| |
D.
dadel-boom. Zie palm-boom.
damast (bloem van.) Dit is een Plantgewas, wiens steelen tot omtrent twee voet hoog groeijen; zynde rond, rondom gelyk als met haair bewassen, en van binnen vol merg. De bladen groeijen beurtelings aan de takken; zy zyn zeer gelyk aan die van Rakette-kruid, hoewel minder gepikeerd; donker-groen, en scherp van smaak. De bloessem bestaat uit vier blaadjes, zittende kruiswys; zeer gelyk aan die van een Angelier, zomwylen wit, zomwylen purperverwig, en zomtyds van beide kleuren gemengelt. Het zaad is rond, roodagtig, en in lange schillen opgeslooten.
Plaats. Deze Bloem groeit in de Heggen, maar word ook in de Hoven gequeekt.
Eigenschappen. De Bloem van Damast heeft een openende kragt; en word als een Genees-middel gebruikt voor de Scheurbuik, Aamborstigheid, Hoest, en Convulsie. Zy is ook zeer Zweetdryvende.
| |
Queekery van Bloemen van Damast.
Zy vermenigvuldigen zig door Zaaden, Uitspruitzels, en gewortelde Planten.
Men plant de Zaaden in September of October, het zy op bedden, het zy in potten, in rulle Aarde, een duim diep in de grond. Zoo dra de plant is opgekomen, moet men ze nauwkeurig van quaade uitspruitzels zuiveren. Men besproeit ze in Maart, als men zulks nodig oordeelt. Daar zyn’er, die ze in de Lente in Broei-bakken zaajen, en ze omtrent het einde van April verplanten.
Ingeval gy van Uitspruitzels Bloemen van Damast wilt hebben, moet gy de takken aan de wortel afsnyden, als de bloessem voorby is; steekt ze in de Aarde, en begiet ze op staande voet. Laat ze vervolgens zeven of agt dagen in de Schaduw staan; en verplant ze in ’t volgende Jaar, daar ’t u belieft.
Om deze Bloem van gewortelde Planten te vermenigvuldigen, moet men een voet van twee jaar nemen, die een bosje van uitspruitzels gemaakt heeft, en de takjes dus afschilferen, dat elk een wortel heeft; deze voorts planten en besproeijen.
damp. Zie waassem.
darmen. Zie onder-buik.
das. Dit is een vaal-rood wild Beest, zeer gelyk aan een Hert, hoewel kleinder. Ook is het hoofd verscheiden. De stangen der hoornen, of groote takken, en de kleine daar aan vast, zyn niet | |
| |
rond, maar breed en plat, hoewel van vooren gedraait. Dit dier is grooter, als een Reebok. Het draagt meer hoornen, en zyn staart is ook langer. Het word doorgaans in de Meymaand geworpen.
Een Das is van natuur laater in zyn Bronstyd, als het Hert, en geeft’er ook geheel andere blyken van; want zyn drek heeft alsdan de gedaante van een toorts.
Als een Das bemerkt, dat hy van de Honden word vervolgt, loopt hy, zoo veel als hy kan, van den Weg, zoekende telkens het Water, waarin hy zig eindelyk laat vangen.
Als men een Das wil opzoeken, moet men na drooge plaatzen gaan, alwaar zig deze Dieren zamen troeppen; behalven van Mey tot het einde van Augustus, in welken tyd ze in de Bosschen schuilen, om zig voor Muggen en Vliegen te dekken, van welk ongedierte ze doorgaans gequelt worden.
Men jaagt de Dassen, gelyk de Herten, behalven dat men’er geene Brakken toe nodig heeft. Om hier in wel te slagen, heeft men maar zes wel afgerigte Honden van noden. En als men by geval de plaats ontdekt, alwaar de Das ’s morgens heeft geweidt, moet men de Honden hem op het Spoor laten volgen.
| |
Manier, om een Das gereed te maken.
Men eet een Das gebraden, hem larderende met smalle reepjes Spek. Gaar zynde voegt men’er een saus, gemaakt van Uyen in de pan gebakken, Wyn-azyn, en Vleeschnat met Zout en Peper, by.
dauw. Dus noemt men de Dampen, welke by dag door de hitte der Zon opgetrokken zynde, wederom nedervallen, en by Nacht zig druppelswyze op het Gras en Kruid zetten. Ingeval deze Dampen hunne beweging verliezen, en na den ondergang der Zon anstonts neder vallen, noemt men het Avond-dampen. Maar het behoud den naam van Dauw, indien ’t een weinig voor den opgang der Zon nog gezien word.
