen verdeeld, de langte der maat van uwe Kruislyn zo na nemen, als mooglyk is. Daar na, zonder de Passer te veranderen, zult gy enen der benen op ’t punt A van de geprepareerde Linie zetten, daarze door de Loodlyn A E is gesneden, en met de andere zult gy ’t Punt D. tekenen. Daar na zult ge met de zelfde opening der Passer (zonder het onbeweegbare been der Passer van ’t Punt A. te lichten) op de Loodlyn ’t punt E. tekenen, op dat A E. zy gelyk A D, te weten gelyk een maat van de grootte van uwe Diameter. Zet daar na het onbeweegbare been van de Passer op ’t Punt D, en teken met het andere het punt H, gelyk A D. Daar na ’t op ’t punt van de zelfde opening overdragende, teken het punt B, en gy zult dus zo lang voortgaan, als gy kunt. Gy zult door dit middel uwe Linie bereid hebben op uwe Tafel, verdeeld in gelyke deelen, komende elk deel overeen met het Staal van uwe Diameter. Deze deelen of gelyke verdeelingen zullen door getalen aangetekend worden, zettende 1. op D., 2. op H., en zo voorts.
Elke van deze gelyke deelen zal zich op deze wyze in ongelyke verdeelen. Zet een der beenen van de Passer op ’t punt E, en opent ’t andere tot het punt D. Als de Passer dus geopend is, verplaats dan een der beenen op ’t punt A. (altyd zonder veranderen der opening van gezegde Passer) en teken met het andere been ’t punt F, om te hebben A F, gelyk aan E D, en de Linie A F zal de Diameter van een Vat wezen, ’t geen alleen twe maten op de oppervlakte van den enen der Bodemen hebben zal. Merk ook wel, dat de Linie A F, dewylze gelyk is aan de Linie E D, tot een Diagonaal zal zyn, of dienen van de Linien A F en A E, en dus van de andere die volgen. Daar en boven breng het onbeweeglyke been van de Passer op ’t punt E, en zet het andere op ’t punt F. Daar na, zonder deze opening te veranderen; zet de onbeweeglyke voet op ’t punt A, en teken met de andere ’t punt G, en de Lini A G, zal de maat van een Vat zyn, dat drie maten in zyne Diameter zal hebben.
Men opene de Passer voor de derde reis, en zette de onbeweeglyke voet op ’t punt E, en ’t andere zette men uit op ’t punt G. De Passer dus geopend zynde, zet de onbeweeglyke voet op ’t punt A, en maak met de andere ’t punt H, en de grootte, of Linie A H, zal de maat zyn van een rond Vat, dat vier maten van ’t Land in zyne Diameter inhoudt. Zie achter de Fig.
Kortom let wel, dat zo gy wel te werk zyt gegaan, de vierde ongelyke maat juist zal komen te vallen op de twede gelyke maat, en dat, om dat twemaal twe maakt vier. Zo ’t anders gebeurt, als gy werkt, zult gy daar door gewaarschuwd wezen, dat gy kwalyk zyt te werk gegaan, en in ’t openen en verzetten van uwen Passer enen mislag hebt begaan. Dus zult gy voor de twedemaal uw werk opnemen. Voorts de negende ongelyke maat, moet uitkomen op ’t punt der derde gelyke maat, dewyl driemaal drie negen maken; en de sestiende ongelyke maat, zal komen op ’t ware punt van de vierde gelyke, en dat om dat viermaal vier zyn zestien; en dus met andere, zo’er meer zyn.
Wat voorts de andere ongelyke Verdeelingen belangt, gy zult den onbeweeglyken voet der Passer op ’t punt E. zetten, en den anderen zo ver voortzetten, dat hy op ’t punt H. kome; daar na zult gy met de dezelfde opening (den onbeweglyken voet der Passer op ’t punt A. zettende) ’t punt I. tekenen. Daar na zult gy den onbeweeglyken voet van den Passer op ’t zelfde punt E. zetten, en ’t andere openen tot het punt I. Gy zult uwe Passer, dus geopend, op ’t punt A. zetten, en met den anderen beweegbaren voet zult gy ’t punt K. maken. Op de zelfde wys, of manier zult gy ’t punt L. en ’t punt M. zoeken, en ook ’t punt B; welke juist op ’t punt der derde gelyke maat zal vallen, om redenen te voren verklaard, ten minste, zo gy genen misslag begaat. Gy zult met de andere gelyke verdeelingen voortgaan, die zich op uwe Linie bevinden, op de zelfde wys, zo en zo langen tyd, als u dunkt goed en nodig te wezen, om de Kruislyn van ronde Vaten van uw Land, of Woonplaats te weten.
Dit gedaan zynde, zal de eerste maat A D. onverdeeld blyven. De twede, die D H. is, zal in drien verdeeld worden; de derde is H. B. in vyf, en de vierde in zeven; de vyfde in negen, en dus met twe voortgaande, zo men nog meer maten had.
Als uwe Linie dus op uwe Tafel zal verdééld wezen, zult gy, met behulp van de Passer, elke verdééling nemen, en ze zo net en naaukeurig, als mooglyk is, overdragen, op den kant van uwe Roede, die tot een maat van de Diameters is gereed gemaakt. Als gy ze overdraagt, onderzoek dan gedurig, of de vierde ongelyke juist zal komen te vallen op de twede gelyke, en de negende ongelyke op de derde gelyke, en zo voorts. Dit gedurig onderzocht hebbende, zal dit u beletten te passen in ’t verdeelen van uwe Roede.
Daar by, zo ’t u in ’t hoofd schiet deze bereide Roede voor de Kruislynen van ronde Vaten in gelyke deelen te verdeelen, zou dit overtollig en onnut wezen; ’t zoude zelf beletten de eerste gelyke deelen van deze Roe, of Peilstok te verdeelen in verscheiden andere gelyke deelen, gelyk men ’t ook dus in ’t begin van ’t twede Artikel geleerd heeft.
| |
Gebruik in Praktyk.
VII. ’t Maken zo verstaanbaar mooglyk opgegeven zynde, gaan we daar van ’t Gebruik, of de Praktyk leeren. Zet de Roe, dus verdeeld, aan ongelyke maten aan enen der Bodemen van uw Vat, dat gy zoekt te onderzoeken; en hou in uwe gedachten, de maten, welke gy gevonden hebt dat op uw Peilstok gestaan hebben, of Schryf ze | |
| |
op een stukje papier. Zet daar na de Peilstok by den buik op ’t Vat, met zodanigen kuust, dat zy in ’t Lood staat; onthou in uw geheugen de maten, die daar op staan. Maak daar na van deze twe maten (te weten van de maat des Bodems, en de maat van den Buik) ene maat, waar van de helft de gejustificeerde maat zal wezen van ’t Vat, dat gy te meten hebt. Als gy dit weet, zult gy uwen Diapason, of Roede, te voren voor de maat der langte, op de langte van ’t te meten Vat, met zulke Konst gereed gemaakt, dat de haak van de Roede enen der Bodemen van gezegde Vat rake. Zie daar na hoe vele maten dat Vat houde, (de dikte der Bodemen naar gissing daar zynde afgetrokken) welke gy door uwen gejustificeerden Kruislyn zult vermenigvuldigen; en ’t geen de uitkomst van deze enige vermenigvuldiging is, zal zyn, of tóónen, hoe vele maten ’t Vat inhoude, dat gy onderzoekt.
| |
Voorbeeld.
Hebbende met uwe Roe den Bodem van uw Vat gemeten; laat ons stellen, dat gy gevonden hebt, dat hy, in ’t kruis, 7. ongelyke maten groot is. Hebbende ze daar na op den Bom van uw Vat overgebracht, nog 9. ongelyke maten binnenswerks gevonden: doe zeven ongelyke maten by negen, om te hebben 16 ongelyke maten. Trek daar de helft van, en gy zult hebben 8. maten, om uwe gejustificeerde maat te hebben; de andere kant van de Roe (die om de langte te meten toebereid is) door zulke konst, als de haak, die aan ene der einden is, zynde daar na gezet op enen der Bodemen, toont u 12 gelyke maten (de dikte der twe Bodemen by gissing daar zynde afgetrokken). Deze 12 gelyke maten worden door uwe gejustificeerde Kruislyn gemultipliceerd, die zyn 8 ongelyke maten, om na gedane multiplicatie te hebben 96 in ’t gantse lighaam van gezegde Vat. Zie daar hoe men doet.
7 Maten, Kruislyn van enen der Bodemen.
9 Maten, Kruislyn van den Buik.
16 Maten, som der twe Kruislynen.
8 Maten, som der twe Kruislynen.
12 Maten, langte van het Vat.
96 Product en inhoud van ’t gantse Vat.
Maar gelyk in ’t meten van de Kruislyn der Vaten ’t dikmaal gebeuren zal, dat gy boven en onder de deelen vinden zult, ’t zy gelyke, ’t zy ongelyke, enig deel, of portie van zyn volgende deel (’t geen men gemeenlyk Gebroken noemt) ben ik te rade geworden, om’er u hier een Voorbeeld van te geven.
| |
Voorbeeld met Gebroken.
De Roe tot de Kruislyn der Vaten gereed gemaakt zynde, is het de kant, die in ongelyke deelen verdeeld is. Na dat zy is gelegd aan den Bodem van een rond Vat, toont zy u voor zyne Diameter 15 gelyke maten, en 2/3 van zyn volgende, en door ’t Bomgat 17 maten, en nog 1/2 van de volgende. Beide by een zynde gevoegd, maken 32 maten 7/6, waar van de helft is 16 maten en 7/12.
Zie daar uwe gejustificeerde Kruislyn, welke gy in uw geheugen zult houden. Deze zelfde Roe gereed gemaakt voor de lange maten der Vaten (’t is de kant die in gelyke deelen verdeeld is) gelegd zynde geweest op zo een wys tegen de ronde Vaten, dat de Kruislyn enen der Bodemen raakt, zal u geven 8 gelyke maten; en 4 van de volgende. Vermeerder uwe gejustificeerde Diameter, die van 16 maten en 7/12 van een maat door 8 lange maten en 1/4 van ene maat, om voor ’t gantse lighaam van gezegde ronde Vat te hebben 136 maten en 13/16. Zie daar hoe men ’t bewerkt.
15 Maten 2/3 Diameter van enen der Bodemen.
17 Maten ½ Diameter van den Deutel.
32 Maten 7/6 somme der twe Diameter.
16 Maten 7/12 helft en gejustificeerde Diameter.
8 Maten ¼ langte van ’t Vat.
136 Maten 13/16 Product en Inhoud van ’t Vat.
Dit zal ten gebruike genoeg zyn, te meer dewyl ’t schynt, dat we daar van genoeg in een der voorgaande Artikels gesproken hebben; daar de Lezer zynen toevlucht toe kan nemen.
| |
Demonstratie.
VIII. ’t Gebruik zynde geléérd, zullen wy’er hier de Demonstratie van laten volgen.
Voor eerst, zult gy aanmerken, dat de Roe, of Diapason door ongelyke deelen verdeeld, verbeelt verscheiden Cirkels, die geen een middelpunt hebben, gelyk gy na de volgende Figuur zeer wel zien kunt; alwaar de Kruislyn A B, gehouden moet worden voor de ware Maatstok van een maat der plaatse van de Stad, of ’t Land, daar gy gezegde Diapason, of Roe gemaakt, of toegesteld hebt.
Dus zal de gantse Cirkel A C B D, de plaats ener oppervlakte, ’t zy hoge, ’t zy lage van ene maat bekleden. De Cirkel A F E G, zal de oppervlakte van twe maten zyn, te weten een in de Cirkel A C B D, welke de grote Cirkel A F E G in zich vervat en besluit. Daar na een andere maat in de | |
| |
wydte, tussen de Cirkel A C B D vervat, en ’t einde van de andere Cirkel A F E G; of om beter te spreken in de halvemaanse Figuur A F E G A D B C A. Hier uit volgt, dat de ronde oppervlakte A F E G A, het dubbel van den omtrek A C B D A moet zyn, en de oppervlakte A L H K A. ’t driedubbel van de zelfde oppervlakte A C B D A; en de oppervlakte A M I N A, ’t driedubbel. ’t Is gemaklyk te toonen, dat die oppervlakte A M I N A, ’t vierdubbel van de oppervlakte A C B D zy, om dat hare Kruislyn, A I, ’t dubbel der Diameter A B is; gelyk in ene der voorgaande Artikels gezegd is, waar in geleerd is, de Roe in verscheiden gelyke déélen te verdéélen. Tans zullewe tóónen door de twede van ’t twaalfde van Euklides, dat de ronde oppervlakte A F E G A, ’t dubbele van de ronde oppervlakte A C B D zy; zie daar de twede propositie van ’t twaalfde van Euklides.
De evenredigheid van ene Cirkel tot ene andere is zodanig, als de evenredigheid van een vierkant, gemaakt op de Kruislyn van den enen tot het vierkant, dat gemaakt is op de Kruislyn van den anderen; dat is, gelyk de evenredigheid is, die men heeft van een vierkant tot een ander vierkant, zodanig is de evenredigheid van de ene Cirkel tot de andere. Maar ’t vierkant, dat zyn zal op de rechte A E, welke de Diameter der Cirkel A F E G, A zal (zo door de constructie, als de laatste op een na van de eerste van Euklides) ’t dubbel van ’t vierkant wezen, dat zal zyn gemaakt op de rechte A B, welke is de Diameter van ene maat, waar uit volgt door deze twede van ’t twaalde, dat de oppervlakte, of de Cirkel A F E G, ook het dubbel van de oppervlakte van de Cirkel A C B D zal wezen, ’t geen men toonen wil. Maar door ’t zelfde bewys zult gy toonen, dat de Cirkel A L H K A, ’t driedubbel van de eerste Cirkel zy, die de oppervlakte van ene maat inhoudt, te weten, ’t driedubbel van den Cirkel A C B D, om dat het vierkant, dat op de rechte linie A H. gemaakt zal worden, ’t driedubbeld van ’t vierkant zal zyn, dat gemaakt zal zyn op de rechte A B, (altyd door de constructie, en door de laatste op een na van ’t eerste) en dus met de andere, zodanig dat de oppervlakte, of Cirkel A, M, I, N A, ’t vierdubbeld van de kleine Cirkel A B C D zal wezen.
Om deze demonstratie te verstaan, moet men ’t Artikel VI. wel verstaan, daar in getoond wordt hoe men moet de Roe in ongelyke deelen verdeelen.
Daar zal men zien, dat de linie A F, die hier door A E. verbeeld wordt, gelyk is aan de Diagonaal E D; en om dat het vierkant, dat daar op zal gemaakt worden, dubbel zal zyn (door de op een na de leste van ’t eerste) van ’t vierkant, dat op A D gemaakt zal worden, ’t geen hier door de linie A B. verbeeld is. Voorts het vierkant, dat gemaakt zal worden op den Diagonaal E F, zal ’t driedubbel wezen van ’t vierkant gemaakt op A D, om dat het gelyk zal zyn (door de laatste op een na van ’t eerste) met het vierkant A F en met het vierkant A E. gemaakt. Maar ik heb tegenwoordig getoond, dat het vierkant zy, dat gemaakt zal worden op A E, en het dubbel gevoegd met het enkel, maakt het driedubbeld. Maar de Diagonaal E F, in de Figuur van het Artikel VI. is hier door de rechte Linie A H. verbeeld, deze is de reden, waarom ’t vierkant, dat op ’t rechte A H. zal gemaakt worden, ook driedubbel zal wezen, van ’t vierkant, dat op de rechte linie A B zal worden gemaakt, en dus met den anderen.
| |
Hoe men met de zelfde Roe de Vaten van verscheiden langten kan meten.
