Huishoudelyk woordboek
(1743)–M. Noel Chomel– AuteursrechtvrijVervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen
P.paadje is een kunst-woord van den Tuin-bouw; waar mede men een Pad te kennen wil geven, dat anderhalve voet deurgaans wyd is, en tussen de Beddens loopt; op dat men zoude kunnen, by het geen daar op gezaaid, of geplant is, komen.
paard. ’t Is een viervoetig Dier, heel dienstig voor de Mensen, vooral op het Land. Wy zullen hier enige lessen geven, aangaande de zorg, die men moet hebben, om zyne Paarden in staat te houden, en’er allerlei goede dinsten van te genieten. | |
Van de kennis, die men moet hebben van een Paard, dat dienstig is tot den Land-bou.Als men Paarden wil kopen, om ze tot den Land-bou te gebruiken, diend men te weten, welke daar de bekwaamste toe zyn; alzo’er zyn, die onder den man gaan, en niet deugen tot het Land-werk. Waarom een Paard de volgende hoedanigheden moet hebben, zo het op ’t Land zal dienen. | |
Ten aanzien van zyn Lighaam, en vooreerst van ’t Hoofd.Zulk een Paard moet het Hoofd zwaar en grof van beenderen hebben, zonder veel vlees, op dat het niet vast zy aan de ziekten der Ogen. De Oren moeten klein, naau, recht en spits wezen, dat men kan weten, als het onder ’t draven, of galoperen de Oren spits zonder enige beweging. De Neusgaten dienen wel gespleten en wyd open te wezen, ten einde het gemakkelyk moge adem halen. | |
Van ’t Voorhoofd.Een Paard, dat van de ogen af tot daar de Helster over de neus komt, een ingevallen Voorhoofd heeft, is doorgaans goed tot den arbeid; dog die onder den man zullen gaan, moeten een effen en redelyk breed Voorhoofd hebben. Zo de Paarden niet graau noch wit zyn, moet hun Voorhoofd altoos met een kol, of bles geteikent zyn; anders wordt het by syne kenners voor een gebrek gehouden. | |
Van de Oogen.Deze moeten helder, levendig en vol vuurs we- | |
[pagina 708]
| |
zen, redelyk groot boven in de Kop met grote Oogappelen, boven de Ogen vol, maar nooit ingedrukt, dat te kennen geeft, dat een Paart oud, of van een ouden Hengst gekomen is. Nog is het een goed teiken, als een Paard imant stout aankykt. Men hoeft somtyds niet afgeschrikt te worden, zo men ziet, dat een Paard ingevalle Ogen, of verheve Wynbraauwen heeft. ’t Is wel, om de waarheid te zeggen, een teiken van enige kwaadaardigheid, maar dit slag van Paarden doet ongemeen zwaren arbeid. | |
Van de Muil.Die moet middelmatig groot zyn, zynde dit een zeer voorname eigenschap van een Paard. ’t Gehemelte moet mager en de Lippen dun wezen; de Mond zelve fris en vol schuim, ’t geen een goede gesteldheid aantood, dat het Paard minder warm wordt, dan andere. Hoewel voor een Karre-paard de Muil het allernoodzakelykste niet is, daar men op moet zien, alzo een Paard, met een slimmen Mond, daarom niet te slimmer trekt. | |
Van den Hals.Wy vragen hier naar geen fynen Hals, die veel toebrengt tot de schoonheid van een Paard; maar wy zeggen, dat een Karpaard daarom niet te minder is, al heeft het een dikken en vleesigen Hals, ja dat het meer nut doet, zo de Hals van den schoft af niet recht om hoog komt, of zelfs somwylen neerhangt. | |
Van de Borst.Een Paard moet een open en brede Borst hebben, zonder dat men hoeft te vrezen, dat het daarom te zwaarlyvig is, naardien dit een goed teiken is van een Paard, dienstig om te trekken. | |
Van de Schouderen.Deze moeten dik wezen, tot meerder gemak om te trekken, op dat het door de Karre niet zo licht gekwetst worde. Hoe zwaarder het is, hoe beter in de Kar; want indien het meer naar de Aarde hangt, te beter wordt het geacht tot dat gebruik. | |
Van de Lendenen.’t Is nodig dat een Karpaard dubbele Lendenen hebbe; ’t geen men hier uit weet, wanneer ze een weinig verheven zyn aan weerskanten van den Rug-graat. Ook dient het brede en ronde Ribben te hebben, ’t geen een teiken is, dat het veel ingewand en sterke zyden heeft. | |
Van den Buik.De Buik mag wel groot wezen, mits hy naar geen Koebuik gelykt, dat een Paard, hoe ’t ook zy, heel mismaakt. | |
Van ’t weeke des Buiks.De Zyden moeten vol en zo smal wezen, als ’t zyn kan, op dat men het niet licht den bek afryde. | |
Van ’t Achterste.Men maakt veel werks van een Paard, dat een rond en breed achter op heeft, niet ingezakt noch doorsneden. Anders is het een gebrek, dat de Liefhebbers niet dan met moeite overzien. Door ingezakt en doorsneden versta ik, dat het Achterste tot boven aan de staart rond moet wezen, en dat men’er geen groeve in zie, die het in tween verdeelt, daar de Staart-riem komt. | |
Van de Staart.Men moet in acht nemen, dat de Staart vast, sterk en zonder beweging, en het bovenste einde dik zy, wel voorzien van Hair en nog te hoog, nog te laag geplaatst, gevende het een en ’t ander veel mismaaktheid aan ’t achterste van een Paard. | |
Van de Beenen.De Beenen van een Paard moeten onder alle delen het naaukeurigst onderzocht worden, als dienende, om de heele zwaarte van ’t Lichaam te dragen, daar zy mee moeten over een stemmen. De voorpoten moeten eer plat en breed als ront wezen, dewyl een ronde poot de frajigheit en de deugt van een Paart benadeelt, dat in korten tyd door den arbeid bedorven wordt. Wat de Achterpoten betreft; men moet waarnemen, dat de dyen lang en vleesig moeten zyn, en dat de grote zenuwe, die buiten de dye komt, vleesig en heel dik moet wezen. ’t Is een fout, zo ze loodrecht neerstaan, als ’t Paart overende is, want zulks is een teiken van zwakheid in de lendenen, of kniën. Ondertusschen moet men zo zeer niet op de Achterpoten zien, alzo deze niet zo licht mismaakt zyn, als de voorste, die menigmaal niet deugen, terwyl de Achterpoten goed zyn. Paarden hoger en groter Benen hebbende, dan naar de grootte van hun Lichaam, zyn gebrekkig, en daar moet goede acht op worden geslagen. Eindelyk om de deugden en de gebreken van de Poten in alle hare deelen, te weten, zo wyze ik den Lezer naar ’t Boek van den Heer de Soleysel, genaamt de Volmaakte Roskammer, of Paardenkenner, wien niemand lichtelyk ondernemen zal te overtreffen. Dog eer ik dit stuk besluite, dien ik te zeggen, dat, als men een Paard wil kopen, men wel moet opletten, dat het wel op zyne leden overeind sta, alzo het anders in zyn werk en de bewegingen, die het dan moet doen, kwade passen maakt. | |
Van den Ouderdom, en hoe die te kennen is.Men bedriegt zig dikwils ontrent de Paarden, zo men hunne Ouderdom niet weet t’onderscheiden, waar om we deze aanmerkingen maken. | |
[pagina 709]
| |
Alzo men doorgaans alleenlyk aan de tanden den ouderdom der Paarden kent, zo moet men weten, dat zy, kort na dat zy zyn geworpen, kleine sneeuwitte tanden krygen, die men lichtelyk van de anderen kan onderscheiden. Men noemt ze Bok- of Melktanden. De Paarden maken deze tanden tot dat ze 30. Maanden oud zyn, wanneer zy’er maar zes boven en zes onderen bekomen, alle licht te onderscheiden van de Baktanden, die na deze volgen. Op dien tyd, of kort daarna vallen’er twee boven, en zo veel onder uit, in welker plaats’er vier andere komen, die men de Voor- of Botertanden noemt. By gevolg, als men deze ziet, is ’t een teiken, dat het Paard boven de dertig Maanden oud is, nademaal deze tanden somtyds eerst op hun derde jaar komen. Om nu deze Botertanden te onderscheiden van de Melktanden, die’er overblyven, dient men te weten, dat de Botertanden altoos in ’t midden groejen, en veel groter, breder en sterker zyn dan de Melktanden. Als een Paard vierdehalf jaar oud is, verliest het van die acht Melktanden weder 4 twee boven en twee onderen, ter zyde van de Voortanden, en niet dunner dan deze. Men noemt ze de Middeltanden, zo dat’er nog vier Melktanden blyven, die het Paard verliest op zyn vierde jaar of zes Maanden daar na. Voorts zyn’er twee tanden, die men de Hoektanden en eer voortkomen aan ’t bovenste kakebeen dan aan ’t onderste, dat wel te merken staat. Aangaande de Baktanden, die groejen onderen eer uit, dan boven. De Paarden kunnen de Hoektanden somwylen eer krygen, dan de bovenste Baktanden, zonder dat’er ene Melktand meer is gebleven. En zo dra zy de Hoektanden hebben, kan men oordeelen, dat ze byna vyf jaren oud zyn. | |
Van de kennis ontrent de HoektandenZo dra een Paard zyne Hoektanden heeft gekregen, staan zy van buiten gelyk met het Tandvlees, en het binnenste is vol vlees tot 5 jaren toe; En zo dra het Paard zo oud is, ziet men geen vlees meer in den tand, maar hy word hol, en toont daarmeê, dat het Paard zesthalf jaar oud is, en zes jaar oud wordende, is de tand van binnen zo hoog als van buiten, blyvende altoos hol. Het teiken, dat een Paard volle zes jaren heeft, is wanneer de hoektanden een pink dik buiten het tandvlees staan, en wanneer de holligheid van de tand, die zwart was, vermindert is. Op het zevende jaar, zal die tand lang wezen als de dikte van den ringvinger, en het hol heel gesleten, maar op het achste jaar teikent het niet meer, dat is, de tand is niet alleen langer dan te voren, maar heel gelyk zonder enige zwarte holligheid. | |
Van de Kennis der Ogen.’t Is niet genoeg, dat men kennis hebbe van den Ouderdom der Paarden, zo men’er gene heeft ontrent de Ogen. En om daar niet mee bedrogen te worden, moet men zig niet vergenoegen met haar eens, twee, of driemaal te bekyken, maar tot tienmaal toe herhalen; Want hoe meer men haar bekykt, hoe meer men’er in vindt, dat men zoekt. De beste manier om ’t gezicht van een Paard te betrachten, is dat men het zelve op een heldere plaats brengt, en zo dra het den Kop uit den stal heeft, de Ogen van ter zyde bezie, en’er niet vlak tegenover ga staan. Men moet zig wel wachten, van de Ogen eens Paards in de Zon te bezien, alzo men daar door licht bedrogen word, ja men diend de hand boven ’t Oog te houden, als men ’t ter dege wil bekyken, om den sterken dag te beletten. | |
Van de teikens der goede Ogen.Dat ons de deugd van de Ogen aanwyst, is, als het Kristalyn heel helder en doorzichtig is: In tegendeel, als men’er enige vlakken, enige donkerheid of wittigheid in ontdekt, kan men’er niet dan kwade gedachten van hebben, zo wel, als van enige kringen, die men’er rondom ziet. Somwylen vindt men een zekere rodigheid in ’t Oog; waarom men voorzichtig moet wezen, als voortkomende van een Paard, dat al te verhit, of maanzuchtig is, gelyk de koleur van een verdord bladt om laag, en een donkere koleur om hoog aantoont. Door het Kristalyn ontdekt men den Appel, waarontrent men moet in acht nemen, of’er een wit vlakje op is, of niet: Het elve is een teiken van leepogigheid, een ongemak heel gevaarlyk, om ’t Paard blind te doen worden, zo men het niet by tyds voorkomt. Een Paard heeft geen goed gezicht, wanneer de hele Appel bleekgroen en doorluchtig is, als ook, zo het een Oog heeft, dat onklaar, heel donker en kleinder is, dan het ander; zynde het eerste wiskundig bedorven buiten herstel, en ’t andere in gevaar van mee zo te worden. Van de verscheide koleur van ’t haair, hangt ook het kwade en goede gezicht af. Onder de Paarden, die lichter hun gezicht verliezen dan andere, zyn de gevlakte graauwen, de donkergraauwen of zwarten met witte hairen als een Spreeu; de appelbloezems, en die met zwarte koppen. Ook moet men zig wachten van Paarden te kopen; welker een Oog druipt, ten ware de Verkoper voor ’t goede gezicht insta. Men hoeft geen Paard te verwerpen, dat den Droes en hierom een onklaar gezicht heeft, of indien zulks voortkomt uit de tandpyn, wanneer die uitkomen. Want naar mate, dat die ongemakken overgaan, zo beteren en helderen zig de Ogen op. Men ziet somwylen diepe, of zwarte kleine Ogen: Daar moet men weinig staat op maken, zo ze niet uitermaten doorzichtig zyn. Nademaal zy eer gevaar lopen dan andere van te verslimmeren. | |
Van ’t Kakebeen.Wanneer men den Ouderdom en ’t gezicht van een | |
[pagina 710]
| |
Paard wel heeft bekeken, moet men ook dit deel bevoelen, om te zien, of het wyd genoeg open is, en ontledigd van boven af tot aan de Kin. Want zo’er enige Klier is, die niet vast zit, is het een teken, dat het Paard nog den Droes niet kwyt is, of maar ten dele, indien het een oud Paard is. In ’t eerste geval hoeft men die Klier niet te vrezen, nadien dog een jong Paard, vroeg of laat, zich van den Droes moet zuiveren; Rakende het twede, moet men het wat nader betrachten: want zo die Klier vast zit, behoort men nooit zodanig een Paard te kopen, dewyl zulks aanwyst, dat het aan de Snotterigheid is onderhevig. | |
Van de Namen der verscheide Hairen, nevens de Kennis, daar uit te halen, naar ’t A B.Appelbloezem.De Fransen noemen het Perzikbloezem, en de naam geeft de koleur genoeg te kennen, dewelke het gezicht wonderlyk streelt. | |
Bont.De Zwartbonte Paarden zyn goed, doch de Bruinbonte noch beter. Daar zyn ook Rosbonte. Deze driederlei soort van Bonte Paarden hebben altemaal witte poten tot boven te Knieschyve, en zyn zeer goed. Men moet aanmerken, dat die het minste wit hebben, het meest gezocht worden van rechte liefhebbers. | |
Bruin, of Kastanjebruin.Dit is het gemeenste haair van allen, en door de Natuur met de meeste hoedanigheden begiftigd, om voortreffelyk te wezen. | |
Bleekbruin.Dit haair is zo goed niet, derwyl het een koudvochtigen aardt aantoond. | |
Donkerbruin.Dit is byna zwart, en een teiken van een galachtig Paard, dat doorgaans vierigheid heeft, aan ’t einde van de Neus en in de zyde. | |
Roodbruin,Is beter, dan de bleekbruine koleur, dewyl zo een Paard meer Gal heeft, en veel moediger is. | |
Graau.De Appelgraauwen zyn zeer gemeen, en zo goed niet dan de Zwartgevlakte, die met grote zwarte vlakken hier en daar geteikend zyn, welk soort van Paarden doorgaans heel gaau en licht is. De Donkergraauwe hebben graau hair, heel doormengd met zwarte hairen, en zyn beter dan de Appelgraauwen. De Roodgraauwen zyn beter dan alle de anderen, dewyl daar de Gal met koudvochtigheid gepaard gaat. Eindelyk is het Zilvergraau een levendig en schoon graau, maar zulke Paarden zyn de levendigste niet, wegens de koudvochtigheid en slym, die in hun de overhand hebben. d’Isabellekleur geeft een goed en deugdzaam Paard te kennen. | |
Muizekleur.Enige Paarden van dit slag hebben een zwarte streep op den Rug, andere aan de Poten en Knieschyven; In ’t algemeen zyn de Paarden van deze kleur, die de uiterste delen of leden zwart hebben, zeer voortreffelyk. | |
Porcelyn.Men noemt ze dus, om dat ze niet wit zyn van Lighaam, en bystere vlakken hebben. Zulke Paarden zyn heel raar. | |
ROS. Zie VOS.ROVAN. Zie onder VOS.Schimmel.Alle paarden van deze kleur zyn lui en traag. | |
Spreeu.Deze kleur zweemt naar donkergraau, of zwart, behalven zekere witte hairen, die’er in menigte verspreid zyn, en beletten dat het niet heel en al zwart kan hieten, gelykende met een woord, naar een Spreeu. Deze Paarden zyn redelyk goed. | |
Tyger.De Tygers zyn dezelve, als de gevlakte Paarden, behalven dat de vlakken van deze niet zo breed zyn, en dat ze zo goed niet zyn als de eerste. | |
Vos of Ros.De gemene Vossen, die noch bruin, noch bleek zyn, noemt men maar kort af Vos of Ros. De Paarden van deze kleur zyn in grotte waarde. Een Bleekvos heeft witte Manen, en deugt niet, wegens de heerschende koudvochtigheid, waar door het altoos heel gedwee is. De Donkervossen zyn altoos heel zwaarmoedig en bekwaam om te bevatten, al wat men hen wil leeren. Ros- of Bruinvossen, gelykende naar Mensen-haair zyn altemaal goede Paarden, vooral zo ze zwarte manen, Staart en Poten hebben; Maar zy zyn genegen om veel Gal en by gevolg veel vuur te hebben. Rood- of Vuurroodvossen, gelykende naar Koei-haair, met Manen van dezelve kleur, of wit. Dit haair is min galachtig dan de voorgaande, hebbende witte vlakken, die het krygt van den overvloed van koudvochtigheid; ’t welk het sterke vuur van zo een Paard veel matigt, en ’t goed maakt. | |
Zweetvos.Zulk een Paard is heel fraai en in grote waarde. Het heeft de uiterste delen en Manen altoos zwart. | |
Wolfshaair.Dit haair komt de Isabellekleur zeer naby, is in enige Paarden wat helderder, in andere wat donkerder, die van ’t laatste soort zyn de beste. | |
[pagina 711]
| |
Zwart.De gemene zwarte Paarden zyn zo hoog niet geacht, noch van schoonheid noch van deugd, als de Pikzwarte, die onder allen de fraaiste zyn. De Zwartvale zyn zulke, die hier en daar witte hairen hebben, vooral in de zyden, welk slag van Paarden zeer levendig is. Eindelyk zyn’er ook, die de uiterste déélen en den Kop zwart hebben, en voortreffelyk zyn, in ’t Frans genaamt Rouan cavesse de More. | |
Hoe de Land-paarden gevoedt moeten wordenMy dunkr, dat ik opening genoeg hebbe gegeven, om zig niet te bedriegen in ’t Paarde-kopen, voor den Land-bou; zo dat’er deze vraag noeh over is, wat voedsel men die Paarden behoort te geven, overeenkomende met den arbeid, die men hun oplegt. By gebrek van genoegzame kennis in ’t voederen der Paarden, in plaats van ze sterk en gezond te houden, ziet men ze aanziender ogen vergaan, waar van dikwils de achtloosheid van een Knecht en de slechte waakzaamheid van den Heer de schuld is; welke ongemakken men kan voorkomen, door het waarnemen van de volgende lessen. Dog eer we spreken van ’t geen men in acht moet nemen ontrent de voeding der Paarden, zal ik u de nodige lessen geven, om ze gereed te houden om in de Kar te gaan, zo dra zy gedaan hebben met eten. De eerste zorg moet wezen, dat de Paarden behoorlyk beslagen zyn, en dat al hun tuig in ’t algemeen in goede staat zy; Als daar zyn: de Zadel, Hals-, en andere Riemen, Toom en Teugel, Wagens, Stort- en Last-karren, die men in alle hun delen moet bezichtigen, om te ontdekken, of’er enig gebrek aan is. De Karren dus gereed zynde, moet de Huisman oppassen, dat zyn Knecht altoos een uur voor dag op zy, die dan terstond het oude hooi uit de Ruifel moet weghalen, om’er vers in te doen, en met enen de Kribbe of Bak schoon maken van alle vuiligheid, aarde, of hoenderdrek. In den tyd, als de Paarden in de Karre gaan, moet men, zo dra men den Stalknecht zich hoort reppen, denken om zyn ontbyt klaar te maken, t geen hem voor zyn middagmaal verstrekt, gelyk voor alle andere Huisgenoten, die aan ’t werk gaan. Zo lang de Paarden hooi eten, brengt ze de Knecht een na een buiten den Stal om ze te roskammen, op dat het stof niet op de andere Paarden vliege, zo hy het binnen den Stal wilde doen. | |
Hoe men een Paard roskamt.Indien men wel verzekerd was van de noodzakelykheid, om een Paard te bestellen, zou men zo dikwils niet hoeven ontsteld te wezen over ’t verlies van dezelve, by gebrek van deze goede zorg, hoe deugdelyk voeder ze anders ook krygen. Van de onreinigheid, die men op hen laat blyven, krygen ze dikwils de schurftheid en andere kwalen van deze Natuur, die hen aanziender ogen doen vergaan. En men kan het voor een stelregel houden, dat een Paard, met minder voedsel, ordentelyk gehouden, wel gestald en geroskamt, veel vetter en schoonder voor den dag zal komen, dan zo het sterker gevoed wierd en minder geroskamd. Waarom een Huisvader daar ontrent moet waakzaam zyn; en het zelf zyne Knechts leeren, als zy het niet ter dege verstaan. Een Stal-knecht moet gaauw, knaphandig, sterk, stout, en gehoorzaam wezen Om een Paard wel te bestellen, zal hy den Roskam in de rechter hand nemen, en den Steert dicht boven aan, met de linker vast houden; daar op den Roskam zachtjes langs het lyf van voren en achteren overhalen, zo lang tot dat’er geen vuiligheid meer van komt. Hier na neemt hy een Borstel van doek, waar mee hy het stof, dat’er noch op mocht zyn, weg doed stuiven, zonder enig deel van ’t lighaam over te slaan. Om het wel te doen dient men alle dag, naar dat de Paarden zyn uitgestoft, een Stroowis te nemen gedraaid ter dikte van een Arm, en nat gemaakt, waarmee men het Paard over ’t hele Lighaam vryft, en voor al moet men ontrent de Poten langen tyd bezig zyn, zich bedienende van dit vryven als van een middel om het te ontstoppen, en de Levens-geesten meer en ruimer weg te maken, in welke alle beweging bestaat. ’t Is waar, deze wyze van een Paard te roskammen vereist te veel tyd, om ze dagelyk in ’t werk te stellen; dies is het genoeg, als de Stal-knecht het alleenlyk doet op zulke dagen, wanneer hy niet noodzakelyker te doen heeft, dan zyne Paarden wel te handelen, of terwyl het kwade wéér hem in huis houdt, en zo hy zich van zyne plicht niet kwyt, moet hem de Meester daar zorgvuldig toe houden. De Paarden in dezer voegen geroskamd, neemt men den Kam, om de Manen zachtjes uit de war te helpen, als mede den Staart, waar op men ze uit den Stal brengd naar de Wedde, en ze altoos zo veel het kan wezen, laat springen en dartel zyn. | |
Welk water voor de Paarden best is.De meeste Paarden ziekten ontstaan uit het drinken van kwaad Water, het zy het al te raauw, al te koud, modderig, of springende is. Om deze ongemakken voor te komen, moet men weten, zo er dichte by een Rivier is, dat men niet beter kan doen, dan de Paarden des Zomers daar uit te laten trinken, maar ’s Winters zo weinig als ’t zyn kan, voor al zo men zelfs een Put heeft, want het versse Put-water is in dien tyd warm, en by gevolg heel goed voor de Paarden. Zo men ver van de Rivier af woont, en in den Zomer geen ander dan Put-water heeft, moet men dit Water een tyd voor af scheppen en het in Tonnen in de Zon zetten, of in schone steene Bakken, om daar de hette, de grotte raauheid van ’t Water te verdryven, die de Paarden heel schadelyk is. Men moet ze zelden, of nooit uit moerassen laten drinken, dewyl zodanig Water zeer kwade eigenschappen heeft. | |
[pagina 712]
| |
Van den Haver.De Paarden gedronken hebbende, geeft men hun den Haver in de Bak, die schoon moet wezen. Deze Haver moet wel gewand, en van stof gereinigd zyn; en eer men ze aan de Paarden geeft, moet men eens ruiken, of ze niet muft, of naar Rotte-drek stinkt, want dan walt ze de Paarden. Voor al moet men zorg dragen, dat’er geen kleine Veeren in zyn, waar door een Paard groot ongemak kan krygen. Ontrent twee maatjes zyn genoeg voor ieder Paard; en terwyl de Paarden hunne Haver eten, gaat de Knecht met het ander Volk ontbyten, om ze by zyne te rug komst op te tomen, en in de Kar te spannen, zo het de gelegenheid vereischt. | |
Op wat wyze men een Paard moet Aderlaten.Men mag op alle plaatsen Aderlaten in nood, dat is, als men oordeelt, van wat ziekte de Paarden mogten behebt zyn; men kan sonder enig perykel voorzichtig Laten, somtyds in den Mond boven in de derde Tak, ofte onder de Tonge, achter de Oren, aan ’t Hooft, onder de Ogen, aan den Hals, aan byde zyden, ook aan byde zyden in de Borst, aan byde zyden in de Buik, in alle de vier Beenen, in de Staart, of elders daar men het goed vindt; naar dat de ziekten ’t mochten vereisschen. Al schoon men weet, dat daar maar een ader in ’t geheele lighaam is, nochtans is ’t raadzaam, zo naby de Laating aan de party te doen, daar het kwaad schuilt, om dat zelve te ontlasten, of om de toevloet daar van af te leiden. | |
Op wat wyze men een Paard wel in de Kar, of voor de Ploeg moet spannen.De voorschreve lessen wel zynde waargenomen, moet men, eer men Paarden den Hals-riem aandoet, onderzoeken, of hen niets kan kwetsen, ’t zy op de Borst, op de Schouderen, of op den Schoft, en of de Hals-riemen van al het nodige voorzien zyn: En zo het is, om ze in de Kar te spannen, moet men ook zien, of de Zadel, die men hun op den Rug legt, geen kwetsuren kan veroorzaken, om ’t welk te beletten men zorg moet dragen, dat hy gelyk drage, en wel gevoerd zy met haair binnen de kussens, zo dat hy de Paarden niet te hard valle op den Rug. De Paarden dus bestelt en de Ploeg of Karre in goeden staat zynde, kan de Knecht naar ontbeten te hebben, gerust gaan ploegen, of met de Kar ryden, zo ’t nodig is. Een goed Knecht, die de Paarden wel weet te houden, moet ze nooit in den beginne te streng aanzetten: maar ze langzamer hand in de gang brengen. Anders doende, ziet men dikwils, dat ze niet willen eten, als ze van ’t ploegen ’t huis komen: Ook zyn ze menigmaal in gevaar, dat, of hun vet zal gesmolten, of zy zelve bevangen zyn geworden. Waarom men altoos zyn Knecht moet belasten, hen niet te dryven, dan naar mate, dat hy ziet, dat zy onder ’t arbeiden beginnen warm te worden. | |
Van ’t Middag-eten der Paarden.De Paarden van den Ploeg komende, plegen doorgaans voor den middag ten elf uren, heel bezweet te zyn: Men moet terstont gereed zyn, om ze wel af te vegen met een stroowis; dat is het eerste, dat men te doen heeft, zo dra ze in den Stal zyn. Daar op maakt men wat Zemelen met veel Water nat, en giet ze hun voor in de Kribbe, ten einde zy’er in slobberen, en ’t Hooi met grotter appetyt eten. Deze Zemelen ververst hun den Mond, die door de warmte van ’t arbeiden droog geworden, als ook van ’t stof, dat hun de Mond heeft bezet; En al hebben ’t die Paarden heet, echter krygen zy’er zelden ongemaken van, vooral, wanneer men het Water, waar in de Zemelen geweekt zvn, eer te warm dan te koud heeft genomen. Zo men deze voorzorg niet neemt, moet men niet verwonderd wezen, als de Paarden dikwils geen lust of trek hebben tot eten, dewyl de droogte van de Mond hun alle andere Kost onsmakelyk maakt. Waarom verstandige Boulieden deze wyze van doen naaukeurig waarnemen, en’er zig wel by bevinden. | |
Bericht.Wy zien dagelyks Mensen, die zich inbeelden, wel met de Paarden te kunnen omgaan, dat zy de zelve terstont naar een zwaren arbeid ’t huis komende, de Benen vryven met stroowissen, voorgevende, dat de Paarden daar door verkwikt, en de leden slap gemaakt worden; maar zodanige bedriegen zich, en de reden vaar van is deze. ’t Kan niet anders wezen, of de Paarden moeten na zwaar werk gedaan te hebben, de vochten in een grotte beweging hebben. Nu vallen die vochten door dat koude vryven op hunne Pooten, waar door ze gemakkelyk kunnen styf en t’onbruik worden. Zie, dit is, dat my aanleiding gaf, om dit bericht hier by te voegen, dewyl ik ’t zeer nodig acht, om zulke ongemakken voor te komen, die uit die kwade behandeling zouden ontstaan. En nimand kan dit bericht klein achten, dan die zyne Paarden met kracht en geweld wil bederven. Hoewel ik niet mispryze, dat men den Paarden de Poten vryve, ik zeg zelfs, dat dit heel nuttig en goet is: maar dan eerst, wanneer ze niet meer warm zyn. Dus, zolang ze nog zweten, moet men hun niet dan ’t overige Lyf afvegen, buiten de Benen. De Ruifel vol zynde van goed Hooi, moet men ze met rust laten eten, ontrent tot twe uren na den middag, wanneer men ze in ’t Wedde, of in de Rivier brengt, of hun anders Put-water geeft te drinken, in beide gevallen waarnemende, wat hier voren daar van gezegd is. Hier op geeft men hun Haver te eten, om weer in den Ploeg te gaan, kort na dat zy ze op hebben. Als, met Zonnen ondergang, de Paarden voor de twedemaal van ’t werk zyn gekomen, moet men ze, zo dra ze aan de Kribbe zyn vast gebonden, de vier Poten op lichten; en bezien, of’er niets aan de yzers [illustratie] | |
[pagina 713]
| |
mankeert, en tegelyk met een Mes de aarde en ’t Zand afschrappen, dat tussen de Zool en ’t Yzer is gaan zitten, en’er Koedrek op smeren; ’t welk de Knechts menigmaal verzuimen te doen, zo het de Meester niet voor zyn ogen laat geschieden. | |
Van ’t Stroo.’t ls noodzakelyk, dat wy hier iet zeggen van ’t Stroo, dat men onder de Paarden spreidt, als een zaak ten hoogsten tot behoudenis der zelver dienstig, alzo het Stroo van die Beesten, zonder gelykenis, het zelve is, als witte Lakens voor de Mensen. Vele luiden laten den Mist langen tyd onder hunne Paarden verrotten, enige uit luiheid van hunne Stallen schoon te maken, andere om ze, naar hun zeggen, meer kracht en sap te doen krygen, dewyl die Mist dient, om de landen vet te maken. Zy zyn alle het spoor heel mis, willende, om zo te spreken, vyf Stuivers winnen, om tien te verliezen: want men moet weten, dat de Mist, dus langen tyd leggende en ophopende, de Voeten der Paarden zodanig verhit, dat zulks alleen in staat is, om ze geheel te bederven. En hier van daan krygen ze menig ongemak aan de Poten, waar door ze dikwils op Stal moeten blyven, zonder iets te doen: De Meester, of de Knecht de oorzaak van deze kwaal niet wetende, zyn dan bekommert, hoe zy ze moeten genezen; en dikwils willen ze hunnen misslag niet eens erkennen. Men moet dan de Stallen, zo dikwils als het kan geschieden, schoon maken, en de Paarden vers Stroo geven. Het verse Stroo heeft een zonderlinge kracht, om de Paarden te doen wateren, zo dra zy op Stal komen, in plaats, dat zy’er niet om denken, als zy geen Stroo vinden. En zo men wist, wat verkwikking dit aan een Paard gaf, wanneer het watert, op zyn t’huis komst na ’t werk, men zou veel naaukeuriger zyn, om dit te bezorgen. Dit wateren belet, dat zy in de hals van de Blaas gene verstopping krygen, of in de waterleiders; als ook, dat de Pis, in de Blaas blyvende zitten, gene ontsteking veroorzake, ’t welk altemaal zeer gevaarlyke kwalen voor de Paarden zyn, dewyl zy’er wel van sterven. Dit is weder een drang-reden, om de Paarden dikwils vers Stroo te geven. Betreffende de andere zorgen; om de Paarden den nacht wel te doen overbrengen, is’er niets, dan dat men, naar hen wel afgevreven te hebben, de Ruifel van Hooi voorziet, waar mee zy zich verzadigen, als ze den Haver op hebben; en dus dagelyks voortgaande, met ze op deze wyze te handelen, zal men zeer langen tyd, goeden dienst van zyne Beesten hebben. | |
Van de ziekten der Paarden, volgens orde van ’t A B.De onredelyke Dieren zyn gene mindere ziekten onderworpen, dan de Mensen. En alzo de Paarden van dat slag van Beesten zyn, die zich zelve niet kunnen genezen, maar in hunne kwalen, der Mensen hulpende hand nodig hebben, zo is het ten hoogsten noodzakelyk, dat men ze niet alleen wel kenne, maar ze ook zorgvuldig betrachte, om de rechte kwaal te ontdekken, die hun schort. Men verwachte hier geen algemeen verhaal van alle de ziekten, die een Paard kunnen overkomen, alzo’er Schryvers zyn, die deze stof grondelyk behandeld hebben, en het by gevolg alleen een groot Boek zou uitmaken. Ik vergenoeg my hier met een korte schets van deze ziekten, nevens de middelen, om ze te genezen, rakende de Paarden, die men tot den Land-bou wil houden, en volgens de orde van ’t A B. Dog vooraf zullen we den Lezer een denkbeeld geven, van byna alle ziekten, zo als ze in de nevenstaande Figuur met cyferen gemerkt staan. | |
Paarde-ziekten zyn deze.1. Schurftheid. 2. Verreikt of geslagen. 3. Longezucht. 4. Longepyn. 5. Gekwetste Rug. 6. De Schot. 7. Manstrang. 8. Pyn in den Hals. 9. Worginge. 10. De Vyvers. 11. Schel in d’Ogen. 12. Nagel in d’Ogen. 13. Hoofdpyn. 14. Snotterigheid. 15. Verkouwdheid van ’t Hoofd. 16. Vliegende wormen in de Neusgaten. 17. Schuil aan de Tanden. 18. Verwas aan ’t Gehemelte. 19. Kwetzing aan de Tong. 20. Pyn aan de Tong. 21. Kleine Baardekens aan de Tong. 22. Pyn in de Borst. 23. Kwerbenen aan de Knien. 24. Lezen. 25. Schuifelbenen. 26. Gallen. 27. Plekskens. 28. Egelvoed. 29. Kwerhoeven. 30. Hinkende Voet. 31. Kwervoeten. 32. Verhitheid. 33. Pyn van den Hoorn. 34. Vernageldheid. 35. Zekere pyn in de Voet. 36. Lossing van de Hoorn aan de Voet. 37. Als de Hoorn aan de Voet schuimt. 38. De vyge onder aan de Hoorn van de Voet. 39. De Stralen. 40. De bleinen aan de Hoorn en Vlees. 41. Moerevet. 42. Geslagen zynde. 43. Malandien. 44. De Wolvin. 45. Gezwel in de Kloten. 46. Een slag aan ’t dikke van ’t Been. 47. Als ’t Fondament wil uitvallen. 48. Lezen achter aan het Been. 49. Een lopend Gat. 50. De Kanker. 51. Kloven aan de Benen. 52. Overhoeven aan de Horen. 53. Kloven die langs heen gaan. 54. Kloven die dwars komen. 55. Spatten achter aan ’t Been. 56. Krappen. 57. Lezen. 58. Kwerbenen. 59. Staart-benen. 60. Ratte-staart, als ’t Haair uitvalt. | |
[pagina 714]
| |
| |
MIDDELEN TEGEN DE PAARDE-ZIEKTEN.AANSLAAN, of OVERTRED.De Paarden kwetsen somwylen de voorste Voeten met het overgaan van de achterste, waar door dikwils een stuk Vlees weg gaat, dat het Paard doet hinken. | |
Genees-middel.Was de gekwetste plaats eerst met warme Azyn, doe’er dan Zout, of Peper op. Voorts maak een Zalve van Roed, Azyn en wit van Eieren. Klop dat onder een, leg het op de wonde en bind ze toe. Dit maar twe dagen waarnemende, zal het kwaad genezen zyn. | |
KORTE AASSEM. Zie KORTADEMIGHEID.ADDER-BEET. Zie BEET.KRAMPADER. Zie onder K.AFGEMATTE BENEN, onder de B. Zie ook VERMOEIDHEID.AFGEREDEN PAARD.Als een Paard afgereden en mager is, zit het Vel door gaans vast aan de Beenderen, welke ziekte het zelve tot een gevaarlyke kwyning zou doen vervallen, zo men’er niet in voorzag. | |
Genees-middel.Men komt die kwaal te boven, met het Paard eerst ene Ader te openen, en dan het geheele Lighaam met een Zalve te stryken, die van Montpellier wordt gebynaamd, en warm is gemaakt. Waar op men ze sterk moet invryven met de hand. Het Paard dus besmeerd zynde, windt men het als in een doek, en legt’er een paar Dekens op, om het warm te houden. Deze moeite herhaalt men tot driemalen toe. En hier na denkt men, om het te laten purgeren, waar toe een bekwame Paarde-dokter het nodige middel aan de hand zal geven. Terwyl men deze kwaal behandelt, moet het niet dan natte Zemelen eten, en boven al geen Haver, met nat gemaakt Hooi. Genezen zynde, mag het ’t oude voeder eten. | |
BAARDEKENS aan deTong. Zie onder TONG.BASILICUM ZALF, zeer heerlyk. Zie onder KWETZUREN.BEENS-VERZETTING. Zie onder V.BEET van een DULLEN HOND.Leg op de kwetsure, daar het Paard is gebeten, Geiten-drek, pekelen wilde Vlier, van ieder een half pond, en veertig grote Neuten klein gestoten. | |
BEET van een SLANGE.De tekens, als een Paard door ene Slang is gebeten, zyn deze. De hairen staan recht overeind, en vallen uit, de Ogen zwellen, het Paard grynst met zyne Tanden, en krygt over ’t hele Lyf kleine blaren. Het middel hier tegen is, witte of zwarte Peper te nemen, dertig korlen gestoten, met wat Wyn. ’t geen men het Paard laat inslokken. Of gestote Thym met zoeten Wyn; of gestote Wynruit met Wyn; of wilde Geite-bladen chevres sauvage, in wat Wyn, of St: Janskruidt: Doch dit middel is voor de Paarden gevaarlyk. Enigen laten de wonde toeschroejen, na’er ene insnyding ingedaan te hebben, en gebruiken de gemene middelen, wassen het zeer met Pis, en zalven met een zacht middel. | |
Ander Genees-middel.Zo een Slang, of ander vergiftig Dier, een Paard heef gebeten, moet men’er aarde van een Mier-hoop met Wyn gemengd, opleggen. Indien het Paard onder weg, op reis gebeten is, daar gy dit gereed middel niet vindt, laat het dan dertig witte Peder-korlen opslokken, met 18. oncen oude Wyn, of Thym in wat Wyn; of gestote Affodil-wortel met ouden Wyn, op de wonde gelegd, is een heerlyk middel tegen allerlei vegiftige Beten. Het zelfde uitwerksel doen jonge Zwaluwen, klein gekapt en op de wonde gelegd, in welkers plaats men ook een Zwaluwen-nest kan nemen. Men bedient zig ook in zo een geval, van gestampte Maluë-bladen, die men’er op doet. | |
BEET van een wild ZWYN.Men moet niet warms leggen op Zweren, die van een zinking ontstaan; maar koude middelen gebruiken, zo in den Zomer, als in den Winter. Indien een Paard aan de Knie, of in den Bil van een wild Varken gekwetst is, komt’er een zweer vol zinkingen, die men met vers Water moet wassen, en’er het Gom Galbanum gebynaamd, opleggen. | |
Afgematte BEENEN.Al te lange of zware arbeid, verwekt by de Paarden dikwils zulk ene vermoeidheid, die hun pe Beenen bederft, ten zy men ’t door het volgende middel voorkwam. Alle avonden smeert men de Benen van ’t Paard met met het Vet van een Gans, die in ’t geheel klaar is gemaakt, om aan ’t Spit te worden gestoken. Men vult haren Buik op met allerhande welriekende Kruiden, en laat ze gaar braden in een aarde vat in den Bakoven: En alle morgen bestrykt men de Beenen met Brandewyn boven op het Vel, waar mee men moet voortgaan, tot dat de vermoeidheid weg is. Zie MAGERHEID. | |
Gezwollen BEENEN.Somwylen krygt een Paard gezwollen Beenen, ’t zy van een voetschop, of val, of van te zwaren arbeid en vermoeidheid. | |
[pagina 715]
| |
Middel.Men geneest dat Gezwel, met ontrent vier pinten roode Wyn te nemen, die men op een helder vuur langzaam laat koken, en hem gedurig omroert. Zo dra men merkt, dat hy dik wordt, gooit men’er twe pond Tarwe-meel, een pond Honig, een pond zwarte Zeep, alles onder elkanderen, in. Dit soort van Zalve wel gekookt zynde, besmeert men’er de gekwetste plaats, of de gezwollen Benen mede, welk middel nooit mist, een goede uitwerking te hebben. Dog als die nog niet willen overgaan, neemt men Litargycium Aureum, Rodebolus en Vitriool, van elks evenveel, klein gestoten, dit moet men dan mengen met Honig en Brandewyn, om daar mede te smeren. | |
Een andere Remedie.Neem Klei-aarde, Zout en Wyn-azyn, onder malkander gemengd tot een pap; bestrykt daar mede de Benen rondom, ververs zo dikmaals als ’t’er op kan, dit trekt kragtig uit. | |
BESMETTELYKHEID van Paarden, Ossen en Koeijen.Zo gy een Paard ziet, dat onlustig en ziekelyk is, niet etende, als naar gewoonte, neem Nieswortel, en vat de Huid van ’t Hoofd langs de Borst af nederwaarts aan den Hals, langs de Lies van het rechter-, of linker-been: maak daar twe gaten in, om’er de Wortel tussen ’t Vel in te steken, gelyk men een Vogel spekt, of lardeerdt. Als het daar een kleinen tyd in is geweest, zal het kwaad als naar die plaats toeschieten, en’er een grote zweer maken, die men op drie, of vier plaatzen moet deursnyden, ten einde’er de etter uitlope. Hier op maak een pleister van Armenisen Bolus, Reuzel, en Tabak, of van ander goed, leg het op de wonde, die dan haast zal genezen zyn. | |
BEVANGEN. Zie VERSTYFT.BLOEDS-scherpigheid.Men ziet zomwylen kleine puisjes aan de Paarden, die doorgaans meer vrees veroorzaken, dan’er gevaar by is; alzo men ze voor schurft aanziet, dat voor al by zulken gebeurt, die zich op deze ziekten niet wel verstaan. Wanneer het nu niet anders is, dan de scherpigheid van ’t Bloed, zo kan men ’t door dit Genees-middel helpen. Men hoeft het Paard maar Zemelen te eten gemengd met Lever van Spies-glas, daags een once; waar door het in korten tyd fris zal worden; ’t geen blykt, als de puisjes vergaan. | |
Waarschouwing.Hoewel dit ongemak uit veelheid van ’t Bloed ontstaat, dat door ’t gehele lyf een buitengewone hette verwekt, en ’t hierom eigentlyk geraden schynt, zulk een Paard de Ader te openen; echter is dat mis. Want het gebeurt dikwils, en ik heb het zelf gezien, dat Paarden door deze ziekte aangetast en te vroeg Ader zynde gelaten, de puisjes weer naar binnen zyn geslagen, en daar zo veel wanorde hebben gemaakt, dat’er de koors terstond op volgde. Waarom ik rade, dat men dit middel beproeve, eer men tot Aderlaten komt; namentlyk, als de ziekte hardnekkig blyft, want dan toond de natuur, dat dit middel niet sterk genoeg is, om het Bloed te zuiveren, en dus is men gehouden haar te hulp te komen met een lichte Aderlating. | |
BLOEDPISSEN. Zie onder PISSEN.BLOEDVINNEN, of BLOEDZWEREN.Stamp uytspruitzels van Cipres, een pond; Galnoten, Wagensmeer en Was, van ieder een half pond: bittere Galnoten ontrent een pond, gemengd met Azyn, leg dit samen op de Zweren. Aposcritus wil, dat men ze met oude Pis stove, en’er terstond zwarte Kal op doe. | |
BLOEDZUIGERS.Deze zyn gewoon zig aan der Paarden gehemelte te hechten, als ze drinken. Men moetzer aftrekken, zo het zonder zwarigheid kan geschieden. Maar zo’er een menigte in de keel zitten, benemen ze het Paard zyne krachten, en dan moet men ’t Water en Olie laten slorpen. Daar zyn’er die zeggen, dat men ze met Zout moet vryven, andere met gestote Hoolwortel in Azyn, gemengd met Olie, terwyl men de Tong buiten den Bek houd. Maar men moet zorg dragen, dat’er geen Bloedzuigers zyn in de Waters, daar men de Paarden drenkt, en dat’er gene onder hunne Tong zitten, die men aanstonds moet wegnemen. Indien het Paard onder ’t drinken enigen Bloedzuiger heeft deurgeslokt, en dees in de keel steekt, vuld hy zig vol Bloed, en stopt den doorgang van ’t voedzel. Zo ’t op een plaats is, daar de Hand niet by kan, moet men een Riet nemen, en’er Olie met Wyn door laten lopen in den Hals van ’t Paard, waar door de Bloedzuiger zal afvallen. Men kan hun ook door een Buis laten ruiken de stank van een gebrande Weegluis: andere doden de Weegluis in de Neusgaten van ’t Paard, en door dit middel doet men de Bloedzuigers terstond sterven, en ’t is goed voor alle soorten van Dieren. Wanneer de Bloedzuiger vastzit, neemt men ze weg met een Vygeblad, of een lapje rou Laken. Zo hy naar omlaag is gezakt, dryft men hem uit, met het Paard Olie in te geven. Als hy in de Neusgaten zit, zal’er ’t bloed uitlopen: bestrykt de Beet met Zout en Olie, en trekt ze’er af met een Tang, of brand ze met een heet Yzer: dan smeert men de wonde met Wyn, en klein gestoten gebrand Brood. | |
BORSTGEZWEL. Zie onder G. | |
[pagina 716]
| |
KREUPEL in de BORST, of tegen ’t BOUCHLAMAndere noemen ’t ook noch Bouchwinde. Deze Kreupelheid kan de Paarden op verscheide manieren overkomen. Vooreerst, als een Paard wordt gereden, of van zelf tegen enen Paal, of Boom loopt, en zich daar door heel hart komt te forceren; het is en blyft Kreupel. Andere krygen het, dat somtyds de Zadelbomen van den Zadel schieten, of vry veel na voren van ’t Paard glyden; als dan komt het gewricht van ’t Schouderblad heel hard tegen den Boom van den Zadel, en wordt door het lang ryden zo verhit, dat de Zenuwen opdrogen en opkrimpen; anderen kunnen het krygen met over sloten te springen; of zo ze van andere Paarden worden geslagen. Deze alle schynen eenderlei ongemak te hebben; maar sommige krygen een opdroging aan de Schouderbladen, altemets aan een, somwyl beide zyden; indien men zulks gewaar wordt, moeten ze een weinig anders behandeld worden. Ten eerste voor die, daar men deze verdroging aan bemerkt, zal men nemen een groot gewicht, of steen; en het paard op ene zyde neergelegd zynde, moet men de kwade zy zo lang en hard vryven, als ’t mogelyk is, zachtjes beginnende. Slaat dan die plaats vol met Vlymslagen, en smeer ze enige dagen met een Zalve van Dialthaea, Paards-klaau, of Hoef-bladen en Olie van Beijen, onder een gesmolten. Zo men na enigen tyd geen beterschap verneemt, zal men nemen een half pond Boter, met een once Spaanse-vliegen, gekookt; neem daar op het Paards beste Voorpoot op, met een Touw, bind ze aan de Knie vast, en Iaat het dus op het kwade zo lang in ’t ronde springen, tot dat het wakker zweet, het welk men noemd Droog-zwemmen; dit geschiedt zynde, laat het eens ader in de Borst, en gebruik dan het laatste zalfje van Spaanse-vliegen, dat hard trekken en doen zwellen zal; dog het moet’er zo lang op leggen, tot dat de vochtigheid, die van de Zalf komt, begint op te houden, vryf dan af, en smeer weer op nieuw. | |
Nog voor Kreupel in de Borst.Somtyds is die plaats heel dik, en men kan kwalyk weten, of het in de Zenuwen van binnen, of van buiten schort. Zo het inwendig schort, is ’t niet mogelyk, dat de beste Zalven tot den grond toe zouden deurdringen. Daarom moet men op goede hope het Paard een drank ingeven, als voor ’t vervangen, en dan wel hart in de Borst aderlaten, en aan die zyde, daar het Kreupel is, midden in de Borst door het vel een klein gaatje maken, en daar een pypje, of stuk van een Tabakspyp insteken, en de gehele Borst opblazen, en’er daar na wat Olie van Kamillen, van Rozen en van Waalwortel, heet onder een gemengd ingieten: als het daar enige dagen heeft gestaan, maakt men van onderen ene opening, op dat’er de Etter moge uitlopen. Anders trekt men’er ook wel twe haire Snoeren door, daar men oordeelt, dat het van node is, en laat’er zo de materie 8, of 14 dagen uitdragen, ende beslaat de voeten alle dag met Koemest, om ze te verkoelen. | |
Nog een Zalve voor ’t Bouchlam.Neem Olie van Pieren, van Beijen, van Lynzaad, van Spyk, van Terpentyn, Petere-oly, Popeljoen, Olie van Kamille: smeer hier mede 8 dagen, en daar na stoof nog 8 dagen met gekookte stoof-kruiden. Ook is heel goed, dat men neme gebrande Hout-assche, die in Wyn-azyn gekookt is, en was daar mede. Zie ook het Artykel DRACHTEN. | |
BRAND.Zo enig lid van een Paard door Vuur, of Kalk Gebrand is, moet men ’t in den Zomer wassen met koud Water, en dan op het Gezwel een opdrogend Pleister leggen, of zelfs Kalk gemengd met Wagensmeer en Olie. Men moet in achtnemen, dat het Paard niet te water ga, voor dat het is genezen. | |
BREUK der Paarden.Als een Paard aan de Buik, of Liezen, een Scheurzel komt te krygen, moet men het Paard op zyn rug op de aarde nederleggen, met de benen om hoog, op dat de Darmen weder konnen inzakken. De plaats geopend zynde, zo groot als het Scheurzel is, moet men eerst den band van de Buik van binnen, met een dubbelden Zyden draad, wel vast, en ter dege toenajen; daar na met wat Boter van binnen smeren; daar op het vel van buiten mede toenajen, en met Popelioen Salf, en Boter smeren; maak dan een lode plaat aan een drie, of vier dubbelde druk-doek vast, of een houten bortje, dat daar op past, en het Scheurzel kan inhouden, door twe, of drie doeken daar dubbeld opteleggen, en dat wel zorgvuldig toetewinden. Dit dus verzorgd zynde, zal men het van buiten stoven met gekookte Byvoet, Kaasjesblaan, Heidens Wondekruit, in Bier gekookt, en wat oude Boter, en Reuzel daar onder gedaan. Om van binnen ook iets te doen, zal men altemets het volgende ingeven, neem een once Spekwortel, met een handvol Saly in goed Bier gekookt, en geef dat in alle vier, of vyf dagen eens. Voor al moet de compres wel bezorgd worden, en matelyk stevig aangedrongen, en de wond van buiten gesmeerd worden met Popilioen Salf, en Boter onder elkander gesmolten; het geneest indien’er wel op gelet wordt. Wanneer men het Paard om hoog kan binden, dat ’t in acht dagen, alwaar ’t langer, niet leggen kan, is ’t des te beter; en zo wanneer het in de Kloot-zak is, zo moet het gesneden worden van den Lubber ende alzo genezen worden. | |
[pagina 717]
| |
BUIK [GEZWOLLEN.]Dikwils ziet men, dat de Paarden gezwollen zyden hebben, dat komt van al te veel Gerst, kwaad Hooi, of ander ondeugend goed gegeten te hebben: Zo men zomwylen daar over ontsteld is, heeft het zyne reden, alzo het Paard gevaar loopt van te sterven, ten zy men het haastig helpe. | |
Middel.Men geneest zulke opzwellingen met een Afziedzel van Kaasjes-blaren, en Bingel-, of Glaskruid en Zemelen, die men wel laat koken met twe pinten Waters. Dit gedaan zynde, laat men ’t door een doek, en doet’er by Zout, Honig, en Olyven-, of Neuten-olie, welk alles onder een gemengd zynde, strekt tot een Clisteer voor het Paard. Daar op neem men een stok, daar men den buik van ’t Paard hard mede vryft: uit vreze, dat de Clisteer te vroeg afgaat, zonder zyne werking gedaan te hebben, moet men zorg dragen, van ’s Paarts achtergat te stoppen. Dan vergeet niet het by den Toom een half uur lang te laten zachjes draven, waar op gy ’t van achteren kund openen, om te beter zig van de vuiligheid te ontdoen, dat niet geschiedt, dan met volle genezing van ’t Paard. | |
BUIKLOOP.Deze ziekte is voor de Paarden gevaarlyk, niet wanneer ze maar voortkomt van ’t drinken van al te koud Water, of van ’t eten van zachte Kruiden, of andere openende voedzels: want zo een ontlasting van stoffe doet altoos een goede uitwerking; maar ik spreke van zulk ene Buikloop, die van de bedurven en vergaderde vochten in de Maag ontstaat, en verwekt wordt door een verhitte Gal. Als de stoffe, die het Paard loost, wit is, is ’t een teken van rauwigheid: en als ze is als Water, oordeelt men dat ze voortkomt uit de zwakheid van de Maag. | |
Middel.De ingewanden van ’t Paard zyn als dan buitengemeen verhit, vooral als men in de stoffe, die het loost, als afschrapzel der Darmen kan merken. Om nu deze hitte en de pyn van binnen te matigen, neemt men gestampte Wortel van witte Maluwe, zo veel Gerst in Graan, dog gekneusd, twe oncen van ieder in drie pinten Waters, dat alles wel met elkander moet koken tot op ene pint na. Dit middel zal niet nalaten de ontsteking en de scherpe vocht van binnen te verzachten, mits dat het Paard daaglyks twe, of driemalen een halve pint telkens daar van inneme. Zie verder het te veel Purgeren der Paarden. | |
BUIKPYN, Kolyk, Krimping, of Snyding in de Darmen.Een Paard, dat het Kolyk heeft, valt ter neer, als was het van een Vallende Ziekte aangetast; by verpozingen krygt het wat rust, en daar op dezelve pyn en toevallen. Het wentelt zig, als ’t ter aarde legt, beeft, als ’t vers Water drinkt, zweet en haalt met moeite zyn Aassem. Neem Rapontia wortel, Peper, Anys, Piterselie, Venkelzaad, Zwarte-peper, Malrove, van ieder evenveel, Dille een Scrupel, Santorie een once, Veldcipres een half once, Duizend-knoop, Wynruid, Piterseli-zaad van ieder een once, Leverkruid, Gember een half once; twe pond Honig. De droge dingen moet men drogen, doorziften, en met den Honig mengen, en’er aan het Paard de grootte van een Hazelnoot van geven, in een pintje warm Water: of anders vier lepel vol Honig, een once gestoten Wierook, vyf lepel vol Azyn, een half pint oude Wyn, samen gemengd voor drie reizen, in drie verscheide dagen; en daar op het Paard wel gedekt zynde; zig laten bewegen. Andere drogen in den rook den bast van ’t Kappergewas, en laten dit het Paad met Peper en Wyn innemen. Zo het deze ziekte heeft gekregen door kwaad Hooi te eten, haalt het met moeite aassem, is gedurig in beweging, en kan zig niet ophouden. Men moet het doen laten aan den Buik en de Schouders, zynen Mond bevochtigen met gekookte Wyn, en het zelfs laten opslorpen; voorts kost geven, die ’t doet pissen. Sommige vryven het gehemelte met Mensendrek; andere geven het Hazenmest, met negen lepelen Honig en vyftien Peperkorlen, gemengd met Koolsuiker. Uit wat oorzaak de Buikpyn mag ontstaan, de voornaamste zorg wezen moet, om het zyne vuiligheid te doen lozen, ’t geen door spuitingen moet geschieden. Maar zo’er enige hinder is, kan men ronde Koekjes gebruiken toegemaakt met Scammonium, of een Kauwoerde in ’t kruis doorsnyden, met Zout en Olie vullen, en ’t hem in zyn achterste steken, dat ook het pissen zal bevorderen. Daar zyn’er, die den Buik van ’t Paard door twee Mannen met een gladden stok laten vryven, altoos naar achteren toe, dat menigmaal helpt, als men den Buik met warme Olie heeft bestreken, en een Klisteer gezet, zaamen gesteld uit het afziedzel van Kamille, Dille, S. Jans-bloemen, Malloot, Byvoet, Venkel, Anys, daar by doende Lyn-, of Wynruit-olie, met twe oncen Rozen-honig, of gekookten Wyn met wat Brandewyn. Dit middel is zonderling goed voor de winden. | |
Ander middel tegens de Kolyk en Krimpingen der Paarden.Geef het Paard een pond Olyven-olie in, met een glas Brandewyn, daar op zet enige Klisteren van Zaan. Zo de Kolyk verzeld gaat met vligende Roos, geef het door een horen in twe pond Olie van Olyven, waar in een once Mineraal Kristal opgelost is, en daar op gebruik enige Klisteren van Zaan, en nat van Joubarbe, of Huislook, zo gy ’t hebt. | |
[pagina 718]
| |
Van de Krimpingen, of Snydingen, of DARMSTEEKTE.Dit is een gevaarlyke kwaal, zo men’er niet aanstonds iet tegen gebruikt; men kent ze daar aan, dat het Paard gedurig in beweging is, het zy staande of neerliggende. | |
Middel.’t Aldereerste middel tegen deze Paarden-ziekte is een Klisteer, waar toe men neemt twe pinten Melk, of nat van gekookt Gedarmte, vier, of vyf oncen nieuwe Boter, zo veel Olyven-olie, dat men warm maakt, en’er zes Dojers van Eieren in slaat, welk Klisteer men ’t Paard, zo warm, als ’t zyn kan, moet zetten. Een weinig tyds daar na maakt men een drankje van een half pint Brandewyn, een once Theriak, of Orvitaan, en een weinig Saffraan, dat men ’t Paard ingeeft. Zo het door dit middel niet ten vollen hersteld wordt, moet men het aan ’t gaan houden, warm dekken en niet laten neerliggen. Zo dra het weer in den Stal komt, neemt men een Bedpan, of andere redelyk heet, waar mede men zyn Buik een kwartier lang moet stryken. Zo dit altemaal niet helpt, is ’t een teiken, dat het Paard zeer groot gevaar loopt. | |
DARMJICHT, DARMSTEEKTE, krimping, of snyding in de Darmen. Zie BUIKLOOP.DEMPIG. Zie KORTBORSTIG.DORENS. Zie KWETSUUR.DRACHTEN.Men is veeltyds genoodzaakt om enige Drachten, of Fontenellen aan een Paard te zetten, 1. Om het geronnen bloed naar zich te trekken, dat meest veroorzaakt wordt, wanneer een Paard zig zelve heeft geforceert in de Borst, of Schouderen, dat men het Bouchlam noemt. Dit kan door geen zalving, of smering, vermurwd worden; maar door de Drachten kan men’er alle kwade bedorven vochten uithalen; 2. Als een Paard zo schielyk een overval krygt, dat men vreest, dat men niet tydsgenoeg zoude hebben, om enig ander middel te gebruiken. Doch als’er zo veel komt toevloejen, dat het die Dracht niet kan verzwelgen; moet men die plaats altyd wel gedekt houden, met een Linne kleed, of doek, en met zachte pleisters op die wonden; want de lucht is’er zo wel, als hette en koude schadelyk aan; anders trekken die grote gezwellen in ’t lichaam, of na ’t herte en veroorzaken de dood. Om deze Drachten dan te zetten, neemt men van de dunne zwarte Nieswortel, die men ter dikte van een duim met Vlas, of Werk bewindt, op dat de Wortel het Vlees niet rake, welk popje men rondom besmeert met Reuzel, waar na men een opening maakt door het Vel, zo groot dat’er het popje in kan; voorts maakt men de Huit twe duim rondom los, en stopt voorts het gat vul met Reuzel; dus laat men ’t popje daar stil in zitten, dog, als gezegt is, welgedekt. Anders. Vlecht een Koorde, zo dik, als de pink, van ’t hair uit de Staart, of de Manen voor de ene, en voor de andere helft Vlas, of Werk: maak daar op een opening met een plat Yzer, en steek het van boven neer tussen Vel en Vlees, zo lang gy wilt. De opening moet eens zo wyd zyn, als de Koorde dik is; anders zou de etter niet genoeg kunnen uitzakken. Ten derde kan men ook steken een Kruiswortel, of een Vyfvingerkruid-wortel, of een Niesworteltje, maar de eerste twe Drachten zyn best, ten ware in een haastige ziekte, als het Longevuur, of enig ander pestig en schielyk overval, als de Klem, enz. | |
DRANK voor inwendige Kwetzure. Zie KWETZUREN.DROES.Hoeveel Paarden ziet men niet in weinig tyds bedurven door den droes, alleenlyk om dat ze niet wel gehandelt zyn, wegens de onkunde van die ze toebehoren. Ja ik zeg, al wie zig bemoeit met Paarden te houden, die moet de manier weten om de Droes te genezen, alsze overkomt. Anders zal hy slecht slagen in zyn onderneming en wordt genoodzaakt zyne toevlucht te nemen by de Paardesmeden, die alzo onervaren zyn, als hy. Ik zal my niet ophouden met de oorzaak dezer ziekte na te gaan: maar eer ik tot de Genees-middelen kome, zal ik de verscheide plaatzen optellen, daar zy hem door lozen. | |
Van de verscheide plaatzen, waar uit de Paarden den Droes lozen.De Paarden worden ze kwyt door de Schouder, door de Knieschyve, boven de Lenden, door den Voet, of door enige der zwakste delen van ’t Lichaam. Deze ziekte komt hen over, wanneer de natuur, die niet overtolligs kan lyden, gereed is zich’er van t’ontlasten, en hare kracht te werk stelt, om het kwaad naar buiten te dryven. | |
Van twe zoorten van Droes.Daar zyn twe zoorten van Droes, een die men den rechten en volkomen Droes noemt, de ander wordt de onvolmaakte Droes geheten. De onvolmaakte is, dien de Paarden krygen zedert hun zesde tot twaalfde Jaar, die zonder missen tot snotterigheid verergert, zo men ze verwaarloost. De rechte is, dien men jonge Paarden met gelukkiger uitkomst ziet krygen dan oude, mits dat men’er acht op geve. Om nu den Lezer niet te vervelen, zal ik alleenlyk van de Droes spreken, welken jonge Paarden lozen, of door de Neusgaten, of door het Kakebeen, dat de gewoonlyke plaatzen van ontlasting zyn. | |
[pagina 719]
| |
Van den Droes door de Neusgaten.Zo zich de Droes hier door ontlast, is ’t een grote verlichting voor de Paarden. Deze kwaal, die by de Paarden het zelfde is, als de Pokjes by de Kinderen, schynt niets meer te vereisen, dan dat ze warm worden gehouden. Dit is waarachtig en goed ontrent Veulens, of jonge Paarden, die gewoon zyn onder dak te leven: daar ’t in tegendeel best is voor die in de Weiden loopen, dat ze daar blyven Gras eten, want dit vochtige voedzel lost zodanige vochten op, en maakt, dat ze zig gemakkelyke ontlasten, tot welke ontlasting niet weinig bybrengt, dat de Paarden onder ’t weiden gedurig ’t hooft om laag houden. Men moet zorge dragen, dat zulker Paarden Neusgaten niet verstopt zyn, ’t geen men licht daar uit kan weten, als ze bezwaarlyk aassem halen, en dan moeten ze terstond geopend worden, met hun in de Neus te spuiten laauwe Olie van Olyven, gemengd, of geklopt met even veel Brandewyn, welk middel veel toebrengt, om ze den Droes te doen kwyt raken. Maar zo die boosaardig vocht van zelve de Neusgaten uitkomt, zal men de natuur alleen laten begaan. Een Veulen wordt den droes in overvloed kwyt, zo men ’t zelve met natte Zemelen klein gehakte Maagdepalm te eten geeft. Daar zyn’er, die de Paarden, met den Droes gekweld, op deze wyze beroken. Zy snyden een zak aan weerszyden open, en steken’er den Kop van ’t Paard in, welken Kop zy zo vast maken, dat het Paard hem niet kan bewegen: In ’t ander end van den Zak zetten ze een tesje met vuur, waar op zy Wierook goojen. Deze opstygende rook, doet het Paard door de Neusgaten de kwade vochten en vuiligheid lozen. Zo lang het Paard de Droes heeft, is het goed het zelve ’s Morgens en ’s Avonds met den Kop om laag te beryden, om de ontlasting der Herssenen voort te zetten; dit middel dient voor de Paarden onder dak levende: want nopende die in de Weiden gaan, die bukken altoos genoeg onder Gras eten. | |
Aanmerking.Alzo de stof, die de Neusgaten uitkomt een Zout by zich heeft, dat de Paarden wel smaakt, maar zo zy het kwamen te likken en op te eten, door zyne scherpigheid en bytende geesten Zweren van binnen verwekt; zoo dient men deze stof, zo dikwils als ’t mogelyk is, met Hooi af te vegen. Alle Paarden die den Droes hebben, moeten geen raau Water drinken, maar gekookt Water, dat nog laau is, waar in men wat Zemelen doet, ten einde het Paard liever daar van drinke. Zulk een Paard moet van de andere worden afgezonderd, uit vreze dat het die ziekte niet aan andere overbrengt, die dan daar erger van varen, dan daar zy ’t van gekregen hebben: terwyl de enkele Droes zich vergaderende lichtelyk tot een snotterigheid verandert. | |
Van den Droes door het Kakebeen.Zo men wil, dat de Droes zig op die plaats gelukkig ontlaste, moet men zig voorzien van een Schaapsvel, om de onderkeel van ’t Paard te bewinden, met de Wol van ’t Vel, tegens ’t haair van ’t Paard. Als men dit te voren heeft in ’t werk gesteld, Neemt men witte Maluwe zalf, of Laurierolie, verse Boter, of Room, van elk even veel, en vryft het koud onder een. Hier mede bestrykt men de Klier van ’t Kakebeen, en bewindt het met dat Vel, houdende het Paard altoos in de Warmte, en ’t nooit bloodstellende aan den Regen, of koude Winden, zo het onder dak gewoon is te leven. Enigen tyd daar na vergadert de kwade stof in de ene, of andere Klier, wanneer het te wensen is, dat ze van zelve open ga, om niet genoodzaakt te worden, zulks met een gloejend Yzer te doen, ingeval de natuur (gelyk ik straks zeide) haar zelve niet kan redden. | |
Van de wyze, om het gloejend Yzer aan de Klieren van ’t Kakebeen te brengen.Men weet, dat de Strot niet ver van de Huit is, die het Kakebeen overdekt: waarom, zo men van mening is, het vuur daar aan te brengen, moet zulks altoos geschieden met het Yzer krom te houden, ten einde de Strot en weg van ’t Voedzel niet gekwetst worde. Wanneer de Roof van de plaatzen; daar men ’t vuur heeft bygebracht, is afgevallen, maakt men ene Wiek, bestreken met Bazilicum, Koninklyke Zalve, en steekt ze in het open gat. Zie bazilicum zalve, zyn making onder Kwetzure. Zomtyds gebeurt het, dat’er, of te veel Vlees groeit, of dat de lippen van de wonden’er bloedig en kwylachtig uitzien, dan moet men ze met AEgyptiacum Ung. Egiptische Zalve bestryken, om ze af te vegen. Zomwylen verstopt zig ook het gat, eer alle stof daar uit is. Wanneer men zulks gewaar wordt, moet men niet schromen, voor de twedemaal zig van ’t vuur te bedienen, om, volgens ’t spreekwoord, den Wolf niet binnen den Schaapstal te sluiten. Alle deze zorgen, hier door my beschreven, wel zynde in acht genomen op haar tyd en plaats, zullen het Paard, zondertwyfel, gemakkelyk den Droes doen kwytraken. Deze besmettelyke ende gevaarlyke Ziekte, nimand in de Wereld ooit heeft uitgevonden, zeker te genezen; echter moet men niet wanhopen, als of’er gene hulpmiddelen daar toe in de Wereld waren? de jonkheid van een Paard, en desselfs kracht, en de natuur, en het zelve wel waar te nemen, nevens het gebruik van goede Genees-middelen, doen dikmaals wonderen. | |
[pagina 720]
| |
De Genezing.Wanneer men dusdanige Paarden mogt onder handen krygen, zal men evenwel het uitterste daar toe doen: voornamelyk wanneer die nog jong zyn, en zulks niet lang geduurd heefd; want zo het lang geduurd heeft, ende de Paarden oud en door arbeid afgesloofd zyn, heeft men daar van zo veel niet te hopen. Men zal dan het Paard doen purgeren met dit navolgende, ofte met andere Medicamenten hier toe dienstig, ende hier achter beschreven. Neem Agaricus, Zenneblaan, Coloquint, Aloë, van elks een half once, Rabarber een half lood, meng dit, gestoten onder malkanderen, tot een fyn poejer, met een half pond Boter; maak ’t tot pillen, ter grote van een klein Hoender-ei; geef deze in, en laat ze dan deurspoelen. Of geef het Paard op ’t zelfde in een half muddetje Oly van Olyf, ende een half muddetje Wyn. Wanneer dan het purgeren gedaan is, moet men het Paard laten bloeden. Het Paard nu gepurgeerd, ende na verloop van 4 à 5 dagen weder tot zyn kragten gekomen zynde, gebruikt dit navolgende poejer. Neem Lignum Sanctum, of Pokhout, Sassafras, Salseparille, wit Mostertzaad, van elks vier oncen, stoot dit heel fyn tot poejer, verdeel het zelve in 16 delen, geef van het zelfde twemaal daags een zestiende part onder half Zemelen, en half Haver, welverstaande een korfje Haver; ende wanneer dit op is, ofte verbruikt, moet men weder ander gebruiken en blyft daar mede aanhouden, zulks twemaal daags een gehele maand lang, onder de Haver te doen. De Knobbelen, gelyk voor gezegd is, die nooit tot suppuratie, of zweringe komen, zal men zoeken te verdryven. Neem hier toe Oly van Beijen een once, zwart Pek een half once, Lynzaad-Oly, Olium Petre, (Steen-oly,) elks een once, smelt dit, gebruik dit heel heet, en smeer het met een kwasje daar dan ziedende heet aan, dit doe deze verharde Klieren en hare kwaadaardigheid verdrogen en verteren. Nota, men kan het nooit te heet gebruiken. | |
DRUIPENDE OGEN. Zie OGEN.Gekwetste ECHENIS. Zie onder KWETZUUR.Schadelyk ETEN voor de Paarden.Wanneer enig Paard Munniks-kap, of Wolfs-wortel heeft gegeten, valt het terneer, of krygt het een suizeling, en ’t heele lyf krimpt in een. Men moet het, of een Ader openen, of het wild Piterselie-zaad met Wyn ingeven, of gestampte Wynruid, gemengd met goeden ouden Wyn. Zo het Paard Wilde Kool heeft gegeten onder zyn Hooi, of ander eten, kan men ’t helpen met geplanten Kool te stampen, en ze in Melk te leggen, waar na men het zap uitperst, en ’t aan ’t Paard ingeeft, of men geeft Water, gemengd met Kool, of het afziedzel van gekookt Vygenhout met Water. Men zegt, dat de Zeekreeften gestoten en met Koolnat ingegeven, het Paard grote verlichting geven; maar men moet’er drie dagen achter een van ingeven, tot dat het Paard, hebbende wilde Kool gegeten, dat zwak van lighaam is, en welks achterdelen heel gekrompen zyn, zo dat het niet gaan kan, maar al waggelende struikelt, de Kool kwyt is. Heeft het Dulle Kervel, of scheerling gegeten, wordt ’t het hoofd zo zwaar, dat het waggelt en tegen de muren aanvalt. Men moet het aan ’t Hoofd Aderlaten, en dan stoven met een half pintje ouden Wyn, en daar mede voortvaren, tot dat het weer hersteld is. Zo uw Paard Hoender-drek, of Hoender-veren in ’t lyf heeft gekregen, ’t geen licht gebeurt, als de Hoenderen in ’t Hooi, of in den Stal komen, loopt het gevaar. Men weet dit hier aan, als het Paard Mosachtigen Mist laat vallen. Het middel hier tegen is, wat Hoender-drek te nemen met een vierendeelloods Vet, en twaalf pond Gerste-meel met Wyn gemengd, ’t welk men aan het Paard te eten geeft, of anders Piterseli-zaad, tien oncen, met anderhalf pond Wyn; een half pint Honig. Laat het daar op zo lang in beweging zyn, tot dat het zyne Mist kwyt wordt, of neem ook een once Orvitaan met een pint Wyn ingegeven, en warm toegedekt, en laat het drie uren zonder drinken. Neem ook een hand vol Wynruit, een halve hand vol Lavas, met een muddetje Azyn, en een muddetje Lynzaat-olie, t’ zamen tot een drank, en de Kruiden klein gemaakt zynde, geef ’t te zamen in. Gebeurt het, dat zyn Haren overend staan, neem Laurier-bezien, zo veel gy nodig oordeeld, een half pond Zalpeter, drie pond Olie, even zo veel Azyn, en vryf het daar mede gedurende drie dagen op een warme plaats, daar geen koude by kan, en geef het zo vele dagen lang vers Water te drinken, waar in gy Blaren van Vygeboom hebt laten weeken. | |
Verloren ETENSLUST.’t Past een wakker Knecht, die de Paarden behandelt, hen altoos gade te slaan, als ze eten, om te zien, of ze ook walgachtig zyn en niet lusten te eten, welk kwaad het allerlichtst te kennen is. | |
Middel daar tegen.Zo dra men zulks gewaar wordt, moet men terstond, om alle kwade gevolgen voor te komen, het Paard een dronk door een horen ingeven; indien de walging daar mede niet overgaat, neemt men Knollen in den tyd, als ze gemeen zyn, die men hun in menigte te eten geeft met de Blaren, of anders gekookte Kroten in Azyn gedoopt; dit middel doet ze weer trek krygen om te eten. De walging komt de Paarden dikwils over, van | |
[pagina 721]
| |
de ziertjes, die binnen op beide Lippen zitten, en hun een jeuking veroorzaken. Zo die Wormpjes die walging verwekken, vryven de Paarden hunne Lippen gedurig tegen den Etensbak. Om ze te helpen, moet men het dunne velletje der Lippen van binnen, daar de ziertjes zitten, met een Incisiemes opsnyden, en de wonde met Zout en Azyn wassen, ’t geen niet mist de Paarden kort daar op de vorige eetlust weer te verwekken. | |
ETTERGEZWEL. Zie ZWEER.FAARNEN. Zie VAARNEN.FONTENEL. Zie DRACHTEN.GALLEN.Alzo de Gallen niet ontstaan, dan uit een verhit en bedorven bloed, en men den oorspronk daar van niet kan wegnemen, dan met het Paard ader te laten, is het raadzaam hier mede de genezing te beginnen. Na het aderlaten moet men het dus purgeren. Neem wilde Komkommer-wortel, tot stof gemalen, doe’er Zalpeter by, en laat het koud drie uren lang trekken in een halve pint witte Wyn; geef het dan het Paard in, en het zal’er wel van varen. Voorts om de Gallen; die zich van buiten vertonen, te genezen, koop by de Apothekers van de Egiptize Zalve, of die ze d’Apostelzalve noemen, en vryf daar mede alle zéére plaatzen. | |
Tegen de Gallen der Paarden.Neem twe pond verse Boter, voor een stuiver Kwikzilver, en de Schobben, of Benen van den Vis Sepia genaamd, of Spaanse Zeekat, ter grootte van een pond Boter: meng het zamen in een Pot, en vryf de Paarden om den derden dag met deze Zalve, dat is, laat tussen beide twee vrye dagen overgaan. Men moet hun te drinken geven aftrekzel van Scabiosa, schurft-kruid, of een halve pint witte Wyn, waar in gy een once Vermilioen hebt laten oplossen; en een weinig gerooste korst van Brood, een once vast Zout met dit aftrekzel, ’t geen gy de Paarden vier dagen achter een moet laten drinken. | |
GEBETEN. Zie BEET.GEBRAND. Zie BRAND.GESTOKEN. Zie STEEK.GEVALLEN. Zie VAL.GEZWEL, of Zweer.Zo het gezwel komt van enige slagen, stoten, of ander geweld, moet men Kalk klein stoten, en met Olie en Wyn (van elk evenveel) mengen; als het nu dik en tot een zalve is geworden, smeert men’er het gezwel mede, of laat geraspte Kaas in Azyn, met een lood Manna, aftrekken. | |
Voor Gezwellen die oud en hard zyn.Neem Kwikzilver, gemengd en gedood met Terpentyn; doe daar onder fyn gestoten Litargerium en Bolus, smeer het daar op, en na 5 a 6 dagen daar op gezeten te hebben, moet men het nogmaal daar af zynde, smeren met Kwikzilver, en Reuzel onder malkander tot een Zalf gemengd; het doet ontbinden en alle verharde en verouderde Gezwellen verzagten. | |
Borst-, of Hart-gezwel.Dit gezwel openbaart zich van buiten, en maakt, dat het Paard droevig is, en zyn Hoofd laat hangen, waar by men een Hardklopping gewaar wordt. Deze toevallen zyn dikwils verzeld van een grote Koors, die het geweldig aantast, zo dat het zomtyds ter aarde valt van de Flaauten, die het om ’t hart krygt. Een Paard door deze kwaal aangetast; loopt groot gevaar, en zo men’er niet schielyk by is, slaat het kwaad naar binnen, en wordt ongeneeslyk. | |
Middel.Men kan dit kwaad niet te vroeg stuiten. ’t Eerste middel is een Klisteer, gemaakt uit twe pinten Water, twe handvol Garst met twe oncen konstig Zout, genaamd Salpolychreston, dat men zamen een kwartier uurs laat koken, dan door een doek zygt; by ’t doorgezygde doet men een halve pint Koe-pis met een vierendeel ponds verse Boter. Van dit kookzel geeft men ’t Paard twemaal ’s daags te drinken, tot dat het hersteld is. Om te beletten, dat het vergif, in ’t gezwel besloten, niet op het hert doordringe, neemt men een Schoenmakers-els, en steekt daar mede de Huid van ’t gezwel op twe, of drie plaatzen open, en’er Nieswortel in, ter dikte van een Speld; daar op bestrykt men de Bovenhuid met Unguent. Althaeae, of enkel met verse Boter. Beide heb ik goed bevonden. ’s Anderendaags, na dat’er de Wortel is ingestoken, trekt ze het vergif van ’t eerste Gezwel, daar wy van gesproken hebben, in een twede, dat boven het eerste uitkomt, en dit is, wat men vereischt om zodanig Paard te genezen: op den derden dag merkt men, dat het eerste kwaadaardige Gezwel over is gegaan en het twede, waar uit het vergif loopt, tot dat het ten vollen is gezuiverd, ’t geen twe, of drie dagen duert, gelyk ik gezegd heb. Zo lang het Paard met deze kwaal behept is, moet men ’t nu en dan laten beryden, of aan de hand leiden, op dat de natuurlyke hitte al het schadelyke naar buiten dryve, voortgaande in den tussentyd met de Klisteren, twemaal ’s daags te gebruiken. | |
Etter-GEZWEL. Zie ZWEER.GEZWEL aan de Voet. Zie OVERHOEVE aan de Haan en Voet.GEZWEL aan ’t GEHEMELTE. Zie SCHUIL aan de Tanden. | |
[pagina 722]
| |
GEZWOLLEN Benen, Kloten, Kniën, Lanken. Zie onder Benen, Kloten, enz.HAAIR, uitvallen van ’t Haair. Zie RATTESTAART.HARTGEZWEL. Zie onder G.HINKEN.Deze kwaal bekend men door den tast, want het Paard kan niet lyden, dat men het aanroere ter plaatze daar het pyn heeft; zo de vocht boven den Hoorn is, kan men het verdryven door stryken, of koppen (Scarificatio:) zit het binnen den Hoorn, zo moet men ’t zagjes openen, met oude Pis stoven, en’er Zout in strojen, met Linnen, of met een Sponsje afvegen, dan’er Vet in smelten, met’er een gloejend Yzer boven te houden, en het zo veel bewinden, als nodig is. Zo deze Vocht zich niet ontlast, wordt het tot Etter; wanneer men het rondom moet afsnyden, de vuiligheid schoon maken, en overal bestryken met een Zalve, gemaakt van ouden Oly, Honig, en Meel van grauwe Erten, en’er boven op binden een Granaat-appel, en gekneusde Vygen. Is ’t dat het Paard hinkt van enige smert in de Zenuwen, zo moet men zyne Knie-schyven en Beenen vryven met Zout en Oly. De Knien gezwollen zynde, stooft men ze met blanken Azyn, en legt’er gestote Lyn-zaad op, dat men bevochtigt met Honig-water, of met Sponzen gedoopt in heet Water en naderhand in Honig. Zo’er Materie, of Etter by is, legt men’er Zuurdeegsem op, of Garste-meel, gemengd met Honig, Water en gekookten Wyn. Als het ryp is, opent men het met een Scheermes, en geneest het met een Zalve, waar van hier na breder. Dit ongeval kan de Paarden overkomen uit verscheide oorzaken. Zie vorders deze Artykels. | |
KNIEN-GEZWEL, ZWEER, WRATTEN, BEET en STEEK der dieren.HENNEMEST, of HOENDERDREK, zie onder ETEN.HOEST.Ik zal hier niet handelen, dan van den enkelen Hoest, dat is die alleenlyk verwekt wordt door enige verkleumdheid, of uit enige andere uitwendige hit- ontstaat, waar op een Paard schielyk verkoudt, ’t welk den hoest in de keel doet te krygen. | |
Middel.Niets is’er gemakkelyker te genezen, dan deze ziekte: want men heeft maar in beide de Ooren van ’t hoestende Paard een halven lepel vol zoete Amandel-oly te gieten, en het Oor wel warm te maken, om den Oly te doen doordringen. Hier mede vyf, of zes dagen aanhoudende, zal men de goede uitwerking van dit Middel ondervinden. Andere Paarden krygen enige verstopping in de Long, ’t welk dan kuchchen en hoesten veroorzaakt, waar door ze zig zodanig van binnen konnen bezeeren, dat daar door enige aderen bersten, ofte de de Longe, of Longepypen scheuren, gelyk men dikwils bevonden heeft. Daarom is ’t noodzakelyk, dat men zulks voorkomt, zo haast als ’t mogelyk is. Ten eersten, is het zeer goed het Paard te laten, en het bloed op te vangen, daar wat Zemelen onder te mengen, en ’t te laten opeten; en daar na de Diapente te gebruiken, gelyk voorsz. is, of enige van de andere Poeijers. | |
Ander middel voor den Hoest.Neem een kan rode Wyn, een once Zoethout, een loot Anyszaat, een vierendeel Vygen, een loot Grein; dit te zamen gezoden met een kan Wyn en een pint Water, tot op de helft, doe ’t door een doek lopen en geef ’t in, en smyt de Vygen mede in de mond en laat ze deurslikken, ende dan een uurtjen daar op ryden of wandelen. | |
Nog een voor den Hoest.Neem drop van Zoethout, legze in ’t water, en laat ze smelten, en neem dan dat water en kook’er een vierendeel Razynen in, en doe ’t, nog warm zynde, door een doek; doe daar by een half-loot Veneetse-driakel, en geef ’t voorts in, en dek ’t warm toe; dit zo verscheide dagen aan een alle morgen gedaan zynde, is hondert malen goed bevonden. | |
Een ander voor den Hoest.Neem Hondsdraf en Longekruit, dat aan de Eikebomen wast, Zevenboom, Lavas; hak deze kruiden t’zamen, en geef onder het voeder te eten; dit is mede goed. | |
Een ander voor den Hoest.Neem Look en Uien, een bolletje met een grote Uien, kook ’t met twe kannen Melk, geef daar van driemaal des daags een klein hoorntje vol in: maar geef elke reis niet veel t’effens, anders zouden de Paarden daar van ziek worden. | |
Een ander voor den Hoest.Of het gebeurde, dat de Hoest niet wel wilde overgaan, neem een halfpond Boter, een vierendeel Rozenhoning, een once Aloë, met een once Zennebladen, twe dragma Rhabarber, twe dragma Coloquint, twe dragma Laurierbessen, een dragma Saffraan, stoot alles wel, en maak met een Ons Methridaat daar Pillen van, en geef ze in. Dit is een extraordinaire remedie, want dit purgeert en verwarmt. Indien het Paard klein, teder, of zeer zwak was, zo kan men de gifte wat verminderen, en maar de helft, of een derde nemen, na dat men | |
[pagina 723]
| |
oordelen zal, dat het beest kan verdragen. Want dit is de maat van een groot en sterk Paard; en is’er nog iets meer van noden, kan men de Poeijers, hier voren verhaald, mede gebruiken, als de Diapente en andere. | |
Een ander voor den Hoest.Neem twe pond Honing, met twe oncen van ’t Poeder Diapent, met een once Sevenboom klein gestoten, met twe bollen Look; heel schoon gescheld, ende heel fyn gesneden, meng ’t onder malkander, en geef hier van alle dage twe hele lepels vol met een halve kan Bier warm gemaakt, des morgens eer zy gedronken hebben, en laat ze dan een uur, ofte twe, vasten. | |
Nog een ander voor ’t zelve.Neem een half pond Razynen, met een once Drop van Zoethout, gekookt met een vierendeel Lynzaat, of Lynzaat-meel, en een kan Bier, en geef dit, om de twe dagen eens in, zo lange als gy het goed vindt. | |
Nog een ander voor den Hoest.Neem Hondsdraf, Schelkruit, Peperwortel, van elks een lood, met een kanne Bier gekookt, en geef ’t warm in. | |
HONING-PUISTEN.Men heeft dezen naam aan zekere gezwellen gegeven, naar de gelykformigheid, die ze hebben met een Honigzeem. Zy tasten de gewrigten aan, en hebben een lymachtige stof, als honig, by zich. | |
Middel tegen de Honig- en alle andere- puisten, die de huit aantasten.Men moet ze branden met hete yzers, en’er alle stoffe uitdrukken. De Zweren, van ’t vuur gekomen, worden door gesmolten Was, Oly en Vet genezen, en gewassen met Zeewater; zo men ’t heeft, anders met vers en koel water. Sommige willen, dat men de Honigpuisten moet branden met Koper en niet met Yzer. De Zweren die een loopend gat hebben, worden Kloten, in ’t Grieks Hydatides genaamt, dat is, Waterpuisten; Ze komen aan den enklaau, of onder den voet. Men moet’er geen vuur by gebruiken, en kent ze daar aan, wanneer het Paard langer dan na gewoonte in de Stal blyft leggen, zich zonder hulp niet kan oprechten, en opgestaan de achterste poten uitstrekken en weer na zich halen kan. Dit ongemak komt de Paarden over in den Winter, en wanneer ze een weinig gegaan hebben voelen zy het niet. | |
Een ander Middel.Men laat het Paard ader aan de knie en vryft het zelve met een Spons, gedoopt in Wyn en Honigwater. Zo dit niet helpt, moet men een heet yzer blik tegen de knie zagtjes aanhouden, en dan de Zweren genezen, als die door ’t vuur met dit Middel veroorzaakt zyn. Neemt twe pont Oly, zes oncen Sal amoniac, wilde Zurkel acht oncen, Koperroest, Goudglid van elk zes oncen, schuim van Zalpeter, zo veel men nodig heeft, Wierook, Loodwit van elk vier oncen; meng dit alles onder een, om’er u in voorvallende gelegenheid van te bedienen. Of gebruik anders dit volgende, Salpeter, oud Wagensmeer, Jodenlym, van elks drie oncen; Sal ammoniac, wilde Zuring, Zilverschuim, Loodwit, van elk een Ons; gebrand koper, en koper-roest, van elk twe oncen; anderhalf pond Oly; en meng dit alles onder een. De Honigpuisten laten zich genezen met lymende en verdryvende middelen, op den eersten dag; bestryk ze met Zout en Oly, in de volgende dagen, was ze met warm water en smeer ze met Ganzevet en Boter. | |
Dullen HONDS Beet. Zie BEET.HOOFDPYN. Zie onder PYN.HOREN.Om den Horen te doen komen.Neem oude Varkensreuzel, Bokke- en Schape-vet, Olyven-olie, de twede bast van Vlierhout, of Adik, dat is, wilde Vlier met nieu Was, en maak’er een zalve van. | |
HOORN-KLOOF.De Hoorn-kloof wordt door zommige genaamd vals quartier aan de voeten. Enige Paarden hebben veeltyds wel aan een voet twe, ene binnen, en d’andere buiten de voet. Andere hebben wel vier aan beide de voeten, dog meest aan de voorste, dog zelden aan de agtervoeten. Alle die deze kloven hebben, moeten alle kreupel gaan: daarom moet het noodzakelyk geholpen worden. Zy kunnen ook wel op de volgende wyze genezen worden. Wanneer de kloof van boven van de kroon, tot aan het yzer nederwaards gaat, en op ider tre, die het Paard doet, bloed geeft, moet men ontrent een duimbreed, of anderhalf beneden de Kroon de Hoorn glat, tot op het raauw vlees toe, weg nemen, te weten midden op de kloof, en dan beginnen aan ’t haair van de Kroon, een duim, of anderhalf in ’t vierkant. Als men dit uitgenomen heeft, moet men gebranden Aluin tot poeijer gestoten, daar met een compres, wel dik van werk, met een lode plaatje op binden, om het vlees het welig groejen te beletten, want het is altyd genegen wat hoog op te wassen; derhalven kan men met dezen gebranden Aluin een dag vyf, of zes onderhouden; tot dat het droog is. De scheur, die dan nog na beneden blyft, zal men t’elkens, als men het boven verbindt, nat maken, met het nat, dat met Koperroot en Azyn | |
[pagina 724]
| |
gekookt is, om van binnen te drogen, en zo doende kan men dit in korten tyd genezen. Maar men moet wel in acht nemen, als de voeten beslagen worden, dat de yzers over al vlak leggen, en over al gelyk dragen, zo wel op de hielen als anders; dat het niet en waggeld, of anders zou ’t weer bersten. Het is mede zeer goet Kalk met wit van Hoender-eijeren gemengt, daar op te leggen, dat droogt heel hart. Als de wonde genezen is, en men dit bovengenoemde achtervolgt, maakt het de Hoorn wederom sterk; maar vooral moet men letten op het beslaan van den voet, dat ’t yser over al gelyk draagt. Sommige willen, dat men de yzers aan de zy van ’t Kartyn niet hart laten dragen, maar dat is een groten misslag, want de yzers moeten over al egaal en gelyk leggen, zo wel op de plaats daar ’t kwaat is, als over de geheele voet. | |
Steek in de HOREN. Zie STEEK.Darm-JICHT. Zie BUIKPYN.JEUKZEL, of JOKING.De Paarden krygen de jeuking aan de benen, of als ze oud zyn, of ook, als ze jong zyn, en sterk gearbeid hebben, zonder ordentelyke rust te genieten. Dit ziet men, als ze hunne Benen vryven, en’er schier al ’t hair afschaven. | |
Middel.Men helpt het Paard door dit mengzel. Laat twe oncen stof van Euforbium, zes uren lang in een pint goeden Azyn over hete As aftrekken, en vryf de plaats, daar de joking is, een paarmaal daar mede, zo gaat ze over. Alzo dit kleine ongemak niet wordt veroorzaakt, dan door een verhit en bedorven Bloed, zal het niet kwaad wezen, na het gebruik van dit middel, het Paard een ader voor de Borst te openen, zo het jokzel op de voorpoten is gevallen; anders ter zyde op de Billen, zo ’t de achterpoten zyn. | |