De Dauw is overvloediger in de Lente, en in den Herfst. In Mey en Juny vangt men hem op, met linnen doeken over bedauwde plaatzen te spreiden.
Eigenschappen. De Dauw heeft veel Zuur-zout. Is voorts van een openende kragt; en word gebruikt als een middel voor de Steen der Lenden, en voor verstoppingen. Men distilleert den Dauw, om hem langer te bewaren.
december. Zie winter-maand.
decoctum. Dus noemt men een zeker Afkookzel in de Medicyne, geschiedende in het een of ander vogt; zomwylen om zekere Genees-middelen te koken en te vermurwen; zomwylen om hen de kwaade hoedanigheden te ontnemen. Dog het meeste gebruik van een Decoctum bestaat daar in, dat men de kragt van zekere Medicinale Kruiden enz. aan deze of gene vogten mede deelt, en om in een vogt de kragten van verscheide Medicamenten te vergaderen.
Een Infusie of afweikzel is verscheiden van een Decoctum in graaden van hitte, en langduurigheid van koken. Een Infusie geschied dikwils zonder Vuur. En als ze het zelve al nodig heeft, moet het zelve zoo matig zyn, dat de Infusie niet dan na verloop van een geruimen tyd gereed is; zomwylen na vele uuren, zomwylen na vele dagen; daar in tegendeel een Decoctum zomwylen in een vierendeel van een uur, een half uur, of een uur kan gereed zyn. Ten hoogsten vereischt een Decoctum vyf of zes uuren. Wy voegen hier de Infusie by, ter oorzake der groote overeenkomst tusschen beiden; en om dat zeer dikwils de Infusie het Decoctum vooraf gaat, van het gene men koken wil. Ingeval de stoffen van een zamen gepakte substantie zyn, kan men’er agt of negen maal meer vogt aan gewigt by doen.
Het eene Decoctum verschilt van het ander, ten opzigt van het mengzel, dat men koken wil, want die digt zamen gepakt zyn, en niet gemakkelyk konnen door getrokken worden, moeten langer worden gekookt, als die lugtig van substantie zyn. En deze verscheidenheid van substantie vereischt ook meer of minder vogt. Want Genees-middelen, die lang moeten gekookt worden, willen meer vogt hebben, om dat het afkoken, als het lange duurt, meer vogt wechneemt. De gewoone proportie moet zyn van zesmaal zoo veel vogt aan gewigt. En zoo de Genees-middelen geheel digt van substantie zyn, kan men tot een twaalf-dubbelt gewigt van vogt nemen; ja zelfs tot een zestien-dubbel gewigt.
Wy hebben reets aangemerkt, dat de Medicamenten, die van een digte substantie zyn, een langer en sterker koken konnen zerdragen, als andere. Zelfs zyn’er, die onmiddelyk voor dat het Decoctum van het Vuur genomen word, daar by gedaan worden. Daar zyn’er ook, die maar een enkele Infusie nodig hebben, om hare kragten aan het vogt mede te delen. By gevolg moet een Apothecaris de natuur en kragten der Kruiden en andere Genees-middelen nauwkeurig kennen; om te weten, hoe’er een Decoctum of een Infusie van te maken; om dat zulks in de ordonnantien en Recepten zelden of nooit gezegt, maar aan de ervarenheid van den Apothecaris gestelt word.