IX. Ik meende hier een einde te maken met het geen ik over de Roe te zeggen had, wanneer my te binnen schoot, dat men met ene Diapason, of Roe de ronde vaten van verscheiden en vele Landen kan meten, als men maar, of door gewoonte (andersins bevinding) of door gewigt de evenredigheid kan weten, van de maat der plaatse, daar de Diapason gemaakt is, tot de maat der Plaatse, daar zy niet is toe gesteld. Bijvoorbeeld. Ik heb een Roe, of Diapason die te Lyon is gemaakt. Deze Roe zal my kunnen dienen, of te Vienne, of te Romons in Dauphine, of in een andere plaats, als ik maar door ’t zeggen van verstandige Luiden, of goede ondervinding de evenredigheid weten weten kan, die, die’er tussen de maat van Lyon en die van Vienne, of Romans is. Dus van Lyon te Vienne gekomen zynde, en willende roejen; zult gy zeer naarstig onderzoeken, of drie potten van Vienne niet houden twe potten, of twe potten en een halve, of een ander getal van de maat van Lyon. Zo dit zo is, zal uwe Diapason u in die plaats zo wel dienen, als of zy daar gemaakt was, zo gy maar den Regel van Drien verstaat.
| |
Voorbeeld door de maat zelve.
Om beter te verstaan; stel, dat de zeven potten van Lyon niet maken dan zes en een halve van Vienne, dat gy zynde te Vienne, en hebbende in een Vat met een Roe, gemaakt te Lyon, gevonden 267 potten 11/28, terwyl de zeven potten van Lyon, niet maken dan 6 1/2 potten, Viense maat. Om dit in Viense maat te doen veranderen, en, om te weten, hoeveel die 267 potten en een half Lyonse maat, potten van Viense maat inhouden, reken dit door uwen Regel van Drien, zeggende; zo zeven potten Lyonse maat niet uitmaken, dan zes potten en een halve Viense maat, wat zullen 267 potten en een half Lyonse maat te Vienne doen? Multipliceer 267 potten en een half, om te hebben 6955/4, Divideer 6955/4 door 7, om te hebben 248 maten 11/28 van Vienne.
Zo 7 geven 6 ½, hoeveel zullen geven 267 ½?
Multipliceer 267 ½
door 6 ½, waar van ’t Product
is 6955/4 | |
| |
Divideer 6955/4
door 7 zal ’t komen op ’t
Quotient 248 11/28
Welke een Vat van Vienne inhoudt.
| |
Exempel door gewigt.
Zo gy u wilt van Wigt bedienen, als gy van Lyon na Vienne ging, onderzoek netjes, hoeveel oncen een Maat van Lyon (men verstaat goede Wyn Klaret) Markgewigt weegt. Stel by voorbeeld, dat een maat Wyn binnen de Stad Lyon net twe en dertig oncen weegt. Onthoud dat, of zet het voor zekerheid op papier. Als gy daar na te Vienne komt, doe zo veel, dat gy vindt Wyn (ten minste zo ’t mooglyk is) van de kleur, kracht, en smaak van die, welke gy in de Stad Lyon hebt onderzocht. Na dat gy, met het gewigt, wel hebt onderzocht, hoe veel een Maat weegt (men verstaat een Maat van Vienne) en stel by voorbeeld, dat zy weegt vier en dertig oncen en 6/15 van een once. Wilt gy nu weten, hoe vele Maten van Lyon gy nodig hebt, om een Maat te Vienne te maken? Verdeel vier en dertig oncen 6/15 door 32 oncen, en gy zult vinden, op ’t Quotient een maat 1/13 van Lyon, waar van ene Maat 1/13 van Lyon, ene Maat te Vienne maken zoude. En dus zouden de 14 van Lyon niet meer maken dan dertien te Vienne. Dus ’t voorgaande voorbeeld nemende zeg. Zo ene maat 1/13 van Lyon niet maken, dan ene maat te Vienne, wat zullen 267 maten en 1/2 maken? Zo gy zonder dwalen werkt, zult gy zo veel dan in ’t voorgaande vinden, te weten, 248 maten 11/28, of wel gezegd; zo 14 niet maken dan 13, wat zullen maken 267 1/2, of 248 11/28.
| |
Aanmerking.
Als men de ene en de andere Maat onderzoekt, wagt u, dat gy genen misslag begaat, hoe gering hy ook wezen mag, want de minste misslag ontrent een Maat begaan, zou u een grote fout maken in een grote menigte van Maten; Eindlyk, de eerste werking door de ondervinding der Maten gemaakt, is gemaklyker en zekerder.
| |
Andere soort van Roe, die gemaklyker te maken is, welke men te Parys en in andere Plaatsen gebruikt.
Deze Roe is een soort van een vierkante houtten stok, of stale Roe, hebbende op elke kant vier linien breette, en ontrent vier voeten, en twe, of drie duimen langte. Men geeft ze niet dan deze langte, om dat ze overeenkomt met een pyp, dat het grootste Vat is, daar men vocht bekwaamlyk in doen kan. Op de Plaatsen, daar dit fust langer mogt zyn, moet men naar gelang een langer Roe maken.
Gelyk de Vaten met de vogten, welke daar in zyn, vaste lighamen zyn, die drie dimensies langte, breedte en diepte hebben, moet men noodwendig, om recht te weten, wat’er in kan, een nette maat hebben, van die drie soorten van uitgestrektheid. Met moet deze dan op de Roe aanmerken. Daarom moet men’er op aantekenen de maat, die elke der welgeschikte Vaten houden kan, die in een Land, of verscheiden Landen in gebruik zyn. Men kan ze in Vrankryk tot negen soorten brengen, deze zyn 1. De Muid en halve Muid. 2. De halve Queue en Quarteau van Orleans. 3. De Pyp en Bussard, of Bisse, gelyk men te Anjou zegt. 4. De halve Queue, de Quarteau, en halve Muid van Champagne. Men kan alle ongeregelde stukken, op deze negen soorten van reguliere Vaten roeijen, merkende aan de evenredigheid en overeenkomst, die zich in hunne dimensies bevindt. Of gelyk in rolronde lighamen, dat is, zulke, die lang en rond zyn, de breedte de diepte gelyk is, is ’t genoeg op de Roe te tekenen de langte en diepte om van de grootte van een Vat te oordeelen.
Deze twe dimensies zyn, op de vier kanten van de Roe, verdeeld in Konings voeten, elke voet in twaalf duimen verdeeld, en elke duim in twaalf linien. De Voet wordt door twe stippen op de ene kant gesteld aangetekend, de Duim door een stip, of door een gantse linie, en de Linie wordt gemeenlyk door een streep getekend. Men tekend ook in Letters aan, de verscheiden reguliere stukken, waar van we te voren gesproken hebben, en deze Tekens, of Letters moeten in twe punten, van elke kant gezet worden, waar van de ene de langte, en de andere de diepte van de Stukken betekent. Op de eerste kant der Roe tekent men ’t Teken der Muid, en half Muid; op ’t twede dat van een halve Queue; en van der Quarteau van Orleans; en die van andere geregelde stukken, op de twe andere kanten, naar den rang welke ze boven hebben.
Onder den naam van elk Stuk, moet men twe, of drie punten tekenen die van den andere, de ene boven de andere staan, zo ver als zy moeten om een half Setier, of Maat van vier Mengelen vocht te betekenen, die 8 pinten houdt, en te boven gaan de juiste Roe, of Maat van ’t Vat, dat daar op door zyn teken getekend is.
| |
Gebruik.
Gy moet ten eerste de hoogte des Bodems van ’t Stuk nemen, dat gy wilt roeijen. Daarom legt gy uwe Roe net op het punt daar ’s Konings voet ge- | |
| |
tekend is; dragende zorg, dat men ze plaatst zo net op het midden des bodems, dat zy zich in twe gelyke deelen verdeelt, zonder ’t welke men een valse Kruislyn zal nemen. Vervolgens brengt gy uw gezicht op het punt der Roe die reikt aan de andere Kim. Zo dat punt, is dat van den naam van ’t Stuk, is zyn Bodem van goede maat. Maar zo dat punt van den naam van ’t stuk is, beneden de Kim, gaat zy te boven, en gy ziet hoeveel door de punten, die de halve Setier, of Maat van vier Mengelen beduiden. Men moet schryven, of in zyne memorie onthouden, de getalen van die halve Setiers die over zyn, om ze te voegen by het getal van die, welde gy vinden zult, in ’t meten van de langte van ’t stuk: maar ’t is niet genoeg enen der Bodemen te meten, men moet ze beide meten, om te zien, of de ene niet groter zy dan de andere ’t geen menigmalen gebeurt. In dat geval moet men hem rekenen en aftrekken van ’t over zyn naar gelang. Daar en boven moet men nog op de dikte, of den buik van ’t Vat letten; en om te weten, hoe veel die kan groter zyn. Men moet de Roe in ’t Lood doen ingaan, door den Deutel; zo dat zyn einde, daar de voet des Konings op staat, den grond reikt. Daar na den vinger op ’t punt brengende van de Roede, die aan de binnenkant komt, van den Deutel, ziet men de tussenwydte welke men heeft van ’t onderscheid, tussen de Kruislyn van ’t midden, of van de Deutel en de Kruislyn van den Bodem. Daar na neemt men daar de helft van, en die tot de spatie gebragt hebbende van de Setiers, of Maten van achtien Mengelen van den Bodem, rekent men zo vele Setiers, als men door de twe, die over zyn, getekend vindt.
De langte van ’t stuk roeit zich, op de zelfde wyze, als zyne hoogte; en zo men overhoudt, voegt men ze by die van den Bodem, om daar van een geheel te maken, volgens de Regel, die boven gegeven is.
Men moet nog letten op de gedaante en plaats der dingen, of zy niet breed en plat zyn, of’er gene zyn, die ingedrukt zyn; of de Bodemen, dat laatste gebrek niet hebben, of iet dergelyks, of het stuk niet geknaagd, of kwalyk gemaakt zy; want in alle deze gevallen, moet men ze verminderen naar gelang van ’t geen men ze anders te groot zoude vinden. Zie ook ton, vat.
| |
ROE Om Schepen te meten.
Om te weten hoe veel een Schip, dat eerst geboud is, kan wegvoeren en hoe groot het zy; zyn gezworen Timmerlieden genoodzaakt den Bodem, of de Kiel te meten, en daar van een Verklaring te geven, of ene Attestatie van ’t getal der Vaten, of Lasten, die daar in kunnen. De tweenveertig vierkante voeten voor een Ton gerekend.
Zy nemen ten eerste de langte van een Schip, van de Voor- tot de Achter-steven, daar na van de wydte, aan elken eind ter wydte van 8 voeten van het Achtersteven, tot aan de Voorsteven. 2. In ’t midden der wydte om de overgebragte wydte hebben, en van deze verschillende wydten ene gemene, of gejustificeerde te hebben, die de anderen vergoed. Eindlyk metenze de hoogte. Eerst in ’t midden by de Masten. 2. Aan elke der einden, gekomen van het Zaadhout tot onder de Luiken. 3. Boven tussen de twe Verdekken, daar na brengen ze dede drie diepten, om daar van ene gemene te hebben, die de hoogten vergoed. Daar na vermenigvuldigen ze de langte door de gemene wydte; en ’t geen daar van komt door de gemene hoogte, en eindlyk, verdeelenze ’t laatste Product door twe en veertig voeten. ’t Geen voor ’t Quotient komt, geeft het getal der Vaten welke ’t Schip kan laden.
roeper, of lokvogel, is een Vogel, welke men tot den Vogelvangst gebruikt, om andere te roepen, of te lokken, en in de Netten te doen komen.
roeren wordt geheten, wanneer men met een Riekje, of Krouwer in een Oranje-, of andere Heester-bak, of Pot roert; by voorbeeld, op een Bed met Sla, Erreten, Cichorei, Aardbyen, enz. dit geschiedt door ze te roeren, dat is, de aarde los te maken, die geslagen schynt, zo dat het Regenwater, of besprengingen, in den bonk van aarde kunnen komen, die in de Bak is, of onder de korst van de aarde kunnen komen, om der wortelen tot voedsel te gedyen.
roervink, is een Vogel, die men aan een Tou, wat ver van ’t Net vast bind, om de andere Vogels te doen naderen en vallen; als men deze op en neder beweegt.
roest. Om Yzer-, of Staal-werken voor Roest te bewaren, zult gy in een aarden verglaasde Pot doen smelten, vier ponden Varkens Reuzel, klein gesneden, en van zyn Vluis en Klieren gescheiden, welke ze bedekt, doende daar twe, of drie lepels gemeen water onder. ’t Vet gesmolten zynde, zult gy ’t door een doek gieten; daar na zult gy ’t in de zelfde Pot doen, met twe oncen geraspte Kamfer, en gy zult het zachtjes doen koken, tot dat’er de Kamfer in gesmolten is. Daar na uw Mengsel van ’t vuur nemende, zult gy’er Loodwit, of een stof, waar van men de Kryden van Yzerkleur maakt, zo veel nodig is, om ze van die zelfde kleur te maken; gy zult Yzer, of Staal zo heet mogelyk met uw hand vryven, en als het koud is, zult gy ’t met Lywaat afvegen.
| |
Om de Roest van de Wapenen te doen.
Bestryk de Wapens met Lywaat, geweekt in Oleum Tartari per deliquium.
| |
Hoe men de Oleum Tartari maakt.
Om deze Oli van Wynsteen te maken, moet men de Wynsteen in ’t vuur laten gloejen en tot kalk verbranden. Als zy wit is, laat ze koud worden, en ze in een Varkensblaas gedaan hebbende, zult | |
| |
gy ze enen nacht in ’t water, of in ene vochtige plaats leggen, Daar na zult gy den Blaas onder ene Pers zetten, en deze Olie zal’er uit loopen, welke de eigenschap heeft om ’t Roest weg te nemen, en glans aan Wapenen te geven.
| |
Om Yzer en Staal voor ’t roesten te bewaren.
Doe Yzer, of Staal zo heet worden, dat men ’t zonder branden niet kan handelen; vryf ze met wit Maagden-, of Nieu Was; steek ’t daar na weder in ’t vuur, om ’t Was in te doen dringen, en vryf ’t daar na met een stuk Lywaat af.
rog. In ’t Latyn, Secale. ’t Is een Plant, waar van’er twe soorten zyn. Zy verschillen echter niet, dan daar in, dat men de ene in de Voortyd zaait, en ze kleiner is, dan de andere, die men in de Winter zaait.
Beschryving. De Rog schiet verscheiden stelen uit, die ter hoogte van vyf, of zes voeten groejen. De Bladen zyn lang, smal, weinige. De Bloemen zyn yle bezemtjes, die aan bosjes wassen, welke aan aairen, of Koornaairen aan de toppen der stengels groejen. De aairen zyn langer, dan die van Weit, en hebben veel langer haairen. De Rogge greinen zyn lang en mager.