KANKER.Men moet hem uitsnyden, zo het lid zulks toelaat; anders vryven met As van kreeften, en doen’er gestampte bast van een Pynboom, gemengd met Azynmoer, opleggen, als ook gebrande Puimsteen, zaad van Vygen, en gestote Wortel van wilde Komkommers, fris Water en Azyn. Zo’er een zweer is, moet men ’t Water daar af laten, en ze alleen met Wyn wassen. Dit volgende middel is mede zeer goed: wilde Zurkel, Koperrood, As, van elk even veel ondereen gemengd. Gy moet de Kanker bewinden, en rondom met Olie smeren. Anderen snyden en branden hem uit, tot op het gezonde Vlees, en doen’er dan gestote Spaanze Vliegen met Aluin en Cypersche Olie op. | |
Dulle KERVEL. Zie onder ETEN.KLEM.Het is een van de grootste en gevaarlykste Ziektens, alzo men allerhande middelen niet mag gebruiken. Men verschilt over de oorzaak, dog zegt Mr. van Koer, dat hy’er meer dan honderd gezien had, die altoos het een, of ander toeval, ongemak, of pyn van te voren gehad hadden, waar van hy verscheide ophaalt. Kan men de oorzaak ontdekken, zo moet men die wegnemen; zo niet, zal men deze middelen gebruiken: laat eerst aanstonts zo veel bloeds af, als mogelyk is, wel driemaal op enen dag, zet dan nog Drachten voor, en achter aan beide Billen, of in plaats van Drachten, gekropt, of het Vierkruid gestoken; en zo men kon, was niet beter dan het Paard iets purgerende door den mond te geven, dog die is al te gesloten; en zo men het door de Neusgaten wilde doen, zo openen zy door de benaautheid de Klap van de Adempyp, waar van ze dan zouden stikken; zo dat men ’t door sterk bloed aftappen, en menigte van drachten moet genezen. Leven dan de Paarden maar zo lang, dat die Drachten beginnen te dragen, zo zyn ze doorgaans genezen. Als ze dan drinken willen, is het best Roggemeel, Honig en Water. Men smeert ook zomtyds de Kakebenen met een verzachtende Olie, en dekt het hoofd warm toe. Voorts is ’t noodzakelyk warme pappen te gebruiken, als van Kamille, Malloot-bloemen, Kaasjes-bladen, met Lynzaad-meel in klein Bier gekookt, op ’t lest daar by gedaan Olie van witte Lelien; dit moet men om den hals binden, en hem de Kakebenen eerst smeren met Kamillen en Lelie-oly. Men heeft honderd-derhande middelen, maar deze volgende, die zommige gebruiken, zyn, of van geen, of van een tegenstrydig uitwerkzel; als, te laten zwemmen, of van hoge Bruggen te laten werpen; den mond op te schroeven; te doen zweten met hete Stenen, en daar Azyn op te gieten, of heet Brood te gebruiken, zo als het uit de oven komt, en aan ieder zyde van ’t hooft een heet Brood te binden; en dan met de heetste Olie te stryken, enz. Het enigste en beste middel is van ons hier voren beschreven. | |
KLIEREN aan de Gorgel. Zie VYVERS.Gezwollen KLOTEN.Deze kwaal komt den Paarden uit verscheide oorzaken over; maar waar van daan het ook kome, men kan ze op deze wyze genezen. | |
Middel.Dewyl dit ongemak uit een vocht ontstaat, die op de Kloten is nedergezakt, en’er niet te doen valt, dan zulke vocht te verdryven; brengt men (om dit te verkrygen) het Paard in ’t water, ’t geen door zyne koude niet mist een goede uitwerking te doen, ten ware de Kloten vol winds waren, of het gezwel door een lichte ontsteking verwekt was. By aldien dit geringe middel niet krachtig ge- | |
[pagina 725]
| |
noeg is wegens de al te grote ontsteking, die’er mocht zyn, moet men’er de volgende Pap toe gebruiken. | |
Pap.Neem Azyn, verse Boter en Olie van Olyven, laat dit zamen met gestoten Kryt koken, tot dat het een witte Pap is, waar mede men ’s Paards Kloten bestrykt en geneest. | |
KLOVEN.Dit zoort van kwaal komt aan de gewrichten van de hiel. Ik heb niet nodig te onderwyzen, hoe men ze leert kennen, dewyl’er weinige Mensen zyn, die met Paarden omgaan, of zy zyn’er kundig van. Alleenlyk zal ik zeggen, dat ze ontstaan van een scherpe en ondeugende vocht, dat ze doet opengaan, als zy zich ontlast. De Kloven stinken vervaarlyk en doen het Paard heel zeer. | |
Middel.Eer men enig middel gebruikt, moet men ’t hair afscheren ter plaatze, daar zich de Kloven openbaren, en ze dan met Hennip-olie smeren. Of anders, doe evenveel Brandewyn en Kennip-olie, in een flesje, schud het wel onder een, en vryft de Kloven daar mede, die dan genezen zullen. Maar om ze op te drogen, maak een zalve van Roet, Koperroest, of Spaansgroen, en Honig, kook het onder een, en als het van ’t vuur komt, doe’er fyn gezifte Kalk by, en leg het dus op het zeer. | |
KNIEN-GEZWEL.Neem gebrand Koper, een half pond Bolus, of Synople, zo veel genoeg is; een weinig Zout, samen gesmolten in een pint sterke Wynazyn. | |
KNIEN.De Zinking daar op gevallen, wordt dus genezen; zo ze achter in de Knien zit, moet men ze branden met een heet yzer op vyf plaatzen, aan de binnen gewrichten van de Knie: zo de zinking voor op de Knieschyve gevallen is, moet men ze netsgewyze branden, en deze brandingen als andere wonden genezen. Van dit ongemak, als de Knien gezwollen zyn, hinken de Paarden, en hebben moeite om op te staan. Als men ze op de zeere plaats aanraakt, rechten ze zig op. | |
KNOBBELS, of Baardekens aan de Tong, Zie TONG.KNOBBELS aan de Kroon van den Voet. Zie VOET.KOLLEN, of Dollen, KOLLEN der Paarden.Deze ziekte is een grote verstoppinge in de Herssenen, waar in de Paarden zo bedwelmd zyn, dat ze zuizelen, of ze dronken waren, ja vallen en tuimelen op en neer, en leggen zomtyds zodanig of ze al half dood waren. Het is een zware ziekte, die door een groote brand ontstaat, welke na het Hoofd vliegt, en de Herssenen verbrandt; nochtans, als men daar wel mede om gaat, zyn’er vele geneeslyk. Het is ten eersten noodzakelyk, dat men wel wat Bloed aftrekt, en zo men de gelegenheid heeft, en de tyd het toelaat, is het nodig het Paard in de Weide te brengen, voornamelyk des nachts; door dien ze geen bedompdheid van de Stallen kunnen verdragen; want het is menigmaal gebeurd, dat ’t onmogelyk was, die in de Weide te krygen, alzo ze als half dood schenen te zyn. De zodanige heeft men menigmaal op Hordens gelegd, en tot in de Weide gesleept, ende aldaar een Paal in de Aarde, niet hoger als gelyks de Aarde geslagen, met een sterk Touw aan de Paal vast, en het ander eind aan den Hals, en daar zo laten leggen. In de Neus-gaten wordt een halfje Wyn-azyn, met een half halfje Olie van Olyven gespuit, en een dragma fyn gestoten Peper, met een klein weinigje gemalen Mostaart. Dit in twe reizen, ’s Morgens en ’s Avonts in de Neusgaten zynde gespuit; doet men Rogge-meel in ’t Water, en laat ’t daar van drinken. Als het wat by zich zelven begint te komen en te bedaren, en op te staan, moet men dit navolgende ingeven. Neem een muddetje Azyn; met een halfje Olie van Olyven, en een Tinne Lepel vol Suiker, geef dat in, en des anderen daags nog eens den zelven drank. Als men somtyds ziet, dat het mocht van noden zyn enige Drachten te maken, kan men wel aan den Hals achter de Ooren een worteltjen van Vyfvinger-kruid steken, ’t geen een goede Dracht maakt: men heeft’er menige genezen zonder Drachten: maar men moet ze altyd trachten buitenshuis te krygen: want de lucht helpt veel. Is het zomerdag, dat het over dag te heet is, moet men ’t over dag op Stal en des nachts daar buiten brengen. Is’er noch meer van noden, is de Diapent ook heel goed ingegeven, maar eerst een once daar van in een halve kan Bier gekookt, en dikwils wat in de Neus gespuit, gelyk ik hier voren gezegd heb; ende laat het drinken, Rogge-meel met Honig in ’t Water gedaan. | |
KOLYK. Zie BUIKPYN.Wilde KOOL. Zie onder ETEN.Van de KOORS.De Koors is een der gevaarlykste ziekten, die een Paard kunnen overkomen, en zo men’er geen middel tegen weet, mag men het Paard wel opgeven. De Kennis, die men ontrent deze ziekte moet hebben, is te wydlustig om hier geheel en al in te lasschen: waarom ik’er alleenlyk het voornaamste van zal zeggen. | |
Kentekenen, of een Paard de Koors heeft.Een Koorzig paard haalt moejelyk zynen adem, | |
[pagina 726]
| |
en dikwils, ’t beweegt de Zyden, of Lanken heel sterk, heeft een verhitten Bek, en zyne Tong en hele lighaam zyn bovenmaten heet, de Lippen zwart-achrig en droog, de Aderen opgezwollen en de Oren nederhangende. Daar en boven ziet men, dat het Paard, onder ’t gaan, waggelt, neer gaat liggen, dan weer schielyk opstaat, Hartkloppingen heeft, en treurig uit zyn Ogen ziet. Het gaat met moeite, en aan zich zelve gelaten, schynt het heel ontzet. Deze tekenen doen voor het Paard vrezen, zo men tegens dit kwaad middel gebruikt. | |
Van de verscheide zoorten van Koorzen.Ik zal hier drie zoorten van Koorzen stellen, waar van de toevallen verscheiden zyn, namelyk, de enkele, de rottige, en de pestachtige-Koors. De middelen om ze te genezen zyn ook verscheiden; en om van dit alles volkomen onderwezen te worden, raad ik een Landman, zo hy enig Paard heeft, door een van deze Koorzen aangetast, dat hy een bekwamen Hoef-smit , of Paarden-dokter opzoeke; of hy ze zelve willende behandelen, dat hy den Volmaakten Hoef-smit * Ga naar voetnoot+ te rade neme, een Boek ten uitersten nodig op het Land, alzo het niet beter kon uitgevoerd wezen. Zie het woord MIDDEL, of GENEESMIDDEL. | |
KOOTVERSTUIKING.Als een Paard de Koot aan een voet, ’t zy voor, of achter, door loopen, vallen, of springen, zo kwam te verstuiken, dat die niet naar behoren, maar voorwaarts, of ter zyden stond, dat is, dat de Zenuwen zo verkragt zyn, dat dat gedeelte enigzints uit zyne behoorlyke plaats, het een wat meerder, als het ander wykt, zo zal men het Paard nemen en zetten het in de Nootstal, of Travaillie, en nemen het beste Been op, en laten ’t op het kwade Been staan, en treden dan met force met een Voet boven op de overkotigheid, een reis, of drie om weer door te dringen; of anders neemt de kwaden Voet op, in ’t midden aan ’t Been, en met een Touw aan de Voet met een Hout, dan zo achterwaarts overgebogen; en of het geviel dat men ’t op deze twe manieren niet weer konde te recht krygen, zo zal men nemen jongen Eiken, Heester, of Boomtjes, die staan wassen, en met het top-einde wat om laage, en binden daar een groot Touw aan, ende ’t andere einde aan de Voet, en leiden dan het Paard zo voort, dat ’t dan komt te rukken, tot dat het begint te vallen; is het een reis niet genoeg, men kan ’t noch eens, of twemaal herdoen, en dan met Popelioen Salf smeeren. Men kan ook nemen Olie van Bayen, Popelioen en Dialthea, van elks evenveel, met Brandewyn, en t’samen gekookt, en daar mede smeren; men kan ook tusschen beide warme Pappe, daar dik op binden, en dan de voorsz. smeringe daar op doen: zo het nodig waar, kon men het Blaasje ook uitsnyden, als het wat lange mogte duren, maar niet metten eersten, want zy genezen meest alle, zonder dat die uitsnyding van noden is. | |
Een andere manier om in te zetten.Neem een Rad van een Wagen, bindt een Tou met het ene end daar aan, en het ander end aan de Voet, rold dan het Rad met een harde ruk, om het in ’t Lidt te rukken; en smeer dan voort met Zenuw-Zalf. | |
KORTADEMIGHEID der Paarden. MIDDEL daar tegen.Na de volgende Purgatie, moet men onder den Haver mengen, drie dagen lang, ’s Avonds en ’s Morgens een pintje laauwe Melk, en een hand-vol gekneusd Lynzaad, ’t welk byzonder hier toe goed is, waarom’er de Roskammers zich dikwils van bedienen. | |
Pillen voor Kortademige Paarden.Neem Paarden-Aloë (Aloé Cabalina) anderhalf once; Agaricum, een half once, toebereide Kolokwint, een vierendeelloots, Teriak, anderhalf once. Meng dit onder een, en lyft het in een pont Spek, dat gy twemaal vier en twintig uren in vers Water, dat men om de drie uren moet ververschen, hebt laten weiken. Maak’er dan Pillen van ter grootte van een Neut, en dekt ze met stof van Zoethout, of van Zemelen, en geef ze het Paard in. Het zelve moet te voren drie uren lang getoomd zyn geweest. Na het innemen, geef het nog een half pond Olyven-olie in, gemengd met een pint laauwe Wyn, dek het wel en laat het den tyd van drie uren met gaan in beweging blyven: daar op zet het weer in ’t Stal, en geef het in drie dagen geen Haver. Men zal het geen drinken geven, tot ’s anderendaags op den middag, wanneer men het in de Stal schoon Water zal geven, met Meel, of een Weinig Zemelen. Ter zelver tyd zult gy ’t in ’t Wedde brengen, en het met den geheelen Buik tot aan de Ribben een half uur lang in ’t Water houden, zonder dat het mag drinken; het zou anders Krimpingen krygen. Breng het hier na weer op Stal en geef het wat Hooi. De Purgatie werkt eerst dertig uren na ’t innemen, zo dat ze in ’t uitkomen van het Water begint haar werking te doen, dat zomwylen twe dagen duurt. Het Paard loost ongelooflyken stank, en altemets witte slym. Gedurende de Purgatie zyn de Paarden bedrukt, en zonder eetlust. Na de drie dagen moet men hunnen Mond met Prei, Zout en Azyn zuiveren, en ze door den Hoorn ietwes ingeven. Waar op ze een ongelooflyke etenslust krygen, en in korten tyd heel vet worden. Dit is het beste middel ter Wereld, om Paarden te herstellen, die men scheen op te geven. Daar zyn’er, die hunne Paarden om de drie Maanden deze Pillen ingeven, die hun het Lichaam open houden. | |
[pagina 727]
| |
KORTBORSTIG, of DAMPIG.In ’t Fransch (meen ik) Fortrait. Zo noemt men een Paard, dat door grote vermoeidheid, hart ryden, of enig ander ongemak naau in de ingewanden wordt. Andere krygen het weg, als ze gereden worden op droge wegen in grote stof, dien ze door ’t loopen zo in ’t lyf krygen, dat Borst- en Longe-pypen gestopt, en de Paarden dampig worden. Het komt ook van stoffig, of vermuft Hooi te eten, of van enige inwendige ziekten, die dan door een groten brand de Long zodanig beschadigen, dat de Longepypen komen te verstoppen, en de Long zig niet natuurlyk kan bewegen. Hierom is deze ziekte zwaar te genezen, voor al in oude Paarden. | |
Middel.Vooreerst zal men zulke Paarden iets in de Neusgaten spuiten, als of ze enigen droes hadden, om de Longe-pypen des te beter te openen. Dit ettelyke dagen achter een gedaan zynde, geeft men hun een purgatie in. Na dat deze wel gewerkt heeft, zal men op den vierden dag na de Purgatie aan den Hals laten Zo lang deze Purgatie werkt, moet men het Paard geen Haver, maar natte Zemelen met wat Honig geven, en gedurig laten Water met Roggemeel drinken. Na het laten zal men den tyd van 5. dagen het Paard de Poeder Diapente genaamd ingeven, ieder dag een once, met een once Honig, met ¼ Kanne bier, alle morgen laau, waar op het een uur moet vasten. Na die 5 dagen, moet men ’t wederom Purgeren, en voortgaan als voren. Sommige hebben wel 14 dagen, andere maar 8, andere daar en tegen wel 1 maand tot genezing nodig. | |
Nog voor de Dampigheid.Neem Aloë een once, Zenneblaren een lood, Agarik even zo veel, als ook van ’t poeder Diapente, en dat van Oldenburg: van dit samen wel gestoten, en gemengd met een half pond Boter, Pillen gemaakt, zult gy ’t Paard ingeven; en om door te spoelen, een half pint Olie van Olyven met een half pint Wyn, of Bier in den hals gieten. Voorts neem waar, wat’er in ’t voorgaande gezegd is. | |
Een ander.Neem een pond Kandy-suiker, met anderhalf pond raau Spek van een Varken, en een half pint Boom-olie, met zo veel Rogge-meel, dat men’er Pillen van kan maken. Dit alles in een Vyzel wel door een gestoten, en aan ’t Paard ingegeven, als boven. | |
Een ander Middel.Neem een lood Diagridium, en een lood Aloë, een weinig gekookt met een halve kanne Bier, doe’er dan een once Honig in, en geef het om de drie dagen eens, warm in, zo lang gy ’t goed vindt. | |
Anders.Neem Kardemom een once, Duivelsdrek, Hoolwortel, Alantswortel van elk een lood, Gentiaanwortel een once, en zo veel Karwei, Lavaszaad, en Zevenboom, voorts vier oncen gemalen Zoethout, en zo veel Anyszaat. Van dit alles onder een gestoten tot een Poejer, om te gebruiken, neemt men een lepel vol in warm Bier, of Wyn, en geeft men aan ’t Paard, eens daags in. | |
KRAMPADER der Paarden, en middel daar tegen.Om ze te genezen, maak een opening in de Huid, en brand ze met een Yzer daar op: vryf haar tien dagen lang met Melk en Olie. Zo het dan niet ophoudt tap het Paard wat bloedt af, en ’t zal genezen. Deze kwaal kwelt zomwylen de Paarden zo, dat zy uit den slaap komende den Voet uitstrekken, als of ze enig lid verstuikt hadden: men moet ze met de hand stryken, en zig laten bewegen, waar door het gene verstuikt scheen, weder in staat zal gesteld worden. | |
KREUPEL in de BORST. Zie onder B.Voor KRIMPING en opgetrokke, Pezen en Zenuwen.Neem in den vroegen Zomer de uitspruitzels van Genever-boompjes twe a drie pond; stootze in een marmeren Mortier zo week als pap; meng hier onder twe pond verze Boter; zet ze in een Pan op ’t vuur, en laat ze ontrent een vierde van een uur sterk opkoken: zet ze dan af, en ontrent koud geworden, zo wringt het door een doek. Zet dan deze doorgewronge Boter (die nu’er groen moet uitzien) weder op het vuur, en doe’er op nieuws twe pond van de genoemde gestampte Spruitjes in; en ze nochmaals een vierde van een uur gekookt en doorgewrongen hebbende, is zy een uitnemende Balzem tot deze kwaal. Het gebruik is, dat ge eerst met een droge hand de beledigde party zo lang strykt en wryft tot ze wel warm is; neem dan een brokje van dezen Balsem in de hand en vryf ’t zeer sterk in: dit twe en dreimaal daags gedaan, twaalf a veertien dagen achter malkanderen, zal zekerlyk beterschap geven. | |
KRIMPINGEN in de Darmen. Zie BUIKPYN.KROON aan den Voet. Zie onder VOET.KWAAD ZEER, MELAATSHEID, of SCHURFT.Als men bevindt, dat een Paard langs den Hals enige gezwellen, en daaren boven gezwollen Lenden, open Neusgaten, en het Hoofd vol fronzelen heeft; dat uit den Bek een schuim en bloedachtige stoffe komt, dat de lanken zyn ingevallen, dat het met een getier zyn aassen haalt, en niet dan met moeite kan eten, of drinken, schoon het gaarne wilde: met een woord, dat het ganse Lichaam in wanorde is; de uiterste deelen zweerachtig en hangende zyn; dat | |
[pagina 728]
| |
het de Tong verhit uitsteekt, ’t niet kan grinniken; is het vast en zeker, dat het Melaats is, of het kwade Zeer heeft, welke ziekte men zeer bezwaarlyk geneest. Men moet het niet by de andere in den Stal laten, maar afzonderen en in de Kar zetten. Deze ziekte is kennelyk, als de Benen zyn gezwollen, de Oren recht uitstaan, en de Lendenen langs heen verhardt door enige Eeltachtigheid, zo dat het dezelve niet dan met moeite kan buigen. De Hals is heel en al gerimpeld en gespannen, Ysselyk om te zien. Men moet hem een Ader openen aan den Hals, het op een warme plaats houden; drie dagen daar na een andere Ader openen in de Lanken, en de vyfde van de Billen binnewaarts, om dus een gedeelte van de kwade vochten weg te nemen. Ondertusschen moet men het Paard wel voeden. Zo het geen Haver lust, zal men het Koekjes van Zemelen en Bonemeel geven. Het Water om te drinken, dient wat warm te zyn. Nog moet men Wyn, Salpeter, Zwavel en zaadt van Wynruit koken, en daar het hele Paard mede bestryken, en in de rest een Schaapsvacht natmaken, om het om zyn Lendenen en naastleggende déélen te slaan. Pelagonius zegt, dat men moet nemen zes grote glazen vol Wyn, zo vele Olie, Haver, Kikker-erten, Roomse-bonen, en gemene Erten, van elks twe handvol, die men zamen op een derde laat verkoken; met het doorzygde kookzel vryft men het Paard overal. Daar op geeft men het dagelyks 28 oncen; Wierook, Kost, of Balzem, van yder twee oncen, Geitenvet een once, stoof het zamen, en meng ’t met 8 oncen Honig-wyn; op den vierden dag moet men’er bydoen een once Wyn, Olie en Benzoin; anders neem een Salpeter, Castoreum, Bakelaars, Raponticum, van yder 5 loot, yder in ’t byzonder gestoten, en gemengd met een goed glas vol Wyn, en een half glas Olie, ’t geen gy het Paard zo moet ingeven, en daar mede voortvaren, tot dat het genezen is. Men moet het warm houden, om ’t te makkelyker te doen zweten, want dit is het rechte middel om deze ziekte te genezen. | |
Andere Middelen.Neem droge Komkommers, Cyperse Neuten, van elk vier pond, meng ze en laat ze trekken met enige vocht; of stoot heel klein onder een Gentiaan, lange Oosterlucie, Zaagzel van Yvoor, Myrrhe, Bakelaars, van elk evenveel; geef’er het Paard van twe lepels vol met witte wyn, tot dat het genezen is. De Melaatsheid is besmettelyk, en een kwaal over ’t hele Lichaam. Sommige Paarden hebben ze van jongs op. Als ze begint, verandert het vel van kleur om de Ogen en de Neusgaten. Enige zeggen, dat’er drie zoorten van zyn, de witte, die uit den Slym voortkomt, de rode uit het Bloed, en de zwarte uit de zwarte Gal. | |
Een ander middel voor Schurft.Maak eerst een Loog van Asse, en wast daar mede af tot den grond toe schoon, en laat het dan drogen, en droog zynde, neem een pond Reusel, ofte Varkens-vet, met een lood Opriment, een once Euforbium, een lood Spaanse Vliegen; al te zamen wel fijn gestoten; en alles onder elkander gemengd tot een Zalve. Smeer daar mede heel dunnetjes, en laat een weinig warm indroogen, en laat het dan vier, of vyf dagen zonder ietwes meer te doen; smeer het dan alleen met warme gesmolten Reuzel, om de roven los te maken, en daar na als het afgevallen is, was het met Azyn en Water af, of Brandewyn en ander Water dat bekwaam is om wonden te genezen; want aldus gedaan zynde, is het Schurft dood. | |
Nog een ander voor ’t zelve.Neem een pond Varkens-vet, gesmolten, en laat het koud worden, neem dan een loot Swavel heel fyn tot Poejer gestoten, neem dan zes loot Quikzilver, en dit Quikzilver zo lange gebroken, of gewreven, dat het heel weg is; doe daar by een lood Euphorbium, met anderhalf lood Cantarides, (Spaanse Vliegen) smeer daar mede twemaal in acht dagen, en als de Schobbens beginnen los te worden en af te vallen, was ’t dan altemets met Seep-water om weer schoon te maken. | |
Nog een ander voor ’t Schurft.Neem een muddetje, of drie halfjes Olie van Hennipzaat, met een once Spaanse Vliegen, fyn gestoten, kook ’t onder elkander, en smeer daar mede heet, maar eerst moet het met Loog gewassen, en wederom droog zijnde, gesmeert worden. | |
Een ander voor ’t Schurft.Neem een half-vierendeel witte Vitriool, kook ze met een pint Wyn-azyn, en was daar mede. Neem een Ons Boter, met drie onzen Cantarides, of Spaanse Vliegen heel fyn gestoten, en met deze Boter eens opgekookt tot een Salf, smeer eens, laat het daar by blyven, tot dat alles van zelfs afvalt, en laat ’t daar na met Boter alleen genezen. | |
Nog een.Dit is van weinig omslag en zeer ligt te bereiden. Neem Spaanse Vliegen en witte Precipitaat, van elks een half lood wel fyn gestoten: meng die onder Ceruis-zalf, en doe’er een weinig Nagel-oly by om de smerigheid des te beter te bekomen. Letwel deze smering moet sterk gevreven werden op dat dezelve te beter in de huit kan indringen. | |
KWETSUUR van ’t AANSLAAN. Zie onder A.KWETSUUR in de LIES, of ECHENIS.Zo de Lies gekwetst is, zwelt de holligheid op, en ’t Paard kan niet gaan; daarom moet men ’t op den Stal laten rusten, en ’t stoven met een Sponzie gedoopt in warmen Wyn, en’er opleggen gestoten Geitevet, Stroop, en Salpeter gebrand in Azyn. | |
KWETSUUR in den RUG.Men moet’er verbrande Oester-schulpen opleggen, en ’t gekwetste Paard Heidens Wondkruid, klein gehakt, onder de Haver te eten geven. De | |
[pagina 729]
| |
wonden in de Borst worden, volgens zommige der hedendaagze Kunstenaaren, genezen met Wieken, of Plukzel, gedoopt in ’t mengzel van Koperroest, Vitriool, Aluin, van yder een once: 8 oncen Azyn, en een pond Honig, zamen gekookt, tot dat het rood wordt. | |
De Kwetzuren van den Buik,Worden genezen op dezelve wyze, als die van de Mensen, met het hele Buikvlies met ene sterke wolle draad toetenajen, zo dat de naad buiten kome, en het vel met een starken en gewasten Kennipdraad; voegende de Lippen der wonde Gespswyze te samen, en’er opdoende gemene Wondzalve. Zo’er enige ontsteking by komt, smeert men ze rondom met Kryt, opgelost in Azyn. Als’er de Darmen uitkomen, moet men ze niet aanraken, maar weer in doen met een Spons, in warm Water gedoopt, dog uitgedrukt, om ze alleenlyk warm te hebben. Zommige, om de Darmen weer in te brengen, doen het Paard braken, met een Pluimveder in Olie gedoopt, het zelve in de Keel te steken. Zo de Wonde niet groot genoeg is, om’er de Darmen weer in te brengen, moet men de opening wyder maken. Zo het Vlies, of de Rok’er buiten hangt; moet men ’t afsnyden. Als de darmen gezwollen, of gekwetst zyn, is’er geen hope meer, noch ook, indien het Paard van achteren bloed loost. Die by de liezen gekwetst zyn, vallen licht in stuipen, en in zulken geval moet men ’t Paard het drinken, zo veel mogelyk is, onthouden, het wel dekken, niet laten gaan, en het groente te eten geven. De kwetzuren aan de Knien, volgens ’t geen ons Apaziltus leert, zyn moejelyk te genezen, wegens ’t weinige Vlees en Vel, dat daar zit, gelyk aan het gehele Been. Waarom men middelen moet gebruiken, die sterk opdrogen, daar men in tegendeel ter plaatze, daar Vlees is, zich van zulke moet bedienen, die matig opdrogen. | |
KWETSUREN. Zo die GESCHOTEN, GESTOKEN, als anderzins gekomen zyn.Alzo de Wonden op verscheiden wyzen kunnen veroorzaakt zyn, moet men geschoten Wonden, door ’t Ent-yzer onderzoeken, of ze heel diep lopen, en met een lang dun End-yzer de Kogel zoeken, tot dat men ze voele, en als men die gevonden heeft, moet men door een Instrument met een Lepeltjen aan ’t einde daar men de Kogel mede kan onderscheppen, dezelve uithalen, zo het mogelyk is, en de Wonde voor aan, daar ’t ingegaan is, zo wyd openen als het mogelyk is; want hoe de Wonden van voren wyder zyn, hoe men daar beter en met meerder gemak enige Wieken, of Zalven kan inbrengen, en ligter genezen zullen, en by aldien men het niet opent, zuigen de Wonden voor toe, en verstikken zich zelven, terwyl ze van onderen wyd uitdragen; maar zo het gebeurde, dat een schoot, of een steek aan den Hals, of aan de Beenen, of op enige andere plaatzen was, en men de Wonden aan de andere zyde konde mede openen, dat men daar een Toutjen moet doortrekken, dat gevlogten moet werden van haair uit de Staart, of Manen, met een weinig Vlas, dat twemaal zo lang is als de Wonde, die koorde moet vet met Bazilikum, of Varkens-reuzel gesmeerd zyn, twe dagen tot aan den derden dag stil zitten, op dat de Wonde aan ’t dragen mag komen; en als de Wonde aan ’t dragen is, moet men alle dagen de koorde eens met Bazilikum smeren en omtrekken. Of het geviel dat het Accident hart begon te zwellen, eer het aan ’t dragen raakte; moet men zagte Pappen (te weten, neemt een kop Roggen-meel, met zo veel gestoten Lynzaatkoeken, met een once Rôbôlus, een pond Reuzel; en laat dit t’zamen met Bier tot een Pap koken; ofte neemt Wynmoer met Boter en Rôbôlus gekookt, is mede goet voor ’t gezwel) daar op leggen om den brand daar uit te houden, en zo ras, als de Wonden beginnen te dragen, gaan de gezwellen weg. Ten ware het in den zomertyd was, is ook zeer goed het sop van Schelkruit, Chelidonia genaamd, met Nagtschade, of Dolbayen, t’zamen in een Vyzel gestoten en door een doek gedaan, daar mede gewassen, ofte ingespuit; dit heelt heel kragtig; en wanneer de Wonden aan ’t genezen beginnen te komen, wil het Vlees zomtyds wel wat al te welig wassen; dan is de Salve Bazilikum al te zagt, en men moet gebruiken Egyptiacum, die is wat meer opdrogende, of ene andere groene Wondzalve, of zodanige Zalven, als men dan zal bekwaam vinden. | |
Nog voor Wonden.Nademaal aan het genezen der Wonden zo veel is gelegen, en deze veelzyds zo gevaarlyk zyn, ja dat daar de dood wel na volgt, is ’t noodzakelyk, dat men’er wel scherp op lette, of de Wonden in ’t begin wel goede Materie voortbrenge; en, of niet in plaats van Materie Senuw-water uit de Wonde loopt. Veeltyds wordt het by de onkundige voor goede Dragt, ofte Materi gehouden, om dat die malkander niet zeer ongelyk zyn: maar ’t verschilt veel; want Senuw-water zich eerst in de Wonde vertonende is heel dun Water, dat heel heet en scherp, alle Wonden bederft en ontstelt, en in de Wonde naderhand heel dik wordt, als, of het goede dikke Materie waar. Hier door worden bedrogen, die ze niet wel onderscheiden; want het is dik, en zo wat lilagtig, zo dat het wel kan onderscheiden worden, als daar op wordt gelet. Indien zich dan dit voorsz. Senuw-, of Lee-water vertoont, ofte ook, als de Wonden zyn ontsteld, het zy door opzwellen, of uitpuilen van ’t Vlies, en weer toegezogen, ofte gezwollen worden, is ’t volgende de beste raad; het zy dat de ontsteltenisse van de Wonde van ’t voorzeide Senuw-water, ofte van ’t toezwellen van de gesteltenissen komt, ofte waar van daan ’t zoude mogen | |
[pagina 730]
| |
zyn, neemt en tracht met handigheid de Wonde zo vol Terebintyn te steken, als men daar in kan krygen, tot den grond toe. Deze Terebintyn daar in gedaan zynde, neem een Yzer dat de grote, of de dikte van de Wond heeft, en gemakkelyk daar in kan, ende gloeit het, ende steekt het zo heet in de Wond, dat het snerkt, neem ’t daar uit en doe ze wederom vol Terebintyn, ende steek’er dan het hete Yzer wederom in, gelyk te voren, en dan een licht wiekje met Terebintyn weder daar in; ende, of men zag dat het de eerste reis niet wel was gestempt, zo zal men ’t des anderen daags nog eens op dezelve manier doen, maar indien het niet heel nootzakelyk is, zo zal men het nog wat inzien, tot des anderen daags. Dit is een Remedie daar men alle Wonden mede kan meester worden, want vele zware Accidenten, die zonder dit middel niemand hadde konnen genezen, worden op die wys geholpen, want dit is een van de grootste wetenschappen van deze Kure. Want alle Wonden zyn gemaklyk te genezen, als zy zo ver gebragt zyn, dat zy zich ter genezing schikken. Daarom is ’t alderbest, dat men de eerste reis wat hart brandt; ja hoe harder men brandt, hoe eerder ’t ook zal genezen. De Veneetschen Terebintyn is een van de beste Salven, die men kan gebruiken, maar men moet die eerst in koud Water zo lange wryven dat die heel wit en zuiver wordt, dat al die vette vuiligheid daar uit gesuiverd is; deze is bekwaam in alle zware Wonden. Ende indien dan enige oude Wonden wat lang staan ende niet wel willen genezen, neemt een lood Bazilikum salf, ende meng daar onder een dragma Precipitaat, ende roerze wel deur malkander; en maak daar Pleisters van, en leg die’er op, neem alle oude verrottinge weg, en doe de Wonden zuiveren, en genees ze. | |
Ene andere wyze die zeer goed is.Wanneer de Wond door een Schoot, Houw, of Steek, of door de konst wyd genoeg gemaakt is, en alles, wat de genezing hinderen kan, uit den weg is geruimd, gebruik de volgende Zalf. Neem Varkens-reuzel, en Terebintyn even veel; strooit hier, wanneer dit kokent heet is, zo veel Aloë en Mirrhe onder, als tot een bekwaam Salfje vereist wordt; verbind de Wond hier mede tot dat ze aan ’t dragen komt, wanneerge de Varkens-reuzel verminderen en de Terebintyn vermeerderen moet: of om de verandering kan men ’t volgende zo lang gebruiken, als nodig is. Hars en Was van elks twe, en Terebintyn anderhalf lood, Schapen-ongel een lood, Aloë en Mirrhe een half lood, op een zagt vuurtje onder den andere gesmolten is zeer goed. Wanneer het dragen begint te verminderen, kunt ge uw Heelmiddel weer dus veranderen, namelyk twe delen Terebintyn, een deel Gummi Elemni; wit van gebrande Mossel-schelpen wel fyn gestampt en gezift, de helft minder, als ’t minste deel van ’t vorige: hier mede zult ge haast tot een volkomen genezinge komen. | |
Nog een ander.Neem vier lood Terebintyn, drie lood witte Honig, twe lood Gummi Elemni, en Kamfer die in Brandewyn ontdaan is, een lood: als men dit maakt, moet de Kamfer eerst week gemaakt zynde, daar onder geroerd worden, wanneer het andere begint koud te werden. | |
Bazilikum Zalve.Neem een vierendeel-pond Schapen-ongel, Ossen-ongel, Vet van een Berg-varken, Spiegelhars, zwart Pek, Was, Honig, Boter, Terebintyn, van elks een vierendeel-pond, met een halfvierendeel-pond Paardevet, een halfvierendeel Boom-olie, elke deze apart gesmolten en onder elkander in een Pot gegoten, tot dat alles gesmolten is; en weer te samen op het vuur gezet, laat ’t met elkander nog wat koken, en dan op een klein vuur, al roerende koud worden, dit is van de beste slag van Zalve die gemaakt kon worden, en de zagtste Salf, die in alle periculeuze Wonden kan gebruikt worden. | |
KWETSUREN van DORENS, SPLINTERS, en andere dingen, die een Paard ergens licht gekwetst hebben.Men moet’er opleggen Honig en Ongel zaam gesmolten; en zo de Wonde groot is, warme Terebintyn en Olie. Sommige leggen op alles, wat in den Voet mogt hebben gaan zitten, of tegen de steken en beten der Diertjes, niet dan gekookte Vlier. Zo’er iets in den Voet, of in de Ooren steekt, moet men ’t’er uithalen, en op de Kwetzuur leggen een Zalfje gemaakt van Mysis, Koperroest, of diergelyke, en zorgdragen, dat de Wonde wel schoongemaakt worde. Of men kan’er op laten smelten Terebintyn, Ongel en Was onder een gemengd: ’t is nodig, dat de Geneesmiddelen tot op den grond van de Wonde doordringen: waarom men, zo ze te naau is, haar moet verwyderen, en dit ontrent alle andere waarnemen. De volgende Zalven zyn heel goed voor allerhande Wonden, en licht te maken. De Italianen gebruiken Zout, Boter en Honig, op een langzaam vuur onder een gekookt, of wit Was, Terebintyn, Rozen-olie, van ieder een once, met twe oncen Bonemeel; of anders Kampher, en Terebintyn, van ieder een once, met een pond Olie van Olyven. Sommige bedienen zich alleenlyk van ene gemengde Poejer, als van Wierook, Mastik, witte Heumst (Althaea) van elks drie oncen, of anders Wierook, Mastik, Myrrhe, dikke Harst, Galnoot, Geeloprement, gebrande Harts-horen en stof van Wilge bast; of Zout en levende Kalk om het kwaad Vlees te door- | |
[pagina 731]
| |
vreten. Ferrarius pryst het volgende: een once Oprement, drie oncen levende Kalk, op ’t vuur met Honig, of Markasitsteen en Koperroest met Honig gekookt: dezelve zegt, dat men oude Zweren, als ook Wonden moet schoonmaken en met gepaste middelen opdrogen achtgevende op het deel, of lid; zo dit Zenuwachtig is, moet men den eersten dag gebruiken werk, in geklopte Eieren met Zout en Rozen-olie gedoopt, en naderhand met een Digererend middel, bestaande uit Eierdojeren, met stof van Drakenbloed gemengd, Rozen-olie en Rozen-honig: maar ten dele, of gansch niet Zenuwachtig zynde, moet men Olie van St. Jans Kruidt, heel warm, negen dagen lang gebruiken. | |
Voor Kwetzuren, die inwendig zyn, een Drank.Neem een hand vol Saly, met een hand vol Rosemaryn, en een hand vol wortel Consolida, een hand vol Zuring, een hand vol Lavas, fyne Majolein, dit zamen gekookt, in drie kanne Bier, en dan door een doek gedaan, en onder het nat gemengt, een pond Honig, met een vierendeel Olie van Olyven, en een vierendeel oude Boter, en hier van twemaal daags elke reis een half pint ingegeven, en laauw warm gemaakt. | |
Een ander voor ’t zelfde.Neem Poejer Diapente een once, met een half-vierendeel Honig, en een halve kanne klein Bier, onder malkander warm gemaakt, en ingegeven alle twe dagen eens, is zeer goed. | |
Een ander voor ’t zelfde.Neem een hand vol Spekwortel, met twe kanne Bier, tot dat de derde part verkookt is, en dan in twe dagen ingegeven. | |
KWETZUUR der ZENUWEN.Zo de Zenuw, of Pees ten dele doorsneden is, moet men haar ten vollen afsnyden, en beletten, dat’er de vochten niet uitloopen, waar toe zommige de Bast van Ypen-, of Olm-wortelen gebruiken, met de moer van Olyven-olie, en laten dit tot op een derde koken, zo dat’er een pond van blyft, ’t welk men met twe oncen stof van lange Oosterlucie moet mengen, en vier oncen Bokkevet. Men laat het zo lang koken, tot dat het op een steen gedropen zynde, hard wordt. Andere nemen de volgende Olien van Laurier, Dille, Mastik, Petroli, of Steen-olie, en Wyn-steen, welke zy mengen met Kaas en Smeer om’er een zalve van te maken. Zo de Zenuwe door een steek gekwest is, moet men ze stoven met Olie, Wyn, en Honig zamen gekookt; dan’er een pleister, gemaakt van Wilge-wortelen, Honig en Zalve van Althaea opleggen: is de Zenuwe gekneust, dan legt men’er op vluchtig Meel, Myrrhe en Aloë, met Schildpadden Vlees gemend. En zo ze een weinig gescheurd is, maakt men rondom een kring met een gloejend Yzer, en trekt een linie, of twaalf overdwars als met een rolletje. ’t Is nodig, gelyk Vicinus zegt, dat men in acht neme, met wat werktuig de Kwetzuur geschied is; want zo het geschied is met een zwaren slag, of stoot, daar een Kneuzing van komt; moet men middelen tot verrotting dienstig gebruiken. Is’er geen Kneuzing by, dan moet men terstont Digererende middelen bezigen. Zie voorts ZENUWE. | |
Ander middel tegen KWETSUREN, spruitende uit enig spits been, stukje hout, of splinter, dat in ’t Vlees, of in den Horen is gaan zitten.Men moet het terstont uittrekken, en na de Kwetzuur te hebben gezuiverd, dezelve verzachten met een Pleister, gemaakt van Koperroest, of diergelyk, dat goed is voor de Wonden. Men steekt’er een Wiek in, en ’s anderen morgens wast men ze met zoeten Wyn, en bestrykt ze met een middel, dat de Wonden doe toegaan; voorts legt men’er Aluin en Havermeel op. Wy zien zomwylen, dat de Wagen-paarden stukjes van Boom-wortelen in hunne Voet krygen, als ze arbeiden in enig Bos, niet lang te voren gekapt, ’t welk niet anders zyn, dan kleine splinters, die de Voetzole zodanig kwetzen, dat’er het Paard een ondragelyke pyn van heeft. | |
Middel.Zo dra dan de Knecht gewaar wordt, dat zyn Paard zo een splinter, of stukje Wortel in zyn Voet heeft getrapt, moet hy ’t er uithalen, en ’t is een goed teken, als’er bloed uitkomt: zo’er dat niet uitkomt, moet hy zynen weg vervolgen, indien het Paard niet hinkt: maar doet het dat, dan kan hy ’t niet te schielyk helpen. Waarom de Knecht terstont naar huis moet keeren, of zo hy ver van huis is, het Paard, zo zacht hy kan, aan de hand leiden, om in de naaste plaats dit kwaadje te helpen, met Spaans Was in de Wonde te druipen, om te beletten, dat’er nog Zand nog Aarde in komt zitten, tot dat het t’huis en op stal is. Eer men ’t daar binnen brengt, moet men zien, of ’t nog hinkt. Zo ja, neem heel warme Olie, giet ze in de Wonde, en stop ze met Werk. Voorts bewind den Voet, en laat het Paard rusten, tot dat gy merkt, dat het gansch genezen is. | |
Gezwollen LANKEN. Zie BUIK.LAZERYE. Zie KWAADZEER.LEEPOGIG. Zie onder OOG.DROOGTE IN DE LEVER.In ’t Frans Alteration. Dit ongemak komt de | |
[pagina 732]
| |
Paarden meest over van al te grote vermoeidheid, of zwaar werken. Die’er van aangetast zyn, hebben verhitte Lanken. Zie hier een middel daar tegen. Neem een pond Honig met twe maatjes Zemelen, meng het wel zamen met wat Water, zo dat’er niet te veel is om de Zemelen te doen weglopen. Geef het Paard vier dagen lang elken reis zo veel te eten; dit middel zal hem zonder twyfel opening geven, en dus ten vollen herstellen. | |
LIEZEN GEKWEST. Zie KWETSZUREN.Pyn in de LIEZEN.Als het Paard pyn heeft aan ’t achtergat, schynt het, of zyne achterbenen gebonden waren. Men moet hem bloed laten tappen uit beide Liezen, en de zeere plaats wassen met een menigte warm Water, en met Wyn en Olie bestryken. Zo dit niet helpt, moet men ze in ’t ronde branden met hete Yzers. Gevoelt het Paard enige pyn van den hals af tot achteren toe, moet men de Staart recht uit houden, en met slaan de Aderen doen opzwellen, en ’t dan laten. Indien een Paard, van dit ongemak aangetast, hinder heeft in zyn Ademhalen, en smerte in den Rug en Ruggraad, moet men het doen laten in de Billen, zamentrekkende Papzels gebruiken, en ’t in een warme Stal houden. Voor de Heupjichtige neem een pond dikke Hars, een half pond Terebintyn, en zo veel ouden Olie, Opoponax een halve once, Galbanum twe oncen: anders neem Nieskruid een once, Adarce, en Zee-schuim yder een lood, Bakelaar vier oncen, Peper een once, Olie twe oncen; is het achterste gebroken, of heeft het Paard enigen slag gekregen, zo dat het moejelyk zynen adem haalt, en schynt te schrejen, en de buik vol winden is; dan leg de hand onder de Lendenen, raak ’t zeer aan, en doe de plaats zweren. Om’er de vocht uit te trekken, moet men op het zweer gestooten Zout leggen, daar mede het Poeder bevochtigen, en op den brand leggen. | |
LOUTERSTAL. Zie PIS.LUIZEN DER PAARDEN.Is de Buik van ’t Paard vol Luizen, zo meng Moerbeien onder zynen Haver. Velen wassen zyn Buik met Afziedzel van de Wortel eens Moerbeien-booms. Zo de Luizen enige Wonde gemaakt hebben, legt men’er wat Glaskruid op, gemengd met Sap van Look, Zout, Olie, en Pek. Neem een Ons Rottekruit, kookt het in twe kannen water. Neem ook nog Spyk-olie en smeer daar mede; of neem Precipitaat een half lood, Zwavel twe once, Reuzel twe oncen, tot een Salf om mede te smeeren. Zo de Luizen het hele lyf over zyn, moet men ’t bestryken met groen gekneusde wilde Kervel. Is ’t dat deze Luizen uit enige kwaadaardige vocht ontstaan zyn; laat dan ’t Paard Purgeren, naderhand met sap uit de wortel van Varkens-brood, gestoten en gemengd met Olie, wryf het ’s anderendaags met warme Loog, en herhaalt de Zalvinge. | |
MAANZIEKTE.Men kent een Maanzuchtig Paard hier aan, dat het een zekere zinking op het Oog krygt, juist altoos met de Mane; dog een Paard lyd het grootste ongemak, dat met de afnemende Maan, daar door wordt aangetast. En dit ongemak is zo gevaarlyk voor de Paarden, dat ze dikwils gevaar lopen van blind te worden. Zie daar het gemene gevoelen, rakende den tyd van deze kwaal, maar het is ’t myne niet. | |
Middel.Neem Wynruid-water, bet’er ’s morgens en ’s Avonts de Ogen van ’t Paard mede, en gy zult het niet kwaad vinden. | |
Anders.Zo het Oog heel ontstoken is, gebruik daar Saturnus-olie toe, en doe’er dagelyks zeven, of acht druppels van op ’t Oog, dat een goede uitwerking zal doen. | |
MAGERHEID DER PAARDEN.Als de Paarden mager zyn geworden door al te veel arbeiden; begint men terstont met hen twemaal droge Zemelen in te geven; zo ze een weinig vet zyn, doet men ’t maar eens ontrent op den middag. Dus voedt men ze in den tyd, als de Gerst op ’t veld staat, daar ze van eten; zo dra nu de Garst ryp is en men genoodzaakt is de Paarden aan het Hooi en Haver te houden, moet men altoos zorge dragen, van ze te doen laten. Men ziet somwylen Paarden, die ingevalle zyden hebben, en die men vet wil maken, waar in men slaagt, met een hand vol Haver op een maat gekapt Stroo te doen, dat men samen nat maakt, en dus aan de Paarden geeft. Daar zyn nog andere middelen om de magere Paarden vet te maken en te doen groejen. Want ’t gebeurt veelmaals dat de Paarden niet willen groejen, of vet worden, hoewel die wel gehandeld worden. Men moet na de oorzaak zoeken; schoon men die niet wel kan vinden, nogtans moet’er enige reden zyn, waarom die Beesten niet groejen kunnen; het zy dat het door een bedorven Mage, ofte verdorven Bloed, als mede zomtyds door een grote brand, of vurigheid veroorzaakt wordt. Voor eerst zal men de enkelde grote Zenuwen achter onder den Buik in de flanke los halen, en van de Buik los trekken, die daar al gemeenlyk zyn aangeslagen, op dat de Buik des te beter zou konnen uitzetten. Daar na moet men ’t Paard een Purgatie ingeven, twemaal in agt da- | |
[pagina 733]
| |
gen, vier dagen na malkander, en twemaal bloed laten: en zulks gedaan zynde, moet men dit navolgende geneesmiddel ingeven. Na dat des Paards zenuwen aan beide zyden zyn losgetrokken, en verscheide dagen wel gesmeerd, daar ’t los getrokken is, met Popelioen-zalve, en Dialthea; en dan tot twemaal in acht, of tien dagen wel gepurgeerd, en twe, of driemaal gelaten, moet men geven als volgt. Neem een half-spint Mout, met twe spint Zemelen, doe ’t met malkander in een Ketel, of Pot, met zo veel Water, als van noden is, om te koken; en laat het wel hart koken, en als het gekookt is, geeft het daar warm van in, en laat het heet opeten, zo veel als het wil, en daar na van ’t Nat drinken; dan zal men ’t, in plaats van Haver, geven ongemalen Rogge, niet lang gekookt, en maar opgeweld, dit bovenstaande moet men zo lang geven, dat men oordeelt dat het bloed wat verkoeld, en de maag wat gezuiverd is. Dan moet men al zoetjes zyn ordinaris voer weer geven; mits men nogtans de Rogge een weinig opkoke, en elke reis wat onder de Haver doe. Dit is dikwils geprobeert, en altyd goed gevonden, en hier door zyn de Paarden in korten tyd zeer wel aan de groei gebragt. Van gelyke gemale Garste en gemale Bonen-meel elke reis onder de Haver gegeven, en met Bier, Karnemelk, of Suur-wei gedurig nat gemaakt, doet mede wel groejen. | |
Nog een ander voor ’t zelve.Wanneer de Paarden tot twemaal toe zyn gepurgeerd, om alle kwade vochten uit het Lichaam te dryven, en twemaal zyn gelaten om het bloed mede wat te verminderen, op dat de rest van ’t bloed zich wat beter zoude zuiveren; zal men beginnen met zagte middelen te voeren, eerst een half voertjen Haver met wat Roggen-meel. Dus enige dagen gevoerd hebbende, zal men laten malen Gerst, Bonen en Kennipzaat, en daar van geven, na dat het ordinaris voer heeft gegeten; en Korfjen wat nat gemaakt met Water: en indien men wat Rogge eerst onder de Haver geeft, is ’t zoo veel te beter; tusschen beide moet men zomtyds nog wat van de voorsz. Poeders gegeven, gelyk hier voren is gezegd, want die dienen voor alle ongezontheid. Een andere zeer nuttige manier om de Paarden te voeden, en vet te maken, is de Zeebieze, in ’t Fransch genaamt Jon; waar van onder zyn Artikel. Zie ook AFGEREDEN. | |
MELAATSHEID. Zie KWAAD ZEER.Voor de Mok-voetDe Mok is zeer verschillend, hoe wel dat ze met ene naam genoemd wordt; men moet dan heel scherp letten, om de grote differentie daar van te kennen. ’t Ene soort kan sterke Zalve verdragen, en ’t ander niet. Zommige Mokken komen door enige zinking, die onder in de Vitlokken vallen; en door dien brand, komen’er gaten uit te vallen, ’t welk de Fransen noemen Blan-mal. Deze kan gene de minste scharpheid van Zalven verdragen, maar die moet met enige zagte Pappen gehandeld worden. Deze Pappen kan men koken van Roggen-meel, Reuzel, Bier, en een weinig gestampte Lynzaat-koek. Deze moet men binden, en met de Salf Basilicum voor eerst smeren; ziet men dat de brand daar uit is, moet men ’t voort genezen met Egyptiacum. Daar is een ander zoort van Mok daar wel niet uitvalt, maar nogtans zyn het mede heele scharpe en heete vochten, die daar in vallen; die kan men met deze Zalve wel genezen. Neem Egyptiacum en meng daar onder Spaans-groen, en gebrande Aluyn, men moet dat zo stark maken, als men kan oordelen, bekwaam te wezen om daar mede te drogen, en indien deze niet genoeg zoude willen drogen, neemt witte Vitriool twe oncen, met een half pint Wyn-azyn, kook dit zamen, en was daar alle dagen eens mede. Purgeren en laten is daar goed by, want met het purgeren en laten worden de kwade vochten afgewend, en des te beter kunnen de Medicamenten werken. Het derde zoort van Mok is in die welke hele stink voeten hebben, daar water met schuim uitzypelt; deze hebben zomtyds karbonkel, of knobbels aan de Beenen, als zy die hebben, moet men ze afsnyden en effen maken, en dan deze Zalf maken; neem gebrand Koperroot een once, gebrande Aluin een once, Spaans-groen een once, alles klein gestoten, met een once Rottekruit, of Arsenicum, en een half lood Quiksilver; smelt onder-een een half pond Reuzel, en laat het al roerende koud worden, en smeer daar alle dagen mede. | |
Mok zalf om op te drogen.Neem Goudglit een once, met twe oncen Spaans-groen, met nog een once Vitriool, en een once gebrande Aluin; deze alle klein gestoten, laat met een pond Honig koken, maar het moet gestadig geroerd worden, zo lange het zelve kookt, tot dat het koud is. Indien het zelve nog niet genoeg wilde drogen, neem en roer daar een half lood Arsenicum onder, of zo weinig, of zo veel, dat gy oordeelt dat het genoeg is. | |
Voor de Mok.Neem twe oncen Koperroot, twe oncen witte Vitriool, twe oncen Aluin, twe oncen lange Peper, Spaansgroen een once, en een weinig Mercurius Sublimaat, stamp dat al te samen, en doe het in een nieuwen Pot, en kook ’t met derdhalve kan Regenwater, en was daar alle dagen mede; maar om dat de Mok-benen zo veel verschillen moet men elk een reis proberen, want het zal met de ene remedie genezen, en met de andere niet. | |
[pagina 734]
| |
Nog een ander Water.Neem een pint Wyn-azyn, een vierendeel Koperroot, een lood Aluin, een lood Zwavel, Galnoten een once, t’samen gestoten en opgekookt, en digt toe gedekt, is goed. | |
Nog een Zalf voor de Mok.Een pond Honig gekookt, met vier oncen Spaans-groen. | |
Nog een ander.Neem een pint Wyn-azyn, met vier oncen wit Vitriool gekookt, en daar alle dagen eens mede gewassen, droogt hart, en is meest alle tyd goet. | |
Een ander.Neem Egyptiacum Zalve, en roer daar onder zo veel Spaan-groen en zo veel Rottekruit, als men vindt noodzakelyk te zyn, want daar mede kan men het zo stark maken, als men wil, na dat het de Accidenten verdragen konnen. | |
Een ander.Neem zwarte Zeep met ongebluste Kalk, tot een Zalve gemengd, daar mede gesmeerd, droogt mede heel wel op. | |
MONNIKSKAP VAN ’T PAARD GEGETEN. Zie onder ETEN.Droogte in den MOND. Zie LEVER.Frisse MOND.Om het Paard een frissen mond te doen hebben, en het aan ’t schuimbekken te helpen, bewindt het Gebit binnens Monds met Luiskruidt. Men maakt veel werks van een Paard, dat een frissen Mond heeft, alzo die een drogen Mond hebben, minder lust hebben om te eten, en byna een half uur wagten, als ze op Stal komen, eer ze aan ’t eten gaan. | |
Zweer in den MOND. Zie ZWEER.MUIS. STEEK VAN EEN VLEER- AARD- OF SPEK-MUIS. Zie STEEK.NAGEL IN ’T OOG, OF DEN VOET. Zie onder o., of v.OGEN DER PAARDEN.De Paarden zyn verscheide Oogziekten en ongemakken onderhevig. Zy ontstaan, of uit zinkingen, of bygeval. Zyn de zinkingen de oorzaak, wacht u dan wel hen te doen laten, want zy worden’er blind van, terwyl’er de Mensen in tegendeel van genezen. En op wat wyze dit ongemak hen is overgekomen, ontrek hun voor al de Haver, en geef ze niet dan vochtige Zemelen. De Paarden door zodanig ongemak aangetast, moeten een langen tyd staan, zonder te arbeiden, en men dient ze in een Stal te zetten, dat niet al te warm is, want de grote hitte vermeerdert de pyn in de Ogen, zo wel als te grote koude. Nopende de Geneesmiddelen, hoe ze moeten gebruikt worden; naar de verscheide oorzaken van ’t kwaad, zal men zyne Paarden betrouwen aan een goeden Hoefsmit. | |
LIKTEKENEN DER OGEN.Middel daar tegen.Neem gestoten Zout, en strooi het in ’t Oog, waar door het lidteken zal genezen; gelyk mede door gestoten been van Sepia en gesmolten Zout: of leg gestoten Zaad van wilde Pastinaken, in een Linnen doek op de Ogen. De Schellen, of Vliezen der Ogen worden genezen met Safraan, witte Peper, Armoniak-zout, Heulzaads-tranen, van ider een once, gestoten en met Honig gemengd. ’t Is heel goed, zich in ’t begin te bedienen van de Gal eens Vossen met zo veel Honig gemengd, een weinig Balzem, en de helft Peper onder een gestoten; ’t geen men bewaart in een Tinne Doos voor de dikke Vochten, die met der tyd bevriezen en hard worden. Hare Wortels zyn doorgaans rood, en als ze op den appel zyn, nemen ze ’t Paard het gezicht. Men moet ze uitroejen en met een haak, of een stomp Yzer uithalen, het Oog ondertussen zo vast houdende, dat het zig niet kan bewegen, dan moet men ’t kwaad rondom afsnyden, en met een Spons in warmen Wyn gedoopt betten. Den derden dag neem een once vette Aarde, een half once Pompholix, een half lood Iris-, of Lis-wortel, meng het met een goede menigte Honig, en leg het’er op, tot dat de Ogen genezen zyn. | |
Rode Bloedvlak, of Leepogigheid der Paarden.Neem het Wit van Eijeren, Rozenolie en Loodwit, meng het zamen, en dik zynde, smeer’er het oog mee. Doch gy moet alvorens het Paard aan den slaap van ’t hooft een ader openen. Zo de Zinking niet ophoudt, zal’er een Gezwel komen, dat men Razynkorrels noemt, waar door het eerste vlies opzweld en menigmaal breekt. Men moet’er dag op dag Wyn in sprenkelen, en dikwils wassen, en het voorzeide middel gebruiken. Des Zomers kan men het met fris water mengen, en ’s Winters met warmen Honing. | |
Stoot, of Slag in een OOG.Neem een once Myrrhe, en 12 grein Saffraan, stoot het met Honingwater, en laat het met drie oncen Honing koken. | |
[pagina 735]
| |
Van de gekwetste OGEN.Neem een half lood Ganzevet, smelt het zagtjes, giet het op koud water, dit diend om zand, ofte enige vuiligheid daar uit te doen, Rozenhonig, een half lood, stryk dit in ’t Oog met een veertjen. | |
Een Ander.Wanneer het gebeurde dat het bovenmaten was gekwetst, ende men bevond dat het bovenstaande te scharp was; neem dan dit volgende. Neem oude Boter, smelt die; en op het water gegoten zynde geweest, meng daar onder Rozen-honig, maaktdit onder malkander tot een Zalf. Wanneer het Oog uitwendig heel mogte gezwollen zyn, ende veel materie daar mogte uitkomen, neem Wit van Eijeren, Honig, Rozewater, klop dit onder malkander, en leg met pluis of werk ’t daar op; ofte neem Wyn-azyn, met Pompwater, maakt daar een Spongie in nat, legt die daar op. | |
Schemering der OGEN.Neem een Zwaluwe-nest, laat het weiken in water, roer het wel, en geef het aan ’t Paard te drinken, of giet het hem anders in door een horen. Men moet het Paard warm houden, en ’t alleen met Stro en Zemelen voeden. Daar op neem een half pond geraspte Kaas, Honig-Mede een pint, een weinig Wierook, een once Hars met twe Eijeren: kook dit zamen met Wyn, en besmeer’er den helen kop meé, en bewind hem met een linnen doek.’s Anderen daags ontbind hem, en geef het Paard te eten. Op den vierden moet men’er Honig onder mengen. | |
Wolkachtigheit der OGEN.Neem sap van witte Doornen, gemengd met evenveel ouden Wyn, of anders As van voorn. Doornen, gemengd met Honig en Olie. Voor alle ongemakken der Ogen kan men nemen witte Peper, As van witte Doornen en Honig, van elks evenveel samen gemengd, en smeer’er het Oog mede met een veder. | |
Druipende OGEN.Neem Violetten en Zout, van elks even veel, gemengd met Azyn, zo veel genoeg is, Olie, lange Peper, ’t hout van Savel-, of Zeven-boom, Wierook, Myrrhe, van ieder een once, stoot en meng het zamen met een half pond Honig, en strooi’er van in ’t Oog. Is het Paard gekwetst, neem Rozen-olie, en wit van Ei, en leg het, met wat Werk van Vlas, op ’t Oog. ’s Anderen daags moet men het betten met Fenugriek, en’er een wiekje hebde in gedoopt, leg’t ’er op, en wanneer het Oog beter wordt, moet men een Oogzalfje gebruiken. Het gebeurt ook somtyds, dat de Zinkinge eenmaal verdreven zynde, wel weder komt: dan is het nodig, dat men de Han uitspuit, zynde een klein Beentje aan ’t binnenste vlies, van binnen in den hoek van ’t Oog; neem ten dien einde een Naald met een Draad, onderschep het Beentje, zonder het vliesje te kwetzen; sny het zagjes af, en doe daar een stukje ongezoute Boter in, en was ’t alle dagen drie, of vier maal met Wyn, Honig en Rozewater. Wanneer een Paard met een Zweep, ofte Spits garde geslagen is; en ’t zo hard niet is aangekomen, dat de appel is doorgeslagen, ofte anders gekwetst; het zoude echter kunnen gebeuren, dat door grote brand, ofte zinking een Schel, ofte Vlies op de Ogen, ofte enige witte vlekken zouden konnen kemen. Neemt dan Smout van Glas, heel fyn geschrapt met een mes, en doe het Poeder de Ogen. | |
Of een ander.Neem Sal Armoniak, mede heel fyn geschrapt, en gemengd met Honig, met het Sap van Schelkruit, tot een Salf, doe ’t in de Ogen. | |
Nog ene andere Remedie voor allerhande Accidenten der Ogen, behalven kwetzuren in de Appel van de Ogen.De Remedie zoude dusdanige wat te scherp zyn, maar vorders is het in alderhande Accidenten zeer wonderlyk goed, en wordt genoemt Lapis Admirabilis, en werd zo gemaakt. Neem wit Koperroot twe pond, Aluin, Litargirium twe oncen, Bolus Armenus twe oncen; alles tot Poeder gestoten, doe ’t te zamen in een verglaasde Pot, met drie pinten, ofte anderhalve kan water; laat het koken op een klein vuurtje, zonder vlamme, tot dat het water al te zamen verteerd is; men moet het vuur wat egaal en gelyk om de pot leggen; laat het dan zo op het vuur staan, tot dat het hard wordt. Deze steen kan lang bewaard werden. Neem daar van een lood, leg dat in vier oncen water, doe daar van alle dagen twemaal wat in de Ogen. | |
Nog een goed Water voor de Ogen.Neem blaauwe Vitriol en Kamfer, en leg het in Rozewater, en doe dat twemaal daags in de Ogen, en was altemets tussen beide met koud Pompwater. Wanneer een Paard Maan-ogig is, kan men dat weten. Neem het onder en boven lid van ’t Oog, en doe het Oog wyd op, zo zult gy zien een donker of feuljemorte plekje aan de onderste kant van den Appel, en de Ogen tranen gedurig heet water. Hier voor is goed dat men beide de Aderen aan de zyde van ’t hoofd kort; Neem dan witte Peper, heel fyn gestoten, en doe daar van alle dagen wat in de Ogen, en was dikwils de Ogen met koud Pomp-water. | |
[pagina 736]
| |
Een ander voor een Zinking en Maan-Oog.Brand het Paard aan beide zyden in de slaap van ’t hoofd, gelyk men de Spatten en de Galle brandt, bind daar Pek met gestote Zwavel en Werk op. Dit doet de Zinkingen ophouden: maar het moet daar heel heet op gedaan worden. | |
Een ander.Neem een lood Honig, met een half-lood Sap van Schelkruit, of Chelidonium genaamd, met een half-lood Rozewater; dit is voor veelderhande accidenten der Ogen goed: geneest en zuivert den Appel van de Ogen, was ze met koud water wel en laat het Paard aan den Hals, of aan den Buik bloeden, om te diverteren. | |
Nog een ander,Neem Brandewyn, en maak daar een doek in nat, leg ze nat op het Oog; en als de doek droog is, moet die wederom nat gemaakt worden. Deze remedie is wel slegt van aanzien, maar zy is zeer nut om den brand uit te halen. | |
ONTZET Wervelbeen. Zie letter W. en VERSTUIKING.OPZWELLING der Beenen. Zie onder B.OVERHOEVE.Neem ’t binnenste Wit van vyf, of zes Uijen, vier oncen oud Smeer, nieu Was en Olie van Olyven, van elks twe oncen, en een pintje Wyn-azyn. Laat het zamen in een nieuwen Pot twe, of driemaal opwellen, tot dat de Azyn verteerd is. ’t Is voor vier Pleisters, of meer. | |
ONTVELDE RUG. Zie WERVELBEEN.OVERTRED. Zie Aanslaan.OPSTOPPING van Water. Zie Ongemakkelyk PISSEN.PEES gekwetst. Zie KWETZUUR.Pillen voor velerhande Ziektens.Men neemt Rhabarber, een half-lood, Aloë een once, Agaricus, Coloquint, Gentiana, Duivelsdrek van elks een half-lood: t’zamen gestoten, en dan gemengd met een vierendeel Honig, en een half-pond Boter, t’zamen tot Pillen gemaakt, geeft men de derdepart hier van in eens met een halfpintje Oly van Olyven in, drie dagen na malkanderen, ten ware het Paard den derden dag veel te sterk purgeerde, dan moet men zo lang ophouden tot het purgeren gedaan is. Deze Pillen zyn mede goed voor Dampigheid. | |
PILLEN.Deze onderstaande Pillen zyn goed voor afgerede Paarden, het zy op de grote Jagt, of op grote Reizen; en zyn ook niet sterk purgerende, maar hebben een extraordinare kragt om te versterken alle verlore kragten, zo inwendig, als uitwendig. Neem gemalen Zoethout een once; Suiker een once, klein gestoten, met een dragma Safferaan, met een lood Mithridaat, een once Honig, en een lood Kaneel fijn gestoten, met een weinig Terwenmeel, en zo veel Boter, tot dat het tot Pillen kan gebragt werden; rol dan de Pillen in een weinig Suiker, om dat ze door de zoetigheid kunnen ingenomen worden. Als deze Pillen ingenomen zyn, moet men die met een halfpintje Bier, of Wyn deurspoelen. | |
Pillen voor alderhande Ziekten.Men behoorde wel alle Ziekten te kennen, eer men daar enige remedien toe komt te geven, nogtans gebeurd het onder de beste en verstandigste wel, dat men de ziekten niet regt kan onderscheiden, en dat men met kleine, of ordinare manieren niets kan verwinnen; daarom neemt men deze bultengewone doordringende medicamenten, die men moet gebruiken om enige grote uitwerkingen te doen, om dat men ziet dat de lighamen zo hard aangetast zyn, dat die enige kragtige medicynen van noden hebben. Maar voor alle ziekten, die heel schielyk by komen, kan men niet altyd deze purgerende medicamenten gebruiken, om twederlei oorzaken; te weten, eerst om dat deze dranken, waar van we spreken des anderen daags hunne uitwerkinge eerst hebben, het welk ziekten, die schielyk aankomen geenszins kunnen, of mogen lyden. Ten anderen, zo is ’t ook zodanig met deze ziektens gelegen, dat, zo wanneer men haar enige Purgatien in gaf, die grote vliegende brand dan ook uit alle deelen van ’t lighaam, na binnen zoude vliegen, ende het lighaam met kragt overweldigen; zo dat die in tyden van heete, of pestilentieuse Ziektens niet kunnen gebruikt worden, maar wel in veel andere, als verouderde, of stilstaande Ziektens, om alle ongezondheit uit het lichaam weg te doen en te verdryven. Dit ziet voornamentlyk op oude Ziekten, maar niet op enige schielyke overvallen, gelyk Vyver, Colyk, Pleuris, of zodanige, die haastig aan komen, en alle andere ziekten, of krankheden die een Paard onderhevig zyn: het zy dan verstoppinge van de Longe, de Milt, Lever, of vervuilde Maag, en vele andere, om het Bloed te zuiveren, zo dat het een groot middel is om een Paard in alle gezondheid te herstellen. | |
Pillen tot Purgatie.Men neemt Coloquint een once, Agaricus een lood, Zenneblaan een lood, Aloë een once, Rabarber anderhalf lood, Sevenboom anderhalf lood; | |
[pagina 737]
| |
stoot alles onder elkander en tot Poejer, en meng ’t met een half pond Boter, en een half pond Honig; en kneed het te zamen onder elkander gelyk een deeg, en maak ’t dan tot Pillen, zo groot als kleine Hoender-eijeren. Men geeft deze in met het Paard den Kop om hoog te trekken, en de Tonge met de ene hand een weinig uittehalen, en de Pillen zo diep met de hand in de keel te steken, als mogelyk is; en zo ras als de Pillen ingesteken zyn, moet men de Tong los laten, op dat het de Pillen met een doorslikke. Doe dit zo dikwils als gy een Pil insteekt. De Pillen alle door zynde, neem een pint Raap-olie, of Olie van Olyven, met een glas Wyn, of Bier onder malkander, giet dit in den Hals, om zo de Pillen wel door te spoelen; en dit gedaan zynde, laat het twe dagen zonder Haver te geven: maar, in plaats van Haver, geef het een korfje Zemelen, nat gemaakt, zo zal het des anderen daags Purgeren; en indien het twe, of drie dagen heel stark Purgeert, geef het dan wat droge Zemelen, of wat Tarwen-meel te eten, om weer te stoppen: maar als ’t niet al te stark Purgeert, zo is ’t niet van noden. | |
Ene andere Remedie, die wat minder is, maar goed.Neem een pond raau Spek, leg het enen nagt in ’t Water te weeken; was ’t dan schoon; stoot het in een Vyzel tot poejer; doe daar onder een once Aloë, met een lood Rabarber; en maak daar Pillen van en geef ze in, gelyk van te voren is gezegd, en giet daar op een pint Olie, en een glas Bier in, als te voren. | |
Een ander.Neem een kan Olie, met een halve kan Zoetemelk, met zo veel Look als een bol heeft, en zo veel Sevenboom gestoten, als in een schel van een Hoender-ei kan, de Look klein gesneen, en samen ingegeven. | |
Remedie om VLIEGEN te verdryven. Onder V.Het gebeurt veeltyds, dat de Paarden gekwetst zyn, of enige wonden hebben, of ook enigzints ziek zyn in de Zomer, dat ze schrikkelyk van de Vliegen gekweld worden; daar voor zal men nemen Olie van Bajen, en Olie van Olyven, van elks evenveel, koken ’t met Appel Coloquint, en smeren ’t daar mede rondom in de wonde, met een Sponzie die daar in is nat gemaakt, ’t is mede goed om over ’t gehele lyf te smeren, en de quantiteit daar van makende voor veel Paarden teffens. | |
PISSEN van Bloed.Zo een Paard bloed pist, moet men oordelen, dat zyne Nieren heel verhit zyn, en men bygevolg het zelve moet doen laten in de Spoor-ader aan den Buik, en om het ten vollen te genezen, dit middel gebruiken. | |
Middel.Neem drie pinten van een Braak-middel, gemaakt van witten Wyn, met het aftrekzel van Crocus Metallorum (Metaal-roest) en geef ze ’t Paard alle morgen in. Het zal er van genezen, zo ge zorg draagt, van hem ’t volgende Klisteer voor ’t ingeven te zetten. | |
Klisteer.Men neemt derdalve pint Wei van Koe-melk, laat ze koken met twe oncen Schuim van Spiesglas, neemt het van ’t vuur, doe’er vier oncen Olyven Olie in, en Klisteer daar het Paard mede, als ’t laau is. | |
Ongemakkelyk PISSEN.Dit wordt veroorzaakt door de verstoppingen in den hals der Blaze, of in de Waterleiders, of door een ontsteking in de Blaas. | |
Middel daar tegen.Men helpt zodanig Paard, met het in te geven een lepel vol gele Amber-olie, met een pintje witten Wyn, waar op het, doorgaans, in beweging moet gebracht worden. Ook nog wel een lood Seven-boom, een lood van de middelste Bast van Vlier-hout, geschraapt en gekookt met klein Bier, en zo ingegeven. | |
Koude PIS, of Waterontloping, of Louterstal.De waterontloping is al zo gevaarlyk voor de Paarden, als de opstopping, indien men’er niet dadelyk iet tegen gebruikt. Dit ongemak komt van al te zwaren arbeid, dien ze moeten doen, vooral by jonge Paarden, die als dan uitermaten verhit zyn. | |
Middel.Om deze kwaal te genezen, is het nodig de hitte, die’er de oorzaak van is, te dempen, met het eerst de Haver te onthouden, en ’t alleen met natte Zemelen te voeden, en hun op het ogenblik zelve, als men ’t merkt, een verkoelend Klisteer te zetten, ’s anderendaags ader te laten, en op den derden dag het Klisteer herhalen, en daar na op den vierden weer ader te laten. Dit gedaan zynde, neemt men Levantze Bolus, maakt hem tot stof, en doet’er een handvol van in twe pinten gekookt Water. Hier op mengt men ’t in een Emmer met gemeen Water, en geeft het aan ’t Paard te drinken, zo warm, als ’t zyn kan. Dit moet de enigste drank wezen, dien men het ’s morgens en ’s avonts geeft. Vooral moet men het Paard zulke dranken niet onthouden, telkens als het wil drinken, ’t geen al dikwils zal gebeuren, ter oorzaak van de grote droogte, ontstaan uit de overmatige hitte, die zyne ingewanden door knaagt. Want hoe meer het daar van zal drinken, hoe eer het zal genezen. | |
Het POEJER RojaalDit Poejer Rojaal is van groote deugd, te weten voor veelderhande ongemakken en Ziekten, Wormen, Schurft, Droes, voor Wormen in de Maag, en voor vele andere ongevallen. Men bereid die | |
[pagina 738]
| |
Poejer op de volgende wyze. Neem hier van elke reis een once onder een glas warm Bier, en geef ’t in; of onder wat Zemelen met Haver te eten, ’t jaagt veel ongezondheid uit het lyf. Deze Poejer zal men maken van Laurier-beijen, Osterlucie, Ronde, Zaad van Berg-seldery, Radix Cardo patium, Alanswortel, Gentiana, lange Peper, Zwavel, van elks drie oncen; wit en zwart Nieskruid, van elks een once; Safferaan twe dragma; alles onder malkander gestoten, bewaar in een ledere zakje, tot dat men ’t van noden heeft; ’t is een extraordinair goede Remedie. | |
Het POEJER Diapente.Deze Poejer Diapente is ene vermaarde Poejer, die grote deugden en kragten voor alderhande ziektens heeft, welker deugd niet kan betaald worden; men zal dan nemen Gentiana, Lorbessen, Mirre, Yvoor geraspt, Osterlucie (Ronde), van elks vier oncen, Safferaan twe dragma; dit onder elkander gestoten tot Poejer, en gemengd met twe pond Honig, en van dit Conserf elke reis een, of twe lepels vol, met een half pintjen warm Bier ingegeven, is voor alderhande ziekten goed, Het kan dus bewaard worden, en het blyft goed jaar en dag; of men kan ’t ook wel droog bewaren, en mengent alleen op die tyd, als men ’t wil gebruiken. Dit kan gegeven worden in alderhande ziekten, is ook goed om een goeden asem te maken en om te loopen. | |
Een ander POEJER genaamt le Duk.Dit Poejer is mede buitengemeen goed voor alderhande ziektens. Neem Drop van Soethout, Cardebenedictus, Hisop, Fenugriek, van elks zes oncen; Genever-bessen, Alants-wortel, Yrias, van elks vyf oncen; Cardemom, Gentiana, Osterlucie, (Lange en Ronde) van elks drie oncen; Komyn, Kaneel, Notemuscaat, van elks een half once; dit alles wel fyn gestoten en doorgezift, bewaar tot tyd van nood, geef daar van ten hoogsten twe oncen in met Bier, of Wyn. | |
’s Graven-POEJER van Oldenburg.Deze Poejer is om goeden Asem te maken; ook voor Vyver, voor Droes, voor Hoest; en voor veelderhande ziekten. Neem Cardelium een pond; Assa Fetida een vierendeel-pond; Boontjes Hool-wortel twe oncen; Alants-wortel twe oncen; Gentiana twe oncen; Soethout een once, Anyszaat een vierendeel pond, Lavaszaat twe oncen; Karrewei een once; dit onder malkander gestoten tot Poejer kan lange bewaard worden, men geef daar van een lepel vol met Bier, of Wyn in, heeft grote kragt, en doet veel goed aan de Paarden. | |
Het te veel PURGEREN der Paarden voor te komen.Men neemt een pint rode, of witte Wyn; twe oncen Olyf-olie; een lood Terebentyn; een Tinne lepel vol Poejer Diapente; en een once Mitridaat, t’samen ingegeven: en als men ’t drinken geeft, zal men geven lauw Water met Terwenmeel zo dik, als het drinken wil. | |
Een ander.Neem een Emmer Water, en een groot stuk Staal heet gemaakt, en steekt het in ’t Water om uit te blussen, dit doe zo dikwils als gy ’t wil, hoe meer hoe beter. | |
Een ander.Neem een stuk Staal, driemaal heet gemaakt en in twe pinten Zoetemelk driemaal gelegd, en dan een maatje Terwen-bloem daar onder gemengd; het Paard daar van ingeef, zo veel als gy goed vind. | |
Een ander.Neem vier verse Eijeren, met een half pintjen rode Wyn, indien men geen rode Wyn kan bekomen zal men witte Wyn nemen, met een gestoten Notemucaat, onder malkander geklopt; geef ’t in, maar niet warm gemaakt. | |
Een ander.Neem twe dragma Robarber, met een half lood Alants-wortel, en een half lood Notemucaat, geef ’t met een half pint rode, of witte Wyn in. | |
Een ander.Neem een pint witte Wyn, een pond Olie van Olyven; een half once Terebentyn van Venetien, een once Mitridaat, een halfje Amandelmelk, met een klein weinig Verjuis, geef dit zamen onder malkander gemengd, en in een Pot een weinig warm gemaakt, in; en hou ’t Paard heel warm. Indien het een klein Paard is, of heel tenger, zo moet men de derdepart minder nemen. | |
PYN in den BUYK. Zie BUIKPYN.Men neemt ook, behalven de Genees-middelen boven gewaagd, in de plaats van een Klisteer, een Pyp met Tabak, die ontstoken is; en steekt ze het Paard, in den Aars, dat de Pyp even eens zal aanhouden en roken, als een Mens met den Mond. Gelyk in de nevens gaande Figuur is te zien. | |
PYN in ’t HOOFD, en middel daar tegen.Men wordt onder hun Tong iet gewaar, als de Pip, waar op men met een Sponsje Theriak moet doen, gedoopt in Rozen-azyn, en zulks menigmaal herhalen. | |
Anders.Neem Tarwemeel, Terebentyn, Drakenbloedt, van yder vier oncen, gestoten Mastik, en ’t gele van vier Eijeren. Dit samen gemengd leg het Paard op ’t Voorhoofd, gedurende drie dagen. | |
[pagina 739]
| |
PYN in de LIEZEN. Zie letter L.PYN in de ZENUWEN. Zie letter Z.RAKETTE KRUID gegeten van een Paard. Zie onder ETEN.RATTESTAART.Zo ’t haair van de Staart uitvalt, moet men het dikke daar van, daar de Wortels van ’t haair zyn, zorgvuldig wassen met Pis en Aluin, en het nu en dan met Wyn en Olie nat maken. Men zegt, dat het Vosse-, of Honden-vet hier toe een uitnemend middel is. ’t Is ook niet kwaad de Wortel van witte Heumst, of Maluwe te laten koken, en het met dit nat te wassen, en zachtjes met de hand te wryven. Hippocrates ordonneert, om ’t haair te doen wassen, de Loog van Kalk, die men heeft laten koken met wat Loodwit en Zilverschuim, en het daar mede, als voren, te wassen. Het haair van een Paardestaart wordt dikwils ruw en steekt overend, als dat van een Varken. Als dit geschiedt, wryft het Paard de Staart tegen de want, en veroorzaak een Zweer. Om die te genezen, moet men het haair afsnyden, en op de Wonde doen ettelyke druppels van Maankoppezaad geweekt in Azyn: doch eerst moet men de plaats wryven met Salpeter. | |
Enige REGELS, welke een oud Liefhebber van Paarden, wilde geobserveert hebben.Eerstelyk, moet een Paard op zynen gewonen tyd met behoorlyk voeder, zo van Haver als Hooy, (dat wel gewonnen is,) bezorgd worden. Ten tweden, moet het zelve zuiver en klaar Water op behoorlyken tyd tot drank verschaft zyn. Ten derden, moet men het zelve op Stal met Rossen, Kammen, afwassen, wel reinigen en schoon houden. Ten vierden, het zelve in ’t ryden, wel dikwils laten wateren, en styf gorden, voornamentlyk als ’t hard gereden wordt. Ten vyfden, wel strojen als het op Stal komt, en het zweet van de Benen af wryven. Ten zesden, het zelve in ’t voor en najaar een weinigje bloed laten aftappen. Ten zevenden, het zelve ’s morgens eens te doen ryden en laten vertreden. Vervolgens meent hy ten laatsten, als’er yets aan een Paards Lichaam moet gedaan worden, ais Ader-laten, Purgeeren, beslaan der Hoeven, en diergelyke, dat het in ’t wassen der Mane moet wezen, en zig dan vervolgens van Middelen bedienen, waar van wy reeds een goed gedeelte gemeld hebben. | |
RUGGE gekwest. Zie KWETZUUR en WERVELBEEN.SCHEL op ’t OOG. Zie onder OOG.SCHEMERING der OGEN, ook onder O.SCHERPIGHEID van BLOED. Zie letter B.SCHEURINGEN, of GEBORSTE PARTYEN te kennen.Wanneer’er enige scheuringen zyn van binnen aan de Longe, zo komt’er bloed uit de Neusgaten; is daar iets geborsten aan de Lever, zo komt aanstons een gezwel onder den Buik, en het Gemagt zwelt dik. Zo daar iets geborsten is aan de Milt, of beschadigt, zo krygen zy een hardigheid in de Zyden, die zwelt, laat aanstonts het eten, en wil men ze doen gaan, steent het altyd van pyn; zo’er aan de Nieren iets beschadigt is, pist het bloed. Deze bovenstaande gebreken zig openbarende, moet men het volgende ingeven. Neem een muddetje Olie van Olyven, met zo veel Brandewyn, en een een half once Theriakel, dit onder een gemengd en ingegeven. Daar op een handvol Spekwortel, of Wortel van Consolida, die gekookt zynde met een Emmer Regenwater, laat daar van drinken verscheide dagen, in plaats van andere dranken, ’t zal goed zyn. | |
SCHOUDERBLAD ontzet.De Paarden kunnen dit ongemak licht krygen, als ze groot geweld doen, of zeer sterk hinken wegens enig ongemak van langen tyd. | |
Middel.Dit geval is veel te zwaar, dan dat een goed Stalknecht het zelve zou kunnen helpen; waarom ’t my de Liefhebbers niet kwalyk zullen nemen, zo ik hen verzende by een Hoefsmit, die men weet dat in zyne kunst wel bedreven is. | |
SCHUIL aan de TANDEN.By de Fransen Fêve, of Boon genaamd, dewyl ’t een uitwassinge is van Vlees ter groote van ene Boon, zittende aan ’t gehemelte, digt by de Boter-tanden; en, dat over de Tanden uitkomende, de Paarden belet hunnen Haver te eten. | |
Middel.Als men merkt, dat de Paarden dit ongemak hebben, doet men hun den Bek open, en ziende, dat het Gezwel hoger uitkomt, dan de Tanden, neemt men ’t weg met een gloejend Yzer, byzonder daar toe gemaakt: de minste Hoefsmit weet’er de gedaante van. | |
SCHUIMBEKKEN. Zie FRISSE MOND.SCHURFT. Zie KWAAD en VAARNEN.SLANGENBEET. Zie BEET.SMERTE. Zie PYN.SNOTTERIGHEID DER PAARDEN. | |
[pagina 740]
| |
Middel daar tegen.De droge Snottigheid komt uit bedorve vochten ontrent de Long en het Hart: zy ontstaat noch uit het Bloed, noch uit de Slym, maar uit de Gal; waarom men ze droog noemt. Men kent ze hier aan, dat het Paard heel schielyk mager wordt, en zyne Lanken, als men’er met de hand op komt, een geluit van zig geven, als een Trom: het kan niet eten nog hoesten, al doet het veel moeite, en heeft van binnen een stekende pyn, als of het een been had ingeslokt. Zo men alle deze kentekenen ziet, is’er geen hoop van herstelling, en alle middelen zyn vergeefs: maar zo het kwaad nog niet op zyn hoogste is, moet men zig van ’t volgende middel, dat zeer goed bevonden is, bedienen: neem twe glazen vol Most van witte Druiven, waar in men laat trekken twe oncen Varkens-wortel en zo veel Hoolwortel ’t geen men de Paarden sprengt in de Neusgaten, zeven dagen lang, hen matig voedende. Zeker schryver zegt, dat men een Paard, of Muil-Ezel, aangetast door de snotterigheid ontstaande uit de Jicht, moet aderlaten in de achterpoten, en daar op met een gloejend Yzer op de kneukels komen, tot dat het waterachtige vocht daar uit loopt: waar na men moet nemen een pond Vis-pekel, ’t zelve in een nieuwe aarde Pot doen, en’er Olie op gieten, zo veel als ’t genoeg is, met drie vierendeelloods Opoponax, vier handvollen van Rokkels, of Rakette-kruid, en hier van ’s Winters alle dagen vier oncen aan ’t Paard ingeven. Men moet het zelve in de lucht houden, en des Zomers in ’t Water, zo dat het zwemme: als nu de Korsten, of Knobbels van de Kneukels zyn afgevallen, zal men’er op leggen Koperroest, Misis, en Kalsithe, van yder evenveel, Honig en Was naar mate; waar van men een Zalfje maakt, en’er de Zweren mede bestrykt. | |
Ander middel tegen de Snotterigheid der Paarden.Om ze te genezen, neem Bakelaars twe oncen, Salpeter vyf oncen, zo veel levende Zwavel, drie oncen Mirrhe, zes oncen Gentiaan, drie oncen Lis, even zo veel Piterselie en Oosterlusi; dit wordt samen gestoten, tot dat het genoeg gemengd is, dan maakt men’er met Wyn koekjes van, en geeft ze de Paarden met witte Wyn in, naar tydsgelegenheid. De Snotterigheid, als ze op haar hoogste komt, is besmettelyk en ongeneesbaar, van wat zoort zy ook is. In ’t begin moet men ’t Paard zoeken te helpen door Aderlatingen, en Geneesmiddelen, die bereidende en ontstoppende zyn, ’t gene zal blyken uit den hoest, en de lymige stof, die uit de Neusgaten zal lopen, zynde wit, geel, of bloedachtig, dan eens stinkende, dan zonder reuk. Men dient te weten, dat deze vochten, uit de Hersenen komende, dikwils op de Bost vallen, of op de Long en andere delen, verwekkende hier door verstikkingen, Keelziektens, moejelyke ademhaling, pyn om ’t Hart, ongemakken der Ogen, de Vyvers, Doofheid, ontstekingen in alle deelen van den Mond, of aan de Beenen, waar uit ontstaan de Spatten, de Krampaders, de Krappen, de Jicht en andere kwalen, die men dagelyks ’t een, of ander lid ziet aantasten. Vele hebben aangemerkt, dat een Paard, ’t welk de Faarnen gehad heeft, dikwils de Snotterigheid krygt: waarom men het terstont nu en dan moet purgeren, om de vochten van zulke Paarden, die de Snotterigheid onderworpen zyn, te verbeteren. Wyders geeft men hun veertien dagen lang het afziedzel van gehonigd Hoefblad te drinken, en de eerste drie dagen ’s morgens klein gestoten Mirrhe, Gentiaan, lange Hoolwortel, Laurierbessen, en zaagzel van Yvoor, van elk even veel, waar van men een lepel vol in laauwen Wyn laat trekken, en dus aan ’t Paard ingeeft. Sommige geven het op den tweden en derden dag anderhalve lepel vol, tot ontlasting. De Pillen van Bitter-zoet, en die van Agarik en Kolokwinten, zyn ook heel goed. Andere nemen de Klieren weg, als’er enige zyn, of komen’er zachtjes met vuur by, en gebruiken een Smeersel, om ze te doen ryp worden. Sommige steken ’t Paard Wieken, of Nieskruid in de neus, om de herssenen t’ontlasten, ’t gene niet moet geschieden, dan na een genoegzame purgatie. Weer andere gebruiken enig reukwerk van Zwavel, of Orego. Nog zyn’er, die het zieke Paard de wortel van Klapper-rozen laten knaauwen, die ze om ’t gebit doen; of in een klein linnen zakje het stof van Purette en Luiskruid binden, welk zakje naar het Gebit wel moet geschikt zyn. | |
Nog een ander middel.Maak eerst een dracht, of gat, in de staart en op den schoft: daar op geef het een halve kan gedestileerd Morelle-water te drinken, en laat het daar op een paar honderd schreden loopen, en het te rug komen met een lossen toom; dan moet het vier en twintig uren op den stal blyven staan, en zes uren zonder eten. Hier na purgeer ’t met Kolokwinte, Senneblaren, en Agarik, van ieder twe oncen, die gy een nacht laat trekken, op een pintje witte Wyn. Voorts berook het met Klokjeswinden, Turpetum en Nieskruid; En steek’er dagelyks een versche wiek met Laurier-olie in. Daar na smelt Rozen-olie en verse Boter onder een, en giet hem dit, zo heet als hy ’t kan verdragen, in de Oren, en stopt ze met Kottoen. Ga dus voort, tot dat het Paard genezen is, ’t geen ontrent een maand zal lyden. | |
SLANGEBEET. Zie BEET en STEEK.SNYDING in de Darmen. Zie BUIKPYN.SPAANDEREN. Zie KWETZUUR.SPEKMUIS. Zie STEEN.SPINNEKOP, ook aldaar.SPLINTER. Zie KWETSUUR.STALLEN. Zie PISSEN. | |
[pagina 741]
| |
STEEK van een Adder, of Spinnekop.Als het Paard door zulk een Beest gestoken is, zwellen zyne Kloten, en in het water ziet men enig Spinneweb: Ook zweet het Paard over ’t heele lyf. Zo de beet enige wonde heeft gemaakt, moet men die rontom afsnyden, om’er het venyn uit te krygen, en ze daar op toebranden met een gloeiend yzer. Is’er geene wonde, dan moet men zich altoos bedienen van middelen, die goed zyn tegen de Steken en Beten; en’er Osterlusi met Wyn, en ’t Zaad van wilde, of ook van andere Pieterselie, op leggen. Men laat het Paard gestote Bakelaar in twe pintjes Wyn, en wat Rozewater, deurslikken. Zet het op een warm Stal, en wast het met warm water. Men zal het geven te eten teere Laurierbladen, of goed Hooi; en warm water te drinken, tot dat de pyn over is. Als het heeft uitgerust, moet men ’t laten bewegen; de wonde dient, als gezegd is, toegeschroeid, en met de behoorlyke middelen genezen te worden. Is het Paard van een Adder, of Slang gestoken, zulks verwekt een Verzwering, waar uit het venyn loopt, heel zwart en vuil. Is het een Lastdier, dan snyd men de wonde uit, zet een heet yzer op, en geneest ze met de gemelde plasters. | |