Omme ordentelyk te werk te gaan, als men een Decoctum moet maken, bestaande uit verscheide Medicamenten, dient men van de digtste te beginnen, hoedanige zyn de houten; daar na volgen de wortelen en schorssen; daar na de Fruiten, Kruiden, Beziën en Zaaden; en eindelyk de Bloemen. Men raspt, stampt, of snydt zeer fyn, de houten, wortelen en schorssen; men doorsnydt de Fruiten; men kerft de Kruiden; men verplettert de Beziën en Zaaden; maar men laat de Bloemen zoo als ze zyn, en werpt ze in ’t vogt, om’er een Decoctum van te maken. Hoewel deze regel zoo algemeen niet is, dat ze gene uitzondering of exceptie zoude lyden; want een sponsagtig hout eischt minder ko- | |
| |
kens, als een digte en harde wortel; en de geheele Gerste-kooren wil zoo lang gekookt zyn, als hout. Dog Speceryen van hout en wortelen moeten zoo lang niet gekookt worden, of hare beste deelen vervliegen. En de Scpeceryen bestaande in schorssen, Fruiten en Zaapen, eisschen maar een enkele Infusie. De wortel van Zoet-hout word’er na de Kruiden ingedaan; de zoo genaamde Herba Capillaris, of Vrouwenhaayr, te gelyk met het Zoet-hout, of onmiddelyk daar na; de koude Zaaden ter zelver tyd met de Bloemen; de Bloemen Nenufar, of Water-roozen, moeten zoo lang koken, als de Kruiden. Het zelve moet men aanmerken omtrent een Decoctum, bestaande uit dingen, die van Dieren genomen zyn; want hoornen en beenderen moeten langer gekookt worden, als het Vleesch; Rund-vleesch langer, dan Schapen-vleesch; Schapen-vleesch langer, als dat van een Kapoen; dog beide wederom langer, dan een Hoen.
| |
Een Cordiaal of Hartsterkend Decoctum.
Tot dit Decoctum behoort vooreerst geheele Gerst, wortelen van Scorzonere, Bernaasje en Ossetong, van elks een once; ten anderen, de bladen van Scorzonere, Bernaasje, Ossetong, Endivie, Suikery, Alleluja, of Klaver-zuuring, van elks een handvol. Ten derden, een halve handvol Herba Capillaris van Montpellier. Ten vierden, twee vierendeel loots geschaafd Zoet-hout. Ten vyfden, een half vierendeel loots van ieder der vier koude en wel gezuiverde Zaaden. Ten zesden, een halve vinger-greep van ieder der drie Cordiale Bloemen. Kookt dit zamen in drie pinten helder Bron-water tot op een derde af, zoo gelyk boven gemeld is.
De Gerst moet zuiver gewasschen, ende een quartier-uurs in Water gekookt worden; vervolgens doet men’er de wortelen, ook wel afgewasschen by; zynde het middelste nevens de buitenste schors daar af genomen, en vervolgens wel gekorven. Men doet ze met de Gerst koken, een goed quartier uurs lang. Dan doet men’er de bladen van Scorzonere, Bernaasje, Ossetong, Endivie en Suikery, wel gewasschen en wel gekorven, by; en zynde een klein quartier gekookt, word’er het Zoet-hout, wel geschaaft en klein gestampt, by gedaan, nevens de Klaver-zuuring en Herba Capillaris, een weinig gekorven. Daar na voegt men’er by de koude Zaaden, wel gestampt, en de Cordiale Bloemen. Na dat dezelve wel in het Decoctum zyn gedompelt, neemt men de Kom of Bekken van ’t Vuur, en zoo dra het half koud geworden is, zygt men het door een doek.
| |
Een Decoctum voor de Borst of Maag.
Om dit Decoctum te maken, neemt men (1) een halve once gepelde Gerst. (2) Jujuben of Borst-beziën, en Borst-pruimen, van elks een douzain. (3) Zes drachmen Druiven, gezuivert van derzelver korlen. (4) Goede vleessige Vygen, en Dadelen, de steenen daar uit genomen zynde; van elks een half douzain. (5) Bladen van Scabiosa of Schurfdkruid, en Pulmonaria of Longkruid, van elks een handvol. (6) Yzop, Polytrichum of Venus-haayr, en bloessem van Hoefblad, van elks een vinger-greep. (7) Twee vierendeel loots Zoet-hout. Maakt’er een Decoctum van met vier pond Fontein-water, maar laat het over een helder Vuur tot twee derde afkoken.
Men laat de gepelde Gerst een goed quarter in Water koken; alsdan doet men’er de Dadelen, waar uit de steenen genomen zyn, nevens de Druiven zonder korlen, de Vygen, Borst-beziën, en Borst-pruimen ingekorven, by. Men laat dit alles wederom een quartier met de gepelde Gerst koken; wanneer men’er de Scabiosa, Longkruid en Yzop gekorven, by doet; en laat het wederom een quartier zamen koken. Eindeiyk doet men’er ook het Zoet-hout. wel afgeschaaft en gestampt, het Polytrichum en Hoefblad by; en na dat dit zamen een weinig gekookt is, neemt men het Decoctum van ’t Vuur, en doorzygt het, als het op de helfte koud geworden is.
| |
Een openend Decoctum voor de Leverziekte.