Plaats. Men zaait dit Gewas op zandige Landen.
Eigenschappen. De Rog ontbindt méér; en is verhittender, dan de Weit. ’t Meel, of liever ’t Brood daar van gemaakt, op ’t hóófd, tussen twe Lywaten, met wat Azyn, gelegd, geneest verouderde pyn in ’t hóófd. Dit Bróód is van nature, lymig, stoppende en moeilyk te verteren en kwaad voor de Maag. Brood van zuivere Roggenmeel gemaakt, doodt de Wurmen, maakt den buik los. ’t Is echter zo goed niet als Tarwenbrood. Zo men Roggenmeel met Tarwenmeel mengt, is ’t Brood lichter, beter van smaak, en strekt zo zeer niet tot last van de Maag, en ’t blyft langer zacht. ’t Is goed voor luiden, die wat traag van afgang zyn, of die aan schele Hoofdzweer, aan Speenen, en Hartkloppingen onderhezig zyn. De Zuurdeeg hier van is veel beter voor Verzweringen, dan die van ’t Koorn.
Een Pap van Roggenmeel met Honig, en een dojer van een Ei, is verzachtend, ontbindend, bevordert de Verzwering. Men legtze gemeenlyk op de Borsten, voor gestolde Melk. Roggemeel is een van die Geneesmiddelen, welke men voor ontbindende houdt. Het heeft byna de zelfde kracht, als die van Gerst, zynde verzachtend en ontbindend.
| |
Destillatie van Rogge, of van ander granen, als Koorn, en Gerst.
Men maakt ontrent twe derde van een Kromhals vol granen, die men wil, en destilleertze in een Weerslag-oven, open voor ’t vuur, door een vuur, dat naar de kunst opklimt. Want door dit middel zal men in ’t Ontfang-glas vinden, Geest, Olie, vluchtig Zout, dat door den hals van den Kromhals is overgekomen, gemengd onder veel Flegma, waar van men naderhand Rectificatie, Overhaling kan doen, op heet zand met een Kolf met een lange hals, met zyn welgeluterd Kapiteel gedekt; en hebben zelf door herhaalde Rectificatie, een vlugtig wit Christalyn zout, of ten minste een zeer doordingende geest, waar in vluchtig zout vervat is, dat zal ontbonden zyn. Dit kon gebeuren door de grote geschiktheid, welke de vluchtige Zouten der Planten hebben, om zich in de vochten te ontbinden, of te vervliegen. Men haalt’er ook een vluchtige Olie uit, die zeer deurdringende is, daar enige deeltjes van een vlug zout mede vereend zyn.
Eigenschappen. Men kan aan de brandbare geest, met gegiste granen gestookt, de zelfde eigenschappen, als aan de Brandewyn toeschryven. Het zout en de vluchtige geest, zyn zeer bekwaam in alle Ziekten, daar ’t in nodig is kwade vochten te verduwen, en ze door door de gaatjes van ’t vlees en huit heen te dryven door de vochten, of de ongevoelige deurwaasseming.
Men kan ze ook gebruiken in besmetlyke ziekten, in Borstziekten, en vooral in Aamborstigheid, en Zydwee: want zy verdryven de snottigheid met magt, die de mond der vaatjes van de deurwaasseming sloten, en zy helpen de fluimen opbrengen. Zy verdryven de dampen, die zich daar somwyl onder mengen, en die zelf bekwaam, zyn, om kortborstigheid voor te brengen, zonder dat’er enig slymerigheid iet toe doet. Zy ontbinden ’t gestolde bloed, dat de Zydwéé voortbrengt: als men ’t maar in tyds geeft, en eer het bloed, uit de Vaten gelopen, in Etter verandert.
Men geeft ze, van een half scrupel, tot een half dragma in Wyn, in Vleesnat, of een ander vocht, Men mengtze ook met Siropen, of Opiaten. Men kan’er zelf ’t gebruik wel te pas enigen tyd van laten duren, door minder op ene reis te gelyk te geven. Men gebruikt voornamelyk de vluchtige Olie voor ’t uitwendige, en men smeert’er de deelen mede, die van de Jicht zyn aangetast, of van een koude vocht. Men gebruikt ze ook met voordeel, om weder deurstraling in verlamde leden te krygen.
rog. Zie koorn.
ronden, Arrondir, betekent in de Paarden-berydery een Paard rond om doen gaan, ’t zy op een draf, of galop, ’t zy in een groot, of klein rond, zonder dat het dwers over loopt, of op zyde uit gaat.
ronden, is ook een Spreekwys van de Hoedemakery, en betekent, den rand van een Hoed na een Cirkel afsnyden, die’er met kryd op gemaakt is, door een toutje om den bol van een Hoet te laten drajen.
rood. Bloedkleur; of die na ’t Bloed trekt.
| |
| |
| |
Om een fraai Rood te maken.
Neem een halfpond Fernambuks hout, twe handen vol as, een hand vol levende Kalk; laat alles den tyd van een half uur weeken, in een genoegzame menigte van Regenwater. Doe alles daar na in een nieuwe Pot, laat het ontrent een uur koken. Haal dan uwe Loog van ’t vuur, en hebbende ze wat laten verslaan, gietze in een andere nieuwe Pot, en doe daar in smelten een halfpond Arabise Gom, en uw Rood zal klaar zyn.
Eer gy ’t gebruikt, zult gy ’t in een aarden Pot laten koken, vol met Regenwater, en met twe Duiten Rots-aluin. Gy zult in dit water uw hout laten weeken, dat gy Rood wilt maken, en’t’er hebbende uitgenomen, zult gy het laten drogen.
Vervolgens zult gy uw rood een weinig heet laten worden, en daar mede uw hout vryven, dat gy zult laten droog worden; en als ’t droog is, zult gy ’t met een Wolve-tand polysten, of die van een Hond, of Os.
| |
Rood Water.
Neem twe ponden Loog met de as van Beukeboom gemaakt. Doe daar in een grote menigte Brasielhout dat klein gehakt is, Ossebloed, en wat Rots-aluin. Doe alles koken, en laat dit water koud worden, eer gy het gebruikt.
In de plaats van de bovengewaagde dingen, kunt gy vier oncen roode Goudglid daar in doen, en latenze op de helft koken.
| |
Water van Brasielhout.
Stamp ontrent de grootte van twe noten Rots-aluin; doe deze Poejer koken in een Bottel, of Fiool, die byna vol is, met zeer sterke witte Wynazyn. Draag zorg, dat gy de Bottel roert, en de Poejer wel mengt, enige dagen aan een; Giet daar na de vocht in een verglaasde pot; Doe daar een half once Arabise Gom en gestoten Brasielhout by. Doe ’t koken tot op de helft, of wat meer, dan ene derde. Giet de vocht daar na deur een Lywaat, en bewaar ze in een glazen Bottel, om ze ten gebruike te hebben.
| |
Ander Brasielwater.
Doe twe ponden levende Kalk in sterke Azyn; hebbende daar na de Wynazyn overgegoten in een ander Vat, gooi daar in gestampt, of klein gehakt Brasielhout; hebbende van tyd tot tyd de Pot doen omroeren. Daar na zult gy ’t twe dagen laten bezinken, daar na zult gy’er wat Aluin in doen, en ’t enigen tyd laten staan. Daar na zult gy de vocht zachtjes op de helft laten verkoken. Gy zult het laten koud worden, en ’t door een doek gegoten hebbende, zult gy ’t ten gebruike bewaren.
| |
Ander Brasielwater.
Neem een pond gemeen water, doe daar in drie dagen weeken, een once Brasielhout in poejer gestampt; een half once Vislym; en twe oncen Rots-aluin. Doe vervolgens koken op de helft. Dit water wordt enige jaren zonder bederf bewaard.
| |
Brasielwater voor de Lederbereiders.
Doe twe ponden Brasielhout op twe emmeren water; doe ’t tot op een derde verkoken, en vryf ’t Leder enige reizen met dit water.
| |
Rood voor Ivoor en Been.
Neem een genoegzame menigte scheersel Schaarlaken; en ene menigte van Weed-as naar gelang. Doe ’t koken tot op een weinig meer dan een derde. Doe’er dan wat Rots-aluin by, om uwe Tinctuur helder te maken. Laat het een weinig verkoken, en giet het door een doek; om u daar van te bedienen, zult gy beginnen met uw Ivoor met Sterkwater te vryven, en daar na met uw Tinctuur.
| |
Rood water, dat fraai is voor Waterverw.
Neem een once Fernambuks hout klein geraspt; en zes dragmen Vislym aan kleine stukjes gesneden. Doe alles in een verglaasde pot, met drie halfpintjes Welwater, en doe het op heete as, drie dagen lang met een zachte warmte, trekken. Als de Vislym wel is gesmolten, zult gy’er twe oncen Kermes by voegen, een once Aluin, en drie dragmen Borax. Deze drie Drogeryen moeten gestoten zyn. Men moet dit alles op de helft laten verkoken; en ’t hebbende wat laten verslaan, giet de vocht door een Lywaat, en bewaar ze in een Bottel, die wel gestopt is. Men moet ze acht dagen in de Zon zetten eer men ze gebruikt. De galante Dames kunnen dat Rood gebruiken, om haar aangezicht een kleur te geven, die daar aan ontbreekt.
| |
Rood, dat beter is, als ’t Vermillioen voor Gewassen Schilderwerk.
Doe Rosewater in een pot, doe daar in gestote Konchenille; zo dat het Rozenwater’er twe vingerenbreed op staat. Doe in een ander Vat Weegbree-water, gooi daar uitgebrande Aluin in, dat nog heet tot poejer gestampt is. Giet de twe vochten deur een doek, en mengze onder een, gy zult een schoon Rood hebben, dat gy in een welgesloten Bottel bewaren zult.
| |
Schone Rode Inkt.
Doe in een halfpint sterke Wynazyn, koken een halfvierendeel schoon Fernambuks hout klein gesneden, enige kleine stukken Lersie Chalous, een klein been van Zeeschuim, en een weinig Aluin; doe alles onder een koken; tot dat uwe vocht schoon rood schynt. Daar na zult gy ze van ’t vuur halen, en ze hebbende laten koud worden, zult gy ze in ene Fiool ten gebruike bewaren.
| |
| |
| |
Oranje Rood.
Doe Fernambuks hout, fyn gehakt, koken; tot dat het water ene fraje Tinctuur kryge. Giet het daar na deur een doek, en bewaar ’t; makende altyd dat het ver van Yzer blyft. Als gy ’t gebruiken wilt, zult gy te voren uw hout met water vryven daar Saffraan in geweekt is, en als gy’er bleek geel op gelegd hebt, zult gy ’t laten drogen; en vervolgens zult gy’er verscheiden malen van uw Brasielwater overheen doen. Daar na zult gy ’t bruineren, en met verdrogende Vernis vernissen, met de palm van uwe hand.
rood. Zie Kleur, Tinctuur.
roode aarde, Rubrica; is een roode dichte zware aarde, die wel naar lever gelykt. Zy is niet steenig, maar van ene kleur, en gemaklyk te mengen, als men ze nat maakt. Dioskorides stelt’er twe soorten van Rubrica sinopica en Rubrica fabrilis; of de roode aarde van Sinopis en der Werkluiden. Matthiolus zegt, dat hy niemand hebbe gevonden, die hem heeft weten de ware roode aarde van Sinopis aan te wyzen; dat’er echter, zo veel hy heeft kunnen gissen, geen Mineraal is, dat nader aan deszelfs beschryving komt, als de gemene Armenise Bolus, welke men gemeenlyk by de Apothekers vindt in vierkante brokjes, en welke de Heelmeesters dikmaal gebruiken, om ’t bloed te stelpen, en gebroke beenen te doen heelen.
De Rubrica fabrilis, Roode aarde der Werkluiden, is niets anders, dan ’t rode Kryd, dus geheten, om dat de Timmerluiden ’t gemeenlyk gebruiken, als zy een stuk houts willen in den haak afzagen: want, gelyk Matthiolus zegt; zy smeren hunne Lynen met dat Kryt, om net te tekenen, wat ze daar af moeten zagen, om hunne stukken in den haak, of recht te doen zyn. Dioskorides pryst de aarde van Kappadocie, als de beste aan, welke Sinopise wordt geheten, en dus genaamd wordt, om dat men ’t van die Stad haalt, waar in men’er groten handel in dryft.
De zelfde Schryver zegt, dat de eerste is opdrogende, en samentrekkende, en dat men ’t dus doet, zo wel in de Pleisters voor de Wonden gereed gemaakt; als in de verdrogende en samentrekkende koekjes, welke men in een zagt Ey, of in een Kers inneemt; en dat zy dient, om den afgang te stoppen, en dat ’t rood Kryd die magt niet heeft.
roodheid van ’t aangezicht. Zie Aangezicht:vlekken.
| |
Maagden Melk.
’t Is ene vocht zo genaamd, om dat zy, in water gegoten, ’t dit doet wit worden, als Melk. De Meisjes gebruiken het, om haar vel fraai te maken. Men maakt ze van Zout van Lood, in gedestilleerde Wyn-azyn ontbonden, of met de Tinctuur van Storax en Benjoin met Brandewyn gemaakt.
rooken is een woord van de Chimie, waar mede men te kennen wil geven, dat men ’t ene lighaam den rook van ’t ander doet ontfangen.
room is het vetste, dikste en aangenaamste gedeelte van de Melk. De Boter en goede Kazen, zyn van Room met de Melk gemaakt; men maakt ook grote en kleine Taarten van Room.
| |
Om veel Room van de Melk te halen.
Neem en rode Slak, en hang ze aan een draad op in ’t midden van’t Vat daar de Melk in zal wezen, en alles dat boven de Slak zal wezen, zal in een Room verkeeren. Zo men een gelyke menigte van Melk in een andere pot doet, zonder daar ook Slakken in te hangen, zal men zien, hoe veel méér’er in den eenen, als in den anderen zy.
| |
Zoete Room.
Zet op ’t vuur drie pinten goede Melk, en als die begint op te komen, zult gy ze afnemen en laten ze een weinig staan; Doe’er daar na in Oranjewater, Suiker, wat Meel, en Zout. Doe alles koken, en als ’t gekookt is, zult gy ’t heet opdissen.
| |
Gechokolaatte Room.
Doe een kwartier-uur een pint Melk koken, waar in gy een vierendeel Suiker zult hebben gedaan; kluts een dojer van een Ei, doe die in den Room; en ze nog een walm, of drie opkoken. Neem dezen Room van ’t vuur, en doe’er geraste Chokolaat in, tot dat ze’er kleur van kryge; daar na zult gy ze een weinig weder op’t vuur zetten; en daar na zo deur een doek gieten, en zetten ze in een Schotel, en dissenze heet op.
| |
Room zonder vuur.
Vul een Pot, of Schotel van Melk met Room’er boven op, waar in gy ontrent vier lepels geraspte Suiker gedaan hebt wel daar een weinig goede Kaasleb in, en zet ze op een koele plaats. Zo de Lebbe goed is, zal de Melk in een uur gestold zyn. Als men dezen Room wil opdissen, moet men’er Suiker over raspen, en’er tien, of twaalf druppen Oranjewater over doen. Men moet, zo men wil, daar by zo veel Muskus doen, als’er op de punt van een nagel kan leggen.
| |
Om gekookten Room te maken.