SCHORPIOEN-STEEK.Een Paard door zo een diertje zynde gestoken, trekt de benen na zich, begint te hinken, en kan niet eten. Uit zyn bek loopt een groene vuiligheid, en ’t kan zyn adem niet dan met moeite halen, als of het van een Slang was gebeten, waar van wy te voren hebben gesproken. Men legt op de zeere plaats Varkensdrek, of gestote Morellen, of Zeelattou; by Grieken genaamt Tichymallus, of anders Lynzaad, of gebrande Aluin, of Salpeterschuim, of Aart-zout, anders Sal Gemmeum geheten. | |
SPEK of VLEER-MUIS steek.Indien dit gevleugelde en venynige dier een Paard heeft gestoken, moet men’er Klein Santorie opleggen, en ’t bloed stempen, en het Paard het Zout van een Vleermuis, met een pintje Wyns, ingeven. | |
Tegen een STEEK in de Horen, Middel van wyle den Hartog van Weimar.Stamp witte Barnetel, doe’er zout by, en een klein weinig peper. Druk’er het sap uit, en laat het in het gat druppen, leg’er den droessem op, en stop het gat met oud Smeer, of Was, en laat het Paard beslaan. | |
Anders.Neem geel Was, Veneetse Terpentyn anderhalf oncen, een pond Olyve-gom (Gummi Elemi) Hars, vloeibare Styrax; Benzoin vier oncen, Betonie en Weegblad acht handvollen, topjes van St. Jans kruit vier handvollen, St. Jans Olie, zo veel genoeg is. Maak hier van een Zalve, waar van gy u dus moet bedienen. Laat’er een weinig van smelten in een zilvere lepel, en laat ze dus in ’t gat druppen, en met enen het Paard beslaan. Dit middel is ons, als zeer goed bevonden, opgegeven. | |
SLAG, of STOOT in de Ogen. Zie OOGEN.SUIZELING. Zie ETEN. MONNIKSKAP.TANDEN, Schuil aan de zelve. Zie onder S.Uitwassende TANDEN.Dit ongemak belemmerd de Paarden meer, dan het voor hen gevaarlyk is; men kan dat weten aan de Baktanden, die na buiten groejen; zo dat het Paard willende eten, de punten van de tanden, hoger zynde, dan de andere, in het vlees, of tong steken, ’t geen de Paarden, wegens de pyn, belet te eten. | |
Middel.Wanneer men derhalven niets ontrent een Paard gewaar wordt, dat het kan beletten te eten, na dat men alles wel heeft onderzogt, en men onder ’t bezien van de Baktanden ontdekt, dat de uitwassende tanden daar van de schuld hebben, brengt men ’t Paard by den Hoefsmid, die’er wel raad toe zal weten. | |
Ander middel tegen de Vaarnen der Paarden.Zo de Vaarnen nog niet het hart van ’t Paard bezet hebben, zo legt de Wortels van groot speenkruid, met noestige Wortelen, in twe, of drie zakjes van nieu Linnen, die drie vinger breed en vyf, of zes lang zyn: bind die zakjes het Paard aan de Manen, onder den Buik en aan de Staart, zo’er ook Faarnen zyn; hier door zullen ze toeziender Ogen opdrogen. Maar zo ze te erg zyn, en dit middel niet achten, doe het Paard laten, en daar op geef het in zyn Hooi derdehalf once Poejer van Duivelsdrek, zo het sterk is, en minder, als ’t zwak is. Geef het ook niet anders te eten, tot dat het allen dien Drek met zyn Haver op heeft, al is ’r tegen zyn wil. Teffens moet gy twe Ballen van Wynruit hebben, yder zo groot, als een Duiven Ei, steek’er hem in elk Oor een van, en bindze, zo sterk gy kunt, met Bindgaren toe, op dat’er geen lucht in, of uitkome, en ontbind ze niet, dan na drie dagen. | |
TEKENEN van een VOLMAAKT PAARD.Een welgemaakt Paard voegt best een klein en mager Hooft, en moet voorzien zyn met grote Ogen, en sterk gezigt. ’t Moet kleine sterke Oren hebben, lange Manen, een grote Mond, en dunne Lippen. Boven de Ogen moet het vol zyn, grote Neusgaten, een lange dikke Hals hebben, wel besneden van Kaken zyn; een starke Borst hebben; hoog van Voorbenen, en kort van agter zyn, hoog van Schoft, regt van Rugge zyn, | |
[pagina 742]
| |
grote platte Ribbens hebben; Breed van Kruis, wel geklooft, dik van Buik, wel gezonken, vol van Heupen, wel aan Geribd, breed en dik van Billen, wel gebroekt zyn. De Staart van agteren moet vast gesloten zyn, en ’t platte Schenkels hebben, glad en effen op de Spatten wezen, een lange Staart dragen; zwarte Hoeven hebben, en kort gejunctuurt van Koten zyn. | |
TONG. Kleine Baardekens aan de zelve.Dit ongemak doet de Paarden meer hinder, dan het gevaarlyk is, dewyl het niet is dan een kleine uitwassing van Vlees, komende in de Pyp onder de Tong, ’t geen hen belet te drinken. | |
Middel daar tegen.Om dit te verhelpen, snydt men deze Baardekens af met een Schaar, zo dicht, als men kan; men bestrykt ze met Zout; dan genezen ze van haar zelve. | |
TRANENDE Ogen. Zie onder de O.VAARNEN, of FAARNEN.De Vaarnen zyn by de Paarden het zelve, als de Kinderpokjes by de Menschen. Deze ziekte heeft kwade uitwerkzelen en niet dan gevaarlyke gevolgen, zo men ze niet behoorlyk geneest. Een Paard krygt de Vaarnen, of van den ommegang met een ander, dat ze heeft, of van de schielyke haast, om het vet te maken, als het nog heel mager, en niet op zyn dreef is, na een zware vermoeidheid en arbeid: of eindelyk van al te veel voedzel, dat het gewoon is te krygen, zonder veel beweging te hebben, en van in dien staat het te verzuimen ader te laten. Zy daarom, die Paarden hebben, kunnen zich wachten, dat zy de Faarnen niet krygen. Doch alzo de Vaarnen een zeer kwaad toeval der Paarden is, komende regt midden op het Hooft, tussen beide Oren, ofte aan beide zyden agter de Oren, en mede aan beide zyden op de Schoft, werpt het zich zelven op, met dikke Gezwellen, heel sponzieus; dit zich zelve zo een wyl tyds vertoond hebbende, breekt somtyds van zelf deur, doch moet ook somtyds geopend worden, en is dan vol Materi, ’t welk blyft dragen, gelyk een continuele Fistel. Dit Accident komt uit een overtollige vogtigheid, welke spruit uit de Zenuwen, en aldaar blyft hangen, makende op die plaatze een grote verrottinge in de Zenuwen; alzo het scherpe hete Water, als dan zo bytachtig is, dat de Zenuwen daar omtrent gelegen, op de ene, of op de andere plaatze komt te bederven en te verrotten. En, dewyl de Zenuwen van tajen en sterken aard zyn, zo kan ’t het bedorven van het gezonde niet Separeren, waar door dit ongemak der Varen altyd niet op ene manier genezen wordt: want het is een geheel andere zaak, als men in tyds daar in voorziet, eer het kwaadaardige alreeds tot in de Zenuwen is doorgedrongen, of dat men van te voren dit kwaad komt te stuiten, eer dat het zo ver komt, derhalven zyn de Medicamenten different. Want zo lang het zyn zelve nog in de Zenuwen niet heeft ingewikkelt, kan het nog geholpen worden met Poeijers en Dranken, om die opgezwollen bolligheid en vogtigheid wederom in te drogen, gelyk we hier zullen tonen; maar wanneer het zo ver is, als wy hier gezegd hebben, kan het met die eerste niet geholpen werden, al had men de beste Medicamenten en kennisse van de gehele Wereld; hier van daan komt het, dat’er menig bedrogen wordt, dat zy zeggen gekend te hebben, die alle deze gebreken konde helpen met dranken, zonder met de handen daar aan te werken: maar zy zyn bedrogen geweest. Sommige zyn geneesbaar, maar niet alle. Het eerste hulpmiddel hier voor is, bloed te laten, en dan te nemen wit Vitriool twe oncen, en twe oncen zwarte Nies-wortel, of zwarte en witte Nies-wortel, met twe onzen Soethout; dit samen in een Tobbe met Water te leggen, en daar van te laten drinken tien dagen lang, en als het Water afgedronken is, wederom ander daar op gieten. | |
Voor de Vaarnen.Na dat dit gedaan is, en alles is uitgedronken, en nogtans geen verandering gevonden wordt, zal men dezen drank ingeven; neem gemalen Pokhout een once, een once Sevenboom, men een once Kreeften-ogen samen gekookt, met twe kanne klein Bier. Dit in drien delen gedeeld zynde moet drie dagen naar den anderen in zyn gegeven; en zo men dan ziet, dat alle deze Medicamenten niet helpen, moet men vast besluiten, dat’er enige haperinge aan de Zenuwen moet wezen. Men moet dan op een andere wyze na de oorzaak der kwale zoeken, ’t zy door Corrosyven, Snyden, of Branden, en als men zo ver komt, dat men de regte grond en oorzaak komt te ontdekken, welke gemeenlyk in de Zenuwen, of somtyds wel in ’t Been gevonden wordt, moet men anders te werk gaan; Is het in de Senuwen, moet men het dode van het levende afsnyden, en die plaats met een brandinge van een heet Yzer een weinig schroejen, op dat het niet verder mochte voortkruipen; want het Branden is dan beter, als het Snyden, of Corrosyven; en zal beter separeren; maar wat het vleis belangt om de eerste opening te maken, moet gecorrosyfd worden. Dit doet men op deze wys; neem en open de plaats, daar gy wilt, met een Instrument ’t zy een Lancet, of Corrosyf; neem dan Mercurius Sublimaat, de grote als een Knikker, en steekt het zo diep als gy zoekt te wezen, laat het daar twe a drie dagen in zitten, tot dat het van zelfs los wordt; is het dan noch niet groot, of diep genoeg, doet het zo lang tot dat gy opening genoeg heb; en daar na, als gy op de grond klaar zyt, dan moet ge de Wonde genezen met Wieken, eerst van Basilikum en daar na met Egyptiakum, of andere goede Zalven, of Poejers, gelyk men in andere Wonden gewend is te doen. Men neemt dan ook wel een lood witte Vitriool, met een half pint Wyn, laat ’t daar in smelten, en | |
[pagina 743]
| |
bet het daar mede, en strooi dan Terwen-meel in de Wond, op deze manier zyn’er vele geholpen. | |
Middel.Deze kwaal ontstaat niet dan uit een bedorven bloed: Hierom moet dit het eerste zyn, dat men een Paard wat bloed aftappe, en dat op verscheide reizen, naar mate van ’s Paarts krachten, zonder het evenwel daar door zo te verzwakken, als zommige doen, zo dat het naderhand niet in staat is, om de middelen in te nemen en tegen te staan, die men ’t moet geven na de aderlatingen. De Paarden de Faarnen hebbende, mogen geen Haver eten, maar enkel nat gemaakte Zemelen, om hunne ingewanden te verfrissen. En, om de genezing te bevorderen, neem een once van Kruisdistel-wortel, maak ze tot stof en meng haar onder deze Zemelen: doe dit veertien dagen lang, of drie weken, en uw Paard zal genezen zyn. Om de Vaarnen met vuur te genezen, dat laat ik aan de Paardesmeden over: dog ik rade dit uiterste middel zo weinig te gebruiken, als immers mogelyk is. | |
Anders.Neem Katte-kruit en Laurier-Olie, waar mede gy de knoppen van ’t Paard twemaal daags moet smeren; zo zullen de Vaarnen in vier, of vyf dagen verdwynen. De Adelyke Olie is’er ook goed voor. | |
Ander middel tegen de Vaarnen.Neem vier oncen Zaad van Esseboom, drie lood wilde Roos appelen, een once Komyn, en drie lood Hennipzaad, waar van gy op de volgende wyze een Poeder moet maken: eerst, laat het Essenzaad drogen, na’er het bovenste dunne schilletje afgehaald te hebben, ten welken einde gy ’t op een Tigchelsteen in een redelyk warmen Oven kunt leggen; doe het zelfde met de Komyn, en met de Roos-appelen: maar draag zorg, dat het een nog ’t ander aan ’t koken rake. Alles gedroogd zynde, kan men ’t yder in ’t byzonder, of klein onder een stoten. | |
Het gebruik.Men laat het Paard des Morgens en des Middaags, dan begint men het van dat Poejer te geven: drie dagen daar na moet men ’t weder doen laten, als ook op den achtsten dag. Is het kwaad heel groot, zal men het driemaal daags van dit Poejer geven, ’s Morgens, ’s Middaags en ’s Avonds, telkens een pintje vol. Men geeft het met Brood in, tot dat het Paard genezen is. Neem ook Aard-veil, of Honds-draf, een kleine handvol, kneus ze in uwe hand; doe’er een ziertje Zout by, en leg het in ’t Oor aan den kant van de Vaarnen; stop het zelve wel toe met Katoen, bind het heel vast met een Toutje, en laat het’er ontrent 30 uren in, dat de tyd is van ’t te genezen. | |
Nog andersNeem de Wortel van ronde Surkel, en de Blaren van Aardveil, hak ze onder een, en meng ze onder den Haver van ’t Paard, dat’er van zal genezen, mits dat het de Hoefsmit niet beslagen heeft. | |
VAL.Zo ’t gebeurt, dat een Paard van een hoogte in enige Graft is gevallen, dat dikwils op de Dyken en in ’t Veld aan de Ruiterwacht kan gebeuren, en men gene kwetzuur aan de Billen, noch aan de gewrichten ziet, maar vreest, dat de ingewanden mochten beschadigd zyn, zo zal men nemen Gummi Sagapenum, ter grote van twe Bonen, met Water en Azyn gemengd, dat men ’t Paard in de Neusgaten doet. Of anders, meng wat Asse van een Braam in twe pond Water, en doe het op Linnen, of sap van rode Akacia een once, met een pint Wyn; of men kan een Granaat-appel stoten, en met een half pintje Wyn mengen, en ’t Paard door een Horen ingeven. Indien’er een Buikloop bykomt, is’er geen middel nog hope over. | |
VALLENDE ZIEKTE.Als een Paard de Vallende ziekte heeft, valt het, plots ter aarde, en alle Zenuwen en Leden rekken zig uit; zyn ganse Lighaam lydt en welt op; somtyds komt de schuim voor zyn bek, maar het raakt een weinig daar na tot zich zelve. Hier tegen moet men Salpeter onder zyn eten en drinken mengen. Ook is ’t niet kwaad, het Paard te Purgeren, met Salpeter en een Komkommer, die men hem zeven dagen achter een moet te eten geven. Andere nemen drie glazen vol bloed van een Zee-schiltpad, gemengd met Gummi Sagapenum. Eindelyk is ’t ook goed, dat men zyn lyf smeert met Salpeter, Olie en Azyn, en ’t wel in wryft. | |
VERKLEUMD. Zie VERSTYFD.VERKOUWENHEID. Zie als voren.VERMOEIDHEID.De Paarden worden afgemat door hette, of koude, of als zy ’t pissen inhouden, of als ze drinken, terwyl ze verhit zyn, of als ze, na lang stilgestaan en gerust te hebben, terstont worden aangezet om te lopen. Het beste middel is de rust, en hun wat Olie, of ander Vet met Wyn in te geven. Is het van de koude gekomen, dan gebruikt men stovingen, en bestrykt den Kop en Ruggegraat met warmen Wyn, of Water. Heeft het zyn Water ingehouden, dan gebruikt men byna dezelfde middelen; want men besmeert den Kop en de Lendenen met warme Olie, die men met ander Vet mengt. Het zelfde uitwerkzel heeft het Varkensbloed, dat men hem ingeeft met wat Wyn. | |
[pagina 744]
| |
VERNAGELD.Neem de Zalve Villemaigne geheten, en leg’er van op de Vernageldheid. Of neem ’t Sap van Vlierbladen, en leg’er den droessem zelve op; daar na laat het weer beslaan. | |
Tegens de Vernageldheid, een middel van den Heer de Biron.Neem Hars, Pik van Schepen, nieu Was, Koninks-zalve, van yder vier lood, Bokkevet, drie oncen Veneedsche Terebintyn en goede Olie, van yder vier oncen. Als het onder een is gemengd, doe’er Poejer-zuiker by, om’er een Zalve van te maken. Trek dan de Nagel, of Splinter uit, maak een Wiek van deze Zalve, en laat ze by een heet Yzer in de Wonde druppen; voorts, leg’er wat Scheervlokken op, of Pik. Neem ook een weinig Terebintyn, een weinig Was, en een weinig Ongel, met een weinig Raapolie, onder elkander laauwtjes gesmolten, en zo in de Wonde gegoten; en zo de Voeten brandig, of heet worden, moet’er wat Koemis onder om den Voet zyn geslagen. Is het, dat de Nagel in ’t midden gekromd is, en den Voet drukt, dan is dit ongemak erger dan een enkele vernageldheid. Want de Etter komt’er dikwils uitspringen, tussen de Horen en het Haair. Dit kan men ontdekken, als men hem op beide Poten slaat: dien hy dan niet dan zachtjes neerzet, als hinkende, daar steekt het kwaad in. Ten twede moet men’er een Zalve op stryken, en rondom twemaal daags besmeren: zo gy’er den Splinter niet uit kunt krygen, zal hy daar door, binnen een paar dagen, uitvallen. Men moet zich onderwegen niet ophouden om de Vernageldheid, noch het Paard de Yzers afnemen. Dit middel komt van den Heer Marschalk de Biron, die het zeer geheim houdende, van dat Zalfje aan zyn Vrienden gaf. | |
Een ander voor een Vernageld Paard, van den Heer de Turenne.Neem Borgondis Pik, Gummi Elemi, en Galbanum, van elk twe oncen, smelt het onder een met Rozen-olie: men moet daar van niet meer dan twemaal op den Voet van ’t Paard leggen. | |
Het gebruik.Men mengt met het Plaaster een weinig Ongel, en de Vernageldheid ontdekt hebbende, doet men ’t’er heel heet op, en boven op wat Werk. Zo zal ’t in enen dag genezen. | |
Verrekking, of Verdraaiden Hals.Wanneer een Paard valt op zyn Hals, zo dat de Wervelbeenderen in den Hals met grote force haar verbuigen, of verwringen uit hare ordentelyke plaats; zal het Paard met een styven Hals gaan; en ’t gebeurt dikwils dat de Wervelbeenderen uit hunne plaats zyn. Dit kan ook komen, dat de Paarden met een harden loop tegen enige Bomen, of Palen komen te lopen, of op andere manieren, in ’t opstaan, zich elders tegen te stoten. Om dit te herstellen breng het Paard in de Travaillie, of Noodstal, en bindt het met een Halsster, die heel strak is, hoog bove aan met een Blokjen onder de beide voorste Voeten wel een voet hoog; en als het dan daar op staat en op gebonden is, moet men dat blok onder zyn voeten weg trekken, en laten het zo met een ruk hangen, op dat de Wervelbeenders zo met een ruk, of draai wederom mochten inschieten; en zo men konde bemerken, dat de Hals na de ene, of andere zyde ietwes was uitgeweken, of aan de ene zyde een knobbel waar, en aan de andere zyde enige holligheid, of leegte, moet men eerst, eer men het in de Travaillie ophangt, op de zy neerleggen, en dan een zwaar gewicht daar op douwen, of wryvende zo hart na beneden, als men kan, en den Hals met een Mans Knie neerhouden, en het Hoofd opbeuren, om het zo met kracht weer den andere weg door te dringen; brengt het dan daar na met het Hoofd om hoog, en ruk het dan zo in de lengte; en voort smeer en stoof het met de Zalve. | |
Nog een Zalve om te smeren.Neem Olie van Laurier-bessen, Dialthea, Popelioen Zalf, en Olie van Kamille, van elks een once, onder malkander gesmolten, en smeer daar mede. | |
VERREKKING, of VERSTUIKING.Neem Azyn-droessem, warme Asch, en oud Wagensmeer, meng het onder een, en leg het’er op, daar een Ei by doende. Men erkent, dat enig gedeelte van den Voet uit het lid is, als ’t een, of ander Been uit zyn plaats legt, en dat de plaats dicht by den Horen hoger schynt, dan naar gewoonte. Het middel is, dat men eerst de Horen moet schrappen, of Scarificeren; dan’er een Spons op doen, in Azyn gedoopt, en een klein Plankje, of Bortje van Pynboom op bindt. Zo het Been niet in zyn plaats springt, stoot dan acht oncen Fenugriek, laat ze weken in Wyn, en koken met Honig; leg’er hier van tien dagen aan een iet op. In oude verstuikingen moet men een branding gebruiken nets wyze, en de Zweren naar gewoonte heelen. Zo dra een Paard zig heeft verstuikt, moet men’er by zyn gaan en helpen, of anders zal het groot gevaar lopen van met de tyd lam en mank te worden. Al te zware en hobbelige wegen, of Wagensporen maken dikwils dat een Paard enig lid verstuikt, ’t welk gebeurt, als de Bal van den Voet met geweld ter zyde zwikt. Indien een Paard zyn Achter-been verrekt, kan men ’t met grooter gemak helpen, dan wanneer zulks in de Voorpooten gebeurt. | |
[pagina 745]
| |
Middel.Hoe eer men enig Hulpmiddel kan gebruiken, hoe beter het is. En om hier in te slagen, neemt men ter grootte van een Ei Koperrood, dat men in een pint koud Water laat smelten, waar in men een Linnen doek doopt, gevouwen, als een Compres, waar mede men den helen Bal bewindt, en met een verband zwachtelt, alles koud. Dit herhaalt men alle zes uren, tot dat het kwaad is genezen, waar toe twe dagen genoeg zyn, zo men ’t in ’t begin niet verzuimd heeft. | |
Verrekte Zenuwe.Het gebeurt veeltyds, dat de Paarden hare Zenuwen verrekken; zomtydts gebeurt het wel in de Travailles, als een Paard de achter Voet is opgenomen, en ’t zich dan eenigzints laat zakken; het gebeurt ook wel dat het in een Sloot gevallen is, en aldaar met groote force uit wil springen, zo dat het daar door heel lam zou kunnen werden. Dan moet men de Zenuwen eerst met Terebintyn-olie, en Spyk olie bestryken, op dat het wat hard beginne te zwellen; want hoe het meer zwelt, hoe eerder het genezen wordt. Daarom moet men deze heete Olie nog met een heet Yzer heel warm indrogen; en als dit zo een dag, of agt is gedaan, moet men wat ophouden, en stoven de voorsz. partye weer heel af, op dat het Been weer ontzwollen, of het gezwel, dat van ’t smeren was veroorzaakt, wat slinke. Hervat dan wederom het smeren met de voorsz. Zalve een dag, of agt, en bet dan enige dagen aan een met Moer van Wyn heel warm, en vryf daar na met Brandewyn, tot dat het volkomen genezen is. Het geneest altyd wel, maar wat langzaam en met groote moeite, en men moet altyd aan de binne zyde meest smeren. | |
VERSTYFD, of VERVANGEN, of VERWATERT.Deze ziekte komt de Paarden over, als men ze van ’t ene uiterste tot het andere laat komen; dat is, als het, na al te verhit geweest te zyn, schielyk al te koud wordt; en men merkt, dat een Paard verstyfd, of verkleumd is, als zyn Keel droger en harder is, dan gewoonlyk. | |
Middel.Integendeel, als men de Mensen, die verkouden zyn, verfrissende middelen geeft, moet men de Paarden doen warm worden. Dus zal een Paard, dat verstyfd is, op een warme plaats gesteld, en met goede Dekens gedekt worden; waarna niets te doen valt, dan dit drankje te gebruiken. | |
Drankje.Ik heb gezien, dat een Boer, die in zyn Dorp voor een bekwaam Paarde-docter bekend was, aan een verkleumd Paard ingaf warm Varkensbloed met wyn, en met Wynruit in Honing gekookt, alles zamen gemengd; waar mede hy zyn oogwit bereikte. Zo dat dit middel van een goede uitwerking zynde geweest ontrent een Paard, ook wel goed zal zyn ontrent andere. | |
VERZETTING van hec Schouderblad.De Paarden zyn dit ongemak onderhevig, als ze te groote kracht doen, of zwaar hinken van enige oude kwaal. | |
Middel.Dit ongemak is veel te zwaar, als ’t een Paard overkomt, dan dat een goed knecht het zoude verhelpen. Waarom het my de liefhebbers niet moeten kwalyk nemen, dat ik hen tot een bedreven en beproefden Paardemeester, of Hoefsmit verzende. | |
Van een kleine Verzetting. Zie hier voren VERSTUIKING en WERVELBEEN.VET gesmolten in ’t Lyf.Dit ongemak, is licht te denken, dat van al te groote verhittinge komt, en zeer gevaarlyk is: want door den brand wordt het lighaam van binnen over al heel raau; want het vet smelt overal, zo wel in de Darmen, als daar buiten; de Vliezen van binnen verbranden, en zo komt het aan de Long, of Lever; of dat het ergste is, zo het Net enigzins verbrandt, moet het Paard sterven. Hierom moet men ten eerste met kracht laten, om een inwendigen brand te benemen, en dan met zachte middelen van binnen zoeken te verkoelen. Als voor eerst neem een half halfje Olie van Waalwortel, met een halfje Olie van Olyven, een halfje Raap-olie, met een muddetje Brandewyn; geeft zulks het Paard in; en laat het drinken gekookt Rogge-meel met wat Honig: anders wat Mout gekookt, en dat Water met Honig gemengd, is mede zeer goed. | |
Een ander Middel.Neem een muddetje Olie van Olyven, een muddetje Brandewyn, met drie Dojers, onder een geklopt; en geef ’t voor een drankje twemaal daags in. Dit heeft veel en menigmaal geholpen. | |
Anders.Neem een muddetje Raap-olie en voor twe stuivers Saffraan, met een halve kan goed vers Bier, geef dit het Paard in, en spuit hem van onderen een verkoelende Klisteer in. | |
Nog iets.Neem een halfpint Olie van Olyven, met een muddetje Brandewyn, een lood Veneedse Triakel, | |
[pagina 746]
| |
wel onder een gemengd, en drie dagen na elkanderen ingeven. Dit heeft’er vele geholpen, maar men moet gedurig Roggen- of Gersten-meel met Honig laten drinken; of anders goed Bier, met Rogge-broodt daar in gekruimeld, en ’t Paard zo laten opeten; dit is mede zeer goed. | |
VINNEN. Zie BLOEDVINNEN.UIT HET LIT. Zie VERSTUIKT.UITVALLEN van ’t Haair. Zie RATTESTARRT.UITWASSEN der Tanden. Zie onder T.VLAK op ’t Oog. Zie OGEN.VLEERMUIS. Zie STEEK.VLIEGEN te verdryven.Om te beletten, dat de Paarden en Muil-Ezels van de Vliegen zo niet geplaagt worden, moet men hun de haairen natmaken met Sap van Kauwoerde-bladen; gy zult dan zien, dat ze heel en al zullen vry blyven van deze dieren. | |
VLIES op ’t Oog. Zie OGEN.VOETGEZWEL. Zie OVERHOEVE.VOETGEKWETST. Zie KWETSUUR.VOET. Kroon van de Voet.Als een Paard op de Kroon van den Voet in getreden, gestoten, of anderzins gekwetst is, zal men het eerst verbinden met zachte middelen, als met de Basilicum, of Koninks-zalve, en dan zachte Pappen daar op binden; voorts de Voeten van onderen wel koelen met Koemist, die men onder de Voeten bindt. Zo het gebeurt, dat het gat al te veel wils had, om toe te groejen, dan zal men’er een weinig verhoogde Kwik in doen, op dat de Wonde open blyve, en als ze begint te sluiten dan moet men Koperroot nemen, met Azyn gekookt, waar in men wat Werk doopt en op de Wonde legt; zo droogt ze des te beter. Somwylen kan dit altemaal niet helpen, maar heeft zo zware toevallen, dat men dikwils genoodzaakt is, de Zolen uit te nemen, om de Drachten van onderen te doen uitlopen. | |
Knobbels aan de Kroon van den VOET.Dit zyn zekere verharde gezwellen, die de Paarden des Winters doen hinken, van wegens de slyk, en des Somers van de hette, waar door zy de Voeten tegen elkander aan stukken stoten; weshalve gedurig een brand uit de Horen komt. Dit ongemak krygen ze ook van de verharding der Horens, van een slechte, of al te lange reis, als wanneer de vocht langs de Zenuwen intrekt, ’t welk sterke Paarden, en die zware Zenuwen hebben, overkomt, of die gewoon zyn te stryken. Nu, om dat de Aderen ter deze plaats van een hitzige natuur zyn, moet men’er geen bloed aftappen, alzo de plaats door ’t prikken van de Lanzet ontsteekt, en hardigheid verwekt, met een ontsteking. Hierom is het beter een pleister te gebruiken, die men op verstuikte, of ontzette Beenderen gebruikt. De Muil-Ezel is dit ongemak onderworpen, de Ezels zyn’er niet van gekweld. Eindelyk het Paard wordt’er niet dikwils van aangetast, maar wel van de Jicht. | |
VOET verstuikt. Zie VERSTUIKT.Een VOLMAAKT PAARD. Zie TEEKENEN.VYGEN. Zie onder ZWEER.VYVERS DER PAARDEN.Zyn Klieren aan den Gorgel, die opzwellende het Paard ’t ademhalen beletten. Deze kwaal krygt het, als ’t al te warm zynde, heeft gedronken; of als men ze te sterk tot den arbeid heeft aangezet, en geen zorg gedragen in ’t intreden van den Stal, van ze te dekken, of eerst wat te laten gaan, eer zy’er inkomen. | |
Tekenen.Als ook een Paard heet gereden is, en men ’t in de koude ongedekt laat staan, krygt dit een groote verkoudheid, zy verschilt in de oorzaak niet veel van de Droes; doch met dit onderscheid, dat de Vyver veel gevaarlyker is. | |
Middel voor de Vyver.Het is noodzakelyk dat het Paard ten eersten in de Mond gelaten wordt, en wel eerst onder de Tonge; dan boven in de Mond; en men blaast wat Peper en Zout in de Neusgaten: sommige breken de Vyver aan den hals, maar dit is niet alleen onnodig, maar daar komen somtyds groote zweringen en zwellinge van, en men heeft gezien, datter verscheiden styve halzen haar leven lang van hebben gehouden. Wanneer het gebeurd dat het met het eerste, gelyk hier voor gezeit is, niet wil overgaan, zal men nemen een lood Driakel, voor twe stuivers Safferaan, met een muddetje Brandewyn ingegeven, en daar een weinig op laten gaan. | |
Nog een ander voor de Vyver.Neem drie Doyers van Hoender-eijeren vers geklopt, onder een half pint Brandewyn, en dit voor een groot sterk Paard; maar zo het een klein teer Paard is, wat minder Brandewyn. Doch wat gy ook mogt komen in te geven, de Paarden moe- | |
[pagina 747]
| |
ten altyd gelaten worden, gelyk hier voren gezegd is, en zo het niet genoeg bloedt, in den Mond, dan mag het wel aan beide de zyden van den Buik gelaten worden. | |
Een ander voor de Vyver.Neem een half lood Kaneel, een Notemuscaat, geef dat met een half pint warm Bier in; als met de Vyver enige Kolyk, of Buikpyn mogte vermengd zyn, en de Buikpyn niet wilde minderen, zoude het niet kwaad wezen, dat men het Paard van agteren Klisteerde. | |
Anders voor de Vyver.Neem Alants-wortel een lood, Gentiane een lood, Sevenboom een lood, Angelica een lood, Mitridaat een lood, gekookt in Bier, en geef ene halve kan teffens in. | |
Een ander dat zeer goed is.De Kakebeenen van het Paard sterk gevreven hebbende, zal men het doen bloeden, beneden de Oren: indien’er hardigheid is, welke zich als een witte Sneeuw, die in de langte leit vertoont; open dat met een Vlym; trek’er dit Vlees uit, en stryk het om te zuiveren met Zout; leg’er vervolgens deze Pap op. Neem Garstenmeel zes lood, Harst drie lood: kook dit tot een Pap in Roden-wyn en verbind de Wond met Wieken, in Water, Olie en wat Zout, natgemaakt. Men bemerkt, dat een Paard de Vyvers heeft, als het zich wentelt, neervalt en dikwils opstaat, en zig wonderlyk pynigt. | |
Middel.Om het te genezen, buig en vouw ’t Oor om laag; en daar de punt komt, trekt men wat haair uit, en merkende, dat het ligt’er uitgaat, dan is het tyd, een Middel tegen deze ziekten op de volgende wyze te gebruiken. Men neemt een Smits Nyptang, waar mede men de Klier vasthoudt, die daar zit, en met de steel van een Hoef-hamer slaat men’er zo lang op, dat men denkt, dat ze gekneusd genoeg is. Of anders gebruikt men enkel zyn handen, om de Vyvers te wryven, tot dat het gezwel week is. Dit doen kan ze alleen verdryven, zonder haar te openen, ten ware die Klieren zo groot waren, dat men moest vrezen, het Paard mocht’er van stikken: dan zou ik raden, dat men haar opende, om het Paard rasser te helpen. Indien deze gevaarlyke gezwellen zo bedurven zyn, moet men niet nalaten, het Paard onder de Tong een ader te openen, en zynen Mond te wassen met Zout en Azyn, waar van men hem ook iet in de Oren doet, en ze hard vryft, om de Geesten te doen doordringen. | |
Drank.Dit gedaan zynde, laat men ’t een Drank innemen, van twe handvol, welgestoten Kennipzaad, gemengd in een pint witte Wyn, waar in men nog gooit twe geraspte Noten-muskaat, met zes Eierdojeren, zamen welgeklopt. Na dat het dezen Drank in ’t lyf heeft, moet men niet vergeten, van het stapsvoets een half uur om te leiden. Zodanige middelen helpen altoos, zo men de Vyvers maar niet al te zeer verzuimd heeft. | |
Een ander Middel.Kneus dulle Kervel, doe’er grof Zout onder, en druk’er ’t zap uit; ’t welk gy het Paard in de Oren laat druipen. Leg’er den droessem boven op, en laat het Paard zich enigen tyd bewegen door gaan. | |
WALGING. Zie onder ETEN.WATERLOZING. Zie PISSEN.WEEK DER ZYDEN, OF DES BUIKS GEZWOLLEN. Zie onder BUIK.WERVELBEEN ONTZET.Eerst moet men de ontzette Wervelbeentjes wassen met Zeep: daar op het wit van een Ei en Olie in Regenwater zo lang onder een kloppen, dat ’t te zamen een lys is. Of men kan As van Vygenhout nemen, met wat Wyn, een weinig Oly en het wit van twe Eieren. Zo’er iets in den Rug uit het lit is, moet men nemen vier oncen Hars, twe oncen Koperroest, en dit met Olie koken, om ’t by voorvallende gelegenheid te gebruiken. Als een Muil-ezel in de Nek gekwetst is, neem twe pond vers Spek, vier pond Azyn, laat het te samen op een derde verkoken, en smeer de gekwetste plaats daar mede. Zo de wervelbenen vol pyns zyn, moet men een Ader openen, en’er warme Zalve op doen, als van oud Wagensmeer, Olie, Salpeter, gesmolten Pek, Joden-lym, Laurier-bezien, waar mede men de kwetzuren strykt; als men ’t voorzeide onder Wyn heeft gemengd. Daar op maakt men een drankje van Gember, Piterselie, Maankoppesap, en Bakelaars, met een genoegzame menigte van Wyn en Olie. Zo de pyn groot is, moet men ’t Vuur rondom de Wervelbenen gebruiken, en den brand met Wagensmeer bestryken, en zeven dagen daar na met Water wassen, en warme Zalven met Wol daar op leggen. | |
WOLFSWORTEL. Zie onder ETEN.WOLKJES der Ogen. Zie O.WONDE. Zie KWETZUUR.WORGING DER PAARDEN.Zo men een Paard, dat al te zeer opgepropt is | |
[pagina 748]
| |
met eten, sterk laat lopen, krygt het lichtelyk dit ongemak: het middel hier tegen is, het in de Neusgaten te gieten ontrent een half pintje goede witte Wyn, met een vierendeel loods Salpeter: men zal het Komyn en Galbanum van elk twe Scrupel in Wyn te drinken geven. Men moet het Paard in geen Water brengen, nog koud Water te drinken geven, maar altoos warm, en zyn lyf met oude Olie bestryken. | |
WORMEN DER PAARDEN.Men weet, dat’er geen dier is, dat in zyne bedorvenheid gene Wormen zou krygen, die het doen kwellen. Zodanige zyn de Wormen, die de Paarden verhinderen vet te worden, wat goed voedzel zy ook krygen. Om ze te dooden, kan men ’t volgende gebruiken. | |
Middel.Schoon Water met Roggen-meel gekookt, en met wat Zemelen en Zwavel gemengd, en de Paarden te drinken gegeven, doodt de Wormen binnen ’t lyf. Zemelen natgemaakt met Water, waar in wat Salpeter gesmolten is, heeft dezelve uitwerking. Nog kan men de Wormen meester worden, als men Perzikke- en Wilge-bladen heel groen neemt, die men hun onder de Haver klein gehakt te eten geeft. Houdt imand ook Schapen, en merkt hy, dat zyne Paarden van de Wormen zyn aangetast, zo heeft hy niet anders te doen, dan dezelve in den Schaapstal te brengen, en daar vyf, of zes dagen te laten. Het Stroo der Schapen heeft zonder twyfel de kracht van alle de Wormen uit zyn Lighaam te jagen. | |
WRATTEN DER PAARDEN.De Paarden, Muil- en- Ezels krygen Wratten, over ’t hele lyf, dog meest aan de uiterste lidmaten; men moet ze niet branden, maar uitsnyden, met Salpeter wryven, en’er daaglyks gestote Witzen met de Kalciet-steen opleggen. Men moet ook de Paarden in geen Water brengen, tot dat zy daar van genezen zyn. Nog moet men zig onthouden van hitzige Geneesmiddelen, voor al, als het ongemak ontrent de Kroon van den Voet is, dewyl de Zweren op die plaats ongemakkelyk zyn te genezen. Zo de Wratten diep ingeworteld zyn, verwekken ze groote pyn; hier tegen maakt men een Zalf, bestaande uit een once Kalk, een half pintje Loog, een once Wierook, gebrande Wynmoer, Asse van Zout, Koperroest, Azyn, van elk zes onzen: of anners, neemt men Koperrood, Kalk, Koperroest, van yder zes oncen, die met stoot, en op de wratten legt, na ze gebrand te hebben. Is ze ontrent het Oog, dan zal men dit middel met Honig mengen, en’er de Wrat mede smeren; maar dezelve in drien klieven, en’er dan met een heet Yzer opkomen. Andere snyden eerst de Wrat weg; dan leggen zy’er Honig, met levende Kalk, en gekneusde Bast van wilge op, die door een Zeef is gegaan, waar mede zy het kwaad genezen. Sommige, na dat zy de wratten weg gesneden hebben, bestryken de Wonde met Zulfer, en leggen’er Jodenlym op, of Asse van verze Komkommers. Gebrande Varen die gezift is, geneest ook de Wratten; doe het zelve de wortel van kleine Boksbaart, gekookt in Water, zo men’er de kwaal mede wryft, na haar uitgeperst te hebben. Het volgende middel is zeer goed tegen deWratten; neem zes oncen Aluin, drie oncen van ’t Mineraal genaamt Mysis, zes oncen Gom, Loog van levende Kalk, zo veel’er toe nodig is: de rest meng onder een, en maak het tot een Deeg. Anders neem Kalk, Wynmoer, Duivemest, Rottekruid, van elks een once, een half once Mysis, genoegzame Loog van As, samen gestoten, gemengd, en op het ongemak gelegd. Maar voor af moet men de Wratten met een draad van Zyde, of Haair binden, en’er na dat ze afgevallen zyn, het middel opdoen. | |
Kwaad ZEER. Zie onder K.ZENUWEN gekwetst. Zie KWETSUUR.Men laat ontrent met drie half pintjes Oliedroessem, de Bast en Wortel van een Olm-boom koken, voorts neemt men een half pintje van dit kookzel, en mengt het met drie oncen Ossengalle: dan samen in een Pot gedaan, en laten koken. Als ’t wel gekookt is, laat men het door een Korf lopen, en giet het in een Pot, om’er u van te bedienen by gelegenheid. Zo de Zenuwen zyn gezworen, neem een Pond Was, acht oncen Olie, drie oncen Koperroest, een pond Hars, drie oncen Manna, en Azyn, zo veel genoeg is; het Manna zult gy met het koperroest in den Azyn klein stoten, dan alles onder een mengen, en op de kwade plaats leggen. Zo het Paard een enkele pyn gevoelt in de Zenuwen, neem een pond Was, een lood Storaks, een pond Roest van Koper, Was van de Honigraten, wit Was, en Heulzaad, van yder anderhalf pond, Laurier-bezien vier en een half pond, alles welgestoten en gemengd zynde, leg het’er op. Zie ook VERSTUIKING. Als het Paard den Kop uitsteekt, de Lippen inhaalt, de Tanden op een sluit, niet kan eten, of drinken, met droppels pist, onder ’t gaan waggelt, niets van achteren loost, dan als gedwongen, dan zyn de Zenuwen uitgerekt, en zodanig Paard staat veel uit, en leeft niet lang. | |
Besmettelyke ZIEKTE van Paarden, Ossen en Koejen.Zo men merkt, dat’er een Paard droevig en | |
[pagina 749]
| |
elendig uitziet, en niet eet naar gewoonte; dan neem Nieswortel, en open de Huid van ’t Hoofd langs de Borst, of onder den Hals, langs de Echenis van de Rechter-, of Linker-voet; maak daar twe gaten, om’er die Wortel door te steken, gegelyk men het Gevogelte pleeg te spekken; en als zy’er een kleinen tyd geweest is, zal men zien, dat het kwaad naar die plaats zal trekken; en een grote Zweer maken, die men op drie, of vier plaatzen moet openen, om’er de vuiligheik uit te halen: daar op maakt men een Pleister van Armenisen Bolus, Varkens-smeer, en Tabak, of enige andere goed Pleister, die men’er op legt, en het Beest zal haast genezen zyn. | |
Vallende ZIEKTE. Zie letter V.ZINKING IN DE KNIEN. Zie K.ZWEER. Zie ook GEZWEL en BLOEDVINNEN.De Paarden krygen somwylen een Zweer aan de Voeten, dicht by de holligheid van den Horen, welke den naam heeft van VYGEN, wegens hare gelykheid, hier na. Zy pynigt een Paard schrikkelyk, en doet het hinken, en ’t kan niet verdragen, dat men’er met de hand op komt. Waarom men deze Vygen schielyk moet genezen met Brandende en hete middelen, dewyl onder ’t gaan, het kwaad diepe Wortelen schiet in de Hoeve. Dog de Muil- en- Ezels zyn dit ongemak meer onderworpen, dan een Paard. Zo de Vyg in den Voet neerkomt, neem zes oncen van ’t Mineraal Mysis, een once Berg-rood, zes oncen Droessem van Granaatappel-schillen, gekookt in Azyn, een gekneusde Granaat, die door een Doek is gedrukt, meng ze met de rest, naderhand gebruik een bekwaam Wondmiddel. | |
ZWEER IN DE HUID.Zo de Huit glinstert, en die plaats vol vocht is, dewyl’er een Zweer onderschuilt, snyt de Huit door, tot op het levende Vlees, en laat’er indruppen het Sap van een Granaatappel: leg’er dan op een Papzel van Linzen en Gerstemeel; maar men moet de plaats eerst stoven met Azyn. Sommige, na dat zy het rondom hebben afgesneden, wassen ze met Olie van Zee-ajuin, genaamd Oleum Squilliticum, en leggen’er Witzen-meel op. Men kan ook wat Affodille koken in Wyn, en zich van dit afkookzel bedienen. | |
ZWEER IN DEN MOND DER PAARDEN.Zo de Mond verzworen is, en de Zweer tot aan de Gorgel neer komt, moet men het stof van Granaatschillen, heel fyn gezift, daar op strojen, houdende des Paards Tong een half uur gebonden buiten den Mond. Om ze te ververschen, en weder losgemaakt zynde, wast men ze met zuiveren Wyn. Zo dit middel niet helpt, stoot men droge Olyve-bladen klein, en ze gezift hebbende, strooit men haar op het kwaad, na alvorens de Tong buiten den Bek een half uur gebonden te hebben: waar na men den Mond met Water wast, tot dat het Paard is genezen. Indien de verzworen Mond stinkende, schuimende en brandig is, neemt men granaatappelen, die goed zyn om te eten, droog ze en maakt ze tot een Poejer. Men wast dan den Mond; en de Tong van ’t Beest, gebonden hebbende, bevochtigt men de Zweer; en naderhand bindt men het Paard om hoog vast, een half uur lang, en wast den Mond nog eens. Dit zeven dagen achter een doende, zult gy het kwaad zekerlyk genezen, dat men kan weten, als de stank ophoudt. Maar zo de oorspronk en wortel van die verzwering verborgen is, en de gorgel met de aar bezet heeft, trekt men de Tong buiten den Bek, maakt ze vast aan een Tou, besmeert de verzworen plaatzen met Honig, en laat ze dus een half uur blyven, op dat de Tong rondom de Zweren likkende, haar losmake en de Korsten, wegneme. Vat hier op de Tong wederom, en bestrooi de Zweren dikjes met stof van Granaat-appelen en Olyve-bladen, onder een gemengd: voorts laat den Bek, als gezegd is, om hoog houden, en was hem met Wyn. Doe dit negen dagen agter een. | |
ZWYMELING. Zie onder ETEN VAN WOLFSWORTEL.Wild ZWYNEN BEET. Zie B.Opzwelling der ZYDEN. Zie onder BUIK.Zie hier een gedeelte van der Paarden ongemakken, waar van ik nodig oordeelde een kleine lyst op te stellen, om’er den Landman en Huisvader enige kennis van te geven, nevens de hulpmiddelen daar tegen, om niet altoos genoodzaakt te wezen een Paarde-smit te houden, dewyl de meeste smeden op ’t Land niet dan den naam hebben zonder de daat. Rakende zulke ongevallen, die men buiten een Hoefsmit niet kan verhelpen, heb ik niets willen zeggen, om den Lezer geen onnodig bericht te doen, dat hy dog zelf niet kan in ’t werk stellen. Voor de rest kan men breeder onderwyzinge halen uit het reesgenoemde Franse Boek, genaamt de Volmaakte Hoefsmit en Paarden Doctor. Ook uit den Lusthof van ’t Cureren der Paarden, te Antwerpen gedrukt. Voorts uit Piet. Alm. van Coer’s Remedien, etc. Voor de Paarden; Mr. Hoefsmit in ’s Gravenhage. Noch uit de Hofstede en Lant-huis, enz. Uit verscheide Geneeskundige Boeken by een gehaalt, te Dordrecht en uit meer andere. | |
[pagina 750]
| |
paardebloemen. Taraxacum. Dens Leonis geheten, ook Molsla. Beschryving. Zy beginnen in de Lente uit de aarde te komen. De bladen gelyken naar die van Cichorei, en zyn gescheurd en getand, gelyk ene Schicht, en leggen op de aarde. Uit ’t midden der Plant komt een steel van een hand breed, of meer lang, die rond, hol, ros, vol melk is. De bloem is geel en rond, en hoort onder die van een blaadje, Monopetalae, die aan ene knop groejen. Als de bloem weg is vertoont zich een rond van pluizen, ’t geen door de wind verstuift. De wortel is als die der Cichorei en vol melk. Plaats. Deze Plant groeit in de velden en langs de dyken. Zy bloeit in Juni. Eigenschappen. Als zy gekookt is, sluit zy de Maag, maar, rauw gegeten, opent zy. Derzelver sap is goed voor die een Druipert hebben; en, in Wyn-azyn genomen, geneest zy de Koude pis, en gekookt met Wikken, is zy goed voor de Rode loop. ’t Afziedzel van de gantse plant is goed voor de Geluw. Derzelven zap is zeer goed, die een Zaadloop hebben. Men eet de Stoeltjes, als zy in ’t voorjaar eerst beginnen deur de Molshoopen te steken, als Slade.
paarde-tuischer, of ros-kammer. De Paardekopers zullen hunne goederen behouden en vermeerderen, als zy trou zyn in de volgende plichten: want de Propheet Ezechiel verklaart van Godswege, en op zyn bevel, dat hy, die zyne Geboden doet, ’s levens onderhoud zal vinden, en zyne tydelyke goederen vermeerderen. Ezech. XX. vers 21. I. Indien zy Paarden verkocht hebben, die zy wisten, dat openbare, of verborge fouten hadden, voor ene prys, als of zy geene gebreken hadden, het is zonde; en zy zyn verplicht, om weder te geven al wat zy boven de rechte waarde hebben genomen, ten opzichte van derzelver gebreken. II. Wanneer zy, zonder te weten, dat zy fouten hebben, dezelve verkocht hebben tot den zelfden prys, als of zy’er geene hadden, verschoont hen deze onwetenheid van de zonde; maar niet van de verplichting om het te vergoeden, zo drazy’er kennis van krygen. III. Zo zy de fouten verborgen hebben, die men niet ontdekken kan, dan door ’t gebruik; zyn zy verplicht om dezelve niet alleen te kennen te geven, als men hen vraagt; maar ook, als zy niet gevraagd worden, en by aldien die fouten den Kooper aan enig gevaar bloot stellen, of hem enige schade toevoegen; verplichten hen de Wetten om den Koper schadeloos te houden, of de Paarden weder te nemen. IV. Indien ze de gemeene Paarden hoger verkocht hebben, dan de gewone markt, (alzo deze een vastgestelde prys hebben) Tob. 4. Matth. 1. S. Thom. Art. 1. in Corp. als boven; zyn zy tot vergoeding verplicht. V. Zo zy de buitengemene en rare Paarden tot enen buitensporigen hogen prys verkocht hebben; moeten de gierigheid en begeerlykheid niet den prys op de zaken stellen; want hare begeertens zyn onverzadelyk; maar alle Waar, hoe zeldzaam ze ook mag zyn, heeft haren rechmatigen prys, dien de gezonde reden, en de billykheid moeten vast stellen. S. Thom derzelver plaatze. VI. Wanneer ze de Paarden hoger hebben verkocht, dan zy waardig waren; alleenlyk om dat ze den Kooper dienstig en noodzakelyk waren, of zeer wel aanstonden; alzo zy ze niet konden noch mochten boven de rechte waarde verkopen, mits zy het zonder hunne schade kunnen doen. Want de noodzakelykheid en nuttigheid van de zyde des Kopers, staat niet aan hun, gevolglyk mogen ze die niet by den prys rekenen. Art. 1. in Corp. VII. Indien zy zich alleen vergenoegd hebben met ietwes te laten korten op den overmatigen prys der Paarden, die zy te duur verkocht hebben, zich verbeeldende daar door goed te maken het kwaad, dat ze met de overmatigen verkoop begaan hebben: zo zyn ze gehouden om alles geheelyk te vergoeden, wat ze genomen hebben boven ’t geen hun toekomt. q. 61. Art. 2. in Corp. VIII. Wanneer zy Paarden ingekocht hebben tot een lager prys, als zy waardig waren; alzo het even zo weinig geoorlofd is, een Paard voor enen al te geringen prys te kopen, als op enen al te hogen prys te verkopen. Dus behoren zy daar by te leggen, dat’er te kort gegeven was. Art. 1. in Corp. IX. Zo zy gelogen, valsche eeden gedaan, bedriegeryen, streken, en loopjens hebben gebruikt, om hunne Paarden te beter te verkopen; dient men te weten, dat alle die omwegen verboden zyn; En ’t is noit geoorloft te liegen, veel min enen valschen eed by de leugen te voegen. Exod. 20. Levit. 19. Psalm 5. Matth. 5. S. Aug. over den 10. Psalm. X. By aldien zy aan de Smids, of anderen die hen de Paarden doen verkopen, of kopen, enig belofte gedaan hebben, om hunnen onrechtvaardigen handel te helpen bevorderen, tot nadeel van den Kooper, ter oorzaak van de verborge fouten, of om de openbare gebreken te helpen bedekken; zo hebben zy zich schuldig gemaakt aan de zonde, die zy aan een ander hebben doen begaan, en zyn voor hun hoofd gehouden om vergoeding van schade te doen. Art. 1. in Corp. als boven. XI. Of zy na het sluiten van een kwade koop voor een ander, zich vergenoegd hebben, om slechts het kwaad aan te tonen, dat zy door hun verkoop veroorzaakt hebben. Nademaal dat niet genoeg is; want zy behoren den Kooper niet alleen daar van te verwittigen; maar ook voldoening te bezorgen, of anders zelf de schade goed te doen, al hadden zy zelf daar geen voordeel van getrokken. S. Thom. in q. 62. Aart. 7. in Corp.
paardentuisschers. De fynigheden, of, beter gezegd, de bedriegeryen der Roskammeren, zyn zo menigvuldig, dat het schier onmogelyk is, om ze alle op te noemen; nogtans zullen we het grootste gedeelte daar van zoeken te ontdekken, en wel voornamelyk die, welke men kan bemerken, als men’er wel op let. | |
[pagina 751]
| |
Om de staart van een Paard sterk te doen schynen, als het een zwakken staart heeft, binden ze hem op dezelve wyze, als men in oude tyden de Oorlogs-Paarden in de Ridderspelen placht te doen, of men snyd hun de zenuwe af, die van de stuit komt, en sommige weten daar een zeker yzer in te voegen, en heel vast te binden. Als het Paard lange Ooren heeft, snyden zy ze af, en maken ze spits: maar zo ze te veel hangen, weten zy ze over eind te richten, door toedoen van den Oorriem aan den Toom, of Halster; of snyden ook wel ene snede daar in, en najen ze weder op. Is het Paard lang van stel, zo zetten ze het enen hogen Zadel op; En heeft het geen goed hoornen aan de voeten, zo smeren ze die met verscheide zalven, en doen ze op zo een fatzoen beslaan, dat men de fout kwalyk zien kan. Zyn daar aan enige hairen, uit welker koleur men enige kwade tekens kan bemerken, zo geven zy die ene andere koleur, ’t geen men echter aan ’t verschil van de natuurlyke koleur wel kan ontdekken. Wanneer een Paard schigtig is, kloppen zy ’t gedurig met de hand, met de knyen, en spreken ’t gedurig aan, als zy ietwes ontmoeten, daar zy denken dat het voor schrikken zal; om het dusdoende te misleiden, en met andere voorwerpen bezig te houden. Is het hardbekkig, en laat ’t zich niet gemakkelyk ophouden, ter plaatze daar men ’t wil doen staan, zo hebben zy enen man ter zelver plaatze besproken, die t’effens met de hand en stem een teken geeft om te gehoorzamen; en het Paard daar aan gewend zynde, staat terstond stil. Heeft het een harden en drogen bek, zy geven het een zwaar en ruig Gebit, en doen’er zelfs Honig en Zout op, ten einde het wakker schuimbekke. En om te maken, dat een Paard niet op de stang leune; maar licht in de hand schyne, leggen ze een klein kettingje van binnen tegens de lippen, dat aan den Toom vast en zo netjes aangevoegt is, dat men het kwalyk ontdekken kan. Kan het Paard zynen adem niet wel halen, zy splyten het de Neusgaten open, en verhelpen het met allerhande Geneesmiddelen. Is het te ongevoelig in ’t sporen, zo plagen zy het met slagen en bedreigingen, en menigmalen vryven ze het de zyden met Zout, Loog, of Azyn. (Ja sommige ontzien zich niet de Toom van hardmuilige Paarden, met fyn gestoten glas te bestryken, dan wordt het, voor dien tyd, zo zacht van bek, dat het te verwonderen is; maar daar na is het eens zo erg als te voren.) Nog dient men aan te merken, dat de Roskammers en Verkoopers de manier hebben, om de Paarden zekere gewoonten te doen aannemen op de plaatzen, welke zy Monsterplaatzen noemen, daar de Paarden aan gewend zynde, meestendeel wonderen doen; maar, als’er een kenner op gaat zitten, die ze door allerhande wegen om leid, dan ontdekken zich de gebreken wel haast. Uit al het voorzegde kan men deze aanmerking trekken, waar voor men zich wachten moet, en voornamelyk letten; voor eerst op de Hoefyzers, dan op het Gebit en Toom; want door dit middel ontdekt men dikwils de fouten van het beest, en voornamelyk die van den mond, welke niet moet opgescheurd, en de tong niet ingekorven, of afgesneden zyn, gelyk somtyds gebeurt. Dan ook te letten, dat de knyen niet dik behooren te zyn, nochte gezwollen, of geschaaft; als mede, dat de zyden nergens mede gesmeerd, of met roven bezet zyn, Vorders wel te bezichtigen het hoofd, oren, zadel en staart. En om te zien, of het Paard sterk in den rug en heupen is, moet men letten, als men daar op geklommen is, of hy in het galoperen, draven en gaan niet krimpt. En om verzekert te zyn, of het sterk is van beenen, en niet styf in de borst, maar los en buigzaam van knyen, men moet daar op acht geven in ’t afklimmen, en hem een pas laten gaan, met den Toom op den hals te laten vallen, zonder het met de hielen testoten, nochte met de hand, of stem aan te zetten.
paardevlieg is een zoort van grote Vlieg, die een gevaarlyke Angel heeft, waar mede zy Paarden en Beesten steken, dat zy’er zomwyl van sterven. Zy zyn schadelyk aan de Hoven; Zie vruchtboomen.
paards-yzer. Zie Hubners Kunstw. op Ferrum Equinum.
paarlen zyn een kostlyk gesteente, dat men in Oesters vindt. De Paarlen verschillen zo wel in grootte als in gedaante. Men schat de grootste, rondste, gladste, witste, glanrykste en doorzichtigste meest. Als zy alle die hoedanigheden hebben, zegt men, dat zy volmaakt en fraai van water zyn. Men gebruikt ze tot Kettingen om den hals en Brazeletten om de handen. Men gebruikt in de Geneeskunst niet dan de kleine, die men stamp Parelen noemt. Zy hebben zo veel kracht, als de grote, onderwylen kosten zy minder. Men onderscheidt de Oost-indise en West-indise en Noordse Paarlen door hun water, van velerlei kleur. Die men in ’t Oosten heeft hebben een Incarnaat water; die van America trekken in hun water na den groene, en de Noordse, hebben een water dat naar den Appel-bloesseme helt. Maar men moet bekennen, dat die velerlye kleuren vergaan, als zy worden gedragen. De Parel-, of liever Parel-oester-vissery, geschiedt door Duikers, die ze in een Net opbrengen, na dat zy ze onder water, op den grond der Zee, geraapt hebben. Om de Oesters’er uit te halen wagt men tot dat zy van zelfs open gaan, en als men ze’er niet wel weet uit te halen worden ze geel. Zie Hedendaagze Historie. | |
Kracht der Paarlen.Zy zyn, zo men voorgeeft, hardsterkend, goed om ’t Venyn te beletten, de geesten te versterken, en de krachten in flaauten te herstellen, zo men voorgeeft. Hare voornaamste kracht is de zelfde, als die van Kreefts-ogen, Koraal, Perlemoer, en andere weedas-zouten, welke is zuur te | |
[pagina 752]
| |
breken. Dit maakt dat zy samentrekkende en bekwaam zyn voor Bloeden, Hondshonger, scherpheid der Maag en afgang. Zy zuiveren ook het Bloed, en zyn voor Melankolyken goed. Men geeft ze van zes grein tot een half dragma toe in. Eindlyk men gebruikt ze tot versterking van ’t gezicht, en om de Tanden schoon te maken. | |
Uitnemend geheim om Paarlen wit te maken.Neem Pluim-aluin, twe pond, destilleer het in water, Kamfer een half once, Salomons water twe oncen, haal het over, maak’er daar na een doek van nat, en gebruik het. | |
Ander, nog beter.Neem de Bloemen van Boonen en half once, Kalk van Eijeren een once, Sel de Etrangers een Pond, Water van Smeerwortel, Alcohol van Wyn van elks een once, destilleer en gebruik het. | |
Smelting van Paarlen.Was ze in haar geheel en giet ze een reis drie, of viermalen in het Sap van Limoen, en zet ze daar na in de Zon, dan zullen zy in vyf, of zes dagen smelten, zo dat zy na Honig en substantie gelyken. Men kan ze ook in gedestilleerde Wyn-azyn laten smelten. Cardan. | |
Magisterie van Paarlen.Neem enige Oost-indise Paarlen, welke gy grof gestoten in een Matras zult doen, giet daar gedestilleerde Wyn-azyn op, of Sap van Citroen, dat noch beter is, zo veel te meer, als’er minder scherpheid by is. Maak dat het op de Poejer een vingerbreed staat, sluit daar na het Glas met goed Spaans Was toe, en zet het op heete As te trekken; schuddende het twe, of drie maal op een dag, tot dat gy ziet dat de Paarlen op den grond zyn, in een Limoenachtig sap veranderd, giet het Citroen-sap zachtjes af, en laat het overige over een zacht vuur uitdampen, tot dat de Paarlen in een wit Poejer overblyven, ’t geen gy vyf, of zes maal met gedestilleerd Regenwater zult afwassen, tot dat’er alle scherpte af is gewassen, als de Poejer gans droog is. Deze is de ware Magisterie der Paarlen. Merk wel; men moet’er enige druppen Tarterolie in laten vallen, dat doet de Magisterie op den grond van ’t glas vallen. De Spagyrici, of Chymisten schryven’er krachten aan toe, die vrywel naar die van ’t drinkbaar Goud gelyken. Zy zeggen, dat zy goed zyn om ’t Lighaam in gezondheid te bewaren, om alle ongezondheid te verdryven, en inzonderheid onzinnigheid, drajingen des Hoofds, Apoplexie geraaktheid, en andere Hersenziekten. Zy maken ’t ook tot een krachtig hartsterkend middel, dat groot vermogen heeft, en zulke, die aan flaauten, of hartklopping onderhevig, en van een Pest-koors aangetast, met een woord, zy schikken ze ter genezing van alle voorname deelen. Men geeft het van twaalf grein, of een scrupel in Juleppen, of andere bekwame vochten in. Hoe groot de Spagyrici van de Magisteri der Paarlen opgeven, wy kunnen niet nalaten te zeggen, ondertussen, dat alle de krachten der Paarlen door deze bereidingen worden weggenomen. Want de Paarlen door zuren verzaad, waar door zy ontbonden zyn, zyn niet langer bekwaam om de zuren op te slurpen, welke ze in de eerste wegen konden bejegenen, en dan kunnen ze niet meer uitvoeren, dan een mengsel van Kalk, dat veel eer kwaad, dan goed doet. Men moet zich dan vergenoegen met ze ruw in Poeijer in te geven om ’t zuur van zeker soort te matigen, en voor al dat van zwangere Vrouwen. | |
Paarlen door konst gemaakt, Die zo fraai zyn, als de gegroeide, door den Heer Lemery, in zyn nouveau Recueil van de secrets, et Cuiriositez. Tome Second. Cap. I.Neem de fraaiste en grootste Stamp-paarlen, stamp ze en laat ze in Aluinwater smelten, dat het ganse geheim is. Kneed het daar na, en was den deeg zachtjes in gedestilleerd water; kneed het daar na nog eens met het water van Bone-bloemen, en laat het trekken den tyd van vyftien dagen in een Mesthoop. Als het een deeg is, zult gy’er met een zilvere Vorm Paarlen van maken, en steken’er met een Varkens haair een gat in, hangen’t in ene welgeslote Destilleerketel op, op dat’er de lucht gene verandering aan brenge. Daar na zult gy ze op die wys laten koken. Rol ze elk op zich zelven in een zilver blaadje, sny daar na een Barbeel door midden, en steek ze’er in. Maak een deeg van die Barbeel met Weiten-meel, en laat het in een Bakkers Oven bakken. Heeft zy dan nog geen luisters genoeg. Maak dan een Water van een zoort van Kruid genaamd Gratuli, met zes oncen gestoten Paarlen, een once Salpeter, twe oncen Rots-aluin, en Zilverglit. Als de Paarlen gemaakt zyn, zult gy ze een weinig warm maken en koelen in dit mengzel, daar na dragen en aanwassen, en herhalen die zes malen. | |
Om ze hard te maken.Neem Poejer van Kalamint-steen en Koperrood van elks een once, wit van een Ei tot water geslagen, meng het alles, laat het destilleren, dan zal’er een helderder water van komen, waar mede, en met het Gersten-meel, gy een Deeg zult maken, waar mede gy uwe Konst-paarlen zult in een Oven te bakken zetten. | |
Om Paarlen na te maken.Gy zult op deze wyze de Paarlen na maken; neem kleine witte Steentjes uit het Hoofd en Ogen | |
[pagina 753]
| |
van Vissen. Maak deze schoon, en droog. Maak ze tot Poejer, en meng ze met het Wit van een Ei tot dat het schuimt, en sla het tot dat het dik genoeg is, om’er een klomp van te maken, waar van gy kleine Paarlen zult toestellen, zo lang de stof vers, en kneedbaar is. Steek deur ’t midden een gat met een Varkens-bostel. Eindelyk, als gy ’t zult hebben laten drogen; zult gy ze in Koejenmelk laten koken, en nog eens in een plaats laten drogen, daar ze voor zon en stof gedekt zyn, tot dat zy hard genoeg zyn. | |
Paarlen, die na gegroeide gelyken.Neem fyne en zeer witte Stamp-paarlen, doe ze in een glaze Destilleer-kolf, doe’er viermaal nieu Limoensap op, op dat zy zeer zuiver mogen wezen; giet dan uw Limoensap op uwe Paarlen, na dat gy ’t tot een grove Poejer hebt gestooten in een Marmere Mortier. Doe ze daar na in een glazen Destilleer-kolf, en maak, dat het Limoensap daar een paar vingeren breed opstaat. Vernieu uw Limoensap een reis twe driemaal ten minste op een dag, nemende ’t oude sap deur afgieten daar van. Haal daar na uwe Paarlen uit dat sap; en doe ze in een wel toegesmeerde nieuwe Destilleer-kolf, die in de Paardemest gezet wordt, in de Zon, tot dat alles is gesmolten, Dit weet men daar aan, dat’er de Paarlen zo fyn in zyn geworden, dat’er geen kleine Greinen in zyn. Men moet aanmerken, dat’er in uwe stof Diertjes zullen kunnen groejen: maar, zo daar maar twe delen goed van zyn, zal alles wel gaan. Na dat het smeltzel van uwe Paarlen zal zyn gemaakt, zult gy het in Zilvere vormen doen, die van binnen verguld zyn, en gemaakt, zo als ’t u behaagt, latende ze daar zestien dagen in. Haal ze’er dan uit, maak’er gaten in, en doe ze nog weer voor vier dagen in de zelfde Vormen, haal ze’er nog eens uit, en doop ze in Water de Lune, ’t geen gy voor vier dagen hebt gemaakt. Leg ze dan nog eens in uwe Vormen voor de laatste reis, laat ze daar vier, of vyf dagen in blyven. Daar na moet men ze in een Deeg doen, die van Gersten-meel gemaakt is; en vervolgens zult gy ze laten bakken, gelyk gemeen Brood. Na ’t bakken van den Deeg moet men ze’er uitnemen, en ze in een, of twe pinten Ezelinne Melk doen, die in een aarden Pot zyn gedaan, en ze daar in laten koken, tot dat de Melk is verteerd. Daar na zullen uwe Paarlen by na niet van de natuurlyke verschillen; en weinige Juweliers, zullen’er ’t kunstje van verstaan.
Paassen is een plechtig Feest, dat Joden en Christenen jaarlyks vieren, de eerste wegens’t voorbygaan des verderf Engels, die de eerstgeboren van Egypten sloeg; terwyl zy daar van bevryd bleven; en de laatste wegens de opstandinge van Jesus Christus onzen Zaligmaker. Dit Feest is verplaatsbaar, want men heeft het jaarlyks niet op den zelfden dag der maand, noch in de zelfde maand. De andere Feesten, welke verplaatsbaar zyn, hangen van het Paasfeest af, om in de Kerk gevierd te worden. Deze zyn Pinxsteren en de Quadragesima. ’t Is nodig te Paassen vast te stellen om de andere te plaatzen. Eer wy de manier opgeven, om den dag in de maand te weten, waar op het Paasfeest moet invallen, is ’t dienstig enige aanmerkingen te maken. 1. Het Paasfeest wordt niet gevierd, dan ’s Zondaags na de volle Maan die in Maart valt. 2. De volle Maan van Maart is die, welke naast na de Evennacht van de Maart voorvalt, en welke men stelt op den 22sten van Maart. | |
Middel op te weten, op wat dag men het Paasfeest, in een voorgesteld jaar zal vieren.Doe by de Epacte van het voorgestelde jaar 1 by. trek die somme van 30 af, ’t geen overblyft, zal den dag der maand van Maart beduiden, na welke de eerste dag der Mane zal beginnen. Zo gy na dien gevonden dag vyftien dagen rekent, zal deze de dag der volle Mane zyn; en de volgende Zondag is dan de dag, waar op het Paasfeest moet worden gevierd. Voorbeeld. De Epacte van 1719 is 9; doe daar 1 by, dan is het 10, dat van 30 afgetrokken blyft’er 20 over. Deze betekent den dag der maand van Maart, waar na gy uwe vyftien dagen rekenen moet, en waar van de laatste op den 4 van Grasmaand voorvalt. Die dag zal de volle Maan van Maart wezen, en de volgende Zondag, de 9de April, is de dag, waar op men zal het Paassen plechtig vieren. Zo men had, by voorbeeld, ’t Jaar 1718 gekoren, zoude de volle Maan vallen voor den 22sten van Maart, ’t geen met de eerste aanmerking strydt, en dan moet men de rekening tot de maand April overbrengen.
paau is een Vogel, die genoeg wegens de schoonheid van zynen Staart bekend is, welke met verscheiden kleuren is geschakeerd, welke grote Ogen schynen te verbeelden. Men heeft twe soorten van Paauwen, tamme en wilde. De tamme houdt men op Voorhoven, ’t zy uit liefhebbery, of om jonge Paauwen te hebben, die een zeer goed eten zyn. De Wyfjes noemt men Pawinnen. De Paauwen klimmen op de hoogste plaatzen, om’er op te zitten als een Uyl op een Krik, als op Huizen en grote Boomen; en ’t is niet nodig ze op ene overdekte plaats te sluiten. De Pawinnen beginnen eerst op haar derde jaat te leggen, en doen dit op afgelegen plaatzen. | |
’t Broejen der Pawinnen.Zo men wil, dat een Pawin drie malen broeit, moet men een broed onder de grootste en oudste Pawinnen in ’t begin van de Maan zetten, en de Pawinnen het leggen laten volbrengen. Als zy broeit gaat zy weg en verbergt zich voor de Paau in een geheime plaats; want hy houdt niet af van ze te zoeken, en vindt hy ze, zo slaat hy ze, om ze uit het nest te doen komen, en breekt de Eijeren. | |
[pagina 754]
| |
Als men zorg heeft gedragen, dat men de Eijeren ener Pawinne heeft vergadert, kan men ze onder een Hen zetten om ze uit te broejen; in dat geval moet men aan een Hen, den eersten dag, vyf Pawen-Eijeren geven, en negen van een Hen, daar na zal men den tienden dag de negen Hoender-eijeren wegnemen, en zal’er negen anderen in de plaats leggen. Door dit middel zult gy vinden, dat ze alle te gelyk, den dartigsten dag zullen uitkomen. Gy zult het zelfde aan verscheiden Hennen doen, op den zelfden tyd, en om dat het Pawinnen Ei, uit hoofde van deszelfs grootheid van ’t Hoen zo licht niet kan gekeerd worden, zult gy het zagtjes keeren als het Hoen gaat eten; en gy zult het bovenste met inkt tekenen; op dat gy, als gy wilt, zoud kunnen zien, of zy’er een gekeerd heeft, anders zoud gy daar veel tyd mede te zoek brengen. Als zy alle uit zyn, moet men alle de Kuikens aan ene Hen geven, en de Paauwen aan ene andere, maar draag zorg, dat die, welke de Kiekens by zich heeft, die niet ziet, welke de Paauwen hoedt; want zy zoude de hare uit jalousie verlaten uit hoofd van de grootheid en schoonheid der andere. | |
Om witte jonge Paauwen te hebben.Als de Pawinne Eijeren broeit, en men haar met wit Lywaat wil bedekken, zal zy Kuikens krygen, die wit, of van een gemene kleur zyn. Men kan ze ten dien einde in Koojen, of Hokken sluiten, die behangen zyn met wit Lywaat, of die wit geschilderd zyn, zo dat al, wat zy in ’t leggen en broeijen ziet, wit is. Na dertig dagen, als de kleine zyn uitgekomen, en de Moeder zorgvuldig is geaasd, in hare Broeiplaats, gelyk van de Hoenderen is gezegd; zet men ze onder een Kooi op ene plaats, daar de Paau niet kan komen, want hy haat de kleinen en doet ze kwaad, tot dat zy de kuif hebben, en als zy die maken, moet men ze warm houden: want dan zyn zy zeer ziek, en sterven’er veeltyds van.
pad. De Padden hebben gebruiks genoeg in de Medicynen. Om ze te bereiden heeft men’er, die ze door en door gestoken hebbende, in ene luchtige plaats laten drogen en ze ten gebruike bewaren. Andere binden een tou aan de Achter-poot en hangen ze dus in dergelyk een plaats op, alwaar zy ze niet alleen laten, tot dat zy gestorven zyn, maar zelfs gedroogd; en dus gedroogd zynde bewaren zy ze ten gebruike. De Padden op deze wys bereid in de hand, of onder de oxel gehouden, of achter het oor, of om den hals gehangen, gaat voor een eigen Geneesmiddel deur, voor ’t bloeden uit de Neus: zy houden ook de stonden op, die te veel gaan, als men ze op den Buik legt. De Poeijer van Padden op Venus gezwellen gelegd, trekt de kwaadaardigheid daar van uit. Zy doet ook de waters der Waterzuchtigen als zy op de Nieren gelegd worden, of in witte Wyn van een scrupel tot een dragma ingegeven, heengaan. Van Helmond pryst de Amuletten sterk aan, die hy wil, dat men van Poejer van gedroogde Padden bereidt; en de stoffen, welke zy uit de keel al stervende in een kopje, van Was gemaakt, ’t geen men’er onderzet, terwyl zy aan de poot ophangt, kwyt wordt. Hy verzekert, dat die Amuleten eigentlyk zo wel, om voor de Pest zorg te dragen, dienen, als om ze te genezen. Hy zegt eindlyk, dat de Schryvers alle de krachten van een Pad aan een Been, of liever aan een Steen toeschryven, welk men somwyl in het hoofd van grote, of oude Padden vindt, en welke men Paddesteenen noemt, welke de Latynen noemen Bufonites. Zie dezelve op den naam van paddesteen. De Chimisten trekken een vluchtig zout van de Pad, waar van de kragten tegen Waterzucht wonderbaar zyn, men stampt gedroogde Padden en men gebruikt ze in de zelfde ziekten. Men geeft ze van ene Scrupel tot twe, als men ze inneemt; maar men legt ze ook uitwendig op den Navel, waar na ze ’t water afzet. Schoon de Pad gene Tanden heeft zy blaast zich echter op, om een kwyl uit te schieten, ’t geen men zegt vergiftig te zyn, als zy zich vinden vervolgd. Als men van zyne spog, of pis is geraakt, moet men de plaats terstond met Pis, of Brandewyn wassen, en enig vluchtig Zout van Padden, en Harts-hoorn innemen, om ’t stollen des Bloeds te beletten, of om ’t te ontbinden, zo het begint te stollen, dit is een voorzorg, welke het goed is te nemen, om toevallen voor te komen, die daar aan zouden kunnen gebeuren: maar de Padden zyn in een gematigd Land zo zeer niet te vrezen, als in hete Landen.
paddebloem. Zie Koeidil p. 404.
paddesteen, is een kostlyk gesteente gelykende na een kleine Bottel, ’t welk hol is aan ene en verheven aan de andere kant, bruin bleek en somtyds zwart, somtyds wit, somtyds groen, en van velerleije kleur. De witte is de Beste. Deze Steen tot Poejer gestampt en ingenomen gaat voor een uitnemend tegengift deur; en nog meer, men vindt’er, die verzekeren, dat zy, die ze by zich dragen, voor alle vergiften bewaard zyn; en dat men ze zachtlyk over imands Vlees vryvende, het zwellen belet, ’t geen door venynige Beesten wordt veroorzaakt, en alle venyn na buiten haalt. Doch men vindt’er, die alle deze krachten voor verdigt houden, Zie Lemery Dictionaire de Drogue.
paddestoelen. Zie kamperfoelie. Men heeft een soort, dat men Mousseron noemt, en daar alleen onder de soorten opgeteld is, zonder te zyn beschreven. Dit is een kleine witte Kamperfoelje, die in de maand Mei uit de Most groeit. Zy is niet groter, dan een kleine Erret. Men heeft ze dien naam gegeven; om dat men gelooft, dat zy in de Most is verborgen. Plaats. Men vindt ze in schaduwachtige plaatzen in de Lente, op het Hout en de Bóómen, onder de Distelen en op de Velden. | |
[pagina 755]
| |
Eigenschappen. Zy voeden, geven krachten, doen vrteren, verwekken Zaad, zyn uitnemend in gestoofden, en geven daar veel verhevens aan, en men bereidt ze op deze wyze. | |
Manier van Mousserons gereed te maken.Men pluist de Mousserons, gelyk de andere Kamperfoeljen, of kookt ze in witte Wyn, met Verjuis, Uijen, Zout, Peper, Citroen, en enige fyne Kruiden. Dit gedaan, en zy gaar zynde, neemt men ze af, en men dist ze op met weinig saus, waar in men zoeten Room doet. Men eet de Mousserons ook gefruit, gelyk men de Champignons doet. | |
Paddestoelen, tot gestooft.Neem Mousserons, maak ze schoon, was ze wel, en sla ze in een Servet uit, gelyk men Salade doet, doe ze koken in een Casserol met Boter (of gesmolten spek); doe’er fyne kruiden by, maak ze met Zout, Peper en Nentmuskaat smaaklyk, en daar na, eer men ze opzet, maak de saus met Dojers van een Ei, of wat Meels, of gerast van Brood gebonden. Men maakt de Poejer van Mousserons ook, gelyk die van Champignons. Zy is uitnemend, om een gestoofd van verheven smaak te maken.
pagter. Zie ontfanger.
paling. Zie aal. Men vangt de Paling en de Aal op de zelfde wyzen; gelyk de eerste ook niet, dan aan de stompheid der Bek en blankheid van de laatste te onderkennen is; zo gebruikt men ook tot de Paling zo wel als Aal, behalven de Vistuigen in ’t artikel Aal te vinden, om ze te vangen, nog Fuiken en Korven. De Fuiken zyn Netten, welke in ’t Artikel Net breder beschreven zyn, en de Korven, zyn in ’t Artikel Fuik beschreven. Zy zyn in Vleugels, Buik, Inken, Einden en Kubben zyn verdeeld: beduidende de laatste het achterste gedeelte van een Korf, waar in de Paling by een komt. Dit kan’er af genomen worden, om’er de Paling uit te halen. Deze Fuiken en Korven zet men in stille Waters voor Hoofden-enden, Bruggen en Weteringen, daar men tocht van Water heeft; en deurgaans met de wieken van de tocht afgekeerd. Men vangt ze ook met Dobbers, dat is ronde houten van een half voet lang, waar aan Touw is ’t geen’er is opgewonden, en aan welker eind een Fleurhaak is, waar aan men Aas, of meest een klein Visje doet, terwyl aan dat zelfde Hout nog een Toutje is, waar aan een steen is, die den grond kan bereiken, en als tot een anker dient, op dat de Vis niet in staat zoude zyn om’er mede heen te lopen, of het door de stroom niet zoude verdreven worden. Deze Dobbers worden tegen den avond in grote Waters, Plassen, Meren, Graften, uitgelegd, aan elk Aas gedaan, en ’t Lyntje een Vadem afgewonden; en men haalt die Dobbers ’s morgens weder op. Als men’er Groei, of kleine Visjes aan doet, steekt men den Haak deur den Rug, met de punt na voren toe, om dat ze de Paling zo wel, als Snoek by de kop inzwelgt. Men vangt ze ook aan Fleuren, zo wel, als de Snoek, Zie van de Fleuren onder ’t woord snoek en snoek-fleuren. | |
Bereiding.De Paling is een lekker eten; dat op velerleije wyzen wordt in de Keuken gereed gemaakt. Men eet het gevuld op deze wyze. Neem uwe Palingvis hakt ze klein, doe’er zoete Room, kruim van Brood; twe, of drie Sjalotten, Pieterseli, Zout, Peper by. Dit gedaan zynde vul daar de graat mede, laat ze daar na in den Oven, in een Taartepan braden, en daar een aangename kleur krygen. Men eet ook de Paling au blane; men vilt ze en doet ze stoven met een glas witte Wyn, Zout, Peper, een bosje fyne Kruiden, boomtjes van Artichokken en Champinjons. Als alles gestoofd is, doet men daar Dojer van een Ei in, dat geweld is in Verjuis. Daar na zet men het op voor een voorgericht, dat met gefruite Pieterzeli, of Brood voor een voorgerecht dient. Men kan ze ook met een bruine Saus opdissen; men braadt ze in een Kasserol met geroost Meel rood; daar na doet men’er witte Wyn by, Zout en Peper, een bosje fyne Kruiden. Als het gestoofd en de Saus gebonden is, dist men het als ’t voorgaande op. Men zet ze ook gebakken, of gefruit, op deze wyze op. Men snyt ze aan mooten, laat ze in Verjuys, Zout en Peper, met een stuk groene Citroen een weinig staan; daar na neemt men Meel, strooit’er dat over, en laat ze daar na fruiten in een Pan met Boter. Men kan in de plaats van Meel een Beslag gebruiken, dat helder is en beslagen met Eijeren; daar na kan men het met gehakte Pieterzely opzetten, voor tussengerecht. Om gebraden Paling te eten, moet men ze villen, aan stukken snyden, in Verjuis laten staan, als gezegd is; ze daar na laten roosten, om ze daar na met ene Saus van Boter, Azyn, Zout en Peper op te dissen; anderen gebruiken een rode Saus, of Saus Robert. Men maakt Potspys, Pastyen en Taarten, van Paling en Aal. Zo mag men in Vrankryk Paling en Aal bereiden, maar een Hollanze maag verteert ze best, eenvoudiger bereid. Zy snyden ze aan geen grote mooten, koken ze in schoon Water tot ze by na gaar is, doen’er Zout by; dissen ze op; eten ze met raauwe Pietersely, Peper en Azyn. Of braden ze aan een Spit waar aan ze de mooten, een vinger lang gesneden, steken; ze met Peper en fyn Zout bestrooijen; en eerst met de gesneden stukken boven en onder laten tussen twe ryen geglommen kolen staan; terwyl ze het uitgedropen vet, in een goot van Yzer, ontfangen, of op Zand; | |
[pagina 756]
| |
en daar na genoeg uitgedropen zynde keert men de gesneden kanten na de kolen toe; maar, begeert men ze malser, men kan de gesneden kanten terstond schroeijen. Men zet ook de mooten in een platte Pan kort by een overeind, giet’er Water by, ’t geen men’er eens mede gekookt hebbende afgiet, om ’t magtigste vet kwyt te worden. Daar na doet men’er vers Water, Zout, Peper, of Saly, wat Boter, gestootte Beschuit over, en zet vuur boven en onder tot dat het genoeg is. Of men snydt grote Paling aan dunne mooten, walmt deze eens op, en ze opgewonden hebbende, stooft men ze en kruidt men ze, als Karper, met rode Wyn. Men eet ze ook gekookt met een Eijerdoop.
palm, Boxboom, of in ’t Latyn Buxus. Zie van deszelfs soorten Hubners Kunst-woordenboek, op ’t woord Buxus. ’t Palmen-hout is hard en vast, wit, trekt na den gele; de bladen zyn altyd groen, vallen ’s Winters niet af, als die van andere Boomen, welke gemeen zyn. Gelyk het enigermate na Gajac gelykt, zo heeft het’er ook eigenschappen van: want de ondervinding doet zien, dat het zweetdryvend is. Zo dat’er hedendaags zyn, die het Guajac van Vrankryk noemen; en verzekeren, dat het de Spaanze pokken, al zo gelukkig en zeker geneest, als de Guajac. De Chymi stookt uit dik hout een zure geest, welke zo wel zeggen ze, als de Gajac, alle stinkende vochten door zweet, of door onzichtbare deurwaasseming uitdryft. Men haalt’er ook een zeer geurige Olie uit, die het zelfde uitvoert; zo zy overgehaald is, en die nog meer aan het bederf der deelen wederstaat. Men geeft ze van twe tot zes druppen in een glas Water, in Afziedzel van Wyfjes Varen, of witte Wyn. De Chymisten zeggen, dat zy ook voor de Vallende ziekte zeer goed zy, en zelfs in Tandpyn, zo men in de Wortel der Tand een wiekje steekt, dat in dezen Olie is vochtig gemaakt. Zy is ook zeer goed voor opgegeten Tanden. Men vindt’er die willen, dat de bovengenoemde Olie ook ene verdovende kragt heeft, en dat het daarom is, dat zy de pynen doet bedaren. | |
’t Telen van Voetpalm.Voetpalm is in ’t bezetten van Bloem-tuinen en Bedden, in den Tuinbouw van veel gebruik. Zy groeit aan Stoelen, en schiet dicht uit. Om ze te vermeerderen scheurt men de Takjes van de wortels, en zy vat haast wortel; men verkoop ze by de voet. Schoon men alle Boomen, die, altyd groenblyvende Bladen dragen, best in de Herfst verpoot, en dus ook de Palmboompjes, echter doet men ver best, dat men met het Voetpalm poten tot in de Lente toe wagt, om dat zy anders, in bolle gronden inzonderheid, opvriezende, veel van den Vorst in de Winter te lyden heeft. Om cierlyke Grondlofwerken van Palm te kunnen maken, en verder wel te onderhouden; moet men gemene fyne Palm verkiezen, die drie jaren verplant en nooit geschoren is geweest. Ouder Palm is daar toe te stokkig. Zo is ’t ook met geschoren Palm, maar voor al met zulke gelegen, die ’s jaars te voren is geschoren geweest. Van zulke driejarige planten, van hare houtige stelen gezuiverd, en die niet als jeugdige scheuten heeft, die ten uiterste drie nevens den andere staende groenbladige takjens hebben, kan met gemeenlyk uit ider roe lengte zes roeden uitgemeten Lofwerk planten. Want men moet dezelve niet dichter planten, dan dat de uitgespreide takjes, naaulyks malkander raken. Het Palmyzer, daar de Palm mede in den grond wordt gestoken, moet tussen de twee tanden, bolachtig rond wezen, op dat de Palmtakjes door ’t insteken niet geknakt, noch gebroken worden. Doch gebeurt het, dat de Poter voelt, dat een takje breekt moet het uitgehaald en een ander in de plaats gestoken worden. Men moet acht geven, dat men geplante Palm in ’t eerste Jaar niet schere. Een die ’t scheren verstaat zal in ’t lood scheren zonder dat men het hoort. Doch die ’t niet verstaan zullen schuyn scheren en veel geklaps maken. | |
Palm voor Bomen en Heggen, of grove Palm.Gelyk alle altyd groenende Boomen voor sterke winden moeten gedekt zyn; zo moet dit inzonderheid ontrent de Heggen van grove Palm in acht worden genomen. Dewyl de Palm nimmermeer zo hoog als Taxis, of Hulst groeit, maakt men’er ook lager Heiningen van; maar daar toe is de fyne Palm niet goed. De houtgewassen met bont blad zyn altyd om hare zeldzaamheid veel geacht; maar voor ’t oog zyn zy zo aangenaam niet.
palm. (Maagden) zie pervinca.
palmboom, Dadelboom; in ’t Latyn Palma. Beschryving. ’t Is een grote Boom, waar van de stam met schelpen, als beset is, welke de einden der verflenste en afgevallen, of afgesneden takken, of liever bladen zyn. Deze wassen alleen aan den Top des Booms, staan in ’t ronde en de einden krommen zich na den grond toe. De bladen, die aan dese stelen staan, zyn lang, smal, tegen over malkander staande, gelyk die van riet. Van deze Bóóm zyn tweder hande soorten, welke beide vereist worden om een soort van vruchten voort te brengen. ’t Ene soort draagt bloem en nooit vruchten; ’t andere nooit volmaakte bloem; maar wel volmaakte vruchten. Zonder dat ’t laaste soort, met het stof van ’t eerste besproeid wordt, draagt het nooit vruchten. Zo dat het als ’t Wyfje kan aangemerkt worden, daarom onderscheidt men | |
[pagina 757]
| |
ze by de liefhebbers ook in Palma mas en Foemina. Zie Kampfer Amenitat. Hy brengt vele bloemen voort, die wit zynde aan trossen hangen, welker steel dun is. De Palmboom heeft een malse knop, die wel een arm lang is, waar uit verscheiden kleine spruiten voortkomen, welker ene van de andere drie vingeren breed afstaat, waar uit vruchten ter grote ener kleine Komkommer voort komen, welke ryp zynde geel zyn. Hunne schel is, als die van een Vyg, en men schiltze als men ze eten wil. Hun vlees is als dat van de Meloenen. De vruchten worden dadels geheten, waar in men ene harde en stenige Neut vindt, waar in ene lange rode Pit is, van een weinig bittere smaak. Plaats. Dees Boom wast in Asia, en Africa. De beste Dadels komen van Tunis en Provence. Maar dese worden niet lang bewaard. Men ziet in verscheiden Plaatzen van Italien Palmboomen, die geen vrucht dragen. De Palmboom heeft altyd groene bladen, en bloeit in de lente. Eigenschappen. De Palmboom is in alle deszelfs deelen samentrekkende. Als de Dadels nog nieu zyn, stoppenze meer, dan die ingelegd, of gedroogd zyn. Zy doen kwaad aan ’t hoofd en maken dronken. De drogen hebben een goed gebruik by de spys voor hun die bloed spuwen, voor de rode Loop, en voor het braken. De Diaphaenicum, welke van Dadels wordt gemaakt zet het slym af. De Dadelnoten zyn samen trekkende, en sluiten de sweetgaten van het Lighaam. Als men de Palmvrucht eerst eet, schynt zy fraay: maar daar na vindt men ze zo aangenaam, dat men’er zig niet zat aan kan eeten. Zy voedt niet veel, is goed voor de hitte der blaze, en Long, schoonze anderes pisdryvend is en tot byslapen aanzet. Zy maakt den buik los. Maar eet men’er te veel van, schaadtze aan de Maag, verstopt de Lever; om ze te verbeteren moet men ze met gehonigd water, of groene gember gebruyken. Palmboom zonder vrucht. Dit gewas is vyf, of zes Ellebogen hoog, en men plant het gelyk andere uitspruitsels. Hy brengt bladen, als het ried voort: maar zy zyn breder, minder gepunt en langer: want men vindt ze die drie armen en een halve lang zyn en anderhalve breed. De rib, die in ’t midden is, is breed en dik, heeft oneindig vele aders aan weerskante. Zy blyven in de zomer droog, ’t zy uit hunnen aart, of door de hitte van de zon, zo datze in den maand September afvallen, en niet weder voor den dag komen dan in het voorjaar, Des zelfs schors is gans met schelpen gedekt, gelyk de Dadelboom, voor ’t overige is ’t niet dan ene stam, die geen takken heeft. Zy wast overvloedig in Ciprus en Egipten.