Men moet drie halfpintjes Zoetemelk nemen, en een halfdozyn dojers van Eijeren, deze zult gy allengskens onder Melk wellen, en daar na’er uwe andere Melk op gieten, in een kleine Konfituurpan. Doe’er ontrent een vierendeel Suiker, wat meer of min onder, zo gy wilt, naar dat men ’t zoet, of niet zoet wilt hebben; en doe het koken, tot dat het dik wordt; en zo gy wilt dat’er een geur aan zy, doe’er wat Oranjebloessem-water in, wat Muskus en Amber, of enige Citroen-, of | |
| |
Oranjeschillen, wel geconfyt en gestampt, en mengze daar mede. Gy zult weten, dat deze Room gekookt zy, als zy niet meer blyft hangen aan uwe Spatel, dan zult gy ze’er uit halen, zetten ze in porcelleine Schoteltjes op, en raspen’er wat gestootten Suiker over. Gy kunt’er ook Taarten van maken. Daar na zult gy ze een weinig over ’t vuur zetten, in de Pan, of aarde Pot, welke gy roeren zult met uwe garden, den tyd van een Vader ons, Gy zult hem van ’t vuur nemen zonder meer roerens. Daar na zult gy ze schielyk op papier leggen, van de grootte van ene Ryksdaalder; zy zullen groot genoeg worden; daar na zult gy ze terstond te bakken zetten; maar maak, dat de Oven niet te heet zy. Eer men ze in den Oven zet, moet men ze bestrooijen met een weinig Poejersuiker, en zult iets goeds zien, ’t geen weinige luiden weten te doen, zo gy ze wilt dun maken. Als men ze op papier heeft gedaan, gelyk gezegd is, moet men ze op een Tafel zetten, ze met een Taarte dekzel van koper dekken, en leggen’er vuur boven op. Zy zullen niet bakken, dan van enen kant. Daar na zult gy ze op een ander papiertje omkeeren, en gy kunt, wilt gy, aan ’t vogtige eind een Framboos, of klein stukje Citroen, of geconfyte Oranje doen, of wat anders, daar gy plaizier in hebt. Gy zult het met een andere dunne stof dekken. Dit noemt men ze te trouwen. Daar na zult gy ze op een papier in orde leggen, en leggen’er weder het Taartedekzel over heen, om ze allengskens te drogen en by een te voegen; allen die’er van zullen eten, zullen gelóóven, dat ze in eens gemaakt zyn.
| |
Om den Room goed en lekker te maken.
Neem een halfpint Melk en zo veel Room, laat ze met Stremsel Chardonette, of bloem van Artisokken stollen. Als zy gestremd is, zult gy ze in kleine Mantjes doen, op een zyden Lywaat; Laat het uitlekken zo veel als gy kunt, daar na drogen. Als zy wel uitgeloopen is op een teenne Horde, of een handvol los Stroo, kunt gy ze vyf, of zes dagen bewaren. Gy zult ene, of twe van die kleine Kaasjes nemen, als gy ze wilt gebruiken om Room te maken; gy zult ze in een Mortier stampen, daar na beproejen, om ze dun te maken, met goede Melk, en een weinig gemengde zoete Room. Gy zulte ze met Poejersuiker, en een weinig water van Oranje-bloessem, smaaklyk maken. Daar na zult gy alles door een Teems laten loopen, vryvende ze met een lepel; gy zult daar een goede en lekkere Room van maken. Zo gy wilt gestremde Melk maken, gelyk men op ’t Land doet, zult gy ze in kleine Mantjes, of Vormtjes, of Schotels, of Vergiettesjes doen. Daar na, als zy wel afgeloopen zyn, zult gy ze op een Porcelleine Schotel opdissen. Men giet’er over zoete Room, gegeesselde Stremsel, toegemaakt als gezegd is; en kunt, om ze smaak te geven, daar in doen Citroenschil, of Oranjeschil van Portugaal.
| |
Andere Room.
Gy zult in drie pinten Melk, een goed halfpintje zoeten Room nemen. Daar na zult gy anderhalfdozyn bittere Amandelen nemen, die gy met heet water zult stampen, onder ze een weinig, zo menigmalen, als gy kunt, te bevochtigen, zult gy’er een weinig van uwe Melk in doen; doen ’t daar na door een doek, en door uwe Melk. Gy zult’er een vierendeel Poejersuiker in doen, met een lepel en een half, of twe ten hoogste, van Oranje-bloessem, naar uw behagen. Gy zult alles door een roeren met een lepel; daar na zult gy ze op ’t vuur laten heet worden; als het een weinig meer dan warm is, zult gy het van’t vuur nemen. Daar na zult gy op een grote Schotel een weinig goed Stremsel nemen, of Chardonette, of bloemen van Artisokken, welke gy schielyk op een porcelleine Schotel, met twe, of drie lepels vol van uwe bereide Room, zult doen. Daar na zult gy ze deur zygen, doen door uw Bereidsel, ’twelk gy roeren zult met uwe lepel, en zo ten eerste in uwen porcelleine Schotels doen, welke gy op warme as zult zetten met een Schotel, of Tafelbord gedekt, dat gy van tyd tot tyd zult oplichten, en’er de vocht afdrogen, op dat ze op den Room niet valle; en als zy begint te stollen, zult gy ze van de heete as nemen. Men moet zorge dragen dat’er geen vuur by kome, en dat zy niet Weije. Deze Room is uitnemend, en wordt Room geheten, op de wys van blanc a manger. Men kan ze twe dagen bewaren.
| |
Om geglaceerde Room te maken.
Neem een halfpint Melk, een pint goede zoete Room, of wat meer, met zes of zeven once Suiker, en een halve lepel Oranjewater; daar na zult gy ’t in een pot van blank Yzer, of van aarde, of iet anders doen, om ’t te glaceren.
| |
Room van St. Gervais de Blois.
Neem een halfpint zoeten Room, doe ze in een aarden pot. Geesselze zeven, of acht slagen met het kleine Balet; doe ze in een schoteltje Poejersuiker, en daar zo veel gestoten Gom-adragant onder, als gy tussen twe vingeren kunt vatten; ga voort met ze te geesselen tot dat zy zo dik, als Boter zy; dis ze op een Schotel, op de wys ener Rotze, op; Zy laat zich zo hoog opleggen als men wil, en laat zich twe dagen bewaren zonder verminderen; men moet ze zonder Suiker opdissen.
| |
Room van Bourdeaux.
Neem vers gemaakte Roomkaasjes, die niet zout zyn, doe ze, gestampt met een houten Stamper, of Rol, in een grote kopere, of aarden Pan; doe’er al zachtjes, onder een gedurig roeren, ontrent vier pinten vers water in; neem’er den Room met een lepel af, doe ze op een Tafelbord, en dis ze | |
| |
met Suiker op. Deze Room kan men maken zo men wil.
| |
Room van Sedan.
Neem een halfpintje zoeten Róóm, een pint goede Melk, en doe ze in een aarden Pot, met een vierendeel Suiker aan stukken; sla ze wel met een kleine garde, en als ze geheel in staat is, sla ze niet meer dan ontrent den rand, als de schuim wel dik is, laat ze ontrent twe uren rusten, en neem ze’er met een lepel af, en doe’er geen Suiker over.
| |
Room Kaas.
Neem een pint goede Melk, een pint Room, die wel zoet is; laat ze met malkander wel stremmen, neem een Kaasvorm die hoog is, doe’er een fyn Lywaat, en daar uwe Kaas in, laat ze enen dag uitdruipen, als gy ze op wilt dissen, doe ze op een Schotel en’er uw Linnendoek af, sny ze een weinig in vieren; doe’er een weinig Suiker op, en water van Oranje-bloessem.
| |
Om gegeesselde room te maken.
Om gegeesselde Room te maken, moet men nemen, naar de menigte, die men maken wil, een half pintje Melk, of drie vierendeel pints zoeten Room, Parysse maat. Gy zult daar een lepel, of twe vol Oranjewater in doen, met een vierendeel Poejersuiker, die wel gezift is, doe alles met malkander in een aarden pot; daar na zult gy geesselen aan den kant van de aarden pot, met een Bezemtje gemaakt van Rystakjes; gy zult het doen schuimen, als ’t wit van een Ei; Daar na zult gy de schuim op de Schotel opscheppen, naar maten zy op komt, en gy zult ze opdissen.
| |
Room om op te snerken.
Besla allengskens in een pint water twe handen vol Meel, met acht Eijeren, een weinig Zout, Boter, geconfytte Citroenschil; hak ze klein, en doe’er Suiker naar gelang in. Zet daar na de aarden pot op ’t vuur, en roer ze gedurig om, met een lepel, tot dat de Room gezet is. Giet dan ’t Meel op een Tafel die schoon is, en giet’er uwe Room op; en, als zy van zich zelf uitgelopen is, en een soort van koek gemaakt heeft; sny ze in kleine stukjes van grootte en gedaante, als u goed zal dunken, en gy zult ze doen bakken in een Pan met Reuzel, of verse Boter; draag wel zorg, dat zy zich aan de Pan niet vast zetten; als deze stukken kleur zullen hebben gekregen, zult gy ze afnemen, en laten afdruipen, en daar na zult gy ze op een Schotel doen, daar gy ze met enig water van Oranje-bloessem zult besproejen, en daar over een weinig Suiker raspen.
roos is ene Ontsteking van de huit, en somtyds van een déél van ’t vlees; deze vocht is somwyl meer, of minder fyn, of zoet en gematigd.
’t Gebeurt somwyl, dat zy verettert, en somwyl is zy zo zwaar niet, en van een gematigder hoedanigheid, wanneer zy verwaarloosd, echter veel kwaad kan doen.
Als men de Roos in ’t aangezicht krygt, is zy gevaarlyk, om dat zy zich aan de hersenvliesen kan mededeelen. Zy is doodlyk als zy in de Lyfmoer, gedurende de zwangerheid, voorvalt; en te meer, als zy een kind overkomt. Zy is ook van kwade voorzegging als zy in een Wond en over Zweren komt, en de beenen bloot raken; en slaat zy van buiten na binnen, is zy zeer te vrezen.
Onder den naam van Roos zyn begrepen Puisten, springend Vuur, enz.
I. Zo dra als de Roos voor den dag komt moet men aderlaten, en buikzuiveren met Verkoelmiddelen, hier te pas komende, om de kwade vochten af te zetten; hier toe gebruikt men Electuarium de succo Rosarum, Senne, Tamarinden, Rabarber; met goede Afziedsels, Wei, enz.
| |
Tamarinde-water zeer goed voor de roos.
II. Neem twintig Pruimen van Damast, tien dragma nieuwe Tamarinde, twe oncen Violaatsuiker, of Stroop in een dragma Rosensap. Laat alles enen nacht trekken, en doe des anderendaags morgens den Zieken ’t innemen. Men moet zorg dragen om het deur te laten zygen eer men ’t geeft.
III. Hoe de Roos geeler is, hoe men ’t bloedlaten meerder sparen zal; voor ’t overigen zullen’er de andere Remedien gelykelyk te pas komen. ’t Eerste, dat men na ’t laten doen moet, is te stoven met de volgende Azyn in Water.
IV. Neem een pint Water, doe’er in twe lepels Wyn-azyn, doe ’t een weinig warmen.
V. Gebruik ’t Sap van Solanum, of van Donderbard, doe daar by een vierdedeel van Hyoscyamus, of bladen van Maankop met Wyn-azyn naar gelang.
VI. Neem een halve dragma Kamfer, drie oncen sap van Sla, met zo veel Slym van Psyllium, doe’er twe lepels Wyn-azyn deur, en stoof’er ’t beledigde déél mede.
VII. Ingeval de Pyn en Ontsteking zeer groot was, zal men zich van dit Recept bedienen.
Neem de sappen van Solanum, Hyosciamus en Maankoppen van elks twe oncen; van slym van fyne Griek, Lynzaad, of Psyllium met Rosenwater, Weegbreewater getrokken, van elks anderhalf ons; Wyn-azyn twe lepels vol, Opium, Kamfer, vier grein van elks, Saffraan tien greinen, twe witten van Eijeren. Meng alles onder een, en doe’er by twe oncen ceraat van Galeen. Zo ’t in den tyd, noch men ter plaatse waar, dat men enkele sappen kon hebben; zal men tot gedestilleerde Waters zynen toevlucht nemen. Doet men dit niet, zal men nemen een halfpintje Wyn en Water, of Oxykraat, waar in men zal ontbinden twe dragmen Zout van Lood, of een half once Salpeter, met vyf, of zes greinen Opium, en zo veel Saffraan.
VIII. Zo dra, als ’t grote vuur zal over zyn, zal men ’t volgende gebruiken. | |
| |
Neem de wortel van Heumst, de bladen van Weegbree, Alssem, en Salie, van elks een hand vol; Chamille, Malote-bloemen, Provincie Rozen, zo veel, als men in twemaal met de vingeren kan vatten. Doe alles met malkander koken in twe pinten water, met een vierendeel Honig, op de wys van een Nat. Als men ’t van ’t vuur haalt, doe’er by een half once gestote Rozen, met zo veel Kamillebloemen, en een once van deszelfs Olie, met die van Dillen.
IX. Levenswys. Terwyl men die uitwendige Middelen gebruikt, zal men ene verkoelende en bevochtigende levenswyze houden. Men zal alles verbieden dat verhitten kan, en vooral Wyn. Men zal doen gebruiken een Afziedsel van Paardenbloemen, Gerst, Reinetappelen, wortels van Plompen, en Zoethout; men zal menigmalen Darmspoelingen geven, bestaande uit alle goede Moeskruiden; zo niet; met den Azyn en Water, en de Honig van Violen en Plompen.
X. Na dat de koorts en de grote hitte zyn bezadigd, zal men buikzuiveren met de Cassia, en de Wei, Catholicum duplex; of de Siroop van Persik-bloemen, gesmolten in een Afziedsel van wilde Cichorei, of Latu, of Tamarinden. Men schryft de Vrouwe niets zonderling, voor, dan laten op den voet, zo zy de Stonden niet hebben.
| |
Roos-poejer.
XI. Neem gestoten Vlierboom zes deelen, Myrrhe een deel. Meng die Drogeryen onder een, en besproei ze met gewynsteende Brandewyn; en leg ze daar na heet op de Roos, die’er niet zal nalaten van te verdwynen.
XII. Als de Roos verouderd is, en men moeite heeft om ze te genezen, gebruik dan ’t nevensgaand Middel.
Neem een hand vol bladen van Hyoscyamus, een hand vol bladen van Scheerling, doe deze kruiden in een weinig waters koken, om’er een Afziedzel van te maken, waar mede gy de Roos zult stoven. Gy zult ook warme Melk gebruiken.
XIII. Voor Puistjes, Blaasjes, Knobbeltjes, of springend Vuur, zal men met aderlaten beginnen, en met de boven aangehaalde Buikzuiveringen voortgaan, naar den ouderdom, de jaargetyden, en de kunne, welke op den voet best gelaten wordt; daar na zal men ’t volgend Smeersel gebruiken.
| |
Pomade voor de Roos.
XIV. Neem drie oncen Citroensap, met twe dragmen Venetiaanse Seruis, zo veel levende gestampte Zwavel, en smeer ze op ’t kwaad. Zo zy te dik waar, zal men’er nog meer van’t zelfde Sap by doen.
| |
Andere Pomade.
XV. Men kan nog Maagdenmelk gebruiken, of Wynsteen-olie, of Olie van Kóórn, of Rozenwater, of Weegbreewater, in welker ene men heeft laten trekken levende Zwavel, gestoten met Goudglid en Aluin.
XVI. Men kan ook de Waters gebruiken, die men tot het aangezicht gebruikt.
roos. Zie rosenboom.
rosenboom, is een mager Heestergewas met doornen bezet, en met gevlerkte bladeren, welks Bloem uit verscheiden bladen bestaat, die in ’t ronde staan, en in een schone order zich uitspreiden. De bladerige kelk en vrucht, wordt naderhand een ronde, of langwerpige vleessige vrucht, die verscheide hoekige vezelige zaden besluiten. De soorten van dit Heestergewas worden in Hubners Kunstwoordenboek in grote Lyst gevonden.
De wilde Roos, Rosa Silvestus Inodora, of Canica. Park. Theatr., heeft verscheiden namen. Men noemt ze Honderoos, Egelantier, Cynorrhodon, Gratecu, en in ’t Latyn Cynorrhodon.
Plaats. Deze Heester wast zonder oeffenen in ’t Veld tussen hagen en ruigte.
Kracht. Zy is samentrekkende. Men maakt’er door destilleren een Water van, dat goed is voor de Ogenziekte.
De Conserf van Rosen is goed voor Bloedspuwen, zo wel als ’t Electuarium van ’t Diarrhodon Abbatis, is goed voor Vloeden der Vrouwen, met rode Wyn genomen. De wortel in poejer met Wyn ingegeven; is een uitnemend Middel voor de beet van een dollen hond. De Vrucht, welke men gemeenlyk Gratecu, of Cynorrhodon noemt, wordt in Afziedsel en Confyt gebruikt. Zy stopt de Loop, doet wateren; breekt de Steen der Nieren en Blaas. ’t Zaad wordt in een Druiper gebruikt. Het Zaadhuisje, de Spons genaamd, is goed in de Steen, in de Scheurbuik. In de opstopping, doet zy wateren, en doodt de Wurmen. Men stampt ze om ze te geven. Men geeft ze van een halfcrupel tot twe.
| |
Conserf der Cynorrhodon.
Neem een goede menigte Cynorrhodon, of Gratecu; maak ze open, en zuiver ze van zaad en ’t harde vel, datze omringt. Leg ze daar na in een glaze pot, en ze met Wyn hebbende besproeid, breng ze in de Kelder, en dek ze met een andere aarde pot. Laat ze daar enige dagen staan, om ze teder te maken; daar na stamp ze in een marmoren Mortier, en de spys door een Teems hebbende gekneed, zult gy het met een dubbel gewigt van Suiker laten koken, tot de dikte van een Bry, die wat hard is, welke gy plat zult maken en aan koekjes snyden. Gy kunt deze Conserf ook dunder maken, en ze in een Pot ten gebruike bewaren. Zy is samentrekkende, hartig, en doet wateren. Men gebruikt ze voor de Steen, Graveel, en’t ophouden van de Pis, in ’t bloedspuwen, zwakke magen, en buikloop.
Een Afziedzel, met de Gratecu gemaakt, is zeer | |
| |
nut in Graveel-kolyk. Die daar aan onderhevig zyn, moesten zorg dragen, dat ze in den Wynoogst een goede menigte van die vruchten by een verzamelen; ze aan een draad rygen, en ze laten trekken op een Stuk, of twe Wyn, dat ze in dat jaar drinken zullen.
| |
De Provincie-Roos.
De bloembladen van dit Heestergewas, bestaan uit vele grote fraje bleekrode ruikende bladen. De vrucht, die daar op volgt, gelykt na die van een wilde Roos.
Plaats. Men teelt dit Heestergewasje in de Tuinen. Het bloeit gemeenlyk in Juni en Juli.
Krachten. Zo men vyf en twintig bladen van de Rosen van Damast eet, doen zy den buik zuiveren, zonder ongemak. ’t Rosensap is openend, ontbindt, veegt af; dus is ’t goed om de Gal af te zetten, en de Verstoppingen der Maag en Lever voor te komen; gelyk ook de anderendaagse koorts.
| |
Medicinale krachten der rode Rosen.
De verse Rosen zyn samentrekkend en verfrissende, maar de drogen stoppen nog meer.
Men haalt het Rosensap op deze wys uit verse Rozen; maar men snydt’er eerst met een Schaar de nageltjes af; zo noemt men dat weinig wit, dat men op ’t eind der blaadjes heeft; daar na stampt men ze in een Mortier, en perst ze uit, en laat het sap buiten de Zon staan tot dat het dik wordt. Daarna bewaart men ’t om’er de Ogen mede te bestryken; men droogt de bladen in de schaduwe, keerende ze menigmalen om, op dat zy niet rotten.
’t Afziedzel van de droge Rosen in Wyn, eens doorgegoten, is goed voor de Oorpynen, Hoofdpyn, Tand- en Oog-pyn, en pyn van ’t Fondement, Aarsdarm en de Lyfmoer. Voor alle die kwalen kunt gy ’t beledigde deel met een veer bestryken, of’er een Klisteer van zetten.
De droge Rozen, zonder dat’er ’t sap uitgehaald is, zyn Medicinaal en genezen met Pappen de ontstekingen der Ingewanden, de raauheden der Maag en ’t Wild vuur.
De droge Rozen, gestoten op de ontvellingen van den aars gedaan, doen goede kracht, als men ze onder pleisters doet, die men op Wonden legt, en zyn zeer goed in alle de Mengsels die men Theriak noemt.
Men brand ze ook om de Winkbraauwen zwart te maken. De droge Rosen, tot poejer gemaakt, beletten de Zinkingen, die op de kakebeenen vallen.
| |
Kweking der Rosen.
De Eerste, Twede, Derde, Vierde, Vyfde soort, wordt in ’t wild gevonden; desgelyks ook het Zes de; dat van ’t Vierde en alle de anderen is onderscheiden. ’t Laatste soort by Hubner, uit Millers’ Tuinmans Woordenboek gewaagd, is gekweekt uit de zaden van de Schotse Roos.
Schoon de Egelantier-roos in enige plaatsen in ’t wilde groet, zy wordt evenwel in de fraaiste Tuinen gekweekt, om de aangenaamheid der reuk, die de gantse lucht in den Voortyd, inzonderheid na een regenvlaag, ruikend maakt. Alzo de bloemen van dit soort, enkelde zynde, niet in tel zyn, worden de takken van de Heesters gesneden, om ze onder de bloemen te mengelen, die men in Bakken zet, om Zalen en Spreekkamers in ’t voorjaar op te schikken; want de reuk van deze bloem is de meeste luiden aangenaam.
De dubbelde Bloem, Negelantier, wordt om zyne fraaye bloemen zo wel gehouden, als om de lieflykheid van deszelfs groene bladen.
Alle de andere soorten van Rosen zyn deurgaans van buitenslands herkomstig: maar hard genoeg, om de koude van onze lucht te kunnen verdragen, en brengen de schoonste en welriekenste bloemen van allerlei soorten van Heesters voort, die tot nog toe bekend zyn. Dit, met het duren van den bloessemtyd, heeft haar met recht tot de waardigste van alle soorten van bloeijende Heesters gemaakt; behalven dat’er nog ene grote menigte van verscheiden soorten van Rosen is, die ene menigte van bloemen, zo in de Grasperken als in de Tuinen maken, zonder dat’er iet anders wordt by gedaan. En alzo de reuk niet kwaad is, wordt zy by de meeste geacht.
Maar om deze schoonheden langer te doen duren, dan zy natuurlyk toe geschikt schynen, is ’t goed enige van deze maandlykeRosen by een warme muur te planten, dit zal ten minste maken, datze drie weken, of ene maand knoppen, eer zulke te voorschyn komen, die elders staan; en zo gy hun de hulp van een glas vergunt, zullen zy nog vroeger voor den dag komen; in ’t byzonder daar Mest achter de Muur gelegd word, gelyk men doet, om vroeg vruchten voor den dag te brengen. Op deze wyze heb ik fraje Rosen van dit zoort in February zien bloejen; en zy kunnen nog vroeger voor den dag gebragt worden, zo imand op dat stuk gevallen is.
Men snydt ook de toppen der scheuten van enige soorten van Rosen af, die in de open lucht en ene sterke grond staan, en in de Lente vroeg in Mey zyn uitgesproten. Dit zal ze nieuwe scheuten doen maken, welke in den Herst zullen bloejen, mits dat ze door de droogte niet lyden, gelyk menigmaal ondervonden is.
Het volgend soort van Roos, welke in de open lucht bloet, is de Kaneel-roos, welke op de Damuskus-roos volgt; dan komt de Rosa Incarnate; de Rosa praenestina variegata plena; waar op komen de Provincie-roos, de honderdbladige witte Roos, en de meeste andere soorten van Rosen volgen, en de laatste soorten zyn de twe Muskus-rosen, welke, zo ze in een schaduwachtige plaats gezet worden, zelden tot September toe bloejen; en zo de Herfst zacht is zullen ze dikmaal duren tot half October.
De Planten van deze twe soorten moeten tegen een Muur, Schutting, of ander Gebou gezet wor- | |
| |
den, op dat de takken mogen ondersteund worden, anders zyn ze zo zwak, dat ze op den grond leggen. Deze Planten moeten niet worden gesnoeit voor Lente, om dat de takken wat teder zyn; zo dat, als zy in den Winter worden gesneden, zy menigmaal na het snyden sterven. Deze brengen hunne bloemen op ’t eind van ’t jaarschot voort in grote bundels, zo dat hunne takken in den Zomer niet gesnoeit moeten worden, op dat de bloemen, daar door niet worden afgesneden. Deze Heesters zullen acht, of negen voeten hoog groejen, en moeten in hunnen groei niet worden gestuit. Zo gy maken wilt, dat ze wel bloejen, zo dat zy geplaatst kunnen worden, daar men ze plek wil gunnen.
Het laagste Heestertje van alle de soorten, die hier gewaagd worden, is de Schotse Roos, of 46 by Hubner, die zelden hoger dan twe voeten groeit; zo dat die onder andere Heesters van de zelfde hoogte moet gezet worden. De rode Roos en de Rosa mundi, groejen gemeenlyk van drie tot vier voeten hoog, maar zelden hoger. Maar de Damast, Provincie en Frankfortse Roos, groejen wel ter hoogte van zeven, of acht voeten. Zo dat men in ’t planten der zelve grote zorg moet dragen, om alle hare soorten te plaatsen, na hare velerleije groei, onder andere Heesters, om fraai voot ’t oog te zyn.
De Frankfortse Roos is van geringe waarde, uitgenomen voor een Staak om’er de tederder soorten van Rosen aan te binden; want de bloemen gaan zelden fraai open, en hebben genen reuk; maar, dewyl zy sterke scheuten maakt, is zy goet voor Stammen, om’er de gele Oostenrykse Roos aan op te binden, welke hen sterker zullen maken, als of zy op hunne eigen stammen stonden. Maar de gele Roos wil op alle plaatsen niet bloejen, en in geen acht of tien Engelse mylen om London brengt ze ene Roos voor den dag: schoon zy in de Noorderdeelen wel bloejen wil. Men moet deze Roos tegen ’t Noorden zetten; want staat ze te warm wil ze niet bloejen.
Alle soorten van Rozen kunnen van Uitloopen, Inleggers, of van Oculeren op den stam van andere Rozen voorgekweekt worden. Deze laatste manier wordt alleen voor enige byzondere soorten gebruikt, welk niet zeer sterk op hunne eigen stammen groejen, en zeer spaarzaam zuigers voortbrengen, of als imant meer dan een soort van Rosen op enen stam wil hebben. Maar dan moet men niet inoogen, dan op zulke soorten, die in groei malkander vry wel gelyken. Want zo men een Oog van een sterkgroejend soort op een zwak soort zet, zal die knop al het voedsel van de zwake na zich trekken, en uitgaan.
’t Beste soort voor Stam is de Frankfortse Roos, die een sterke groejer is, en sterke, schone scheuten voortbrengt, welke de knoppen beter zullen ontfangen, dan enig ander soort. Maar gy moet zeer veel zorg dragen, dat gy de Stam na ’t Inogen gans zuiver van zuigers, of scheuten by den grond houdt: want zo men ze’er aan laat blyven, zullen ze in korten tyd de ogen doen verwelken. De beste tyd om Rozen te mogen is Juni. Men doet het even, als andere Vruchtboomen, en daarom is ’t niet nodig dit hier te herhalen.
Zo gy ze van Uitlóópen wilt voort telen; moeten ze’er jaarlyks in October afgenomen worden, en gebragt worden in een Kweekhof en gezet aan ryen gelyk voor verscheiden andere soorten van bloejende Heesters is aangewezen. Of in de plaatsen daar zy moesten blyven. Of zo men ze op de wortels der oude planten meer dan een jaar laat staan, worden ze houtig en maken ze niet zo goede wortels, als of zy ’t eerste jaar uitgeplant waren, en dus loopen ze groter gevaar van geen wortel te vatten.
Maar de beste manier, om wel gewortelde Planten te krygen, is de jonge takken in te leggen in den Herfst. Deze zullen in den volgenden Herfst goede wortel vatten, inzonderheid zo ze in zeer droog weder wel bevochtigd worden. Dan kan men ze van de oude Planten afnemen en plantenze, daar ze blyven moeten. Deze Planten mogen van October tot April toe verplant worden. Maar, als men ze wil laten sterk bloeijen in ’t eerste jaar na het planten, moeten ze vroeg verplant worden, hoewel, gelyk ik te voren zeide, als zy laat in den voortyd worden verplant, ’t maken zal, dat ze in den Herfst bloejen, als zy maar niet te veel droogte hebben.
De meeste dezer soorten beminnen enen vetten gemesten grond, en een open lucht, waar in ze een groter menigte van frajer bloemen, zullen voortbrengen, dan in een droge en beschaduwde plaats.
De snoei, welke ze vereissen, is alleen om’er ’t dode hout en de zuigers uit te halen; ’t geen in elken Herfst kan gedaan worden; en zo’er enige takken zyn, die te welig groejende al het voedsel van de andere déélen na zich halen, moeten ze’er uitgehaald en afgesnoeid, of ingekort worden, om hem méér takken te doen schieten; zo’er gelegenheid is, om ene ledige plaats daar mede te vullen: maar gy moet maken, dat gy ze met takken opvult, ’t geen zo schaadlyk niet is voor deze Planten, als voor de Vruchtboomen: want zo de takken van Zon en Lucht niet evenveel goed ontfangen, zullen ze hunne bloemen zo sterk niet voortbrengen; nog in zo grote menigte als wanneer zy open zyn, en voor de Zon blood staan, zo dat de lucht’er vryer tussen deur kan schynen.