palmyzer is een soort van gereedschap, in den Tuynbou in gebruik, dat uit een rond yzer ontrend van een voet lang bestaat, dat van onderen, als aan een vorkjes gespleten is, waar tussen men de Palmtakjes vast houdt, van boven heeft het een Hilt, of handvat, als een Kruk, van hout, om het te gemakkelyker in den grond te duwen. Men gebruikt het meest om Palm in parterren te zetten, en in te boeten.
pan is een Keukengereedschap. Men heeft ze van meer soorten, zo in grootte als gedaante; ’t ene dient om te bakken en snerken, zo Vruchten, als Vlees enz. Men heeft ze van Yzer, of Koper met een steel; de andere zyn dieper, hebben twe oren, póóten, of gene, worden om te Stoven en Confyten gebruikt, en zyn van rood, of geel Koper groot en klein ook zyn ze van aarde, zo met een steel, als oren.
panacea antimonialis. Deze wordt bereidt met een smeltbare Wynsteen, die door de Boter van Antimonie tot een Braakwyn wordt gemaakt, en door de vocht der Lucht smelt. Doe in een grote Matras een halfpond Butter van Antimonie, een pond Crystallen van Wynsteen, zeer fyn gestoten, zes Pond gemeen Water, dat een weinig heet is; Meng alles wel door een, en stop de Matras met een stop van Papier toe, zet ze op ’t zand, en maak’er onder een vuur, dat allengskens tot het koken van de vogt toe wordt vermeerderd. Houd daar mede den tyd van zeven, of acht uren aan; doe daar in ’t vervolg allengskens een pond Olie van Wynsteen by, die van zich zelve is gesmolten, en is heet gemaakt; Dit zal het doen opbruissen. Als dit over is, laat de stof, nog warm zynde’er deurzygen, en laat de vochtigheid van in een glazen, of verglaasd aarden Vat uitwasemen op heet zand tot dat zy droog wordt. Daar zal een soort van zout, of van Braakwynsteen overblyven, welke men in een Kelder moet zetten, of in een andere vochtige plaats, dan zal’er ene goede menigte van tot een heldere Vocht smelten, welke gy zult in een glazen Bottel uitgieten, en bewaren; deze is de Panacea Antimonialis. Zy doet braken, dog zachtlyk, Men geeftze van acht tot twintig druppen, in een nat, of in de ene, of de andere bekwame Vocht. Deze bereiding wordt gemeenlyk een Panacea Antimonialis, of algemeen geneesmiddel geheten. Zy werd voorheen met meer omstandigheden beschreven, maar welke naaukeurig met myne gegeven beschryving overeenkomen. Om deze wel te maken, moet de Matras vry groot zyn, zo dat zy’er niet méér, dan half vol van wordt op dat de stoffe plaats genoeg houde, om op te vliegen. ’t Is ook goed het water heet te maken eer men ’t op de Boter van Antimonie en de Krystal van Tartar doet, zo op dat het mengen te eerder geschiede, als om ’t Vat heet te maken, op dat het geen gevaar loope van breken, als men het op vuur zet. Men moet de stoffe lang koken, op dat de Krystal van Wynsteen, zich zo veel verzade, als mooglyk is met de braakmakende Butter van Antimonie. ’t Opvliegen ’t geen’er gebeurt, als men Olie van Wynsteen op de stof giet, komt daar van daan, dat het het zuur van de Crystal van Wynsteen, en de | |
[pagina 758]
| |
Butter van Antimonie met geweld in de gaatjes van het Weedzout van de Wynsteen dringe, en ze in ’t ruw verwyde. Als men de deurgezygde Vocht doet uitwasemen, moet men letten, dat men op ’t laast met een houten Spatel den grond van ’t Vat roere: want anders zoude het niet missen, of het zoude tot een zout stollen, en zich aan ’t Vat vast zetten. Dit zoude gebeuren, om dat de Crystal van Wynsteen geen zuiver zout is: maar een mengsel van die stoffen, of, gelyk het gevolglyk Olie in zich heeft, is ’t aan ’t branden en verbranden onderworpen. Het Zout, ’t geen een waarachtigen Braakwynsteen is, smelt door de Vocht der lucht, gelyk alle andere Zouten doen; Maar daar blyft niet over, dan een gedeelte, ’t geen op den grond van ’t Vat, als een magister valt,’er noit zich in de Vocht begeeft. Men moet hevige werking aan dit braakmiddel wachten, ’t is gematigder, om dat het Wynsteen Zout, ’t geen’er deurgemengd is, ten deele de punten der Zoute Zwavel van Spiesglas vast gemaakt, en gebroken heeft.
panacea mecurialis. Neem zo veel Sublimatus dulcis als ’t u behaagt, stamp het in een Marmeren, of glazen Vyzel, en doe het in een Matras, daar gy den Hals, op de helft harer hoogte, hebt afgesneden laat drie vierde van de Matras ledig, zet ze daar na in zand over een Fornuys, en doet een uur lang’er weinig vuur onder, om de stof heet te maken. Vermeerder het allengskens tot den hoogsten graad en blyf daar mede ontrent den tyd van vyf uren aanhouden, om de stoffe den tyd van sublimeren te gunnen. Als de Stof is koud geworden, zult gy ’t glas aan stuk breken, en een weinig ligte Aarde, die ros van kleur is, en op den grond gevonden wordt, wegwerpen en scheiden de Sublimaat van het Glas; gy zult ze stampen en in een Matras Sublimeren, gelyk gy gedaan hebt en dit herhalen tot zevenmaalen toe. Vryf die Sublimaat op eenen Marmer, of Porfyrsteen, tot dat het ene onvoelbare stof is geworden; doe ze dan in een glaze Kolf, daar gy overgehaalde Brandewyn ter hoogte van vier vingeren in zult gegoten hebben. De Kolf hebbende met zyn kapiteel gedekt, laat de stof vyftien dagen trekken, hebbende ze van tyd tot tyd met ene yvoren Spatel doen roeren. Zet daar na de Kolf op een Marie-, of Damp-bad, maar maak een ontfang glas aan de bek van het kopstuk Vat en alles uitnemend digt in zyne samenvoegsels met een natte blaas; en doe de geest van wyn over een matig vuur destilleren. Als de vaten zyn koud geworden, maak ze los, en gy zult het Panacea op den grond van de Kolf vinden. Is zy nog niet droog genoeg, gy zult ze over een ligte zand hette droog maken, terwyl zy met ene yvore, of houte Spatel, in de Kolf zelf, tot stof gevoerd wordt. Gy zult het in den aarde Vat doen, om het te bewaren. Deze Panacea Mercurialis is een uitnemend middel voor allerlei soorten van Venusziekten Verstoppingen, de Scheurbuik, de koude Klieren, Schurft, Dauwwurm, droog Kransel, wurmen, Majen oude Zweren. Men geeft het van zes Grein tot twe Scrupels in de Conserf van Rosen. Men moet het in ’t begin in geringe menigte geven en allengskens de gift vermeerderen. Dit middel, ter bekwamer tyd gegeven, kan enige smeringe in hun voorkomen, die van de spaanse Pokken zyn aangetast. Zo men ze geeft op den zelfden dag, dat men imand gesmeerd heeft, zal het doen beginnen te kwylen, Als men het ten dien einde ingeeft, moet men het beginnen met tien grëin ’s morgens en zo veel ’s avonds te geven. Den volgende dag zal men op dergelyke uren daar van vyftien grëinen beginnen te geven, en den derden dag twintig grëin. Men zal vervolgen met de gift te vermeerderen, tot dat men overvloedig zal beginnen te kwylen; dan onderhoudt men het met om de twe, of drie dagen een twaalf grëin van dat Panacea te geven. | |
Algemeen PANACEA voor allerleije soorten van ziekten, inzonderheid voor kwaadaartige Koorsen. zie ESSENTIE SOLARE.panikkoorn. Zie spelt, spelde.
pannetje is een gereedschap van de Keuken, ’t geen dient om Saussen te maken, Eijeren te koken en dergelyke. Men heeft ze van geel Koper en van aarden. Men zegt de Struiven, in een klein Pannetje gemaakt, smaken beter, dan die in een grote Pan worden gemaakt.
pap. Is een geneesmiddel, dat uit verscheide drogeryen bestaat, die gemaakt worden, om gezwellen te ontbinden en te verdwynen, of te doen zweren.
pap. (gemene.) Neem vier oncen, en een half witte Brood; een pond eerst gemolken Melk, drie dojers van Eijeren, een once Rozenolie, een dragma Saffraan, twe dragmen Extract van Opium. Men zal het binnenste van een Wittebrood, eerst uit den Oven gekomen, uit kruimelen en laten het in een Pan met melk over weinig vuur koken, roerende het van tyd tot tyd met de Spatel, tot dat het een dikke Pap wordt. Als men de pot van ’t vuur heeft genomen, zal men daar drie dojers van Eijeren deurslaan, een once Rosenolie, een dragma gestootten Saffraan, en daar door doen twe Dragmen Extract van Opium by, zo de pyn groot is. | |
Pap voor alle Gezwellen.Neem Alsem, Heumst Seldery, Bilsenkruyd van elks evenveel, doe het alles in water, gelyk Spinasie koken, en verkook het water, tot dat’er niet meer opblyft, dan van doen is, om lyf aan de Pap te geven. Hak dan de Kruiden, en maak’er een Pap van met Roggemeel. Leg ze’er heet op en verander ze van vier tot vier uren, Is’er | |
[pagina 759]
| |
ontsteking by, doe’er een weinig zoeten Room by, of Boter zonder zout; zo men moet doen zweren, doe’er een rypmakend middel by. | |
Ander voor harde Knoestgezwellen, harde Klieren en gezwellen by de de Ooren.Neem dove Netel, of Galiopsis in ’t Latyn, stampze, doe ze in Wynazyn tot een Pap koken, en leg ze’er op; men gebruikt ook het Afziedzel ten zelfde einde. | |
Ander.Neem de Knoppen van een Ypenboom voor het geven van Bladen, maak’er een Pap met Wyn van, en leg ze’er op. Men gebruikt ook de twede Bast van den Ypenbóóm ten zelven einde gereed gemaakt.
papegaai Perroquet. in ’t Frans, is een Vogel met Veren van velerleije kleur. De gemeeste is Groen, geschakeerd met Rood, Geel, Zwart; of van Graau, Geschakeerd met Rood. Zy is dik en sterk van Bek, die in tween verdeeld is, waar van ’t onderste stuk kort is, en ’t bovenste lang dog krom. De kleur en grootste maken de velerleije soorten van Papegaijen uit, welke’er in de Wereld zyn. Men brengt ze ons uit Indien, de Malabaar, Ethiopien, en andere hete Landen. Men geeft haar Vruchten, Granen, Brood in Water en Wyn geweekt, en vele andere dingen. Maar men moet zorge dragen, dat men ze gene Pieterselie geeft. Deze is een Vergif, voor die Vogels. Als men de moeite doet van ze te leeren, leeren ze Spreken, Zingen, en de stem van Menschen en Dieren nabootzen. | |
Eigenschappen van de Papegaai.Het Vlees gekookt en ’t Nat, ’t geen men’er van kookt, zyn goed voor de Vallende Ziekte. Der zelver Drek gedroogd en aan Poejer ingenomen, is goed om Zenuwen krachten te geven. Men geeft het van een half Scrupel tot anderhalf Dragma.
papegaai in ’t Frans Arras geheten, is een soort van zeer grote Papegajen, waar van men Blaauwe en Rode heeft.
papenhout, of in ’t Frans Fusain, Bounet de Prêtre en in ’t Latyn Evonymus geheten. Beschryving, ’t Is een soort van Boom van grootte, als een Granaatboom, hebbende daar ook het Blad van. Hy begint in September al te botten en Bloeit in de Lente. Zyne Bloem gelykt naar witte Violetten, die van kwade geur zyn. De reuk bekomt kwalyk. De Vrugt is Rood, in vieren gedeeld en gelykt na een Priesters Muts, waar van zy naam heeft. Zy gelykt na de aauwen van de Sesamum. Zy heeft Zaad in zich. ’t Hout is Bleek gelyk de Vrucht, alhoewel zeer licht. Plaats. Men ’vindt dien Boom over al in de Hagen en de Bossen in Vrankryk, bloeit in April en de Vrucht is ryp in September. Eigenschappen. De Vrucht en ’t Blad van het Papenhout doen het Vee voor al Geiten sterven, zo zy’er geen Afgang na krygen; Men zegt, dat men met twe, drie zaadjes van deszelfs Vrucht van boven en onderen afgaat. Het Afziedsel van de zelfde zaden maakt het Haair blank, zo men het Hoofd’er mede wast, neemt de vettigheid weg en doet de Haairen sterven. De Vrucht in den Oven gedroogd en gestoten, doet de Vlojen sterven. Men gebruikt het Hout om klossen, en Lardeerpenne van te maken.
papier der hedendaagse. Dit wordt gemaakt van oud en versleten Lywaat, dat wit is en gewassen wordt, zo het Schryfpapier zal wezen; of van Tou en Zeilwant, of Nettewant, zo het tot Pakpapier zal dienen. Dit brengt men in de Meulens, daar men ’t door stampers met Beitels doet fyn kappen, en mengen met schoon Water, en het uit die Kuip met een Vorm welks Bodem van koperdraad zo is gemaakt, dat’er het Merk der Molen in staat, doet opscheppen; waar na men elk Blad tussen twee Lappen gelegd op een stapel in een Pers styf uit perst, daar na’er tussen uit neemt, op een legt, te drogen hangt. Wanneer het die gedaante krygt, waar in wy het zien. Maar zo men Schryfpapier maakt, wordt’er Vislym in ’t Water gedaan, op dat het niet vloeije. Daarom wordt’er in ’t Graau vloeipapier geen lym gedaan, behalven dat het deurgaans van slechte Stof is gemaakt. Eigenschappen; Vochtig, of Gekaaud papier wordt tot stelping van Bloed gebruikt, en om de scherpheid der Wonden te genezen. Men brandt het ook voor Vrouwen, die de Opstyging hebden. | |
Om fraai Rood Papier te maken.Neem een half pond Bastard Saffraan, Spoel ze in een Zak in een Revier, zo lang als’er kleur van komt, doe het Overblyfsel in een Pan, strooi’er over een once As van Alican, ’t geen men Souda noemt; doe het in een kleine Emmer van laau water; en roer het gedurig, en het hebbende doorgezygd, doe’er een weinig Citroen sap by, om’er de Rode kleur aan te geven; ’t Moet Papier van Katoen zyn, en men moet het in een Bak laten weeken. | |
Om Papier, op ’t Glas en Ramen gekleefd Wit te maken, en om ’t Alle Jaren niet te Lymen.Neem Loodwit met water gevrewen. Als het droog is, vryf het nog eens met Olie; schilder’er uw Papier mede: maar om ’t nog beter te hebben, moet men’er wat dikke Olie onder doen; dan wederstaat het den Regen en duurt het beter, doch leg ’t’er twe malen op.
olie van papier. Zie olie.
papier-riet van de Nyl, in ’t Latyn Papyrus. | |
[pagina 760]
| |
Beschryving. ’t Is een gewas, dat vry wel na de Cyperus gelykt. De Stengels zyn, als die van Biezen, Driekant, Recht, Glad, Vol hart, Ses Zeven Ellebogen hoog: onder aan den grond heeft men Bladen, die vry wel na die der Cyperus gelyken, of na Spargamon. De Bloemen gelyk en wel na een Bos van haair rondom, met een oneindige menigte van kleine Dotjes Vezels in ’t midden, die na buiten uitstekende in een gedrongen zyn, als die der Ferula. Plaats, Zy was in Egipten. Pina zegt, dat Hy ze te Pisa in Italien in een Tuin gezien heeft, waar na Hy de beschryving en Aftekening gemaakt heeft: maar Prosper Alpinus heeft ze in Egipten beschreven. Eigenschappen. Men gebruikt het, om verzweringen te openen. Na dat men het’er in geweekt heeft, bindt men het met een draad toe, en men droogt het. Daar na steekt men het gedroogd in de holligheid, waar uit het Vocht na zich halende, zwelt, en het gat wyder maakt. De As der Papyr is zeer goed, om voortlopende Zweren te stuiten, inzonheid die van den mond: maar de As van gebrande Kaart, is nog van meerder kracht. In ’t kort de Papierplant is van groot gebrnik als zy droog is. De ouden gebruikten de Schors dezer Plant, die een soort van riet is, om te schryven. Zy hadden het kunstje van ze te scheiden, en ze ten gebruike glad te maken. Maar de latere Eeuwen hebben een Papier daar toe uitgevonden, dat van beter gebruik is, en ’t Gebruik van ’t Eerste vernietigd en in ’t Vergeetboek gebragt heeft.
parafimosis. Neem zo veel Hof Slakken, als u belieft, stamp ze in een Marmere Mortier. Doe’er op ’t Laaste een Varkensreuzel by; Stamp en Meng het wel onder een, om’er een Smeersel van te maken, welke gy op ’t Deel zult leggen. Gy moet ’s morgens en ’s avonds ’t zelfde Middel gebruiken tot de Genezing toe. | |
Anders.Niets is’er voor een Parafimosis beter, dan ’t Zieke deel met een smeersel te bestryken, waar van hier nevens het mengsel. Gy zult twe pond verse Boter in de Meimaand nemen en een pint Sap van Hoppe; doe het in een Ketel, of ander Koper Vaatwerk over ’t Vuur; en zo dan de Boter gesmolten is, doe’er in een volle Schotel van Aardwurmen met anderhalf dozyn grote rode Slakken, te voren gezuyverd en in witte Wyn gewassen. Doe alles koken tot dat het Sap gans is verteerd. Dit zult gy aan de fraije groene Kleur weten, die het smeersel heeft gekregen. Dit moet gy dan sterk deurzygen, en het ten gebruike bewaren. Als men het gebruikt, moet men’er zo veel van smelten, als nodig is, en stryken’er het deel mede, gelyk boven is gezegd, daar na slaat men’er enen heten Doek van linne om, die’er tot de genezing toe aan gebruikt moet worden.
parelkruid, Grenuil, in ’t Frans, Lithospermum, of Milium Solis, in ’t Grieks en Latyn. Men heeft’er twe soorten van. | |
Beschryving van ’t Grote Parelkruid’t Is een Plant, met bladen, als een Olyfboom, maar zy zyn wat Breder, Groender en Zachter. Die dicht by den Wortel zyn, leggen op de aarde. De Stengels zyn recht, klein, zo vast als hout. en kruipen over den Grond. Van boven zyn Zy in twe Takken verdeeld, die onder hare bladen een Zaad hebben ter grootte van dat der Orobus, dat na Paarlen gelykt, Steenhard is, waar van het den naam van Lithospermum draagt. Plaats. Deze Plant groeit in Italien tussen de Hagen. Zy draagt in de maand van Juny en July, Blaauwe bloemen. Eigenschappen. ’t Zaad in Weegbre water genomen, of in Porcelem, of Latuw water enige dagen aan een, ter zwaarte van anderhalve Dragma, doende daar by een half Drama Scolopendrium met twe Greine Ambar, is uitnemend voor een Druipert. Het Zaad van Milium Solis, gemengd met Vrouwenmelk is goed voor vrouwen, die in arbeid gaan. Men geeft het tot een half Dragma. Men kan’er zelf meer van geven: anderhalve Dragma van deze Poeijer in vyf, of zes oncen Latuwater gemengd, of Weegbrewater met een half Dragma Ceterach, en twe Scrupels Karabe, zyn uitnemende middelen voor de ontsteking der voorstanders. | |
Beschryving van ’t kleine Parelkruid.’t Is als een klein Boomtje, heeft een Stam vol takken, die lange Bladen hebben, gelyk de grote. Maar de takken zyn korter, vaster, witter; daar deze uitspruiten, komt een bloem, en vervolgens een wit en langachtig zaad, dat naar Gierst gelykt. Dit heeft het den naam van Milium Solis doen dragen: ’t Heeft een hoop kleine takken en kruipt niet, gelyk ’t andere.
parlemoer is een grote dikke schulp, die rond is, bol en geel van buiten en van binnen wit en zilverachtig van kleur. Zy zyn glad en schoon van binnen, en van buiten kan men ze haast de zelfde kleur geven, als men het ruwe daar maar van afslypt. Men maakt’er zeer fraai werk van, en legt’er mede in een verlakt van China: maar men maakt’er voor al Tabaksdosen en alle kostelyk ingelegd werk mede.
paren. Is een woord van de Duiven houwery, waar mede men te kennen wil geven, dat een Dofter en Duif met malkanderen verenigen; en zich schikken om met makanderen eijeren en Jongen voort te brengen.
parotides; Zie. Oorgezwellen.
perkament. Is een bereide huit, waar van het voornaamste gebruyk is, daar op te schryven. Men gebruykt tot het Perkament Schapen- Rams- en Geite-vellen. Gebruykt men Lammere vellen, wordt dit Maagdenperkament geheten. | |
[pagina 761]
| |
Om het Perkament en Papier te Vergulden.Men moet Armenisen Bolus met Gomwater van Adragant vryven, daar twe lagen van op ’t Perkament leggen, ’t witte heel klaar en ’t ander wat dikker. Als het drooger is moet men met een Penceel Brandewyn nemen, en water van Kwekornen, ’t geen gemaakt wordt met in een Glas water van die Kornen naar gelang te doen; en met een Penceel dit water leggen op den gelegden grond, en daar het Goud over heen. Als dit droog is moet men het bruineren met een Liksteen.
parterre. Zie bloemperk.
parterre (gras). Is een soort van Parterre, ’t geen van groene zaden wordt gelegd; Deze manier is uit Engeland oorspronkelyk, maar men maakt ook in Italien die Perken op verscheide wyzen. Het Engels Gras is van zo goed een hoedanigheid voor Dreven, of Grasperken, dat zo men ze in goede orde houdt, zy die uitnemende schoonheid krygt, die men in Vrankryk noch elders daar in kan brengen. Maar groene Wandelplaatzen en Perken worden ten merendeele door Graszaad niet gemaakt; maar meest met zoden; en in der daad die van zoden worden gelegd, overtreffen die van gezaaid Gras. Om een fraai Grasperk te zaijen, is het moeijelyk goed zaad te krygen. Het moet niet wezen gelyk men het zonder onderscheid van de Hooizolder neemt: want alzo dit zaad te hoog schiet en dik van steel is; zo zal het onderste naakt en dor wezen. En schoon het nog zo menigmaal werd gemaaid ’t zal nooit fraai Gras voortbrengen; maar ’t zal in tegendeel niet voortbrengen dan liezen en onkruid, dat weinig beter is, dan dat van de gemene Velden. Zo Wandelplaatzen, of Grasperken door zaijen gemaakt worden, is de beste weg, om zaad te zien krygen van Weigronden, die van natuur fyn en helder zyn, of anders zal de moeite van ze van lang en biezig gras te onderhouden groot zyn; ’t zal’er naaulyks ook wel uit zien. Om Graszaad te zaijen, moet de grond eerst met de Spade worden omgespit; en als hy is gereed en gelyk gemaakt, moet ze zeer net overgeharkt en’er alle de kluiten en stenen uitgehaald worden, en een duim dik gedekt met goede, vette aarde om de groei van ’t zaad te bevorderen. Dit gedaan zynde moet het zaad vry dik gezaaid worden, en men moet het weder over harken, op dat het dicht en kort voor den dag kome om ’t zaad te dekken, op dat zo het weder winderig was, niet mogt wegwajen. Wat den tyd belangt, wanneer men Gras moet zajen; het laaste van Augustus is een goede tyd, om dat het zaad van nature niets anders dan vocht eist, om te groeijen. Zo het niet gezaaid wordt voor in ’t laast van February, of het begin van Maart, en het droog weder maakt, zal ’t zo dra gene groene Wandelingen, of Perken maken. ’t Is ook best het op enen zwoelen dag, die regen dreigt, te zajen; om dat de regen het zaad in de aarde drukkende maken zal, dat het eerder schiet. Als het zaad is wel en dicht opgekomen en schoon groen staat, moet men gedurig bezig wezen met het in orde te houden. Dit bestaat in ’t Gras dikmaal te majen, want hoe het meermalen wordt gemaaid, hoe het dichter wordt en beter groeit. Het moet ook met een houten rol gerold worden, om het zo gelyk, als mooglyk is te maken. Zo men het Gras niet wel waarneemt, zal het in Hondsgras en Liezen veranderen, en als dat gebeur, is het niet te herstellen, dan door zaijen, of ’t weder te beleggen eens in de twe Jaren. Maar, als de grond van wortels en sterk gras wel gereinigd is, en de zoden van een fraaije gelyke grond gestoken worden, kan ’t lange Jaren in goeden staat blyve, mits dat het wel worde onderhouden. Om Grasperken en Wandelplaatzen in orde te houden, kunt gy in de Herfst nieuw zaad over enige plaatzen werpen, die niet dicht genoeg zyn, of daar het Gras dood is, om het te vernieuwen en het weder te herstellen: maar niets onderhoudt het Gras beter, dan het veelmalen scheren en rollen, om de wormhopen gelyk te maken; daar door worden de zaden fyn, zie Gard: Diction:
parvinca (Vinca.) Maagdepalm is een gewas, waar van men twe soorten heeft. Het twede soort verschilt van het eerste niet, dat we gaan beschryven, dan daar in, dat’er alle deelen groter van zyn. Beschryving. Dit eerste soort brengt dunne ranken voort van biesdikte. De kleur der bladen gelykt na Klimop, maar zy zyn kleiner en kruipen over de aarde. Aan de voet der bladen, wassen in ’t begin van de Lente blaauwe bloemen, die, aangenaam zynde, vyf even grote blaadjes hebben, die in een groene kelk staan, zy draagt altyd bladen. Plaats. Zy wast in de Bossen op vette grond. De Maagde-palm is te samentrekkend, zeer bitter, zy wordt zo wel in afziedsel, als anders gebruikt; zy stopt allerlei vloed, zo van den Buik, als Bloedspuwen, Vloed der Vrouwen en de witte Vloed, na dat men ze heeft den Buik gezuiverd, en ontlast. Wat meer is, gy zult het bloeden der Neus doen ophouden, zo gy de bladen vryft en in de Neus steekt, of’er u een Hals-band van maakt, of een muts op ’t Hoofd, of’er een onder de tong legt. De bladen gegeten stillen de Tandpyn. De plant, enige dagen in een Vat gedaan, maakt troebele Wyn schoon.
pas wordt by de lief-hebbers zekere gang van een Paard geheten,
pasie. Zo’er in ’t huis van een groot Heer Pasien zyn, strekken zy niet anders, dan om aanzien aan hem te geven, en zy doen genen ande- | |
[pagina 762]
| |
ren dienst. Men heeft ze’er niet, dan om hen te leren leven, en hunne oeffeningen doen. Zy moeten daar by wys, eerlyk, beleefd wezen; en werk maken van wel uit te voeren ’t geen hun wordt aanbevolen, hunnen heer over al volgen, en hem niet verlaten. Zy moeten zich, zo lang zy Pasien zyn, den Heer waar onder zy staan, en die voor hun gedrag zorg draagt, onderwerpen, en in zyn afzyn de Paarden gaan zien. Daar door verplichten zy den Heer, achting voor hen te hebben, en zy worden menigmaal door dat middel op hunnen tyd Stalmeesters, of krygen bedieningen van groot aanzien.
passementen, om goude en zilvere Passementen haar eerste fraai weder te geven, neem een Ossegal, en een Snoekegal en meng ze met schoon water, vryf’er uw goud, of zilver mede, en gy zult het zien van kleur veranderen.
past van Genua. Neem het vlees van Kween, geurige Appelen van elks evenveel, met Rozenwater gestampt en deurgezygt door een Temes; en daar na droog het op een houte Spatel, doende daar zo veel Suiker als past by, en doe alles koken tot dat het dik genoeg is. | |
Amandelpast om handen zonder water te wassen.Neem een pond bittere Amandelen, in heet water gepeld. Laat ze daar na drogen; en stamp ze vry lang in een Marmore Mortier, doe’er daar na een weinig Melks by, om de Past te binden, en leg ze weg. Neem daar na een stuk Wittebrood een vuist groot en week het in Melk om het tot een Past te maken. Gy zult de Amandelpast met dat brood in een Mortier doen, en doen daar tien dojers van eijeren by, daar gy de hanen uit zult nemen, en gy zult alles met malkander wel stampen, gietende daar van tyd tot tyd een weinig melk by, gedurig den deeg roerende en dun makende. Gy zult’er dus drie half pintjes melk by doen, en gieten het alles in een pan, en zetten het om ’t wel te latenkoken. Gy zult dien deeg roeren en keeren tot dat zy is gekookt. Zy moet ten minste een uur koken, en of zy genoeg is zal men daar aan weten, of zydik is.
pastei is een gebak van een deeg, waar in vlees, of vis van allerleije soort onder een, en toegemaakt besloten is, en dat voor een voorgerigt dient. Wat den deeg belangt die wordt onderscheiden in een boven en onder korst. De onderkorst wordt deurgaans van water en tarwen, of roggemeel, zeer styf gekneed, gemaakt, of men heeft een koperen bekken, ’tgeen de gedaante van Pastei heeft, en men maakt’er een korst over van Boter, eijeren en melk naar believen, gelyk men over een taart maakt. Men kan’er alles in doen imand wat behaagt en naar zyne smaak is. | |
Om Venesoen Pastei te maken.Neem ossevlees broei het een weinig; zet het daar na enen nacht in Wyn-azyn, lardeer het daar na wel met Spek in zout en peper gewenteld, leg het dan in de gemaakte korst en bak het. Tot drie pond Vlees neemt men een lood Peper, anderhalf lood Gember, zo men het begeert; Noten azyn naar behoren, sommige doen’er ook wel Saffraan by. | |
Om een Hoender-pastei te maken.Neem Hoenders; zied ze een walm op; kraak de beenen, leg ze in een Pastei, kruid Foeliet, Peper en Neut ze wel, doe’er by Sausyzen, Zwezerikken, balletjes van gekookt Kalfsvlees, Hanekammen, bodems van Artisokken, Aspersies, Castanjen, en Boter; bak het, na het beleggen met een korst, anderhalf uur. Maak de Saus van schapennat en Verjuis met twe geklopte Dojere van Eijeren, en doe ze dan door een Trechter in een gemaakt gat. | |
Om een Kieken-pastei te maken.Neem de Kieken, was ze schoon; kneus de pooten, Borst en Beenderen, doe ze in de korst van de beste deeg gemaakt, leg ze wel by den anderen, doe’er wel Boter by, en vul ze voorts met Hanekammen, Artisokken, Schaapsvoet, Sausyzen, Zwezerikken, en wat meer smaaklyk is. Doe’er dan wat Foelie, Peper, Noten, Zout, Boter by; giet daar wat Rooswater over, en bestrooi ze met Suiker, zo ’t u behaagt en zo veel gy denkt van doen te hebben. Doe’er dan de korst over, laat het in den Oven bakken, en gebakken zynde maak een Sous van Dojers van Eijeren, en Verjuis en doe’er deze in. | |
Om een zure Limoen-pastei te maken.Neem Kalfs-vlees en Kalfs-vet, met een verse Limoen; hak het klein, met Zout, Kruid, Foelie, Peper, en Neutemuskaat, roer’er twe, of drie Dojers van Eijeren onder, leg het in een korst, en doe’er Schyven van Limoen op, met veel Boter en Vlees-nat, bak het een uur, en maak een Sous van Verjuis en Dojers van Eijeren, en is ’t nodig nog wat Schapennat. | |
Om een Zoete Kieken-pastei te maken.Neem het Kieken, zied het, een weinig, leg het in de Pastei; kruid het met Kaneel, Nagelen, wat Noten, en Gember; leg’er ook by Pruimen, van Damast, gekonfyte Peren, Kersen, Sucade, Amandelen en Boter; laat het een uur bakken; maak de Sous van Wyn en Suiker; of anders van zoete Room en Dojers van Eijeren, en Suiker; dan noemt men ze ook wel een zoete Room-Pastei. | |
Om een Vinken-pastei te maken.Neem Vinken; was ze heel schoon, en een weinig gezoden zynde, leg ze in de korst; stoffeerse met Kaneel, Suiker, Korenten, Pingelen, Su- | |
[pagina 763]
| |
kade, Boter, bak ze een half uur; en maak de Sous van Rynse-wyn en Suiker. | |
Om een lekkere Pot-pastei te maken.Neem twe pond Osse-, of Kalfs-vlees, gekookt en klein gehakt; een pond Korenten, wat gestote Nagelen en Nootemuskaat, een weinig Gember en Kaneel, en doe by ’t Vlees-sap, om te stoven, een half pintje Rynsse-wyn en kleine stukken van Oranjeschel, die eerst geweekt, en in klein Bier zyn opgezoden; wat Amandelen, een goed stuk Boter, een half pond Pruimen, wat Suiker, en zo men de Pot-pastei enigen tyd wil bewaren, moet men daar de eerstemaal geen Pruimen by doen. | |
Paling-pastei.Om een Paling-pastei te maken, maakt men een Deeg en legt ze in een Taartte-pan en doet daar de Paling gehakt in, na dat zy eerst gevild is en schoon gemaakt, men doet’er Zout, Peper, Neutmuskaat en fyne Kruiden, Uijen, Boter, Kappers, Laurier, gerast Brood, Champignons by; en als het gaar, of onder kolen gebakken is, doet men daar Dojers van Eijeren in met Verjuies geweld en zet ze op. | |
Pastei van ’t Vulzel van Kieken-pastei, of Beatilles.Als uwe korst gereed is, leg uw Vulsel in uwe Taart, of Pan in orde, doe daar Champignons, Kalfs Zwezerik, enige bodems van Artisokken, Osse-merg by, en kruid het met Peper en Muskaat: en doe’er wat gestoten Spek by, dek de Pan, of Pastei met zyne Deeg, doe haar bakken, en Verguld haar eer gy ze opdist, en doe’er Dojer van Ei geweld in. | |
Om een Kampernoelje-pastei te maken.Van de korst Zie taart. Als gy een Kampernoelje-pastei wilt maken; neem ze en sny ze in stukken, en doe ze op uwen bodem in de Taartepan; kruid ze met fyne kruiden, Uijen, Zout, Muskaat-noot, doe’er by Boter, dek ze in uwe Pastei, gereed zynde dis ze op na dat gy daar een Sous van gewelde Dojers in gedaan te hebt. Men maakt ook Pasteijen van Moriljes en Mousserons. | |
Haze-pastei.Om een Pastei van alle Wild te maken, neemt men drie ponden Meel, een pond Boter, en redelyk Zout; alles wel onder een zynde gemengd, kneed men het en maakt’er enen taijen Deeg van. Als de korst gemaakt is, lardeert men den Haas met middelmatig Spek, met Nagelen, Laurier; en een hoope dunne reepen Spek op den grond der Pastei gelegd hebbende, met een weinig Boter, legt men den Haas, naar de konst gereed gemaakt, op den grond, zet ze in den Oven, na dat men ze met Dojer van Ei Verguld heeft. Op de zelfde wys kan men een Konyn handelen. | |
Harte Venezoen.Neem een stuk van een Hart; laat het in Azyn staan; lardeer het grof; kruid het met Peper, Neut, Nagelen; maak uwe korst klaar, leg’er Spek in Laurier en andere Specerijen, en bak het gaar in den Oven. | |
Wilde Venezoen van Zwynen en Réé-vlees.Men maakt ze even, als boven. | |
Om een Karper-pastei te maken.Als men een Karper-pastei wil maken, schrapt men ze en lardeert ze met Paling; en men maakt ze smaaklyk met Zout, Boter, Peper, Nagelen, Muskaat Noot en Laurier-bladen. Als zy dus zyn gereed gemaakt, maakt men een korst, daar men de Karper op zyn langste in legt, en dekt ze daar na. Men doet ze daar na over klein vuur gaar worden; en als zy half gaar is, doet men’er door een gat, daar in met voordagt gemaakt, een Glas witte Wyn; waar na men ze afneemt, na dat ze haar beslag heeft gekregen. | |
Pastei de Godiveau, of open Kalfs-pastei.Men maakt een open Kafs-pastei; nemende daar toe een Kalfs-schyf met Ossenmerg en een weinig Spek. Alles met Zout, Peper, Nagelen, Muskaatnoot, en fyne kruiden zynde toegemaakt, doe het stoofzel in een korst van drie duimen hoog en schik het op met Champignons, bodems van Artisokken, en doe ze bakken en opdissen. Men maakt ze nog op andere wyzen, maar dit is genoeg voor een Landwonig. | |
Pastei van Wild, die zeer goed is.Neem de achterbouten van Hazen en neem’er het been uit; hak’er het Vlees van, gelyk een Kalfspastei; en maak’er ene laag van in een schotel, van twe duimen dik; doe’er daar na een laag Spek met Laurier-bladen speceryen, en Zout over heen, en doe het in een korst, dan zal het een Venezoen schynen, was is zy van Kalfs, of Schapenvlees.
pastelein, in ’t Latyn Portulaca. Dit is een gewas, waar van men twe soorten heeft; ’t ene is Wild; ’t andere heeft men in de Tuinen. Beschryving van de Wilde Pastelein, Zy is gelyk die, welke men in de Tuinen heeft, maar zy kruipt over den grond, en is in allen deelen kleiner. Plaats. Zy wast van zelf in Tuinen en op ’t Veld, bloeit in Juny tot aan September toe. | |
[pagina 764]
| |
Beschryving der gezaaide Pastelein.Zy geeft een ronde Steel, die dik en ros is en in enige Takjes zich verdeelt. De Bladen zyn lyvig, by na rond; en zyn beurts wys aan de Steel. Zy heeft een bloem van vyf blaadjes, Rooswys geschikt; Deze wordt gevolgd van een Vrucht, in vyf huysjes verdeeld, waar in is klein rond Zaad, dat plat is. De Wortel is enkel en van vezels verzeld. Plaats. Men zaait en teelt ze in de Tuinen, zy bloeit in Juny tot September. Eigenschappen. Zy is goed voor heete ongesteldheden, en ontstekinge van Maag, Lever, Nieren en Pis, voor Bloeden, droge Hoeft; Zaad-loop en Venus hitte, heete Koorsen, het Sap is goed voor Kinderen, om de Wurmen en Koors te genezen; ’t Gedistelleerd water voert het zelfde uit. De Pastelein gaat de Salade in kracht te boven. zy heeft niet alleen alle de zelfde krachten; maar zy is ook goed voor de Roos, en de pynen van de Blaas, hitte der Nieren, teugelt onkuisse lusten, matigt de koude der Koorsen; en op Wonden gelegd, die het kout vuur dreigen, belet zy dit. Zo men dit kaauwt, geneest het de zweren van den Mond, gezwollen Tand-vlees, Tand-pyn, sleeheid der tanden; versterkt de Stem en verdryft den dorst. Het Zaad, met Honig gegeten, doet dienst aan een korten Adem. De Pastelein in afziedsel gegeven om te klysteren geneest de persing. Een half glas van zyn Sap, met was Suiker, bedaart het bloeden en de onmatige vloed der Vrouwen. De Pastelein gegeten belet het bloedspuwen; als men ze voor ’t Hoofd legt, geneest ze Hoofdpyn; op den Buik van Kinderen gelegd, doet ze de Wurmen sterven. De Pap van Pastelein en Gersten-meel, op de Lever en op de Zyde gelegd, is zeer goed tegen de Koors. Buiten alle die Eigenschappen dient de Pastelein, met Gersten-meel, op de slagen van ’t Hoofd gelegd, voor Hoofd-pyn, razerny en ontsteking der Ogen. Dit middel is ook goed voor de hitte der Maag en ’t St. Antonis vuur, en de hitte van de Blaas. De Postelein is ook goed voor Roos; legt men ze met Rozen-olie op de slagen van ’t Hoofd en de Pols, doet het slapen. ’t Water gedronken, doet de zelfde uitwerking. De Bladen gekaaud genezen de Zweren der Mond, en maken de losse Tanden vast. Als men ze onder de Tong houdt, genezen ze den dorst; schoon de Pastelein hen, die heet van Maag zyn, doet slapen, zy doet echter die koud van Maag zyn geen goed, als zy ze veel eten. | |
Hoe men de Pastelein Teelt.’t Is een der beste Warmoeskruiden, waar van men het meeste gebruik tot Sladen en gestoofd maakt. Men onderscheidt ze in Gele en Groene. De eerste ziet’er aangenaam uit, en is teerder in ’t kweken, zo dat men in een koude tyd meer moeite heeft, om ze te doen opkomen en wel onder klok: want voor half Mei wil ze niet wel in volle grond gelukken; ook moet de Aarde goed, zacht en wel gemest zyn. Dus moet men de eerste Postelein niet voor half Mei op een bed beginnen te zajen. Men zaait ze gemeenlyk zeer dicht, om dat deszelfs Zaad zo klein is, dat men het niet dun zoude kunnen zajen. Als men’er op een bed van zaait, ’t zy als het koud is, en dat men Glazen, of Klokken nodig heeft, ’t zy wanneer het zagter weer wordt, vergenoegt men zich met den grond met de hand, of met de rug der Schup te slaan: maar als men ze op de volle grond zaait, die wel bereid is, harkt men ze vyf, of zes maal met ene yzere Vork, om het Zaad in den grond te doen geraken. ’t Groene zo wel, als ’t Gele wordt van Zaad gezaait, ’t geen zwart, zeer klein en half plat rond is. Om van dit Zaad te kweken, moet men de Planten half Mei verzetten, op een voet van den andere. Weinig tyds daar aan groeit het voort en bloeit, en als men ziet, dat een der Zaad-huisjes, opengaande, zwart Zaad vertoont, moet men al wat op de Plant staat’er afsnyden en laten het enige dagen in de zon leggen, wanneer het zyne volkomen rypte krygt. Daar na dorst en want men het. Men moet de soorten elke op haar zelven planten, om zich in ’t zajen niet te bedriegen. De grote knoppen in ’t Zaad geschoten worden in Zout en Wyn-azyn ingelegd, om ze ’s Winters voor Salade te gebruiken. | |
Hoe men de Pastelein gereed maakt.Behalven de Salade, die men van de Pastelein maakt, eet men ze nog gestooft. Om hier in te gelukken doet men de kleine Bladen in een Pan, waar by men Boter doet als zy hun water heeft gegeven. Daar na doet men’er Zout en Peper, daar na Melk, en ’t geen nog beter is, Room by: en zo dra het gaar is bindt men de Saus met Dojer van een Ei, of meel, om het warm op te dissen. | |
Om Pastelein in te leggen.Neem in ’t laatst van ’t Jaar kleine Pastelein, sny ze in verscheide kleine stukjes, doe daar Zout op en Nagelen, grof gestooten. Doe ze daar na in een verglaasde Pot, voegende daar by om de laag een laag Zout, moeten de de onderste en bovenste Zout wezen. Doe daar na de Pot vol goede Azyn, houd ze wel gesloten; en als gy’er wilt uithalen, om te eten haal’er met een houtten lepel uit; en draag zorg van de Azyn met uwe Vinger aan te raken.
patich [water], Lapathum acutum, in ’t Latyn Beschryving, ’t Is ene Plant, die zeer grote Bladen heeft van een elle, of twe lang, met verscheiden bloemen op den top, die ros zyn. Haar Zaad is in kleine rode aauwen gesloten. De Wortel is groot en hard, als hout. Plaats. Die Plant groeit niet allen in moerige | |
[pagina 765]
| |
plaatsen, maar ook op de bergen, als de grond vet is, en voor al groeit zy daar Koejen gaan weiden. Zy bloeit in Juni. Eigenschappen. De Water-Patich heeft eens deels alle de vermogens en eigenschappen van de Lapatum; maar zy heeft anderdeels dit zonderling, dat zy de Gal afdryft in ’t Buikzuiveren, maar zo sterk niet, als de Rhabarber. Hierom draagt ze den naam van Hippolapathium Latif olium en Mununiks Rhabarber. Als men ze in Wyn-azyn kookt en van buiten oplegt geneest het uitwendig de Schurft.
patrys is een Vogel, daar men veel van houdt, om hare zeer aangename smaak, zy leeft te lande by zaden, Slakjes, en de tedere Toppen van Kruiden en Boomen. Men heeft ze van velerleije soorten; maar die van den andere niet verschillen, dan in koleur. De ene zyn Grys, gemeen en overal; de andere zyn Rood, en dus geheten, om dat zy rood van pooten zyn, en om den Hals enige veren van die kleur hebben, men vindt ze in Anjou, Poitou en Saintogne. Men maakt’er meer werk van, dan van de Gryzen, men ziet op de Alpen witte Patryzen. Eindelyk men heeft’er die men Griesche noemt, en welke enigen van een Hout-snep niet onderscheiden. De Mannetjes Patryzen zyn zeer heet in den tyd, dat zy Wyfjes zoeken, zy vechten tegen den andere daar over tot dat’er een de overwinning behaalt. Deze tyd is in January. De Wyfjes leggen ene grote menigte Eijeren, maar ’t Mannetje vernielt ze zo het ze vind. De jonge Patryzen, Perdreaux in ’t Frans geheten, zyn in de Maand Augustus goed gegeten. Men brengt somtyds de Patryzen met de jonge Kuikens op de voor-hoven op. De Griesche, laten zich eer dan de andere tam maken. | |
Om Patryzen des daags met een Net, Tonnelle, of ’t Zakgaren geheten, te vangen.De Patryzen in Vrankryk vry gemeen, schoon’er vele al schietende in de vlucht, en door de Boeren met Netten, Strikken, en worden omhals geholpen. Ik zal u naar rang alle de loopjes leeren, die men in ’t werk stelt om ze te vangen. Zo gy niet in staat zyt, om op de Jagt te gaan, veracht het lezen niet van het geen ik zal zeggen: want het zal u dienen, om te weten, wanneer vreemden op uw Land op de Jagt zullen gaan, en om te maken, dat zy niet in staat zyn, om enig Wilt te vangen, dat gy gaarne houden wilde; en doen vangen door uwe Huisbedienden, om daar Vrienden op te onthalen. Om de Patrys, met de Tonnelle, of ’t Sakgeren te vangen moet men eerst weten waar ze zyn; want zo zy in een Bos, Wyngaard, Hei, of stoppelen zyn, die groot zyn moet men zich daar mede niet ophouden; om dat zo, gy daar geen ganse koppel kunt zien, is’er niet meer dan een van noden, die achter zynde en u ziende, met geschreeuw, weg zal vliegen, en de andere zal doen volgen, Zy moeten dan in een groen Koorn-veld zyn, dat niet te sterk is, of in een Veld, of een Braakland, of op verse Aarde, of wel in een Akker waar in men Haver, of Gerst geoogst heeft. Luiden, die zonder vrees met het Zakgaarn Jagen, gaan met een leggenden Hond, die zy aan een lang tou hebben, en doen hem jagen. Als hy staan blyft, of dat hy sterke lucht krygt, halen zy hem achter uit, en maken hem aan de ene, of de andere kant vast. Daar na maken ze het Net los, stellen de Koe toe, waar van we de Beschryving zullen doen; en gaan om ze te maken, gelyk we hier achter zeggen zullen. | |
Hoe men een gedaante van een Koe toestelt, om met het Sakgaren Patrys te vangen.Deze Koe wordt in de Fig: verbeeld die, voor Blad 631. is gemaakt. Zy moet van een stuk doek zyn toegesteld, X, Y, G, H, van vier voeten vierkant en als een Koe gekleurd. Aan de vier-hoeken X. Y. H. G. en in ’t midden L. en aan ’t boveneind op de plaatzen, door de letter E. F. getekend, zyn kleine stukjes van ’t zelfde doek vast genaaid, van twe duimen breed en vierkant, om daar door te steken en vast te houden de einden der stokken O. P., die malkander kruissen, en het bovenste van de vork. E. F. De twe stokken moeten lang genoeg zyn, het Lywaat wel gespannen te houden en gebonden wezen, daar zy gekruisd zyn, gelyk gy in de Figuur ziet. De vork moet lang zyn vier voeten en een halve ten minsten, hebbende het einde I. aan ene punt gesneden, die steken kan door V. een klein stukje Lywaat K. om laag vast gemaakt, aan ’t midden van het groot stuk doek. Deze vork en de twe stokken O P. zyn aan malkander met een tou vast, ’t geen gehegt is aan ’t midden van het doek by de letter L. Op de zyde Y. is een stuk Lywaat Q. Y. vast, dat als een Koejekop gemaakt is, hebbende een oog Q. en twe hoornen gemaakt van een stuk van den enen, of anderen hoed, en aan de andere kant X. is een staart van draden, of iet dergelyks, dat dienstig is, gemaakt. Ik rade u een hout boven heen X. Y. te steken zo om het Hoofd X. Y. vast te houden, en de staart X., als om de andere houten en Ganse-lyf van de Koe steviger vast te houden. De staart moet aan den rand van het lyf der Koe niet vast zyn: daar moet een weinig plaats tussen beiden wezen, op dat men onder ’t gaan de staart zie slingeren, Maak in ’t midden van het doek op een voet na aan ’t boveneind twe gaten M. N., om door te zien, en te kunnen met het gezicht de Patrys, of ander gevogelte geleiden, die gy zult willen by komen. De Boeren en anderen, die met vrees Jagen, gebruiken geen hond, maar gaan met het Limieren van den dag te velde, om de Patrys te horen zingen, want dit laten ze nooit na. Zy die met het Sakgaren moeten uitgaan en van de plaats verzekert zyn, daar zy de laatste reis hebben gezongen, maken hunne Koe gereed, en | |
[pagina 766]
| |
zo dra zy klaar genoeg zyn, om hem te ontdekken, stellen zy zich in staat, gelyk gy zult in de Figuur zien, welke ik stel, dat een gans stuk Koorn verbeeldt, en de plaatsen tussen de gestipte lynen door de Cyffers 1. 2. 3. 4. aangewezen, den grond der veuren, of de tussenpaadjes van het Kooren, waar in de Patryzen zonder belet loopen. De Jager, het Zakgaren en de steekgarens, op zynen schouder hebbende, neemt de Koe in ’t midden met beiden zyne handen, al waar alle de houten by een komen; en kykende deur de twe gaten M. N. gaat hy zagtjes van de ene kant na de andere van den Akker, tot dat hy de Patrys ontdekt heeft, en als hy ze heeft vernomen, nadert hy en omkerende te rug, als hy ziet, dat zy zonder Schreumen vast zitten; en let maar alleen, waar zy genegen zyn te gaan. Dit gemerkt hebbende gaat hy ver om; steekt zyne Koe op den grond regt overeind, maakt zyn Zakgaren los, en begint met den staart, en het eind A. vast te steken: in het midden, of op den grond ener veuren van ’t Kooren, en gaande na de Patrys toe, spant hy ’t Ganse Net A. G. Daar na de twe staken b. d. die aan de hoep van den ingang vast zyn, zo dat het Zakgaren wel styf gespannen is, en de Koe op ene andere plaats vast stekende, maak hy de vleugel los en steekt ze van ’t ene eind a., vlak tegen ’t Zakgaren aan, vast aan ’t houtje b. en nemende weder de Koe in ene hand, gaat hy aan een kant, en steekt het overige van de vleugel P O N M. Vervolgens, een weinig aan een kant een weinig schuins na de Patrys toe naderende, gelyk men in de Figuur ziet, daar de Vogels met de Letters, Q R S T V. getekend zyn. Hy steekt de andere vleugel H I K L . op de zelfde wys. Als alles wel gespannen is, gaat de Patrysjager van daar en ver van de Patrys op zy van dezelve na achter haar, na de Cyffers 1. 2. 3. toe, gelyk men ’t in de twede Figuur ziet, die de Koe verbeeldt; achter welke hy zyn moet. En, ziende gedurig door de twe gaten M. N., nadert hyze allengskens niet recht toe recht aan, maar gaande van de ene na de andere kant. Zo hy ziet, dat zy blyven staan en ’t Hoofd opsteken is ’t een bewys, dat zy in angst zyn; en in zo een geval gaat hy weder te rug en leggen op zynen buik met het doek over zyn lyf, bewegende zich somwyl als een Koe, of Paard, dat zich rolt. Daar na ryst hy weder op en gaat zachtjes van den enen na den anderen kant, gelyk een Koe die loopt grazen, Dit bedriegt hen, zo dat zy menen een Koe te zien; zo zy gaan de kost zoeken, is ’t een bewys dat zy vast zitten. Dan nadert hy ze en dryft ze allengskens na de Netten. Zo hy ziet, dat’er een af wil dwalen ziet hy ze daar van af te houden, en ze als een koppel Schapen te dryven. Als zy dicht by de steekgaren zyn, steken zy haar kop en krop daar in, en terwyl ze de Boer dryft, willen ze zo voort gaan: zo dat zy de wiek volgende die schuin toe loopt (gelyk gezegd is) eindlyk aan den ingang van het Zakgaren komen, alwaar de Haan die de Vader van ’t geselschap is zich ophoudt, en’er niet wil ingaan, zonder ze eerst wel te bekyken. De Jager dryft ze al gedurig voort; komt’er een in, die na ’t eind loopt van het Net; ter zelver tyd, geloven de anderen dat’er een opening is, en volgen de eerste, die’er in is gegaan. Vervolgens moet de Jager zyne Koe neer gojen, en lopen uit al zyne magt om den ingang van het Zakgaren te sluiten, en vangen het Patrys. Naderhand neemt de Jager zyn Net weder op, ontspant zyne Koe en gaat na huis, of elders ene andere vangst doen. Zie het Artikel net alwaar gy zult vinden, hoe men ene Tonnelle, of een Zakgaren maakt, om Patrys te vangen. | |
Hoe de Boeren des Nachts Patryzen vangen met een Net dat men een Sleepnet noemt.Zie daar een fynheid van den Boer, die nog nadeeliger, als de voorgaande, en ook verboden is. Een Boer gaat des Avonds, als de Zon onder gaat, in een groot veld, alwaar hy gelooft, dat Patrys is; en zich achter een haag, of struik verbergende hoort hy ze zingen, en gaat na de plaats, daar hy ze hoort, om te weten, waar zy zyn. Als zy een weinig gezongen hebben, vliegen zy ontrent honderd schreden verder; en lopende de ene achter de andere, zingen ze nog eens, en vliegen nog ontrent vyftig schreden verder, en zingen gelyk te voren. Somwyl doen ze nog eens een kleine vlucht van twintig, of dertig passen, en zingen nog een reis twe, of driemalen en blyven zitten, daar zy laatst gezongen hebben. De Boer volgt hen telkemaal, als zy vliegen, tot dat zy vast zitten, hy teken de plaats aan den enen, of anderen Boom, of met een steen, of met een klein takje, of paaltje, dat hy in den grond steekt, en keert van daar weder na huis, om twe ligte staken gereed te maken, ontrent van achtien voeten lang, die aan ’t ene eind zo sterk zyn, als aan ’t ander, ’t komt’er niet op aan, of zy aan twe stukken zyn. Hy neemt zyn Net, stokken en imand met zich. Zy gaan als het wel donker is, op den Akker, daar de Patrys op is, op de getekende plaats, en maken het Net op deze wys klaar. Het Figuur naar deze Bladzyde genommerd en achter bygevoegd verbeeld den Koorn-akker, daar men de Patrys op vernomen heeft. De paadjes, of veurens zyn daar door gestipte lynen verbeeld; de grond, of ’t geen tussen de hoogten in is, zyn de spatien tussen deze ribben. Eindlyk de letter P. is de veuren, daar men gelooft, dat de Patrys vast zit. De twe mannen spannen het Net op een plaats, daar men nog struiken, noch takken heeft, daar ze in konden verwarren; en maken, dat men niets vong, en leggende een staak AB. en BC. aan elken kant van het Net neder, maken ze ’t ’er langs heen aan vast op de plaatsen met de toutjes, die’er aan verbeeld worden by te hangen, getekend in de [illustratie] | |
[pagina 767]
| |
Figuur. Dan steken ze een tou deur ’t eind van ’t Net; ’t geen ze op den rand hebben en maken daar op de plaatsen getekend O. P. Q. vast drie toutjes. Deze touwen moeten ontrent twe voeten en een half, of drie voeten langte hebben, hebbende aan ’t andere einde elk een klein takje vast, daar vier vyf bladen aan zyn, gelyk in de Figuur te zien is, om de Patrys te doen ryzen, die zich somwyl het Net over ’t Hoofd kon laten halen, zo deze takjes geen geraas maakten, dat haar vervaart maakt, als het Net over haar is. Dit moet men voor al ontrent de rode Patryzen in acht nemen; die vry wat luijer om te ryzen zyn, dan de gryzen. Als het Net wel toegesteld is, neemt elk zyne stok in de hand, lichtende ze aan ’t midden op hoog niet recht over eind maar schuin, en sleept ze zo na zich, dat’er niets over den grond gaat, dan de kleine takjes O. P. Q. Zy gaan regt na de Patrys, langzaam en zonder razen, toe, houdende het Net om hoog, vier, of vyf voeten van den grond; en het achterste maar ontrent ene halve voet. Als de Patrys, of iet anders, dat der moeite waard is, zich op geeft, laten ze de handen los en het Sleep-net vallen, en gaan het vangen ’t geen’er onder wordt gevonden. Zo de Patryzen ontvliegen, eer zy met het Net overdekt zyn, gelyk menigmalen gebeurt, zetten zich de Jagers een uur, of twe neder, om de Patryzen eens weder in slaap te laten geraken, die zich het ganse veld over hebben laten verspreiden. Daar na slaan sy het ganse stuk land met het Net. Beginnende met het ene en eindigende met het andere, en zy vangen dan altyd de ene, of de andere. Zo zy de plaats voorby zyn, daar zy vast gezeten zyn geweest en niet zyn opgevlogen, keeren ze wederom, latende het Net een weinig op den grond komen, om ze tot opvliegen, zo zy’er zyn te noodzaken, en, zo zy ze daar niet vinden, is ’t een teken, dat zy na het zingen voor de laatste ries, dat men ze gehoord heeft, verder zyn gelóópen. Zy slaan dan zo lang van de ene na de andere kant, tot dat zy opgevlogen zyn, of gevangen. Deze Jagt geschiedt noch by ligte Maan, noch by Sneeu. Enige Boeren nemen op deze Jacht vuur mede, om de Patrys beter te ontdekken, die dit licht ziende, meenen, dat het dag zy, dan hoort men ze, die zich uitrekken, en zich bewegen; wanneer hy die ’t vuur heeft een weinig aan een kant gaat, om van de Patrys niet gezien te zyn; en als’er het Sleep-net over is, laten zy het vallen en lopen heen om ze te vatten. Dit vuur is niets anders, dan een Koorn-maat, welke de Boer zich op de Borst tegen de knoopen met het onderste van den bodem vast; en de opening na de kant van de Patrys is. Op den bodem van dat Schepel, is een gladde yzere Lamp vast, die daar toe met voordagt gemaakt is. ’t Pit van die Lamp is een ping dik, Zo dat deze Lamp ontstoken zynde alleen van voren licht: maar geen aan de kanten kan geven. Die het draagt ziet alles wat twintig schreden van hem van daan geschiedt, terwyl hy zelve zo min als zyn maat, om dat dees op zyde is, van nimand worden gezien. Men heeft nog ene andere uitvinding, om vuur by het Sleepnet te brengen, welke veel gemaklyker, dan een Schepel is, en zo gevaarlyk voor hem niet is, die ’t licht draagt. ’t Gevaar, ’t geen een Boer loopt, bestaat daar in, dat imand, die een Snaphaan, en kennis heeft, dat men zyne Patryzen by nagt vangt, altyd op ’t licht aan schiet, en door dat middel den drager van ’t licht kan dood schieten, of kwetzen: want dit is somwyl wel eens gebeurt. Om dat voor te komen doet de Jager, die fyn is, een stuk werks van blank Yzer maken, dat ik niet beter kan doen begrypen, dan met u te doen een rugmand verbeelden, waar mede men aarden draagt, waar in men een Lamp zet, die ook van blank Yzer is; en om het te dragen, doet men’er in ’t midden een oor aan souderen, zo dat het’er als een aardmandje uit ziet, dat op zyde op de aarde legt, waar aan men der draagband vast maakt, en om ’t ’er aan te dragen. Die ’t draagt houdt het met ene hand by ’t oor, en met de andere draagt hy ’t Net. Dus zoude een die schoot aan den drager van het vuur geen kwaad doen; als hy in de draag-korf schoot. Men heeft’er die geloven, dat de Patryzen op ’t licht komen aanloopen, als zy het zien; om dat men zegt, Patryzen by ’t licht vangen: maar zy bedriegen zich, want zo men een tyd lang voor hen met lieht was, zouden ze terstond het bedrog gewaar worden en weg vliegen. | |
Andere Manier, welke de Boeren gebruiken, om de Patryzen by Nacht, te vangen zonder makkers.De fynste Boeren willen gene makkers hebben, om hy nagt Patrys te vangen. Uit vrees van ontdekt te worden, van imand, willen ze liever meer moeite doen, en al ’t voordeel alleen hebben. Die een koppel Patryzen wil vangen, zonder imands hulp; gaat na huis, als hy de plaats der Patryzen heeft waargenomen, gelyk gezegd is, en maakt daar twe stokken van wilge gereed, of van ander regt en ligt hout, die aan ’t ene eind dikker, dan aan ’t andere zyn, van twaalf, of vyftien voeten lang. Hy maakt daar zyn Net aan vast. Gelyk gy in de volgende Figuur ziet. De stokken moeten langs de zyden Q. S. en T. R. met een toutje vast gemaakt worden, zo dat haar dikke einden aan ’t naauste einde van ’t Net S. T. komen. Het Sleep-net gereed zynde, gaat de Jager terstond na de plaats, daar hy de Patrys heeft gezien, en draagt de Netten zo, dat het eind S. T. tegen zynen buik zynde, de enden der stokken, S. T. hem de zyde knellen; en zyne armen zo ver uitstekende, als hy kan, vat hy met zyne beide handen de twe staken zo ver, als hy kan, op dat hy het tou S. T. tegen zyn lyf drukkende | |
[pagina 768]
| |
het te beter in zyn bewout hebbe; en houdende het Net vier vyf, of zes voeten van den grond, gaat hy langs een Koornveld leggende ter rechter en linker hand de kant Q. R. van het Net tegen de aarde, zonder het te laten vallen, of daar moet ten Patryzen onder wezen, in welk geval hy de staken en Net laat vallen, en loopt vangen ’t geen’er onder is. Zo de Patryzen niet zyn opgevlogen, als die aan ’t eind van de veur is, gaat hy het veld nog eens langs, maar op ene andere plaats als hy gegaan heeft, Ontrent twemaal zo ver daar van daan, als ’t Net lang is; op dat hy, gedurig voort ga het rechts en links leggende, gelyk hy de eerste maal gedaan heeft, nemende alle de regelen in acht, waar van men boven heeft gesproken. Men zal vinden hoe men dit Net moet maken in ’t Artikel Net. | |
Om een ganse koppel Patryzen te vangen op een plaats daar Aas is.Men vindt Landen, die geen gezags genoeg hebben, om de Jagers het jagen te beletten, en echter wel te vrede zouden zyn, mogten zy ’t Wild op hun land houden tot vermenigvuldiging, of des Somers om het vermaak te hebben van ze onder ’t wandelen op ’t Veld te zien, of hunne vrienden daar het vermaak van te geven, Om dat vermaak te hebben, heb ik een Klein-net verzonnen, dat zeer bekwaam is, niet alleen, om Krajen op de Sneeu te vangen, maar om een koppel Patryzen te vangen, ’t welk gy na den Wyn-oogst gemaklyk kunt doen, eer gy het land verlaat. Gebruikende dat Net, op de volgende wys. Gy moet weten, dat de koppel Patryzen, die gy zoekt te vangen, zich by dag in een omheinde plaats van een Wyngaart begeeft, of in een stuk lands waar dichte by een Haag, of een kreupel bosje is. Dit ondersteld zynde moet gy vyf, of zes handen vol Haver, of Gerst, of Koorn op een hoop in een plaats van dat stuk Lands, of Wyngaard neergojen, die ver is van den ingang van een haag ten minste dertig veertig schreden, en steken daar rondom vier houtjes van een duim dik en een voet hoog, vier voeten van den andere in ’t vierkant. Van deze plaats af moet men in ’t midden van ’t Land gaan en laten gedurig enige Graantjes Koorn vallen, en keeren weder na huis. ’t Is zeker, dat de Patrys na die plaats toe vliegende om de kost te zoeken, en, vindende een ry daar van, die vervolgen zal tot gedagte hoopje, daar zy Aas vindende aan ’t eten zal gaan, en daar ’s anderen daags, vroeg morgens, om de kost te vinden, weder zal komen. Men moet een reis, of twemaal daags daar komen om te zien, of zy op de plaats van ’t Aas hebben Mest gemaakt, als men dat ziet wees verkezerd, dat zy’er zullen geaasd hebben, en daar weder zullen komen. Leg’er weder Graan, en steek by elk stokje een takje Brem, en maak een ry gelyk de eerste reis, en ga’er weder heen om te zien, of zy niet tegenstaande de Brem daar evenwel gegeten hebben. Neem dan een toutje en maak dit om hoog aan alle de stokjes vast en span het van het ene na het andere. Leg’er daar na enige strooitjes over, dwars over malkander, even of het een Net was. Gooi’er weder Aas, en maak een ry Graantjes. Zo zy’er, niet tegenstaande het toutje en de Brem, eten, zullen zy’er wel haast te vangen zyn. Dan kunt gy de vier stokjes wel weg nemen, met de toutjes en ’t stroo, en spannen het Net gelyk in ’t Figuur van dit Blad te zien is. Gy zult vier stokjes steken, die vast zyn, aan het Net, F. H. B. E. vry diep in de aarde, zo dat de stokjes, het ene ver genoeg van het andere is, om het Net, dat’er boven aan vast is, wel en vierkant aan te spannen. Daar na zult gy de kant F. E. van het Net oplichten tot de hoogte A.D. van de stokjes, en om dat eind om hoog te houden; zet’er kleine stokjes riet onder, of wel van teer hout, waar van ’t ene eind in den grond steekt, en ’t ander dient om het Net op te houden, gelyk het in de Fig: 2. wordt afgebeeld. Op de zelfde wys moeten de drie andere kanten worden opgelicht, en, om de Patryzen stout te maken, moet men nog vier takjes Brem by de vier hoeken van ’t Net en de stokjes neder steken gelyk te voren; en maak daar na het toutje, dat door alle de laatste Mazen rondom het Net, en door de vier ringen gaat, die om laag aan de stokjes vast zyn, gereed; de twe einden van dat toutje moeten aan den andere geknoopt zyn, en weder aan een ander enkel toutje vast gemaakt wezen, dat vry sterk is, op de plaats, in beide de Figuren met A. getekend. Het ander eind van dat toutje moet reiken tot aan de Haag, of het Bosje L. alwaar gy begeven moet, om het Net toe te halen. En’er de Patryzen in te sluiten. Het toutje moet slap wezen, om ’t eind van ’t Net te beter op te kunnen ligten (gelyk ik heb gezegd) en het moet ook altyd in de ringen E F G H. gestoken zyn van de Fig: 1. Het Net gespannen zynde, zal men’er nog een handvol Koorn vyf, of zes onder neder gojen, naar de menigte van de koppel Patryzen; en men moet zich ’s morgen met het limieren van den dag op de plaats bevinden, om alles wel te stellen en zich achter ’t hout L. te verschuilen, waar aan men ’t einde van het tou vast maakt, dat het Net moet doen spelen. Zo haast, als het dag is, zullen de Patryzen niet missen na de plaats van ’t Aas te komen, men moet ze wel onder ’t Net laten koppelen, en als zy op haar drukste van ’t eten zyn, moet men het tou I. L. na zich halen, ’t geen het Net zal sluiten, en ’t wel vast maken aan een stok, of tak van een boom, op dat de Patrys niet zoude kunnen op vliegen, als zy de vlugt wilde nemen. Loop’er dan schielyk na toe. Om ze te vatten. Zo zy’er by geval des morgens niet mogten komen, moet men ’s Middaags daar weder na toe gaan, ten zy gy liever, als ’t zekerste, op elken morgenstond wilde passen. [illustratie] | |
[pagina 769]
| |
Wy hebben hier twe Figuren afgetekend, om beter zonder verwarring de gedaante van het Net gespannen te verbeelden. De eerste Figuur toont hoe het moet toegehaald wezen als’er de Patryzen onder zyn, en het twede hoe het gesteld zynde geschapen is. Van de Patrys, welke gy vangt, moet gy de Mannetjes eten, en mesten de Wyfjes tot de vaste, dat men niet meer jaagt in een vertrek, en zetten ze te dier tyd weder op uw Land. Gy zult op deze wys zo vele koppels Patrys op uw Land hebben, als gy Wyfjes hebt, en dus zult gy uw Land’er mede bevolken en ’t ras bewaren. Hoe men dit Net maakt is in ’t Artikel net te zien. | |
Ander kunstje, om een koppel Patrys in een Wyngaart, of Bos met het Steekgaarn te vangen.Gy kunt nog, zo gy wilt, om een kopgel Patryzen te vangen, de Steekgarens gebruiken, welke elders beschreven, en gemaakt zyn op ene wys, die elders is gezegd. Zie, daar, hoe men deze Jagt moet aanleggen. Gaat op ’t Veld met een Jagt Hond, zo hy een koppel Patryzen op jaagt, en zo gy ze in kleine stukken gehakt hout ziet vallen, of in een Wyngaard, een kreupel Bos, of dat gy ze hebt horen zingen, of dat gy weet, dat zy’er gemeenlyk zyn, doe dan, gelyk men in de Figuur van deze Bladz: afgebeeld ziet. Onderstel, dat de plaats I. K. M. het midden van de Wyngaard zy, daar ge de Patrys hebt in zien vallen; neem imand met u, en draag uwe Steekgarens, zet ze dwars over de Wyngaard een honderd, of twe schreden ver van de plaats, daar gy gelooft, dat zy zyn; gelyk by voorbeeld, de Letters A. B. Als de Netten zullen zyn gespannen, ga dan ver om na achter de Patrys, stel u volk in order, den enen aan de letter N., den anderen aan de letter P. en uw zelven in O. en wees van malkanderen, na dat uw Steekgarn lang is; en naar dat gy in getal zyt; altoos de Patrys moet tussen u en uw Net in zyn. Neem elk twe stenen in de hand, en naderende Allenskens sla den enen tegen den anderen, en ga al pratende voort; maar gy moet zo zagtjes aankomen, dat gy niet schynt voort te gaan, want zo gy te sterk aankwam, zouden zy ’t veel eer op een vliegen, dan op een loopen stellen. Zy moeten dan veel eer loopen, om zachtjes het gerucht te ontgaan dat zy van ver hooren, en met een geraas, dat haar te na komt; en dus zullen ze zachtjes in de Steekgaren loopen, zo gy ze aan dien kant niet hebt gevonden, is ’t een teken, dat zy verloopen zyn, na dat zy zyn in de Wyngaard gevallen, en dat zy aan de andere kant van uw Net zyn, ga in zo een geval ver om na de plaatzen D. E. F. toe, om op dezelfde wys voort te gaan, als aan de andere kant; om ze onfeilbaar te vangen. Zo gy een grote langte van Steekgaren hebt; en de plaats, daar gy ze spannen moet, zeer ruim is, of zo gy geen volks genoeg hebt, om de Patrys in ’t Net te jagen, of men moet meer dan dertig, of veertig schreden van een zyn, moet gy niet recht toe, recht aan het Net naderen, maar al slingerende van de ene na de andere zyde, om geen grote plaats te laten, die niet betreden wordt: want het zoude kunnen gebeuren, dat de Patrys in zo een plaats zynde, stil bleef zitten en zich niet bewoog als zy niet te sterk door het geraas gedrongen werd | |
Kunsjes van de Boeren om een koppel Patryzen die ge-aast zyn, in een soort van Kooi, te vangen, die men een Knip noemt.De uitvinding, die ik hier voorstel is een loosheid, door welke een boer een koppel Patryzen vangt, na dat hy ze heeft ge-aasd; deze vond is vry gemeen in enige Landschappen. Dit tuig is een soort van Kooi, die sommige een Knip, anderen een Stulp-kooi, andere weder op ene andere wys noemen, of in Vrankryk op sommige plaatsen, Mué, op andere plaatsen, een Trebuchet, of Tombereáu. Gy zult ook dit vangtuig kunnen gebruiken; op de zelfde wys, gelyk gezegd is, om de Patryzen op te vangen, die men op zyn Land wil houden, Hierom zal ik het maaksel van dit Kniptuig en hoe men het gebruikt, beschryven, gelyk wy het in de Figuren van dit Blad af-beelden. Deze Knip, of Stulp kooi bestaat uit vier stukken hout A. B: A. D. D. C. en C. B. elke derdehalve, of drie voeten lang, aan weerskanten op twe duimen na aan ’t eind met een gat doorboord, dat groot genoeg is; om’er ene vinger deur te steken. Men moet deze in ’t vierkand op den grond ieggen, na dat men ze te voren heeft tot op de helft ingekipt, regt op de gaten, om ze malkander te doen vast houden, hebbende ’t ene hunner einden, in ’t andere zo, dat zy vier hoeken uitmaken; en in de hoek, daar men het gat vindt, moet men door de einden een teen van hout steken, dat een vinger dik is, en vier, of vyf voeten lang, ’t geen daar, als een pen in gaat, en van ’t enen tot het andere eind der Kooi in de hoeken deurgaat, die over malkanderen komen. Steek een andere teen van de zelfde gedaante in de twe andere hoeken, die nog overig zyn, en als door ’t eerste zullen gaan. Daar na moet men verscheiden houtjes hebben, die vry recht zyn, en een vinger dik, en de ene wat korter, dan de andere trapswys zyn, en leggen ze rondom by de teenen zo, dat zy malkander aan de einden op den anderen kruissen, tot op de hoogte van de Knip toe, daar men een gat moet laten, om’er de Patrys uit te halen; nemende in ’t maken van die houtjes gedurig acht, om de Stulp-kooi al verminderende en rond van boven toeloopende te maken. Na dat de houtjes alle dus zyn gelegd, zal men ze naar het beloop der teenen, met teentjes, of touwen binden. Gy zult een houtje, of stokje F. G. een kleine vinger dik nemen, dat gy aan weerskanten plat zult maken, dat is van boven en van on- | |
[pagina 770]
| |
deren, en gy zult het drie voeten lang snyden, makende het met een toutje aan een eind F. in ’t midden van de stok D. C. vast. Dit houtje zal beweegbaar wezen en niet vast gehouden worden, hebbende een kleine keep in G. een duim, of twe van ’t eind G. Als men de Knip wil zetten, moet een stok I. K. hebben, lang anderhalve voet, met een toutje om hoog vast, om daar een klein stokje H. van een halve voet aan te hangen, of op zyn beste van negen duimen, hebbende het eind G. wigswys gesneden. Het eind K. van dezen stok moet in den grond zo worden gestoken, dat de Knip opgeligt zynde, dezelve in ’t vallen daar tegen kan vryven. Als het stokje hoog genoeg boven de grond steekt, ligt men het eind der Knip D. C. op, en men legt het eind H. van ’t kleine houdtje, dat ze op houdt, daar onder, en ’t ander eind, dat als een wig gemaakt is, wordt in de keep G. gelegd, dat aan ’t eind van het kniphoutje F. G. is. Laat dan de Knip zagtjes op dat houtje nederkomen, dan blyft hy opgezet, en ontrent een voet hoog staan, en het kniphoutje ontrent drie duim van den grond; op dat, als de Patrys onder deze Kooi komt eten, dezelve op dat kniphoutje springe, en de Knip toe valle en hen daar binnen sluite. Als een Boer dikmaal op ene plaats, ’t zy ’t een Wyngaard, of Bos zy, een koppel Patryzen ziet, zoekt hy ze met de Knip te vangen: maar eer hy ze zet, zoekt hy’er ene bekwame plaats voor. Zo ’t in een Wyngaard is, maakt hy een stuk dicht by een Haag gereed, of by een wilgestoof, of kreupelbos, zo dat elk zyne Knip zo heel wel niet kan zien, en de Patrys daar voor schrikke, als zy de plaats ziet. Hy legt daar vyf, of zes handen vol Garst, of droge in een pan gebrade Haver, of wat Koorn; en gooit hier en daar nog wat koorentjes en maakt een ry, die wat ver is, om de Patrys na den hoop, als te geleiden, en als hy uit haren drek verneemt, dat ze daar gekomen zyn, zet hy de Knip ter plaatze, daar zy gegeten hebben; dekkende ze met kleine takjes met bladen, of van kapper, of van Wyngaardranken, zo ’t de tyd is, en hy legt’er zeven, of acht handen vol Koorn onder, met een lange staart. De Patrys, die ’t niet zal nalaten, daar weder te komen, alzo ze daar geaasd is, begeeft zich terstond onder de Kooi, om te eten, en dewyl zy zeer gretig zyn springt de een op de ander, om de koorentjes te vatten en dat zo, dat zy springen op ’t kniphoutje F. G. dat de Stolp-kooi op en gespannen houdt, en doen de Knip neder vallen, die’er door wordt ophouden. Als de koppel groot is, blyft’er veeltyds de ene, of de andere Patrys buiten de Knip, die niet gevangen wordt, als de Knip nedervalt. Maar de Boer weet ze op eenen anderen tyd wel te knippen. Zo gy gaat wandelen en een hoopje Koorn vindt; houd wagt daar ontrent, zonder van imand te worden gezien; ’t zal u niet missen, of gy zult’er een Boer betrappen, die het’er gelegd heeft: want by zal twemaal daags komen zien, of zy’er van gegeten hebben. Het rechte uur van ze te bejegenen is ontrent den middag, en ’s avonds, als de Zon ondergaat. Wy hebben de twe Figuren van deze Knip hier in beeltenis by gedaan. De ene verbeelt’er ene, die opgezet is van voren, en de twede vertoont de zelfde op de zyde te zien; en is met de zelfde letters, als de eerste, getekend. De letter E. zal u doen aanmerken, dat’er, als de Stolp-kooi ligt is, en de koppel Patryzen, groot; men een grote steen boven op de Knip zal leggen, op dat de last belette, dat ene enige Patrys ze niet doe nedervallen, want dan zoude men’er zomwyl maar een, of twe vangen. Dit is een stukje dat de Boer wel mag in acht nemen. | |
Hoe de Boeren de Patrys in de Bossen en Kreupelbossen met Strikken vangen.Vele Boeren maken hun werk van de Patrys met Strikken te vangen, welke ze in de Bossen en Kreupelbossen zetten, alwaar ze hunnen tyd en arbeid niet vergeefs spillen: want zy vangen allengskens de ganse koppel. Daar zyn plaatzen, daar de Patrys uitnemend gaarne komt, de Boer die ze gaarne vangt, weet ze wel te ontdekken. Ik zal u de manier zeggen, die ze gebruiken, om de Patrys te vangen, op dat gy, de Strikken vindende, wete voor wat voor Vogels zy gezet zyn. Sla uw oog op de Figuur die hier verbeeld wordt. Zy zal u tot onderrigting strekken met de volgende redenerig. De Boer die in een Bos Patrys wil vangen, maakt een groten omtrek, van twintig, of dertig schreden wyd. Tussen de stoven, van het kreupelbos, die dezen omtrek uit maken, maakt hy kleine Hagen van een half voet hoog met Brem, en kleine takjes van hout, die hy in de aarde steekt, en laat niet dan een paadje voor de Patrys tussen beiden.Deze paden worden door de letters A B C D E. getekend, daar hy een sterk paaltje van een duim dik in den grond steekt, waar aan hy een Strik van Paardshaar vast maakt, die het open houdt, en zet dit op de hoogte van den hals der Patrys, die’er al voort gaande om de kost te zoeken het hooft in steekt, en zich verstrikt; ’t zy dat zy zich in de rondte begeve, of daar ontrent, want door het voortgaan bejegent zy een deel van die kleine Haagjes. Is’er een kreupelbos, daar een Boer Patrys wil vangen, hy maakt gaatjes, waar door ze loopen. Of hy maakt daar in, zo ’t nodig is, een kleine heg, als ’t Bos, en hy laat daar paden in, waar aan hy de Strikken vast maakt, en laat niet na daar een uur na den middag na te gaan kyken, of ’s avonds, om te weten, of hy’er gevangen heeft. Enige Boeren gojen op die plaats Koorn, om ze gemakkelyker daar in te lokken. Daar zyn ook van die lief hebbers die Strikken leggen, die open zyn en plat op den grond, in ’t midden van ’t paadje leggen, gelyk zy in de Figuur met de letters D. E. getekend zyn, op dat de Hout-sneppen, in den tyd daar ook mogen in, by den voet gevangen worden. ’t Zyn niet anders dan Patrys en Hout-sneppen, die [illustratie] | |
[pagina 771]
| |
daar in gevangen worden: maar ’t is gemaklyk ze met Strikken by den hals te vangen. | |
Andere manier van den Boer, om de Patrys met Strikken te vangen. Als het Sneeuwt.Als ’t Sneeuwt, zyn die Vogels hongerig, en zoeken over al kaale plaatsjes, ’t zy aan den voet van Bomen, of langs de Huizen, daar de Sneeu eerder is gesmolten, dan elders. De Boer, die zyn werk maakt van ze met Strikken te vangen, vergeet niet te loeren op de Koorn-velden, die bezaaid zyn, of hy geen Patrys op de Seeu vindt; en ziet hy ze, hy laat niet na van by avond na de plaatzen te gaan, daar hy ze heeft vernomen, en schopt met een houten Schop de Sneeu van een plaats, een roe, of twe ver weg, in ’t vierkant, gelyk gy afgebecld ziet, in de volgende Figuur. Stel, dat de plaats, die tussen de letters Y Z A F. is, een stuk Koorn-land zy, daar de Sneeu is afgeschupt, en dat de plaats, die tussen de gestipte lynen is getekend met de letters A. B. C. D. E. F. het boven eind ver van het stuk Koorn zy, en dat de andere kleine plaatzen, met de cyffer 1. 2. 3. 4. 5. getekend, de grond der veure zy, daar het land deur afzakt. Als de Vanger de Sneeu weg geschikt heeft, maakt hy in ’t midden van de plaats, van Sneeu ontblood, een kleine Haag, K. L. M. N. een halve voet hoog, die dat ganse stuk ontdektegrond, overdwars overgaat. Hy laat op ’t midden der grond van elke veuren, een pas voor de Patrys over, en steekt daar een staak in den grond, en maakt daar een strik van Paards-haair aan vast, op de hoogte van den hals der Patrys. Men ziet deze in ’t Haagje afgebeeld, daar na strooit hy, aan de ene en de andere kant van de Haag, wat Koorn, gelyk men in de Figuur op de letter V. en X. kan zien, om de Patrys daar te doen deur loopen. Des morgens, als zy die plaats zonder Sneeu zien, missen zy niet daar heen te gaan, en zich te laten vangen. ’t Is ligt te zien in de Figuur, hoe de Patrys, die het Graan gegeten heeft, van de ene kant, willende na de andere kant gaan eten, ’t geen daar legt, zich in de Strik vangt die gespannen is: want de Vogels van dien aart vliegen niet op onder ’t eten, zo zy daar niet toe gedwongen zyn. Zy loopen gedurig, gelyk de Hoenderen, die mak zyn. Die zyn werk maakt van met een Strik te vangen, vangt ze ook daar mede in het Koorn en Stroo, als’er geen Sneeu op ’t Land legt. Hy ziet een koppel Patryzen gewoonlyk in een Koorn-, of anderen Akker, daar de stoppels nog opstaan. Dit hebbende gemerkt, zo ’t Koorn nog groen is, maakt hy een klein Haagje van Brem, dat het ganse stuk kwars over loopt, en laat’er kleine passen in, daar hy Strikken plaatst, gelyk hy doet, als ’t Sneeuwt. Zo het in de stoppels is, steekt hy vele Strikken hier en daar vast, en gooit een party Koorn onder die Strikken; zo dat een koppel Patryzen zich op dat velt neder zettende onder het voortloopen Koorn vindt, en, om ’t te eten genoodzaakt is, ’t onder die Strikken te loopen zoeken, en daar in de ene, of de andere te loopen. | |
Hoe de Boeren de Patryzen, ten tyde van hun paren, in Strikken vangen.Als het eerst na drie Koningen dooit, beginnen de Graauwe Patryzen te paren; men ziet ze malkandes morgens en ’s avonds naloopen; inzonderheid, als het eens wit gerypt heeft. En om te rasser te loopen, en met malkander aan de gang te raken, volgen ze de paadjes, die rondom het groene Koorn loopen, en de Boer die vroeg op is, en na zyn werk gaat, ziet ze menigmaal; daarom zet hy zyne Strikken, gelyk gy in de nevensgaande Figuur zien kunt. Onderstel dat de Linie A. D. het eind van het Koorn zy, en de andere Linie B. C. het eind van de Haag, en dat tussen deze beide het paadje is, daar de Patrys deur loopt; maakt de Boer van twintig tot twintig schreden kleine Hagen, die ontrent een half voet hoog zyn. In ’t midden van deze maakt hy een pas van vyf, of zes duimen, en zet een Strik, gelyk door de letters E. F. G. wordt aangewezen niet gans recht overeind, gelyk die, waar van hier voorgesproken is, maar zo, dat het boven einde, half over de pas hangt, anders zoud gy’er niet met al vangen: want, terwyl de ene den anderen naloopt, komen ze met opgerechten hoofde, en als zy’er dan door wilden zouden ze de Strik met de borst stoten; maar als het paaltje wat voor over hangt, zyn ze genoodzaakt zich ’t Hooft te buigen om’er onder deur te geraken, en worden dus door den Strik gevangen, en verwurgd. De Boeren laten niet na ’s morgen, als de Zon opgaat, de Strikken te bezien, om de Patrys te krygen, welke ze daar verwurgd vinden, op dat ze niet ontdekt worden. | |
Vermaaklyke manier om de Mannetjes, Gryze Patryzen, met een Lokvogel in het Steekgaren te vangen.Men vangt de Mannetjes Patryzen, die geen Wyfje hebben, met een Net, gemeenlyk een Steek-garen geheten. Om daar in te gelukken, moet men in een Kooi, een Wyfjes Patrys hebben, dat de Mannetjes roept, en ze door haren zang doet naderen. De tyd van de Mannetjes te vangen is van den eersten dooi af, die na drie Koningen gebeurt, als de Patryzen beginnen te tieren, en te paren, tot aan Augustus toe. Aanmerking I. Men vindt luiden, die meenen, dat men door een Roepster, een Land van Patrys, berooft, maar zy hebben ’t mis, alzo men daar gene, dan Mannetjes mede vangt, die de Wyfjes, die gepaard zyn, meer kwaad, dan goed doen, belettende ze het broeijen; als zy ze kunnen betrappen, en brekende de Eijeren, die ze vinden. Daar van daan komt het, dat men menigmalen koppels Patryzen vindt, die klein in getal zyn. Dit gebeurt ook, als het Mannetje te heet zynde, en het Wyfje te sterk na hebbende geloopen, dat wilde leggen, | |
[pagina 772]
| |
zich van hem niet ontslaan kan, om het Nest te krygen; en het Ei veel eer heeft willen verliezen, dan in ’t gezicht van ’t Mannetje in ’t Nest gaan; dat alle de andere zoude gebroken hebben. II. Een Mannetje weet nooit het Nest van ’t Wyfje. Hierom is het zeer goed, het Mannetje te vangen, als ’t Wyfje broeit; want het gelooft, dat het verlooren is, en loopt na ’t eerste toe, dat het vindt. III. Men vindt luiden, die zo fyn zyn, dat zy zeggen, dat de Wyfjes, door minnenyd gedreven, op het roepen der lokvogelen, daar heen loopt, om ze te slaan; maar ’t is niet waar, en een teken, dat die luiden de Mannetjes uit de Wyfjes niet weten te onderscheiden: want men heeft Mannetjes, die als de Wyfjes zingen, en die geen ander teken hebben, als die. Deze Jacht geschiedt niet, dan van Zons ondergang tot donker avond, en van ’t limieren van den dag, tot Zons opgang. Om te leeren, hoe men zich van een Lokvogel bedient, en van een Steekgaren, zo sla uwe ogen op ’t Figuur tot deze Bladzyde behorende. Stel eens dat de plaats tussen de letter H. tot de I. een Haag zy aan een stuk Koorn, van vier, vyf, zes, of zeven Mergen, zet uwe Zangster V X Y. dicht by die Haag; zet uw Steekgaren rondom, gelyk by de letter K L M. te zien is; zo dat het van de kooi van daan, rondom anderhalve roe zy; en zo gy Steekgaren genoeg hebt, zo zet uwe Kooi een roe, of derdalf in ’t Veld, en zet’er uwe Netten om, en ga dan achter de Haag zitten. Zo dra hoort uw Wyfje geen Mannetje roepen, of ’t zal niet missen van dit te roepen, en het zelve, van te komen. Somtyds komen’er een stuk vyf, of zes gelyk, die met malkander om ’t Wyfje, datze hebben horen zingen, al aan ’t vechten gaan. Die ’t het kwaatste krygt, gaat eerst aan ’t lopen, en vangt zich, maar wees niet te schielyk, om het uit het Net te gaan halen; en wagt tot de ene, of de andere zich nog in ’t Net begeeft; ’t Is zeker, zo gy niet te ongeduldig zyt, dat gy’er meer zult vangen. Maar om een ongemak voor te komen, ’t geen deurgaans gebeurt, als men het Net stelt, eer dat het Mannetje gezongen heeft, zo raad ik u ’t Steekgaren niet te spannen, voor dat het Mannetje gezongen heeft, om het tot op een vyftig schreden te naderen, op dat het Wyfje en Mannetje roepende malkander zouden kunnen verstaan, dat anders by tegenwind ligt om de verheid niet zoude gebeuren. Het gebeurt ook somwyl, dat de Mannetjes, die ongerust zyn, om dat zy uw anderen hebben zien vangen, niet boven op twintig schreden na aan de Kooi zullen komen, welke ze voor heen gezien hebben, en daarom moet men ze van velerleije soort hebben. ’t Volgende zal u leeren hoe men ze maakt. | |
Maakzel van verscheiden soorten van Kooijen om’er Patrys in te zetten, en vervoeren; en Wyfjes die voor Roepsters dienen, om de Mannetjes te doen naderen.De Kooi, welke men in de voorgaande Figuur gebruikt heeft, is zeer fraai, beslaat by na gene plaats, is gemaklyk om te dragen, en kwalyk te zien. Zy is van een ouden hoet gemaakt, daar de rand is afgesneden; Het onderste is van hout, dat men sluiten en openen kan, om’er de Patrys in te zetten, en uit te nemen. En boven in die hoed moet men een gat maken, daar de Patrys de kop moet kunnen deursteken, om te zingen. Men heeft’er ook een haak Y. van yzerdraad aan, om de Kooi aan zynen hand te hangen; en op de plaats, door de letter V. getekend, moet men een, of twe gaten maken, op dat ze daar door zouden kunnen drinken en eten geven. Aan ’t deurtje, dat van onderen is, zal men een stuk hout vast maken, of daar aan spykeren, ’t geen een half voet lang is, en een punt aan X. heeft, om het in den grond te steken, op dat de Kooi over eind sta, daar men ze zetten wil. Deze Kooi is zeer goed voor tamgemaakte Lokvogels. Men zet ze daar niet in, dan om ze te dragen, en by daag zet men ze in een grote Kooi, of in een vertrek. De volgende Figuren vertoonen verscheide soorten van Kojen. De gemeenste is die, waar by men ene beschryving begint te doen. Zy aal u tot een voorschrift dienen, waar na vele andere soorten kunnen worden gemaakt. Deze Kooi bestaat uit twe stukken, van den bodem van een ton, getekend met de letters A. K. I. en B. G. D. rond aan ’t boven eind by A. B. Zy moeten negen duimen hoog zyn, en een voet wyd. Van onderen, spykert men’er een ander stuk hout aan vast, van de zelfde wydte, en van vyftien, of zestien duimen lang; van boven moet er aan vast zyn een latje, of klein stukje hout, dat met de letters A B. getekend is, en vyftien, of zestien duimen lang, dat aan de twe ronde stukken der einden vast is gespykerd, om ze styf te houden, als ook nog twe stukjes D. K. en G. I. langs den bodem ’t geen dan nog open blyft, moet men met een stuk groen lywaat, of van een gryze kleur, trekkende na den bruinen, dekken, en het daar met kleine spykertjes aan vast spykeren, en laten’er een, twe, of drie gaten boven in, waar door de Patrys de kop kan steken, als zy zingt, of luisteren wil. Men moet nog een klein deurtje F. aan ene der plankjes van het eind, gemaakt hebben, by voorbeeld ontrent de letter G., om’er uwe Patrys te kunnen inzetten, of uithalen. Aan ’t andere eind moet men twe gaten hebben gemaakt, gelyk gy ze met de letters M. L. ziet aangewezen, om daar het eten en drinken van de Patrys te kunnen voorzetten. Gy zult aan weers kanten een riem, of tou vast maken, om daar de Kooi mede om de hals te hangen, als men de Patrys draagt. De Figuur zal u het overige zeggen. Zie daar nog een andere Kooi die van gebruik is, als de Lok-vogel wild is. Om dat zy zo woelt, als men ze draagt, dat zy op haar plaats zynde zo afgetobt is, dat zy niet lokt, gelyk ik menigmaal ondervonden heb, zo dat men genoodzaakt is, ze op het veld te laten, om ze den volgende dag te [illustratie] [illustratie] [illustratie] | |
[pagina 773]
| |
gebruiken. Maar dewyl een Vos, of ander dier, ze doden kan, zie eens hoe men een Kooi zoude kunnen maken, in twe Figuren afgebeeld. De eerste. Doet ze u in alle deelen zien, zy is nog met yzerdraad niet gedekt, gelyk zy zoude moeten zyn, als zy gans gereed was, maak daar dan uw fatzoen na. Neem twe plankjes E. G. A. D. en F. H. Y. C., die ontrent vyftien duimen vierkant hebben. Men moet ook hebben twe bogen van grof yzerdraad, die gemaakt zyn, als een poort, gelyk de twe plankjes der einden van de voorgaande Kooi, of op de wys van een dak, gelyk men in deze Figuur ziet. Gy zult de twee latjes g. h. i. c. d. e. aan elke der twe vierkante planken vast maken, en maken ene plank C. D. Y. A. van onderen vast, die de breedte van de twe andere heeft, anderhalve voet lang is, zo dat de kant van deze, die vierkant is, gelyk komt met de grote planken. Daar na zal men een lywaat over de twe bogen heen najen, om tussen de planken E. G. A. D. F. H. Y. C. een Kooi te maken, even als de twede der voorgaande, en welk gy hier betekend ziet met de kleine letters a b c d e f g h i k, zo dat de drie planken aan weerskanten drie, of vier vinger buiten uit steken; voorts maakt men aan weerskanten boven de latjes G H. E F. vast, om de zyden in staat te houden en het middelste doek te spannen. Daar na dekt men alles met koper, of yzerdraad, dat een gemene sped dik is; en om de Lok-vogel te eten te geven, is’er een kleine lade, of etens-bak met een drinken-bak, die men door de kant C. insteekt tussen de Kooi en het yzerdraad. By de kleine letter a. Hierom moet de kant van de Kooi, die aan deze etens-bak is, open zyn, met latjes tussen beide, zo dat de Patrys daar zyn hoofd gemaklyk deur steken kan, om te eten en te drinken. Of wilt gy het op ene andere wyze, neem een twede Kooi van yzerdraat, die van bekwame grootte is om’er ene andere in te sluiten, die in ene der voorgaande af-beeldingen vervat is, waar in de Patrys is, en laat ze op het veld; de beesten zullen haar geen kwaad doen; en ’s morgens zal zy lokken. Ik bepaal de gedaante van die grote Kooi niet, ’t Is evenveel hoe groot zy zy, als zy maar in staat is om te beletten, dat enig verslindend dier de Lok-vogel kan doden. Gy zult ze, wilt gy gelyk een Stulp-kooi maken, daar men de Hoenders onder zet. De volgende af-beelding is van een soort van Kooi van garen, die van drie bogen R Q P. van grof yzerdraat gemaakt is, dat gebogen wordt, als een poort met een ronde bogt, die hoog is een voet, wyd, negen duim. Deze bogen moeten acht, of negen duimen van den anderen zyn, en gedekt met een Net dat vry sterk en van grote mazen is. Het moet aan ’t eind, door de letter V. S. R. getekend, vast gemaakt wezen; en moet daar een tou hebben, boven in R. vast gemaakt, en in ’t midden onder in S. van de boog, om ze vast te binden aan de paal T. Het eind O. van de Kooi moet zo gemaakt zyn, dat men het met een tou openen en sluiten kan, ’t geen door de laaste mazen gaat, om daar de Patryzen in te zetten en uit te halen, als men wil; en om het te sluiten als een zak, en vast te maken aan de paal N. op die wys, dat de Kooi vry styf gespannen zy op een stuk Koorn-land. De Mannetjes komen, en ziende de Kooi niet, naderen en loopen in de Netten. Zulke Kooijen moeten ten besten dienste van vierkante mazen worden gemaakt, gelyk boven op zyne plaats getoond is. Wy moeten evenwel waarschuwen, dat een Patrys, die al te wild is, zich in zo een Kooi licht kwetzen kan. Zo uwe Patrys tam is gemaakt, kunt gy ene myner uitvindingen gebruiken voor de Lok-vogels. Want een Manneje zal stout in uwe tegenwoordigheid het Wyfje komen gajen. Als ik ’t niet had ondervonden, zoud gy ’t op ’t gezicht des volgende Figuur gemaklyk geloven. Men moet aan den rug der Patrys een ring vast maken, met een band van smal zyden lint, of een koord, of zachte band, stekende hem onder de vleugels heen, twe Paards-haairen, en twe aan de kant van den hals; maak ze te zamen onder den buik vast, op de zelfde wys als men een Putter vast maakt, met dat onderscheid, dat die het ringetje aan den buik vast heeft, daar de Patrys het op den rug moet hebben. Aan dezen ring moet gy een toutje vast maken van ontrent twe voeten lang, dat aan zyn ander eind een andere ring zal hebben, getekend met F. Door dezen ring gaat een ander toutje A B. ontrent een roe lang aan twe paaltjes vast gemaakt, een voet, of anderhalf hoog van den grond. Aan dit tou zult gy nog twe andere kleine ringen C D. vast maken, die op twe voeten na van elke staak A. en B. vast zullen zyn gebonden, na dat ring F, gebragt is tussen de twe ringetjes, op dat de Patrys langs het tou kan gaan, zonder om de staken (A B.) heen te kunnen komen, ’t geen zy doen zoude, zo de ringen C D. dit niet beletten. Als uwe Patrys zo gesteld is, zie eens, of een Mannetje zo doortrapt zal wezen, dat het’er niet zal na toe komen. | |
Andere vermaaklyke wys om rode Mannetjes Patrys met een kunstig toegesteld Lok-fluitje te vangen, en een klein Netje, ’t geen men een Zak noemt.Het Lok-fluitje der rode Patryzen verschilt veel van dat der graauwen. De gedaante is in de hier nevensgaande Figuren afgebeeld. De twede Figuur vertoont het van binnen, om daar de byzonderheden beter van te kennen; schik u dan daar naar, om een dergelyke te maken. Het is van Palmen-hout, of Kornoelje-hout, of Neutenbomen-hout gemaakt in gedaante, als een Raap en een Hoender Ei groot. Maar om ’t beter te doen begrypen, verbeeld u een gemeen ei, dat twe stelen heeft A B. die van ’t ene tot het andere eind toe doorboord zyn. En dat in zynen buik D E. ene opening heeft, zo | |
[pagina 774]
| |
groot als een ryksdaalder, en van binnen tot den grond toe hol. Neem dan een Zwane schacht, en een been van een Kat, dat aan ene kant open is, steek dit in ’t gat P. A. door de binnenste opening P. heen tot dat het ontrent het midden der opening P. is, op den bodem. ’t Ander eind A. van het been moet gesloten zyn. Neem daar na de schacht van een schryfpen, die aan weerszyde open is; steek die in ’t gat B. Dit maakt de toon van een rode Patrys. Gy zult het eind F. van ’t been, of er meerder, of minder van daan halen, tot dat gy den waren toon vindt. Behalven dit Lok-fluitje moet men een klein Net en teentje van buigzaam hout hebben, dat vier, of vyf voeten lang is, en gy zult ’s morgens met het limieren van den dag, of wel na ’t ondergaan der Zonne, en somwyl op den schonen middag, als gy ’t Mannetje in een Wyngaard hoort zingen, of in gehakt hout, of kreupelbos dicht by een klein paadje zetten, daar een plaats is, bekwaam om u daar op den buik leggende te verbergen. Onderstel dat het paadje tussen de twe gestipte lynen A C. en D E. zy, en de plaats daar gy u verbergt in K. maak een toutje No 1. vast, ’t geen door de ring 4. van het Net op ’t eind van ’t toutje gaat, dat gy op den kant van ’t paadje in de grond steekt. Dit boogswys krommende, zult gy het ander eind van dat houtje op de andere zyde van ’t paadje vast steken, en daar desgelyk het toutje, 3. vast maken, ’t geen gaat door het ringetje 5., zo dat de twe ringen 4. en 5. de vryheid hebben, om malkander te naderen. Neem de ene der einden van den rand. 6., of 7., licht ze op, en breng ze om hoog aan den boog 2., zo dat het daar van zelf aan blyft, latende het andere eind op de aarde. Dus zal de weg gesloten zyn, en niets zal langs dien weg kunnen komen zonder in ’t Netje te loopen; begeef u dan een weinig ter zyden, op uw buik, ter plaatse door K., aangewezen, met het hoofd op den kant van het paadje, een half, of heele roe van het Netje af, en aan ene andere kant van het Netje als de Patrys is. By voorbeeld, stel dat de Vogel aan de kant D. zingt, zult gy leggen aan de letter K. Maar was de Patrys aan de E. Moet gy u begeven na de plaats L. Leg daar zo wel, zonder bewegen, verborgen, dat de Patrys u niet kan zien. Als zy roept slaat dat een reis, of twe met uwe Lok-pyp, maar niet te hart, en zo dat zy u maar kan hooren, dan zal ze in ene vlugt tot op een schreed, of 25. na u toevliegen en zal zich begeven op het paadje om te luisteren; daar na zal zy een weinig zingen, antwoord met een klein steekje van uwe Fluit, en niet meer; zo dra zy u gehoord heeft; zult gy ze zien komen loopen, langs den weg, tot aan ’t Net toe, ’t geen zy aan zal aan zien, en zingen nog eens, en daar op zal zy’er zich in begeven, en doen vallen den rand 2. die aan den boog vast legt, en zich zelf in de beurs sluiten, waar uit gy ze halen zult, om ’t Netje weder te spannen, en’er meer te vangen, zo zy’er zyn. Deze Jagt geschiedt niet, dan in de maanden April, Mei, Juni, en Juli, als de Wyfjes paren, of broejen: want men vangt niet dan de Mannetjes, die niet gepaard zyn, bootzende het Wyfje met het Lok-fluitje na. Men konde de graauwe Patrys ook wel op die wys vangen; maar zy begeeft zich op gene paadjes, want zy is gewoon de stukken Koorn dwars over te loopen, en in tegendeel willen de rode zulken gebaande paden niet loopen; daarom begeven zy zich na ’t eerste paadje, dat zy vinden om na ’t Wyfje, dat zy hooren, op ’t spoedigste toe te loopen. | |
Om een Net-beursje voor Faizanten, of Patryzen te maken.Ik heb elders het maken zo van Netten aangetoond, als van Net-beursen voor Konynen; op de zelfde wys moet men die voor Faizanten en Patryzen ook maken. Zy verschillen niet dan in de langte, die van vier, of vyf voeten van de ene ring tot de andere moet zyn. Men moet deze Netjes van tou maken, dat zeer slap, en echter sterk en wel rond gedraaid is. Men maakt ze nooit dan van scheve mazen, die twe duimen wyd zyn. Men zet twintig mazen op, en als zy gemaakt zyn, steekt men’er een glad toutje, dat los is, rondom deur; gelyk in de Konynen Netten, en laat ze daar na groen, of ene andere kleur verwen, gelyk op zyne plaats geleerd is; en zo die Netten genen dienst, dan voor de Faizanten, moeten doen, maak ze wat sterker, dat is laten dan ’t tou driedraad zyn. Maar voor Patrys, is twedraad dik genoeg. | |
PATRYS A la daube.Neem een Patrys lardeer ze met middelmatig Spek; maak ze, smaaklyk met Zout, Peper, Nagelen, Neut, Laurier, Uije Challotten en Orange; wind hem in een Servet, doe hem met nat en witte Wyn koken, en als gy denkt dat het sap genoeg is gekookt, laat hem half koud worden in het nat, en dis hem met Citroen op. | |
Patrys, tot gehakt.Om hier niets onnodigs te herzeggen moet ik alleen te kennen geven, dat men gehakt van Patrys even maakt, als dat van een Schapenbout. | |
Patrys, in Marinade.Men zet een Patrys in Marinade, en om daar in te gelukken, snydt men ze aan kwartieren, doet ze in Verjuis en in Wyn-azyn, om ze daar in drie uren te laten trekken; als vervolgens, alles met Zout, Peper, Nagelen, Prei en Laurier smaaklyk is gemaakt, doopt men het in een heldere pap, van Meel en witte Wyn en dojer van Eijeren gemaakt. Daar na snerkt men ze in gesmolten Spek, Boter, of Kudde-boter. Welgebraden zynde, schikt men ze met gebakken Pieterseli en stukjes Citroen op, en dist ze na derhand op. | |
Patrys in de Casserol.Doe een Patrys twe, of drie aan ’t Spit braden; | |
[pagina 775]
| |
stamp ze daar na in een Mortier, wring ze daar na deur een doek met een goede Rundersap en korst van Brood, in ’t sap gedrukt; gy zult nog de levers des Patrys met enige stukjes van Aardappelen stampen. Als alles wel deurgewrongen is, zult gy ’t in een Casserol doen, waar in gy twe glazen goede Wyn hebt gegoten, gy zult daar een stukje Chalotten, of Rokambole, Zout en Nagelen by doen; zetten met een op ’t vuur, en laten ’t koken. Als de Sous op de helft gekookt is, zult gy ze door een Temis laten lopen, en doen ze weder met Coulys in de Casserol. Gy zult niet vergeten daar wat Essentie van Ham by te doen; zo gy ze hebt. Daar na zult gy ’t alles met den andere koken. Eindlyk na de Patrys te hebben in stuk gescheurd zult gy ze in de Sous leggen, daar zult gy ze laten stoven; dan zult gy uwe Patrys in een Schotel opdissen, en zetten ze warm op, voor een eerste gerecht. | |
Patrys en Filets by Ham.Sny de gebrade Patrys aan sneedjes, snerk ze met gesmolten Spek, en rauwe Ham, doe’er Prei, Pieterseli, klein gehakt by, Zout, Peper, zo veel nodig is voor de Ham, met een goede Sous. Laat alles een weinig smoren; en dis het heet op voor een by-spel van ’t eerste Gerecht. | |
Jonge Patryzen.Worden gemeenlyk gebraden en gelardeerd opgedist, of belegd met reepen Spek. | |
Gestoofde Patryzen.Doorspekze met grof Spek, en laat ze in een Casserol met gesmolte Spek opsnerken, tot dat zy een fraje kleur hebben. Doe’er daar na Vleesnat, Zout, Peper, en een bondeltje fyne Kruiden by; laat het stoven, doe’er dan Kampernoeljens, Aardappelen, bodemen van Artisokken by. Als ’t gaar is, doe’er dan Rundvlees by, en dis het warm op voor ’t eerste gerecht, met sap van Citroen. | |
Jonge Patryzen aan Ragout.Braad ze naar gewoonte, neem de Vleugels en Bouten; doe ze in een Kasserol met goed Vleesnat, een weinig Wyns, Kampernoelje, Aardappelen, bodemen van Artisokken, gesneden aan dobbelsteentjes, Zout, Peper en een bondeltje fyne Kruiden. Laat alles smoren, en als het gaar is, zet het op voor een eerste gerecht, met Citroensap.