Bleke Rosen gebruikt men gemeenlyk, om water van negen atreksels te maken: waar van men twe oncen in Buikzuiverende dranken geeft. ’t Beste Rozenwater wordt ook gemaakt van bleke Rosen, of van witte enkelde, om datze sterker dan de anderen ruiken.
| |
Rosenwater.
Pluk bleke, of witte enkelde Rosen, met mooi weder, die eerst een weinig na Zons opgang open zyn gegaan, zo dat ze van den Regen niet nat zyn. Stampze in een Mortier, en laat ze wééken, of | |
| |
isten in een verglaasde pot, den tyd van negen, of tien uren. Doe ze daar na in een doek en pers’er het sap uit.
| |
Rozewater door Overhalen in Aflóópen te maken.
Gedestilleerd Resewater is goed in enkele Buikloop; men maakt een Pap van Bloemenmeel, een dojer van een ei, twe oncen Rosenwater, en een pintje Melk. Men maakt de Stroop van bleke Rosen met haar sap, gezuiverd en zo veel Suiker, of witten Honig. Zy is goed in de Zinkingen van de hersenen. Men geeftze van een once. De Siroop van bleke Rozen wordt van het gezuiverde sap van de bladen gemaakt, van Senne, Lorkenzwam en somtyds Rabarber. Men schryft ze van een once tot anderhalf once toe voor. ’t Electuarium van Rosen wordt met het zelfde sap gemaakt: maar men doet’er by Scammoni. Men geeft ze tot een half once.
Gelyk Rosenwater wat afvagende is, zo gebruikt men het met voordeel in Zinkingen, en andere Oogziekten: maar ’t geen men uit wilde Rosen, of uit hare knoppen haalt, die af zyn geplukt, is beter, dan dat van de tamme Roos, of hunne Knoppen komt, alzo zy afvagender en samentrekkender zyn.
| |
Rosenwater voor de Ogen.
Neem een goede menigte van wilde Rosenknoppen, anders van de Hondsroos; stamptze in een Mortier; bevogtig ze met een sterk Afziedsel van andere Rosen-knoppen. Doe daar na alles in een verglaasde pot, en ze hebbende den tyd van vier en twintig uren laten weeken, distilleer’er op de gewone wys de vocht van. Men bevochtigt de Ogen met dat water, en men mengt het met Weegbreewater tot een Oogwater, om de ontsteking der déélen tegen te gaan.
| |
Rosenboom van alle maanden.
Deze brengt alle maanden Rosen voort, als zy maar wel gekweekt wordt.
Eigenschappen. Zy verschillen van geen andere Rosen.
Kweking. Men moet hem een goede aarde, en goede lucht geven, en ze twemaal ’s jaars snoejen. De eerste Snoei wordt in November, kort aan de aarde gedaan, en de takken die uitspruiten en zich vernieuwen, brengen bloemen met meerder kracht voort.
Men snyt daar na de nieuwe takken ontrent het einde van Maart, of in ’t begin van April; men laat alleen een oog, of twe op elken tak. Kort daar aan, ontneemt men den Rosenboom, rondom de oude aarde, om ze nieuwe in de plaats te doen; en men besproeit ze, als zy ’t nodig heeft. Daar na snoeit men elke uitloop, en snydt de takken af beneden de bloemen. Zo men wil, dat de Roseboom een groter menigte van bloemen in de Zomer maakt; moet men alle de knoppen daar af snyden eer ze opengaan. Door dit middel zult gy Rosen hebben acht maanden van ’t jaar aan malkander, van de eerste af tot aan December.
| |
De Rosen van Damast, of Muskaatrosen.
Eigenschappen. De Rosen van Muskaat zyn zeer Buikzuiverend, men gebruikt gemeenlyk de enkelde, die men uit Provence en Languedoc krygt. Zy purgeren veel sterker, dan die van Parys, die evenwel nog meer uitvoeren, dan de bleke Rosen.
Als men wil den Buik zuiveren, doet men eens, of twemaal zo veel van de Muskaat Rosen in Kalfsnat trekken, als men tussen de vingers vatten kan. Men zegt, dat in Provence en andere heete Landen drie, of vier van die bloemen getrokken, of in Conserf, zeer hevigen afgang maken.
| |
Geheim om zeer laat Rosen te hebben.
’t Is niet minder aangenaam late als vroege Rosen te hebben. De ouden hielden veel van Rosen, die op ’t eind van den Herfst komen. De zwakheid van de Zon leert ons dan, dat we niet veel goet van ’t schoon der nature te wagten hebben. Midlerwyl gelukt men daar in op verscheiden wyzen. Zie daar de Provence van Bacon.
I. Zo gy in ’t voorjaar de takken snydt, die Rosen schynen te moeten dragen, zal ’t gebeuren, dat de scheuten ze in de maand van November geven zullen. De reden daar van is, dat het sap, dat na de voornaamste takken zoude hebben gegaan, na de kleine takjes gaat, ze voortzet, en Rosen doet geven, die de natuur voor den volgende Lente bewaard zoude hebben.
II. Zo gy de knoppen van de Rosebomen afsnydt, als zy zich beginnen te ontdekken, zult gy op zyde nieuwe spruiten zien voor den dag komen, die zeer laat bloejen. De loop van het sap wordende weerhouden en elders heen gewezen, neemt een andere loop, en gaat na de knoppen toe, die niet, dan in ’t volgend jaar zouden voor den dag komen.
III. Men snydt alle de oude takken weg, en laat’er gene, dan die van ’t laatste jaar, die gene Rosen moesten dragen, dan in ’t volgend jaar. ’t Gantse voedsel keert zich na de jonge takken, en doet haar in de Herfst de bloemen dragen, die eerst in ’t volgend jaar moesten uitkomen.
IV. Men heeft niet te doen, dan de wortels der Roseboomen te ontdekken, gedurende enige dagen. Daar door belet men ’t sap te klimmen van deszelfs wortel om hoog, de groejing wordt vertraagd, en afgebroken. Zy begint weder, als men de aarde over de wortels gooit, maar de bladen en bloemen komen later voor den dag.
V. Men moet de Rosenboomen enigen tyd voor dat de knoppen uitschieten, eens uit den grond halen. Als men ze weder plant zal ’t nog enigen tyd lyden, eer ’t sap weder zynen loop zal gekregen hebben, door da gaatjes van de wortel. Dit | |
| |
belet de bloemen weder zo vroeg voor den dag te komen.
VI. Men moet den Roseboom in ene schaduwachtige plaats, als aan den voet ener Heg, planten. Daar door gebeuren twe dingen. 1. De Plant is niet verwarmd van de Zon, welker warmte de beweging van ’t sap verhaast. 2. De haag trekt met kracht de Haagsappen van de aarde na zich, en laat de naburige Planten weinig behouden; en die twe zaken met malkander houden de groei der Roseboom krachtig op, en moeten dierhalven laat doen Rosen geven.
Wy moeten hier by voegen, dat alles wat we hier van den Rosenboom zeggen, ook op andere Planten en Bloemen kan toegepast worden.
| |
Om Rosen in alle de jaargetyden te hebben.
Men moet in den Winter den voet van den Rosenboom ontdekken, dat is, de wortels, en Paardemest daar om doen; en doen’er gestooten Zwavel onder; en dekken dan alles met aarde.
| |
Om Rosen van verscheiden kleuren te hebben.
Alexis de Piemonteser leert hoe men in weinig tyds Rosen en Anjelieren van allerlei kleuren kan hebben. Gy zult vette aarde zo veel als gy wilt nemen; gy zult ze in de Zon laten drogen, tot dat zy aan stof wordt. Draag vervolgens zorg, dat gy deze aarde niet besproeje, dan met het volgend water. Zo gy wilt, dat witte bloemen rood worden, neem Brasielhout, fyn gehakt, zo veel nodig is; gy zult het laten koken in water, tot dat het op een derde verminderd is, of op een vierde. Door dit middel zal ’t water rood worden; gy zult’er uwe aarde daags twemaal mede besproejen, als ’t koud is. Dit moet geschieden tot dat de Plant begint te schieten. Dit zal na vyftien of twintig dagen geschieden.
Wilt gy, dat de Roos groen zy, moet gy in de plaats van Brasielhout nemen zaad van Duinbeziën, dat zeer ryp is.
Wilt gy ze geel hebben moet gy dat zelfde water nemen, als het nog groen is en nog niet ryp.
Wilt gy zwarte hebben, neem Galnoten en Vitriool, kook het in ’t water, daar gy de aarde mede besproejen zult; men moet het des nachts niet in de open lucht laten staan, op dat het niet en vervliege.
Om de waarheid te zeggen, de Bloemen neemt niet gans en al de natuurlyke kleur aan van die, welke gy hem geeft; zo dat zy schynen van twe kleuren gemengd te wezen.
Wilt gy ze hebben van drie kleuren, zult gy ze ’s morgens met het water van de kleur besproejen, welke gy wilt aan enen kant van den Boom, en de andere kant met het water van een andere kleur den volgenden dag. Week ze daar by met enig ander gekleurd water: maar zo, dat gy van hout verandert. Dit zal geschieden, zo gy daar van ’s avonds giet aan de zelfde kant; en dus schynt die Plant na zyne eigen natuurlyke kleur, en zal hebben drie kleuren, uit welke drie anderen kunnen voortkomen.
| |
Om Rosen van goede geur te hebben.
De Rosen zyn van beter geur, als gy’er Look by plant; want gelykze alle hunne kragt door de koude verliezen, zo krygen zy ze weder door de warmte.
| |
Om de Rosen een gans jaar rood te bewaren.
Men moet de Rosen afplukken, als zy half open zyn, daar na hebben een Pot van aarde, die wel is gebakken, en ze in den Oven weder over doen bakken. Neem daar na uwe Rosen en zet ze overeind, drukkende den enen tegen den anderen. Maak daar een laag van, en strooi’er Nagels en Spykers overheen, die, als Spykers van Latten zyn, ga daar mede voort, tot dat de Pot vol is. De laatste laag moet van Nagels zyn. Sluit eindlyk de Pot zo wel, dat’er gene lucht uitkome. Deze Spykers, die men over Kruidnagels heen moet leggen, dienen, om de hoogrode kleur der Rozen te bewaren; wanneer gy ze van doen hebt moet gy ze’er zachtjes afnemen. Daar na zult gy de Pot wel sluiten, en dus zult gy het gantse jaar door Rosen zo fraai hebben, als in de maand van Mei.
Anders. Pluk de Rosen, als zy nog maar knoppen zyn, en gereed om te bloejen. Men moet Rode nemen, als die van Provence. Pluk ze met vry lange stelen, en windze aan bosjes in Wyngaardbladen, of Werk. Doe’er twaalf aan een bosje, en zout ze met wit zout, en leg ze daar na in orde in een Pot van Beauvaisse aarde. Men moet’er dat zout over strojen, als of men Pastelein zouten wilde, daar na de Pot met Verjuis vol gieten, en ze zodanig met een dekzel, dat met leem bestreken is, dekken, dat ze gene lucht vatten. Te Kersmis, of op een anderen tyd, moet gy ze’er, als gy ze hebben wilt met ene zilvere Vork uithalen, en de Pot terstond weder toedekken, om de lucht niet te laten verslaan.
’t Water, dat in de Pot is, is uitnemend om aangename reuk te maken, en die Rosen zyn uitnemend, zo wegens smaak, als schoonheid, en blyven zes maanden open. Men opent ze met laau water, waar in men ze twe goede uren, laat weken, zodanig dat men ze na dien tyd met blaren alleen ziet open gaan. Men moet aanmerken, dat de Pot op den grond van de Kelder moet gezet worden.
Die kurieus zyn kunnen de Rosen altyd nieu en vers bewaren, als zy ze in den droessem van Olie doen, zo dat ze ten enemaal met vocht gedekt zyn.
Anderen nemen Gerst, als zy nog groen is, met wortel met al, en doen het in een Ton, die niet bepekt is; daar na doen ze’er de Rosen in, die nog open zyn, en dekken ze wel om ze te bewaren. | |
| |
Anderen leggen over den bodem van ’t Vat groene Gerst, en gojen’er de Rosen op.
| |
Om de Rosenknoppen te bewaren, om’er zakjes van te maken.
Neem Knoppen van Provencie Rosen, neem’er ’t lof af, en sny’er de steel af; steek daar een Kruidnagel in met wat Civet op ’t eind, en laat ze drogen in de schaduwe tussen twe Lywaten.
| |
Om Conserf van Rosen te maken.
Men maakt Conserf van Rosen op deze wys. Men neemt veertig dragmen van verse Rosen, die wel droog zyn, als zy beginnen te verwelken, tien dragmen Lavendel en zes Myrre. Men stampt het alles onder malkander, en maakt’er een Deeg van; en na dat men ze in de schaduwe heeft zien drogen, zet men ze in een aarden pot, die schoon is, en wel gesloten moet zyn, op dat ze niet versla. Men heeft’er die’er twe dragmen Bakkruit en zo veel Iris onder doen, welke ze mengen met Honig en Wyn.
Men heeft Juffers in Italie, die’er Snoeren om hals en handen van maken, en ze dragen om den reuk. Zy maken’er ook poejer van, die ze over ’t lighaam strojen, als zy uit het Bad komen; en als het opgedroogd is, doe men ’t’er af met schoon water.
| |
Tinctuur van Rosen.
Neem een once fraje verse Rosen, of droge, zo gy gene verse hebt. Doe ze in een grote glase Bottel; en’er overheen drie ponden Fonteinwater; sluit de Bottel toe, en laat het twe, of drie uren trekken. Na het trekken zult gy’er allengskens twaalf, of vyftien druppen Geest van Zwavel opgieten. De Bottel daar na weder ontsloten hebbende, zult gy ze twe, of drie uren op heete as laten trekken; en na die laatste trekking zult gy’er een weinig Suiker by doen, of de Rosenstroop, om ze den Zieken aangenaam te maken; die men ze kan voorschryven voor daaglyksen drank.
Dit Tinctuur is goed voor den Buikloop, in Afgang en bloedvloejen, in de witte Vloeden en Druipers.
| |
Andere manier om Rosen-tinctuur te maken.
Neem een halfonce fraje rode Rosen, doe ze in een posteleine, of verglaasde pot; giet’er twe ponden kokend Welwater op. Dek uwe pot wel toe, en laat het een uur gesloten. Als het trekken is gedaan, giet’er dan drup voor drup, ontrent een dragma, Geest van Vitriool op; dek uwe pot weder toe, en laat de stof nog drie uren trekken. Het trekzel zyn volle beslag hebbende, zal men ’t deur gieten, en doen’er Suiker, of Stroop by, als boven.
Wil men dit Tinctuur nog samentrekkender hebben, zal men, in de plaats van enkel water tot een Treksel te gebruiken, ’t Afziedsel nemen van geraste Hartshoren in Staalwater.; men kan’er ook bydoen bloemen, of schillen van Granaatappelen. In de plaats van den Geest van Vitriool, zal men den Geest van Salpeter, of Zout gebruiken, of den gezoetten Geest van Salpeter, of, enige Zuren, als ’t sap van Aalbessen, of Berberissen; alzo men moet letten, dat men’er niet te grote menigte in doet, op dat het Afziedsel niet al te zuur zy.
| |
Geest van Rosen.