patrys-netten. Zie zakgaren: Steekgaren.
peren. Men onderscheidt ze in Zomer, Herfst en Winter-peren; en deze ieder weder in drie soorten, als in Boterachtige Peeren, die een zacht en smeltbaar Vlees hebben: en Karrelachtige, die niet zo zacht en smeltbaar zyn; en in een derde soort, dat tussen die beide is, welks Vlees zo zacht noch smeltbaar, als van de Boterachtige is, en knappend, als men ’t Eet: men onderscheidt ze ook in Tafel-, Stoof- en Braad-peren. Tafel-peren noemt men, die, uit de hand gegeten, geurig van sap zyn; en deze geur op den Boom, of in ’t leggen krygen. Stoof-, of Braad-peren krygen hare rypte, of geurigheid, door ’t vuur. Zy zyn raau van een wrange smaak, die zy door ’t vuur verliezen; gelyk sommigen der zelve in zeer goede Zomers doen; als de Foppen-peer, in ’t Jaar 1719. Aanmerk. op Lusth. Ten dienste der Huishoudinge zal het niet kwaad zyn, hier in ene Lyst te vinden, op wat tyden van het Jaar de Vruchten ryp, of tydig, om’er zich van te bedienen. In JULY zyn Ryp. Clignets Peer. Citroen koleur peer. Lange Lysbets peer. Petite Quiesse Madame. Vroege Wyn, of Tydpeer. Vroege Honing, of Suiker peer. Vroege zoete Zomer Graciool. Vroege Hagenaar, of Abraham Katalyne peer, of Citroen de Cirene. | |
In AUGUSTUS zyn Ryp.Amedot Merveille. Angevegus Bouvat. Belle Gabrielle, ou Trompe des Valets. Bon Chretien d’Etée, ou Graccioli di Roma. Bon Chretien d’Etée musque Blanquet gros. Blanquet à longue queue. Epargne, ou saint Samson. Fondant de Brest. Gonelle. Kassolette, ou friolet, ou Muscat verd, ou verdesse. Kaljart Rouchart. Merveille de France d’Etée. Non Pareille. Orange verte. Petit Oin, ou, Pucelle d’Orleans. Poire de Rogile. Petit Muscat, ou sept en geule. Poire d’Oeuf, ou ovale. Poire Rubine. Quiesse Madame. Royal d’Aôut. Robine. Rouselet d’Anjou. Bloed peer. Dubbelde Franse Kaneel-peer, of dubbelde Kruyd-kanjuweel. Franse Keizerin, of St. Magdalene. Florentina. Graauwe Suyker Peer. Goud peer. Geld peer van Baarsen. Hypokras peer. Konings peer. Langhalzige Spuyt peer. Muskus peer. Pape peer. Spaanze peer. Saffraan peer, of Gratiosa di Napoli. Suykerkandy peer. Tafel peer. Zoete Keizerin. | |
In SEPTEMBER zyn Ryp.Amiré roux, ou gros orgnonnet, ou Roy d’Etée, ou Poire de Cipre. Bourdon musque. Cher à Dames. Cher à Filles. Comtesse. Callard rose. D’Ojonne musqué. Fondant de Boesie. Gros musqué. La Cromoisine. Mouille bouche d’Etée. Musqué Royaal. Messier Iean d’orre. Martin sec d’Etee. Muscat Alleman. Muscat Suffie. Muscat Robert, ou poire d’Ambre, ou pucelle de Xaintonge. Muscat Noblesse. Odorante musqué. Poire Madame de France. Poire sans peau, ou fleur de guigne, ou rouselet batif. Poire de Vigne, ou de demoiselle. Poire d’Orange musqué. Poire Vigos. Poire d’Almonde. Poire d’Angletterre. Petit musqué d’Orleans. Poire de Figue. Poire d’Admiral. Poire de pendar. Rouselet musqué. Rouselet de rinse. Rouselet en fosse. Rouselet de Reims. Rouselet Gros. Royonné. Salviati. Saint Lesin. Beurée blanche d’Etée, Bergamot musqué. Blanquet petit. Bourbon. | |
[pagina 776]
| |
Valee musqué. Ananas peer. Boter peer. Bredero. Brabandze Graciool. Deenze Konings peer. Dubbelde Dirkjes peer. Enkelde Rietpeer. Enkelde zoete Keizerin. Grote Bergamot. Graciosa van de Voorst. Hollandze Bergamot, of Maatjes peer, of zoppige groentjes. Hollandze Konings peer. Hoogduytze Konings peer. Hoere peer. Konings peer van Switen. Kraai peer. Knol peer. Kalmer peer uit Duytsland. Lekkerbeetje. Marsepein peer. Oranje peer. Prince peer. Provintie peer. Roze peer. Schape peer. Silver, Jantjes peer. Suyker peer, beter als van Vander Laan. Sint Jakobs peer. Suykery peer. Schager Maagd. Tesselaar. Witte Princes. Witte Keizerin. Zoompeer van Dieren. | |
In OCTOBER zyn Ryp.Belle fertile. Belle blonnette. Bon Chretien d’Automne. Bon Chretien d’Espagne. Bellissimo. Burdon. Bergamot, de suisse ronde & bigarre. Bergamot suisse longue & bigarre. Brutte bonne. Belle videre. Chat brule. Grise bonne, ou Crapaudine. Kalbas musqué. Marquise, of Marquisin. Franse Suyker peer. Italiaanse Suiker peer. Kolmar. Komkommer peer. Octobers, of Herfst Suyker peer. Osel peer. Muscat Fleury. Poire Adieu. Poire madame rouge. Poire la reine, ou benitte, of gezegende peer. President d’Espagne. Poire de Dauphienne. Poire de Valentin. Pastorelle. Robine passe musquè. Dubbelde Riet peer. Diamant peer. Engelse Suyker peer. Engelse Burée. Frontinjak peer. Persik peer. Pruisise Koningspeer. Roskammer peer. Sint Nikolaas peer. Tysjes peer. Witte Bergamot. | |
In NOVEMBER zyn Ryp.Beurée grise. Beurée grise musqué. Beurée d’Orré. Bergamot Krasano. Brulle fondante. Besi de la motthe. Bricomon. Besed Heri, ou carwyspeer. Citron des carmes. Dojonné, poire de néige, ou citron, au sainct Michiel, ou bonn-enté. Epine de rase. Eborgeout. Fleur d’Orange. Fille Dieu. Gisambert. Gisambert le bon. Krasane. Lansacq, ou la Dauphine, Lichefroin; ou Franchipane d’automne, ou poire de satin. Messire Jean. Muscat averaat. Milan vond, ou d’hyver. Poire sainct Germain verte, ou Inconue de la fare. Poire sainct Germain jaune. Poire Bleu. Poire Sinjora, ou Poire de vendome. Poire sinjora musqué Poire d’Amboisie. Poire d’Ambleuse. Poire d’Ambro. Poire de pamana, ou witas. Rosade muscade. Roville. Tulpie orange, ou poire aux mouches. Verte longue. Bestevaars peer. Dubbelde Bloem peer. Engelse Mervelje. Granaat, of Bloed peer. Grote Tammerlaan. Juffers peer. Konvent Almonde van Haaswyk, of Egyptische peer. Keeth peer, of beter als de groene sainct Germain. Muskus peer. Orange, gebloost. Raaphorster peer. Witte gespikkelde Beurée. | |
In DECEMBER zyn Ryp.Angelique de bourdeaux. Amadotte musqué. Basi de casseri. Bergamot grise d’orré. Bergamot Lion. Bon chretien poitou. Bernardiere. Carmelite. Epine d’hyver. Franc royaal longue. Gilogile. Louisse bonne. La Hollande tres musqué. Mervelje de France. Mervelje du monde. Martyn sec d’hyver. Poire la force. Poire monsieur. Poire binche. Poire gris. Poire Cadet. Brakel peer. Blanke peer. Foppen peer. Kraak peer. Kardinaals peer. Loutjes peer. Maagde peer. Rode Foppen peer. Soete praat peer. Spiegel peer. Steekhovens peer. Vriesse peer. Van Dyks peer. Witte France Kaneel peer. Winter Bambeekze braat peer. Ysbout. | |
[pagina 777]
| |
In JANUARY zyn Ryp.Ambret gros. Ambret ronde, ou trompe valet. Burée gris d’hyver. Besy d’caissoy. Chambrette ronde. Caillot rosat. Esschassery. Esperinon interdit. Grosse poo. Inconue chesneau. Jucomin cheveau. Mervelje d’hyver. Milord berry. Marquis de Goulaine, ou bonacque. Poire petit oen d’hyver, ou bonnar, ou rouselet d’anjou, archiduc, ou amadonte. Poire sainct Michel verte. Suisse verte. Sucrin noiz. Virgouleuse, ou buialeuf, ou chambrette, ou poire de glace. Vilaine d’Anjou. Baron peer. Bagyne peer. Blanke Rouselet. Engelse Kent peer. France graciool. Faasen peer. Kamper Venus peer. Kamper peer. Klei peer. | |
In FEBRUARY zyn Ryp.Besy de chaumontel. Double fleur. Finor d’hyver. Grand Brittanje. Labakorier rouge. Latis vert. Poire de spinosa. Petit certeau. Sucre rynoort. Sainct lesin ronde d’hyver. Sainct augustin, ou franc real. Augsburger peer. Ambret, witte. Amadot feuillemort. Cellebroerspeer. Groot Vorst van Muscovien. Keizers braatpeer. Meniste peer. Rouaanse winter Rietpeer. Winter Suikerpeer. | |
In MAART zyn Ryp.Andre besed heri. Bon chretien d’hyver. Bon chretien fertile d’Orleans. Bon chretien sans pepin. Crepein. Marquis. Martyn sire. Pretendent petit. Poire manne, ou colmar d’hyver. Poire de ronville, ou hocrenaille. Bosche grote winterpeer. Dubbelde krager. Engelse arundel, of bruid peer. Grote Mogol. Grote Monarch. Generaal Duits. Montantyn peer. Pater Stevens peer. Paters peer. Rynse besed heri. Souten balg. Sanct Marie peer. Thomas peer. Viaanse peer.
Het zal niet kwalyk voegen, hier nog ene beschryving van enige Peren by te doen, die voor de beste in Holland kunnen gehouden worden; want ze alle te beschryven, zoude te grote plaats beslaan. De Citroen de Cirene, is een langwerpige dikke Peer, die niet spits aan de steel en van gemene grootte is. De schil is dik en vol bruine stippen; rypzynde is zy geel van kleur, karlachtig van vlees, en van de eerste Zomerperen. Zy is niet veel waard, dan om die reden; zy heeft wel een zoet sap, maar, zo dra zy over ’t ryp is, is zy melig; zy maakt weinige en slechte wortelen. De Vroeg- of Tyd-peer, of Vroege Suiker-, of Honig-peer is van ’t kleinste soort, maar draagbaar, met weinige wortels. Zy is met de Citroen de Cirene ryp. Zy is van geen aangename geur en wordt schielyk melig. De Graauwe Suikerpeer, van ouds zeer geroemd, is door onkunde, of onachtzaamheid, op verkeerd plantzoen geënt, verloren gegaan. De hedendaagze is zo geurig niet, ’t kankeren meer onderworpen; rypzynde worden ze schielyk beurs. Franse Madam is van de beste Zomerperen, vol sap en smeltend van vlees, ’t is een grote langachtige Peer, die aan de ene zyde roodachtig kleurt, als hare helder groene kleur geelachtig wordt, is zy beurs, zelf aan den boom; en als zy hard is, heeft ze weinig geurs. Vermids zy van hard schielyk beurs wordt, moet men ontrent het plukken naaukeurig acht geven, dat men gestadig zulke plukt, die na den gelen beginnen te hellen. Als zy van passen ryp is, is ’t een zeer lekkere Peer. Als men gedurig de tydige’er uitplukt; kan men ze enige weken aan een eten; maar zy zyn niet bekwaam om verzonden te worden, alzo zy binnen vier en twintig uren beurs zyn. De Franse Kaneelpeer is karlig, vol geurig sap; van boven wat dikronder, als de grawe Suiker-peer, ook korter en schielyker spitspuntig tot de steel. Rypzynde is zy geel van kleur met bruine stippen; het beste soort is graauvlekkig door ’t geel, dik van schil en een weinig muskerend van smaak. Saffraanpeer is van het grootste soort van Peren, lang, dik, bultig, niet spits, en zyne naam wordt door zyne geelachtigheid en rode blozendheid geboren; schoon ze de Romeinen Pyrum Nardium, en de Brabanders Zomerkaneel heten. Zy zweemt na de Bonchretien. Zy is dikschillig, grofkarlig, vol zoet sap, dat in zwavelige darygronden meer geur krygt. Poire de Orange; die naam is aan verscheiden soorten van Peren gegeven, die van ’t kleinste soort zyn. Zy zyn alle rond, geel, gestipt, dikschillig. Muskerend, die in de Herfst rypworden. Maar daar is een Winterpeer, die niet muskeert en gestoofd zeer rood en aangenaam is. De Gezegendepeer is ongemeen draagbaar van grootte als een Suikerpeer: maar zo dik niet puntig aan den steel, geel van kleur, aan de ene helft aangenaam rood, daar zy na de zon toe hangt. Zy is knapachtig, vol geurig sap, dat enigzins muskeert, is dikschillig, het beurs worden zeer onderhevig, zelf aan den boom, als zy boven haar tyd hangt: men moet daarom toezien, dat men ze op haren tyd plukt. Zy is zeer smaaklyk. Doch men kan zich in ’t plukken zeer bedriegen, want het gebeurt, dat men ze, die by na geel worden nog hard en onsmaaklyk vindt, en dat zy beurzig zyn, als men wat langer wagt. Zy wordt in ’t | |
[pagina 778]
| |
laatst van Augustus ryp; en kan zes weken van den boom worden gegeten. Rousselet is een klein rond Peertje, hoogrood van kleur, in smaak als ’t voorgaande: maar wat meer muskerende. Maatjespeer, Soppegroen, Bergamot is niet groot: maar plat-rond by de kruin; de steel is wat ingeduwd, van kleur groenspikkig, ongemeen vol geurig sap; smelt in den mond. Men heeft’er een soort van, dat niet zo geel, noch in ’t leggen melig wordt: maar dit is niet meer te vinden; en door onachtzaamheid, of onkunde der Boomkwekeren verloren. Men heeft ze nu maar die groter zyn, doch zo sappig niet; en die in ’t meuken beurs worden. Zy verkrygen haar geurig sap, als zy een weinig zyn geplukt geweest. Boterpeer. Beure, of Gisambert, Poire Anjou en de Amboise is van een ongemeen fyne geurige smaak, de grootste der Boterperen, dun van schil, smeltend van vlees; maar dit bekomt ze na enige tyd geplukt te wezen onder het leggen. Was zy vroeger ryp, zy zoude aangenamer wezen, en door hare koude, aan de maag, zo veel niet vervelen. Zy verandert van kleur, en smaakt naar ’t plantsoen. Het beste soort is graau, als de Kaneel; en hoe ze daar meer van verschilt, hoe ze slechter van smaak is. Poire Sinjoor, ook wel Beure blanc, Poire de Neige geheten, of Poire de St. Michel, la bonne Ente, Poire a Courte Guene, en Citroen de September; of Doyenne. ’t Is een grote dikke Peer, die na de steel toe niet zeer afloopt, waterig zoet, sappig is. Zy is geel van kleur met stippen Zy is goed voor verkoop, maar niet voor liefhebbers. Graauwe Poire Sinjoor, of Doyenne is het ander soort in grootte en gedaante gelyk; maar is graau, ros, als de boirre met zwartachtige vlekken, dun van schil, sappig smeltend van vlees, gelyk de boirre, ja enige verkiezenze voor deze. Kort na hare enting, zyn ze zo lekker niet, maar vier, of vyf jaren daar na worden zy van jaar tot jaar beter. Poire St. Germain, en Poire de l’Artelovre zyn ene Peer met Inconnue de la Fare. Zy is langagtig, van het grootste soort, na de steel dunder: maar niet spits. De schil is niet dik, maar groen met stippen, vol geurig sap. Schoon ’t vlees zo smeltend niet is, als dat van de boirre, echter wordt zy onder de Boterperen gesteld, verkrygt hare geurige smaak na het plukken; waar ontrent het plantzoen zo grote verandering geeft, dat zy laf en onsmaaklyk wordt. Zo deze Peer niet overtydig geplukt en wel bewaard wordt, kan zy tot in Maart duren; maar als zy tot geelwordens toe aan den Boom hangt, verrot zy schielyk, en heeft in December al gedaan. Bergamot Crasane is een ronde, en aan de steel een weinig puntige Peer, van matige grootte. Zynde groter en niet plat rond, als de gemene Bergamot. De beste zyn van kleur graau, ros gelyk de boirre; sommige zyn bruingroen, met rosse strepen en vlekken, vol van een zeer aangenaam, geurig sap, en zacht van vlees. Dit verkrygt ze, als ze van de Boom is. Als ze niet overtydig is geplukt; kan ze tot in January gegeten worden. Echasserie is een klein rondachtig Peertje, met een dikke schil. Op zynen tyd geplukt kan zy tot Maart duren. Virgouli is een langachtige Peer, van matige grootte, dik van schil, niet karlig, ook niet smeltende. Schoon alle deze Peren ook voor Stoof-peren kunnen dienen, als zy nog niet ter dege ryp zyn. En inzonderheid de graauwe Suikerperen, Franse Knolperen, Gezegende Peren, echter moeten we hier nog enige Stoof- en Braad-peren by doen: als Dubbelde Rietpeer, die een van het grootste soort is, dat puntig na den steel afloopt, van een graauwe kleur, niet karlig, noch van een smeltend vlees is. Zy wordt murw en sappig,. als zy wat heeft gelegen. Maar zy trekt wat; waarom enige ze onder de Tafelperen niet willen tellen: maar om te bakken, stoven, drogen, is ’t de beste Peer. Poire de Bon Chrestien, die in Vrankryk voor de beste Peer wordt gehouden, kan hier niet meer, als voor een Winter Braad-, of Stoof-peer gehouden worden; om dat zy hier zyne volkomen rypte niet krygt. Kamperpeer is van een aangename en blozende kleur, zo zy op een goed plantzoen is, matig van grootte en dikte, langachtig, dunnende na de steel toe ’t is de beste Stoof-peer. Laantjes Peer is klein en langachtig, en in ’t stoven gelykende na de Kamperpeer, korter en spitzer, loopt na den steel toe af, als de Kamperpeer, is van goede smaak en duurt langer, als de eerst genaamde. De Maagdepeer is dik, ronder, als Kamperpeer, maar loopt zo dun na de steel toe niet af, is ros-graau zonder blozendheid, geurig van smaak, als de Kamperpeer; duurt tot in April. Van dien aart is ook de Yzendyker Peer; maar zy is groen met graauwe stippen. De Winter Gratiool Pondspeer, is ene grote, dikke, ronde steel, kortpuntig van steel, van kleur bleekgroen, met een weinig bloskarliger en grover van vlees, als de voorgaande, en min geurig. Zy is aanzienelyk in ’t oog, en vult de mande wel.
peerenboom in ’t Latyn Pyrus. Deze is een Boom, waar van men twe soorten heeft, wilde en tamme, of gekweekte. Beschryving der wilde Perenboomen. Zy heeft een ruwe stam, die vol scheuren is, hard hout, dat geel is. De Takken zyn doornig, de Bladen lankwerpigrond, eindigende op een punt. De Bloemen zyn wit, de Vrucht is, gelyk der tamme, maar zy zyn samentrekkend en wrang. Plaats. De Bomen groeijen in ’t Bos, op ’t Land: maar voor al in Normandie. Eigenschappen. De Vrucht is samentrekkend, stopt in de Loop. Als men ze goed doet worden ze goed, om te eten, of om Perendrank te maken. Zy bevorderen de vertering der spys, als zy | |
[pagina 779]
| |
na de maaltyd worden gegeten, en versterken de maag. | |
Beschryving der tamme Perenboom.Zy is van Stam vry grof, van Hout geel, van Bladen groen, maar van onder witachtig, langwerpig, puntig. De Bloem heeft vyf witte Blaadjes, zit op de kruin der Vrucht, die daar de kelk aan geeft. De Vrucht is vleessig, dun aan de steel, dik aan de kruin, uitgezonderd in enige weinige soorten. Men heeft een grote menigte van soorten. Plaats. Men heeft ze in de Boomgaarden en Hoven: zy bloeijen in April en Mei. Eigenschappen. Zy zyn goed om de eetlnst te verwekken, en de maag te versterken. Men maakt ze verscheidentlyk toe, waar van we naderhand zullen spreken. Die aan Kolyk onderhevig zyn, mogen’er zich wel voor wagten. De zoete Appelen, en die zoet zyn, hebben een zekere warmte by zich. Die zuur en niet ryp zyn, zyn samentrekkend. Voor den eten gegeten, stoppen ze zo wel, vooral voert het Afziedzel van droge Peren zo veel uit, ja zelf gestoofde en gebraden. Nuchteren gegeten beledigen ze de Maag. Zy zyn goed voor warme Magen; maar zy maken Kolyken en Graveel. De Pitten zyn goed voor de Long: maar schaadlyk voor de Nieren. Peren met Kampernoeljen gekookt, maken dat ze geen schade doen, en gezonder zyn dan de raauwe. Gelyk men wilde Perebomen in de Bossen heeft, zo gebeurt het, maar zelden, dat de Perebomen gezaaid, en gekweekt, goede Vruchten voortbrengen. Maar men wil, dat zy, veelmalen verplant, haren wilden aart, wat afleggen. Men Ent de Pereboomen op Pere-stammetjes, of op Kwe-, of op Doorn-stammetjes. Doch voor hoogstamde Pereboomen gebruikt men altyd Perestammen, en voor laagstamde beide de laatste. Maar die op Doorn zyn geënt blyven deurgaans de kleinste; echter groejen ze nog jeugdiger, en overwassen zo niet, die op witten Doorn worden geënt, als die op rode staan. Maar men wil, dat de Vruchten wat steeniger vallen. Men moet echter aanmerken, dat alle Winterperen en Luijeperen, op de allervroegste Perestammen moeten worden geënt. De Zomer en vroege Herfst Peren, die men door zajen wil voorttelen, moeten in November zyn gezaaid; maar de later Peervruchten, worden niet voor December te meuken en te spruiten gelegd. Kweeks. der Hoven en Thuin. De Pereboomen worden half Maart en wat later geënt; maar de Enten willen wel op een droge plaats enigen tyd weggelegd wezen. Waarom men ze best snydt in het laatste van January, of ’t begin van February te voren. Gelyk de Perebomen hoger in de lucht opschieten, zo laten ze hare Wortels ook dieper zinken. Zy hebben ook dit eigens, dat de beste en meeste Vruchten aan kwarlig Hout groeijen, waar van de Takken afkankeren. Men vindt’er onder de Vrugt-bomen gene, die zo vele veranderde soorten uit Zaad voortbrengen, als deze; derhalven moet men op deze Plantsoenen zeer oplettende zyn, ten einde ze in de verentinge niet verbasteren: maar hare geurige smaak behouden, of verbeteren, en wyders goed Houtgewas verkrygen. Het is van deze Boomen zeer gemeen, dat de Plantsoenen zich niet altyd naar het ent schikken: maar dat het ent veel aanneemt, van den aart der Plantsoenen. Het Pereboomen-hout, is rosachtiger, langdradiger en niet zo warrig als het Appelbomen hout. Het is ook met meerder vocht bezet, en de Schors is dikker, droger en met meerder opscheurende reten. Dit Hout wordt meer tot Werk-hout gebruikt, als het Appelbomen, maar is zo goed tot brand-hout niet; alzo het noch zo grote hitte geeft, noch zo lang duurt. Wy moeten hier nog den aart van enige soorten van Perebomen voorstellen. De Citroen, de Sirene, maakt slechte Wortels, maar krachtig Hout; waarom ze veel tot Plantsoen gebruikt wordt. De hedendaagse Suikerpeer is kankerachtig. De France Madam Peer is van een slegt gestel, met omgekrulde afkankerende Takken, die doodtoppig zyn. Maar ’t Plantsoen is daar veel oorzaak van. France Kaneel peer maakt een goed gestel; heeft vele Wortels; is zeer bekwaam tot hoogstam. Saffraan peer maakt een goed gestel; wil in steden wel tieren; is daar geuriger en draagbaarder. ’t Gezegend peertje maakt in een goeden grond een goed gestel, dat taamlyk groot is; maar alzo zy daaglyks moet geplukt worden, maakt men’er Laagstam van. Poire St. Germain is beter, of min smaaklyk, naar het Plantsoen, daar zy op geënt wordt; groeit met rechte opschietende Takken, is beter in openlucht, dan tegen muren, of schuttingen. Dubbelde Rietpeer, in een goede grond, op bekwaam Plantsoen geënt, maakt een goet stel, van een groten wasselyken draagbaren Boom. Kamperpeer, op goed Plantsoen geënt, maakt een taamlyk grote, welgestelde draagzame Boom, die anders kwalyk is gesteld, of kankert, en niet draagzaam is. Laauwtjes peer is een goede, grote, zeer draagzame Peer. Foppen peer is draagzaam, maar wordt nooit groot. Winter Gratiool, heel dik, jeugdig, breekbaar en niet buigzaam Hout, is beter tot laag- als hoogstam, om dat de Peer groot wordt. Maar hoe velerlei de namen van Peren zyn, de soorten verschillen zo veel niet. Aangezien’er vele zyn, die verscheiden namen, op verscheiden plaatzen hebben. Poire de Orange, van wat soort ook; is draagbaar. Bergamot wordt een taamlyk grote Boom, die niet zeer vruchtbaar is. | |
[pagina 780]
| |
Boterpeer, Beuré, of Poire Anjou, of d’Amboise, Isambert Lebon en Gesambert is kwarlig van Boom, kankerachtig, niet goed voor Hoogstam; maar wortelt wel. Graauwe Poire Sinjoor is geelder, en dun en kankerigheid, als de Beuré. Wordt geen grote Boom.
peerendrank is een heldere wynige vocht, die zo in smaak, als kleur, wel naar Wyn gelykt. Men maakt ze in Normandie van Peren, die men uitperst. Zy maakt zo wel dronken, als Wyn. Men Destilleert’er ook Brandewyn, en maakt’er Wyn-azyn van, zy opent en doet wateren. ’t Is met Peren-, als met den Appel-drank gelegen; de ene en de andere dragen den naam van Cider, en zy is zo veel te beter, als de Peren zoeter en zachter zyn. De eerste van deze vochten duurt zo lang niet, als de twede. Dat maakt, dat men’er zo veel niet van gemaakt heeft, en dat niet alleen daarom, maar om dat een Peer, die men zonder te perssen gebruikt, meer om te eten waard is; als om’er Peerdrank van te maken. Zo ondertussen de veelte van dit soort van vruchten toelaat, dat men ze maakt, is’er niets anders in aan te merken, als in den Appeldrank, zo ten opzichte van goede Cider, als van de slechte die men daar van kan maken.
peilen. Zie roejen.
pekel is een Zout in Water gesmolten, dat gebruikt wordt om Vlees, Vis, Boter, buiten bederf te houden. Krachten. Zy is goed om inetenden Wonden te beletten groter te worden, zo men ze daar mede stooft. Zy is goed om Hondenbeten te genezen.
pennenbereiden is dezelve door warme As zachtjes te laten gaan, om de Schacht te drogen, en’er het velletje af te nemen, ’t geen’er om is, en’er de vettigheid en vocht uit te krygen.
penningen. Zie medaljes.
penningkruid: Nummularia Centummorbia, Duizend-gulden-kruid. Beschryving. ’t Is een Plant, die langs de aarde kruipt; de Takjes gelyken na Teenen, waar uit Bladen aan weerskanten voortkomen, van de Wortel tot aan ’t einde, deze zyn rond en dik, als stukjes geld, waar van zy haren naam heeft. Plaats. Het wast aan de kanten der Slooten, in vochtige plaatzen, bloeit in Mei, en houdt zyne Bloem tot in den Zomer. Eigenschappen. Als het in Poejer met Staalwater te drinken wordt gegeven, belet het de breuken der Kinderen; met Wyn geneest het den Rodenloop en andere Loopen. Het sterkt de Darmen; ’t is hun goed die Bloed-spuwen, ook voor Verzweringen der Darmen en Long. Als een Pap op verse Wonden gelegd, geneest het dezelve. Dit doet ook het Sap der Bladen, zo wel als haar Afziedzel.
penseen. Zyn drieverwige Violetten, wassende in de Tuinen, en in Koorn-landen. De Bladeren, of Bloemen, inwendig ingenomen, of uitwendig opgelegt, zyn byzonder bekwaam om Wonden te sluiten. De Bloemen gekookt en gedronken stillen de Stuipen der Kinderen; dezelve Bloemen gekookt met haar kruid en stelen, zuiveren de Long en Borst. | |
Recht opstaande PENSEEN.Zyn een ander soort van dezelve Bloemen, wier Plant veel hoger is, langer Bladen, en veel hoger recht om hoog staande Takken, of Stelen heeft, en in Italien groeit, en de zelfde deugden heeft; en zo wel als het andere goed is, voor de Schurftheid.
peonie, Paeonia, of Poeonia is een gewas, waar van, zie de soorten in Hubners Kunstwoord: maar twe daar van zyn voornamelyk berucht. De Peonia Mas, en Peonia Femina. Beschryving. De Peonia Mas, of Mannetjes Peonia, heeft brede Bladen, als de Neuteboom. De Wortel is een vinger groot; een handbreed lang, wit van kleur, samentrekkend van smaak: Bloemen en Zaden gelyken na die van ’t Wyfje. Plaats. De Mannetjes Peonie is zeldzamer, dan de Wyfjes: maar men vindt ze in ’t Veld en steenachtige plaatzen. Zy bloeit in Mei. ’t Zaad komt in Juni voor den dag. Eigenschappen. De Mannetjes Peonie heeft dezelfde kragt en hoedanigheid, als de Wyfjes Peonie. De Wortel heeft kracht tegen Venyn. Zo men ze nog vers om den hals der Kinderen hangt, wil men dat ze de kracht heeft van ze voor de Vallende ziekte te bewaren. Vyftien zwarte Zaden van Peoni, zyn tegen de Opstyging van uitnemende kragt. Beschryving van de Wyfjes Peonie, of Peonia Femina. Zy heeft een Stam van twe palm hoog en is zeer getakt. De Bladen zyn gesneden, gelyk die der Smyrnium. De Bloemen zyn als een grote Roos, gelyk een rode Maankop. Hier uit komen naderhand gedaanten, als Amandelen voort, waar in men rood Zaad vindt, als de greinen van Granaat Appelen, waar onder men vyf, of zes zwarte vindt. Zy werpt aan de Wortel zeven, of acht Knoppen, als de Asphodelus uit. Plaats. Men vindt ze op de Bergen, en in Steenige plaatzen; zy bloeit in Mei. Krachten. De Wortel van de Wyfjes-peony is een weinig samentrekkende. In ’t begin is zy zoet op de Tong, maar daar na wordt zy bitter. Zy opent de Lever; zuivert de Nieren; stopt den Buikloop; en droogt zonder hitte. De Wortels geeft men de Vrouwen droog na de verlossing in, om de Kraam af te zetten. Zy houdt den overloop der Galle op. Zy zet de Steen uit de Blaas af, en verzagt’er de pyn van. Het Zaad, of de Wortel vergaderd, als de Maan afgaat, is goed voor de beten en steken van venynige Beesten, zo wel van binnen geno- | |
[pagina 781]
| |
men als uitwendig opgelegd. Dertig Zaden van Peonie, van hare Schors gezuiverd, gestoten tot poejer en met Wyn ingenomen, doet de spraak wederkomen. De Peonie-wortel, in Wyn genomen, verzagt de pyn der Nieren en Blaze, en de snydinge in de Buik. Zy geneest de Geluw, en om den hals gehangen vertraagt ze de Wederkomst van de Vallende-ziekten. ’t Zwarte Zaad aan poejer gestooten en in Alsem-wyn gedaan, doet de zelfde uitwerking, en geneest de Kinderen. | |
Behandeling der Peoni.Gelyk de Peony is een Knolgewas, zo scheurt men de Wortels om ze te vermenigvuldigen. Men doet het met de hand: maar als de Wortels te sterk zyn, gebruikt men een mes, of een scherp hout. Maar men moet zorgdragen, dat men ten minste ene Knop laat, zo men wil dat zy goed zyn om te verplanten. Men dekt daar na de Wonden, die men gemaakt heeft, met Spaans Was. Men doet dit in de Maand van September. Zy bemint schaduwe, en men moet ze goede Teelaarde geven. Men moet deze Bloemen niet van plaats veranderen, noch te naau zetten, zo men wil, dat de Bloemen fraai zyn. Gelyk het Bloemen zyn, hoog van kleur, zo kunnen ze door kunst veel veranderd worden. Wilt gy ze op de enden zo wit hebben, als Sneeu, hebt gy niet, dan vyf, of zes kolen te nemen, en daar een errit grootte gestootte Zwavel op te gojen, en houden de Bloem daar over. Dit kan men ook doen met een rode Roos, of met een Anjelier, en de Knoppen zullen zes uren lang zo wit als melk zyn, en ’t overige behoudt zyne natuurlyke kleur. Men heeft ook dubbelde rode en bleekrode, maar de laatste zyn zeldzaam.
peper. Dees naam wordt aan verscheiden soorten van Vruchten gegeven. Men heeft zwarte, witte en lange. Beschryving. Deze plant is de gemeenste. Men brengt ze uit Indiën, zy groeit met Ranken en klimt gelyk de Klyf. Die ze kweken steken Staken, om ze daar aan te laten klimmen, gelyk de Klimboomen. De Peper groeit aan trossen, deze zyn in ’t begin groen, maar rypende worden ze zwart. Dan vergadert men ze en laat ze drogen. Zie Hed: Hist: II Deel. Plaats. De zwarte Peper wordt ons uit Indiën gebragt, en vooral van Java, Malacca, Sumatra, Borneo, Malabar. Kragten. Zy opent, verdunt, en snydt. Zy is goed om Wonden te verdryven, Zaad te verwekken, doet niezen. Men gebruikt ze om den Huig te lichten. Zwarte Peper komt onder de fyne Speceryen, die niet anders dan zwarte Peper, Nagelen, Neutmuskaat, Gember, groene Anys en Coriander zyn. Men mengt dit in zekere hoeveelheid onder een. | |
Beschryving van de Witte peper.Zy is rond, effen, glad, asgraau, of witachtig, wat groter, dan Zwarte peper: maar zy heeft de zelfde smaak, schoon zy zo heet niet is. ’t Is vry waarschynlyk, naar sommiger gedagten, dat zy niet anders zy, dan de Zwarte peper van zyn zwart bastje gezuiverd, en in Zout water geweekt, en daar door uitgezet, en van zyne scherpe smaak beroofd. Maar deze gedagten wordt weder van anderen tegengesproken. Plaats. Maar ’t is zeker, dat zy van ’t Eiland Borneo komt, en daar by kleine menigte, van die arme Luiden te koop wordt gebragt. Zie Hed: Hist: II Deel. | |
Beschryving van de Lange peper.Zy is lang en rond, zo groot als eerst geboren Kinds vinger, en bestaat uit verscheiden Greintjes zeer dicht in een gesloten op een ry. Zy zyn graau van kleur; trekkende na den roden van buiten en zyn zwartachtig van binnen. Men vindt in elke Greintje een pitje, dat een scherpe prikkelende smaak heeft. Plaats. De Lange peper wast in grote menigte in Bengalen in de Indiën. Eigenschappen. Zy opent en is van de zelfde smaak, als de Zwarte peper, wederstaat het Venyn en verwekt het Zaad. Men kan in ’t algemeen zeggen, dat men de Peper in de Medicynen niet gebruikt, als om ze in de tegengiften te doen, als de Theriac. Men gebruikt de Lange peper gemeenlyk in de gemengde middelen, om dat zy scherp en een weinig bitter is. Men gebruikt de Peper meest, om Vlees te kruiden, om datze de eetlust bevordert, doet verteren, middelmatig versterkt, en de pis afdryft. Zy verdryft de winderigheid en bedaart de snydingen in den Buik. Zy is goed voor oude Luiden, en die van een waterigen aart zyn. Zy is goed voor Keelgezwellen en Vallendeziekte der Kinderen, en om Slangen te verdryven, die de reuk niet mogen verdragen als men ze brandt. ’t Afziedzel is goed voor ’t beven in afgaande Koorzen. Ondertussen moet men aanmerken, dat de Peper zulken goed is, die Huwbaar en hitzig zyn van aart, en meest ontsteking krygen.
peperkruid. Lepidium. Beschryving. ’t Is een Plant, die een regte stam heeft, die dun glad en met een zacht hart voorzien is. Zy verdeelt zich naderhand in verscheiden Takken, en wordt somwylen twe Ellebogen hoog. De Bladen zyn lang, breed, eindigen op een punt, zyn gelyk aan een Citoenboom; maar groter, gladder, dikker, donker groen, hangen om den andere, en zyn getand aan de kanten. Zy heeft een smaak zo scherp, als Peper. De Bloemen komen aan de einden der Stammen en Takken. Zy zyn in groten getale, klein, wit, bestaan elk uit vier Blaadjes kruiswys gesteld. In hunne plaats komt een Vrucht, die naar de punt van een Piek gelykt, in tween is gedeeld, vol | |
[pagina 782]
| |
Zaad is. De Wortel is een duim dik, wit en scherp van smaak. Plaats. Deze Plant bemint een Lommerige plaats. Men vindt ze te Monpeljier, Lion, Bazel, en elders. Zy bloeit in Juni en Juli; is in de Hoven, den ganzen Winter deur groen, gelyk Bauhien zegt, dat hy gezien heeft. Eigenschappen. De Lepidium is goed voor de Scheurbuik, Maag, Hypochondrie. Men legt de Wortel met Boter, of Varkens-reuzel, of de Wortel van Klokjes tot een pap gestampt, op de plaats daar men de Jicht voelt. Het Peperkruid is heet en samentrekkende; als men dierhalven de ganze Plant stampt, en op een deel legt, maakt zy het rood, en zo men het in de Koussen onder de Zolen van de Voeten legt, en daar mede gaat, geneest het de Zinkingen der Oogen, door ’t aftrekken. Het is goed voor het Melig krauzel, en voor de Sproeten van ’t aangezicht.
pepersous Poivrade is Azyn en Peper, ’t geen men mengt, om daar Artisokken en Duiven geroosterd, enz. mede te eten.
peperwortel, Meeredik, Raphanus Rusticanus, en Silvestris in de Apoteek geheten. Beschryving. Deze Plant heeft de Heer Tournefort onder de Lepelbladen geteld. Zy draagt lange, grote, brede, puntige, fraai groene Bladen, die wel naar die van Munniks-rabarber gelyken; uitgenomen, dat ze groter en ruwer zyn. De Stengel is anderhalve voet hoog, recht, styf, gegroefd, hol. Zy draagt Bloessem van vier witte Blaadjes, die kruiswys staan; daar op volgen kleine Vruchten, die byna rond en bol zyn, en enige Zaden behelzen. De Wortel is lang, groot, kruipend, wit, scherp, heet. Zy wast in vochtige gronden. Gebruik. Men gebruikt ze by enige spys, opent, is afvegend, insnydend, ontbindend, bekwaam om te verdunnen, en de Steen van Nieren en Blaas af te zetten; voor de Scheurbuik, en om te doen wateren. Als men de Wortel aan Schyfjes snydt, van drie linien dik, als zy eerst uit de Aarde wordt genomen, en deze schyfjes plant, komt’er van elke een lange Wortel en Plant, als of men een ganse wortel had geplant.
peripneumonia. Zie ontsteking der long.
perfoliata, Door-blad, Percefeuille in ’t Frans. Beschryving. ’t Is een Plant, waar van de Bladeren by na rond, alhoewel wat puntig, op ’t eind zyn, als die van Erweten, met enige grove aders van den voet af tot aan den rand toe. De Steel en Takken schynen deur de Bladeren heen te steken. Dit heeft haar dien naam doen krygen. De Stam is klein, glad, rond, met Takken, zy heeft een Wortel vol kleine vezels. Plaats. Zy groeit in ’t Koorn, de Velden, in Languedoc, by Arles in Provence, en bloeit in Juni. Eigenschappen. ’t Afziedsel van Deurblad, in Wyn gedronken, is goed voor gebrokenheid, en ’t uitgaan van den Aarsdarm. ’t Is goed voor koude Klieren, als het’er als een pleister op wordt gelegd. ’t Gedestilleerde water zo wel, als ’t Kruid, bedaart alle soort van ontsteking.
perkament. Zie parkement.
persik. Men heeft by de Fransen vierderleye soort, Pesches, Pavies, Brugnons en Persique; waar onder zy alle de geslachten scharen. De soorten in Holland, by namen bekend zyn. Avant Persik, witte; vroegst van allen ryp. Avant Persik dubbelde Avant Persik roode Agaat persik. Bonne Andonté. Bloed persik, kale, of Engelse persik. Engelse persik, bloed, of kale persik, van groot soort. France konfijt persik. Graswinkels persik. Groote persik. Komkommer persik. Lak, of Rosebooms persik, met bleeke bloem. Lak persik, met rode bloem. Melikaton, of Merikaton persik, met de grote bleeke bloem. Montanje persik, dubbelde. Bruno rond van Zorgvliet. Dubbelde Bloem persik, vrugt geevende. Dito, sonder vrugten, maar zynde als een bouquet. Envoye d’Esmares. Envoye d’Esmares bloosende. Envoye d’Esmares vroege, met het puntje op de vrugt. Envoye d’Esmares groene, of laate. De laate Montagon. Montagne persik, met dubbelde bloem. Nektarin persik. Ocruenton persik. Orange persik, of Hermaphrodiet, le Minjon Hatif, ou la Pavie, of France roode. Swolse persik. Swolse dubbelde. Swiets Ruenton. De beste zyn de Rode Avant persik, die van kleur byna de Zwolze gelykt, van geuriger sap is, als de witte, ronder van Persik en een weinig groter. Witte Avant persik is een weinig langagtig, en puntig, als de Amandal persik, vroeger ryp, als de rode, maar zo smaaklyk niet. Witte Montanje is na de Avantpersik de eerste ryp, wit van vlees, wat geelachtig van schil: maar de helft is blozend roodachtig. De beste zyn zo groot, als de groene, rond, en niet melig. De slechte soorten zyn kleinder en niet zo blozende, de allerslechtste langwerpigrond; en van een trekkende wilde smaak. Van Groene berg-, of Montanje-persik, heeft men nog meer soorten, als van de witte. De grootste zyn de geurigste en schoonste, die somtyds aan de kruin puntig, of bultig eindigen. ’t Vlees van deze is enigszins groen, en de helft van een blozende kleur. Zy wordt veertiendagen na de witte Montanje ryp. Zwolse persik is van vele soorten, maar deurgaans in dubbelde en gemene onderscheiden: maar | |
[pagina 783]
| |
de eerste zyn de beste. Zy is witachtig rood van kleur en blozender, als de Montanje, rood van steen; is met de Montanje in ’t laatst van Augustus en ’t begin van September ryp. Deze is ongelyk van smaak naar de jaren, en voor al naar ’t krachtig Houtgewas der Boomen. De Vrugten zyn groter, of min groot, geuriger, of mingeurig, naar dat ze volkomenen, of min volkomen zyn, Maar, als zy goed zyn, verkiezen ze vele voor de Montanje. De Lakpersik is deurgaans groter als de Zwolze, de buitenschil is Hoog-paars van vlak, en ’t ongebloosde is zo geel niet, maar min, of meer groenachtig. Het Vlees ontrent de Steen, de Steen zyn Paars rood. In koude gronden is zy groen van smaak, in warme Zand-gronden, is zy vol geurig sap. Aprikoos-persik, of Persik van Burat, is van grootte, als een Zwolse persik; schoon ze dan taamlyk geurig is, echter is zy klein zynde onsmaaklyk. Zy heeft van buiten Hoog-purpere vlekken, heeft een geelachtige wollige Schil, die van binnen insgelyks geel is, doch de Steen is Purperrood, heeft een klein bloemtje. Kale, of Engelze persik is zo groot, als een Eijerpruim, langachtig rond, maar loopt niet af na den steel gelyk de Eijerpruim. Zy heeft ene naad in de langte gekorven, en op helft met gekouleurde rode strepen voorzien, is zy glad, zonder wolligheid, als de Pruimen. De Engelsen roemen de smaak, als de geurigste van alle Persiken, doch hier is zy maar van taamlyke smaak, en hellende na de Pruim. Merlikoton is een persik van den Herfst, die niet van de steen scheidt, van buiten en binnen geel van kleur is, zonder rood van buiten, wordt hier niet wel ryp, al hangt zy tot October aan den Boom, en is dan nog hard van vlees. Franse persik, heeft de schoonste en blozendste kleur, wit vlees, wordt onder de Merlicotons gerekend, maar wordt hier mede niet ryp. Dubbelde Bloempersik, schoon zy min blozend is dan de Merlikoton, is echter sappiger, en van buiten noch binnen zo geel, rypt in ’t laatste van October. Men kent de rypheid der Persiken aan de reuk; en aan de aangenaamheid van kleur, die naar de verscheidenheid van soorten anders is, maar deurgaans enige geelheid na zich trekt, als zy ryp wordt: maar gelyk zy niet zichtbaar te kennen is, zo is het zekerste teken met de vinger achter by de steel zachtelyk te drukken, en zo dra men gewaar wordt, dat zy enigzins voor de vinger wykt te geloven, dat zy ryp is. Sommige menen dat ze ten vollen ryp de beste smaak hebben, andere weder geloven, dat zy een dag, of anderhalf moeten meuken.
persik boomen worden deurgaans met Oculatien vermeerdert, deze geschieden op Pruimen en Afrikoos, die te voren op Pruim is geoculeerd geweest; op Amandel is hier te lande niet goed. Op hoge zandige en droge gronden moet men geen Persik planten, die op Afrikoos is geoculeerd. Persiken met rode steenen, in niet al te droge gronden geplant, zyn geuriger van smaak; als zy op Afrikoos zyn geoculeerd. De Montanje persik is op Pruim smaaklyker, maar men moet zich naar de gronden schikken: want in zeer lage koude gronden, zyn ze groener van smaak die op Pruim zyn geoculeerd. Zy zyn dan beter op Afrikoos. Om op Pruim te Oculeren, moet men stammetjes kiezen, die uit opslag zyn voortgekomen, zelf zo men op Pruim van Damast wil Oculeren; want op Pruim van Damast, die eerst op een Kroos geoculeerd is geweest, zullen ze bezwaarlyk vatten. Als men op Afrikoos wil Okuleren; moet het ’t gespikkelde Afrikoosje zyn, dat te voren op Eijer- of Boere-pruim, is geoculeerd geweest en nooit op het Kroosje. De witte Boere- en Eijerpruim; zo wel, als de witte Afrikoos, zyn strydig met het Persik-hout. Mem moet om op Pruim te Oculeren, ’t Kroosje kiezen. Men zet deurgaans twe, of drie Oculatien daar op, om zeker te wezen: maar men behoudt deurgaans de onderste. Men kweekt de Persik nooit uit de steen, als zynde zo goed niet. Als men Persik-boomen plant; draagt men zorg, dat men de Wortels niet te veel noch te weinig besnoeit: want zy willen anders bezwaarlyk groei vatten. Zy beminnen een verzen grond, al schynt schynt zy anders niet te goed. Als men plant moet men een scheutige eenjarige Oculatie kiezen; deze is bekwaamst om daar een goeden Boom uit te fokken; men snydt ze op een handbreed na af, en zoekt daar twe takken uit te krygen. Men moet ze niet planten, welker bot nog niet is doorgeschoten. | |
Aart.De Persik-boomen willen een langdurige, gematigde, maar gene overgroote hitte hebben, daarom worden tegen een muur zo goede Boomen, noch Vruchten geteeld, als tegen een Schutting. Die Vruchten, welke verst van de Schutting en Stam gerypt zyn, zyn de smaaklykste. De Vruchten van Bomen, welker loop door cierlyke Zomersnoejing benomen wordt, zyn zelden goed; maar die van zulke, die onbepaald groejen zyn beter. Hierom moet men somwyl gedogen, dat ze kale armen maken, want daar aan heeft men de grootste smaaklykste en meeste Vruchten. Bomen op Pruim maken krachtiger hout, als op Afrikoos; maar meer, of min groeizame naar ’t soort. De groenachtige Montanje is groeizamer, dan de witte. Zy, op Pruim geoculeerd, eist ten minste een Schutting van acht voet hoog en vyftien langte: maar op Afrikoos is een van vyf voeten hooggenoeg, en van tien voeten wydte. Zo men ze te sterk bepaalt, moet men zeker wezen, dat zy te dikken hout voortbrengen; daar nooit Vrugt aan komt, hoe wel ’t groeijen mag. | |
[pagina 784]
| |
Snoejen.De Persik-boomen groejen gemeenlyk des Zomers tot ontrent St. Jakob. Na dien tyd groejen ze zelden in de langte, maar wel in de dikte. Dan begint de Vrucht ook schielyk te zwellen, en daar na te rypen. De groei van jonge sterk wassende Boomen, duurt somtyds tot half Augustus, naar dat het weer is. Men snoeit niet voor dat de houtgroei is geeindigt. Voor dien tyd bindt men ook zo min aan als moeglyk is, op dat de Vruchten en houtscheuten zo veel van de Zon niet zouden aangedaan worden. Om minder Sprokkelhout te hebben, en ’t Boomgommen niet zo zeer onderhevig te wezen, moet men de Zomer-snoei niet voor Augustus beginnen. Men snoeit de Waterloten dan tot haar laatste Bladknop, om het stompje na het vallen der Bladeren geheel weg te snyden. Dit wordt nu maar gelaten om ’t Gommen voor te komen. Men snydt ook nog vele overvloedige draagbare vooruitschietende, en niet zonder misstand te voegen Loten, en sobere scheuten weg, maar anderen raakt men niet aan. Langstamde Perzikboomen besnoeit men ook van hunne waterloten; maar anders niet. Men mag des Somers noch des Winters enige takken inkorten; en dan niet dan boven een bladscheut: al het dunne en magere hout, snydt men weg: de krachtige scheuten geven de beste vruchten. Men laat echter niet te veel van dat hout op een boom, inzonderheid die op Afrikoos is geokuleerd; en als de vrucht rood van kern is: want dan sterven zy’er licht van, inzonderheid als de boom vol vrucht staat. Daarom moet men ze de al te overvloedige ontnemen, eerst even na ’t zetten, daar na wederom, en eindlyk enen na hare rui. Men moet geen twe vruchten by den andere laten, of zo, dat zy malkander niet raken kunnen, dan krygt men grote en smaaklyke Persiken. Oude boomen in de kracht harer groei geven de meeste, grootste, geurigste vruchten. De zwaarste zyn deurgaans de geurigste. Men heeft ze niet groter, dan van elf oncen, en dus in ’t ronde van 13 duim, dat ik weet. Zulke zyn de verhevenste van smaak. Die zeven oncen weegt is een zeer grote Perzik, en deurgaans over de negenduimen in den omtrek. Van negen duimen weegt zes oncen en tien a twaalf engelsen. De bloemen der Persik hebben vyf blaadjes, maar versehillen in grootte, kleur en gedaante na de soorten. Schoon de Persik in zynen bloei veel van Vorst te lyden heeft; en voor ’t zetten de bloemen veel afruijen; ’t Is echter niet goed ze met Matten te dekken; dit schaadt nog meer. ’t Beste is Peul-rys van drie kanten een weinig van daar te steken, om de scherpsnydende winden te beletten. Zie Aanm. op Lusthov.
persikkruid. Zie vlokruid.
persing, Is ene genegenheid en drukking tot afgang, zonder dat’er echter iet voor den dag komt, ten minste iet van enig aanbelang. Dit ongemak kan deur verscheiden ziekten veroorzaakt worden, als deur Majen in den aars, of door een Steen in de Blaas, of ene verzwering deszelfs; of door een dood Kind, of door ene ontsteking, of raauheid in de dikke darmen; inzonderheid van de rechte, of endeldarm; men heeft ze daarom in de Rode loop. Men moet dierhalven de genezinge verwagten deur ’t genezen van die ziekten. Maar men kan door verzachtende Klisteren in te spuiten, van Melk, enz. ook met Opiaten veel uitvoeren.
pest. Is ene besmettelyke ziekte, die in weinig tyds vele mensen uit de wereld rukt. ’t Is ene van die drie plagen, waar mede God de Maatschappyen met wat meerder gerucht t’huis zoekt. De middelen, waar van men zich in de Pest bedienen kan; zyn van twederhande soort; de ene zyn eigen aan hun, die van de ziekte niet zyn aangetast, en zich daar voor behoeden willen; men noemt ze Bewaarmiddelen, waar van’er uitwendige en inwendige zyn. De andere middelen zyn voor hun, die van de Pest zyn aangetast, men kan ze ook in twe orden scharen, welke men ook min en uitwendige onderscheidt. Wy zullen verscheiden Bewaarmiddelen bybrengen, en daar na de eigentlyke Geneesmiddelen voortbrengen, en eindlyk enige middelen aan de hand geven, om de plaatsen te zuiveren, daar de Pest verwoestingen heeft aangerecht. | |
Uiterlyke Bewaarmiddelen voor de Pest.By Pesttyden draagt men Paddepoejer by zich, of een Pad zelve, of een levende Spinnekop (in een gemaklyk doosje gesloten), of Rottekruid, of een venynige stof, die de besmetting der lucht na zich trekt; die anders dan den persoon, die ze draagt, konden besmetten. Deze Paddepoejer haalt ook het venyn van een Pestkool na zich. Maar Azynen en Zurigheden by zich te hebben, is een beproefd middel, zo wel, als daar mede een huis te besprengen. | |
Om de Paddepoejer te maken.Neem drie, of vier grote Padden, zeven, of acht Spinnekoppen, zo vele Scorpioenen; doe ze in een welgesloten pot; laat ze daar een tyd lang in. Doe daar Maagdenwas by, en sluit die Pot wel; stook een vuur tot dat alles gesmolten is; en als alles wel is, meng dan alles wel met een Spatel, en maak’er een Smeersel van, dat men in een welgesloten zilver doosje doet, zynde zeer wel verzekerd, dat zo lang, als men het by zich draagt, men de Pest niet zal krygen. I. Men moet grote zwarte Spinnkoppen zoeken; met gele vlakken,’er drie, of vier in een Neutendop sluiten, en ze om den hals | |
[pagina 785]
| |
hangen. Zy worden beter bewaard, zo zy in een Goud, Zilver, of Yzer doosje wierden gestoken, dat aan alle kanten gaatjes had. II. Neem zo veel Kwikzilver, als Sublimaat Corrosief en Rottekruid. Meng en vryf dit in een Mortier wel ondereen, en vul daar mede schachten, die gy aan weerskanten met was sluiten zult. Gy zult ze doen in Taftas, of fyn Lywaat, dragen ze tussen uwe klederen, en uw hemd van weerskanten. III. Neem vier droge Padden, leg ze op uwe liezen, en onder uwe Oxels. | |
Inwendig Bewaarmiddel tegen de Pest.Eer gy in Pesttyden ’s morgens uitgaat, was uw mond met Water en Wyn-azyn onder een, neem daar na in uwe mond de vierdepart van een lepel van het bovenstaande; gy moet’er ook die plaatzen mede wassen, daar de voornaamste leden door ontlasten, als de slagen van ’t hoofd, de handen, de liezen, de oxels, en op dat die deelen nog beter voor de Pest bewaard zouden wezen, zal het gebruik van een Zilvere Doos, op vele plaatzen doorboord, nog meer dienst doen, als men daar een Spons insteekt, in Azyn nat gemaakt, en door dit middel heb ik my, Goddank, meermalen van die Volkziekte genezen. IV. Neem drie oncen Suiker, in Theriakel-water gesmolten, wel gekookt, en Tinctuur van Zwavel een dragma; men moet daar Tabletjes van maken naar de kunst, door ’t gebruik van welke ik weet, dat verscheiden Luiden zich voor de Pest bewaard hebben. V. Neem een, of meer Padden, van de grootste, die gy vinden kunt, doe ze in een verglaasde Pot, smeer ze met Leem wel toe, zet ze in den Oven tot dat de Pad gans verbrand is, en tot As gebragt; geef daar een dragma van in, in een glas Wyn, dit middel is goed voor en na de Pest. VI. Neem een vierendeel Neuten, daar de schil en binnenbast is van genomen, die tussen ’t pit in is. Neem nog een vierendeel Vygen; een vierendeel Wynruit, de zwaarte van een halve Ryksdaalder aan Zout; meng het alles wel onder een, maak’er een slikbrok van, die gy in een aarden Pot zult doen, neem daar nuchteren ter grootte van ene Neut van. VII. Neem vier oude Neuten, twe vette Vygen, acht en twintig, of dartig blaadjes Wynruid, een weinig witte Myrrhe, Aloë, of Saffraan, stoot het met goede Wyn-azyn, maak’er Pillen van als een erweet, om’er twe driemaal ’s weeks voor den eten van te nemen. VIII. Neem Wynruit, Alsem, Geneverbeijen, vry klein gemaakt, en van hunne schil gezuiverd, Engelen-wortel van zyne schors en hout gezuiverd, Nagelen, Notemuskaat, van elks een once, stamp het alles grof in een Mortier, meng het daar na alles in een pint van de beste Wyn-azyn, en laat het koken in een nieuwe Pot op den derde verminderings, laat het daar na deurzygen en koud worden. Als het koud is, doe het dan in een glazen Bottel, en gebruik het op de volgende wys. Gy moet daar in een Lywaat nat maken, ’t welke gy zult by u dragen, en ruiken daar somtyds eens aan: of men moet’er alle morgen een halve lepel vol van nuchteren nemen, als men onder de bezochten is; gy zult’er ook uwe geledingen mede vryven, en de gewone plaatzen van het kwaad; zo men van het kwaad aangetast wordt, moet men’er een glas vol van nemen. IX. Neem Reinette, laat ze in witte Wyn weeken, zes uren lang; neem ze’er daar na uit en zet ze tussen twe Lywaten te drogen, slaande daar met de hand op. Laat het terstond Destilleren in een Mariebad; neem van dat Water een teug, of drie nochteren. Dit is een bewaarmiddel; en zo men van de Pest is aangetast, doet het terstond zonder gevaar dezelfde heengaan. | |
Ander bewaarmiddel voor de Armen, onder den naam van de Azyn van Ernest.Neem de Bladen van Alsem, van smalle Salie, van elks anderhalf once, en zes en een half once Wynruits bladeren. Die Kruiden wel gewassen hebbende in Welwater, moet men ze fyn kerven, en in een Mortier stóóten, daar na ze in een nieuwe aarden Pot doen, en daar een pintje van de sterkste Wyn-azyn opdoen, die men vinden kan; dek de Pot toe met een dekzel, en maak de samenvoegzelen wel dicht, laat ze zo vier en twintig uren lang, schei daar na de Wyn-azyn van de Kruiden door een sterk perzing, en doe’er, na ze weder in de Pot gedaan te hebben, by een once goede Turbit, gestampt; en sluit de Pot wel toe, om ze nog vier en twintig uren te laten trekken. Laatze daar na, als ’t wel gesmolten is, nog eens deurzygen, en bewaar ze in een glas. Ten tyde van de Pest, moet men daar alle morgens een lepel vol, met de grootte van een errit Theriak, van nemen; zo men zich door de Pest aangetast vond, zoude men daar vier lepels vol van nemen, met viermaal een errit grootte Theriak, en blyven daar na vier uren zonder eten, en wandelen zagtjes. | |
Tekenen die voor den dag komen, als men van de Pest is aangetast.De Zieke heeft een grote Koorts, een ontstoken gezicht, dat somwyl blaau is, weinig hitte van buiten, veel van binnen. Hy gevoeld pyn om ’t hart, vooral in ’t begin van die ziekte, en grote pyn in ’t Hoofd. Eindlyk hy vervald in raaskallen en slappigheid. | |
Geneesmiddelen tegen de Pest.Als deze tekenen voor den dag komen, moet men den Zieken terstond Aderlaten op den Arm, daar na op den Voet, en zo’er een dikte opkomt, | |
[pagina 786]
| |
moet men hem geven een Neut grootte Theriak, of Orvietaan, en ze hem in vocht, of nat doen nemen. Als een Pest-kool gemaakt is, leg’er oude Zuurdeeg op, of een Uijen onder de As gebraden, met oud Varkenssmeer, of warm Brood met Brandewyn natgemaakt; men kan ook Koppen gebruiken om te trekken. ’t Voornaamste, ’t geen in dit geval gedaan kan worden, is te bezorgen, dat de stof in de Pest-kool besloten na buiten worde getrokken. Daarom moet men ze met een Lancet openen, als men ziet, dat het zyn werk in heeft ze aan ’t rypen te krygen; en niet eens door middel van een Pap en Ettermakende middelen de verzwering te bevorderen: want terwyl men zyn werk maakt van die middelen, zou ’t Pestvenyn weder na binnen kunnen slaan, en den dood veroorzaken. Maar als de Pest-kool geopend is, zal men een digettief moeten nemen, om ze te doen verzweren, zuiveren en verzagten, het bloed laten op ene wyze, die wy zullen zeggen. | |
Digestief, ’t geen na het openen van de Pest-kool moet gemaakt worden.Neem Therebintyn, Dojer van Ei, Brandewyn, Rozen-olie, en ’t geen gy nodig oordeelt. Meng het alles by een, en maak’er een pap van, welke gy op de Pest-kool zult leggen; laat ze daar op leggen den tyd van vier en twintig uren lang. Daar na zult gy’er een dergelyke Pap ’s Morgens en ’s Avonds op blyven leggen, tot dat de Buil genoeg gerypt is. Draag wel zorg, dat gy de venynige onzuiverheden wel ontlost, en leg’er daar na de volgende Pleister op. | |
Pleister om de Wonde van de Pest-buil te sluiten.Neem zo veel Therebintyn, als u goed dunkt, Rozen-honig, Gersten-meel, Vlees-lym, Wierook, Myrrhe; meng alle die drogen te gader, om’er ene Pleister van te maken, welke gy op de Wonde der Pest-kool zult leggen. | |
Om te zweten.Om zeker en veilig te genezen, moet men, den volgenden dag na de eerste ingeving van Geneesmiddelen, doen zweten, in een Ton, of Vat, dat gedekt is, zo men ’t heeft; men moet daar met een Laken gedekt ingaan. Neem vier oncen Brandewyn in een Aarde potje, ’t geen de Zieke zal aansteken, en het brandende houden onder het roeren van de Brandewyn met een stokje; of zo de Zieke zwak is, moet hy zich te bed houden, en nemen twe hete Broden, elk van een pond, en snyden die deur midden; men giete op de kruim van deze warme Broden, acht oncen Brandewyn; en men leg van deze een gedeelte op de Maag, twe anderen onder de Voeten, en het vierde in tween gespouwen onder de Oxels, alle in Lywaat gewonden. Men houde den Zieken wel gedekt, en zyn wezen ook. Zo men op gene plaats is, die zo arm is, dat men’er gene Brandewyn krygen kan, men neme twe kannen met heet Water, onder de Voeten, en onder de Oxels. Zo men gene Kannen kan krygen, men legge’er hete Lywate doeken, of hete Keistenen, of wel Plankjes, of Bordjes in heet Water gekookt, welke men zo dikmaal veranderen moet, als zy koud worden, om zweet by arme Luiden uit te jagen, het hart te sterken, en ze voor alle Venyn te bewaren. Men moet een glas Gerstendrank geven aan den Zieken, eer men hem doet zweeten; zes onzen Water, daar drie oncen Palmen-hout in gekookt is, ’t geen gestoten is: want dit voert even zo veel, als Guajac-hout, uit voor de Venus-kwalen. Dit Geneesmiddel is uitnemend voor Italien, Marleille, en elders, daar men den Mensen en Schepen doet quarantaine houden, welke men altyd van de Pest verdagt houdt, doende de Mensen zich door dit middel zuiveren; de Pest zal in vier en twintig uren voor den dag komen, zo hy zich ziek bevind, daar na is’er niet te vrezen. Voor den Veldtocht en de Armen, die geen spuit hebben, kan men in de plaats van een Clysteer gebruiken ene Zetpil, van een stuk van een Kaars gemaakt, een vinger lang, in Ossengal, en in den Roet gedoopt, en daar na in Zout en Azyn gestoken. Dit zal zo veel als een Klisteer doen. By gebrek van zo een Zetpil, kan men de gemene gebruiken, en als men die, noch Klisteren gebruikt; zal men niet nalaten te genezen, maar een dag, of twe later. Eindlyk, daar zal’er geen een van de Pest, de Purperkoors, de Apoplexie, of van geslagenheid sterven, zo men ze geeft, ’t geenwe hier zullen zeggen, zo dra zy ziek worden, maar zal ten eerste genezen, zo men ze doet zweten, en men Klisteren, of Zetpillen gebruikt, waar van men komt te spreken. | |
Zweetmiddel tegen de Pest.Neem een lepel Theriak-water in vier oncen goede Wyn, of in het water van Gezegende wortel, de Zieke moet het zweeten twe uren lang deurstaan, daar na een goed Vleesnat nemen, van Lywaat zich verschonen, de sterke zullen een lepel vol nemen, en de zwakken ene halve. Dit middel wordt voor de hevige Koorsen en de Purperkoors gebruikt, die van Venyn en bederf van vochten verzeld gaan, en van andere wanhopig ziekten; als een valse Plueris en Longontsteking. | |
Ander middel tegen de Pest.De Heer Tournefort in zyne reis na ’t Oosten, leert ons de manier, waar op hy gehandeld was, of zoude gehandeld zyn geworden door zyne Vrien- | |
[pagina 787]
| |
den, zo hy maar van een Pest-buil was aangetast geworden. “Wy hadden ons wel bewaard, zegt hy; wy hadden ons, als we van Marseilje ’t zeil gingen, voorzien van Schroeisteen, en waarlyk zo de minste Pest-buil in ons lighaam zich had opgedaan, zouden we niet gemist hebdie aanstonds met het Lancet te openen en kerven en ze met die Steen geschrapt te dekken, om ten eerste een deel daar van weg te byten, waar in het schynt dat zich de grote kracht van het vergif ontlast had, terwyl we anders gebruik maakten van de Theriac, Orvietaan, de Druppen van Engeland, en andere hardsterkende en geestige Middelen, waar van we volle doozen hadden. Maar de Tartarus Emeticus moet voor alle die middelen gaan, en men moet dat herhalen zo menigmalen, als het nodig is, zonder ’t uit te stellen van ’t te geven, zo dra het Hoofd gedreigd, of men de minste walging maar gewaar wordt.” II. Neem een Hoen, of een Duif, sny het door midden, en leg het warm op de Buil, die voor den dag komt. ’t Is een krachtig Geneesmiddel. III. Men moet een Pap van Brood en Melk, met Dojers van Eijeren, daar op leggen met wat Saffraan. | |
Beproefd Geneesmiddel.Neem zeer sterken Azyn, met sap van Knoflook van elks twe dragmen, Theriak van Alexandrie een dragma, welgemengd onder een, bied het terstond den Zieken aan; en zo dra hy het ingenomen heeft, doe hem wel zweten. | |
Pleister voor de Pest en Pestkolen.Neem zes Dojers van Eijeren, een vierendeel Honig, en een once Meel van Kooren; meng ze deur elkanderen, maak’er een Pleister van, en leg ze op de Pestbuil. Draag zorg, dat gy ze van zes tot zes uren verandert. | |
Geneesmiddelen voor de Pest.Aurum Fulminans, men geeft het van twe tot zes greinen. Tinctura Lunae, men geeft het van zes tot zestien druppen. Spiritus Ardens Saturni, men geeft het van acht tot zestien druppen. Tinctuur van Staal door Ammoniac-zout getrokken; men geeft het van vier tot twintig druppen. Antimonium Diaphoreticum; men geeft het van zes tot dertig grein. Bezoar Minerale; men geeft het van zes tot twintig grein. Ens Veneris; men geeft het van zes greinen tot een Scrupel. Stomachium van Potter, men geeft het van zes tot dertig grein. Spiritus Cranii Humani; men geeft het van vier druppen tot vier en twintig. Sal Ammoniac, en Sal Tartari; men geeft het van vier tot vier en twintig druppen. Zout Ammoniac en Zout van Wynsteen, elk op zich zelven, het ene na het andere. Men geeft het elk van vier tot tien grein. Flores Salis Ammoniaci; men geeft het van vier tot vyftien grein. Geest van Ammoniac-zout, men geeft het van zes tot twintig druppen. Geest van zout Ammoniac, zoet gemaakt. Men geeft het van twaalf tot dertig druppen. Zure geest van zout Ammoniac; men geeft het van vier tot tien druppen. Amber de Grys: men geeft het van ene halve tot vier greinen. Essentie van Ambre Grys: men geeft ze van twe tot twaalf druppen. Geraspte Hertshoren, in Gersten drank. Gelei van Hertshoren. Water van een Hertshoren; men geeft het van een tot vier once. Tinctuur van Antimonie; men geeft het van vier tot twintig druppen. ’t Geestige water van Kaneel; men geeft het van ene tot vier dragmen. Olie, of Essentie van Kaneel; men geeft’er ene drup van. Tinctuur van Kaneel; men geeft het van een halve tot twe dragmen. Nagelen. Olie, of Essentie van Nagelen; gegeven van ene drup tot drie. Olie van Meutenmuskaat: men geeft het van drie tot tien grein. Water van Melisse en gezegende Distel; men geeft het van twe tot zes oncen. Extract van Melisse en gezegende Distel; men geeft van twe oncen tot een dragma. Melisse-water gemengd in Magistral; men geeft het van een dragma tot een once. Zout van gezegende Distel en Melisse; men geeft het van tien grein tot een scrupel. Gedestilleerde Azyn; men geeft’er een halve lepel van vol. Tinctuur van Zout en Wynsteen; men geeft het van tien tot dertig druppen. Salvolatile Tartari; men geeft het van zes tot vyftien grein. Elixer Proprietatis; men geeft het van zeven tot twaalf druppen. Flores Benjoin; men geeft het van twe tot vyf grein. Myrrhe; men geeft het van zes greinen tot een scrupel. Tinctuur van Myrrhe; men geeft het van zes tot vyftien druppen. Poejer van een Adder; men geeft van acht tot dertig grein. Bezoard van een Dier; men geeft het van vier tot twintig grein. Architecticum van Potterius; men geeft het van zes grein tot twe scrupel. | |
[pagina 788]
| |
Olium Vitrioli Dulcificatum; men geeft het van vier tot tien druppen. Olie van Noten; wordt van ene tot zeven oncen gegeven. Extract van Noten; men geef het van ene tot drie scrupel. | |
Pest en venynige Ziekten.Het ondergenoemde Water geneest de Wolve beten, die van dolle Honden en andere Beesten, de Scorpioen steken, of Slange beten, de Vaarnen der Paarden, en in ’t algemeen alle soorten van Wonden, en Venyn van Beesten, en Mensen. Het bewaart voor de Pest, is een tegengift, ontfangende alleen de reuk van ’t Water; maar nog beter, als men’er van drinkt des morgens drie lepels vol, als men uit zyn bed opstaat; en des avonds als men gaat slapen; en zo ’t gebeurt, dat de kwade lucht, of het vergift zich van imand heeft meester gemaakt, zal dit tegengift het na buiten dryven, zettende zich op plaatzen van minder belang, die zichtbaarst zyn, daar het gemaklykst te genezen is, en te handelen, zo dat gy ’t in ’t algemeen by alle voorvallen gemaklyk zult kunnen opmerken. | |
Hoe men dit Geneesmiddel moet gebruiken.Het bestaat niet dan uit Water en Smeerzel; ’t Smeerzel dient niet, dan tot een Pleister, of om te smeren. ’t Water om door den mond in te nemen, of te ruiken, of op Lywaten, daar in nat te maken, of om te stoven en te betten de beschadigde deelen. Zo de Ziekte venynig is, moet men’er van drinken, en nooit meer dan drie, of vier lepels ’s morgens en ’s avonds. Zo het ene enkele open wond is, moet men ze betten; en is ’t een Pestkool, of Buil, die geen opening heeft, om dit Water te ontfangen; men moet dan met het Lancet een opening maken, op dat het tot het Venyn toe deurdringe, om het door middel van het Smeerzel, ’t geen gy’er oplegt, na buiten te trekken, na dat gy ’t wel gewassen en gebet hebt. Vooral, draag zorg, dat gy alle de plaatzen, daar gy dit Smeerzel op doet, wel zuivert van haair, en andere vuilnis, en ’t ten minste tweemaal daags herhaalt en vernieuwt. | |
Mengzel van dit wonderbaar Water.I. Neem vier oncen ronde Osterlucie, sny ze aan dunne schyfjes, na dat gy ze zult geschild hebben, was ze drie, of viermalen in witte Wyn; werp ze met acht oncen fyne Suiker in twe pinten goede witte Wyn; en doe het met malkander in een verglaasde Pot. Na dat alles wel gedekt en toegesmeerd is, zo dat’er de rook niet uit kan; doe alles over klein vuur verkoken op een derde verminderings; neem het dan van ’t vuur; als ’t koud is, laat het door een wit Lywaat loopen, en doe het Water in een Fiool om ’t by nood te gebruiken, en hou het naarstig in den mond. Dit Water moet niet meer, als acht uren bewaard worden, om het in den mond te houden; want het wordt al te bitter. Maar ’t blyft gedurig goed, om’er ’t andere ook mede te doen; en schoon het licht schimmelt, echter voert het, beschimmeld zynde, het zelfde uit, als men het rein en zuiver houdt. Dit Water geneest ook gezwollen Ledematen, de pyn der Nieren, zyde- en andere- pynen, als men ze’er voor ’t vuur mede vryft; en op de plaats der pyne een dubbel, of vierdubbeld Lywaat legt, daar in natgemaakt. II. Neem vier oncen Amandel-olie, en zo veel Olie van Terebintyn en Aspic. Doe die drie Olien, in een Matras ligtjes gesloten over geglommen kolen, of klein vuur, vyf uren lang; dat uwe Olie, of Essentie maar een weinig kookt, tot dat de Olie rood is; dit zal een teken zyn, dat de stoffe wel vereend is. Giet daar na uwe Olie, of Essentie in een Bottelje; sluit ze wel en bewaar ze ten gebruike. | |
Gebruik, en hoeveel men geeft.Men geeft daar van, van vyftien tot twintig druppen aan den sterkste in witten Wyn, of klaret. Men moet den zieken wel dekken, die wakker zal zweeten; en als hy wel zweet, moet men hem met heet Lywaat afdrogen; den minst sterken moet men van vyf tot tien druppen geven, en in twaalf uren zal de Pest opkomen, of door de uitwaasseming heen gaan; en om te beletten, dat zy wederkomt, moet men Neus en Ooren met die Essentie besmeren. En, zo’er een Paard bevangen raakt, moet men het’er een goede lepel van ingeven, en een pint witte Wyn, het zelve dekken, en ’t zal genezen worden. Deze Essentie is voor allerlei soorten van Wonden goed. III. Doe in twe pond Water drie dragmen Gilla van Paracelsus smelten, doe den zieken een groot glas vol van die vocht drinken, zo dra hy zich van de Pest geraakt vindt; herhaal het zelfde zeven, of acht uren daar aan, doe daar na gemene hart sterkende middelen nemen, en een licht voedzel. | |
Hoe men de Gilla van Paracelsus maakt.Doe in Welwater zo veel witte Vitriool smelten, als gy wilt, doe dit door een graau papier zygen, en na dat gy het hebt laten uitwaassemen, dat het met een velletje betrekt, laat het dan in een koude plaats Crystallen schieten. Als de Crystallen zyn geschoten, zult gy’er ’t Water afgieten om’er de Crystallen uit te halen; gy zult het daar na nog eens tot een vlies toe laten uitdampen, en zetten het in een koude plaats. Gy zult dan voortgaan, tot dat alle de Vitriool aan Crystal is geschoten. Om de Vitriool wel te zuiveren, moet gy het zelfde driemalen herhalen. Daar na zult gy ’t nog driemaal in Schurftkruid, Water, of gezegende Distelwater laten smelten | |
[pagina 789]
| |
en Crystal schieten; daar na zult gy de Crystallen zachtjes laten drogen, en stoten ze en bewaren ze in een glas. | |
Kracht van de Gilla van Paracelcus.Wy zullen by gelegenheid zeggen, dat het een krachtig middel is, om het bederf tegen te gaan, dat het zachtjes door braken alle kwade vochten uit de Maag, en naby gelegen déélen uitwerpt. Het doodt de Murmen, en is goed tegen de Vallende ziekte, pyn in ’t Hoofd, Zinkingen, en alle ziekten van de Maag, die van den overvloed, of van ’t bederf der vochten voortkomt. Men kan het ook met voordeel in anderen en derdendaagze Koorzen gebruiken, gevende het in een Vleesnat in ’t begin van de Koors. Zo men het in een klein trekzel van Zennebladen gaf, zou het zachtjes den buik ontlasten; men geeft het van twintig tot sestig grein. | |
Gewone Hartsterkende middelen.Deze zyn de Confectjes Hyacinthorum, Alkermes, de Melk, of Magisterie van Paarlen, Theriac, Bezoard. Men doe die Cordialen in een Vleesnat, of in Hartsterkende dranken nemen. De Bezoard der Dieren, en de Amber Vitae, werken veel eer, en zyn veel krachtiger. Hierom moet men ze ten eersten in de Pest gebruiken, daar ’t gevaar groot is. | |
Uitwendige Geneesmiddelen tegen de Pest.Terwyl men Cordialen tot dryving van ’t Venyn van binnen gebruikt, moet men enige dienstige middelen gebruiken, om het na buiten te trekken. Derhalven moet men ze op de ontlast-plaatzen leggen, of ter plaat ze daar een Pestbuil voor den dag komt, de Olie van Spinnekoppen, en Scorpioenen, levendige Padden, of wel de Magnetise Plaester. | |
Rookmiddelen voor de Kleederen, of Huizen van Pest besmet.Neem een pond Wierook, twe pond Pek, een half pond Jodenlym; een pond Was, een half pond Salpeter; Zwavel; Olie van Jenever; van elks vier oncen; een once Stirax; doe dit alles onder een smelten; en als het wel gesmolten is, maak’er dan balletjes van, welke gy op een Komfoort met vuur zult leggen, om ze op alle besmette plaatzen te zetten. Dit moet gy menigmalen herhalen, na dat gy uwe vertrekken weder zult te luchten hebben gezet; latende uwe vensters enige dagen open. | |
Ander Rookmiddel voor Armen.Neem vier pond Roed van een Schoorsteen, dat branden kan; maak het zo fyn, als mooglyk is, neem ook Pik, Zwavel; van elks twe pond; een pond Salpeter, een half pond gemene Olie; doe dit alles smelten; en roer het met een stokje om, en als het is gesmolten, roer’er dan zo veel van uwe Roed onder, als gy kunt, en laat het daar na koud worden; men gooit het daar na met kleine stukjes op brandende kolen, of in een Test. ’t Is een leelyke reuk, maar zy is niet minder goed om kwade lucht te verdryven.