De Geest Rosen is een Olie verdund en verfynd door ’t wezentlyk zout. Neem zes, of zeven ponden bleke Rosen, of enkelde witte, met hunne knoppen, om dat daar veel wezentlyke Olie-deelen in zyn, stamp ze in een Mortier, en ze hebbende in een verglaasde aarden Pot gedaan, doe’er by drie ponden, of drie ponden en een half sap van de zelfde Rosen, dat warm is, en waar in gy hebt vier, of vyf oncen Gist van Bier laten roeren, om te gisten. Men moet ten minste den derde van de Pot wel ledig laten. Gy zult alles wel onder een mengen met een houtten Spatel, of Lepel, en ’t wel gestampt, of zelf geluteerd hebbende, zult gy ’t in de warmte laten trekken, den tyd van drie, of vier dagen in een Paarden Mesthoop. Als ’t gisten gedaan is, ’t geen ge aan de wynige reuk zult weten, zult gy ze op een Dampbad laten destilleren, dragende wel zorg, dat gy alles wel, en ’t vuur zachtjes stookt, op dat’er niets dan de wezentlyk en geestige deelen in zyn. Als gy ontrent den derde van uwe vogt’er af zult gestookt hebben, zult gy uitscheiden met stoken, en ’t recipient’er af halen, en halen ’t nog eens over met een Destilleerketel. Gy zult dan een brandbare geest met Rosenreuk hebben, welke gy in een welgesloten Bottel zult bewaren. Daar na zult gy ’t geen in de Kolf overblyft uitpersen. De vocht’er uit destilleren, mengende ze met het geen in de Ketel, na het overhalen van den Geest, overblyft. Gy zult’er een uitnemende Rosewater van halen.
| |
Eigenschap van den Rosengeest.
Hy is goed voor de Maag en hartsterkend. Men geeft hem van een halfdragma. tot twe in, in des zelfs eigen water. Men gebruikt hem voor al in kwalykten, of bezwymingen, en hartkloppingen. Men moet ze met veel voorzichtigheid in de ziekten der Vrouwen gebruiken, om dat zy de dampen verwekt.
| |
Andere manier om Rosengeest te maken.
Neem zes ponden bleke Rosen, of enkelde witte met hunne knoppen; stamp ze in een Mortier tot een deeg. Doe ze in hoge verglaasde potten met wat Zout tot een vinger dik, of daar ontrent, daar over heen. Gy zult de Potten dicht met natte Klei, en daar Pek over heen, doen toesluiten en zetten de stof in een koele plaats, den tyd | |
| |
van twe maanden, te gisten. Als ’t gisten gedaan is, zult gy de vocht over een Dampbad doen destilleren, en stoken’er van Rosen-geest, welke gy op de gewone wys zult overhalen.
| |
Essentie, of Rosen-olie.
Neem een grote menigte bleke, of witte enkelde Rosen; stamp ze in een Mortier, doe ze in een Koper vertinde Destilleerketel, en’er veel gemeen water op gegoten hebbende, doe ze over groot vuur destilleren. Als de eerste destillatie over is, zult gy met een kleen kattoentje de Olie-druppen’er afnemen, die’er op dryven. Daar na zult gy ’t gedestilleerde water op den droessem gieten, en maken een twede destillatie. Daar na zult gy op de zelfde wys de druppen van de Essentie, of Olie vergaderen, die’er op dryven.
Gy zult deze Essentie wel bewaren in een wel gesloten Bottel, zy heeft de zelfde eigenschappen, als de Geest van Rosen, maar in een meerder trap. Men geeftze van twe tot zes druppen, of in een andere bekwame vocht.
Men kan op de bovenverhaalde wys de Geest en Essentie van verscheiden andere bloemen halen. Zie destillatie.
rosesmeer. Zie unguentium rosaceum, of smeer.
roskammers. Zie Paardetuisser en Paardetuissers.
rosmaryn, in ’t Latyn rosmarinus, betekenende zo veel als Zeedauw, om dat zy voormaals aan de strand der Middelandse Zee in groten overvloed groejende, de dampen, daar uit voortkomende gewoon zyn daar op Dauwswys te vallen.
Beschryving. Zy hoort tot het soort van Planten, die de bloem rondom den stengel in ’t ronde dragen, en een gelipte bloem hebben, die uit een blad bestaat, en waar van de bovenlip, of kam in tween is gesneden, en achterwaars om krult, met gekromde vezeltjes. Maar de onderlip, of baard is in drien verdeeld, zynde het middelste deel hol, gelyk een lepelblad; uit de twe, of driemaal getande Kelk komt een punt voort, die verzeld gaat als van vier ongeboren vruchtjes, welke naderhand in zo vele zaden verkeren, die rond zyn, en in de bloemkelk gesloten worden.
De soorten zie Hubners Kunst-woordenboek.
Plaats. Men teelt ze in de Tuinen: maar in warme Landen komen ze zonder kweking op ’t land voor den dag, als in Provence en Languedok; In Spanje en Italie, daar groejen ze sterk op Rotzige gronden aan Zéé.
Behandeling. Maar niet tegenstaande ze in warme landen voortkomen, zyn zy echter sterk genoeg om de koude van gemene Winters in de open-lucht te verdragen, mits dat ze op een schrale droge zandige grond geplant zyn; waar op ze de koude veel beter, dan op een vetten grond willen verdragen; alwaar de Planten met meer kracht in den Zomer zullen groejen, en ze meer aan de ongemakken van de vorst onderhevig zyn, en zo sterken geur niet zullen hebben, als die van enen drogen grond.
De soorten met bonte bladen zyn wat tederder, en moeten, of by een warme muur geplant worden, of in potten met luchte verse aarden, en moeten ’s Winters onder Ramen worden bewaard, anders sterven ze in vriezend weder.
Alle deze soorten kunnen door ’t planten van stek, of snoeisel in ’t voorjaar op een bed van lichte verse aarden voortgeteeld worden; en als zy geworteld zyn, mogenze verplant worden, en gezet ter plaatse daar ze blyven groejen. Maar ’t is de rechte tyd dit in ’t begin van Augustus te doen, op dat ze nieuwe wortels voor de vorst schieten; want wordenze te laat in de Herfst geplant, levenze zelden de gantse Winter over, inzonderheid zo ’t weder zeer koud is, zo dat indien gy ze niet vroegtyds plant, zal het best wezen ze te laten stil staan tot den volgenden Maart; wanneer de Vorst over is, wel lettende, dat men ze niet verplante op een tyd, dat de Ooste winden wajen; maar men moet dit uitstellen te doen, tot dat het gunstiger weder is, want zo zy geplant worden, als’er koude droge winden zyn, zynde ze in staat de bladen te verdrogen, en ze te doen sterven. Maar zo’er eens warme Regens zyn, kort na het verplanten, zal dit maken, dat ze terstond wortel vatten; zo dat ze geen verder oppassen vereissen, dan te maken, dat ze van ’t onkruid zuiver gehouden worden.
Schoon deze Planten teder zyn, als zy in de Hoven geplant worden; echter als ze by toeval op een Muur wortel hebben gemaakt, zullen ze de grootste koude van den Winter kunnen uitstaan, al stonden ze bloot voor koude winden. Dit komt daar van daan, dat de Planten steviger en de wortels droger zyn.
Eigenschappen. De bloemen en bladen van de smalbladige Rosmaryn, worden in de Medicynen gebruikt.
De Rosmaryn van Languedok is beter, dan die van Noordlyker landen. Men gebruikt deszelfs bladen in de Geneeskunst om te verdunnen ontbinden, en zuiveren. Zy sterken de hersenen. Men kan’er een poejer van maken, die men in Wyn neemt, om de Zinkingen te genezen, en de koude ongematigdheden, de pynen der Mildt en Lever, de Vallendeziekten, de drajingen des hoofds, de stuiptrekkingen, Lamheid, en de dampen van de lyfmoer.
De bloemen en bladen van Rosmaryn, met Zout en Brood, alle morgens gegeten, doen de pyn des hóófds overgaan, versterken ’t gezicht, en maken een goeden adem. In den Pesttyd is het goed het huis met Rosmaryn te berooken, om dat die róók de kwade lucht verdryft. De bloemen tot Conserf gemaakt, versterken de Maag, en zyn goed voor | |
| |
de droefgeestigen, voor de Vallendeziekte, Zenuwtrekkingen, en Lamheid. ’t Zaad, met Peper en witte Wyn gedronken, geneest de Geluw en opent de verstoppingen van de Lever; ’t Afziedsel van deszelfs bloemen met witte Wyn, versterkt de verzwakte Zenuwen, zo men’er het hóófd mede wast. Men maakt van de takjes goede Tandestokers en Houtskool, om’er mede te tekenen.
Men gebruikt de bloemen van Rosmaryn om’er Eau de la Reine de Hongrie van te maken. Zie destillatie, of water.
rossolis is een aangename drank die men gemeenlyk op ’t eind der Maaltyd neemt.
| |
Om Rossolis te maken.
Eerst doet men ’t water koken, en ’t koud worden tot dat het laau is. Naderhand zult gy alle soorten van ruikende bloemen nemen, elk alleen, naar dat het saisoen ze voortbrengt. Gy moet ze wel afplukken, zo dat’er niet dan bladen zyn, en zult ze elk in ’t byzonder laten trekken, in water, gelyk hier boven, tot dat het koud is geworden, op dat het’er den reuk kan uithalen. Naderhand zult gy’er de bloemen met een Schuimspaan uit nemen, en ze laten uitdruipen. Daar na zult gy ’t water van elke soort van bloemen in een Kruik doen. Op drie pinten van dit water zult gy een pint, of drie halfpintjes water doen,’t geen vier en een halfpintje zal uitmaken. Daar op moet ge doen drie halfpintjes geklarificeerde Stroop, die men drie ponden op die zelfde maat noemt. Gy zult’er daar na indoen de helft, van een kalkoentje, of daar ontrent gedestilleerde Essentie van van Anys, en zo veel Essentie van Kaneel. Zo ’t al te zeer gesuikerd, of taai is, doe’er een kalkoentje of halfpint Brandewyn op, wat minder, of meer, naar ’t u behaagt; of anders Suiker, zo gy ’t te sterk vindt. En om te maken, dat uwe Essentie van Annys uwe Rossolis niet wit make, meng ze met de Brandewyn eer gy ze in ’t water doet.
Vindt ge, dat de Rossolis niet reuks genoeg heeft. Zult gy’er een lepel, of twe Essentie van bloemen by doen, zo gy ze hebt, om’er een smaak aan te geven, welke gy wilt, dat ze heeft, met een weinig Muskus, Amber, met gestoten Suiker bereid tot Essentie, of Poejer. Dit alles gedaan zynde zult gy ’t deurlekken, en zult het in de Bottels doen, die gy wel sluiten zult. Zie daar, hoe men de ware Rossolis maakt, welke men méér dan tien jaren, zonder enig bederf, bewaren kan.
| |
Om Rossolis te maken, die men Franchipane noemt.
Deze Rossolis is een mengsel van vruchten, bloemen en reuken, met den andere vermengd, in de zelfde maat en andere dingen, als boven. Men moet voor al zorge dragen, dat’er niets in deursteke, want het is gelykheid van smaak, die’er de ware hoedanigheid van uitmaakt; en ’t den naam van Franchipane doet geven.
| |
Andere manier van Rossolis te maken.
Neem anderhalf pond heet Wittebrood, dat eerst uit den oven komt, doe het in een Destilleerketel met een half once gestoten Nagelen, groenen Anys, Koriander, van elks een once; giet’er op een pint goede rode Wyn, en zo veel Koejenmelk, doe’er daar na uw Kapiteel en accipient op, en lym ’t dicht met gestyfzeld papier. Laat het dus 24 uren staan, waar na gy ’t op een Mariebad moet laten destilleren, om’er alle de vocht van te halen, die gy bewaren zult. Men moet op zich zelven Stroop met Brandewyn maken, of Geest van Wyn, die beter is, als men ze brandt op de Poejersuiker in een aarden Schotel, en ze gedurig met een Spatel, of Lepel roert, tot dat de vlam is gedoofd.
Men moet de Ambre Gris ook laten smelten met overgehaalde Brandewyn, mengende eerst een vierendeelloods Amber met zo veel Suiker, en ’t met malkander wel deurstampende; doe’er daar na, in een kleine Boetelje, een once Brandewyn op, doe ’t smelten den tyd van 24 uren, in een Dampbad, daar ’t alles zal van de koude weder stollen.
Om ’t Mengsel te maken moet men de Stroop met Brandewyn mengen, met de Essentie van Amber, zo veel men oordeelt nodig te wezen, om ’t daar na by ’t gedestilleerde water te voegen; Wil mén ’t sterker hebben, doet men’er meer Brandewyn in.
Anders. Doe uwe Stroop tot de gewone dikte koken; gekookt zynde, doe’er gerectificeerde Brandewyn by, zo veel gy nodig oordeelt, even eens als de bovengewaagde Essentie, of zodanige andere, als u goed zal dunken, en gy zult ze zodanig hebben als zy uit Turin komt.
| |
Ander Rossolis water, dat men Ryns noemt.
Doe 3 pond Kaneel en een vierendeel Nagelen, zo veel Foely, en even zo veel Neutenmuskaat, met een halfpond Gember, een vierendeel Kardemom, zo veel Koriander en half zo veel Kalmus, 4 pond Anyszaad, een pond Karwy, een pond Oranjeschillen, een pond Limoenschillen, in Brandewyn geweekt, op een Aamsketel met 120 mengelen Brandewyn; en destilleer zo lang ’t proef houd; zoet het daar na met 36 pond Poejersuiker; kleur het daar na met Sandelhout: maar vindt gy ’t niet aangenaam genoeg, doe’er maar een once Kalmus by.
Anders. Neem een pond Rossoliszaad, zo veel Muskuszaad, een halfpond Venkel, week ’t te voren, doe ’t met 28 mengelen Brandewyn op een Ankers ketel, en destilleer’er 28 mengelen van.
roten is een spreekwys van de Vlas- en Hennip-teelt, als ook van de Netel- en Boom-bast, die men in ’t veld half laat rotten, om dat de draden te gemakkelyker van de stoppels zoude scheiden. Dit soort van stoffen moet niet Roten dan in stille waters, daar de vis, door den stank wordt weggejaagt, of sterft, en ziekten aan de | |
| |
Paarden en andere Huisdieren veroorzaakt, die water drinken waar in men laat Roten. Zie kennip, vlas.
rotzen, noemt men in de natuur grote Bergen, in, of boven water uit steen bestaande; maar men noemt ook Rotzen, deur konst nagebootste Rotzen, of ruwe steenen Rotswys toegesteld, en met schulpen opgeschikt; gelyk men Rotsstukken noemt, alle ruwe stukken steen, die in staat zyn, om een Rots, of Grot in den Tuin toe te stellen.
| |
Om Rotsstukken na te bootsen.
Doe zo veel wit Was en Pek smelten, met half zo veel Zwavel; gooit dit Mengsel zo heet als ’t is, in ’t water, dan zult gy Rotsstukken hebben van allerhande gedaante; om dat te gebruiken moet gy de stukken, die gy aan een wilt zetten, heet laten worden.
rousselet is een klein rond Peertje, hoogrood van kleur, ’t gezegend Peertje in smaak gelykende; maar muskerend, doch dikschillig, maar draagbaar; ’t is in Augustus ryp.
rund is de Schors van jeugdige Eiken Boomen: die tot het Loojen gebruikt wordt. Maar daar toe gediend hebbende zietze’er ros uit.