pestbuil, pestkool, een Kunstwoord van de Geneeskunde. ’t Is een kwaadaardig Gezwel, ’t geen van een zeer pynlyke hitte, versterving en blaauheid, en eindlyk zwartheid verzeld gaat. Zy verbergt onder een korst ene Verzwering, rondom welke men heeft een ring; die somwyl rood en zwartachtig, of blaau is. | |
Geneesmiddel voor een Pestbuil.Zo dra een Pestbuil voor den dag komt, moet men’er het gloeijend yzer op zetten, of wel Schroeimiddelen, gelyk op een Bubo. Maar men moet rondom een Ontsteking-werend middel leggen van Rozen-azyn, Rozen-water en Bolus gemaakt, en dit ’s morgens en ’s avonds vernieuwen; en als de korst gemaakt is, en de kool gedood, moet men de korst’er met Varkensvet, of Boter doen afvallen, of anders, met het dojer van een Ei en Varkensvet. De Wonde zal met Smeersels, Opium, of Basilicum worden gereinigd. Die die Smeersels niet kunnen hebben, kunnen het volgende maken. | |
Ander Smeersel.Neem de bladen van Kóól, zo veel als u behaagt, stoof ze, en haal’er sap uit, laat het met zo veel Olyven-olie koken. Gy zult het daar na laten uitdampen. Daar na zult gy’er wat Terebintyn onder doen, een dojer van een Ei, en gy zult het als boven gebruiken.
phellodrys; Zie kurkboom.
phyllirea phillirea; Trone in ’t Frans. Beschryving. ’s Is een Boomtje, zo groot, als een Liguster. De bladen zyn, als die van een Olyf, maar wat zwarter en breder. De vruchten, als die van Lentiscus, zwart, zoet, en als een Druif aan een bos. De bloem is wit. Plaats. Dit Boomtje groeit in wilde en ruwe plaatsen; men maakt’er Heggen van aan Tuinen. Het bloeit in Mei en Juni. De vrucht is ryp in September. Eigenschappen. De bladen van de Phyllirea zyn samentrekkende, als die van de Wilde Olyf; en, gegeten zynde, dient het tot Verzweringen in de mond. Zo men zich met afziedzel der bladen wast, of men ’t in drank neemt, doet het pissen, en brengt het de Stonden der Vrouwen voort.
phyllon. Zie Hubners Kunstwoordenboek. Eigenschappen. Men wil wel dat deze Plant Arze- | |
[pagina 790]
| |
nogonon, in drank genomen, Zoons doet telen; en de Thelygonon, Dochters. Maar ik geloof, dat dit meer om den naam gezegd, wordt als om de ondervinding. Men geeft het sap te Salamanca in Spanjen aan zulke, die van een dollen Hond zyn gebeten.
piauter espiauter.
pierworm. Men heeft dikwils moeite om ze te krygen, wanneer men Vogels daar mede wil voeden, of Vissen vangen; weshalven we enige middelen zullen aanwyzen, om ze in alle jaargetyden te kunnen hebben. Het eerste is, dat men ga in ene Weide, of andere grazige plaats, daar men denkt, dat zulke Wormen te vinden zyn. Daar gekomen zynde, moet men op ene plaats beginnen te danzen, of huppelen, dat de grond dreund, ontrent een half kwartier-uurs achter den anderen, zonder stil te staan, zo zal men de Wormen rondom zich hene van zelf zien uit de aarde kruipen. Neem ze dan op, ziet voor en achter, als ze uitkomen; tot dat ze alle uitgekomen zyn: want zo gy ophoud met springen, zo kruipen ze weder in de aarde. Het twede middel wordt in ’t werk gesteld ten tyde, dat de groene Noten op de bomen zyn. Neem daar een paar handen vol af; heb dan een Tobbetje, of Emmer met water gereed, benevens enen Tichelsteen, of Lei, waar op gy de bolsters van uwe Noten wakker moet vryven en raspen, houdende den Steen en de Noten op den grond van ’t water, zo zal ’t water bitter worden, en enen smaak krygen, die de Wormen niet aangenaam is. Giet dat water op ene plaats, daar gy oordeelt, dat Wormen zyn, zullen ze binnen een kwartier tyds daar uit komen. De derde manier is, dat men ene Weide zoeke, enig Braakland, of andere plaats, daar ’t te wagten is, dat’er Wormen zyn, en te werk ga volgens de hierstaande afbeelding en de volgende aanwyzing. Neem enen stok Q. R. lang ontrent vyf voet, die redelyk dik en sterk, maar aan de punt R. scherp gemaakt is. Steek hem enen voet diep in de aarde, vat hem dan boven ontrent het einde Q., en schud hem, als of gy hem uit wilde trekken, gedurende een half kwartier achter een, zonder enen voet uit de plaats te zetten. Zo zullen alle de Wormen, die’er ene roede in ’t rond zyn, uit komen kruipen. De vierde en laatste manier is de beste van allen, nademaal men daar door, binnen een uur, zo veel Wormen kan vergaderen, als’er in enen hoed kunnen. Neem ene Lantaarn van Papier, of Hoorn, die zeer helder is, en ene Pot, om’er de Pieren in te doen; begeef u by den donker in de paden van enen Tuin, of in ene Weide daar geen gras in is. Ga dan zachtjes en al bukkende voort, zo zult gy de Pieren half buiten den grond zien leggen, en’er zo veel van oprapen, als gy zelf begeert. Het is evenveel wat uur van de nacht gy kiest, want gy zult ze vinden tot aan den morgenstond toe, doch voor al des Zomers na enen sterken regen, of douw, of wanneer de nacht koel is. Men vindt ze ook ’s Winters by dooi-, of ander zacht weder. Hier by staat echter aan te merken, dat by droog weder de Pieren niet uit hare gaten komen, ten zy op vochte plaatzen, die buiten wind en zon staan.
pieterseli is ene Plant, waar van men vele soorten heeft, te weten, gemene Pieterseli, of Tuin-pieterseli, in ’t Latyn Apium Hortense en Petroselinum. De Pieterseli van Macedonien, in ’t Latyn Apium en Petroselinum Macedonicum. Smyrnium. Seldery in ’t Latyn Apium palustre en Eleoselinum, Wilde Pieterseli: in ’t Latyn Daucus Croticus. | |
Beschryving der Tuinpieterseli.Zy heeft de bladen onder aan den grond groen, gegroefd, getand, en die van boven aan de Plant komen ruig, lang, puntig. De Stam is de lengte van een Arm hoog, rond getakt, van kleine takjes voorzien, van boven met witte bloem, die Zonnescherms-wyze aan een tros staan. Zy heeft klein zaad. De wortel is vry groot. Zy ruikt wel. Plaats. Men teelt die Plant in alle Tuinen. Zy bloeit in Juni, en ’t zaad komt in Juli voor den dag. Eigenschappen. De Pieterseli bezadigt en ontbindt de hardigheden van de Borsten, die door het Zog veroorzaakt worden. ’t Zy men ze gekookt, of raau eet, zy doet wateren. Het Afziedzel van ’t kruid en deszelfs wortels, in drank genomen, is een tegengift, om dat het doet braken. Het stopt niet te min den buik. Het zaad is goed, om te doen Wateren. | |
Krachten van de Pieterseli.Een Pap, van de bladen van Pieterseli gemaakt, met het kruim van Wittebrood, geneest de Haairwurm, ontbindt de Gezwellen der Borsten, en doet het Zog aan Vrouwen verliezen, die in de kraam komen. Het Sap met Azyn getrokken, en met weinig Zout gemengd, helpt de Vrouwen in Barensnood. Pieterseli helpt een stinkende adem. Hierom zullen zy, die grote gezelschappen bywonen, en een kwaden adem hebben, voorzien wezen, met verse Pieterselibladen; om ze te kaauwen en in den mond te houden. | |
Andere kragten van de Pieterseli.De Papegajen sterven, als zy Pieterseli eten. Zo men Drinkglazen, of andere, onder ’t wassen, wil breken, moet men water gebruiken, daar men Pieseli in heeft laten wééken; hoe zagt men dan een glas aanraakt, ’t zal breken. | |
Soorten van Tuin-pieterseli.Onder de Tuinpieterseli heeft men drie soorten, het ene soort wordt, om zyne grote wortelen | |
[pagina 791]
| |
Pieterseli-wortelen geheten. ’t ander gemene Pieterli, als Toekruid-gewas; en de Krul-pieterseli, tot cieraad der Schotelen en opgediste Spyzen. De Pieterseli-Wortelen zyn groot, min gekurven, hard en onsmaaklyk van blad, dus is ’t ook met de Krul-pieterseli. Zy zyn in deugd beide minder, als de gemene Pieterseli, om te eten, die de malste, aangenaamste en kleinste van blad, en meest gekurven, dunder en rond van stelen is, die enigzins gestreept zyn. | |
’t Kweken van Pieterseli.Zy vereist een vetten, doormesten grond, die wel ter Zon is gelegen. Zy heeft veel vogt van doen; waarom men ze niet op hoge gronden moet zajen. Men kan ze des Winters in Luik-bakken, dog beter onder Glazen telen. Men moet ze daar toe in Juni zajen, op dat zy tegen den Winter van matige grootte zy en bestendiger tegen de vorst. Men moet de struik niet kort af bladeren, maar des Winters met volwassen Lof bewaren. Zy moeten daarom wyd van een staan. Men zaait de Zomer-pieterseli in Maart, tot kiemens toe geweekt en gemeukt; dan raakt zy eerder aan de groei. De Pieterseli-wortelen en Krul-pieterseli moet men zeer yl zajen, en men moet ze dunnen, zo dat de wortelen een half voet van den anderen staan, en de Krul-pieterseli een heele voet. Dan worden de wortelen dikker, en de planten der Krul-pieterseli groter en cierlyker en dikker van blad. Door de Pieterseliwortels kan men wel Bloemkool zajen. Het Pieterseli-wortel-zaad van Hamburg, geeft hier te Lande beter wortelen, als het geen by ons is gewonnen.
pieterseli van Macedonien. Zie smyrnium.
pik is een Harsachtige stof, die uit hout gebrand wordt.
pik Harpuis Goudron is ook een mengzel van Zwart Pik, Harpuis, Vet en Smeer. Men gebruikt het tot Konstvuren, en om werk te pikken, ’t geen men in de naden der Schepen stopt, en by gebrek van Teer te gebruiken.
pillen is een Geneesmiddel, dat men aan kluitjes van een Errit groot rolt, en uit verscheiden Geneesmiddelen, tot poejer gestamt, bestaat; en die wel met malkander verenigd zyn, door Siroop, of Honig, Olie, gemeen Water, of gedestilleerde Suiker, Wyn, Azyn, of ene andere vogt, of door de kleverigheid, die in de middelen zelve is. De Geneeskunde heeft vele soorten van Pillen in gebruik. Zie daar een mengzel van die, welke allermeest in gebruik zyn. | |
Pillen voor de Gal en ’t Slym.Neem zo veel Aloë, Sucotrina, goede Rhabarber, en de Trochisei de Agarico. Stampt de Aloë alleen, en de andere twe dragmen onder malkander. Meng daar na de Poejers met ontbindende Rozenstroop tot Pillen, bewaar ze in een Pot, of Doos tot nooddruft. Men geeft van een scrupel tot een dragma. Zy openen, zyn goed voor de Opstyging en de Maag. | |
Pillen om de Gal te zuiveren.Neem geel Sandalhout twe oncen, uitgekipte Rabarber, een once. Stampt het en meng het met een half pond Extract van Aloë, en genoegzame stroop van bleke Rozen, om daar van ene stevige stof te maken, en als boven bewaren. Men geeft het van een halve scrupel tot een dragma. De Pillen doen het bloed gisten, en maken het dan, zy nemen verstoppingen der ingewanden weg, en in ’t byzonder die van de Lever. Zy wekken de Stonden op; versterken de Maag. Men gebruikt ze onder ’t maal, of onmiddelyk te voren. | |
Pillen om de Slym en Gal te zuiveren.Neem Aloes Socotrina, vier oncen; Rhabarber, een half once; Turbit een once; Mirabolanen gele, een once; Tartarus Solubilis, twe dragmen; maak van deze drogen een deeg, doe het met een genoegzame menigte Alzem mengen, en maak’er pillen van. Terwyl het de gallige slymen loost versterkt het Hoofd en Maag. Men kan’er van nemen van een scrupel af tot een dragma. | |
Pillen om de gele Gal te zuiveren, en de grote overvloed van Bloed te verbeteren.Neem Hiera Picra een once; Rhabarber zes dragme; Zout van Alzem twe dragmen; Agaricus twe dragmen, en een half, met zo veel Diagridium. Maak van alle deze drogen een Deeg, en daar na’er Pillen van. Men geeft ze van een scrupel tot een dragma, of anderhalf. Deze Pillen zyn zeer heilzaam in Gallige Koorzen. | |
Pillen (gewynsteende) om alle soort van Gal te lozen.Neem Aloë Socotrina in Poeder drie oncen; gezuiverde Gom Ammoniac, anderhalf once, Tartarus Vritriolatus vier dragmen. Meng het alles met den andere met een genoegzame menigte Azyn van Zee-ajuin. Maak’er u een Deeg van met langen tyd te roeren, en verdeel het in Pillen zoveel nodig is. Zy zyn goed om te ontbinden, de hardigheid der milt te verzagten, en van het Darmscheil, en om de verstoppingen weg te nemen. Men gebruikt het tegen de Lepra, de Kanker en Venus-ziekten. Zy purgeren de zwarte Gal, zyn dienstig voor de droefgeestigen, en voor de derdendaagse Koors. Men gebruikt ze verscheiden dagen aan een, onmiddelyk voor den eten. Men geeft ze van een half dragma tot twe. | |
[pagina 792]
| |
Ander mengzel van Wynsteen pillen.Neem een once en een half Cremortartari; zo veel zout Ammoniac met zes dragma Aloë Socotrina. Meng alle deze drogen met genoegzame menigte van samengestelde stroop van Appelen, en maak’er Pillen van. Men geeft het en gebruikt het, als ’t voorgaande. | |
Pillen die alle vochten afzetten.Neem een deel gedroogde wilde Wyngaard, Rozen, vyf soorten van Myrobolanen, van elks een half once, Castoreum, anderhalf dragma, Saffraan een half dragma. Neem van een ander deel Aloë Sucotrina twe oncen, Asarum een half once; Diagridium en Mastik van elks een half once. Alle deze drogen tot poejer hebbende gestampt, maak’er een Deeg van, met genoegzaam gezuiverd sap van Venkel, om’er Pillen van te maken, welke gy ten gebruike bewaren zult. Men geeft van een scrupel tot een dragma. Zy zyn goed tegen de dampen, brengen de Stonden voort, verhelderen het Gezicht, zetten de zwarte Gal af, en verdryven de pyn in ’t hoofd. | |
Andere pillen, om alle vogten af te dryven, en in ’t byzonder slym.Neem Aloë Socotrina, een once en een half, Rabarber en half once, zo veel Zennebladen; dragridium, zes dragma; Tartarus Solubilis twe dragmen, met zo veel violen zaad. Meng alles met genoegzame menigte Stroop, of gezuiverd sap van Venkel, en maak’er Pillen van ten gebruike; men geeft het van ene tot twe scrupel. Men geeft ze voor kwade Ogen en Oren, tot een dragma toe. | |
Andere pillen, die alle vochten zuiveren.Neem Socotriense Aloë, een once; Lorkenzwam, zwarte Elleborus, Turbith en Scammonium, van elks een half once. Tartarus Solubilis drie dragmen en twemaal zo veel Trochisci de Alhandal. Maak’er een Deeg van, met de Syroop van Purgeer-doorn, en maak’er daar na Pillen van. Men gebruikt ze in Apoplexie, doodslaap, droefgeestiste dampen en derdendaagze koors. Men geeft ze van een half scrupel tot een half dragma. | |
Samentrekkende pillen, die slaap wekken, voor de Long zyn, en verdunnen.Stoot in een warme Mortier een deel Gomme Adragant, en Arabise, van elks een half once; voor een ander deel stamp onder een Myrrhe, Wierook, Styrax, van elks vier scrupel; voor een derde stamp twe dragmen Styfzel, en meng het alles onder een, met vier scrupel sap van Soethout en zo veel Opium, welke gy langen tyd in een Koperen Vyzel met een weinig sap zult gestampt hebben. Het mengzel van Poejer makende, moet men blyven stampen onder het bydoen van Sapa, zo het nodig is, om de stof wel te binden. Men geeft de Pillen, welke men’er van maakt, van een halve scrupel tot een half dragma. | |
Tegengiftige Pillen (Antidotales) die zacht doen afgaan.Stoot in een Mortier twe oncen Aloë, een once Myrrhe, na dat gy den grond van het Mortier, met een weinig Amandel-olie zult gesmeerd hebben. Aan den anderen kant, stampt een half once droge Saffraan; hebbende daar na de Poejer met ene genoegzame menigte van rode Wyn gemengd, maak’er Pillen van. Zy zyn uitnemend voor alle Besmettelyke en Pest-ziekten. Men gebruikt ze ’s morgens nuchteren, of ’s avonds, als men na bed gaat: men kan ze ook over Tafel geven. Zo men’er overvloedig Buik van wil zuiveren, kan men’er anderhalf dragma van geven voor Luiden, die sterk en jeugdig zyn: maar een dragme voor die wat tederder zyn. Zo men zich alleen de Buik wil los houden, zal men zich met een half scrupel vergenoegen, of men zal opklimmen tot een scrupel; naar de sterkte van imand. | |
Pillen om de verstoppingen van de Milt, Lever, ’t Scheil, enz. weg te nemen.Neem Gomme Ammoniac een once, Aloë Socotrina twe dragmen, Mastik een dragma, en zo veel Myrrhe; stoot alles te samen; voor een ander deel neem Saffraan van Mars, Zaad van Kwalsterbomen, van elk een scrupel; stamp het te samen; voor een derde deel zout van kleine Santory, van Alssem, van elks een half dragma. Stamp het; en Tartarus Vitriolatus, twe dragmen. Maak deze Poejers met een half once Extract van Wortel van Varen; en ene genoegzame menigte van Duivenkervel, tot de dikte van Honig gekookt; maak daar na uwe Pillen, om ze daar ’t nood doet te gebruiken. Men geeft deze van een half tot twe dragmen; men gebruikt ze gemeenlyk ’s morgens nuchteren, en gaat’er op wandelen. | |
Pillen van een lang leven.Neem Aloë Socotrina vier oncen; Saffraan van Mars een once, Myrrhe in greinen twe oncen; uitgelezen Rabarber vier dragmen. Stamp dit tot poejer elk op zich zelf; en het daar na in een verglaasde Pot onder een hebbende gemengd, doe’er by acht oncen wilde Chorei die wel gezuiverd is; zet het in de zon, of op een matig vuur, en, als het dik genoeg is, maak’er Pillen van. welke gy in een doos zult bewaren, waar in Meel is gedaan. Elke Pil moet de grootte van een Erret hebben. Men kan’er voor den eten van nemen; van twe, of drie tot zes oncen. Men moet hier aanmerken, dat de Aloë ’t zelfde kan uitvoeren, als de Pillen Ante-cibum, de Hiera Simplex, Angelica, en andere Purgeermiddelen. | |
[pagina 793]
| |
piment, Botrys, Druiven-kruid. De kracht gelykt wel naar die der Thym. De Piment is goed voor het ophouden der Pis. Gedroogd in een Kleerkas gelegd geeft zy een aangename geur en bewaart zy ze voor de Mot. Het Afziedzel met Zoethout is zeer goed voor een korten adem, voor Aamborstige, als’er wat Suiker, of Vlier-stroop wordt bygedaan, en nog meer voor hun die rogchelen, mits dat men ze lang gebruike. Dit Kruid op een heette steen gebraden, en met Malvezei Wyn besproeid, en gelegd op den Buik, verzacht de buikpyn, en nog meer zo men daar de bladen van Byvoet by doet, met de bladen van Kamillen, alles met Olie van Lelien gebraden, en Dojers van Eyeren.
pimpernel, in ’t Latyn Pimpinella. Beschryving. ’t Is een Plant, die uit hare Wortels drie, of vier Stengels geeft, welke dun en met een menigte ronde blaadjes zyn voorzien, maar de meeste heeft men onder aan de Planten. Op ’t eind heeft men purperachtige Zonnehoedjes, waar in het Zaad is. Zy heeft een houtachtige Wortel. Plaats. Zy groeit in onbeboude plaatzen, voor al in Bohemen, en men zaait ze in Hoven. Zy bloeit in de Herfst. Eigenschappen. De Pimpernel van de Hoven, welke men over de Salade eet, en welke men in ’t Latyn Sanguisorba noemt, in drank genomen, is uitnemend, om der Vrouwen Vloed te stoppen, en alle andere Buikloop, voor al Bloedloop. Zy doet alle brakingen door overvloed van Gal, veroorzaakt ophouden. Het droogt Wonden en Verzweringen op, zo men ’t’er als een pap oplegt. ’t Komt ook in de Smeerzels voor Hoofdwonden en Kanker. Matthiolus maakt groten ophef van dit Kruid in Pestilentiale en Besmettelyke ziekten. Men maakt’er in Pesttyden grote zaak van; en men zegt, dat menigvuldig gebruik van Pimpernel en vooral van zyn sap, goed zyn tegen gevaarlyke ziekten, te meer, dewyl het de kracht heeft, die goed doet aan de Lever, ’t Hart en de Geesten; de Bladen, in Wyn gedaan, maken ze aangenamer, wyniger, en doen ze smaken na Meloen. Deze Plant is trekachtig en openend, men laat ze in koud water trekken, is goed voor Graveel en voor het ophouden van de Pis. Zy heeft, op Wyn getrokken, de zelfde kracht. Men gebruikt ze in een Vleesnat en openende Afziedzels, die ook voor Wonden goed zyn. Zy doet ook zweten.
pint is een zekere Maat, waar van’er twe en dertig in een Schepel voor droge Maat gaan, en vier in een Stoop voor natte waar. Men verdeelt ze in halve Pinten, en vierde Pinten.
pinxterbloem. Lis, Iris. Zie lisblom. Men heeft’er vele soorten van; Zie Hubners Kunstwoordenboek. | |
Beschryving van de Pinxterbloem.’t Is een Plant die een elboog, of anderhalf hoog groeit, zy is vry Bladryk, en de Bladen zyn lang, smal, gekromd na de aarde, groen, wat geelachtig groen van boven, en blankachtig aan den onderkant, van de kant der Stamme komen drie ruikende blaauwe Bloemen, die somwyl wit zyn, en uit verscheiden kleine Bladen bestaan, even eens als die genaamd Iris, en die aan een lange steel vast zyn. De Wortel is klisterachtig, wit, en zoet als een noot, maar is gedekt met een zwarte bast. Plaats. Die Bloem groeit in Portugaal en op de Heuvels van Audalusien. Zy bloeit in January en February. Eigenschappen. Alle Pinxterbloemen zyn heet en verdunnende, en, als men ze eet, geven ze een goeden adem. Zy bezadigen de Tandpyn; zo men ze met haar Afziedzel wast. Zy rypen, zyn afvagende, ontbindende, verzachtende, openende, en doen afgaan. ’t Sap der Wortel doet de gallige vochten en waterigheden afgaan. | |
Beschryving van de Pinxterbloem, of blaauwe Lisbloem over Zee.’t Is een Plant, welke Bladen, als een Degen heeft, die ribbig zyn en een punt op ’t eind hebben; de Stengel is glad, rond en knopachtig. Zy heeft op haren top kleine Takken, die Violette bloemen dragen; en van binnen met verscheiden andere kleuren zyn voorzien. Hier van daan heeft men ze den naam van Iris, of Regenboog gegeven. Zy brengt daar na kleine Knoppen op den top voort, waar in rond Zaad is, dat na dat van Vlasdotter gelykt. De Wortel is wit, vast, geknoopt, en brengt vele ruikende Haair-wortels voort, die bitter, en scherp van smaak zyn, als ’t andere deel der Wortel. Plaats. Zy groeit in Tuinen. Eigenschappen. De Wortel is goed voor den hoest, zy ontbindt en verdunt de grove vochten. In drank ter zwaarte van zeven dragmen, zuivert ze den Buik deur water, en zet het grove slym af. Zy is goed voor de Waterzucht. Zy heeft oneindige gebruiken, de beste komt van Florence. | |
Beschryving van de Bastaard Lis, of Pinxterbloem.’t Is een Plant, die langer en smalder Bladen, dan de anderen heeft, met een verheven rug aan weerskanten, op de wys van een Degen is voorzien. De Stengel is heel glad, rond, hol twe ellebogen lang, draagt gele Bloemen, die drie Bladen na omlaag heeft omgekruld, drie andere recht opstaande: maar kleiner. Op deze Bloemen volgen drie driehoekige Aauwen, waar in veel plat Zaad is; dat’er even als kroost uitziet, en in order legt. De Wortels zyn gekronkeld, lang, aan knopen, somtyd half af, rood, bleek, en trekkend van smaak. Plaats. Zy wast veel in broekachtige waterige Landen. Eigenschappen. De Wortel van Bastard Iris, is koud, opdrogend, en goed, zo men ze trekt en drinkt, voor ongestelde hersenen; zy houdt het wateren op, en de Stonden, mitsgaders Bloedvloejen. Haar sap doet het zelfde. In enige Landen, draagt men ze om den hals, men gebruikt ze zelden in de Geneeskunst. | |
[pagina 794]
| |
Algemene krachten van de Pinxterbloemen.Het sap der Wortelen, in de Klisteren gedaan, bezadigt de pyn van de Heupjicht. De Wortel gedroogd en gestoten, zuivert en heelt holle vuile Zweren; in de mond gehouden, geven ze een goeden adem; tussen de Klederen gelegd bewaart ze voor de Mot, en geeft ze een aangename reuk. Het sap harer Wortelen, ingenomen, heeft het Water der Waterzuchtigen menigmalen afgezet; inzonderheid zo men het neemt, gemengd met een Dojer van een Ei, half gekookt. De Wortel, gemengd met de Wortel van Nieskruid, en twemaal zo veel Honig, neemt de sproeten weg, zo men’er ’t aangezicht mede vryft. ’t Afziedzel der Wortel verlost de verstoppingen, door een dikke vogt veroorzaakt; doet wateren en de Wurmen sterven. De Italianen maken een Konfyt van de verse Wortel met Suiker en Honig, en gebruiken ze voor alles, dat we genaamd hebben. Men maakt een Olie van de Bloemen, in Olie geweekt, die de kracht van ontbinden, verzachten en bezadigen van de koude Jichtpynen heeft.
pinxternakels, in ’t Latyn Pastinaca, is een Plant, waar van men twe soorten heeft, waar van het ene wordt geteeld, en ’t ander wild is. Wy zullen hier niet beschryven, dan de geteelde Pinxternakel, de wilde verschilt daar niet van, dan daar in, dat de Bladen kleiner zyn, de Wortel houtiger, en gevolglyk harder, en min goed om te eten. Beschryving. Derzelver Stengel is een voet, of vier hoog, dik, gegroefd, open en takachtig. De Bladen zyn groot, en gelyken na die der Essenboom, zy zyn lang en aan paren geryd, aangenaam van smaak, bruin van kleur. De Bloemen staan in order, als een Sonne scherm, de Wortel, welke voor de keuken in gebruik is, is vleessig, wit, en vry dikker dan een duim. Zy heeft in ’t midden een hard, dat’er van boven tot onder deurloopt, zy is goed van smaak, en niet onaangenaam van reuk. Plaats. Deze Plant groeit in den Hof, alwaar men ze teelt. Eigenschappen. De twe soorten hebben de zelfde eigenschappen. Zy zyn goed voor Wonden, en openende. De Bladen gestampt en op Wonden gelegd, die aan de Beenen komen, zyn daar zeer goed aan. Zy zyn goed voor de Winden, en voor de Dampen. Zy brengen de Stonden der Vrouwen voort. Men zegt, dat zy, met Wyn, of Oxciraat ingenomen, goed zyn voor de steken der Scorpioenen. | |
Hoe men ze teelt.Ze worden best in welgeroerde Kleigronden geteeld. De Warmoeziers gebruiken daar toe het schraalste en magerste land. Men Zaait ze gemeenlyk in ’t begin van April; en als de Wortels behoorlyk in den groei zyn, worden ze zo gedunt, dat die blyven, maar een halve voet van den andere staan. Door ’t vriezen worden ze malzer, zoeter en smaaklyker. Men neemt ze daarom zelden voor den Vorst uit den grond, om ze te bewaren: maar, zo men ze in de Vorst nodig heeft, hakt men ze uit de Aarde. Aanm. op Lusth.
pip (de) is ene ziekte, die der Vogelen overkomt, die te lang dorst hebben geleden. Zy krygen op de Tong een wit droog velletje, ’t geen ze geheel bedekt. De Hoenderen en de Kuikens zyn daar somwyl van aangetast. Men weet, dat ze Pip hebben, zo zy eten, noch drinken willen. Zy zyn’er in de grootste hitten, in de Maanden July, Augustus en September, aan onderhevig. | |
Om deze Ziekte voor te komen.Men moet in het Water, dat men deze Vogels te drinken geeft, in dien tyd leggen, Meloen, of Komkommer Zaad, of sap van Postelein. | |
Middelen, om de Pip der Hoenderen te genezen.Neem dat Hoen, dat de Pip heeft, doe het den Bek open, welken gy met de twe Vingeren van de linkerhand zult open houden, en ontneem het met de anderen hand, dat witte velletje met een naald, en doe het daar na in den Bek hete Wyn-azyn, of Spog om de Tong te wassen. Men kan ook fyn Zout in de plaats van azyn en kwyl nemen; men vint’er, die ze een Veder deur de Neus trekken, welke ze uit de Vleugel halen.
pis is ene vocht, welke de Dieren door de Nieren afscheiden, in de Blaas ontfangen en daar uit kwyt worden. De Pisstof is van driederhande soort, of komt van allerlei drank, of is een dunne en heldere vocht, die zich van de Wei scheidt, welke zich in ’t Bloed bevindt; of die komt van het Vlees en Vet, ’t geen als smelt in het Lighaam. ’t Opstoppen van de Pis, is pynlyk en zeer gevaarlyk; ene vergadering, of ene ophouding van de kwade Vochten, wordt daar door veroorzaakt. | |
Geneesmiddel voor ’t verstoppen der Pis.I. Neem een grote Citroen, doe ze onder geglommen kolen braden; als zy gaar is; leg ze heet op de Blaas, en maak ze daar met een Servet op vast; en terstond zal de Zieke wateren. II. Maak een Servet, of Lywaatte doek in Brandewyn nat, en leg ze op den onderbuik. III. Neem een handvol kruid Herniaria, of Duizend-koorn geheten; doe het, na dat gy het gewassen hebt, tussen twe Lywaten drogen; doe het daar na in een nieuwe verglaasde Pot; en giet’er Water op, en doe het koken op de helft. Gy zult ze daar van een glas vol te drinken geven, die met opstopping van Water gekweld zyn. | |
Geneesmidel voor moejelyke Watermaking.Drink het Sap, ’t geen men uit de Krieken over Zéé drukt, of het Afziedzel daar van in witte Wyn. | |
[pagina 795]
| |
Rapen, of Patig, of Kruisdistel, of Hagedoorn, of Aspersien, of Gras, of Prang-wortel op de Schaamdelen geslagen, of een Pap, of Smeerzel van Vloojen, met de Olie van bittere Amandelen, of ’t vet van Konynen. Men houdt het voor een groot geheim, Wyn te drinken daar Pissebedden in zyn gestampt, die men in Kelders vindt, of men moet een Poejer van die droge Pissebedden maken, en ze met witte Wyn drinken. Anderen maken groot werk van Water, gedestilleerd van de Prang-wortel, eerst geweekt in Malvezei.
pismiddelen Diuretica; zyn middelen waar door men de Pis meer als gemeen afzet; en ’t bloed van zyne overvloedige vocht ontlast. De Wortel Pareira Brava is een urtnemend Pismiddel. Men gebruikt ze met voordeel in alle Ziekten, der Nieren, en Blaze, in Graveel pynen, opstoppingen, vermeerderingen van Pis; in alle zwellingen van ’t Lighaam en in Waterzucht. | |
Afziedzel van Pareira Brava.Doe een vierendeelloods tot twe en drie vierendeelloods toe van die Wortel, gerast, en van zyne draden gezuiverd, in drie pinten waters koken. Haal ze van ’t vuur, laat ze koud worden, en door een Gaas lopen. Men laat den Zieken daar van, van vier tot vier uren toe, ontrent een halfpintje op een maal gebruiken. Men kan het koud nemen, of heet; en, om’er de kracht van te vermeerderen, doet men daar gemeenlyk een vierendeel loods Zout Ammoniac by, of zuivere Salpeter. Men geeft ook die Wortel zelve, na dat men ze gestoten en’er een slikbrok van gemaakt heeft; en van vyftien grein, Ammoniak Zout, met enige druppen van bekwame Stroop. Men herhaalt het van vier tot vier uren, en men geeft na elk neemzel wat Vleesnat, of een glas van een openende Koeldrank, gaande daar mede vort, op de zelfde wys, tot dat de pynen bedaard zyn, en de Pis vry en overvloedig loopt. Aan de Kinderen van twe tot vier Jaren, geeft men niet, dan de vierdepart; van vier tot acht Jaren, een derde; van acht tot twaalf, de helft; van twaalf tot twintig, twe derde; en van twintig tot sestig geheel. Men moet zich van vyf tot vyf dagen den Buik zuiveren, onder het gebruik van dit middel, zo wel als van andere Pismiddelen: maar, als de genezing nadert, laat men tussen de Buikzuiveringen meer tyd verloopen; men begint weder daags na ’t Buikzuiverend middel, het gebruik van ’t Geneesmiddel en men gaat tot de volkomen genezing toe voort. Als de Graveelpynen geweldig zyn, moet men met Aderlaten een reis, of twemaal een begin maken, om de Vaten wat lucht te geven. Men zal ook zynen toevlucht nemen tot ontbottende Darmspoelingen, die windbrekende zyn, om de eerste wegen ruimte te geven. Daar na doet men Pisdryvende middelen op gedachte wys geven. Zo de pynen hardnekkig waren, doet men het Aderlaten herhalen, zo wel, als de Clysteren, en men voegt’er het gebruik van een half bad by. Terwyl de Zieke het neemt, moet men hem een pint Koeldrank in vier glazen een kwartier uur na malkander doen geven. Deze Koeldrank moet van de Wortels van Heumst, Krieken over Zéé, van Cynorrhodon met Paardebloemen, en Zoethout doen geven. Men kan by die glazen een weinig Citroensap doen, zo de Graveelpynen van Braakmiddelen verzeld gaan. Zo zy gedurig blyven, zal men by alle die middelen het gebruik van Slaapmiddelen voegen, waar van we wat lager ’t Mengzel zullen opgeven. Als ’t over is, moet men den Zieken den Buik zuiveren; en dit in ’t vervolg, doet het nood, herhalen. Zo de Zieke aan Graveelpynen onderhevig is, moet hy gebruiken de Wortel van Pareira Brava den tyd van zes Maanden lang, en voor al op de vyf laatste dagen van elken Maand. Onmidlyk na elke ingeving zal men een pintje aftrekzel van de Bladen van Roomze Netel geven, of van lage Eike, of Duizend-korn. Deze trekt men gelyk Thee; en men doet’er wat Suiker, of Narbonze Honig in. Den zesden dag zuivert men Buik, en ’s morgens draagt men zorg, dat men’er ’t Lighaam toe gereed maakt, door een verkoelende afgang makend Klisteer. Men blyft enen Maand lang ten minste in ’t gebruik van het voorgaande aftrekzel. Men moet wel zorg dragen voor Pisdryvende middelen aan imand te geven, die Zwanger is, of als haar de Stonden na by zyn, of dat zy ze heeft. Men moet ze ook in Bloedvloejingen, noch Spenen geven, noch als men brandige Pis maakt, noch magere, noch uitgeteerde Luiden, die zwaar Bloed hebben, of dat dun, en al te zout is. Men moet’er zich ook van in de heete Jicht onthouden, en heete uitdrogende Koorssen, in Tering, Opstygingen, zo wel als wanneer de Pis ten enemaal door verstopping, of ontsteking der Nieren verstopt is, welke van hevige pynen verzeld gaat, als ook van braken en beweging van Koors. | |
Pisdryvende Balzem van Parera Brava.Men heeft aangemerkt, dat de Wortel van Parera Brava gereed gemaakt, gelyk we hier boven hebben aangemerkt, gedurig met genoegzaam geluk niet werkt, inzonderheid in ’t Water. Hierom heeft men nog andere Wondmiddelen by die Wortel gevoegd, om’er een Balzem van te maken, die krachtiger is, en welker bereiding wy hier geven. Neem fyn gestoten Parera Brava, een half pond; gemengde Olie van Schorpioenen van Matthiolus, een pond; geel Was, zes oncen; Balzem Copahu, vyf oncen; Balzem van Zwavel, Terebintyn vier oncen, vloeibare Storax twe oncen, en zo veel Ammoniac Zout; uitnemende Spaanze Wyn twe ponden. Doe alles over klein vuur koken, doende het met een houtten Spatel wel roeren, tot dat de Wyn gans is vervlogen. Laat daar na den Balzem door een Stamyn loopen, en pers ze wel uit; en als zy half koud is, doet men daar drie oncen zwarte Balzem van Peru by. En als alles wel gemengd | |
[pagina 796]
| |
en koud geworden is, giet men het in een Pot, die men wel moet sluiten om ze te bewaren ten gebruike. Men geeft ze gemeenlyk tot een half dragma, ’t geen men naar gelang des ouderdoms vermindert, en op de wys die boven, in een slikbrok en het Afziedzel, voorgeschreven is. Men neemt het ’s morgens nuchteren, en ’s avonds vier uren na het eten in. Men rolt het in Ouwel, en neemt’er een openend Afziedzel op, dat in een Mariebad is gemaakt, met Kervel en witte Cichorei, enz. of met een pintje Afziedzel van by een geschikte Wondkruiden, of eindlyk een goed groot glas drank, die opent en hier te pas komt. Om aan dezen Balzem meer krachts by te zetten roert men’er een half Ons van in een Dojer van een Ei; men neemt het in achten, en gebruikt het als boven. | |
Andere Kookdrank van Parera Brava, tegen Graveel, Slym en Zand.Neem twe dragmen van deze Wortel gestoten, maak’er een popje van, dat niet te vast is. Doe het koken in vyf pinten water op een pint; neem daar na uwe pot van ’t vuur en laat de vocht koud worden; pers de pap sterk uit. Men drinkt daaglyks een pint van dien Kookdrank, ’s morgens een half pint, dat men in twe glazen verdeelt, welke men een half uur na malkander inneemt; en even zo veel ’s avonds, op de zelfde wys, een uur drie, of vier na het eten. Dezen Koeldrank kan men heet met wat Suiker nemen. Men blyft daar enen maand lang mede aanhouden, en men zuivert zich in ’t begin, en op ’t eind den Buik. | |
Melk van Therebintyn, tegen de Ziekten der Nieren, en Blaas.Neem een once uitnemende Therebintyn; was ze reis twe drie malen in Brandewyn; tot dat zy wit wordt; maak ze daar na dun met het Dojer van een vers Ei, in een Marmore Mortier. Doe daar allengskens by twe oncen gedestilleerd Water van Weegbree, en meng het alles met een houtten stamper, tot dat alles een Melkkleur krygt. Men geeft het van een half once tot een once, in een glas Water, met wat Stroop van Venus-haair. Men neemt deze vocht in een nat, of een aftrekzel van Wondkruiden, of een andere vocht, die dienstig is voor verzworen Nieren, Blaas, Borst; en men houdt daar mede vyf, of zes weken aan, dragende zorg voor ’t Buikzuiveren, gelyk boven is gezegd. Deze Melk neemt men ’s morgens nuchteren, en ’s avonds drie vier uren na het middagmaal; men kan het gebruik daar van, van vier tot vier uren toe herhalen. | |
Pisdryvende drank, in een verlamde Blaas.Meng onder een vier oncen witte Wyn, twe oncen sap van Limoen, en van een dragma tot twe geest van Therebintyn. Deel de vocht in vieren, en doe ze vier uren na malkander innemen en een vierde pints Vleesnat onmidlyk daar op. Men kan met dit middel twe, of drie dagen aan den ander aanhouden. | |
Bereiding van Pissebedden.Doe den tyd van twe, of drie dagen in een aarde Pot een genoegzame menigte van Pissebedden verwateren; stoot ze, na dat gy ze tot drie verscheiden reizen in witte Wyn hebt laten afwassen, en ze op een stoof drogen. Geef van die Poejer, wel fyn gemaakt, van ene scrupel tot twe, op vier oncen witte Wyn getrokken, of in Water voor hun, die genen Wyn beminnen. Men moet ze zoveel in een Slikbrok geven, doende by die Poejer een weinig Stroop van Venus-haair. Men gebruikt dit middel nuchteren, en vier uren na den eten, en men kan alle maaltyden op zynen tyd houden, als’er maar een uur tussen beide elke inneming verloopt. Men blyft zes maanden aanhouden, dragende zorg, dat men Aderlate, Buikzuivere, en alle nodige middelen naar vereis der ziekte gebruikt. De Pissebedden, die men van ’t hout haalt, moet men voor alle andere verkiezen. Men onderscheidt ze aan de kleinte, en door den rug, die verguld, of verzilverd van kleur is. | |
Drankje om de Graveel-pynen te doen bedaren.Men neemt gedestilleerd Pieterselie water, en van Weegbree elks een once; zoet gemaakte geest van Zout, of Salpeter, een scrupel; gezuiverde Salpeter, tien grein; Siroop van Limoenen een once. Men mengt het alles onder een, en men doet het nemen van den Zieken, herhalende het zelfde Geneesmiddel van vier tot vier uren. Zo de pynen hardnekkig zyn, zal men’er een half once by doen, of een once witte Slaapbollen, en men zal in eens de helft van den drank geven, en de andere helft vier uren daar aan. Zo de pynen ophouden, zal men ’t by ’t eerste ingeven laten. | |
Andere heerlyke drank voor opstopping van Pis, Graveel, Steen, en Graveel pynen.Neem een handvol Kerse pitten, stampze, en meng ze met een pint witte wyn, latende ze van ’s avond, tot ’s morgens staan trekken; laat het daar na door een linnen doek lopen; en neem’er ’s morgens nochteren ontrent een glas vol van in, verscheiden dagen aan een. | |
Pisdryvende Pillen.Meng zo veel witte Vitriool, fyn gestoten, als Veneedze Therebinthyn onder een, maak’er Pillen van. Men geeft het van een tot vier scrupel. Zie Gewassen, Planten en Remedien. | |
Pisvloed der Paarden.De Pisvloed is in Paarden niet min gevaarlyk, als de opstopping, zo men daar niet terstond by is. | |
[pagina 797]
| |
Dit kwaad komt van te veel werken, en inzonderheid van jonge Paarden, die dan te verhit zyn. | |
Geneesmiddelen.Om dit te genezen moet men de hitte wegnemen, die daar oorzaak van is, ontnemende hun eerst Haver, en gevende ze niet anders dan natte Zemelen. Zo dra men het merkt moet men ze een verkoelend Klisteer zetten, ’s anderen daags doen Aderlaten, den volgenden dag weder Klisteren, en ze den volgenden dag nog eens Aderlaten. Dit gedaan zynde zal men gestoten Levantzen Bolus nemen, een handvol, doen ze in twe pinten Water, dat men aan de kook heeft gebragt. Alles in een Emmer hebbende gedaan, moet men’er ’t Paard zo heet van te drinken geven als men kan. Dit moet de enigste drank wezen; die men ze ’s morgens en ’s avonds moet geven. Vooral moet men ze den drank niet weigeren, zo menigmalen, als zy ze maar willen drinken; dit gebeurt menigmalen, door de grote verandering, door die bovengemene hitte veroorzaakt, die het dan de ingewanden verteert: want hoe het’er meer van drinkt, hoe het’er eer van genezen wordt.
pissen. Om te doen Pissen en de Kropzweren te genezen, verbrand Spaanze Vliegen tot As, en trek’er met Wyn-azyn het Zout uit. Dit moet men van twaalf tot vyftien en zestien greinen toe, geven. | |
Drogeryen voor hun, die in ’t Bed pissen.I. Neem Zaad van Barnetel, Mastik in greinen, van elks een half once, Roggemeel twe oncen; stamp het Zaad der Barnetelen, en de Mastik wel, elk op zich zelf, meng het daar na onder een, en doe het onder het Meel, om daar van met een weinig warm, of koud Water een Deeg te maken, waar van gy zeven, of acht kleine Koekjes zult maken, die gy in den Oven zult laten bakken. Die dat ongemak heeft, zal’er daar van zeven, of acht avonden aan een van eten. II. Men moet Rotten, of Muizen stronten nemen, ze tot poejer maken, en doen een Goude Franse Króón zwaarte daar van in een Vleesnat, geven het den ongemak hebbende drie morgens aan een. Dit is uitnemend voor die ziekte. III. Voor alle luiden, die in hare slaap het Bed bepissen, en hun water niet kunnen houden, is’er niets beter dan dikmaal de Long van een Geitje gebraden te eten, met Wyn de Poejer van de Herzenen, of de Klootjes van een Haas in te nemen, de Blaas van een Koe, of Varke, of Schaap, of Geit te eten, of de Poejer gemaakt van de Wortel der Bistorte, of de Tormentille, met ’t sap van Weegbre-water, of de Schapen-melk, of de As van het Vlees van een Aardmuis. | |
Bloed-pissen.De oorzaken van ’t loopen van het Bloed door de Pisvaatjes komt, of van de zwakheid der Nieren, of van de hoedanigheid, of de hoeveelheid van het Bloed in hunne Vaten, of van een Steen, of van een Wonde, of Verzwering, of van ’t ryden te Paard; of door een stoot, of slag gekregen te hebben, of met geweld gevallen te wezen; ’t gebeurt ook, maar zelden, dat het Bloed uit de Blaas, of door een bloeden der Spenen komt, of door de Stonden. Somtyds scheidt’er de ziekte deur. Ten aanzien van ’t laatst, moet men de natuur haren gang laten gaan. Voor de andere ongemakken, kan men gebruiken enig ander middel. | |
Middel voor hun, die Bloed-pissen.Meer, of min Bloedlaten, naar den ouderdom en de krachten. Daar na zal men onder het middagmaal te drinken geven een Kookdrank van de Wortels der grote Consolida, en Arabise Gom, anders zal men een half glas van Schapen Melk drinken, of een dragma gestoten Duizend-blad, met zo veel Armenizen Bolus, of twe once Weegbre-sap, met tien greinen Mastik, en een half dragma Koraal. Men moet dezen drank vier dagen lang, alle morgens nuchteren herhalen; of anders meng een dragma gebrande Ametist-steen, gestampt in een half glas sap van Weegbree, en doe het nuchteren doorzwelgen.
pistool, om een Pistool ver te doen dragen, moet gy’er een goede scheut Buskruid opzetten, en, in de plaats van Papier, op ’t kruid een Bal van Kamfer zetten, en die daar styf op stampen. Neem daar na een los vel, geweekt in Peterolie, en doe die rondom uwe Kogel, en daar nog wat Kamfer over heen, zo dat gy ’t naaulyk aan kunt zetten.
plaat, of een Tekening, die eerst op een kopere Plaat zynde gesneden, op Papier, of Perkement is overgedrukt. | |
Om een Plaat op te helderen.Neem zo veel levende Kalk als Weedas, maak’er een Loog van, en doe ze een kwartier uurs in gemeen Water koken. Neem van deze Loog in een Pot, en doe daar, naar gelang, Zeep in; en het koken, tot dat de Zeep gesmolten is, en dat het dik, als Mosterd is. Gebruik het dan en smeer’er uwe Plaat mede. | |
Om een Plaat, of Tekening na te tekenen.Maak een Lywaat, of Papier in water nat, doe daar Aluin en Seep in smelten. Leg vervolgens dat Lywaat, of Papier op de Plaat, en zet het in de Pers. | |
Om de Figuren van een Plaat in Goud te doen schynen.Maakt een Vernis met een vierendeel Veneedze Therebintyn, en een halve pint Brandewyn. Smelt het in een zuivere Pot, tot dat het de dikte van Melk heeft. Zo de vogt te dik was, doe’er | |
[pagina 798]
| |
een weinig Brandewyns by, maar zo zy te dun was, doe’er wat Therebintyn by. Als uw Vernis gemaakt is, vryf’er uwe Plaat aan weerskanten mede, dan zult gy ze doorschynende maken. Hebbende ze daar na een weinig laten drogen, zult gy op de verkeerde kant een blad Goud leggen, en dat’er een weinig met Kattoen op drukken, dat het’er op vast zal maken. Als de Plaat droog is, leg dan een Vernis op de Figuren, en doe’er een Bordpapier onder om ’t styf te houden; Zie schilderen glas.
plaat. Zie Schilderen.
plaat, om ze te doen voor den dag komen, of ze geschilderd waren. Zie Schilder Miniatuur.
plaat, om ze te Schilderen in Vernis, Zie Schilderen.
plaatsnyden is een kunst, waar mede men Beeltenissen door uithollen, zo op Metaal, of op Hout snydt; om het daar na op ’t Papier te drukken. Het stuk Houts, waar op men Graveren wil, moet van Palm-boom, of Peren-boom zyn, dat zeer droog, zonder kwasten, van reedlyke dikte is, wel gemaakt, volmaakt glad aan de zyde is, daar men het besnyden wil. Een Plaatsnyder, die een Tekening maakt, trekt’er eerst met de Pen op ’t geen hy verbeelden wil. Een Plaatsnyder, die dat niet kan, doet door den Schilder maken, ene Tekening zo groot, als de Plank is. Daar na plakt hy ze op de Plank met Styfzel, van Meel en Water, met wat Azyns. De trekken der Tekening moeten gekeerd en vast gemaakt worden op het Hout. Als de Styfzel wel droog is, neemt men een kleine Spons met Water, en maakt daar verscheiden malen ’t Papier zachtjes mede nat, tot dat het wel is deurgedrongen. Daar na neemt men het’er af, vryvende het luchtjes met den tip der Vinger, zo dat’er op de Plank niet meer blyven staan, dan de trekken van de Tekening. Als de Plaatsnyder dus zyne Plank bereid heeft, neemt hy met den punt van een Mesje, of Snybeiteltjes, of Gusjes, alle die tussen wydten weg, die de plaatzen van een scheiden, die den druk moeten maken, waar aan dezelve hoogzel geven, en meer, of minder dikte, naar dat het licht, of de schaduwen het vereissen, of welke men tot het gebruik van noden heeft; waar toe de Tekening geschikt is. De Graveerder in Hout, maakt gemeenlyk gene Arceringen, dat is, gene streken, die malkander kruissen en snyden; daar een, die op Koper snydt, ze menigvuldig maakt, maar zeer na aan den andere. Men heeft niet te min houte Platen gezien, die zo fyn waren, dat zy nergens in voor Kopere Platen weken, die met het Graveeryzer gemaakt waren, dan in de kruissen. De houtte Graveerzels dienen voor planten. Maar haar gemeenste gebruik is, om Strikken, Vinjetten, begin Letters, die men op Boeken zet te maken, en tot Figuren in de Landmeetkunde. Men gebruikt ze ook om Plakaten en Bekendmakingen, van Schouburgen, Uithangborden, en Koop-, of Huur-briefjes mede te drukken, en om behangzels van Papier te maken, welke de verkoopers van heiligjes verkoopen. Die op Metaal graveren, gebruiken een Graveeryzer, of sterk water. Die ’t Graveeryzer, de Naald en verscheiden dergelyke tuigen gebruiken, maken hunne Beelden met de Platen door middel van de punt van die gereedschappen uit te halen. Die met sterk water Platen maken, of de Etzers hebben zo veel gereedschap niet van doen; de kleine Graveeryzers, kleine punten, en Ets-naalden, dat grote Naalden zyn, die in een handvatjes van hout gezet zyn, en gesneden, of fyn gemaakt tot een Sny-yzer, gelyk de Graveeryzers der Goudsmeden; een Olysteentje om ze te scherpen, een grote Penceel, of een Hazepoot, om van de Plaat alle vuiligheid en vernis weg te vegen, ’t geen men wegneemt, naar maten men Graveert, zyn de enigste gereedschappen, welke ze nodig hebben. Zy gebruiken twe soorten van sterk water; ’t een is wit, ’t ander groen. ’t Witte is van de Louteraars, ’t groene wordt van Spaansgroen, Ammoniac en gemeen Zout gemaakt. Men gebruikt daar toe nog andere drogeryen; gelyk we wat lager zullen zeggen. Men gebruikt ook twe soorten van Vernis; waar van ’t ene is dun, ’t ander is droog. ’t Dunne, of zachte gebruikt men des Winters; het droge ’t geen harder is gebruikt men des Zomers. De Sphalt maakt de grond van de ene en de andere. Zie vernis. De Kopere Plaat die men tot Etzen gebruikt verschilt van die niet, waar op men Graveert. Maar zy moet gladder en zuiverder zyn. Men doet de Plaat heet worden, zo veel nodig is om’er het Vernis over te stryken, en als het droog is, houdt men de Plaat over de rook van een Kaars, om ze te laten berooken. Daar na trekt men de Tekening door; dit geschiedt op deze wys. Men vryft het onderste van ’t Papier, waar op getekend is eerst met Roodkryt, daar na legt men die kant van het Roodkryt op de Plaat, en laat’er ligtjes den stompe punt over de voornaamste trekken gaan, waar van men alle de streken volgt. De Graveerder eindlyk daar de Tekening van weggenomen, en ze op het Vernis getekend hebbende, haalt ze zo naaukeurig na, als hem mooglyk is, door middel van andere Naalden, die dunder, of dikker zyn, naar de fynte, of grofte der trekken, die hy maken moet. Zo de Tekening met Roodkryd getekend was, zou men kunnen deurtrekken, deur de kant der Figuur op de Plaat te leggen en ze te laten gaan onder de drukkers Pers. De Figuren door dit middel op het Vernis gedrukt staande, konde de Graveerder ze volgen en trekken ze na met Naalden, gelyk wy aanmerken. Als de Plaat dus getekend is, legt men ze op een zoort van houtten kas, die bepikt is een weinig schuin, om’er sterk Water over te laten lóópen, dat in een aarden Vat druipt, dat men met voordagt onder de Kas zet. Om te beletten, dat het sterk Water zo lang niet | |
[pagina 799]
| |
op de verschieten en wykende zyden blyven staan; als op de deelen der Tekening, die moeten uitkomen, en meer geschaduwd schynen, of dichter aan ’t gezicht, vryven de Graveerders de eerste met een mengzel van Olie en Vet, ’t geen maakt, dat’er het sterk Water zo wreed niet byt, als op andere plaatzen, daar het meer moet deurdringen. Voorts moet men aanmerken, dat de eerste reis, dat men Water gebruikt, men dit zacht maken en matigen moet, met daar onder een derde gemeen Water te mengen. In tegendeel, als men ’t voor de twede, derde en vierde reis, of meermalen wil gebruiken; moet men ’t sterker maken, met daar nieu sterk Water by te doen. Wy moeten aanmerken, dat het wit Water niet dan op dun Vernis gebruikt wordt, en dat men het op een vlak leggende Plaat giet, waar van men de kanten met Was moet opzetten, om te beletten, dat het’er niet afloope; daar het groen op de twe Vernissen gelyklyk past, en het niet doet, dan over de Plaat loopen, die wat schuin legt, als boven is gezegd. Als men oordeelt, dat het sterk Water genoeg in de Plaat heeft gebeten, wast men ze met schoon vers Water af, daar na laat men ze over een redelyk vuur heet worden, om’er al ’t Vernis van te smelten en af te nemen. Men moet ook niet vergeten ze te wassen en heet te maken, eer men ze onder sterk Water zet. Eindlyk, de Plaatsnyder volmaakt de trekken, welke het sterk Water nog niet gedaan heeft, dan Schetzen, en geeft’er, of meer breedte, of meer diepte aan, naar dat hy ’t nodig oordeelt. Om een afdrukzel van een werk in ’t uitgeholde te hebben, om te zien, of ’t volmaakt zy, moet men een mengzel van gemeen Was, Therebintyn, en een weinig Rookzwart gebruiken: want dit mengzel houdt zich gedurig vry zacht; ontfangt’er ligtlyk de holle indrukzels van, daar men ze tegen drukt. Maar gelyk men dit niet kan gebruiken, als om het Graveerzel by deelen te zien; zo gebruiken de Plaatsnyders Lood, dat is, gesmolten Lood, ’t geen men op een blad Papier giet, en waar op het een weinig koud, of half dik geworden zynde, men het Graveerzel legt, waar van men het drukzel doet nemen, door op het vierkant met de hand te slaan. Men gebruikt op de zelfde wys Zwavel over klein vuur zachtjes gesmolten. Eindlyk, als men een afdrukzel wil nemen van iet, dat diep gegraveerd is, als de stempels van Munten, of Medailles, of Penningen, legt men het holle van ’t stuk op een losse kaart, en men zet het onder een Pers. | |
Om zo te Etzen met sterk Water, dat het werk in halfrond voor den dag komt.Vryf met Lyn-olie, op een Marmor-steen, zo veel Looderts en Vermillioen, of twe, of drie greinen Mastik. Onderzoek daar na met Veren die buigzaam genoeg zyn, of uwe kleur wel loop op de Yzere, of Stale Plaat, welke gy Graveren wilt, die zeer glad moet zyn. Zo de kleur niet genoeg loopt, doe daar een weinig van de zelfde Olie onder, tot dat’er de Veder gemaklyk in tekent, hebbende dan uwe Plaat met As het Vet wel afgevreven, en ze met een Linnen doek wel afgevreven; Teken’er op de Beelden van Vogels, of andere Dieren, waar van gy ’t ontwerp wilt maken. Daar na zult gy de Figuur met het Penceel vullen, dat is, dat gy ze op uwe ganze spatie, die zich tussen de linien van uwe Tekening bevind, welke niet verbeten moet worden door sterk Water, zult leggen; hebbende daar na uw werk een dag, of twe laten drogen, zult gy allengskens laten de Tekening opkoken, op een Komfoort met vuur, tot dat het bruin wordt. Daar na zult gy met de Etsnaald de plaatzen ontdekken, daar ’t sterk Water byten moet. | |
Aanmerking.Om in Koper, of Latoen te graveren, moet men in de kleur meer Mastic in grein doen, en ’t langer laten opkoken. Men moet de Plaat ook met Was omzetten, om te beletten, dat’er het sterk Water niet afloope, dat men’er een Ryksdaalder dik moet opzetten. Na dat men dit een weinig heeft laten trekken, en ’t groen genoeg is geworden door het Koper, dat’er in gesmolten is, gooit men het weg, en men wast de Plaat met vers water af. Daar na ziet men eens, of de trekken van het sterk Water diep genoeg zyn, en is ’t niet, dan zet men’er ander op, en herhaalt het zo menigmalen, als het nodig is; men gebruikt daar toe wit sterk Water, of Schei-water. | |
Graveren van Platen.Om een Plaat te snyden legt men op de Plaat Loodwit, met Fonteinwater gevreven, en met Vislym gelymd. Daar na maakt men het onderste van de gedrukte plaat met zwart kryd zwart, en trekt het daar na met een stompe naald deur, gelyk we boven hebben aangemerkt. | |
’t Graveren op Yzer, of Staal.Maak uwe Plaat zo heet, dat zy het volgend Mengzel kan doen smelten, bedek het daar mede en teken’er dan uwe Tekening op; of haal deur gelyk boven. | |
Mengzel.Meng met den ander twe delen Ceruis, met drie deelen witte Was, dat gesmolten is, en daar stokjes van gemaakt hebbende, besmeer daar uwe plaat van boven mede, en overal gelyk. | |
Sterk Water, om op Yzer te graveren.Doe met malkander een kwartier uurs koken zo veel gemeen Zout, als Zout Ammoniac, en Koper-rood, Spaans-groen en sterke Wynazyn, daar na uwe vogt door een Lywaat hebbende laten lóópen, doe daar van op uwe Plaat en laatze daar op, den tyd van een half uur, staan. | |
[pagina 800]
| |
Anders.Doe de sterkste gestoten Aluin die gy vinden kunt, met wat gedroogd gestoten Zout, smelten in Verjuis, laat uwe vogt deurzygen, en bedien er u van. | |
Sterkwater,dat men gemeenlyk gebruiken moet, om te graveren.Doe op een weinig meer, dan een pint gemeen water, anderhalf uur, of twe uren, staan trekken, Rots-aluin, Roomse Vitriool, en grof Zout, zeer fyn gestoten, van elks die oncen. Zet uwe Pot, die nieu moet wezen, op het vuur. Neem ze daar af, zo dra zy begint te razen. Laat ze verslaan tot dat gy’er de hand in houden kunt. Neem’er daar na met een aarden Bakje wat uit, maak’er uw werk, een half uur, of drie kwartier-uur lang mede nat, tot dat het werk diep genoeg is. Men moet dit water niet gekruiken als ’t heet: maar als ’t laau is.
platanus. Plaanboom. Zie Hubners Kunstwoordenboek over de soorten. Beschryving; ’t is een Boom, die zeer hoog groeit, vele takken en grote schaduwen maakt; de bladen gelyken wel wat naar een Wyngaard-blad, maar dat dikker en witter van onderen is. De steel is lang en ros; de bloemen wit, geel en klein. De vrugt is klein, rond en ruw, en met Kotsoen gedekt; de Schors is sterk, groot en wit. Het hout is bros, en kan gene sterke wind wederstaan. Zy groeit tot zo ongemene dikte, dat men wil dat twaalf mensen binnen deszelfs schors gespysd hebben. Aanmerkingen op Lusth. Plaats. Men vindt ze in Asien, en tans in Italien en elders. Hy bloeit op ’t eind van Maart. Eigenschappen. De teersle bladen van een Platanus in Wyn gekookt, tot een pleister gemaakt, houdt Zinkingen en Gezwellen tegen. ’t Afziedsel van de bast in Wyn, geneest de Tandpyn; als men’er zich den mond mede spoelt. ’t Kottoen, en de Poeijer, die op de bladen is, is zeer gevaarlyk voor de Long; zo men het met een pypje na zich haalt, en voor de ogen en oren, zo zy’er in vallen.
planeten; ’t geen in .t Grieks zo veel als Dwaalsterren betekent, zyn zulke Hemels-lichten, die van zich zelven geen licht hebbende, ’t licht dat zy van zich geven, van de Zon ontfangen. Zy hebben elke ene byzondere loop, en komen malkander nader, of wyken van een. De Aarde wordt door ’t gemeen voor ’t middelpunt harer beweging gehouden. Maar men heeft in deze tegenwoordige tyden niemand, maar enigzins in de Natuurkunde geoeffend, die meent, dat hy ’t wel heeft. Zy lopen van het Oosten na het Westen. Men telt tot nog toe zeven Planeten, te weten de Maan, welke zy met dit ☽ willen te kennen geven, Venus ♀, met Mercurius ☿, de Zon ☉. Mars, ♂, Jupiter ♃, en Saturnus ♄. Onderwylen moeten we hier zeggen, dat zy, die de Zon voor ’t middelpunt harer beweging houden, de zelve voor geen Planeet houden: maar den Aardkloor in hare plaats stellen. Deze is de orde, volgens welke deze Planeten hunnen afstand van de aarde hebben. Hunne afstand is echter altyd de zelfde niet, somtyds naderenze de aarde, op andere tyden wyken zy’er van. Wy zullen hier hunnen grootsten en minsten afstand verhalen, nemende tot maate de halve Middellyn der aarde, welke 1432 Franse mylen lang is. De grootste afstand der Mane van de Aarde, is van 61 halve Diameters, en de Kleinste van 51. De grootste afstand van Venus van de Aarde, is van 38415 halve Diameters, en de middelste is van 15585 halve Diameters, en de kleinste is van 11296 halve Diameters. De grootste afstand van de Zon is van 22374 halve Middelynen, en de kleinste van 21626 van de zelfde halve Middellynen van de aarde. De grootste afstand van Mars is van 58978 halve Middellynen, en de kleinste van 8652 halve Middellynen. De grootste wydte tussen Jupiter en de Aarde, is van 142919 halve Middellynen der aarde, en de kleinste is van 87081 halve Middellynen. De grootste afstand van Saturnus van de Aarde, is 244330 halve Diameters, en de kleinste is van 175670 dergelyke halve Diameters. Deze grote verschillende afstand, die’er in Venus en Mercurius te zien is, bewyst dat het waarschynlyker zy, dat zy zich rondom de Zon bewegen; en, gelyk het ook waarschynlyk genoeg is, dat de Aarde zich ook rondom de zelfde Star draait; zo erkennen de hedendaagse niet meer, dan zes Planeten; te weten Merkuur, die de naaste by de Zon is, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter en Saturnus, die de verste is. De Maan zal dan geen Hoofdplaneet wezen, en zy wordt volgens dat gevoelen een Wagter van de Aarde, gelyk die Planeten die Jupiter en Saturnus verzellen. De zeven Planeten van de Aarde beschoud, hebben ene verscheiden beweging onder malkander. De Starrekundigen hebben die beschouwingen geheten, Aspecten der Planeten, en hebben vyf soorten van Aspecten onderscheiden. De samenkoming, Conjunctie, welke ze met dit Teken beduiden, het tegenoverstaan, Oppositie , het Sextil, zesde Aspect , het Trines, derde Aspect , en het Quadraat, vierde Aspect .Men zegt, dat twe Planeten in Conjunctie zyn, als zy in ene graad van den Dierenkring op den zelfden tyd zyn; dat zy in oppositle zyn, als zy zich op den zelfden tyd in graden bevinden, die reeht tegen over malkander staan; dat zy in een Sextil, zesde Aspect zyn, als zy van den anderen zyn twe tekenen van den Zodiac, of sestig graden, dat zy in een Trines, of derde Aspect zyn, als zy vier tekens van den ander zyn, dat is, 120 graden; eindlyk, dat zy in een vierde Aspect zyn, als zy drie tekens, of 90 graden van een zyn. De Astrologisten, hebben zich wys gemaakt, dat de byzondere stant, of Aspecten der Planeten verandering in de lucht maakten, en de ze door dat middel goed, of lelyk weder konden voorzeggen. Men zie daar van ’t geen in Starrekunde en Starrewaan gezegd wordt. Wy zullen hier van enige hunne gronden gewagen. | |
[pagina 801]
| |
♄ met ♃ in , of maakt grote verandering in de lucht, en veroorzaakt regen, hagel, winden verscheiden dagen voor en na dien Planetenstand.
☉ in met ♀ in de vochtige Hemeltekenen middelende ♂, of van de Maan, betekent Regen.
☉ in met ☿ in de vochtige tekens, brengt Regen voort, en in de winderige tekens, als zyn ♓, ♎ en ♒ brengt zy Winden voort.
De ☾ in , , of met de ☉ in de vochtige Hemeltekens brengt Regen voort, en zo na die conjunctie van de Maan komt , , of met ♄, valt’er grote en meer kwade verandering in de lucht voort.
De ☾in , , of met ♀ in de vochtige Tekenen, veroorzaakt kleine, lichte, Regens, met wat koude; en zo zy in ’t verlaten van ♀ in , , of met ♂ komt. betekent het ene grote verandering in de lucht.
planeten, of Dwaalsterren. Zie Sterrekunde en Sterrewaan.
plank is een stuk hout, dat plat, langs den draad van ’t hout gezaagd zynde, niet dik is.
De planten Verhaasten, of Vertragen in haren groei. Zie Verhaasten. Aanmerkingen daar over en Verdeeling. Zie Hubners Kunstwoorden-boek, op Plant en Kruiden. De tyd waar op elke fraje Plant bloeit. Zie Bloemen.
planten, waar van de Zaden in de volle Grond, of Pot Gezaaid worden, deze zyn de zelfde, als die in de Herfst, te weten de Ambretten, om daar in de Zomer Bloemen van te hebben. De Anagallis van Portugaal, de Dondebaard aan Boom, de Belvidere, de Condrilla, met Vleeskleurige Bloemen, Chryzantemum Valentinum van Clusius, de Citisus, en ook op Bedden zo men wil, dubbelde Klaprozen, de Koornbloemtjes van allerhande kleur, om’er Bloemen van te hebben in de Zomer, de Cipres. Doch daar is geen Zaad bekwaam om te spruiten, dan ’t Mannetjes Cipres. De Cytizus, Amaranth, Hyssoop, Laurier-roos, Laurier-fyn, Lentiscus, Lilai, Marjolein, en op bedden ook: zo men wil de Vliegenet, om’er des Zomers Bloemen van te hebben; de Indiaanze Kers, ook op Bedden; de Nigelle van Damas, en op andere, om daar van des Zomers Bloemen te hebben, de Nagelbloemen; men kan ze ook in den Zomer en Herfst zajen; de Penzeen zo men wil, de Wynruit, het Keulkruid, de Scabioza, om ze des Zomers en in de Herfst te hebben, de Sesamoïdes; Coronopus, dubbelde Gouds-bloem. Thlaspi van Kandie. Om’er bloemen van te hebben in den Zomer en Herfst; de Thym, de Thymber, of de altyd groenende Keule, de Nagelbloemen en Violieren. | |
Wat voor Aarde men op de Bloem-bedden moet gebruiken.Men moet deze Aarde een weinig Mesten, en ze ontrent twe voeten wydte geven. Men mest ze om de drie Jaren, ’t geen de tyd is, om’er de Planten en Bollen uit te halen, om’er het klein goed uit te halen. Als de Aarde is uitgeteelt, neemt men die van ’t naastgelegen Pad, laat ze ziften om’er de Steenen uit te halen, en maakt ’t Pad weder met kwade Aarde toe. Men haalt’er de Bollen in Juni uit, en legt ze weder in September. In dien tyd moet men de Aarde mesten, arbeidende ze enige reizen om; men moet’er steen en onkruid uitha-len, en op de platte banden wat Mest doen. Wat de Potten belangt; men moet’er wat Keizelsteentjes op den grond in doen, op dat’er het water beter uitloope. En, als men de Bloemen wat verhaasten wil; begraaft men de Potten in de Bedden, en haalt ze daar niet uit, voor dat de Bloem dreigt voor den dag te komen; maar men moet ze meer gieten, dan de Planten, die in de volle Grond staan. | |
De Planten, die in de Lente op Bedden moeten gezaaid zyn, om daar na in de volle Grond gezet te worden, als zy zyn opgekomen.De Amaranth, de Amaranth driekleur, de Amomum van Plimus, en in volle Aarde de Balzamine, de Basilicum, ’t Indies Riet; de Cistus, of in potten zo men wil, Zonne-bloemen, Ojevaars-bek, Violier-bloemen, Hedizarum Clipeatum, Lenistcus, en in Potten ook Zomer Marjolein, Poma Amoris, Indise Kers, en in volle Aarde de Anjelieren, en in volle Aarde, zo men wil, de Indize Anjelieren, de Phaseolus Indicus Nacarat, de Indise Peper, de Appelen van Ethiopie; Gulde Appelen, Stekel Appelen, Violieren. | |
Planten, die een vette en vochtige Grond willen hebben.De Adiantum, Anadophyllum, Anemone van de Bossen, de derde van Matthicolus, dubbelde witte Boterbloemen, de Calceolus Mariae, de Boterbloemen, Cardamine Trifolia, Ceterach, klein Speenkruid, enkel en dubbeld Speenkruid, de Herfst-Cyclamen, het Elleborus, Eupatorium van Canade, de Filix Saxatilus, gemene Kivits-eijeren; de Duivekervel met Bollen, de Gentianel, Hepatica van allerlei soort; Hydrophyllum, Laureola, Laurier fyn, ’t gemene Limonium, Loncheris, Madelieven, Mezereon van Duitsland, Lelitjes van den Dale, Indise Kers, dubbelde en enkelde Narcis, witte en gele Beerenooren, de Orobus Pannonicus, de gele Penzeen, met de gemene, de Maagdepalm, de Phalangium van Virginien, de grote Pilozella, de Politric, de Hofbloemtjes, van allerhande soort, het Longekruid, | |
[pagina 802]
| |
de Ranonkel, Bouton de Or, de dubbelde Engelse Ranunkel, de Muurruit, de Sanguinaria, Satirion; Sedum Serratum, dubbelde Goudsbloem, de Statice, Thalictrum, Valeriana Graeca, grote en kleine Veronica Recta, de Violette. | |
Planten, die enen mageren en drogen Grond eissen.De Averuit Mannetje, en Wyfje, de Kapperboom, Cistus, het Bakkruid, Spaanse Brem, Hysoop, Lavendel; Marjolein, Bergpolei, Hysoop, Polei, Rosmaryn, Wynruit, Sisyrinchium, Thym, Thimber, of altyd groenende Boonkruid. | |
Besproejing der Planten.In de Zomer, moet men de Planten niet besproejen, voor dat de Zon onder is, en nooit des morgens; als het Water door de Zon heet werd, zou het ze doen omkomen. Des Winters in tegendeel moet men ze een uur, of drie, na dat de Zon is opgeweest, besproejen, en nooit des avonds. Men moet de Planten zo min nat maken, als mooglyk is. Om dit ongemak voor te komen, gebruikt men een Gietkan met een tuit, in de plaats van zulke, die een kap hebben met vele gaatjes. Men moet ook tussen jonge en sterke Planten onderscheid maken. Groejende Planten hebben weinig waters van doen, sterke Planten hebben naar gelang meer van noden. ’t Is ook nodig te weten, dat men de Planten moet gieten, zo dra zy gepland zyn; en ze daar na met vocht te onderhouden. Hier aan ziet men het verstand en beleid eens Tuinmans.
pleister, die water wederstaat. Laat Vylzel van Yzer in Wyn-azyn en Zout wééken.
pleister is een witte Steen, die enigzing blinkend is, die licht aan schilfers opryst, en die gekookt zynde bekwaam is, om aan Gebouwen te worden gebruikt. Men heeft twe soorten van Pleister, raauwe en gekalcineerde. De raauwe Pleister is een witte steen van matige hardigheid, die men uit de Steengroeven haalt. Zy glinstert, als de Spiegelsteen, of Talk. Daar van daan noemen ze enigen, maar oneigentlyk, zo. Want de Talk is losser, schilferachtiger, witter en blinkender: de Pleister, door kracht van Vuur gecalcineerd, is in Gebouwen van een groot gebruik. Om het te gebruiken slaat men het met hamers, met voordagt daar toe gemaakt, aan stuk. De Pleister is zo gaatachtig niet, als de Kalk, en heeft zo veel vuurdeelen niet in zich; dit maakt, dat zy nat gemaakt, zo een gebruis niet maakt. Eigenschappen. De raauwe Pleister is samentrekkend, opdrogend, slurpt de overtollige vochtigheden op. Zy stelpt het Bloed, en komt onder enige Smeerzels. De Pleister is goed om te stoppen ’t zweten, en alle Bloeden te stuiten. Daarom gebruikt men het dienstig tegen breuken, en in andere uitwendige Geneesmiddelen, welke worden voorgeschreven in al te grote verslapping der buizen. Behalven de opdrogende kracht, welke de Pleister met alle de Aarden en Bergstoflyke Steenen gemeen heeft, heeft zy ook dit eigen, dat zy geneest. Natgemaakt zynde geweest wordt zy hart en stolt, gelyk steen. Dus doet men ze in die droge Geneesmiddelen, die bekwaam zyn voor het Bloeden: want zy wordt hard, gelyk een steen. Om deze reden heeft men verzonnen ze met wit van een Ei te verdunnen, doende daar een weinig van dat vliegend meel onder, dat aan de Muren der Meulens zich vastzet; men gebruikt dat Geneesmiddel ook voor kwade Ogen. De Pleister, dus nat gemaakt, moet met het fyne haair van een Haas worden gemengd. Als het gebrand is, is het zo emplatiek niet als te voren, maar fynder en opdrogender. Men vindt ook, dat het te rug dryft, en inzonderheid, als het met Water en Wyn gemengd is. Voor ’t overige, gelyk de Pleister onder den rang van Vergif geteld wordt; om dat het, met den mond zynde ingenomen, steenhard wordt, en dat hy gevolglyk, die ze zoude hebben deurgezwolgen, daar van kan stikken, is het dienstig hier ’t tegengift aan te tekenen, dat men in tyd van nood zoude kunnen gebruiken. Men moet de zelfde middelen gebruiken, welke men op de plaats van Kampernoelje aantekent. Het afziedzel van Kaasjes bladen, is daar goed, want het dient in de plaats van Olie, om dat het, vet zynde de openingen opent en glad gemaakt door de brakingen, welke het veroorzaakt. Het maakt ook, dat’er geen gerasp, of kraging in het Lighaam komt; ’t welke de Pleister zonder dat middel zoude te weeg brengen. Men zegt nog, dat de Olie goed is met gehonigd Water, of een Afziedzel van Vygen genomen. Men neemt ook Loog van As van Vygeboomen, of Takkebossen, met ene andere menigte van Wyn; en men gebruikt Origanum, of Thym, met Loog, of Wynazyn, of gekookte Wyn. Men moet ondertussen niet vergeten te Klisteren met een Afziedzel van Malue. Men zegt, dat de toevallen, die van Pleister komen, dezelfde zyn, als die van Ceruis; uitgenomen, dat de Pleister, eer doet stikken op ene vreemde wys. Men moet dan den zieken vette en gladmakende dingen geven; als het Afziedzel van Malue, Heumst, fyne Griek, Lynzaad. Men wil ook voorschryven met Siammonie, en andere afgangmakende Geneesmiddelen den Buik te zuiveren. | |
Geheim om Muren wit te maken, of liever, om Muren van Pleister, die zwart zyn, weder wit te maken.Men moet altyd onderstellen, dat de Muur wel gemaakt is, en dat zy gelyk met fyne Kalk gepleisterd is. Daar na zal men ze witten met dunne Kalk, die helder is, gelyk hier na zal beschre- worden. Men moet de Muur met Water vry nat gemaakt hebben. Want het gehele geheim bestaat daar in, dat de muur niet te schielyk droogt; | |
[pagina 803]
| |
maar zeer langzaam; het doet de Kalk vasthouden, als zy langzaam mag drogen; en dan maken de Muren noch handen, noch kleders wit; en zo’er iets vuils aan de muur is; moet men het afschrappen; dus ook op gehouwen Steen; en daar de kwast een reis, of drie gelyk over-heen halen. Men moet’er in een uur, of twe de Palm van de hand over heen halen, en zy zal zo glad worden als Marmer. De beste dunne Kalk wordt gemaakt na dat de Kalk langzamer hand gelest en daar ene genoegzame menigte Waters in gedaan is, men roert ze en beweegt ze zo lang, tot’er schuim op staat, dat men’er zuinig af moet nemen, en het ten gebruike bewaren; het laatste moet met dunne Kalk, van levende Kalk gemaakt, gewit worden; op dat het witzel te gladder zoude zyn. | |
Geheim, om aan Zolders Pleister te vryven, en’er kleur aan te geven.Men moet de Vloer wel afschrappen, daar na Puim, met Roed van Schoorsteenen, of een Oven, dat beter is, mengen en beslaan, en laten het twe uren staan. Daar na moet men met Bostels, of Vryflappen de Vloer daar mede vryven, en laten ze drogen eer men’er over gaat; en als zy droog zyn, moet men ze met Bostels vryven, gelyk houten vloeren.