Dan kan men ze, vers uit de Kuipen gekomen, om te broeijen, in den Tuinbou gebruiken, waarin ze ’t beste hefmiddel is: mids dat ze onder Glazen behoorlyk door water bevogtigd worde, en van de Zon gaande gehouden. Zy houdt hare hitte wel zes maanden lang. Is daarom dienstig om’er Potten in te zetten; die daar in begraven worden. Men moet’er de Rund vochtig in houden, en ze met gene aarde overdekken. Dit dooft de hitte, of zy moet zeer dik op een leggen.
Als zy wat vergaan is, dient ze om Bolgewassen enz., in den grond zynde, te dekken voor koude. Zy is ook dienstig op Meloenbergen, om’er op te gieten, dan zal’er ’t water niet afloopen. ’t Maakt goede oude aarde.
rund. Zie koe; os; vee.
rups, noemt men een soort van langwerpig ongediert met vele stompe pooten, ’t geen de bladen van Boomen en Kruiden, en Vrugten zelf knaagt. Men heeft’er velerleije soorten van; welke we zullen optellen.
Men vindt in ’t Najaar ontrent dichte Boomen een menigte witte Uilen, die onder de bladeren schuilende, en elders tegen Muren en Heiningen zelf, digt byeen een grote menigte van Eijeren leggen, overtogen met een rosachtig wollig haair, dat zich zo vast aan de bladeren, enz. zet, dat men ’t’er naaulyk af kan krygen; Men heeft deze vergadering van allerhande gedaante, en somwyl wel, dat ze na een Muis en Vledermus gelyken. Deze Eijertjes komen somwyl nog dat najaar uit, en brengen een menigte van ruige Rypjes voort, die aan de toppen der Boomen by een zittende daar een ruig nestje brajen, daar zy als dood den gansen Winter, de bladen by een hebbende getrokken, zich in houden; en dus een Pop maken; en wanneer het warm weder wordt, daar uit komen, en de tedere blaadjes zo wel van wilde, als Vruchtbóómen op eten.
Men moet, om de schade van dit ongediert voor te komen, de Poppen in de Winter alle uit de Bóómen halen, en dat zo voorzichtig, als mooglyk is; om dat zy, gestooten zynde, zich laten vallen, en daar na deur den Boom verspreiden, of op den grond gevallen weder in den
Boom klimmen: waarom men, inzonderheid, als’er leven in is, een Kop met water, of Hoet daar onder moet houden, op dat ze daar in vallen, die op het aanraken zich uit het nest los laten.
In de Winter gebruikt men daar toe een Ryp-haak, of Snoei-beitel, en men haalt tot de kleinste blaadjes toe uit de Boomen, en werpt ze in ’t vuur; want zo’er maar in palen, of op den grond een netje bleef, zouden ze weder door de warmte ontluiken en tegen de Boomen opklauteren.
Dit soort van ongedierd ziet men somwyl veel, dan weder zeer weinig, of niet.
Dus is ’t ook met Ringrypen, dus genaamd, om dat de Uiltjes van dlt ongedierte hare eijertjes rondom de eenjarige takjes, als een Ring zo vast leggen, dat men ze’er naaulyk, zonder snyden van kan krygen; zynde door een harde stof, als aan een gesoudeerd. Men vindt deze eijertjes ook wel naast malkander onder tegen een droog blad, met een rag vast aan een gehecht. Men vindt ze byna aan alle soorten van Fruitboomen, Persiken Afrikozen, Kersen, Morellen, inzonderheid, Appelen, Peren, maar nooit aan Aalbessen, Kruisbeijen en Pruimen.
Deze Ringetjes worden gelegd van een graau snel uiltje, dat zo dra ’t gerucht verneemt, zyn werk verlaat, en naderhand schielyk wegvliegt, zo dat men ’t niet ziet, ’t verbergt zich onder een blad, en komt niet licht weder te voorschyn, en voltrekt zyn werk by nacht.
Deze Ringeijertjes kunnen de hardste Winters verduren; maar op den grond, of onder de aarde sterven ze van de vocht, maar best is ’t ze in ’t na.jaar van de Boomen te nemen, zo men ’t, wegens de hoogte, doen kan; anders moet men wagten tot dat ze uitkomen, en dan, zo dra men merkt, dat ze beginnen schaden te doen, vernielen. Zy zyn gewoon alle aan eenen tak de tedere blaadjes te knagen, en tegen den avond byeen te kruipen, tot des morgens ten zes uren, wanneer elk om de kost te zoeken zyn leger verlaat, en tegen den middag weder byeen komt, om te rusten, wanneer ze zich aan de mikken, of dikke takken en stammen neder zetten. Zo dat men best doet, dat men ze, of ’s middags, of ’s avonds voor den donker, of ’s morgens voor zessen, met voorzichtigheid, alle, zonder een over te slaan, vernielt. Zyn de Boomen te hoog, de mikken te zwak, dan neemt men een Pikkrans aan een lange stok, ontsteekt dien, en houdende ze daar by, verbrand men ze levendig daar ze zitten. | |
| |
Men moet de Boomen meer dan eenmaal nazien: want zy komen alle niet gelyk uit het Ey; en men vindt dikmaal een dag drie, a vier daar aan weer nieuwe legers, van deze Rovers; dog als de Honigdanw valt dan stervenze van zelf.
Buiten deze is’er nog een soort, dat meest de Appelboomen kwelt, en meest in ’t midden van Mei hare Eijertjes komen van kleine gryze witte Uiltjes voort, die wat gespikkeld zyn; dit zaad komt kort uit, en de Rypjes kruipen by een, en laten veel rag, daar ze van daan komen, waarom ze Rag-Rypen worden geheten.
Zy zyn gemeenlyk driederhand ruig zwarte, die wat dun zyn, en wel de vlugste; gele, die, als met gele Olie bestreken, loom zyn, en nooit zo veel rag maken; en een derde soort, dat kleiner, dunder, maar ruiger en zwart is; en die in ’t dooden, ligt de handen vurig maakt.
Zy duren alle niet lang, maar zyn somtyds zo overvloedig, dat gantse Boomgaarden kaal worden gegeten. Zy worden met der tyd een lang wit Tonnetje, waar in een popje is. Hier uit komen gryze Uiltjes met zwarte spikkels, die hunne eijertjes, zo zy door den wind niet verdreven worden, of door den Honingdauw niet sterven, haar zaad in de most der Boomen nederzetten; zo dat zy somwyl enige jaren aan een de Boomen opetende, ze tot St. Jan toe als stervende doen staan.
Om dit ongediert te overwinnen, dat nooit lang aan ene tak zit, en van de ene na de andere plaats met zyne netjes verhuist, moet men, zo dra men ’t rag verneemt, dat aanstonds wegnemen en naspeuren waar ze nog eten, om ze daar te doden en weg te nemen, en dus zult gy ze in een reis, of twe menigmalen weg nemen.
Men heeft nog een zeer groene harde kale Rups, ontrent een vinger dik, en lang, die, om dat de kleur met de bladen overeen komt, kwalyk te vinden is; men heeft ze altyd maar twe by een in enen Boom. Zy worden ten laatste twe zwarte Tonnetjes, die in ’t voorjaar twe grote graauwe Uilen, len, met grote rode ogen, voortbrengen.
Deze eten in enen nacht een tak van een el, of twe kaal, terwyl ze by dag stil zitten; men speurt ze op deze wys na; men zoekt op den grond na rosachtige dikke stronten, gelyk die van Zywurmen, en gaat’er boven kyken, daar men ze gemeenlyk aan een tak, of onder tegen een blad vinden zal.
Buiten deze heeft men nog de Wolf, zynde een soort van kleine Wurmpjes, die in een zeer klein geelachtig strootje, van gedaante, als een zeer klein halfmaantje, groejen, alle knoppen en bloemen verslinden, en van binnen op eten. Zy kunnen somtyds heele Boomen blaadloos doen staan tot St. Jan in de Somer, als of zy van de blixem gezengd waren.
Zy bestaan dus. In de kleine reeds genoemde halve maantjes, huisvesten gele Wurmpjes met zwarte koppen. Zy zyn al in ’t najaar in de mikjes tussen de takjes by vele Bloemknoppen te vinden. In deze mikjes blyven ze tot na den Winter, wanneer ze voortkruipen en in de bloemen inkruipen, latende haar huisje, dat is, haar strootje, of halfmaantje vallen. Zy eten dan die knoppen van binnen uit, zo ’t saisoen guur blyft; doch, zo ’t zeer zacht en groeizaam weder wordt, groejen ze daar uit, eer zy ze nog geschonden hebben, en de Boomen staan geladen met vruchten.
Om dat men deze niet kan gaan opzoeken; begiet men de Boomen met Koepis, als het vriest. Hier door valt in ’t voorjaar de Most van de Boomen, waar door het ongediert mede afruit, en sterft.
Of men gebruikt Tabakswater, waar mede men de Boomen, by droog weder, met een koperen, of blikken Spuit met gaatjes bespuit, dat het’er by neder druipt; of men kan by regenachtig stil weder lage Boomtjes met stof van Tabak bestrojen.
Of men kan de Boomen voor den Winter met kleine Boendertjes van de Most zuiveren.
Maar dit alles moet voor den Winter geschieden; wagt men tot February, doet het genen dienst.
Behalven dit ongedierte is’er nog een Rypje, dat als een lang dun strootje aan een bladknopje hangt, ontrent een half lit van een vinger lang, dat ook in ’t knopje kruipt, en zyn huisje laat vallen, zo dra ’t’er is in gekropen. Nog is’er een zwart gekronkelt Rypje, dat de Boomen plaagt; maar op de zelfde wys met spuiten overwonnen wordt. Deze worden op de zelfde manier van kant geholpen.
Men heeft ook in de Fruitboomen, inzonderheid in de Kersen ene, welke men Trekmade noemt. ’t Is een groenachtige Worm met een bruine roodachtige kop, die zeer rad zynde de bladeren der bloemen, die daar ontrent zyn, by een trekt, aan den steel afbyt, en de zelfde vruchten, ’t zy Kersen, Appelen, Peren uiteet, en zo doet sterven en vallen. Als men ze nypt sterven ze, of haalt men ze’er af, zy sterven van zelf op den grond.
Nog is men na een damp, die uit den Noordwesten opkomt, gekweld met een groene Luis, dog die alle jaren aan de Boomen niet evenveel schade toebrengt. Deze zyn menigmaal zo overvloedig, dat men genen knop kan onderkennen, en zy zyn in twe, of drie dagen vol Eijeren; zo’er Honigdouw valt, of ’t zacht en lieflyk begint te regenen, sterven ze, hoewel ze zich onder een blad weten te bergen; ’t beste, dat men doen kan, is de Bóómen met Tabakswater te spuiten.
Men heeft nog een soort van Ongedierte, ’t geen zich op de bladen somtyds veelvuldig zet, en inzonderheid op de Appelboomtjes zwart als een Schallebyter’er uitziet, en doet de bladen aan Bóómtjes kronkelen. Dit wordt best met ’t spuiten met Tabakswater overwonnen. Zie Nieuwe Nederlandse Hovenier.
Men heeft ook Rupsen, die aan de Planten zeer nadeelig zyn. Men heeftze die van Witjes gebroeid worden. Zy zyn van geelachtige kleur met zwart | |
| |
gespikkeld, en zetten zich gemeenlyk op de Koolsbladen, Bloemkool en Indise Kers. Dees eet alle de tedere deelen van de bladers op, en laat de stelen alleen geheel; zo dat men in den Herfst gantse Kooltuinen, zo met Savooijen, als andere Winterkoolen van de zelve vernield ziet, inzonderheid daar vele Boomen staan, of daar men dichte by grote gebouwen vindt. Men weet geen ander middel om ze weg te krygen, dan ze te vervangen eer zy zich uit hunne nesten verspreiden. Schoon men ze daar door niet gants mogt wegkrygen, ’t getal zal’er echter zeer door verminderen. Maar dit werk moet dikmaal by warm weder herhaald worden, wanneer de Witjes vliegen, die gedurig nieuwe Eijertjes leggen, welke in weinige dagen uitbroejen. Maar, gelyk deze gemeenlyk op de buitenbladen azen, zo zyn ze nog gemaklyker weg te krygen; dan het ander soort, dat vry groter is, een hard vel heeft, dat bruin is. De Tuinlieden noemen ’t een Emit. Deze is zeer schadelyk. En van dit soort wordt gemeenlyk in ’t hart van de Plant gelegd, inzonderheid van de Kool; als ’t daar uitgebroeid is, eet het deur de bladen heen, en zyne mest tussen de bladen inlatende, geeft zy ze een kwade geur.
Dit Dier houdt zich even onder den grond, en doet een groote schade onder de jonge Planten, aan de ene kant etende door de tedere wortels, en halende de jonge Planten in hare holen; dit komt de Planten meest des nachts over. Als gy dat ziet moet ge alle morgens uwe Bedden met Planten overzien, en daar gy ene Plant ziet afgegeten, moet gy den grond ontrent de plaatse een duim diep omroeren, en gy zult ze daar vinden. Dit is ’t enigste middel waar mede men ze verdryven kan. Miller.
Men wil echter, dat de As van Wyngaardranken met water vermengd, dit gedierte doet verdryven, als men daar de Planten mede sprengt.
En, dat men ’t zaad in water wekende, waar in de As van Vygebomen is gemengd, dit ongediert verdryft en wegjaagt, of doet sterven, zo wel als Pis met de Moer van Olie gekookt, en daar de Planten, als ’t koud is, me besproeid.
ruissen van ’t Oor. Zie oor.
ruijen is onder ’t Gedierte ’t veranderen van Haair en Veren geheten; dat jaarlyks ’t gedierte, of in zekere tyden van ’t leven overkomt.
ruijen wordt ook geheten het laten vallen van Vruchten voor den tyd; wanneer de Vruchtboomen in, of na ’t bloejen kwaad weer gehad hebben, zyn zy aan ’t ruijen zeer onderhezig.
ryf, die ook wel in sommige plaatsen meest een hark genaamd wordt, is een Tuinmans Kunstwoord. ’t Betekent een gereedschap van Hout, of Yzer, en van ontrent anderhalve, of twe voeten lang, met tanden, waar aan een steel staat van vier of meer voeten lang. Hier mede harkt, of ryft men, dat is, maakt de Paden en Bedden effen, of toe. Men heeft ze somwyl, die niet anders, dan van Hout zyn, die ontrent vyf, of zes voeten lang zyn, en die een mens alleen trekt, met een Haam, of een Seel, die hem om ’t lyf gaat, zo dat hy alleen ten minste het werk van twe doet, om de grote paden alleen te harken. Zie daar van de Figuur in ’t Woord raap.
ryshout. Zie teen.
rys steken is een spreekwys van de Tuinbou, ’t geen gebruikt wordt van Erreten by welke men takken steekt, die men gemeenlyk Rys noemt. Dit doet men om dat de Erreten zich daar aan vast makende, hoger worden, en op dat ze meer Peulen maken, en om dat men ze beter inzamelen kan.
rytuig. Zie vervoeren.
|
|