pleister is een uitwendig Geneesmiddel, dat dik, vet en kleverig is, van velerleije soorten van enkelde Geneesmiddelen gemaakt, zo die van Gewassen als Bergstoffen komen, en byna voor alle Ziekten des Lighaams dienstig zyn. | |
Pleister (zwarte,) of zwarte Unguentum.Drogeryen, die in ’t Mengzel van deze Pleister komen. Neem Olyven-olie zes pond, twe ponden Plukzel van oud Linnen, Ceruis een pond, Goudglid vyf vierendeel ponds, gestoten Mirrhe een pond, gepoejerde Aloë twe oncen. | |
Bereiding.Doe de twe pond Plukzel van oud Linnen, losjes van een gespreid, in een grote kopere Pan, doe daar zeven ponden Olyven-olie op, zo dat het Plukzel wel doorweekt is. Zet het alles op een vuur van kolen, ’t geen niet te sterk is, op dat de Olie geen vuur vatte, en het Plukzel niet verbrande. Men moet gedurig met een houtje, of een Spatel van Yzer roeren, tot dat het Plukzel gans verteerd is. Dit zult gy weten, als gy een weinig op een Tafelbord doende, den draad van ’t Plukzel daar niet meer in vindt. Als dit geschied is, moet gy uwe Pan van ’t vuur halen; en als dat niet meer kookt, moet gy’er allengskens, onder het roeren, by doen een pond Ceruis, daar na zal men het een minuut tyds weder over ’t vuur zetten; daar na ’t’er weder afnemen; en gy zult’er ook onder een gedurig roeren in doen, de vyf vierendeel, dat is, vyftien oncen Goudglid, hebbende uwe Ceruis eerst wel tot Poejer gestampt, als uw Goudglid. Daar na moet men het een weinig weder doen opkoken; en daar in doen ’t half pond nieu Was, in kleine stukjes gesneden; en zult het nog eens op laten koken; daar na zult gy ’t afnemen, doende daar, onder een gedurig roeren, de gestootten Myrre onder, en latende het nog een weinig koken. Daar na moet men het van ’t vuur halen, en doen daar, onder een gedurig roeren, by, de twe oncen gestoten Aloë; gy zult nogmaal de Pan over ’t vuur zetten, en laten ze nog een reis, of drie opzieden. Daar na moet men een drup op een Tafelbord doen, om te zien, of ’t kleeft. Zo het te zagt is, moet men ’t nogmaal zagtjes doen koken, tot dat het genoegzaam lyf heeft. Als het nog heet is, moet men het van ’t vuur halen, gieten het met een Pollepel op een Tafel, of Plank, laten het koud worden, en doen het aan rollen. | |
Aanmerkingen.Zo, onder het koken der Drogeryen, by geval’er de brand in mogt raken, moet men een dekzel by de werken hebben, en daar mede de Pan dekken en ’t vuur dooven, en niets verliezen. Men moet de Pan in een groter zetten. Deze raad moet ook dienen voor alle de andere voorschriften van dien aart. | |
Manier, om’er zich van te bedienen.Zo de Wonde gelyks Vels is, moet men’er geen Pleister op leggen, ze alle avonden afvegen, tot dat zy is genezen. Schynt het Vlees wat uit te wassen, moet men verbinden, gelyk begonnen is; want dit gaat van zelf zitten. Zo’er dood Vlees in is, moet men een rol van de Pleister nemen, en ze in een Pot met zes lepels Rozen-, of Olyven olie doen, en met malkander laten smelten, en nemen daar na Pulkzel naar gelang, steken ze daar in, en laten het’er indringen, daar na zult gy dit Plukzel in een andere Pot doen, welke gy zorgvuldig dekken zult, om de kracht daar van te bewaren. Als gy ’t gebruiken wilt, zult gy daar een weinig van nemen en leggen ’t op de Wond, en maken dat de Wond gans met Plukzel gedekt is, die gy’er zagtjes op zult leggen, zoeder dat zy gedrukt, of gedraaid is, op dat’er de Vogt gemaklyk van lope. Men moet het Plukzel ’s morgens en ’s avonds veranderen; maar men kan de zelfde Pleister een ganzen dag gebruiken, al was ’t dat het Been blood lag, gy zult’er evenwel zo een Plukzel op leggen; en zo de Wond zwart is, neemt zy die zwartigheid weg, zonder dat het Been afvalt. Merk wel, 1. dat zo ’t gat der Wonde te klein en diep is, dat men daar in een Steekwiek binnen in moet doen, uit vrees, dat men’er geen Plukzel uit zoude kunnen halen, hebbende eerst dit Lywaat in het gesmolten Unguent laten weken, en | |
[pagina 804]
| |
dragen zorg, dat zy daar niet te styf in zitte, om de Vocht, die’er uit moet loopen. 2. Moet deze Steekwiek den grond niet raken, om het Vlees wille, dat weder aangroeit; en zo ’t gat te klein was, of de zieke ongemak van de Steekwiek leed, moet men van ’t Smeersel, in Olie gesmolten, gieten, en’er de Pleister over heen doen. 3. Dat men alle dag van Pleister moet veranderen, en alle avonden ze afvegen. 4. Dat men een meerder, of minder menigte van Pleisters kan maken, door elke drogery te vermeerderen naar gelang, van de menigte, of verminderen. Deze raad is ook goed voor alle andere, zo in- als uit-wendige voorschriften. | |
Pleister voor allerlei Wonden, inzonderheid tegen ’t kwaad der Borsten.Drogeryen, die in ’t Mengzel van die Pleister komen. Neem Ossenvet, van ’t Nierbed; Schapenvet, van elks anderhalf pond; zwart Pek een pond; Bourgons Pek een half pond; nieuw Was een pond. Bereiding, beide de Smeren moeten deur een gehakt, gesmolten, en door een Doek, of Temes gezygd worden; men moet ze daar en boven op ’t vuur zetten in een Pan van genoegzame grootte; als zy wel zyn gesmolten, moet men’er Was bydoen, in kleine stukjes gesneden, daar na ’t zwarte, en eindlyk het Bourgonze Pek, onder een gedurig roeren, als men ze’er by doet, met een Spatel, of stukje Hout, of Yzer. Als alles wel gesmolten is, moet men de Pan nog over ’t vuur laten, om de stof te laten koken, daar na moet men ’t afnemen, de stof op ene Tafel gojen, om’er rollen van te maken, gelyk we van de voorgaande Pleisters gezegd hebben, of ze aan een klomp bewaren om ze te gebruiken. De manier van ze te gebruiken is in allen deele gelyk aan die van de voorgaande Pleister, inzonderheid wat de Borsten aangaat. | |
Pleister tegen de verzweringen der Borsten.De Drogeryen, die in deze Pleister worden gemengd. Neem vier once Varkens vet; Diachylon (gemene) een half pond; wit Was; gestootten Menie van elks vier oncen. Bereiding, doe eerst ’t Vet smelten, en doe’er daar na de Diachylon en ’t Was by, om ’t ook, onder een gedurig roeren met een houtje, te doen smelten. Als alles wel gesmolten is, haal de Pot van ’t vuur, en als het koud begint te worden, doe’er de Menie allenskens by beetjes teffens in; onder een gedurig roeren. Als het by na koud is, zult gy ’t met een Spatel in een aarde Pan doen, daar koud water in is; maak’er daar van kleine stukjes, of rollen, welke gy op een Plank zult laten drogen. Een Pleister kan twe, of driemaal gebruikt worden, als men ze maar afveegt. | |
Pleister tegen de koude Zinkingen.Neem Vossen-olie, die van Castoreum, Costus, en Lelien, van elks een once. Hars van Pynbóómen vier oncen, geel Was twe oncen, overgehaalde Brandewyn twe lepel vol. Gy zult dit alles tot op de dikte van een Pleister laten koken, die echter zacht genoeg is. | |
Pleister uitnemend voor allerlei soorten van kwalen.De Drogeryen, die in het Mengzel van deze Pleister komen; neem Ceruis een half pond, Meni een pond, Genuaze Zeep tien oncen, Olyven-olie twe pond. Bereiding. Doe de Meni en de Ceruis met de Olie in een Pan over ’t vuur; roer die stof gedurig, tot dat zy wel gemengd en gebonden is; sny daar na uwe Zeep in kleine stukjes; doe’er die van stukje tot stukje onder gedurig roeren in. Laat alles over een matig vuur koken, tot dat het graau, of Kastanje kleur wordt, dragende wel zorg, dat het, onder koken, niet overloope, alzo de stof zeer gift. Draag zorg, dat gy ’t tot een genoegzame dikte koke, haal ’t dan van ’t vuur; en roer het tot dat het koud is; maak’er rollen van, en draag zorg, dat gy de Pleister met natte handen knede. Eigenschappen. Zy is goet tegen alle dampen, die uit de Lyfmoer opstygen. Zo hare banden verslapt zyn, en dat dit het ontzakken der Lyfmoer veroorzaakt, moet men ze op de Navel leggen, zich twe dagen op ’t Bed houden, en ze daar op leggen, tot dat men is genezen. Men neemt ze’er nochtans na vyftien dagen af, en veegt ze af, en doet’er wat nieuwe Zalf over heen. Zy moet zonder windzel op het deel kleven. Zo ene Vrou die verlost is, de Nageboorte niet wel kwyt kan worden, is deze Pleister goed om ze te verlossen; als men ze op de Navel legt, gelyk boven gezegd is. Men heeft in Vrankryk een uitnement voorbeeld van dergelyke genezing. Zo een Vrouw in de verlossing, of anderzins te veel Bloed is kwyt geworden, of een Vryster in hare Stonden, is dat middel goed, als men ’t op de Navel legt, en daar op laat. Als een jonge Dochter, of Vrouw de Stonden niet genoegzaam, of in ’t geheel niet heeft; moet men die Pleister gebruiken, en leggen ze op de Navel. Zy geneest het kwaad zeer der Beenen, de Kakhielen, en het ontvellen, of smarten der Teenen. Zy is goed tegen Heupjicht, als men ze op de pyn legt. Zy geneest ook de dikke Beenen, want zy haalt het water, door de zweetgaten na zich, zo dat men de Pleister daar af nemende, men ze gans nat vindt, en dan moet men niet anders doen, dan ze afvegen en ze weder opleggen. | |
[pagina 805]
| |
Zy is goed voor Tandpyn, als men ze op het Kakebeen van de zieke Kies legt, zy is ook goed tegen pyn in ’t Hoofd, als men ze op de slapen van ’t Hoofd legt. | |
Pleister Manus Dei.Dus wordt zy om hare wonderbare kracht geheten, Ik erken, dat deze Pleister in den eersten opslag kwalyk te maken schynt; dat de Drogeryen, die ze uitmaken, vry veel van belang zyn, en dat die twe aanmerkingen, velen van dit mengzel konden afschrikken; maar gelyk de krachten wonderbaarlyk en gans Godlyk zyn; zo mag zy met recht Magnus Dei, of Gods hand geheten worden. Dit heb ik gemeend, moest voor af gaan; om u aan te moedigen om ze te maken voor uw welzyn, om dat’er byna gene uitwendige kwalen zyn, waar voor men ze niet kan gebruiken. Eigenschappen. Zy zuivert de Wonde, doet ze ontbinden, en doet’er nieuw Vlees in komen, zonder enig bederf aan de Wonde by te zetten; zy is voor alle opgeblazenheden goed, in wat deel van ’t Lighaam, en hoe ongemeen zy zyn mogen; men moet zorg dragen, dat men’er het haair afscheert; eer men’er de Pleister oplegt. Zy rypt en geneest alle soorten van Verzweringen, Klieren, Chankers, en Pypzweren. Zy is goet tegen de beet van alle dolle en venynige Beesten, en zy haalt al ’t Venyn na zich. Zy geneest geschoten Wonden; en alle anderen door ’t Vuur veroorzaakt. Zy doet het Lood, Yzer en andere dingen uit de Wonde vallen. Zy haalt’er de stukjes Been uit, zo’er in de Wonden zyn. Zy geneest ook Wonden van Pylen. Zy vereent afgesneden Zenuwen, hoe zy ook mogen wezen. Zy geneest de koude Klieren, en inwendige en uitwendige Verzweringen van ’t Hoofd. Zy is goed voor de Pest, en als de Pleister maar by tyds op de Pest-kool, of Buil gelegd wordt, zal zy niet verder loopen; zy is goed voor allerleije soorten van Zweren, tegen de Schurftheid des Hoofds, ’t kwaad zeer der Kinderen: maar men moet’er het haair afsnyden, eer men’er de pleister op legt. Tegen de uitwendige en inwendige Speenen, leggende daar de pleister op en nemende ze, als ’t nood doet, af. Tegen de Gezwellen en Zweren, die in de Vrouwen borsten komen, met den raad, welke we hier achter zullen geven. Tegen Tand-pyn, hebben’er zich vele gelukkig van bedient, als zy ze op de slaap van ’t hoofd, of achter de ooren der zieke zyde, leggen. Anderen zyn van de Jicht genezen, als zy ze op de Wervelbeenen van den hals, en zelf op de schouders en arm des Zieken leggen. Zy kan ook dienen voor andere pynen des lighaams. Gelyk deze Pleister de verzwakste zenuwen zeer versterkt; zo kan men ze ook gelukkig gebruiken, als men met Lammigheid wordt gedreigd. Zy is ook uitnemend voor de Fistel, die in de hoek van ’t oog komt; latende ze daar langen tyd op, voor de Schillen op de ogen, die van te groten licht komen en ’t zien beletten, als of men blind was. Men moet de ogenleden sluiten en’er de pleister den tyd van 15 dagen, of meer; overheen leggen. Voor de Pypwonden, die na het snyden van den Steen overblyven; voor de Gezwellen, Wennen, of Klieren genaamd, als men ze daar maar enen langen tyd op laat. Zy doet het bloeden van een kwetzuur terstond ophouden, als men ’t bloed wel afveegt, en men’er een pleister van oplegt, die over ’t vuur is warm gemaakt. Zy is uitnemend voor branden, men moet zes grein uitgesprongen Zout in twe lepels Wyn-azyn doen, ze warm laten worden om ’t Zout te smelten, en daar het gebrandde mede gewassen hebbende, moet men’er de pleister overheen leggen. Zy is, volgens de ondervinding, welke men’er daaglyks van inwint, nog voor vele andere byzondere kwalen dienstig. Men heeft vele luiden, welker Benen, Hand, of Vinger men stond af te zetten, door ’t gebruik van deze pleister, zonder iet anders, genezen, zonder enig afzetten. Derzelver krachten strekken zich ook tot de Dieren uit: want zy is uitnemend voor de Vaarnen der Paarden, doende de puist met een Schroeiyzer openen, en daar na’er de pleister op leggen. Zy is ook goed voor de Bloedvinnen der Paarden, doende een weinig in een lepel smelten, en gietende het’er op, zo dra het ontdekt is. | |
Drogeryen, die onder deze Pleister komen.Neem Galbanum een once en twe dragmen, Gom Ammoniac drie oncen en drie dragmen, Opopanax een once, witte Wyn-azyn vier oncen, Olyven Olie twe pond; Goudglid een pond, en een once, Spaans groen een once, nieu Was twintig oncen: Mastik een once, Oliban, Bdellium van elks twe oncen, Myrrhe een once en twee dragmen, fyne Levantse Zeilsteen twe oncen: Wierook een once en twe dragmen. Osterlucie (ronde) een once. | |
Eerste Bereiding.Men moet de drie eerste drogeryen, alle drie, soorten van Gommen, nemen; te weten, de Galbanum, Ammoniac, Opopanax, stampen ze in een koperen Vyzel, onder het warmen van den yzeren stamper van tyd tot tyd. Daar na moet men het in een verglaasde pot, die ontrent drie vierendeel houdt, den tyd van twe dagen en nachten lang laten trekken; doende het daaglyks met een houtten stamper omroeren, en zo die tyd niet genoeg is, om die Drogeryen te smelten, moet men ze daar nog langer in laten. Na dat die Drogeryen wel gesmolten zyn, moet men ze in een Pan doen, daar zo veel in kan, als in de Pot, of liever die wat groter is, op dat niets storte, als men de | |
[pagina 806]
| |
Drogeryen roert. Daar na moet men dit Bekken op een klein vuur van kolen zetten, als of men slegts stroop wilde maken, en doende alles onder ’t roeren koken, tot dat de Azyn voor de helft, of daar ontrent is vervlogen. Dit gedaan zynde, moet gy ’t door een Stamyn zygen; zo, dat’er niets in blyft. Na dat alles deurgezygd is, zult gy ’t op ’t vuur zetten, en doen ’t nogmaal in een Bekken koken, tot dat gy een drup, of twe met een Spatel op een Tafelbord hebbende laten vallen, gy weten zult, dat de Gommen lyf hebben gekregen, en de Azyn is weggevlogen. Dan zult gy ’t Bekken van ’t vuur nemen en laten koud worden. | |
Twede Bereiding.Dit gedaan zynde, neem een pond en een once Goudglid, en een once Spaans groen: ’t een en ’t ander wel gestooten en gezift zynde, moet men het met twe ponden en een half Olyven-olie, op zich zelve in een ander Bekken, over een zeer klein vuur, doen koken, roerende zonder ophouden met een Spatel van hout, of yzer, uit vreze dat het Goudglid niet op een hoopje ga zitten; en ga daar mede voort, tot dat die Drogeryen wel gebonden en tot een lighaam gemaakt zyn. Vervolgens zult gy ’t vuur vermeerden en ’t doen koken, tot dat het rosbruin is; daar na zult gy’er de twintig oncen nieuw Was, aan kleine stukjes gesneden, onder roeren; en gy zult ze laten smelten in de reeds gekookte Drogeryen, roerende gedurig met een Palet, of Spatel. Als het Was is gesmolten, en een weinig met de Drogeryen gekookt, zult gy alles van ’t vuur halen en een weinig koud laten worden. Gy zult op dien tyd ook het Bekken met de gekookte en koude Gommen nemen, zetten ze over een klein vuur, om ze zachtjes te laten smelten, roerende gedurig met een Spatel, en als zy wel gesmolten zyn, zult gy ze in ’t ander Bekken gieten, dat van ’t vuur moet zyn, en een weinig koud geworden, roerende gedurig met een Spatel; daar na zult gy de volgende poejers nemen om ze’er onder te mengen. | |
Derde Bereiding.Men moet de twe, maar anderen nemen wel vier oncen Zeilsteen van de Levandt fyn gestoten nemen, en ze in het Bekken doen, als het van ’t vuur is genomen. Want, als de Zeilsteen over ’t vuur’er inkwam, zoude zy doen opgeven, schuimen, en overloopen in ’t vuur. Men moet ze zagtjes met een peperhuis’er in laten loopen, en ze over het Smeersel heen gieten, onder eeen gedurig roeren. Als gy dus de Zeilsteen, buiten ’t vuur’er alleen onder zult geroerd hebben, zo lang als men ’t Onzen Vader twe, of driemaal zal gebeden hebben, om ’t te beter te verenigen; zult gy de andere poejers nemen; te weten, het once en twe dragmen Myrrhe, ’t once ronde Osterlucie, ’t once Mastic, de twe oncen Oliban, de twe oncen Bdellium, en ’t once en twe dragmen Wierook: meng het alles op een groot papier onder eeu. Deze poejers zult gy gemengd in een groot Peperhuis doen, en daar na zult gy ’t allengskens door de punt van ’t Peperhuis’er laten ondervallen, gelyk ’t zand uit een Zandlooper, terwyl een ander gedurig roeren zal, om ’t wel te mengen, tot dat de Zalf zwart-rood is. Om te weten, of zy genoeg gekookt zy, moet men op een Notebome plank, of tafel, met Wyn-azyn nat gemaakt, iet laten vallen en zien, of ’t terstond hard wordt. Als zy genoeg gekookt is, moet men een Noteboome, of Marmere tafel nemen, die met Wyn-azyn besproeijen, en gieten de Zalf daar op. Als gy vindt, dat zy koud genoeg is, moet gy ze met uwe handen, in Wyn-azyn nat gemaakt, by een kneden, en maken’er Rollen van, zo groot, als ’t u belieft. Gy zult ze op een plank leggen met Wyn-azyn nat gemaakt; of met Olie besmeerd; gy zult ze laten drogen op een plaats buiten de Zon, en rollen ze in een papier, zonder dat de Rollen malkander raken. Men moet, volgens Bauderon, om die dingen te mengen, alles eerst op zich zelven stoten; het Goudglid, de Zeilsteen, de Myrrhe, de Bdellium (zo zy droog is,) de Wierook, Mastik, Osterlucie, Spaans groen. Wat de Galbanum belangt, de Opopanax, de Ammoniac, de Bdellium, (zo zy zagt en nieuw is) moet men ze met Azyn, of Wyn smelten, daar na deur zygen, en koken ter dikte van Honig. Dit gedaan zynde, zal de Goudglid met Olie in een Bekken geroerd worden, daar na gekookt onder een gedurig roeren, op dat ’t niet aanbrande; daar na zal men’er Was in kleine stukjes by doen. Als het Was gesmolten, en het Bekken van ’t vuur is genomen, zal men’er de Gommen in doen, een weinig daar na de Osterlucie, Zeilsteen, Myrrhe, Mastic, Wierook, en ’t Spaans groen. Die een rode Pleister willen hebben, zullen’er ’t Spaans groen een weinig voor ’t Was in doen. Alles koud zynde geworden, kan men het aan Rollen maken, zo groot als men wil. Verni keurt al het bovenste goed: maar hy wil alles, wat’er in komt zeer fyn gestoten hebben, inzonderheid de Goudglit, de Zeilsteen, en dat de Gommen moeten gesmolten zyn, waar onder zy gegoten zynde, men’er de Bdellium zal onder doen. | |
Hoe men deze Pleister gebruikt.Men moet weten, dat deze Pleister vyftig jaren zonder bederf kan bewaard worden, en altyd goed zal blyven. Men moet ze niet gebruiken, of zy moet wel drie maanden oud zyn. Men moet ze op geen Lywaat smeren, om dat ze’er deur henen zoude gaan; maar op Leer, of Zeem, met een duim, in wat Azyn nat gemaakt, of met wat Spog. Men moet noch steek-wiek, noch pluksel in de Wonde doen; en als gy’er de Pleister op zult leggen, moet men ze terstond zachtjes afvegen, met | |
[pagina 807]
| |
zuiver Lywaat, twe of driemaal op een dag; en men moet telkenmale de Pleister afvegen, die vyf, of zes maal kan gebruikt worden, zonder vernieuwen, ja zelf langer; zo men de Pleister wat afschrapt en wast met Azyn, kan men ze achtdagen lang gebruiken. Aanmerkingen. I. Zo de Wonde te diep is, zou het goed zyn, daar enig Plukzel, of een Steek-wiek met deze Zalf doorweekt in te steken. II. De eerste Pleister, welke men op de Wond legt, moet’er na 24 uren afgenomen worden, en die men’er naderhand oplegt, mogen’er maar 12 uren op blyven leggen, zo men niet genoodzaakt wordt door het overvloedig vuil, ’t geen er uit komt, dit meermalen te doen. III. De zieke, of gekwetste moet noch Uijen, noch Look eten, want hy zal zich daar van onthoudende, beter te genezen zyn, in acht dagen als in twe maanden, zo hy ze at. IV. Als gy ze op Vrouwe Borsten, of ene Verzwering gebruikt, moet men’er noch Steek-wiek, noch Plukzel op leggen: maar ene eenvoudige Pleister, als het kwaad deur is. En om het te doen deurbreken, moet men zes handen vol Zuring met een Lely-bol nemen; ze onder een stoten, en laten in een kleine Pot met Boter, ter grote ener Neut koken. Als alles gekookt is, moet men het in een Pot doen, daar een weinig van nemen, om’er ’s morgens en ’s avonds Pappen van te maken, die men’er laau oplegt, en blyven daar dan mede aanhouden, tot dat het deurgegaan is. | |
Pleister tegen de hitte der Nieren.’t Gebeurt meenigmaal, dat men de ziekte, of anderzins ene onmatige hitte op de plaats der Nieren en Lendenen gewaar wordt, zo dat de zieken genoodzaakt zyn van tyd tot tyd van plaats te veranderen, om koelte te vinden, en’er Marokyn vellen onder te leggen. Gebruik in zo een geval dit gering middel. Neem Rozen-olie drie oncen, Rozen, of Weegbre water drie oncen; meng het onder een, doop’er Linnen in, druk het daar na matig met de handen, en leg het op de Nieren. De Oxycraat is ook zeer goed, leg ze’er op, als boven; ’t is een Mengzel gemaakt van zes deelen Water, en een Wyn-azyn. ’t Zal nog beter zyn, zo gy daar, in de plaats van Azyn, Verjuis onder doet. | |
Pleister, die wis gaat, en uit het Huis van Lotharingen herkomstig is.Neem Therebintyn, die wel gesmolten is; terwyl zy nog warm is; Gom Elemi gestampt en gezift vyf oncen, Oosterlucie (lange) gestoten een once, Hars van Pynbomen gestoten, drie oncen, Drakenbloed in tranen, drie dragmen, doe daar na de Therebintyn, de Gomme Elemi, en de Hars by een; doe het eens opkoken en haal het van ’t vuur. Als ’t niet meer kookt, roer’er, onder een gedurig koken, de lange Osterlucie onder, daar na het Draken bloed. Meng het wel met een, en by na koud zynde gooi het in koud water, pers het als een deeg met de handen, veranderende driemaal van water, doe het daar na in een Perkement, en plaats het daar het niet kan uitdrogen. Hoe ’t ouder wordt, hoe ’t meer kracht heeft. | |
Gebruik en kracht van deze Pleister.Zy is goed voor alle Verzwering, Negen-ogen, Wonden van de Pokken, Sneden, en alle oude en verze Wonden. Zy haalt de Koegels uit Armen en Benen; en heeft men een Steek-wiek van noden, maak ze met deze Pleister zouder Plukzel; en leg op de Woude een Pleister op een Schapevacht; men moet niet veranderen, dan om de vier en twintig uren.
pleister (uitnemende) voor Wonden, Verzweringen, Chankers, Kropgezwellen, Pestbuilen, Exterogen, en Gezwellen, die op de Wenkbraauwen en dergelyke plaatzen komen. Neem Olyven-olie van de beste een pond; doe ze in een aarden Pot over ’t vuur; en als zy heet is, doe’er geel was by, in stukjes gesneden, drie oncen, roer met een houten Spatel, en als ’t gesmolten is, doe’er fyn gestoten Ceruis in, zes oncen, roerende gedurig vry hard; en ’t mengzel zal wit worden; en deze kleur weder onder ’t koken verliezen, en worden donker. Eer dit geschiedt, zal men daar by doen Goudglid een once, zeer fyn gestoten en gezift; Als dit wel is gemengd, doe’er by een half once witten Balzem, onder een gedurig roeren, op dat het niet bezinke op den grond. Om te weten, of alles genoeg gekookt is, moet men een drup doen op een Potje met water; zo zy zwart is, is ’t een bewys dat het wel is gekookt. Neem ’t dan van ’t vuur en doe’er handig onder twe dragmen Rosmaryn-olie, mengende dat, gelyk ’t andere; laat het daar na ontrent een kwartier stil staan, en als gy tegen ’t licht ziet, of’er scheurtjes in beginnen te komen, moet men het in een grote Pan gieten met water, en het daar in kneden en mengen met de handen, op dat het wel gemengd zy. Men moet het aan rollen maken om het te beter te bewaren. | |
Pleister van Diachilon Simplex.Neem de gezuiverde Wortels van Heumst drie dragmen; Lynzaad- en fyne Griek-meel, van elks vier oncen; Welwater zes pond; gemenen Olie vier pond; Goudglid twe pond. Men moet de Slymen van de Heumst-wortel, de Zaden van Lynzaad en fyne Griek op deze wys nemen. Was en sny de Heumstwortels wel, en, na dat gy ze in een Koper Vertind Bekken met het Lynzaad en fyne Griek-meel zult gedaan hebben, zult gy daar op gieten zes ponden Fontein-water; en gy zult alles, den tyd van vier en twintig uren, op een klein vuur laten trekken, roerende de stof van tyd tot tyd, met een houtten Spatel; doe ’t daar na zachtjes koken, herhalende het roeren | |
[pagina 808]
| |
menigmaal, tot dat de slymen dikgenoeg zyn. Daar na zult gy ’t door een digten sterken Doek laten lopen, en styf uitwringen. Berei ook op deze wyze het Goud-glid. Na dat gy ’t in de grote Koperen Vyzel wel gestoten hebt, zult gy ’t in twe, of drie pinten Waters weken, gy zult vaardig in een andere Pot het onklare water gieten, ’t geen gy zult met de fynste déélen van Goudglid vervuld vinden, terwyl het grofste, op den grond van de Vyzel zal blyven leggen; stamp de overgebleven Goudglid op nieu, en ze gewassen hebbende in het water, waar mede ze eerst gewassen is, of in een ander, zult gy de onheldere vocht op de fyne Goudglid gieten, die op den grond van ’t Vat was blyven leggen. Gy zult naderhand voortgaan met het Goudglid te stampen, en ze te vryven met het water in ’t af te gieten, en de Poejer te laten vallen, tot dat’er op den grond niet blyft, dan een deel van onzuivere Goudglid, die niet bekwaam is om tot Poejer gemaakt, en in ’t water opgeheven te worden. Na dat men het water, waar mede men gewassen heeft, wel heeft laten bezinken, en door afgieten van ’t water gescheiden, ’t geen op de Poejer staat, zult gy deze Poejer laten drogen. Na dat gy de Olie met de Poejer van Goudglid in een groot, van boven wyd Bekken, dat op den bodem op een punt loopt, van Koper, dat vertind is, wel gemengd hebt, zult gy daar de Slymen wel onder mengen. Gy zult naderhand in een Fernuis, een matig vuur van kolen aanleggen, en het Bekken daar op gezet hebbende, zult gy zonder ophouden, met een houtten Spatel, zo ras roeren, als gy kunt. Gy zult daar na een matig vuur zo wel onderhouden, en zult met een houten Spatel al gedurig roeren, tot dat gy bemerkt, dat de Zalf begint in de Pan te verminderen. Dan zult gy het vuur ten minste voor de helft verminderen, en uw zelf vergenoegen met de overtollige vogtigheid allengskens te doen vervliegen, die in de Zalf mogt zyn overgebleven. Deze vogtigheid zynde vervlogen, zal de Pleister genoegzaam gekookt zyn, als zy de dikte en witheid heeft, die vereist wordt. Kragten. Deze Pleister maakt de hardigheden zagt en ontbindt ze, ja zelf de Knoest-gezwellen van de Lever en Ingewanden. Zy verdwynt de Kropgezwellen en de overblyfzels der Verzweringen. | |
Vergulde Pleister, om Wonden te genezen.Neem Grieks Pek en Kolofon van Zwavel, witte Wierook evenveel, stoot ’t alles tot een ontastbare Poejer, en meng het met genoegzame menigte van ’t wit van een Ei, smeer ’t op een Vel, of Parkement, en smeer die Zalf op een Vel, of Parkement, leg ’t op de Wonde, na dat zy genoeg is uitgewist. | |
Pleister van Andre de la Croix.Men moet nemen vier oncen Gomme Elemi, twaalf oncen Hars, Olie van Laurier, Veneedze Therebintyn, van elks twe oncen. Stamp de Hars en de Gom Elemi, doe ze over klein vuur onder een smelten, om’er by te doen Therebintyn, en Olie van Laurier. Alles wel gemend zynde, zult gy’er de vuiligheden afdoen, latende het door een doek loopen, en als de Zalf is koud geworden, zult gy ze aan rolletjes doen, om ze te bewaren. Men gebruikt deze Zalf in Borst-wonden; zy is goed om te zuiveren, en Wonden en Zweren te genezen. Zy verdryft de Kneuzingen versterkt de Beenbreuken en Ontledigingen; eindlyk helpt zy de deurwaassemingen van weiachtige vochten.
Zie zalven.
pleistr voor een Vloer. Zie vloer.
pleitbezorgers. De Pleitbezorgers zullen hunne goederen bewaren, en vermeerderen, zo zy getrou zyn in ’t waarnemen van ’t volgende. Want Profeet Ezechiel verzekert, van Gods wegen en op zyn bevel, dat die zyne wil doet zyn onderhoud zal vinden, en rykdommen, Ezech. XX. 21. | |
Plichten der Pleitbezorgers.I. Zy moeten genoegzame hoedanigheden hebben, den tyd van den vereisten dienst uitgediend, een goed geweten, en het onderzoek door de wetten voorgeschreven, zonder gunst, of bedrog, ondergaan hebben, Charles VII. en Mortel le Bours 1446. Art. 47. Louis XII. 1507. II. Zy moeten arg, noch bedrog tegen partyen gebruiken, door de Processen, of andere dingen verkeerde drajen te geven, Charles VII. Art. 18. III. Zy moeten in de Gedingen, of in Schrifturen en Bekendmakingen, hunne voorreden niet rekken; zy moeten op hunnen overslag de Rollen van hunne Inventarissen en tegensprekingen niet stellen, of de stukken die zy hebben overgeschreven, of onnutte dingen. Ordonn. de Louis XIV. 1667. Titre de depens. Art. II. IV. Zy moeten de Schrifturen niet hermaken, of vermeerderen de Rollen na ’t Vonnis. Ordonnance Titr. & Art. ci dessus. V. Zy moeten voor hunne rechten van ’t nazien der Schrifturen, en voor de andere onkosten en Vacatien, die men hun schuldig is, en op de rekening komen niet meer nemen, dan hun toebehoort. Ordonnance ci dessus. Art. 12. 13. 14. en 15. Francois I. 1535. cap. X. Art. 10. VI. Zy moeten derde Procureurs zynde, met hunne hand onder aan de Rekening van onkosten den dag zetten, dat zy hun over zyn gegeven; met de stukken. Ordonnance de Louis XIV. Art. 16. VII. Zy moeten door een Schrift aan den Procureur van den Verdediger in overslag niet te kennen geven den dag, op welke de Rekening en de stukken van bewys onder handen van den derden Procureur zullen gegeven worden; met ontbod | |
[pagina 809]
| |
van daar overgeving van te doen, zonder plaatsverandering. Ordonnance ci dessus Art. 17. VIII. Zynde Procureur van den eisser in overslag, moeten ze drie dagen na de eerste ontbieding den Procureur van den gedaagden ontbieden, om zich voor den derden Procureur te laten vinden, op zekeren dag en juist uur, om te zien vast stellen de onkosten, in de Rekening vervat, en ze toe te wyzen; Ordonnance ci dessns 18. IX. Zynde derde Procucureurs, moeten ze de Rekening die twehonderd Artikels en meer behelsde, acht dagen na dat zy’er meden belast zyn geweest, vastgesteld hebben, en die meer Artikels behelsden, binnen vyftien dagen. Ordonnance ci dessus Art. 2. X. Zy moeten geen recht van bystand ontfangen hebben, en Procureurs van den gedaagde in Rekening zyn, al hoewel zy hebben met hunne hand op de Rekening de vermindering geschreven; en’er meer Procureurs van den gedaagde in rekening zynde gevonnisd, door ’t zelfde vonnis, bystand voor hun ontfangen hebben, die’er belang in hebben. Ordonnance ci dessus Art. 22. XI. Zy moeten in ’t opmaken van hunne rekening van een Artikel geen meer van een stuk maken, in de plaats van ’t geheel in een en ’t zelfde Artikel alleen te vervatten. Ordonnance ci dessus Art. 7. XII. Zy moeten in rekeningen, waar in enige overslag gemaakt is, van een enkel recht van advys voor alle de vragen, zo wel voorname, als toevallige, geen meerder maken, en zy moeten in den overslag geen ander recht van advys maken. Art. 8. 9. XIII. Zy moeten niet meer eissen, nog nemen, dan hun toekomt. Charles VII. ci dessus Art. 44. 45. Louis XII. 1507. Art. 1161. XIV. Zy moeten door hunne nalatigheid, of hunne kwaadaardigheid, aan gene gedingen vertraging toebrengen, alzo zy tot herstelling van de schaden en intresten der partyen verplicht zyn. Charles VII. ci dessus Art. 44. 45. Louis XII. 1507. Art. 1161. XV. Zy moeten zorg dragen voor de processen der partyen aan te raden, eer zy daar in geraakt zyn. Francois I. 1535. Cvp. V. Art. 7. XVI. Zy moeten gene Rekwesten tekenen, zonder van hen verkoren te wezen, waar voor zy ze tekenden. Francois I. Art. 7. XVII. Zy moeten van een zaak, welke ze in ’t eerste geloofden, recht te zyn, of in ’t vervolgen afstand doen, zo dra zy vinden, dat zy onrechtvaardig is. Francois I. ci dessus Art. 35. S. Thoma 2. 2. q. 71. Art. 3. ad 2. XVIII. Zy moeten getrou zyn in ’t klagen, zo aan hare Broederschap, of aan de luiden des Konings, of aan ’t Hof, over de omkopingen en kwade Pleidojen, der Procureurs party, anders zondigen ze; en zy zyn daar by aansprekelyk door hunne Clienten voor alle de schaden, welke hun door die onrechtveerdigheden kunnen overkomen. Francois I. 1535. Cap. 5. Art. 17.
ploeg is een woord van den Land-bou. ’t Is een gereedschap, dat van hout is, en uit drie stukken bestaat, die in malkander zyn ingelaten, en uit een snydend Yzer van ontrent drie voeten lang in die drie stukken vastgemaakt. Die drie stukken hout maken de drie hoeken van ’t vierkant uit, en ’t snydende maakt het vierde omlaag. ’t Snydende steekt een weinig uit om een duim in ’t Pad te snyden. Als ’t Paard dit gereedschap trekt, en de menner ’t sterk drukt, kan men in korten tyd veel werk afdoen. Dit dient om Paden om te schoffelen.
ploeg is een genoeg bekend gereedschap in den Land-bou. Om ene Ploeg gemaklyk en licht te maken moet zy geen hoge raden hebben. Dat is, zy moeten ten minste vier, of vier en een halve voet hoogte hebben, om te maken, dat de streken gelyk zyn op den grond; dat is, dat de Ploeg-balk van de hoogte der Borst van ’t Paard zy; want anders zoude de strekking te veel op de As neerkomen, de Raders te diep in de aarde doen zinken, en het Ploeg-yzer te veel ophalen; te veel arbeids hem geven, die ze houdt en veel gewelds wegnemen. Zo men tegenwerpt, dat de grote Raderen meer Aarde opnemen, dan de kleine, antwoordt men, dat dit gebrek licht is weg te nemen, door ze met Yzer te beslaan, dat aan de Speeken der Wielen vast is, welker einden gemaakt was als een band. ’t Twede voordeel van grote Raderen is, dat men ze gebruikende de Strengen voort na de aarde zullen vallen, ’t geen met kleine Raderen dikmaal gebeurt, als men de Paarden wil doen keeren, en men verliest veel tyd, met hunne Voeten weder over de Streng te krygen; daar zy gedurig in verwarren. Men moet zulks ook voor de Ossen gebruiken, en maken, dat de strekking is naar de hoogte van ’t Jok. Dit moet men ook van Beesten om geweld te doen verstaan, en die van ongelyke hoogte zyn, alzo de streek van de strengen altyd naar hunne grootte zyn moet.
ploeg is ook een Timmermans gereedschap, of Schaaf met een Yzer van ondere, daar een smalle Beitel tussen is, en waar mede ze op de kant der Planken ene groef loopen.
ploeg, of Ploegmes, is ook een Boekbinders gereedschap, waar mede ze de kanten der Boeken afsnyden.
ploegyzer is een groot stuk Yzer, dat het grootste deel der Ploeg uitmaakt, ’t eindigt op een punt om de Aarde te kunnen openen en klieven.
plompen, Kruikebladen, in ’t Latyn noemt men ze Nymphea Nenufar. Men heeft’er van twederhande soort; witte en gele. De witte heeft een blad dat by na rond is; en gelyk ’t een Waterbloem is, zo bloeijen zy van zich zelf in de sloten. De Bloem is’er groot van, dubbeld, of vol kleine lange puntige Bloembladen, in welker midden een gele knop is; zy bloeit in Mei en Juni. De gele, die ook een lang blad hebben, geven een Bloem die zo groot is, als een gele Roos, | |
[pagina 810]
| |
met een kleine knop in ’t midden; deze bloejen langer, dan de eerste. Hoe men ze kweekt. Deze twe Planten worden even eens gekweekt, en worden in grote Potten en goede Aarde gezet, die altyd nat wordt gehouden. Zo dat men altyd zorg moet dragen, dat’er altyd Water in de Pot is. Men moet ze daar niet uitnemen, dan om het te verpotten, dat in de Herfst geschiedt; en men herplant ze wel haast. Krachten; schoon ze van twederhande zoort zyn, echter hebben ze ene krachten. De Wortel, gedroogd met Wyn gedronken, is goed voor afgang en Rodeloop. Zy neemt de gezwollenheid der Mild weg, en zuivert ze. Men maakt’er ene Pap van, die den kwade Maag geneest, en de Blaas; met het Water neemt men de Vlekken en Roodheden weg, met Erreten opgelegd neemt ze de Dauwurm weg. Het Zaad voert het zelfde uit. ’t Is waarschynlyk dat men ze den naam van Nymphaea geeft, om dat zy in vochtige en moerige plaatzen behagen schept. Matthiolus en Galeen spreken’er breed van. De Nymphaea is zeer goed voor de onkuisheid. Plinius verhaalt, dat zy twaalf dagen aan den an-deze zynde gebruikt, deze deugd voortbrengt. Zy verdroogt en verfrist het Lighaam, zonder dat men’er enig ongemak van gewaar wordt. ’t Is door hare hoedanigheden, zo men Galenus gelooft; dat zy onze Stem onderhoudt en ons Lighaam voedt, en dat zy zich stelt tegen het voortbrengen van Winden, die zo veel kwaad doen. Men gebruikt ze op verscheiden wyzen; in afziedzel, in Siroop, in Conserf en Water gedestilleerd, in een Mariebad; en men maakt’er een smeerzel van.
pluvier is een vreemde Vogel, die eens ’s jaars overkomt zo groot als een Duif is, gele, witte, en rode Veren, een zwarte, korte en scherpe Bek heeft, die op ’t eind wat krom is. Daar is nog een andere soort van Pluvier, die wat groter, graau van kleur en gevlekt is, met Kastanje bruine vlekken. De Bek is grover en langer. Zy krygen aan Vliegen en Wurmen de kost; zyn lekker om te eten, en voor al goed voor die de Vallende ziekte hebben en niet wateren kunnen. ’t Vlees van deze Vogel zuivert ’t Bloed, en is goed om te doen wateren. | |
Noodzakelyke onderrechting, voor zulke, die Pluvieren willen vangen.De Pluviers zyn in zo groot een getal, dat men’er somwyl op enen dag wel dertig duizend kan zien vliegen. Deze Vogels komen dagelyks met grote troppen, en vliegen van den morgen tot den avond. Men begint ze op St. Michiel te zien, en vertrekken in ’t laatste van Maart. Als ’t koud wordt, vertrekken ze na Zee toe, als ’t dooit komen ze na ’t hoge land; zo dat zy genoeg met op en afvliegen te doen hebben. Als zy afkomen, vliegen ze na ’t Zuid-westen, en als zy na boven gaan na ’t Zuid-oosten. Zy komen deurgaans hun voedzel op gezaaid land zoeken; en, als zy gegeten hebben, zoeken ze Water, om Bek en Pooten te wassen, die vol Aarde zyn. Zy gaan niet zitten om te slapen, maar gaan op haar naars nederhurken op een plaats die ver van Geboomte en Hagen is, daar de wind naaulyks waait. In de nagt gaan zy met malkander gins en weder, na Aardwurmen zoeken, of na ander goed, waar mede zy zich voeden; en om niet te ver van malkander te gaan, geven ze gedurig een klein schreeutje. Zy komen ’s morgens by een, om, zo dra ’t dag is, heen te vliegen. Als zy vliegende anderen zien op den grond, roepen zy ze en vallen’er dikwil onder den hoop. Men vindt onder dezelve ook andere Watervogels, die zich daar onder mengen, voornamelyk Kievitten en Gumetten. De Pluvieren zyn gemaklyker te vangen, als zy alleen zyn, als wanneer zy andere Vogels by zich hebben. Om ze op de Netten te doen komen, gebruikt men een, of twe levende Kievitten, die aan de Poten en Staart vast zyn, die men doet vliegen, gelyk ik hier na zal zeggen, en met een dozyn Entes, ’t welk Molikken zyn van Hooi, of van Stroo, met de Veren van een Pluvier opgeschikt, waar in men een houtje steekt om ze op den grond vast te pennen als of zy leefden. Men heeft een, of twe nesten, en verscheiden gereedschappen, die ik naderhand zal beschryven. Wy moeten nog zeggen, dat de Pluvieren gemakkelyker te vangen zyn, als zy in de maand van October eerst overkomen, dan in de Winter, en nog slimmer in de Maart, als zy heengaan, om dat zy dan beginnen te tieren. Als de Winter lang duurt, is ’t niet goed voor de vangst; maar wel by afgebroken Vorstjes, en zachte Regens. De Noord-ooste en Zuid-weste winden zyn de beste voor de vangst. De Noord-weste wind is’er nooit goed voor. Ik zal daar na die Winden uitleggen, gelyk de liefhebbers van de Pluvier-vangst ze noemen. | |
Lyst, van alle de gereedschappen, nodig, om de Pluviers lagen te leggen.Men moet een, of twe Netten hebben, die men Springnetten noemt, ’t andere gereedschap ziet men in de volgende Figuren. Men moet twe Stokken hebben met de Cyffers 1. 2. getekend; die een arm dik en niet even lang moeten zyn. De ene moet wezen van negen voeten en drie duimen, en de andere van negen voeten; zy zullen beide een weinig ingeknipt zyn op ’t dunste eind; men noemt ze in de kunst de Guîdes. Men heeft ook twe stukken van de Duig van een Vat, gelyk de Figuur met 3. getekend. Zy moeten een voet lang zyn, drie, of vier duimen breed, aan de ene kant op een punt gesneden, men noemt ze Palletten. Men moet twe Stokken hebben, die naar die gelyken, welke met 4. getekend is, van een duim dik en 9., of een voet lang, die op ’t eind een punt heeft. Men noemt ze Sarrots.
[illustratie] | |
[pagina 811]
| |
Drie andere stukken van Hout, als die, welke met 5. getekend is, en twe voeten lang zyn, en zo dik als de steel van een Vork, hebbende aan weerskanten een punt. Zy worden Paux genaamd. Men heeft ook een Dissel van doen, gelyk die met 6. getekend is, waar van ’t scherpe niet meer dan drie duimen breed is. Zy heeft een hoofd dat sterk genoeg is om daar mede de Paux in te kloppen. Een krom Mes, of een groot Mes, met 7. gemerkt. Een stuk Houts met 8. getekend, dat Billard genaamd wordt, twe voeten van A. tot B. toe lang is, en op een punt eindigt, aan de letter A. en ’t ander eind B. C. zal ten minste lang zyn, een voet en krom wezen, gelyk ’t verbeeld wordt: men moet het driehoekig snyden, gelyk aan ’t eind C. te zien is. Men moet ook een Fluitje hebben om de Pluvieren te roepen. Dit wordt verbeeld in de eerste Figuur, het wordt van de grote Pyp van de Dyars van een Geit, of van een Schaap gemaakt, die aan weerskanten is afgezaagd, en drie duimen lang. Om ’t tot een Fluitje te maken, stopt men het aan ’t eind H. tot aan de opening E. met Was. Daar na maakt men een plat gat E. onder aan het Been, om’er de wind in te laten komen. Men moet een gat F. in ’t midden, recht van boven maken, dat zo groot is, dat men’er een kleine Schryfpen in kan steken, en een andere vry wat groter op de zyden aan ’t eind G. om’er een helderder geluid aan te geven. Om ze aan den hals te hangen zal men ’t lichtjes deurboren om’er in H. een toutje aan vast te maken. Men moet een Korf hebben, verbeeld in Fig. 2. Zy moet de gedaante van een Ei hebben, en van genoegzame groote, om daar drie levende Kievitten in te zetten; daar moet een opening in wezen, om ze’er in te doen gaan, en iet om ’t te sluiten, en een Tou, of Koord om aan te dragen. Die Korf wordt een Bouroche geheten. Twe, of drie Haspeltjes, gelyk Fig. 3. verbeeld wordt. Zy dienen om’er ’t Tou op te winden. Zy worden van twe stukken I. K. L. M. gemaakt die dik zyn een halven duim, en lang zes duimen, en daar op ’t eind gaatjes in zyn, om daar twe stokjes I. L. K. M. wat min dik dan een vinger in te steken. Men moet in ’t midden der twe platte stukken Houts P. O. twe gaten boren om daar een stokje P.O. in te steken; waar op die twe andere Houtjes kunnen drajen, gelyk de Figuur aantoont. Men moet een Korf hebben, of liever een zoort van Korf van Lywaat, genaamd Charote, welke dient, om’er de Molikken in te steken, met de dode gevange Vogels, de Toutjes en ander gereedschap. Men maakt ze gelyk gy in de vierde Figuur ziet van drie stukken vierkant Hout; B. F. C. D. A. E. twe voeten lang en anderhalven duim dik. Zy zyn op drie plaatzen met een gat deurboord, dat een duim wyd is. Men neemt drie andere grote lange Houten van drie voeten, die men rond, als hoepen buigt, en welke men steekt in het middelste gat I. tot op de helft; dan steekt men een van de einden in ’t gat K. en ’t ander in ’t gat L. welke men met kleine houte Wiggetjes daar in vastslaat. Men moet de andere twe omhoog en omlaag, op de zelfde wys vastmaken, en steken drie andere Stokken C. H. V. achtien duimen lang tussen de twe stukken Hout B. F. en C. D. die door de gaten komen, die duidlyk gemaaktzyn, om ’t overige in staat te houden. Men moet de einden der twe Draagbanden, of Hennipzelen aan de stokken en L. I. van ’t midden, en de andere aan de voeten F. D. vastknopen, of gelyk enige Pluvier vangers doen. Men moet een Tou van twe voeten lang met het ene eind binden aan B. en ’t ander aan C. en, als men ze vol wil maken, doet men niet anders, dan de Guêdes te steken door de opening ’t geen ’t Tou uitmaakt, en men laat zyne Charote op zyne schouder. Als alles op die wys geschikt is, zal men het met nieuw Lywaat dat ongebleekt is bekleden, gelyk men ’t in de vyfde Figuur ziet, waar aan gy een stuk Lywaad B. C. boven aan zult laten, welke gy rondom aan ene hoepel van hout vast zult maken, en tot een dekzel doen dienen, als of ’t ’er een van een Kistje was, dus zal de Charote in staat zyn om dienst te doen. Enige gebruiken een Pipeau Vogelaars Fluitje, ’t geen in de zesde Figuur verbeeld wordt, om daar de Kievitten mede te roepen. Dit Fluitje is niet anders, dan een klein hout, wat dunder als een ping, drie duim lang, op ’t ene eind tot het midden T. gespleten, om daar een houtje van een Laurier tussen te steken, en ’t geschreeu van een Pluvier na te bootzen. Men heeft buiten dat twe Stokjes, de Meute, gehelen die na de Figuur 7 gelyken. Deze is een kleine stok van twe en een halve voet lang, recht, licht, dun, hebbende aan ’t dik eind B. een Paaltje van drie, of vier duimen lang daar dicht aan met een Toutje, vast gemaakt. Men bindt aan ’t midden C., of nog beter, wat nader aan ’t dikke eind twe Toutjes twe voeten laug, elke met een penne D. en E. van de zelfde grootte en dikte voorzien, als ’t andere B. Men maakt nog een ander dun Toutje daar aan vast, dat niet heel sterk is, aan ’t dunne eind van de stok A., waar van ’t ene eind dubbel en gelyk een lus gemaakt, om’er de poot van de Kievit deur te steken, en ’t ander enkel en veel langer, om’er de Staart van aan vast te maken. Men moet nog een andere stok de Huau hebben, gelyk men ze Figuur acht ziet, die vier, of vyf voeten lang is, en wat sterk, waar aan men aan weerskanten de twe Paaltjes B. C. vast maakt, die zo groot als een dikke ping zyn, en zes duimen lang, en achtien duimen verder twe Toutjes van twe en een halve voet langte, aan welker eind twe Paaltjes F. en G. vast, en even groot als de anderen zyn; tans is’er niet anders te doen dan te leeren, hoe men de plaats moet bereiden, daar men ze spannen moet. | |
[pagina 812]
| |
De Winden, welke men moet waarnemen om de Netten te spannen.Zo gy Pluvieren zoekt te vangen, of enig ander Watergevogelte, moet gy een begin maken, met u van Netten en ’t gereedschap te voorzien, dat hier voor genaamd is, en de Winden weten; om u, by voorraad, naar alle Winden te kunnen schikken, en ze naar den kant toe te spannen daar ze van daan komen, om dat ze van den kant moeten worden gespannen, daar ze na toe komen, en ze over te halen met den Wind. Want als de Vogels’er over vliegen, of willen, naar gewoonte, neer gaan zitten, steken ze den kop gedurig in den wind op. Daarom moeten de Netten na de wind drajen. Gy zult het in ene dervolgende Figuren zien, die u’t Net na’t Oosten gespannen verbeeldt, dat is, dat de wind van ’t Oosten komt, gevolglyk zullen de Vogels den Kop na dien kant toesteken, en dierhalven zal’t Net na’t Westen slaan; en alzo ik de Kunstwoorden niet veranderen wil, heb ik daar van in ’t begin van deze redenering kennis gegeven, op dat men het zoude kunnen verstaan; en in ’t leren van dit Artikel erinneren; te meer, om dat de acht winden, daar ik reeds van gezegd heb, nodig te zyn, om te weten, en ze van de ganse Wereld by de namen niet zouden gekend worden, welke ze de Pluviervangers gemeenlyk geven. Ik heb ’t hier nevensgaande Figuur laten maken, waar op de acht voornaamste Winden verbeeld staan, met de gewone namen in de Pluvier-vangst, recht tegen over de namen welke in de Aardryks-kunde worden gebruikt; deze zyn getekend in het grootste rond, of achterste kring en gene zyn in de kleinste geschreven. By voorbeeld men noemt in de Aaardryks-kunde de Wind, die van den kant waait, daar de Zon opkomt, Oost, ’t welke in de Figuur, in de grootste Cirkel is geschreven. Gy ziet in de kleinste spatie Amont, ’t geen de gemene naam der liefhebberen is, die zich met de Pluvier-vangst bemoejen, en welke over een komt met den Geografisen naam van Oost; en dus is ’t met de andere namen. Als gy zult de baan maken, zal ’t niet nodig zyn te wagten tot dat de wind van de ene, of de andere hoek komt, ’t zal genoeg zyn, dat men ten naasten by weet hoe de plaatzen zyn gelegen; ’t is niet nodig, dat de Netten juist net naar den wind leggen, men moet ze schikken, naar dat het de plaats wil velen; somwyl een weinig meer naar de linker; somwyl wat meer naar de rechter hand; als maar de wind, komende by voorbeeld, recht van ’t Zuiden, maar het Net niet na ’t Westen vlegt; en trekkende na ’t Westen, of Zuid-oosten; als de wind is trekkende na’t Oosten; anders zoude het gebeuren, dat de Vogels, als zy vlogen langs het Net en niet dwers daar over zouden komen, zo dat ze moeilyk te vangen zouden zyn. Daar en boven, als men ’t Tou trok om ze te vangen, zoude de wind het Net langs heen dryven, en beletten dat het zich overdwers zoude uitstrekken, gelyk het doen moet. | |
Om de Baan, tot ’t leggen van ’t Net, gereed te maken.Men moet in de grote Velden ’t Net leggen voor de Pluvieren, of in de Akkers van’t groene Koorn, daar men Boomen, noch Hagen heeft, die ten minste niet nader aan den plaats zyn, daar men ’t Net wil leggen, dan driehonderd passen. Wat de Baan belengt, ’t is best ze te leggen dicht by ’t water, om dat gelyk ik reeds gezegd heb, de Vogels dit gaarne zoeken, om zich te wassen, als zy over Beploegde landen zyn heengegaan. Men moet zorge dragen, dat de plaats, daar de Baan gemaakt zal worden, lager zy, als de verblyfplaats, of ten minste daar mede gelyk. Om daar te werken, werp uwe Ogen op de eerste Figuur, die hier verbeeld wordt. Onderstel dat de afbeelding u een Veld verbeeldt, en dat de plaats, daar de Baan gemaakt moet worden, van de letter A. tot B. zy, en dat van de letter B. tot E. de spatie zy die tussen de Baan en de verblyfplaats is. Onderstel nog, dat de wind uit het Zuiden Midy waait, neem een Toutje van veertien, of vyftien roeden lang, en maak ’t aan twe stokken A. B. vast. Ik heb de gestipte linie A. B. met voordagt gemaakt, om dat Toutje te verbeelden, ’t geen gy op de aarde zult vastmaken, om de Baan af te tekenen, die de plaats van ’t Net zal maken. Gy zult daar na nemen de Billard A 8 B C. afgebeeld in de eerste Plaat, onder de verbeeldingen; en gy zult daar mede de Aarde met het driekant slaan, als of gy ze aan stuk wilde hakken; gy zult het zelfde doen, langs het Toutje heen, zes Roeden ver, welke het Net lang is, dat men daar spannen moet. Dit zal een plaats op de aarde zyn, gelyk een goot van een huis is, maar die evenwel niet boven de drie Roeden breed is. Als ’t Bed gemaakt is, moet men ’t Toutje opnemen, en gebruiken de kortste der Gueden 2. die in de verbeeldingen vertoond worden, daar ’t gereedschap in getekend is. Men zal ze neder leggen op ’t Bed aan ’t kleinste einde, en ’t grootste op Nomber 8, niet gans recht, maar op zy trekkend na den buitenkant van ’t Bed, zo dat ’t ontrent twe voeten scheelt van ’t recht leggen; gelyk aan de Lyn te zien is, overdwers gestipt van de Cyffer 1. tot 7. in de Figuren, welke recht is, en met de linie 8 o. die de Guede verbeeld. Als deze Guede legt, leg’er uwe hand onder om ze vast te houden, en met de andere zult gy met de vinger aan weerskanten langsheen en op de einden een streep zetten; daar na in de grond het eind van de Serpe, of ’t Mes zettende met 7 getekend, onder de voorgaande Figuren, zult gy ze snyden na den trek. Met den Tranche, Dissel, getekend met 6, zult gy uitgraven en wegnemen de spatie, die tussen den trek, of linien a, 1. 8. o. is, beginnende met ’t eind 1. en eindigende met cyffer 8 gedurig al gravende, zo dat die spatie aan ’t eind 8 dieper is, vier, of vyf duimen, en de Guede gans en al verborgen is in de Garriere; zo noemt men die uitgeholde plaatze. [illustratie] | |
[pagina 813]
| |
Als zy gemaakt is breng dan de grootste Guede aan de andere kant van ’t Bed, en leg ze op de zelfde wys op 3. 9. om de plaats, of Garriere, gelyk aan de andere te maken. Daar na zal men de Palletten nemen met 3 getekend en steken ze op ’t eind van elke Garriere 8 en 9 in den grond, om te beletten dat de Gueden door de kracht van de Lyn van ’t Net gestoten, niet in de aard gaan; men zal ook op den kant der Garriere, een half voet van ’t Bed de Sarrots schuin steken op de plaatzen met de Cyffers 1. 3. getekend. Men moet ze op de overkant steken, en niet aan deze kant, om dat zy dienen, om te maken, dat de Gueden niet wederkeeren, als het Net gespannen is, of men moet aan ’t Tou trekken, en zo men ze aan deze kant stak, op de linien g. b, en 8. o. zoude men ’t Net niet kunnen laten spelen; want hoe meer men aan ’t Tou trok, hoe dat de Gueden meer onder de Sarrots zouden geraken. Als de Baan gereed is, zult gy al de Aarde ver brengen, die uit de Garrieren gekomen is, latende op de einden 5. en 7. een stukje zo groot, als twe vuisten om sprong aan de Gueden te geven. Dit geschied zynde zal de Baan ten gebruike gereed zyn. Zo gy nog twe Garrieren 2. 8. en 4. 9. maakt aan de andere kant van ’t Bed tegen over ’t eerste, kan u de Baan tot twe tegen overstaande winden dienen, te weten, voor die van ’t Zuiden en die van ’t Noorden, of Galerne. Dies heeft men niet dan vier banen van doen voor de acht voorname Winden, want die van ’t Oosten en Westen ’t Zuiden en Noorden zullen te samen wezen die van ’t Zuid-oosten en Noord-westen, en die van ’t Noord-oosten en Zuid-westen. Daar is nog overig, dat men de Paux op de plaatzen zet daar ze nodig zyn; de eerste, welke de achterste Paux is, met 14 getekend, zal gestoken worden zeven, of acht schreden van ’t Bed 3 4. en aan de zyde, gelyk een half voet verder dan de Palette 9. de twede, die de Pau is met 13 getekend, moet in de aarde zes, of zeven schreden van ’t eind van het Bed 1. 2. in de grond geslagen worden, en aan de kant ontrent een voet en een half verder, als de Palette 8 o. De laatste H. zal in den grond worden geslagen achter ’t huisje, een halve Roe verder, regt tegen over de twe Paletten 8 en 9. maar zo men wil spannen uit den Noorden moet men die Paux uithalen, en brenze aan de andere kant van de Baan, zettende ze, op de zelfde wydte, als gezegd is, op de getekende plaatzen met dezelfde Cyffers, en de Pau H. zal ook gebragt worden op de letter G, en de verblyfplaats E. op de Plaats D. en alles zal in zynen staat blyven. | |
Hoe men de Netten moet spannen, en het gereedschap schikken.Zo gy Pluvieren wilt vangen, wees dan vroeg morgens met al den omslag op ’t land, en span op de wys, als in de twede Figuur gezegd wordt ’t geen een enkelde Baan met een Westen wind verbeeld. Om niet te verwarren; men moet de Gueden leggen in de Garrieres, nemen het Net op den linker arm; en gaan na de Pau, die na den kant van een verblyf is in den grond gestoken, dat zo gemaakt is, van Boomtakken, dat de Vogels hem niet zien kunnen, die’er in is. Deze Pau moet van de Baan ontrent zeven, of acht Roe af zyn, en zy is goed, om’er een lus aan te doen, die op ’t eind van het Tou van ’t Net is; daar na gaat men achter uit na de Baan toe, latende de Lyn, of Reep langs heen vallen; en, als gy aan de Pau Forceau S. zyt, moet gy daar het Tou met de Katrol T. aan doen, zo dat de Katrol recht tegen over de Paletten Q. O. is, en gaan achter uit langs het Bed latende het Net vallen. Als gy aan de achterste Pau R. komt, zal men aan de Koorde trekken tot dat ze recht is; en dan moet men ze aan de Pau vastmaken, dat zy niet weder te rug kan gaan. Ik heb goed gevonden in een Figuur te verbeelden, hoe men een Mastworp legt. Onderstel, dat de Paal 7. de Pau zy, daar gy de Lyn 2. 4. aandoet. Neem ze met ene hand op de plaats met 1. getekend; en Ieg het om, om de lus 5. te maken, die men om de Paal 7. doen moet; maak daar na een twede lus 6, waar aan ’t eind 4. omgeslagen wordt, boven om ’t andere; en trek daar na de twe enden 2. en 4., dan zal de Knoop wel gemaakt zyn, en ’t Tou zal eer breken, dan losgaan. Men moet zo een Mastworp wel weten te leggen, om Netten te spannen. Als ’t eind van ’t Tou van ’t Net wel vast zit, zal men de Guede P Q. oplichten, en zetten zyn dik eind op ’t eind der Garriere; en nemen ’t Tou van ’t Net, en halen ’t na ’t Bed, en daar na het doen in de keep, die op ’t eind der Guede is, en daar na ’t door iemand, zo gy die by u hebt, laten vasthouden; en hebt gy hem niet, leg het in de Garriere, onder de Sarrot P. steek het gepuntte eind van de Billard onder in de aarde, om ’t ’er in te houden, terwyl gy na de andere Guede N O. gaat, daar ge ook ’t Tou in de sleuf van ’t einde M. zult steken. Zy moet zo rond zyn, dat men ’t kwaad heeft ze neder te krygen, dit gedaan zynde, zult gy de einden in de Garriere onder de Sarrot N. leggen; gy zult de Billard boven de Guede N P. wegnemen, en zult het ganze Net in ’t Bed zo doen gaan, dat het onder de Reep zy, en gy zult de Moliken der Pluvieren en de Kievitten steken, beginnende met die der Pluvieren, getekend met de letters g z g. welke gy op deze wyze zult stellen. Zo de wint niet recht Abas, of West is, en zo zy een weinig na ’t Zuid-oosten is; zal ’t eerste Ente; met Z. getekend, een half voet van ’t Bed af zyn, en acht, of negen voeten van ’t eind V. en de andere moeten op die wys geplaatst worden gelyk gy ze ziet, een voet, of drie van den andere. De eerste die in ’t achterste van de Baan zyn, zullen negen voeten van ’t Bed af zyn. Zo de wind in tegendeel wat na ’t Noordoosten | |
[pagina 814]
| |
de Bise is, moeten de enten nog zes voet verder van ’t eind V. wezen, om dat de Vogels altyd met den kop in de wind op loopen, en gelyk ze gemeenlyk boven de Enten heen gaan, dat is tussen de Enten en de achterste Pau R. zoude het kunnen gebeuren, dat zy beneden’t Tou heen liepen, want het Net is een derde korter als ’t los is, en de helft, als de wind sterk is. Als’er byna geen wind is, zet men maar twe derden der Enten achter ’t Net, en in tegendeel als de wind sterk is, legt men’er maar een derde, en ’t ander’er voor, om dat de Pluvieren zich benevens de Enten nederzetten. Wat de Kievitten belangt, die zet men onder de Pluvieren niet, men moet ze op de zyde zetten, en dicht by de Garrieren, zy worden by de kleine letter, g g. verbeeld. Als alle de Enten zyn in de grond gestoken, steekt men de houten der Meute, Roervink. Zo men’er twe wil steken, steekt men’er een voor en een andere achter, maar als men niet dan ene steekt, steekt men ze niet dan achter op deze wys. Steek de Pen C. die aan ’t dikke eind der Stok vast is, en houden ’t kleine eind F. vast; zie of ’t regt over het huisje is, en als ’t zo is, hou ’t een voet hoog, terwyl gy de twe houtjes A B. in den grond steekt; maak’er daar na een levende Kievit aan vast, die men aan een lus aan de poot heeft vast gemaakt, die vry lang moet zyn, op dat zy zich niet bezeere, en, leggende de staart op ’t eind van ’t houtje, maak ze daar op met een toutje vast, en nemende ene van de Haspels travouillets, moet men ’t eind van ’t toutje, ’t geen boven een vierde van de langte van ’t stokje is, op de plaats door E getekend vast maken, en brengen de Travouillets in ’t Hutje. Zo men twe Kievitten wil aan de Meute brengen, moet men de andere op de zelfde wys voor de Baan brengen. De Huau moet een roe, of twe van ’t Bed geplaatst worden, en ontrent zes voet boven de laatste Ente. Om ze te plaatsen moet men den Stok nemen, en steken de twe pennen, die aan ’t groot eind M. zyn, zo, dat men ze bewegen kan, even als een As van een Karos tussen de twe wielen. Neem ’t kleine eind X. legt’er de stok byna recht op, zo, dat zy recht op ’t Hutje aan staat, en steek de twe pennen H I. in den grond, die aan ’t eind van ’t toutje vast zyn; maak daar na ’t eind van ’t toutje van ene der Haspels aan ’t midden L. van ’t stokje vast, en breng ’t ander aan ’t Hutje. De Huau zal vastgemaakt worden aan ’t eind X. van den stok, en men moet ze neder leggen, en ze met wat gras, of kruiden, of riet bedekken, op dat ze van de Vogels niet worde gezien, die’er vervaard van zouden worden. Die Huau is niet anders, dan de twe vleugels van ene Wouw, of een Havik, die met drie, of vier klokjes van de Jagt aan ’t eind van dit stokje vast zyn, welke uitvoeren, ’t geen ik daar na zal zeggen. Als alles in staat is, moet men ’t Hutje gereed maken, ’t geen van enige takken moet gemaakt worden, die men in de grond gesteken, en met riet, of ruigt van binnen in de Hut bezet worden, die niet hoger, dan drie voeten is, en van boven ongedekt, maar rondom den Vanger als een Heg is. Hy moet geen wit aan ’t lyf hebben, noch enige lichte kleur. Deze Hut is gemaklyk te begrypen, al beschryven we ze niet nader. Men kan ze in de derde Figuur zien, die twe gespannen Netten verbeeldt, welke een man kan doen gaan, of los laten gaan, zonder uit zyne Hut te komen. Men maakt zitting van een Zode van een voet, en van vier, of vyf duimen dik, die men zet onder het Tou, op de plaats door G. getekend, daar de toutjes kruissen, en daar men aan de Handvatten f g. kan reiken, om de Netten over te halen. Men moet op de Zoden, onder het Tou leggen, een hand vol Ried, om te beletten dat ’t niet rotte, en daar van een arm vol op de aarde leggen in de Hut, om ze zindelyker en droger te houden. Men zal twe gaten in de aarde maken d e. by het Tou en op zy van de Hantvatten, om’er de hielen van de voet in te zetten, om met meer kragt de Lyn van het Net, over te kunnen halen. Men moet dit alles zo wel doen, als men een, als wanneer men twe Netten heeft. | |
Om de Baan te maken, en twe Netten te gelyk te spannen.Die twe Netten wil zetten om’er uit een Hutje mede te spelen, zou’er genoeg mede verlegen zyn, zo hy gene had zien maken, of door ’t volgende zich niet had laten onderwyzen. Zie de twe Netten gespannen verbeeld in de derde Figuur. Maak de eerste Baan, gelyk hier boven is geleerd geworden, neem daar na een lang toutje door de geslipte Lyn S T. verbeeld, welke gy met het eind aan de paal M. moet vast maken, gelyk ontrent twe, of drie voeten van daar ook een toutje aan ene andere paal Y. en het andere eind aan de paal H. Zo dat de plaats K. van’t toutje van ’t eind der Garriere O. twe, of derdhalve roede af zy; als het zal met de korte Guede G. vastgemaakt wezen met het ene eind aan de letter K, en met het andere aan Q. breng de grootste vyf, of zes roeden verder aan de letter I. op een half voet na aan ’t toutje, I. en met het ander aan L; laat het omlaag leggen en steek een ander toutje door de andere linie, die gestipt is, verbeeld, door S T. ’t welke men moet strak houden; en men zal met de Billiard ’t Bed Q P. maken; waar na men de Garrieren zal snyden, zettende daar aan de Paletten en Sarrots vast, gelyk in de andere Baan. Men maakt deze Baan tot twe winden, makende de Garrieren V X Z R. recht tegen over de andere; waar in men de Gueden zal leggen. Als men van wind wil veranderen, moet men maar de Lynen omkeeren, en de Hut van plaats veranderen. By voorbeeld die twe Figuren verbeelden de twe Netten, na de Ooste wind gespannen. Onderstel dan, dat zy na ’t Westen verkeerd en veranderd zy, moet men eerst [illustratie] | |
[pagina 815]
| |
’t eind van de Lyn M. leggen aan de letter b. De Pau Forceau A. aan de kleine p. en de achterste paal H. aan de kleine m. De Guede K. aan de letter X; op deze wys zal ’t Net gesteld wezen tegen ’t Westen Abas. Men zal ’t ander Net op de zelfde wys veranderen, zettende de Lyn Y. op de plaats der kleine a, de Pau Forceau op de kleine o. en de achterste op de letter n, keerende ook de Gueden om, en makende een lage zeting op de kleine h, en daar de Hut om, gelyk ze was voor de andere wind. De twe Lynen, die gestipt zyn a. h. I. n. en b. h. P. m. doen duidlyk de verandering des winds zien, of de manier, waar op de Netten gespannen staan, als ze gekeerd worden. Men moet desgelyks de Enten en Meuten veranderen van plaats. Men zet twe, of drie Enten voor d’eerste Baan met een Kievit, of Meute; en ene andere achter de achterste Baan, en de overige der Enten voor ’t Bed P. Q. en de Huau achter het laatste Net. Nu is’er nog overig u te leren hoe gy de Vogels lokken moet. | |
Om de Pluvieren te roepen, en te maken, dat ze in de Netten komen.Als uwe ganze toerusting gereed is, gaat men in de Hut zitten, hebbende het Fluitje, om den hals hangen, en Oog en Oor na de lucht, ziende na de ene en de andere kant, en zo haast gy iet hoort, of ziet, neem uw Fluitje en roep daar mede; terwyl gy fluit moet gy nu en dan de Meuten laten spelen, om dat de Vogels gemaklyk zullen naderen, als zy de Meuten zien bewegen, en de Enten zien, welke zy menen te leven, zo wel als de Kievitten. Als gy ze ziet naderen, draag dan zorg, dat gy de Meuten, niet laat vliegen, want zy zouden zien, dat’er de Kievitten aan vast waren, men moet ze ook zo hard niet lokken, als wanneer zy nog ver zyn, maar het geluid van ’t Fluitje wel de helft verminderen. Ik heb de tóónen aangetekend welke men geven moet, in ’t begin; ’t is moeilyk ze natuurlyk te doen hóóren, let op die, welke fluiten, als ze u over ’t hoofd vliegen; tracht ze na te apen; dit geschiedt licht, als gy ene Kievit in de Meute hebt: want hoe weinig men blaast, als zy in de Meute zyn, zy naderen. Om ze te doen komen, hou ’t Toutje der Kievit in de linker hand, het Fluitje in de rechter en zettende uwe kleine vinger op ’t middelste gat, zult gy de tonen slaan, die in dit Figuur zyn, na dat de Vogel is, welke gy ziet. Men moet gedurig met het Fluitje zo wel de an der Vogels, als de Pluvieren nabootzen, als ze by ’t Net zyn, en houden de Lyn van ’t Net in de linker hand gereed om te trekken, als de Vogels’er over staan te loopen, hebbende de kop in den wind: want, zo zy over ’t Net heen waren moet men ’t Net niet trekken, al waren ze gelyks de aarde. Als gy ze heel laag ziet komen, en als zy op een Roe, of anderhalf na aan de Baan komen, laat dan ’t Fluitje gaan, en breng beide uwe handen aan de Reep, om ze met kragt over te halen, als de eerste komen tussen de twe Paletten K. T. zo gy ziet, dat ze meer dan acht Voeten van den grond zyn, moet men ze laten gaan, zy zullen omkeeren, want zy zullen menigmalen’er tienmalen overvliegen, zonder nog recht te komen; somtyds zetten zy zich beneden, ver van de Bomen neer, als gy ziet, dat zy dit willen doen, zult gy kugchen om hen dat te beletten, zo ze niet tegenstaande uw geraas gaan zitten, moet imand ze doen komen. Hierom moet men gedurig met zyn twéén zyn, als had men maar een jonge van een jaar, of tien by zich, die achter ’t Hutje moet omgaan, en een groten toer om moet doen, om achter de Pluvieren te komen, die zyn gaan zitten, en houdende zich krom, als een Beest dat gaat weiden. Dan zal hy allengskens naderen; gaande gins en weder zonder zich op te houden, en als zy aan ’t lopen zyn, zal hy ze zachtjes na de Baan toe leiden, tot een Roe toe aan de Baan. Daar na zyn hoed opgojende zullen ze over ’t Net vliegen, ’t geen gy overhalen zult om ze te vangen. Dan moet men’er na toelóópen, ze den kop induwen, ze uit het Net nemen, om ’t Net weder ten Westen te leggen; en alle de Veren op te rapen, die men op den grond vindt. Zo ’t Net te slap is, zal men het wat aanhalen, maken de lus van de achterste Paal, om ze over te halen en weder op zyne plaats te leggen. ’t Gebeurt somwyls dat de Vogels zich voor het Bed nederzetten, dan moet men ze doen loopen over ’t Net heen op de Baan, als zy daar weder zyn, zal men achterom loopen, om ze te doen ryzen. Als’er Gumecten, zekere Vogels, wat groter als een Leeuwerk, zyn, houd u niet op met den enen na den anderen te doden, maar slaat’er sterk op met uwen hoed, als of het Vliegen waren, om dat ze met der haast deur ’t Net heen zyn, dat grote Mazen heeft. Gy zult’er somtyts vyfhonderd in ene slag onder uw Net hebben, en behouden’er ondertussen geen dertig. Als gy twe Netten hebt gelegd, en gy ziet, dat de Vogels wat te hoog zyn, voor ’t eerste Net, wagt ze dan aan ’t twede, somtyds zetten zy zich dan tussen de twe in, en haast u niet met ze over te halen, maar hou uw Tou maar gereed, terwyl dat uwe hulp ze gaat opjagen, want zy ryzen somwyl van zelf. Als gy een grote koppel Pluvieren ziet aankomen, of van andere Vogels, die van den andere verspreid zyn, moet uw medegezel ’t Toutje van de Huau gereed houden, om’er aan te trekken, als de eerste Vogel van de koppel om laag vliegt, die op een halve Roe na aan de Baan komt. Want zo dra ze de Huau merken, zullen de laatste de eerste voorby vliegen, en zullen allemaal op een voet na van de aarde vallen, zo dat men somwyl de ganse koppel van zeven, of acht dozyn te gelyk vangt: maar die twe gezellen moeten malkander wel verstaan. De Huau moeten niet getrokken worden, of de Vogels zyn ten minste op zeven, of acht voeten na aan de aarde, of nog wel nader, om dat zy over ’t Net zouden neder gevlogen zyn, eer zy streken. | |
[pagina 816]
| |
Hoe men de Pluviers gereed moet maken, om ze op te dissen.Men laat ze gemeenlyk aan ’t Spit braden, na dat ze gelardeerd zyn, en als zy gaar zyn, maakt men ze smaaklyk met Oranje-sap, Zout, witte Peper, en Look, en zet ze dan op. Men maakt de Pluvieren ook gereed, gelyk de Snippen, uitgenomen, dat men ze het ingewand uithaalt. Zie Snippen.
poejer noemt men alles, dat, of door stampen, of vryven, of door de natuur zo fyn is gemaakt, dat men het niet kan voelen; ’t zy ’t door de Chymie, of de Mechani geschiedde. Gy zult ten gebruike der armen een buikzuiverende Poejer houden, waar van men zes, of zeven greinen gewigts voor Kinderen, geeft van vier tot zeven jaren, voor die van zeven tot vyftien, van tien tot twaalf; en voor alle anderen van vyftien tot vyf en twintig jaren, geeft men ze van twintig greinen tot dertig. Zy dient ter genezinge van Zenuw-ziekten, en inzonderheid van dikwordingen, waar voor het byzonderlyk is. Gy zult het met een weinig witte Wyn geven, of de spys van een gebraden Appel. Gy zult deze Poejer in gene Borstkwalen gebruiken, als in Hoest, Pluris, heete Zinkingen, of in gene ziekten met ontsteking. De Zwangere Vrouwen, zullen ze niet, dan met voorzichtigheid gebruiken. Gy zult u wagten daar van te geven terwyl men Buikloop, of Rodeloop heeft. | |
Bereiding van de Buikzuiverende Poejer.Deze Poejer wordt gemaakt van een once Julappen en een half once Gomme Gutte, gy zult het alles fyn stampen, mengen, en ten gebruike bewaren. Als gy deze Poejer gemaklyker wilt gebruiken, en met meerder zekerheid, moet gy trekken twe dragmen Senne in een glas water, en laten daar in trekken acht, of tien greinen van die Poejer. Gy zult ook met vrucht de Slaappoejer in een onmatige Buikloop, Rodeloop, Slaaploosheid en Hoest gebruiken: want dat houdt de Zinkingen op, bezadigt de pyn, en maakt een zachte slaap. Men bereidt de Slaap-poejer, met drie grein Poejer van de wortel van Galegan en een grein Opium, of Laudanum, gy kunt ook twe, of drie grein Laudanum geven, als een grein niet genoeg is. De Poejer van Alant, wordt van de Wortel van die Plant gemaakt, als zy gedroogd en gestoten is. Zy verbetert de koude ongesteldheid der Hersenen, verdryft de Winden en versterkt de verzwakte deelen. Men neemt in eens van acht tot tien grein in een lepel Wyns in. Gy kunt ze geven op ’t eind van afgaande Koorzen, om zweet uit te jagen, en als de Koors begint om de koude te matigen. | |
Poejer, die de vlekken van den Inkt wegneemt, die op ’t Papier zyn gevallen.Neem fyn gevreven Ceruis, en maak daar ene deeg van met de Melk van een Vygeboom; laat ze daar na drogen; vryf ze daar na weder klein; en laat ze daar na, als voren drogen, tot zeven malen toe. Daar na zult gy ze aan Poejer bewaren; en, als gy ze gebruiken wilt, om vlekken uit het Papier weg te nemen, neem een klein stukje Linne dat nat is, druk ’t water, dat’er uitkomt, leg het dan op de plaats, die gy wilt, en laat het’er op leggen, tot dat het Papier en Inkt deurvochtig is; neem daar na ’t vochtige Lywaat weg; en op de vlek en letter, welke gy uit wilt doen; doe een weinigje van die Poejer van Ceruis op de vlek, laat ze daar enen nacht op. Neem den volgenden dag een schone Linne doek, die droog is, neem daar de Poejer mede weg, en ’t Papier zal zeer wit blyven, en in staat, om’er over heen te schryven als te voren, en zelf beter, en zo alles de eerste reis nog niet weg is, knnt gy ’t’er nog eens opdoen, om daar in te gelukken. Zo ’t Papier zo fyn was, dat het te slap waar, neem een weinig Lym van Schryn-werkers, laat het over ’t vuur met een weinig zuiver water smelten. ’t Moet maar een weinig klef zyn, anders zoude het zwart, of rood worden, doe’er een weinig gestote Ceruis by. Meel is’er ook niet kwaad in, en stel het zo toe, dat ’t lyf, noch kleur heeft maar wit zy; vryft daar ’t Papier by, en gy zult zien, dat gy’er mede schryven kunt. Poejers om te Poejeren. | |
Om witte Poejer te maken.Neen een once Iris, en twaalf gedroogde beenen, acht pond Styfzel, een handvol Benen van Ossen, of Schapen, brand het tot het wit wordt, stamp alles in een Vyzel, doe het daar na door een haaire Zeef. | |
Om grawe Poejer te maken.Neem ’t overschot van de Poejer, stamp ze weer, meng ze met een weinig Styfzel, wat gele Oker, om ze kleur te geven, en Kolen van wit Hout, of by gebrek daar van de Kolen van een Bakker, en meng dit alles wel onder een in een Vyzel; gy kunt’er een kleur aan geven die u behaagt, en laten ze daar na door een haaire Zeef ziften, ’t overschot weder stampen, en ’t weder ziften, tot dat het’er alles deur is. | |
Ander lyf voor de Poejer.Neem ’t groene Hout gemalen, of verrot, stamp het, laat het door een Zeef lopen, en meng ’t daar na met gezegde Poejer. | |
Parfuim van gemene Poejer.Neem Florentynse Iris, droge Rozen een pond; | |
[pagina 817]
| |
Benjoin twe oncen, Storax een once, Citroengele Santal een en een half once; Nagelen twe dragmen, een weinig Citroen-schillen, stamp ’t alles in een Mortier; doe’er vyf pond Styfzel by, of de boven beschreven Poejer, die gy met den andere wel zult mengen en een kleur geven, die u behaagt. Laat daar na alles deur een Zeef loopen. | |
Andere manier om de Poejer frajer te maken.Neem Mos van Eikenboomen, was ze menigmalen, in helder water; was ze daar na weder tot dat zy genen reuk heeft. Laat ze daar na op een Téénen horde in de lucht drogen, besproei ze daar na met zeer goed Rozen-water, en water van Oranje-bloessem, en laat het drogen. Zo enige stukken te sterke reuk hebben, zult gy ze in gemeen water weder afwassen, tot dat de reuk goed is, en zacht. Als alles gemaakt is, zult gy’er onder zetten een test met vuur, waar in gy Storax zult hebben gedaan, en Benjom, tot dat de Most wel genoeg deurrookt zy; daar na zult gy, voor een pond hier van, dus bereid, twe dragmen goede Muscus nemen, ene en een halve dragma Civet, zo zy goed is, en zo niet, zo veel als Muscus. | |
Poejer voor Wurmen.’t Is ene Poejer, die droog is, en uit Persien gebragt wordt. Zy is goed om Wurmen in ’t lyf te doen sterven; men geeft het van een halve scrupel tot een dragma.
poejeren is een Kunstwoord van de jagt. Dit gebruikt men, als men in droogte na Haas jaagt, en dees op stoffige wegen komt, of op eerst omgeploegde Landen, men ziet dan de stof om hoog vliegen, en zynen loop bedekken. Dit vermindert de reuk en ’t gezicht voor de Honden. Dus zegt men de Haas poejert te veel, de Honden zullen hem terstond kwytraken.
poel is ene vergadering van Water, dat versamelt, en genen uitloop heeft, en in heete Zomers somtyds geheel uitdroogt. Daar zyn vele Dorpen, die anders niet, dan zulke Poelen hebben om het water te bewaren; gelyk in ’t Land van Caux in Normandie, in de Meijery van ’s Hertogenbos. Zie wat wy van de Vispoelen zeggen, onder het woord vyver. Men ziet somtyds Vissen in de Poelen. Maar als een Poel bekwaam zal zyn om de Vis te houden, moet ze een uitloop hebben, daar het water in kan aflopen. Anders is’er niet dan een modderig water, dat die Vissen een heel leelyken en grondigen smaak geeft. Door middel van dien afloop, laat men in Duitsland de Poel om het vierde jaar ledig lopen, enz. om ze goed te houden. Men moet zich wachten van dergelyke Poelen al te na by den Mistput te maken, anders loopt het vuile water daar mede in, of zuigt door den grond, en brengt den Vissen insgelyks enen leelyken smaak aan. In ’t gemeen zet men in die Poelen veel Braassem, een weinig Zeelt, en noch minder Kerper, dewyl deze laatste het lichtst naar den Modder smaakt. In ’t begin als men de Vis eerst daar in gezet heeft, moet men de Eenden en Ganzen daar uit houden: want dat Gevogelte zou de kleine Vislen alle daar uit vreten. Na verloop van twe jaren mag men Vis voor zich zelven daar uit vangen, alzo men ze met geen ander oogmerk daar in gezet heeft.
pokken. Deze worden in twe soorten onderscheiden, in Kinder-pokken en Spaanze-pokken. Wy zullen van deze spreken, als wy de eerste afgehandeld hebben. | |
Kinder-pokken.De Kinder-pokken zyn ene besmetlyke ziekte, die ’t ganze Lighaam met Puisten bedekt; die eerst rood zyn, daar na wit worden en rypen, daar na deurbreken en in roven afvallen. Zy laten zomwyl lidtekens na, of Pok-putten, die ’t vel van ’t aangezicht schenden. De Kinder-pokken worden deur een vergif veroorzaakt, dat zich onder ’t Bloed mengt, de Koors maakt, en op zyn tyd uitwaassemende zich in de huit zet, en dus ’t Bloet ontlast. Verscheiden zyn van gedagten, dat ’t Kind deze onzuiverheid van de Moeder erft; en dat deze met der tyd aan ’t giften rakende, de natuur door de Koors gaande gemaakt, dwingt, om ze na buiten te dryven. Andere schryven ze weder aan de spys en ’t onmatig gebruik deszelfs toe. Dat imand de Pokken oud krygt, schryven ze daarom aan de soberheid toe. Enige zyn van gedagten, dat de Mazelen zo wel, als Pokken erfziekren zyn, zo wel als de Tering, Podagra, Graveel, enz. Maar de reden leert, dat zy veel eer door zekere kwaadaardige en besmetlyke stof zo wel voortgebragt worden, als de Purperkoorts. Anderen geven voor, dat ten aanzien van hun, die de Kinderpokken drie, of viermaal krygen, dit niet anders veroorzaakt wordt, als daar door, dat de natuur te zwak is, om al de gist de eerste en twede reis na buiten te dryven, en de overgebleven, een nieuwe gisting maakt. Daar zyn Kinder-pokken, die, zonder van Koors verzeld te gaan, niet langer op zyn meest duren, dan drie dagen, de Puisten zyn wit, gelyk kleine blaasjes, vol van Wei, die opengaan, en drogen den zelfden dag. Deze zyn niet gevaarlyk. | |
De tekenen van de Kinder-pokken.De tekenen, die voorafgaan, zyn pyn in’t Hoofd, Walgen, Vermoeidheid, pyn in de Lenden, Verslagenheid, Koors. Zo den eersten, tweden en derden dag van de Koors, Kinder-pokken met rode en witte puistjes voor den dag komen, de Koors vermindert, en de andere toevallen naar gelang; zal’er niets te vrezen zyn: maar, zo de puistjes geel en loodkleurig zyn, of blaau en laag, en de Koors hevig, de dof- | |
[pagina 818]
| |
heid groot, de ademhaling moeilyk, de ogen en aangezlcht ontstoken, de stem zwak, de ongerustheid groot, met prikkelingen in ’t Lighaam, het water en de stof zwart, met Rodeloop, of een andere afgang, dan moet men alles vrezen. Daar is altyd meer zekerheid, als de Koors voor de Pokken en Mazelen gaat, dan wanneer zy’er op volgt, zo dit ooit gebeurt. De Kinder-pokken en Mazelen komen veel eer op ’t eind der Zomer, en in de Herfst, dan in andere tyden. De in een loopende Pokken, bestaande uit ene menigte van puistjes, die in een loopen, en bygevolg meer ongemak toebrengen, zyn altyd veel gevaarlyker, dan die op zich zelve staan. De Pokken brengen twe Koorsen voort, ene waar mede de Pokken opkomen; en ene waar mede ze ryp worden; en tussen die twe Koorzen zou de Zieke weinig minder dan gezond zyn, had hy de puisljes op het lyf niet staan. | |
Geneesmiddelen voor de Pokken.Men zal altyd best doen, dat men in de eerste Koors ader laat, en dat men met Klisteren en stovingen de Huid slap maakt, als ook dat men Mond, Slokdarm, Ingewanden dikmaal bevochtigt, dat men veel meelachtige, zuurachtige vocht met Salpeter drinkt, inzonderheid de Salpeter van Spiesglas, of sal Poluchrestum, en Melk met veel Water. De Spys moet wezen dun, de Lucht fris, ’t Lighaam gedekt, en in staat om deur te waassemen. Als de twede Koors komt, waar mede de Pokken rypen met alle hare toevallen; dan schynt men de ontsteking te moeten voorkomen, of ten minste te moeten maken dat zy weinig is, en verst van’t Hoofd. Dit geschiedt door lichte spys, die de verrotting weert. Door bevochtigende, zachte, zuurachtige drank, Door middelen die de Etter weren, openen, vochtigmaken, in grote menigte te drinken. Door baden en stovingen der Beenen, en door trekmiddelen aan de Voeten, en in de Haze van de Knie. Door een frisse koele Lucht toe te laten. Dit moet men van eersten af aan doen; en zo de ziekte hevig is, moet men’s Avonds, om vyf uren een Opiaat ingeven. Als de Puistjes ryp zyn, moet men zorg dragen dat de Etter niet na binnen ga, dit geschiedt door de Huid met warmte te stoven, den Mond en Keel te spoelen met warme hartsterkende, afvagende, de verrotting wederstaande drank te drinken; door zachte vochten en weekmakende Klisteren, dagelyks in te geven, en lang in te houden; door Vleesnat met Zout en zuur smaaklyk gemaakt, matigzware Wyn te gebruiken, en Opium tegen toevallen in te geven, Boerh. Aphor. Om zo veel mooglyk voor de Ogen zorg te dragen, kan men ze meet laau Rozewater betten. ’t Gebeurt menigmaal dat men verzweringen in de Ogen heeft, dan zal men tot de plaatzen zyne toevlucht nemen, daar men van de Ogenziekten handelt, daar zal men Geneesmiddelen vinden om te zuiveren en heelen. Als de Pokken beginnen te dragen, dat is, op den negenden dag, zal men ’t Aangezicht met Pomade smeren. | |
Pomade voor de Pokken.Neem vier oncen oud Spek, sny het aan kleine stukjes, en laat het in Water smelten, wring het daar na deur een doek, en sla het met wat Rozenwater, tot dat het sneeuwit wordt; en smeer daar na ’s morgens en ’s avonds daar mede ’t Aangezicht. Men vindt’er die veel van ’t Bloed van een Haas, warm op Aangezicht gelegd, houden. Maar zonder zo vele geheimen te zoeken, kan men Rozen-smeerzel, Pomade van Ceruis, of ’t Ceraat van Galeen. Men zal na den veertienden, of vyftienden dag purgeren, of met Kassia, of met Tamarinden, of met Rabarber, of met Catholicum Duplex, of met Siroop van Rozen, of van Persiken, men zal ze geven volgens den ouderdom, ’t geen niet moeilyk te doen zal zyn; want wat meer, of minder van dit Geneesmiddel, zal geen groot kwaad doen. Men kan ook Manna gebruiken, maar zy is zulke best die vollyvig en vocht zyn. | |
Geneesmiddel tegen de Pokken, en andere purperachtige Ziekten.Zo dra men enigzins gist dat men van die Ziekten is aangetast, moet men een stukje Schaarlaken nemen, ’t in sterke Brandewyn doopen, en leggen ’t zo heet als men ’t verdragen kan op ’t Hart van den Zieken, en herhalen ’t zelve van tyd tot tyd. | |
Geheimen om de Pokputten te beletten.I. Men moet het Aangezicht met gedestileerd Water van witte Wyn-azyn wassen, en des avonds als men na bed gaat, en ’s anderen daags met t Afziedzel van Malva en Zemelen, en dit acht dagen aan een herhalen, dat is, viermaal met elk, in dien tyd als boven. II. Neem een Kalfs-, of Ossen-long, zet die op een vuur van kolen, en als gy ze ziet zweten neem een Spnos en droog’er de vogt mede af, en druk die in een Potje uit; doende daar zo veel gewicht vets van een mannetjes Varken, en zo veel Alzem by; en mengende en roerende het onder malkander op een Komfoor, smeert daar na ’t met een steel van Alzem, als een Aspersie gemaakt, welke gy’er in zult weeken, op ’t Aangezicht. Men moet letten, dat de negen dagen voorby zyn. III. Neem het Dojer van een hard Ei, en verse Boter van elks even veel. Stamp ’t onder een, en leg’er eens, of tweemaal, of meermalen van, zo ’t u behaagt, op de Puistjes. Dit droogt ze op, doet ze afvallen, en belet de Pokputten. Dit middel is ook goed voor de Schurft. IV. Neem twe dragmen wit Koperrood, en een | |
[pagina 819]
| |
dragma Spaans-groen, stamp alles, en doe ’t in een verglaasde Pot, giet’er op drie pinten heet Water, en roer het wel met een houtten Spatel, of houtje, tot dat het Water koud is. Als de Puistjes zullen verzworen zyn, leg’er op twe dunne doekjes, in dat water nat gemaakt, en neem ze daar niet af, voor dat ze droog zyn. Dit middel is goed voor allerlei andere zoort van Puisten en Gezwellen. V. Neem ’t Niervet van een Rund, of Kalf, doe het op een schotel smelten, en smeer het met een veertje zo warm als mooglyk is, op ’t Aangezicht, als de Puistjes beginnen wit te worden, en zelf te voren. ’t Smeerzel belet het invreten, en maakt, dat men niet is getekend.
pokken (Spaanze) is ene besmettelyke ziekte, die men gemeenlyk krygt van oneerlyke en onkuisse Mans, of Vrouwen, door vleeslyke vermenging en onkuissen handel. | |
Tekens van de Pokken.Zy beginnen gemeenlyk met een vuilaardige Druipert; men voelt ene vermoeidheid over alle de deelen van ’t lighaam; men raakt aan ’t kwylen, krygt pyn in ’t hoofd, die ’s nachts vermeerdert, de armen en beenen zyn, als, of zy met hout geslagen waren; en ’t gehemelte is somwyl met Zweren bezet. Als de Pokken verouderd zyn, bederven de beenen, komen’er Beengezwellen, somtyds wordt het krakebeen van de Neus opgegeten, men ziet vlakken en droge Puisten op het vel, die rond en rood zyn. Eindlyk als de Pokken op haar hoogste zyn, beginnen de Tanden los te worden, uit te vallen, en het Tandvlees verzweerd, de leden van ’t Lighaam verdrogen, de Ogen worden blaau, de Ooren tuiten, de Adem stinkt, de Amandelen zwellen, de Huig hangt; de natuurlyke deelen zyn met Zweren gedekt, de Aars heeft gezwellen, het voorste der Roede en de Voorhuit staat met Vratten, en de Aars met Vyggezwellen. | |
Middelen voor de Spaanze Pokken.De Pokken zyn in ’t begin gemakkelyk te genezen; dus is ’t ’er niet mede gelegen, als zy oud zyn, de ziekte kwaadaardig, en de stem hees is geworden. Men vindt ook, dat zy moeilyker te genezen zyn, als zy met Beenbederf en Zweren, en uitwassingen van beenen verzeld gaat. ’t Voorjaar en de Zomer zyn de tyden, welke men tot de genezing moet kiezen. | |
Levenswys, die men voor ’t smeren, in de Spaanze Pokken, moet houden.Zy moeten zich in een warme plaats houden, gene spys gebruiken, dan die van goed sap is, als krachtige Vogelnatten; men moet zweetdryvende dranken van Gajakhout gebruiken, van Kinawortel en Salzeparel. Men moet ze Klisteren om ze een ruimen afgang te maken, men moet ze enige reizen Aderlaten, en zuiveren ze den Buik met een half dragma Jalappe, en vyftien greinen Mercurius Dulcis. Men moet deze Buikzuiveringen zo menigmalen herhalen als nodig is. De Zieken zullen zich daar na negen, of tien dagen ’s morgens en ’s avonds Baden. Maar onder ’t Baden ’t vluchtig Zout van Slangen innemen. Men geeft het van tien tot zestien greinen; of wel Slange-vet, van een half dragma tot een toe, in de Conzerf van Rozen. Dewyl ’t Afziedzel van Gajac meer kracht dan iet anders heeft, zullen we de wys opgeven hoe men ’t moet maken. | |
Afziedzel van Guajak-hout.Neem zes once geraspt Gajak, of Jenever-hout, twe oncen Schors van Gajak, een once Sassafras, een halfpond Spiesglas in een doekje gewonden, en een halfpond Kwikzilver in een doekje. Giet hier op twaalf, of vyftien ponden water. Doe ’t alles in een welgestopte Pot koken tot op een derde, of de helft. Laat het daar na alles deurzygen, en bewaar het ten gebruike. Na alle deze voorbereidingen, zal men de kwyling door middel van smeren met een Kwiksmeerzel veroorzaken. | |
Kwiksmeerzel.Neem raauwe Kwik, maak ze met Terebintyn en Varkens-reuzel dood in een Mortier; op een déél Kwik moet gy drie deelen Vet doen. Gy zult alles mengen, om’er een Smeerzel van te maken. Werking; Men moet den Zieken een Nat doen gebruiken, leggen hem by ’t vuur; en vryven hem daar na met een, of twe dragma Kwikzilver, in eens op zyn meeste, zonder ’t Vet te rekenen. Men moet de vryvingen met het hol van den voet beginnen, daar na moet men tot de Beenen opklimmen, en binnen de dyen. Men moet zorg dragen, dat men vooral de geledingen vryft, men zal met het Lighaam voortgaan en met den hals eindigen. Men moet zorgdragen, dat men de ruggraad niet smeert. Als de Zieke teer van gesteltenis is, zal zomtyd ene vryving genoeg zyn. Als men den Pokkigen dus gesmeerd heeft, moet men hem een Onderbroek, of Hansop van Lywaat aangeven, en leggen hem te bed. Men moet zorgdragen, dat men den Zieken van tyd tot tyd in den mond ziet, om te weten, of de Kwikzilver werkt. Dit weet men, als men de Tong, ’t Tandvlees, de Huig ziet zwellen, en de Zieke pyn in ’t Hoofd begint te gevoelen, zyn adem sterk ruikt, ’t Aangezicht rood wordt, en hy ’t kwaad heeft zyn spog deur te slikken, of dat hy begint te kwylen. Zo gene dezer tekenen te zien zyn, moet men den volgenden dag het zelfde weder ’s morgens en ’s avonds herhalen, zo men nog gene kwyling gewaar wordt: want men is somwyl genoodzaakt vier, of vyfmalen te vryven en in te nemen een weinig van de Panacea Mercurialis, om de kwyling voort te brengen. Zie panacea. | |
[pagina 820]
| |
Levenswys, welke men den Pokkigen moet, gedurende het vryven, doen houden.Zy moeten Eijeren, en Vleesnatten eten. Zy moeten in een warme Kamer ’t bed houden, en niet opstaan, dan als men het kwylen wil doen ophouden, ’t geen twintig, of vyf en twintig dagen duurt, of tot dat de kwyl noch stinkt, noch kleur heeft: maar klaar en vloeibaar is. Aanmerkingen. I. Zo’er onder ’t kwylen een Buikloop komt, hout het kwylen op; en, wil men het weder doen beginnen, moet men met Melk en Dojers van Eijeren den Buikloop doen ophouden. Maar zo ’t niet weder begon, moet men ’t door een kleine vryving weder doen geginnen. Zo de kwyling te overvloedig is, vermindert men ze door middel van een zacht Purgeermiddel, of met vier, of vyf greinen Aurum Fulminans, ’t geen men in Conserf van Rozen geeft. II. Een Zieke kwylt daaglyks drie, of vier ponden kwyl, hy houdt een Pot die met voordagt is gemaakt om ’t kwyl te ontfangen, hy zet ze in zyn Bed, aan den kant van zynen Mond. III. Zo het kwylen in den tyd van twintig, of vyf en twintig dagen niet ophoudt, doet men ’t ophouden met den Zieken een Purgeer middel in te geven. IV. De Zweren, die in den Mond overblyven, worden lichtelyk genezen, als men dikmaal met Gersten-water, met Rozen-honig, of laauwe Wyn gorgelt. V. Men gemeest de Vratten met ze af te binden, maar zo men ze niet kan afbinden, verbyt men ze met schroeimiddelen, als de Poejer van Sabine, of sterk Water; men moet zorge dragen, dat men de naburige deelen niet beledige. Men snydt ze somwyl af; men doet ze laten, en wast ze met warme Wyn af. Als de Zieke opgestaan is, verandert men hem van Lywaat, en Vertrek; men zuivert hem den Buik, doet hem nieuwe krachten, met goede Wyn en Spys, wederkrygen. Zo de Zieke al te zwak is, doet men hem Koeje-melk met Rozen-suiker geven. Pokken, die niet te zeer zyn verouderd, worden alleen door de Panacea genezen, zonder dat het nodig zy te vryven. Zie daar, hoe men zich daar in gedraagt. Na dat men heeft Adergelaten, Gepurgeerd, en den Zieken heeft laten Baden; geeft men hun tien grein Panacea Mercurialis, des morgens, en zo veel des avonds. Des anderen daags zal men vyftien grein des morgens, en zo veel des avonds geven; den derden dag, zal men ’s morgens en ’s avonds op elken reis twintig grein ingeven. Op den vierden dag vyf en twintig grein ’s morgens, en zo veel des avonds. Op den vyfden dag vyf en twintig ’s morgens, en zo veel ’s avonds, en den zesden dertig ’s morgens, en zo veel ’s avonds. Dus zal men al vermeerderende voortgaan tot dat ’t kwylen overvloedig voortkomt, en men zal ’t onderhouden, met van twe tot twe, of van drie tot drie dagen, twaalf grein Panacea in te geven. Eindlyk zal men niet eindigen met die laatste gift Panacea te geven; of de kwyling moet fraai zyn, en de toevallen moeten zyn geweken.
pokputten. Zie pokken.
pistasjesboom, in ’t Latyn Pittachia Terebinthus; men heeft’er twe soorten van. I. De gemene Terebintyn-boom, Threbintthus Vulgaris; en de Pistasjes-boom, Terbintthus Indica Theophrasti Pistachia Dioscoridis. Zy draagt Mannetjes en Wyfjes Bloemen, op byzonder Planten. De Bloemen van de Mannetjes-boom hebben gene Bloem-blaadjes, maar bestaan uit een menigte van Styltjes, of een Bezemtje met kapjes. De eerste ontwerpjes die in de Wyfjes-bloem worden voortgebragt, worden naderhand eirond, en krygen enen harden bast, daar ene, of twe langwerpige Karrels ingesloten zyn. Hier by moeten gevoegd worden, dat de Bladen aan weerskanten van ene steel, tegen malkander over hangen, en dat deze steel op een Blad eindigt. De Vruchten van deze twe soorten verschillen ook daar in, dat de eerste veel harder van schil zyn, en kwalyk vers genoeg overgebragt worden, om hier te Lande voort te telen; en dat zy ook eer ze opkomen twe jaren in den grond moeten leggen. Zie Gardners Dictionary. Plaats. Zy groeijen in de Archipel; maar de beste komen uit Arabie en Syrie; men vindt ze tegenwoordig te Napels en Venetien, en de wilde, in de Bossen. Eigenschappen. De Pestasjes zyn heet van aart, openende, goed voor de Maag, zy beletten pyn voor ’t hart, sterkende de Mond en Maag; want zy zyn wat bitter; zy maken grove vochten fyn, en zy zyn ten dien einde voor Lever, Long en Nieren goed. Men telt ze onder de verbeterende. | |
Om Pistasjes aan zuikergebak te maken.Men bedekt de geschilde Pistasjes met Suiker; zy zyn hartsterkend en zeer goed van smaak.
polei in ’t Latyn Pulegium. Beschryving, ’t Is een Plant die niet hoog boven de Aarde groeit. Deszelfs steel is dun en broos, ene Palm hoogte. Derzelver Bladen zyn by na rond, gelyk die van Mariolein; schoon ze wat groter zyn, en donker groen. De Bloemen van die, welke in de Tuinen groeit zyn rood, hebben lippen, zynde de opperste geheel, en de onderste gespleten; die op ’t Land wassen zyn wit, zy komen met de Bladen langs de stelen uit; de Wortel is fyn, vol haartjes en verspreid door de Aarde. Plaats. Zy bemindt vochtige plaatzen, bloeit in Juli en Augustus. Eigenschappen. Zy ruikt wel, is scherp en bitter van smaak, zy verdunt, verhit, en maakt ryp. Haar Afziedzel met Honig en Aloë, zet de zwartgallige vochten af, en de fluimen van de Long. Zy stilt de Buikpyn, Darmpyn en pyn in de Moer. Zy dryft het Venyn der Slangen uit, en geneest de Wonden, als men’er den Mond mede wast. ’t Gedestilleerde Water en ’t Sap verlichten ’t Gezicht, en | |
[pagina 821]
| |
genezen de jeuking. Zy verdryft de grove vochten van de Borst, brengt de Stonden en Nageboorte voort, zet Winden, Pis en ’t Kind af.
polium is ene Plant, waar van men verscheiden soorten weet; zie Hubners Kunstwoordenboek. Beschryving. De Bloem heeft een lip, die maar uit een Blad bestaat, der bovenlips plaats wordt van ’t bezemtje bekleed, en de onderlip is vyfmaal gesnipperd. De styl komt uit de kelk voort, en heeft onder zich vyf beginzelen van Zaadjes, die in de kelk zyn opgesloten. By deze beschryving moet men doen, dat de Bloem in een bos aan den top der stengel en takken groeit. Zie Miller Gardners Diction: Men heeft twederhande soort in gebruik. Het eerste soort is klein en witachtig, heeft langachtige Bladen met tantjes op den Rand, die de Stengel van boven tot onder omringen en evenver van den andere staan, hebben kleine, die de grote verzellen. De Stengels zyn recht, rond, hard als hout, en wit. Plaats. Deze Plant wast op de Bergen, en in magere plaatzen. Zy bloeit in Mei en Juni. Eigenschappen. De Polium is bitter van smaak, verdunnende, openende, afvagende. Dit Afziedzel geneest de verstoppingen der edele inwendige deelen, zy brengt de Pis en Stonden voort. Groen zynde doet zy Wonden sluiten, en inzonderheid diepe Wonden, vers op ’t Voorhoofd gelegd, is zy goed voor de Katarakten, en voor verduisteringen van ’t gezicht is’er geen beter middel. Beschryving van ’t twede soort. Zy kruipt over de Aarde, en werpt een menigte van Bladen uit, die wat kleiner zyn, dan de gemene Rosmaryn; uitgenomen, dat zy hard en wit zyn van onderen. De Stengels zyn dun, rond, witachtig en taai, en brengen aan haar opperste witte knoppen voort. Zy is by na, gelyk de voorgaande Berg Polium. Plaats. Deze Plant wast op de Heuvels en droge plaatzen, bloeit in Mei en Juni. Eigenschappen. Deze Polium is min krachtig, dan de andere. Haar Afziedzel is goed tegen Slangebeten en waterzuchtigen, en die de geluw hebben; met Wyn-azyn ingenomen, is zy goed voor die van de Mild gekweld zyn; zy is schadelyk aan de Maag, en veroorzaakt pyn in ’t Hoofd. Zy maakt echter den Buik week, en dryft de Stonden af.
pols. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
pols, dus noemt men ook een Springstok, waar mede men over Slooten springt.
polypodium. Zie Veelvoet.
polypus der Neuze. Zy draagt haren naam naar een Vis, dus geheten. Zie Hubners Kunstw. Zy begint met een klein puistje, en wordt allengskens groot. Zy verschilt van de Wonden der Neus daar in, dat zy zacht en hangende is, en de kleur van een Long heeft. Gelyk men de minste verzweringen niet moet kleinachten uit vreze van erger, zo is ’t voorzichtig na een Polypus te zien; men moet de genezing beginnen met algemene Geneesmiddelen, bestaande in Aderlaten uit Siroop van bleke Rozen, Confectio Hamech, Pillulae sine quibus, of Agaricum, of Aloë en klysteren van den enen tot den anderen dag. Daar na zal men enige dagen ontfangen den rook van Tabak, in de Neus, of steken’er de Bladen zelve in. Zo dat niet helpt moet men een once Gom Aza Foetida nemen, die men zal een nacht lang in sterke Wynazyn mengen, daar na zal men’er byvoegen een dragma Spaans-groen, aan PoeJer, en leggen ’t’er op, hebbende het te voren een weinig opgesneden. Men zal de Bladen van Bistorte doen koken, en snuiven ’t Afziedzel door den Neus op, of men zal de Wortel van Polypodium om den hals dragen, of door een handig Chirurgyn de Polypus, doen uittrekken.
polysten; als men de oude werken van Zilver wil Polysten, en ze maken als nieuw, moet men specie van Geld, of enig ander oud stuk Geld nemen, wat het ook zy, of nieuw, en leggen ’t op gevonkte kolen, kerende het gedurig om, tot dat het Aswit wordt; maak het daar na met een Bostel van Koperdraad schoon; en als ’t wel zuiver is, moet men het in water leggen, dat op deze wyze gemengd is. Neem Zee, of gemeen Water, zo veel genoeg is, wit Zout, Aluin en Wynsteen, zo veel genoeg is van elks, mengt en kook ’t in een verglaasde Pot. Zo ’t werk is op de ene, of andere kunstige wys in ’t wit gemaakt; neem een Denier Zilver, dat in fyne blaadjes is gemaakt, of Bladzilver zelfs, Zout Ammoniac twe dragmen en een halve, Salpeter anderhalve dragma, meng ’t en doe het tussen de gevonkte kolen, in een gedekte Pot, in welker dekzel in ’t midden een gat is, laat het daar in zo lang’er nog damp uit komt. Als ’t kout is geworden, stamp het tot Poejer, en kook ’t den tyd van een half kwartier uurs; gooi’er daar na de Specien van Geld in, welk ’t mag zyn, giet ’t water en zelf de werken in helder en laau water uit; en vryf ’t werk wel met Wynsteen; en ’t ander overschot blyft op den grond van de Pot leggen. Was het daar na in koud water af en droog het.
pomade, uitnemende voor de Lippen; Zie lippen.
pomp is een zoort van een werktuig, ’t geen dient, om water na om hoop te brengen, men heeft ze van twe soorten, dat is, een zuigende en persende, die een derde zoort uitmaken, dat beide de hoedenigheden heeft. Het laatste soort is van groot gebruik, en dient niet alleen om water uit Putten te halen, en het door een gans Huis te brengen, maar ook om Brand in Steden en op ’t Land te blussen. Men doet de Pompen door Mensen handen gaan, of door Paarden, of door Water-molens, of door Wind-molens. Die met de hand gepompt worden, geven weinig, en de andere veel water. Eindlyk de Meulen-pompen met Water, of Wind gaande, zyn van een grooter gebruik, om dat ze gedurig Water opgeven, want de Meulens kunnen met alle winden malen. De Pomp die de Heer du Perier heeft uigevonden, of verbeterd is, zeer gemaklyk by Brand. Twe man kan ze met al haar toestel gemaklyk verplaat- | |
[pagina 822]
| |
zen daar zy willen. ’t Is niet nodig dat zy op de plaats zy, daar ’t Water is; daar is een Buis van gewast Zeildoek; men noemt ze Mamiering, waar door ’t Water na de Pomp geleid wordt. Men kan deze Buis langer maken, naar dat men meerder stukken aan een steekt. Als de Pomp op de beste plaats gezet is, kan men ’t Water in den sterksten Brand brengen, door een andere Buis van Leder, die men door ’t aanschroeven van meeder stukken kan langer maken, men noemt ze de Slang. De stoffe, waar van deze Slang en Mamiering gemaakt zyn, maakt dat men ze over al kan heen brengen, en de Buizen kan men over al heen buigen, zonder dat daar door enigzins de loop van ’t Water belet wordt, en hoe de Menzen sterker Pompen, hoe ’t Water met meerder geweld wordt gedreven, de menigte van ’t Water is ook naar ’t getal der Pompslagen geschikt.
pond. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
pont is een soort van grote Schou, of vlak Vaartuig, en vooral waar mede men Rivieren met Rytuig oversteekt.
pooten. Zie Schaaps-póóten. Kalfspóóten. Ossen-póóten.
poten is een woord van den Tuin-bouw, ’t geen gebruikt wordt, om daar mede ’t in de grond zetten, of Planten van allerlei Gewassen en grote Zaden te kennen te geven, die men met de hand plaatst. ’t Is van de zelfde betekenis als Planten.
pootyser, of poothout, noemt men een rond Hout van ondere puntig, met een bult van boven. Men gebruikt het, om gaten in de Aarde te steken; en daar een Plant in te zetten, die daar zyne volkomenheid moet krygen; men gebruikt het voornamelyk om Kool te planten. Men heeft ze van meerder en minder dikte, en men gebruikt ze minder in lichte, dan zware gronden. Zie ook Palm-yzer.
populierboom, in ’t Latyn Populus. ’t Is een Boom, waar van men drie soorten telt, te weten de witte Populier, of Populier met grote bladen, de zwarte Populier, en de ratelaar; en enigen maken van de rammelende een byzonder zoort. Zy worden ook Abeelboom geheten. Zie abeelboom.
populo is een klein Rossolus, dat licht en aangenaam is, en zacht en gemaklyk om te drinken. | |
Om Populo te maken.Men neemt drie pinten water, laat het koken, en als ’t koud is geworden, doet men’er een pint Brandewyn, een pint geklarificeerde Suiker in; een half glas essentie van Anys gedestileerd, zo veel essentie van Kaneel, en weinig, of niet Muscus en Amber in Poejer, zo dat men ’t naaulyks zien kan. Dus maakt men de rechte en beste Populo, lettende nog wel, gelyk in de andere Rossolus, dat men de Suiker niet te lang laat koken, als men ze klarificeert, om dat zy in de Rossolis Kandy wordt, en daar wolken in maakt. Men zal ook ontrent dit stuk aanmerken, dat de Populo van Marseilje aan bederf onderworpen is, om dat men ze met koud water maakt: maar met gekookt water bederft zy nooit. II. Om de Populo te maken; neem een pint Stroop tot zyne dikte gekookt, een pint witte Wyn van de klaarste, een pint Brandewyn, laat ze een weinig warm worden, om ze wel te mengen, laat ze daar na door een Lekzak loopen met twe, of drie gepelde en gestampte Amandelen, om ze heet te maken, en een popje van reukwerken, zo gy de Essentien niet hebt.
post is een soort van Vis, die men in de Rivieren en binnen Wateren vangt, groot, breed en plat van Hoofd is, wyd van Mond, zonder Tanden, fyn van Vis. Men vindt ze op enige plaatzen zeer klein. Maar daar ze wat groter vallen is ’t ene uitnemende Vis om te eten.
post. Zie Hubners Kunstwoordenboek.
postilion. De plicht en bediening van een Postilion is de twe eerste Paarden van ’t gespan wel te mennen, goede Ooren te hebben, na ’t geen hem zyn Koetzier, of in de Stad, of op ’t Veld zegt; want een Koetzier gooit somwyl zyn Heer door de fout des Postillions omver, en van een steilte, daar men wel zorg voor moet dragen; en daarom moet hy overdaad in Wyn, of sterken drank myden. Hy moet zyne Paarden ook wel weten te bestellen, en daar voor alle bedenklyke zorg dragen. Hy moet niet nalaten daaglyks zyn Stal te vegen, zyne Paarden 's avonds te strojen, 's smorgens het stróó weder op te nemen, de Pooten der Paarden wel te wassen en te vryven, als hy weder in de Stad komt; wel zorge dragen, dat zy altyd wel beslagen, van Drinken en Haver op den beschikten tyd voorzien zyn; en ze de Manen en Staarten op zyne tyd uitkammen. Hy moet zyn Tuig altyd zindelyk en net houden, wel toezien, dat de Zaal, daar hy op rydt, zyn Paard niet drukke; en zo’er iet aan ontbreekt, moet hy ’t aanstonds den Stalmeester, of den Opziender, daar toe gesteld, te kennen geven; en ’t nooit na den Zaalmaker brengen, voor dat dees gezien heeft, wat’er aan ontbreekt. Dus maakt zich een Postillion by den Stalmeester aangenaam, en kan hy met der tyd Koetzier worden.
postelein is een soort fyn aardewerk. | |
Geheim, om Postelein en ander Aardewerk te maken.Neem wit van Ei, en doe daar in zo veel levende, fyn gestooten Kalk, als een neut groot is, besla het met malkander, en smeer daar mede de gebroken stukken, voeg ze aan een, zo na ’t mogelyk is; en maak, dat ze met een draad vast staan, laat het enen dag drogen; gy kunt ze naderhand gebruiken, als, of zy niet gebroken waren. Zo men groot Aardewerk weder heeft aan een te Lymen, moet men ’t zo vochtig niet maken, doende daar een groter menigte levende Kalk in, | |
[pagina 823]
| |
en zo ’t wit van een Ei niet genoeg is, zal me’er van nemen ’t geen men goed oordeelt.
potten is een Kunstwoord van den Tuinbou; ’t geen betekent een Plant met Aarde in de Pot te zetten, om ze daar in te laten groejen. Men neemt een Posteleine, of andere Pot, naar de grootte van de Plant, die men’er inzetten wil; men doet ze vol met welbemeste Aarde, welke men’er met de hand indrukt, op dat ze naderhand niet slinke, daar na zet men’er de Plant in, die men daar voor geschikt heeft. Deze Potten zyn van groot gebruik en gemak, men brengt ze, daar men wil, en schilt’er de Bloemperken mede op, dit doet nieuwe Bloemen in alle de Jaartyden opkomen.
potten van koper. | |
Aanmerking op de Koperen potten.Men moet alle mooglyke zorge dragen, dat men geen water drinke, dat in Koper vaatwerk gestaan heeft, om dat het een slechte smaak geeft aan vochten, welke men daar een tyd lang in laat; inzonderheid zo’er Zout in is; om dat dit bytachtiger is, heeft het meer ontbindens kracht, of vermogen, om de uitwendige deelen van ’t Koper te scheiden. Hierom wagten de Confituriers zich wel, voor ’t laten hunner Confituren in hunne Pannen, na dat zy ze van ’t vuur genomen hebben. Maar zy vullen en maken hunne Potten terstond gereed, om ’t gevaar niet te loopen, van hun gans Kookzel te verliezen door de onaangename smaak, die hunne Confituren krygen, zo zy ze in ’t Koper lieten koud worden. Hier op moet men verder aanmerken, dat die kwade smaak daar nooit aan by gezet wordt, terwyl de Vochten, of Vruchten over een sterk vuur zyn, en dat het altyd over een slap vuur geschiedt, of dat de Vochten in een Koper vaatwerk, al te lang blyven, als ’t van ’t vuur is gehaald. | |
Geheim, om Spaans Groen te maken.Maak verscheiden lagen van den droessem van de Druif, daar het sap uit geperst is, en Platen Koper; laat’er deze Platen in wééken, tot dat het ganze buitenste met groen bedekt is. Schrap’er dat opperste van, om ’t te vergaderen, en herhaal het zelfde zo menigmaal, als gy ’t nodig oordeelt, en tot dat zy gans in groen verteerd zyn. Hoe’er meer Wynsteen en gistende geesten in de Druif zyn, hoe de droessem bekwamer is, om dat groen te maken. Daarom geschiedt dit beter in Provence en Languedok, dan elders. | |
Om het Koper wit te maken.Neem Sal Gemma, wat As, gemeen Zout, Ammoniac Zout, Kristallen van Zilver, van elks twe dragmen; maak’er een deeg van met gemeen water, besmeer daar uw Koper mede, en zet ze daar na op geglomme Kolen tot dat ze niet méér rookt.
poupelain is een soort van aangenaam gebak. | |
Hoe men Poupelain maakt.Men neemt een vuist groot van een ongeroomd Kaasje, dien zelfden dag gemaakt. Doe die Kaas in een kom, maak ze fyn, en doe’er een weinig Boonenmeel en wat fyn Zout by, en daar na moet men dit onder een met een Pollepel beslaan. Als dit gereed is, moet gy dit op een geolied Papier doen, koekswys, ter dikte van een duim breed, en zetten ’t in den Oven, welker vloer heet moet zyn. Deze Koek zal binnen een half uur gaar en uit den Oven gehaald en gespouwen worden, daar na zult gy deze twe stukken, elk op zich zelven in een Bekken, of Vaatwerk leggen; dat gemaklyk is, waar in gesmolten verze Boter genoeg is; deze Boter moet gezuiverd zyn. Men moet de onderkorst’er eerst inleggen; en een weinig daar na ze’er uithalen en laten afdruipen, daar na moet gy’er de bovenkorst van de Poupelain in laten vallen. Als deze twe Korsten zullen zyn afgedropen, moet men ze boven en onder met Suiker bestrojen en met wat Rozenwater bevochtigen. Gy kunt ook ’t binnenste van de boven korst, welke gy suikeren moet wel toemaken, en leggen dan de stukken op een, tot dat gy ze eten wilt.
pracht is een uitnemende kostlykheid in Klederen, Opschik, Meubelen, Gevolg, Maaltyd, en Vermaken. De Pracht is een zeer gemene oorzaak van den ondergang van Huisgezinnen. Deze kostlykheid is boven matig, als zy naar den staat en ’t inkomen der Luiden, die deze verteringen maken, niet geschikt is, en de palen der Christlyke Zedigheid te buiten gaat, die in alle staten moet deursteken; behalven dat de liefdadigheid vereist, dat men van zynen overvloed wat afneemt, om daar van den Armen giften te doen. De ondervinding doet genoeg zien, hoe zeer de Pracht Huisgezinnen te gronde helpt, wat ergernissen dat het geeft, en wat misdaden zy doet begaan. De Profeet Esaias leert ons hoe zeer de pracht der Joodze Vrouwen, welke hy in ’t brede beschryft, gode mishaagde, en de schrikkelyke straffen, die haar zouden overkomen. De H. Petrus en Paulus vermanen de Christen Vrouwen met ernst allerlei soort van pracht te verminderen in hunne Klederen en opschik, en zich niet op te schikken, dan met Zedigheid en de deugd, die uit een Hart komen, vol van Godsvrucht, en die haar aangenamer zullen maken, dan al de edele opschik, boven hunnen staat, die haar by de ganze Wereld geacht maakt. Zie Tostat. over Matth. XI. quet. 23.
prangwortel. Zie anonis.
predikanten. Zie leeraars.
prei, in ’t Latyn PORRUM. ’t Is een Plant, waar van men twe soorten heeft, te weten wilde, en tamme. Beschryving van de wilde Prei, die een Look is. | |
[pagina 824]
| |
Dit soort van Prei verschilt niet van de gemene der Tuinen, wat het Figuur belangt, maar de smaak is scherper, en prikkelender. Plaats. Men vindt ze in de Wyngaarden, waar van zy den naam van Porreau de Vignes heeft gekregen, en in Landen die niet zyn beboud. Zy bloeit in Mei en Juni. Eigenschappen. De wilde Prei schaadt meer aan de Maag, als de gemene, zy is goed om slymige vochten te verdryven, om de Pis en Stonden voort te brengen. Zy doet rypen, als men’er een Pap van maakt. Zy is goed tegen slange beten. Enige Boeren gebruiken ze in koude Landen in de Keuken. Als men ze kweekt, verandert zy in tamme Prei, waar van ze niet verschilt, dan om dat zy niet wordt gekweekt. Beschryving. De tamme Prei is een keuken plant, welker Wortel langwerpig is, bestaande uit vele witte aan een gelymde Bladen, welke boven de aard-gekomen, hoe langer hoe groener worden. De Stengel, die uit het midden van die Bladen spruit, draagt op der zelver top een koker van witte naar den purpere trekkende Bloemen, met zes Blaadjes, klokswys geschikt. Na deze Bloemen vindt men ene driehoekige Vrucht, die in drie huisjes langwerpig Zaad besluit. Plaats. Men teelt deze Plant in alle Tuinen. Eigenschoppen. De Prei heeft de kracht van Uyen. Zy verwarmen den Buik, maken grove deelen fyn, twe, of drie malen in verscheiden wateren gekookt zynde, verliezen ze hunne winderigheid, en laten ze niet na de Vochten te verdunnen en wel te voeden. Als men ze eet geven ze gewoonlyk winderigheid, kwade Vochten, en kwade dromen, zy zetten Pis en Stonden af; zy zyn niet goed voor Blaas, of Nieren, maar schaden ’t gezicht. Men moet ze voor de andere spys eten, uit vrees van na ’t Hoofd te stygen. Zo men een te groten gebruik van Prei, ’t zy in Potspys, of gestoofd maakt, zou ’t imand wellustig maken, ’t gezicht verduisteren, en kwaad Bloed geven, imand vol Winden doen zyn en bezwaard dromen. Maar wat de Vrouwen belangt, zy worden’er Vruchtbaar van. De Prei onder de As gebraden, en gegeten, is zeer goed voor ’t Venyn van de Kampernoeljes. Zo gy Kumyn eet op Prei, zal uwe adem naar de Prei niet ruiken. Nero gebruikte alle morgen Prei-bladen met Olie, om een heldere stem te hebben. Schoon ze de Maag door hare winderigheid niet goed is, zo zy voor de twede reis niet gekookt is. Het Preiloof gekookt en op de gezwollen Speenen gelegd, doet daar aan veel voordeels; als men het met Honig stampt en papswys om een Spinnebeet, of de beet van een Venynig Beest legt, is het een uitnemend middel. ’t Zaad is wat trekkender, ’t wekt de Liefde op, zuivert de Longepypjes; gestampt en met witte Wyn gedronken, doet het de Vrouwen in Barensnood ’t Kind krygen. ’t Preizaad met Myrrhe en Weegbree-water is goed voor Bloedspuwen en ’t Bloeden van de Neus. Zo men’er van in een Wynvat doet, belet het ’t zuurworden, en zo zy zuur is, doet het ze weder goed worden. ’t Sap van Prei heeft dit zonderlings, dat het zeer goed is voor ’t tuiten der Oren; als men ’t met Vrouwe Melk mengt, en met Geiten Gal, of met Wyn van elk evenveel mengt, geneest het de Doofheid, en andere toevallen, die ’t Oor overkomen; men bedaart daar door de wrede Hoofdpynen. Zo men ze in den Olie doet koken, bedaart ze de Oorpynen en doodt Wurmen. Zo men niet zuiver geeft, of met Vleesnat gemengd, belet ze het bloedbraken, verlicht de Waterzuchtigen en zulke, die de Geluw hebben. ’t Preisap te veel gedronken is doodlyk. | |
De Kweking der Prei.Men onderscheidt ze in Holland, in grote, gemene en kleine. ’t Grootste soort moet ten minste ene halve voet van een geplant worden, om ze zeer dik te krygen. Het gemene soort, hoewel zo wyd verplant, wordt nooit zo dik. Beide deze soorten krygen veel malzer smaak; zo men ze als Seldery aanaart, of in Zand te meuken legt, in de open lucht; mits dat men ze dan voor Vorst beware. Het derde soort vermeerdert in den grond door deszelfs langachtige Balletjes, als Bieslook. Aanm. op Lusthoven. | |
Geheim om grote Prei te krygen.Zo gy de Bol van een Prei met een pen van hout steekt, en in ’t gat ’t Zaad van een Raap, of Komkommer bedekt hout, zal de Bol van de Prei zich opzetten en groejen tot een wonderbare dikte.
preservatief, uitnemend, van gewassen ontleend. Neem een korst en kruim van wel gebakken Brood zonder gebrand te wezen, gemaakt van de Bloem en niet van zuiver Koorn, dat een jaar oud is. Sny uw Brood aan sneedjes, en doe ze voor een helder vuur braden, tot dat het van binnen droog is, zonder branden; kies een pond zeer goede Jeneverbeijen, tot na den winter bewaard, die ryp en droog zyn. Stoot gebraden Brood en Jeneverbeijen in een glazen Mortier, giet daar op twe ponden Brandewyn, gehaald van een goede oude rode Bourgonje Wyn, of andere die wel ryp en gematigd is. Maak op uwe Kolf een zeer grote Helm vast, zonder de zamenvoegzels heel dicht te maken; schikkende ze zo, dat gy’er enige gaatjes in kunt maken met een Naald, om de schielyke onbetembare Geesten daar te laten uitvliegen, die onbedwingbaar zyn; en ’t Glas konden doen bersten. Gy zyult de stof in een hoop Paardenmest laten trekken, veertig dagen lang. Als het wel getrokken heeft, zult gy’er de Kolf afnemen, en de grote blinde Helm afgenomen hebbende, zult gy’er een met een bek op zetten, dien gy wel luteren zult, en gy zult zo lang Destilleren, als’er vogt op is (maar zonder aanbranden, of branden) die over wil gaan, welke gy | |
[pagina 825]
| |
in een grote Fiool zult ontfangen, welke aan ’t kapiteel zeer dicht geluteerd is. Naderhand zult gy deze stof weder overhalen, scheiden ze naar de kunst, en bewaren ze elk op zich zelven, uitgenomen ’t Water, dat gy weder op den doden kop zult doen, om ze daar op nieu als boven een dag acht, of tien op te trekken. Deze twede trekking gedaan zynde, zult gy ze’er zachtjes aflaten loopen in een andere Kolf, en Destilleren ze tot droogwordens toe, om’er ’t Zout van te halen. Herhaal dit werk zo lang, als gy Zout uit den doden kop kunt halen: werp ’t dan weg en bewaar ’t Water om tot een voerzel te dienen. Daar na zult gy den Geest, de Olie en ’t afgetrokken Zout laten den tyd van 40 dagen trekken, waar na gy een uitnemende Essentie en algemeen bewaarmiddel hebben zult tegen allerlei soort van ziekten. Men kan ze dan, twe, of viermalen op een jaar gebruiken den tyd van vyftien, of twintig dagen lang. Men geeft ze van twintig tot sestig druppen in een Vleesnat, ’t geen men alle morgens nuchteren moet innemen. Die onderhevig zyn aan enige zwakheid, kunnen daar van iet meer nemen, of minder naar hunnen aart, of den aart der ziekte. Zy kunnen zich ook van velerlei vocht bedienen, om ze daar mede in te nemen. Luiden die op hun uiterste zyn gekomen, zullen daar van meer, of minder nemen naar hunnen aart, of die der ziekte en andere omstandigheden. Men zal hun de Essentie geven, of in een lepel van zyn eigen Water, of in ene andere bekwame vocht. Dit middel herstelt den by na uitgedoofden aart, en haalt ze om zo te spreken van voor de poorten des doods. | |
Uitnemend Preservatief der Armen.Neem anderhalf once Alssem-bladen, en zo veel smalle Salie met zes oncen, en een half Wynruit. Was deze Kruiden in goed Welwater; en ze kleintjes gesneden hebbende stamp ze in een Mortier. Doe ze daar na in een nieuwe verglaasde Pot, en giet’er een half pintje van de sterkste Wyn-azyn op. Dek de Pot met zyn dekzel, en stop ze dicht rondom toe, en laat de stof den tyd van 24 uren trekken. Als ’t genoeg getrokken is, zyg de stof deur en pers ze uit. Gooi de vuiligheid weg en doe de vocht weder in een Pot, doe daar een once van de beste Turbith in Poejer by, sluit uwe Pot wel ter degen toe, gelyk te voren, en laat het trekken, den tyd van vier en twintig uren, laat daar na uwe stof deurzygen, welke gy in een zuiver Vaatwerk, dat wel gesloten is, bewaren zult. Deze vocht, welke men de Azyn van Ernest noemt, naar hem, die ze uit heeft gevonden, is uitnemend tegen de Pest. De Luiden die deze ziekte vrezen, zullen daar voor zyn bewaard, zo ze alle morgen een lepel van dezen Azyn nemen, met de grootte van een kleine boon Driakel. Die’er van aangetast zyn, zullen’er viermaal zo veel van nemen, trachtende zachtjes den tyd van vier uren te wandelen, zonder eten. Dit middel is beproefd. ’t Zoude nog meer kracht hebben, zo men ’t in de Zon, of een Mariebad liet trekken den tyd van drie, of vier dagen; en in ’t laatste trekzel moet men doen, met de Turbit, twe oncen Slange poejer, met ene menigte van Driakel naar gelang, zo dat het Geneesmiddel gans gereed is, als men ’t wil nemen. Men geeft altyd evenveel. | |
Ander wel beproefd Preservatief.Doe in Fonteinwater zo veel witte Vitriool smelten, als u behaagt. Laat het gesmolten door graau Papier lekken. Laat het, tot dat’er een vliesje op komt, uitwaassemen; en laat de vocht staan op een koele plaats, om ze Cristal te laten schieten. Schei ’t Water van ’t Cristal; laat het nog eens uitwaassemen, en Cristal schieten, gelyk te voren, schei de Cristallen, en ga daar mede eveneens voort, tot dat gy al uwe Vitriool hebt in Cristal geschoten. Laat uw Cristal schieten nog eens herhalen tot driemaal toe, gelyk we reeds geleerd hebben. Smelt eindlyk nog driemaal uwe Cristallen in Scabiosa water, of water van gezegende Distel, en laat uw smeltzel Cristal schieten gelyk te voren; zo zult ge een zeer zuiver Cristal hebben, ’t geen ge stampen moet, en bewaren in een glas. ’t Is deze Poejer, van Vitriool bereid, welke men in de Medicynen de Gilla van Paracelsus noemt. Deze Poejer doet zachtelyk alle de kwade vochuitbraken, en alle gistingen die te zuur zyn van de Maag en edele deelen, zy wederstaat aan de verrotting en Pest. Zy is uitnemend voor de Vallende Ziekte, en de Zinkingen, en in ’t algemeen, in alle de Ziekten, die door te groten overvloed, of door bederf van vochten worden veroorzaakt. Als men dit middel gebruikt, om de Pest te genezen, moet men drie dragmen in twe pond Water laten smelten. Men doet’er een groot glas vol van nemen door den zieken, zo dra hy voelt, dat hy van de Pest wordt aangetast. Men herhaalt het zeven, of acht uren daar na, daar na gebruikt men de gewone Kordialen, en men doet enig licht voedzel nemen.
prieel is een plaats met groente gedekt. Men zegt zie daar een Prieel van Buken, een Prieel van Ypen, niet onaangenaam in een Tuin, ook van Kornoelje, en van Kamperfoelje. Zie daar hoe men’er met Tuin-spreekwyze van spreekt.
prikken is een Zee-vis, die, van Krakebeen voorzien, wit van buik is, den rug met blaauwe en witte vlakjes heeft, glad van Huid is, zacht van Vlees en lymerig. Deze vis heeft geen been, zy komt in ’t voorjaar in de Rivieren. | |
Hoe men de Prikken gereed maakt.Gebraden Prikken. Men moet ze eerst stroopen, aan mooten snyden, gelyk Aal, ze laten zouten, daar na op de Rooster braden, daar na eten, als een gebrade Aal. Gestoofde Prikken. Lamproje en Ragout. Men moet ze laten bloeden, ’t bloed bewaren, daar na laten in warm Water aan moten snyden, daar na | |
[pagina 826]
| |
in Boter rood laten braden, met witte Wyn smaaklyk maken, en met Zout, Muskaatnoot, Peper, en Laurierblad, en een bosje fyne kruiden, en daar een weinig Meel bydoen. Als ze gaar zyn doet men’er ’t bloed by, en men dist ze heet op. Gefruitte Prikken. Zie Gefruitte Aal.
prikstok. Is ene Roede tien, of twaalf voeten lang, iets dikker dan een duim, en wat puntig van voren, ook wel met ene Yzere punt voorzien, om de Ploegende Ossen daar mede te stoten, en tot den arbeid aan te zetten: hier van daan zeggen de Bou-lieden: Prik de Ossen, zy Slapen. En dus zegt men iemand prikkelen, aanprikkelen, aanporren, dat is, aanzetten, gaandemaken.
prokureur. Zie pleitbezorger.
protest. Men heeft twe soorten van Protesten, de ene om ’t niet aannemen, en de andere om ’t niet betalen van Wisselbrieven die aangenomen zyn, ’t zy ze getrokken zyn op gestelden dag, of op een, of twe uzo's, of op zicht. De Protesten moeten gedaan worden op den tyd, dat de Wisselbrief vertoond wordt, als hy, waar op ze is getrokken, ze weigert aan te nemen, ’t zy om den tyd, of de som daar in vermeld, of by gebrek van Advys-brief, of van de Provisie, welke hy zal bybrengen: want by voorbeeld; zo hy, ten wiens behoeve een Wisselbrief getrokken wordt, zich vergenoegde met de aanneming, om te betalen, op twintig dagen zicht, in plaats dat de Wisselbrief acht dagen zicht medebragt, is ’t zeker, dat zo in twaalf dagen, welke hy ten dienste van den aannemer had willen verlangen, dees bank kwam te breken, en niet konde betalen, de Wisselbrief voor rekening van den houder zoude loopen, en dees zich op den trekker niet zoude kunnen verhalen. De rede daar van is deze, dat een houder van Wisselbrieven, geen meerder tyd kan geven, dan de Brief mede brengt, ten zy het was op zyn schade, gevaar, en baat. Eveneens is ’t gelegen zo een Wisselbrief eist betaling van drie duizend Gulden, en dat de houder alleen toestaat ’t aannemen van twe duizend Gulden, en niet meer dan die som ontfangt; dan zouden de duizend overige gulden voor zyne rekening blyven, zonder zynen verhaal op den trekker te hebben, om dat het den houder niet vry staat ene aanneming aan te nemen, en minder te ontfangen, als op de Wisselbrief stond, ten zy hy, by geschrifte, van den trekker last had gekregen, dat het voor zyne byzondere Rekening zoude blyven. Niet te min zoude de houder van de Wisselbrief kunnen toestaan ’t ontfangen van de tweduizend Gulden, als hy maar de Wisselbrief voor de duizend overige Gulden deed protesteren, om dat dit het voordeel van den trekker zoude zyn, dat de houder de tweduizend Gulden van zyne Schuldenaar ontfing. De houder van een Wisselbrief moet noet uitstellen protest te doen, als de Koopman, waar op zy is getrokken, aanneming weigert, om dat hy zegt geen Advysbrief van den trekker te hebben gekregen, of wel, dat hy geen provisie in handen heeft. Want de Posten moeten netjes in acht worden genomen, zo men geen gevaar van toekomende schaden wil loopen: maar men heeft in dergelyke gevallen iet in gebruik, ’t geen den Koophandel zeer voordeelig is: want om de aanneming gemaklyker te maken, en de betaling op Wissel, zenden eerlyke Kooplieden den Brief, noch het Protest te rug: maar wagten de acht dagen af, welke de Wisselbrief tot betaling mede brengt, gerekend van den dag van ’t Protest af, dat gemaakt is, by gebrek van aanneming. Middelende dien tyd, kan hy, waar op de Wissebrief is getrokken, een Advysbrief, of Provisie ontfangen hebben, om de Wisselbrief te betalen, en de tyd laat niet toe ze te laten loopen, als of hy ’t aangenomen had, en dit van den dag van ’t Protest af, gelyk boven gezegd is. Maar de acht dagen om zynde, en hy, waar op de Wisselbrief getrokken is, weigerende te betalen, moet men een twede Protest doen, dat gedaan zal worden by gebrek van betaling, en vervolgens moet men ze na de plaats zenden, daar de Wisselbrief is van daan gekomen, om ’t bekend te maken, of ’t den trekker in tyds aan te dienen. Men moet als een zaak van belang aanmerken, dat zo hy, waar op de Wisselbrief is getrokken, die niet wil aannemen, om ze in den tyd te betalen, welke de Wisselbrief medebrengt, en ze by gebrek van aanneming is geprotesteerd, de houder van de Wisselbrief kan hertrekken op den trekker; niet om hem te doen de somme wederom geven, die in de Wisselbrief vermeld is, om dat men hem daar toe niet noodzaken kan, dan wanneer men by gebrek van betaling heeft doen protesteren: maar wel om hem te doen borgstellen, dat ingeval de Wisselbrief van hem, daar ze op gertrokken is, niet wordt betaald, hy die som weder zal geven, die daar in vermeld wordt, met de Wissel en Herwissel, koste van Protest, enz. want het zoude niet redelyk wezen, dat hy ten wiens profyte een Wisselbrief getrokken was, imand anders, waar op de ordre zoude zyn overgegaan, ondertussen den tyd zoude wagen, die de Wisselbrief medebrengt, welke zomtyds twe, of drie maanden is, en dat de trekker zyn Geld zoude gebruiken. Zo dat de trekker is gehouden de Wisselbrief te doen door hem aannemen, waar op ze is getrokken. Of wel men kan ze in rechten noodzaken, goede en voldoende waarborg te stellen, of de Penningen weder doen geven, voor de waarde der Wisselbrief uitgeschoten. Dit is gebruiklyk en bejegent gene zwarigheden onder de handeldryvende Bankiers. De Protesten, by gebrek van alle soorten van Wisselbrieven te betalen, die op gestelden dag en uso, of dubbelde uso zyn getrokken, moeten gedaan zyn binnen de tien dagen gunst, gerekend van den volgenden dag van den Wisselbrief. De tien dagen gunst, zyn van grote dienst, hierom zenden eerlyke Luiden en verstandige Koop- | |
[pagina 827]
| |
lieden nimmer om ’t Geld van hunne Wisselbrieven, dan den achtsten, of negenden dag, na ’t vervallen der Wisselbrief. Maar de aannemers moeten ook hun Geld gereed hebben, om stipt te betalen. Want al wat de houders hun kunnen doen, is te wagten tot den tienden dag, wanneer ze by gebrek van betalinge verplicht zyn den tienden dag te protesteren, ten zy ze gevaar wilden loopen, dat de Wisselbrief voor hunne rekening liep. In de tien dagen gunst, zyn de Zondagen en Feest-dagen ook begrepen, zo dat, zo de tien dagen gunst op Paas-, of Kers-dag vervielen, men op die zelfde dagen zoude moeten Protesteren, om dat men die oplettenheid in de tien dagen na die van de Wisselbrief moet hebben.
pruimen-bogaard, is een plaats daar niets dan Pruimen-boomen in geplant staan.
pruimen-boom, in ’t Latyn Prunus. ’t Is een soort van geboomte, waar van men twe algemene soorten onderscheidt, de wilde en tamme. | |
Beschryving van den wilden Pruimen-boom.Zy is zeer klein, de Schors is graau, wat na den purperen trekkende, de Bladen komen niet voor den dag, dan na de Bloemen, zy zyn kleiner, en harder, dan die van de tamme Pruimen. De Bloemen zyn wit, teder, bitter, bestaan uit vyf blaadjes. De Vrucht heeft de grootte van een grote Druif; de kleur is zwart, trekkende na den blaauwen; ’t Vlees is groenachtig en scherp, daar is een Neut in, zo groot, als die van een Kers. Men noemt de Vrucht Sleepruim. Plaats. Deze Boom wast op de Velden, in de Hagen en onbeboude plaatzen. Eigenschappen. De ganse wilde Pruimen Bomen, dat is, ’t Hout, de Bladen, en Vruchten zyn samentrekkende; men gebruikt ze in de Rode-loop, en afgang. Men perst het sap der wilde Pruimen uit, mits dat men ze hebbe gestampt. Men zet dit sap op een klein vuur, om ’t dik te laten worden, en’er een lyf aan te geven, dat is, als drop van Zoet-hout. Dit uittrekzel gebruikt men in de plaats van de Acacia van Egypten. Dit maakt, dat men ze noemt Acacia Nostras, of Duitze Acacia. Men geeft ze van een halve schrupel tot een half dragma in. Men laat de Bloemen van de wilde Pruimen-boom twe dagen in witte Wyn weeken, en daar na doet men’er een Water van Destilleren, dat zweetdryvend is in ’t zydwéé. Men geeft het van vier tot zes oncen. De Bloemen maken loslyvig. Men maakt met de rype Sleepruimen, in den Oven gedroogd en daar na gestampt, ene Wyn, waar van de kruidige geur niet onbehaaglyk is. Deze Wyn is goed in Buikloop, die zonder koors en krimpingen is. | |
Beschryving der tamme Pruimen-boom.’t Is een middelmatige Boom, hebbende gekartelde Bladen; de Vrucht is ook rond, vleesachtig en heeft een langwerpigen steen, die hard van binnen is. De Boom en Vrucht is vry bekend. Men heeft’er verscheiden soorten van. De gele Amely-pruim; de enkelde, dubbelde, rode, witte, bonte Abrikoos Pruim, Boere witte-, Boere blaauwe pruim, blaauwe ronde Kwets, Bondblads Pruim, Damast Rojaal, dubbelde Boere witte, Duitze blaauwe, Dojonnee, dubbelde Kroos, dubbelde Bloems-pruim, Engelze blaauwe Pruim, vroege en rode Eijer-pruim, witte enkelde Kroos. Franze Pruim, Franze rode Pruim, groene Mirabellen, enkelde Bedelaars-pruim, dubbelde Mirabellen. Hoogduitze-kwets, Katryne-pruim, Konfyte-pruim, Maagden-pruim, Megchelze Kroost, blaauwe, witte, dubbelde, enkelde, Oranje-pruim, Pedagron Pruim, blaauwe, zwarte, dubbelde Pruim van Damast, enkelde dubbelde, paarse Eijerpruim, roode, witte, Los op steen, Pruim de Altesse, Prumiools Pruim, of Brugnole, Rouge; Ros Pruim, Rozekleur Pruim, Slee-pruim, Spek-pruim, Surprenante Pruim, Violet Pruim, vroege ronde blaauwe, Violet van Zorgvliet, Witte Mirabel Pruim, Wateringze Kroos, Witte Wyn-, Kroos-, Paters-, Rynsburgze-, Eijer-, Maloot-, Damast-pruim. Wy zullen de beschryving van enige voorname hier laten volgen. De dubbelde en enkelde Mirabellen, zyn groen gekleurde. De enkelde zyn rond, als een knikker, draagbaar, alleen tot Konfyten bekwaam. De dubbelde is smaaklyker, zo groot, als de dubbelde Boere witte Pruim, maar langwerpig, ingedrukter van naad en vleessiger. De dubbelde Boere wit is rond, geel gekleurd, wat na den groene trekkende, sappig en smaaklyker, als de dubbelde Mirabel, maar verschilt weinig van de enkelde Boere Pruim in Smaak. De enkelde witte Boere Pruim is geelder, maar ’t beste soort heeft rode spikkels. Deze wordt by velen de smaaklykste van onze neerlandze Pruimen gehouden, vooral zo zy op Stambomen ryp zyn geworden. De Aprikoos-pruim, die na de Boere witte Pruimen komt, is van grootte, als de dubbelde; maar een weinig langachtig en vleessig, zy zyn van kleur rood violet vlakkig, waar in somtyd hoogrode stippen staan, zy zyn beter van smaak, dan Eijerpruimen, dog niet zo geurig, als de witte Boere-pruim. Konfytkroos, de smaaklykste en beste van alle Pruimen, om aan Schuttingen geplant te worden, is zeer vleessig, aangenaam en geurig van smaak; maar niet draagzaam, byna rond, zo groot als gemene Kroos, en van kleur hoog blaau Violet, na den rode trekkende. De Damast en Katharyne Pruimen zyn droger en vleessiger, als de Konfyt-kroos, maar hier te Lande niet geurig, om dat ze niet ryp worden. zy zyn van verscheiden soorten, Violetkleurig en langachtig. Witte en Violette Eijerpruimen, zyn draagzaam, en worden daarom met voordeel geplant; vooral Violette, die’er aangenamer uitzien en smaaklyker zyn. Kroozen zyn’er van vele soorten, maar meest | |
[pagina 828]
| |
Blaau en Violetkleurige. Zy zyn draagzaam, maar niet euvel van smaak. De Pedagron Pruim is van twe soorten, witte en blauwe. De witte is groot en wat lang, zy is raau zo wel als geconfyt goed. De Pedagron Violet is groot, vroeg en vol waas, zy lost steen, en is beter dan de witte. Zy is vast van vlees en gesuikerd. Men eet ze raau. Men maakt’er Confituren van. Men noemt ze Perdigron de Cernais dubbelde Damas, of Passe Velour, en te Parys, Prune de Monsieur. Zy is daar zo goed niet als in heete Landen. Dadelpruim, men heeft’er twe soorten van, een dat wit en langwerpig, als een Dadel is, en als zy ryp zyn, zyn ze raau goed om te eten, en zeer vroeg ryp, ook is’er een rood soort. Behandeling. Men moet de Pruimen voorzichtig handelen in ’t plukken en bewaren, op dat ze hare Waas niet verliezen, en daar door de aangenaamheid van haar gezicht. Plaats. De Pruimeboom wordt op goede gronden gekweekt, en bloeit in April. Eigenschappen. Alle de Pruimen zyn vochtig en koud, de zoeten doen afgaan, de samentrekkende stoppen. De beste zyn de Damast-pruimen, die uit Sirien komen. Als deze droog zyn, zyn ze goed voor de Maag, en vers al zo wel, als droog. De Bladen verkoelen, drogen, stoppen den afgang; hun afziedzel in Wyn, als men’er mede gorgelt, is goed voor de Zinkingen, die op het Tandvlees vallen, en op ’t overige van de Mond. ’t Electuarium Diaprunum, is een goed Buikzuiverend middel, inzonderheid het Solutivum. Dit is een middel om Gal te lossen. ’t Afziedzel van Damast-pruimen met Honig van Plompen gemengd, is goed voor Hoofdpyn. ’t Afziedzel der Bladen van Damastpruimen, met wat Melk gekookt, geneest de Verzweringen, die in de Mond van kleine Kinderen komen. De Gom, in witte Wyn gemeekt, en nuchteren gedronken, breekt en doet lossen de Steen door ’t wateren. De Pruimen raau gegeten en in al te grote menigte, zyn oorzaak van de Loop. De Pruimen beginnen in de Maand van Juli gegeten te worden; als het weder droog en warm is, heeft men ze tot dicht aan October: maar, zo ’t weder vochtig en koud is, hebben de Pruimen genen smaak, en zyn ze zelfs tot in September toe niet te eten: ’t is voor ’t overige een goede Vrucht, die men op verscheiden wyzen gereed maakt. Men eet ze raau, gedroogd in den Oven, en Confituren; gesuikerd, of gestoofd met suiker en gedroogd. | |
Gekonfytte Pruimen.Men Konfyt geschilde en ongeschilde. Men laat ze de Steen houden. Men zal alleen de Stelen afschrappen om ze te groender te maken; men zal ze in ’t water gojen, na mate dat men ze schilt. Men moet ze om te Konfyten van den Boom plukken, en ze niet laten afvallen. De ware tyd van plukken is, als zy beginnen rood te worden. De beste, die men daar toe heeft, zyn de Perdrigon, de Mirabel. de Abrikoos-, Katharyne-pruim. De Pruimen, die men schilt, zyn gemeenlyk zulke, welker bast in ’t rypen rood wordt, latende de andere ongeschild, of ’t moet om de lekkerheid wezen; want wat de smaak aangaat, de schel is ’t smaaklykste van alle Vruchten. Men laat ze in een weinig water eens opkoken, en men werpt ze daar na in een Pan, en zet ze op een Fornuis, waar in de Kolen maar half gevonkt zyn, op dat de Suiker, eer ze gevonkt zyn, tyd hebbe om te smelten. Men moet aanmerken, dat men in alle Konfituren, de kolen niet dan half ontstoken moet hebben, als men begint te Konfyten, en zo men kan, moet men ze in eens koken, dat is, dat men ze niet van ’t vuur moet halen dan wanneer ze genoeg zyn. Want als men ze zo menigmaal over ’t vuur brengt vermindert het de kleur, en doet het de Stroop aanbranden. Ontrent de gekonfyte Pruimen, die zich boven aan uw Bekken zetten, moet men toezien, dat men wel schuime, en de Vrucht in zyne Stroop wel doe wentelen, met de rug van de Schuimspaan, doende ze gedurig boven de Vrucht koken, en als gy ziet, dat de Stroop taai wordt, is ’t een teken, dat het aan ’t genoeg nadert, ’t geen ge aan de druppen weten zult, die gy op een Schotel doet, als die niet vloeijen. Als uw Konfyt genoeg is, zult gy ’t van ’t vuur halen, en ’t op de zelfde wys handelen, als van de Peren gezegd is. Zo gy ze in de Potjes wilt doen, als zy genoeg gekookt, en byna koud zyn, zult gy ze van hare Stroop laten afdruipen, en leggen ze netjes in uwe Kopjes zonder te sterk te drukken. Daar na zult gy, na twe, of drie dagen ze te hebben laten afdruipen, zo’er nog enige vochtigheid op is, de Stroop weder warm maken; en is zy te dun, zult gy ze weder opkoken. Daar na zult gy ze door een Temes op uwe Pruimen gieten, zonder ze van uwe Potjes af te lichten, en maken, dat’er de Stroop op staat, die haar voor bederf zal bewaren. Gy zult ze drie dagen ongedekt laten staan, daar na zult gy’er een rond Papier op leggen, zo groot, als ’t Kopje, dat de Stroop zal raken, op dat, zo ’t bederft, men van Papier verandere. Dit maakt, dat de Konfituren’er wel en beter uitzien, als men ’t Papier oplicht. | |
Gestoofde Pruimen van Perdrigon.Neem ontrent twe pond Pruimen van Perdrigon, schil ze wel, en werp ze in koud water; als gy ze hebt geschild; kook dan water in een Konfituurpan, waar in gy ze werpen zult, na dat’er ’t eerste water wel is afgedropen; laat ze daar na eens opkoken, en draag zorg, dat ze geen Marmelade worden. Neem ze dan af en laat ze op een bodem van een Schotel, of Tafelbord afdruipen; neem daar na een half pond, drie vierendeel, of meer Suiker, en doe die over uwe twe pond Prui- | |
[pagina 829]
| |
men. Gy zult de Suiker tot een sterke Stroop laten koken, daar na zult gy uwe Pruimen, de ene na de andere in orde leggen, op dat ze niet breken. Gy zult ze zachtjes in een Bekken roeren, en over ’t vuur, en hun geven zeven, of acht walmen; nemen ze dan van ’t vuur; schuimen ze; laten ze koud worden, en dissenze op. Groene Pruimen. Deze Pruimen worden op de zelfde wys gereed gemaakt. Zo ze niet ryp zyn zult gy ze wat langer laten koken, dit kunt gy uit het handelen weten, en gy zult maken, dat ze in ’t water niet breken. Wat het gestoofd van Pruimen belangt, ’t geen gy heet zult eten, gy zult niet dan een half pond Suiker op een pond Vruchten nemen; om de zindlykheid zal men de helft van de steeltjes afsnyden, om ze aan ’t overige aan te tasten, zo men gene Vorken wil gebruiken. Zie vrucht. | |
’t Kweken van Pruimen.De Pruimen worden dan van uitloopen voortgeteeld, en geven vruchten, al worden ze niet geënt. Als men ze echter Okuleert, of zoogt zyn de Vruchten smaaklyker, en draagzamer. De Rospruim, die een soort van een wild Kroostje is, dat draagzaam is, en krachtig houtgewas maakt, wordt deurgaans tot Okuleren en zoogen gebruikt. Doch best is ’t de uitloopen van ider soort daar toe te gebruiken. De Pruimenboomen maken vele fyne haairwortels, willen vochtige gronden hebben, en niet veel Mest, en vooral geen Paarden-mest. Zy moeten niet veel besnoeid, noch luchtig van binnen gemaakt zyn. De Pruimenboomen, die krachtig houtgewas voortbrengen, zyn zelden draagzaam; maar door verplanten, en de Wortels een weinig te drogen, als ze uitgehaald zyn, kan men ze draagzamer maken. | |
Middel tegen de ziekten der Pruimeboomen.Zo de Pruimeboom kwynt, en weinig draagt, giet de moer van Wyn met water gemengd by, den Boom, of wel pis van een Koe alleen, of oude Mensen pis, met water gemengd, of As van den haart, en van Wyngaard hout. Aanm: op Lusth.
ptisaan. Zie koeldrank.
puisten van ’t aangezicht voorhoofd; Zie aangezicht en wezen.
puit is een soort van Net, ’t geen dient om Vis te vangen. ’t Is niet anders dan een deel van een Fuik. Men heeft de wyze hoe men ze maakt met de afbeelding daar van in ’t Artikel net. Blandz. 632. Wy zullen hier opgeven, hoe men ze in alle waters legt. Als dit niet is toegesteld, moet men het aan ‘t water by de plaats brengen, daar men ’t leggen wil. Deze moet een plaats zyn daar men Biezen, en vry dikke ruicht heeft, daar moet gy’er met een stok een plaats voor maken, die zo groot, als uw Net is. Deze deurtocht zal zo veel beter zyn, als zy langer en wyder is, en evenwel op den ingang der Puit eindigt; zo aan ’t eind E. als aan ’t ander F, om de Vis te beter in ’t Net te leiden. Als de plaats gereed is, moet gy vier steenen hebben, elke vier, vyf pondeu zwaar, en maken die aan enen der stokken vast, by voorbeeld aan die daar de Touwen aan vast zyn, getekend met de Letters G. H. I. K. om ’t Net te doen zinken. Gy zult ook een Tou L. R. vast maken, met het ene eind aan ’t midden L. van de Stok, met E. F. getekend, dat een bekwame langte heeft, om met het andere eind boven ’t water, te reiken, om daar aan de Puit kan ophalen. Zo de Plaats daar gy ’t Net moet zetten bygeval zo ver van de kant was, dat men ’t konde zetten, zonder te water te gaan, om ’t zo te leggen, dat het gans, gedekt was; by die gelegenheid, zal ’t Tou R. u dienstig zyn, om ’t’er uit te halen; want zo gy moet te water gaan om ’t te leggen, zal ’t u nodig zyn, om ’t’er uit te halen: want zo gy zyt genoodzaakt geweest te water te gaan, om ’t te leggen, en gy ’t eind R. van ’t Tou hebt aan de kant gebragt, hebt gy niet nodig’er weder in te gaan, om ’t Net by het Tou R. uit te halen, en als men by ’t Tou R. trekt zal ’t Net wel volgen, zonder dat men is genoodzaakt zich voor een twedemaal nat te maken. Zo de plaats, waar op men ’t zetten wil, niet meer, dan een voet, of zes van de kant af is, kunt gy ’t wel doen, zouder u te water te begeven, nemende het dwers by een van de houten en leggende het op uw hoofd, zo dat de Stok G. H. I. K. daar de steenen aanhangen, boven zyn, of tegen over die, welke gy in de hand hebt, gy zult ze midden in de deurtogt werpen, houdende ’t eind van ’t Tou H. vast, daar na zult gy met een gevorkt eind van een stok, het Net op zyne plaats leggen en schikken, om het met loof, dat gy gesneden hebt, te dekken, en, al ’t andere zult gy in ’t vaarwater gojen, op dat de Vis het gemaklyker volge, als zy daar een dekzel vindt: men kan’er het Net een nacht, of twe inlaten, naar dat het warm is, en niet langer.
purperkoors. De tekenen, welke voor de Purperkoors gaan, verschillen weinig van die, welke voor de Kinderpokken gaan, en voor ’t Roodvonk; alleen is de Pols wat kleinder en trager; de waters zien’er somwyl gezond uit, somtyds dik en drabbig, en men bloedt uit de Neus, en heeft een kwaden adem. Zo de Purpere vlekken op den dag der scheidinge voortkomen; in hoe groter menigte zy zyn; hoe ze minder zyn te duchten. Maar zo de vlekken weinige zyn, zwart, of blaau, en buiten scheiding, zyn ze doodlyk. De Waters en ’t zweten zyn zekere voortekens in de Purperkoorts; ondertussen, die wel gekookt zyn, en in welker midden een wit slym voor den dag komt, ’t geen schynt te vermeerderen, en As op den grond van ’t Glas, van den enen dag tot den andere heeft, zyn van een zeer goed voorteken. | |
[pagina 830]
| |
Wat de zweeten aangaat, zo ze matige zyn, en van ’t begin tot het eind der Ziekte duren, en men daar niet van verzwakt is, zyn ze beter voortekens, dan die den maat te buiten gaan, en de toevallen niet verminderen. ’t Is ook goed, dat de buik niet te los, noch te zeer gestopt is; ’t ene zoude ene zwakheid beduiden, en ’t andere een lange ziekte, ’t geen den elfden, of veertienden dag ene slaapziekte, of ylhoofdigheid, of andere moeilyke toevallen zoude kunnen beduiden. Te genezen is in de Purperkoors een goed teken, ’t slapen maakt, dat ze na de herzenen niet stygt. Maar veel te nikken is kwaad, of ook ’t schrikken en ’t beven der handen, ’t stamelen, ’t doof worden, en weggaan van den honger. Als men de Purperkoors wil behandelen, moet men tot de geneesmiddelen in de Koors en roodheid in gebruik, zynen toevlucht nemen. Zie pest.
purgeermiddelen. Cristallen de Luna, men geeft ze van twe tot zes grein. Sublimatus Dulcis, men geeft ze van zes tot dertig grein. Een altyd durende Pil. Sal Polychrest, men geeft het van een dragma tot zes. Tartarus Vitriolatus, men geeft het van acht tot dertig grein. Crystalli Tartari, geeft men van een half, tot drie dragmen. Tartarus Solubilis; men geeft het van een Scrupel tot een dragma. Hars van Jalappen en Scammonie, men geeft het van vier tot twaalf grein. Jalappen, van zes grein tot een dragma. Rhabarber, geeft men van vyftien grein tot een dragma. Extract van Rhabarber, geeft men van tien greinen tot twe scrupel. Extract van Aloë, geeft men van vyftien grein tot een dragma. Extractum Panchymagogum, geeft men van een tot twe scrupel. Pulvis Cornachinus, geeft men van vyftien tot veertig grein. Magisterium, of Precipitatum Antimonii, geeft men van vier tot twaalf grein. Extract van Rozen, geeft men van een half dragme tot twe dragme. Muskaatrozen in infusie. Honig. Sennebladen.
put, of Wel-put; is een enge diepte van ronde gedaante in de aarde, welke men al gravende, of borende, of door beide maakt. Men maakt voornamelyk putten, om water op de plaatzen te hebben, daar men ’t deurgaans niet heeft. | |
Van de plaats daar men Putten moet maken.Men moet zorge dragen, dat men ze op plaatzen graaft, die ver zyn van Sekreten, Stallen, Mesthoopen, en andere plaatzen, welker stank zich met het water vermengen kan. Hierom zal de voorplaats van het Huis, de plaats zyn, om ze daar zo groot te maken als men wil. Wat de deugd van ’t water belangt; deze hangt van den aart der plaatze af, waar in men ze graaft; want, zo de grond zandig en zwart is, of dat’er Klei, of Keitjes zyn, of nog beter, zo’er Keitjes en Zand zyn, dan hoeft men niet te twyffelen, of men zal’er goed water hebben. Maar in tegendeel zo ’t een aarde is, of zo’er Kryt, of Modder is, dan kan men’er niet voor in staan. Gelukkigen zyn dus zy, welker grond de vereiste hoedanigheid heeft om goed water te hebben: want daar is geen ander middel, om goed water te hebben. Aanmerkingen. Zie daar aanmerkingen, welke men geloofd heeft over de plaatzen te moeten maken, daar men Putten zal graven. Verscheiden die Huizen op de kanten van Velden hebben, en menen daar Putten te maken, zouden denken, dat ze veel geld spaarden, dat zy ze op zo een plaats maakten; en ziende ene plaats daar Wilgeboomen, of Stoven wassen, welker aart na vocht trekt; zullen de luiden een ontwerp hebben om daar hun Huis te stichten, menende daar met weinig kosten water te zullen krygen, en dat die Put nimmer uit zoude dragen. Maar zy bedriegen zich zeer, want schoon die plaatzen zeer vochtig zyn, echter zullen de Putten, daar gemaakt, de eerste nood hebben, om uit te drogen; terwyl ’t water niets deugt. Men moet daarom zich wagten van op zulke plaatzen Putten te maken. De Putten moeten wel onderhouden worden, want het is zo veel moeite niet, ze eens ’s jaars schoon te maken, en’er geen vuil in te gojen. Tegen de gedachten van hun aan, die de Putten sluiten, om ze schoonder te houden, zegt men daar en tegen, dat men ze niet genoeg kan open maken, om’er de lucht te laten by komen, die maakt het water beter, en zuiverder, dan, of dezelfde den dag niet ontfingen. Eindlyk zo men goed Putwater wil drinken, moet men’er veel water uithalen, alzo’er niets zekerder is, dan dat hoe men’er meer uithaalt, hoe de deelen, die het uitmaken, min grof zyn, en gevolgelyk wordt het beter voor de gezondheid. Om te maken, dat de Putten, die by de Zéé zyn, zoet water hebben, maak een wyde ruime diepte, al was zy van honderd voeten middellyns. Na dat gy eerst gezet hebt zeer lange Palen, zult gy ’t geen’er in is wel uithalen, en al de modder, die daar in is, zult gy met gereedschappen wegwerpen, die daar toe bekwaam zyn; behalven de Palen zult gy door dit middel ze in staat stellen tegen de hoge vloed. Als zy droog zal zyn, en’er geen vocht altoos in is, zult gy nog een andere ry zeer lange Palen steken, tien voet van den andere, en zult’er ook al de Modder uitgojen, en op de zelfde wys drie, of viermaal doen, tot dat gy zoet water krygt.
pyl van een Vuurpyl, is een lang dun Hout, | |
[pagina 831]
| |
dat men aan de gevulde Pyl vast maakt, die zo zwaar moet wezen als de Vuurpyl, om ze in evenwigt te houden; anders zou ze niet om hoog gaan.
pyn. (hoofd.) Zie hoofd.
pyn in de Buik. Deze zyn pynen, welke men in de Buik als men ’t Kolyk heeft, gewaar wordt. Zy worden door scherpheden veroorzaakt, of door winden, in de darmen zich onthoudende. De Vrouwen, die op ’t Baren staan, zyn onderhevig aan Buikpynen, zo wel, als jongeboren Kinderen. De Sennebladen, die niet wel gezuiverd zyn, geven ook Darmkrimpingen; en Paarden sterven’er somwyl van. | |
Geneesmiddelen voor Buikpyn.Wy noemen Darmkrimpingen, die Buikpynen, waar aan men somwyl den naam van Kolyk geeft, schoon, om eigentlyk te spreken, de naam van Kolyk zich niet uitstrekt tot de pyn in alle de darmen. Wy hebben reeds voor Darmstekingen middelen gegeven, als we van Buikpyn spreken: want met der daad de Darmstekingen, of Krimpingen, of snydingen, zyn niet anders dan hevige Buikpynen. I. De Krimpingen die van overvloedige Gal komen, die aan ’t gaan is gemaakt, worden door drank genezen met anderhalve once Manna Calabrina, die vers is, en twe oncen zoete Amandelolie, nuchteren ingenomen. II. Zo de Darmkrimpingen van enige winderigheden kwamen, nuchteren, of ten minste lang na ’t eten ontfangen, zouden twe scrupels Zout van Alzem, met twe, of drie Vingerhoeden rode Wyn, uitnemend goed. Die geen Zout van Alzem heeft moet twaalf, of vyftien uren groene, of droge Alzem, in Wyn laten trekken. III. Gy kunt ook matiglyk in water een Hoender Ei laten koken, dat vers is, en hebbende het wit weggenomen; doe in deszelfs plaats zo veel Olyven-oli; meng alles wel onder een, en doe het op staande voet deurzwelgen. IV. Eindlyk ’t gedestilleerde water van Eikels, en, by gebrek daar van; ’t sap der Eikelen doorgezwolgen is zeer goed; men verzekert, dat de grootste Eikengalnoten, gedroogd, gestampt en deurgezwolgen met iet, dat’er by hoort, als een klein glas rode Wyn, die volmaakt ryp is, of een halve lepel Vleesnat, allerlei soort van Buikloop stilt. V. Die niets wil innemen, laat die in een steenne, houte Mortier de verse Bladen van Melisse stampen, of Baume de Jardin, welke de fyne Kruis en Munt is, en maak daar van een Pap op den Buik. | |
Beproefd middel, sederd weinig tyd, ondervonden in een Kind van drie Maanden, dat krimpingen in de Buik had.Neem anderhalf once zoete Amandelen, zo veel Siroop van Rozen, die afgang maakt, een half dragma Sperma ceti, een half scrupel Geest van Zout Ammoniac. Meng dit en geeft ’t lepels wys in. Men legt op den Buik van ’t Kind, de volgende Pleister, als de Buikpyn zeer hevig is, en men daar van gebruikken zal, als de Buikpynen bedaard zyn. Neem een half once Meliloten Pleister, en zo veel Unguentum Hyoscyami, doe daar wat Was onder. Zachte Purgeermiddelen, met pynstillende en windbrekende middelen gemengd, zyn in zo een geval altyd goed; maar wat de Pleister belangt, daar we van spreken, zy is uitnemend. | |
Buikpynen der Paarden. Geneesmiddelen, voor de krimpingen en pynen der Buik, van de Paarden.Neem drie Pypen, stop ze met goede Tabak; ontsteek’er een, en steek ze in den Aars van ’t Paard, gy zult het zien rooken, als een Mens; als die uit is, ontsteek ene andere, en vervolgens nog ene, als die uit is; en gy zult uw Paard terstond genezen zien. Van veertig Paarden, door deze ziekte gekweld, zullen’er wel negenendertig worden genezen. Zie Bladz. 738. en in de Figuren daar ene verbeelding van.
pynboom in ’t Latyn Pinus, is een Boom met vezelige Bloemen, of Pluizen, die van de Vrucht onderscheiden aan den zelfden Boom staan. De Zaden worden aan geschulpte kegels voortgebragt, waar by gevoegd kan worden, dat de Bladen langer, dan die van den Denneboom zyn, en aan paren uit elke Schéé, worden voorgebragt. De soorten. Zie Hubners Kunstwoordenboek. Plaats. Zy bemint hoge Gronden, en warme Landen. Men haalt van de Pynboomen door insnyden een Hars, daar men Pik van maakt. De Schors is samentrekkende en drogende. De Vrucht is in in groot gebruik, in gestoofden en pasteijen; men verzacht’er ook den hoest mede; groen gedestilleerd neemt ze de rimpels uit het Aangezicht weg, en belet ze het aanwassen der Borsten. Zy zyn ook goed, om de schaamdeelen te vernaauwen en daar de vloeden van daan te wenden. Maar ’t Sap der Bladen heeft veel kracht; daarom die aan de Heupjicht onderhevig zyn, en aan de Lamheid, moeten’er dikmaal van eten, hebbende te voren de Neuten in koud water laten weeken, om’er de scherpte van te benemen: want zy krygen daar ene hitte deur, en ene gematigde koude, die met een waterige stof is vermengd, die aardachtig is, welke een weinig aan de lucht deelt. Men stampt de Kernen in een Mortier, en perst’er ene Olie uit, die voor de Borst goed is, verzacht, en die, met Malvezei-Wyn gedronken, de krachten, in den Venusstryd verloren, doet herstellen. De deeg, die na de uitperzing overblyft, is goed om handen te wassen. De Pyn appels hebben ene verzachtend vermogen, en zyn goed voor de scheurbuik. Dit maakt, | |
[pagina 832]
| |
dat men den Pyn-boom, den Boom der scheurbuik noemt; men gebruikt ze in Vlaanderen, daar die kwaal gemeen is, daar tegen. | |
Pynen, van de deelen van ’s Menzen- en Beesten-lighamen, en derzelver Geneesmiddelen.pynen der Tanden; zie tand.
pyn-kolyk. Zie ’t woord kolyk. Zo de Geneesmiddelen, die men daar vindt, u niet behagen, kunt gy ook dit nemen. | |
Middelen voor ’t Galkolyk.Gezuiverde Salpeter, of Crystallum Minerale; men geeft het van een scrupel tot een dragma. Sal Polychrest van Rochel; men geeft het van een dragma tot zes. Geest van Vitriool, Zwavel van Salpeter gezoet. Men geeft het van vier tot acht druppen. Tartarus Solubilis. Men geeft het van tien grein tot een half dragma. Zout van Zwavel; Men geeft het van een half scrupel tot twe scrupels. Tartarus Vitriolatus. Men geeft het van tien grein tot een half dragma. | |
Geneesmiddel voor de pyn Graveel-kolyk.Neem een handvol Glaskruid, zet het ’s avonds in een aarden pot te weeken, en laat het ’s morgens in dat water tot op helft verkoken, ’t welke niet méér dan een kommetje moet zyn; doe daar in drie kleine lepels met Kandyzuiker, en zo veel Limoensap, draag zorg, dat gy ’t laat doorzygen, en drink het hèèt, als een Vleesnat; herhaal het drie morgens, elken maand, te weten, de langste dagen van de maand. | |
Andere tegen Graveel-kolyk, Steen, Graveel.Zout van Mars; men geeft het van vier tot zes grein. Tinctuur van Mars, men geeft het van een dragma tot een half once. Extract van Mars dat opent, men geeft het van tien grein, tot twe scrupels. Filosofize Geest van Vitriool, men geeft hem van vier tot twaalf druppen. Geest van Zout; men geeft hem van vier tot acht druppen. Geest van Sterkkers; men geeft hem van vyftien druppen tot een dragma. Geest van Lepelblad; men geeft hem van zes tot twintig druppen. Conserf van Cynorrhoden. Gezoette Geest van Salpeter; men geeft ze van vier tot acht druppen. Sal Polychrest van Rochel; men geeft ze van een tot zes dragma. Zout van Zwavel; men geeft ’t van tien grein tot twe scrupel. Zure Geest van Zout Ammoniac; men geeft hem van vier tot acht druppen. Geest van Vitriool van Mars, men geeft hem, van vier tot twaalf druppen. Zoete Olie van Vitiool; men geeft ze van vier tot tien druppen. Geest van Vitriool en Zwavel; men geeft hem van vier tot acht druppen. Geest van Was; men geeft hem van tien tot dertig druppen. Olie van Was; men geeft ze van twe tot tien druppen. Vluchtige Geest van Brandsteen; men geeft hem van vier tot zestien grein. Geest van Brandsteen; men geeft hem van tien tot vier en twintig druppen. Geest van Papier; men geeft hem van zes tot twintig druppen. Tartarus Solubilis; men geeft ze van tien grein, tot een half dragma. Tartarus Martialis Solubilis; men geeft ze van tien grein tot een half dragma. Tartarus Emeticus Salubilis; men geeft ze van vier tot twintig grein. Laudanum; geeft men van een half tot twe grein. Geest van Terebintyn; men geeft hem van vier grein tot twaalf greinen toe. Geest van Ammoniac-Zout; men geeft hem van vier tot zestien druppen. Crystallum Minerali; men geeft het van een scrupel tot een dragma. | |
Om ’t Kolyk opstaande voet te genezen.Als den Zieken den Buik wel is gezuiverd en geklisteerd; neem een vierendeel Maagden olie van Noten; een half pintje rode goede Wyn; een weinig Mithridaat, en Kamillen, alles wel by een gekookt, neemt ze op staande voet weg. Een Dojer van een vers Ei; vol Olie van Neuten, of Olyven, voert het zelfde uit. Een Servet in leuk water gedoopt, doet het zelfde.
pynen in de Maag; Zie maag.
pynen (Jicht) Zie jicht, voeteuvel.
pynen (Hoofd) Zie hoofpyn. I. Zo men na ’t drinken Pyn in ’t Hoofd krygt, kan men een Kussentje op ’t Voorhoofd leggen, van Serpolet, Politric en Rozen, of den rook en waassem van een Afziedzel van Kool ontfangen. II Zo dra ’t Hoofd zeer begint te doen, moet men een Appel, of twe Korpendu, of enige bittere Amandelen eten, of eten geraspte Hartshoorn met Wel-water, of Stroom-water, of zo men ziet, dat de Maag niet is aangedaan, kan men een goed glas Wyn drinken. | |
[pagina 833]
| |
Pyn in ’t Hoofd, die van koude komt.Zo men van grote koude pyn in ’t hoofd heeft; leg op u Hoofd een zakje met Zemelen, Honig, en gebraden Zout, of Salie, Marjolein, Beteunie, Tym, Anyszaad, Venkel, Laurierbeijen, en Geneverbessen, zo heet, als men ze kan verdragen; of vryf de slagen van ’t Hóófd met sap van Nachtschaje Rozen-olie, Azyn. | |
Pynen der Oogen.De Zinkingen op de Ogen worden door een Pap belet, die op ’t voorhoofd wordt gelegd, gemaakt van een stuk van huisjes Slekken met Meel, Wierook, en Aloë, wel deur een gemengd, tot dat alles zo dik, als Honig is. Voor de Pyn der Ogen moet men een Afziedzel van Kamillen, Meliloten, Venkelzaad, in Water en witte Wyn maken, en daar een Lywaat vier dik in steken, ’t welk dikmaal, wel uitgedrukt, moet op ’t Oog gelegd zyn; of men moet’er Vrouwen Melk op leggen, met het wit van een Ei, zeer wel geslagen. Zie oogen. | |
Pyn van ’t Oor, van een heete oorzaak voortgekomen.Drup in ’t Oor de Olie van Hyoscyamus. Neem Rosenolie en een weinig Azyns, spuit’er mede in ’t Oor. Leg’er daar na op een Zakje met Kamillen, Meliloten, Lynzaad, witte Heumst, in Melk gekookt. Zo de oorzaak koud is, doe’er op Muskus met Kottoen; of een grein Muskus. Scribonius pryst het Roet van Pik, warm met wat Rozen-olie in ’t Oor gedropen zeer, als’er ontstekingen zyn. | |
Om de Pyn van hun te stillen, die van boven neer gevallen zyn.Geef de zwaarte van een halve Ryksdaalder van deze Poejer met goede Wyn; Mummie, Tormentil, Rhaponticum, Sperma ceti van elks een dragma; of wel, geef een Ryksdaalder gewigts van ’t Zaad van huislook, bereid in Suiker Kandy. | |
Om de Pyn van een verse Wonde te stillen.I. Men moet nemen Baume de Jardin, de grote en kleine Smeerwortel en weinig Zout; ’t alles onder een stampen en ’t op de Wonde leggen. Men moet ook in de Wonde ’t Sap van Tabak laten druppen; of nog beter daar op leggen den droes ën sap van dit kruid gestampt, en terstond de Wonde zwachtelen, en houd voorzeker, dat zy weder in drie dagen zal genezen worden. II. Neem Appelen d’Ormeau, Bloemen van St. Jans kruid, en Rosmaryn, Rozenknoppen; doe het alles met den anderën in een glazen Bottel vol Olyven-olie. Draag zorg van de Bottel wel te sluiten, en zet ze in de Zon, tot dat alles ongevoelig verteerd, en verrot schynt. Laat ze daar na door een Lywaat verscheiden reizen loopen, en bewaar ze in een Fiool, om’er in de Wonde enige druppen van te doen. III. ’t Vaardigste en beste middel is, ’t Sap en de Droesem van Tabak, en Smeerzel, dat daar van is gemaakt. Dit Smeerzel is zeer zonderling. Neem Yzerkruid, Agrimonie, Beteunie en Pimpernel van elks een handvol, was ’t wel af, en gewassen zynde droog het af; en stamp het in een Mortier; doe het daar na in een aarden verloodden Pot, met zeven pond witte wyn; laat het op de helft verkoken, met een dekzel dicht gedekt, over een zacht helder vuur. Laat de Kruiden wel deurzygen en uitperzen, terwyl ze nog wat heet zyn, door een dicht stamyn, doe’er een pint wit Pek, op zich zelfs gesmolten, by; een half pond wit Was met Mastik in greinen, en Terebintyn, van elks een once, en maak’er een dik Smeerzel van. IV. Niets is nog beter, dan Grieks Pek te nemen met Zwavel en Olibanum, van elks evenveel, ’t met elkander te stampen met wit van een Ei, en na dat men’er ’t Bloed heeft uitgedopt en afgeveegd, de lippen der Wonde by een gebragt, daar op te leggen met Lywaat, als een Pap; daar na ’t met een kompres te verbinden, en ’t daar enige dagen op te laten leggen. V. Of wel, laat de Bladen van gezegende Distel koken en Bloemen Meel in Wyn tot Smeerzels dikte; was tweemaal op enen dag de wonde met Wyn, en leg’er daar na dit Smeerzel op; of Was de wonde met een Afziedzel van Paardebloemen. | |
Middel, dat nog gemaklyker is.VI. Neem Modder onder in de water, of Putemmers gevonden, en leg ze op de wonde, zy zal wel haast sluiten. | |
Voor de Pyn van gekwetste Zenuwen.Neem het Zaad van rype Hoppe, doe’er een glas van half vol; Vol ’t met Olyven-olie; stop het wel toe; en laat het in een Ketel met heet water koken vier en twintig uren. Als ’t water verkookt is, moet men ’et ander water in doen, en daar vier en twintig uren lang mede aanhouden. Na dien tyd neem de Fles uit het Water; en zet ze tien dagen in een Mesthoop. II. Gy kunt ook Olie van Hop met het zelfde gevolg nemen. Vul een Pot, die verlood is, half met het Sap van de Bladen van Hop; en giet’er zo veel Olyven-olie op; doe deze Pot wel gesloten met een deeg in den Oven zetten; na dat’er het Brood uit is, en laat het’er in tot dat het Sap verteerd is. Bewaar die Olie, om ze op de gestoken, of gekwetste Zenuwe te leggen. III. Leg’er op Koejedrek met goede Azyn gekookt, of Olie van Eikels, of Gom van een wilde Pere-boom, met Kapoenen vet gekneed, of Olie van Linden, of Jasmyn. | |
Voor de Pyn die van de Zenuw-steek komt.Neem de Slakken met hunne huisjes, stamp ze en leg ze ten eerste op de geprikte zenu. Of wel, laat in de Zon de Flierbloemen trekken in Noten-olie, en smeer’er de geprikte Zenuw mede; of wel met olie van Balzamine. | |
[pagina 834]
| |
pyn der speenen. Zie speenen. Daar is een Pyn door een zeker soort van Kramp in den endel Darm veroorzaakt, die voor die der Speenen veeltyds deurgaat en zeer wel na Antihysterica luistert.
pyn die de paarden hebben. Zie paarden.
pyp is een soort van een Vat, dat in enige Landschappen van Vrankryk zeer in gebruik is, als in Anjou en Poitou. Daar gaan twe Barken in, of twe Bussard, dat zo veel, als ander half Oxhoofd van Orleans, Dion, Nuys en Macou is, die anderhalf Oxhoofd van Parys is.
pyp is een gereedschap dat zeer bekend en om Tabak te rooken in gebruik is; als ook tot Anys en Ogentroost, Salie te roken, enz. De Wynproevers zyn zeer gezet op Pypen, die doorrookt en zwart zyn. Zy menen, dat de Tabak noch lekkerder is. Men gelooft ook dat zulke Pypen tot poejer gemaakr, en met witte Wyn, tot zekere maat ingenomen, goed voor ’t bloeden zyn.
Q.
quartelbezie. Zie Hubners Kunstwoordenboek. BRYONIA. Beschryving. ’t Is ene Plant, welker Bloemen na de Klimop gelyken, al hoewel ze groter zyn; zy gelyken in de Bladen, de stam en aders na de Winde. Derzelver vrucht komt aan beijen, die eerst groen, daar na rood, en eindlyk zwart zyn. De Wortel is van buiten zwart; en geel van binnen. Men eet de Spruiten in ’t voorjaar, als Asperzies. Plaats. Zy wast in de Hagen, en in ’t Bos. Eigenschappen. Zy heeft dezelfde krachten als de wilde Wyngaard, maar minder kracht. De Spruiten, als Salade gegeten, maken los van Buik, doen wateren, brengen de stonden voort, en verminderen de Milt. Zy zyn goet voor die met drajingen in ’t Hoofd, Vallende ziekte, en Lamheden zyn gekweld. Men maakt een drank van ’t Sap der Wortel, van Honig en Wyn elks evenveel, welke voor zulken uitnemend is, die met de Klieren, of Krop-klieren gekweld zyn. De Bladen worden met Wyn op de zweren van den hals der Dieren gelegd, die lastdragen.
queekhof is een plaats in den Tuin, waar van ’t land goed moet zyn, twe voeten diep omgespit, gedurig van Onkruid en Wortels gezuiverd, om’er Vucht-boomen te planten, die eerst uit den Zaaituin komen, om ze te gebruiken, en aan Latwerken in plaats van een gestorven Boom te zetten. Men moet Kuilen naar een Lyn maken van twe voeten van alle kanten wyd, twe diep, en vier voeten van den anderen, waar van de zyen ook vier goede voeten van den andere staan. Gy zult uwe Boomen, gegriffeld in den Zaaituin, in uwen Kweekhof overbrengen; al waren de Loten niet boven een jaar oud, zy zullen goed zyn om te verplanten. En om ze te planten, zult ge naaukeurig zorg dragen, van daar wat oude Mest onder goede Aarde te mengen, en daar van een klein heuveltje in ’t midden van een gat te maken, om daar den Boom op te zetten, spreidende de Wortels na alle kanten uit, altyd na om laag trekkende. Daar na zult gy de Kuil tot aan de Griffel toe volmaken, en trappen de Aarde in, om den Boom vast te zetten. Draag zorg, dat ’t ent, gelyk met de oppervlakte der Aarde staat, om den Boom fraai te maken, die onaangenaam voor ’t gezicht zoude wezen, zo de Knop van ’t ent de wilde stam overwaste, en een knobbel maakte ter plaatze, daar griffel vast wast, ’t geen onaangenaam in ’t gezicht zoude wezen. Wat de Bomen belangt, die dienen om aan latheggens en tegenheggens tegen ’t Zuiden te zetten. Men kan de Bóómen met hunne Griffels vier duimen in den grond zetten, om méér koelte te hebben, zonder te vrezen, dat ze den uitslag wegens dróógte niet zullen uitschieten; en als zy ze uitgeschoten hebben, kan de Tuinman in ’t Schoffelen daar zorg voor dragen, en aan de Knop wat lucht geven, op dat ze gene nieuwe uitslag voortbrengen. Gy zulr ook toezien, dat ge in de grote hitte, zo ge uwe Bóómen veel goed wilt doen, om de Stam een heuvel van vergaanne Aarde legt (zonder evenwel de Stam te raken) drie voeten rondom uwe Boomen, en vier vingeren dik. Dit zal dienen om de koelte in de Aarde te maken, en ze te beschaduwen, en zal beletten, dat’er een groten regen op vallende; zy niet uitgehold worde, en de kleine Worteltjes sterven. Zo terstond, voor dat men’er deze Mesthoop oplegt, gy de Aarde eens omspit, zult gy eens dubbel goed aan uwen Boom doen, vooreerst ze vochtig houden, en ten andere zorg dragen, dat’er geen onkruid door heen schiete. Den Kweekhof hebt ge om drie redenen voornamelyk van doen. De eerste, om Boomen in voorraad te hebben, die bekwaam zyn om de plaats der verstorvenen, of der kwynende te vervullen. De twede, om de verwarring in uwe Entplaats voor te komen, door de te grote menigte van jonge Boomen. De derde zal zyn, om’er te kunnen verkoopen ter vergoedinge van de eerste onkoste, die ge tot het aanleggen van uwen Tuin gedaan hebt. De Boomen kunnen u ook Vruchten op die plaats geven; en buiten dit alle zal een Bóóm, die menigmalen verplant wordt, beter in staat zyn, om verplant te worden, dan, of gy ze eerst uit den Kweekhof halende plaatste daar ze blyven moest. ’t Is ook nodig, dat gy een Kweekhof houdt voor de Bóómen, op wild Geënt (als Peren, en Appelen en andere) welke gy tot Bomen van een stam van zes voeten wilt laten groejen: en om ze na behooren in ’t Planten te handelen, moet men de Penwortel, of Hóófdwortel, en haar Houtgewas tot op een vinger langte van de Stam, en de Takken, die te veel voedzel na zich haalden, en die een vork aan den Boom zouden maken, wegsnyden, latende de kleine, op dat de stam dikker worde door ’t | |
[pagina 835]
| |
sap onderweg op te houden. Men heeft’er velen, die zich in dit voorval bedriegen, en een Bóóm alle deszelfs Takken tot op de hoogte ontnemen, daar zy willen, dat de Kroon gemaakt wordt, en zyn gedwongen daar een Paal by te zetten, om ze recht te binden, en ze voor ’t slingeren door der winden te bewaren, die de Stam doen slingeren door den last knakken, die de Króón maakt, om dat het sap’er niet dan deur loopende, om nieuw hout te gaan maken, zich onder weg niet ophoudt, gelyk ’t doen zoude, zo’er kleine Takken waren. Men heeft een tyd, wanneer men de Boomen moet uitsnoejen, om ’t sap der Boomen, gedurende deszelfs vloejen, op te houden. De scheuten die men ze onrnemen kan, zyn die in den groei den Bóóm zouden leelyk maken, want in dragende Boomen moet men ze alleen laten. Om een Vrucht van een Hout-knop te onderscheiden, moet men weten, dat een Blad-knop maar een Blad heeft, en de Vrucht-knop vele. Men snydt ook de kleine Loten weg, die, te grote kracht hebbende, door hun geweld al ’t sap van den Boom zouden na zich halen, en de Takken, die’er reeds zyn, doen sterven. Als gy dat merkt, zult gy ze op de Twede, of derde Knop afsnyden, en dat zal wezen na dat het zyn sap heeft voortgezet. Men vermindert ook het sap van Augustus, zo om dat de Bóóm zich te zeer zoude vergroejen zonder zich te bewaren; als om dat het hout somtyds niet ryp wordt voor den Winter, en den Tak aan ’t eind mager maakt, die men noodwendig in de maand van February zoude moeten afsnyden. Zo gy enige Plantazie van grote Bóómen wilt maken, moet gy noodwendig maken, dat zy op wild Geënt zyn, en niet op Kween, als ’t Peren zyn; of op Paradys-appelen, als ’t Appelen zyn: want dan worden ze niet groot: maar zouden ze klein blyven. Gy zult de Appelboomen ten minste derdalve roe van malkander planten, en de Peren- en Pruimenboomen twe, gy zult ook wel toezien, dat zy recht hoekig worden geplant. Men kan’er enige Granen, of Peul-vruchten tussen beiden Zajen; dit zal dienen om den grond te bebouwen: want men moet geen onkruid in zyne plaats lyden. Houd u daarom in een kleine plaats, en handel die veel eer wel, dan dat gy een grote onder handen neemt, en ze onbeboud laat. Men kan de kleine veel beter bebouwen, en van een kleine, die wel bebouwd wordt, meer voordeel halen, dan van een grote die kwalyk wordt gehandeld. |