Om dit Decoctum te maken, neemt men vooreerst van de vyf openende Wortelen, Aardbezië-plant, Ossetong, van elk zes drachmen; van Endivie-bladen, Zuikery, Hop, Agrimonie, Pimpernel, Kervel, en Paarde-bloemen, van elk een handvol. (2) Van de Herba Capillaris van Montpellier, en Polytrichum, elks een halve handvol. (3) Zaad van Eppe en Peerelkruid, van elks twee vierendeel loots. (4) Van ieder der vier koude Zaaden een vierendeel loots. (5) Twee vierendeel loots Zoet-hout. (6) Bloessem van Ossetong, Bernagie en Brem, van elks een vinger-greep. Maakt het Decoctum van dit alles in vier goede pinten Bron-water, en kookt het op een helder vuur tot twee derden af.
De Wortelen moeten wel worden gewasschen, de buitenste schil en het middelste daar uit nemende. Wel gekorven en verplettert zynde moeten ze een half uur in Water worden gekookt. Vervolgens doet men’er by de Hop, Endivie, Zuikery, Agrimonie, Paarde-bloemen, Pimpernel, Kervel, zamen gekorven; en laat het zamen nog omtrent een quartier met de wortelen koken. Dit geschied zynde, moet’er het zaad van Eppe, en Parelzaad, gestampt bygevoegt worden; en zynde maar een weinig opgekookt, het Zoet-hout, klein gesnippert en verbryzelt. Een oogenblik daar na werpt men de verpletterde koude Zaaden en Bloemen in het Decoctum, en neemt het ter zelver tyd van ’t Vuur; half koud geworden zynde, doorzygt men het, om het te gebruiken, vooral eer het bederft.
| |
Een Hoofdsterkend Decoctum.
Wilt gy dit Decoctum maken, zoo neemt (1) wortelen van Valeriane of Speerkruid, Lisch van Florence, Calmoes, Boomvaren, van elks een hal- | |
| |
ve once. (2) Bladen van Betoni, Zalie, Marjelein, Kattekruid, Chamaedrys of Laage-Eyke, van elks een handvol. (3) Zaad van Wynruit, Peonie, en Jenever-beziën, van elks twee vierendeel loots. (4) Bloessem van Rosmaryn, Stoechas, Lavendel, Wedrik, Lelien der Dalen, van elks een vinger-greep. (5) Een once Wynsteen. Laat dit zamen met vier pond Fontein-water tot een vierendeel op een helder Vuur afkoken.
De Wynsteen word in dit Decoctum geordonneert, eensdeels om aan het Water de kragt der voornoemde Genees-middelen mede te delen, anderendeels om derzelver vliegende Deeltjes te bewaren, ten einde ze onder het koken niet en vervliegen.
De wortelen van de Peoni, Valeriana of Speerkruid, Lisch, en Calmoes, nevens de Boomvaren en Wynsteen, moeten wel vergruist worden. Men doet ze in een verglaasde Pot, met de boven gemelde maat van Water; en men laat ze een klein quartier op een zagt Vuur koken. Vervolgens doet men’er de kort gesnede Kruiden by; men dekt den Pot toe, en laat het zamen nog een quartier uurs koken; alsdan doet men’er de Jenever-bessen en Zaaden by. Na dat het dus vier of vyf maal is opgekookt, dekt men de pot wederom toe. Eindelyk werpt men’er de Bloemen by, dekt de pot andermaal toe, en neemt hem van ’t Vuur. Het Decoctum half koud zynde zygt men het door, en perst het uit.
| |
Een Decoctum voor de Heup-Jigt.
Neemt een once Zalzaparil; een halve once Zee-ajuin; snydt beide kort, nevens een vierendeel van een once Sassafras, en even zoo veel rood Zandel-hout, met een Vyl gepulverizeerd. Laat het zamen vierentwintig uuren lang in een verglaasde aarde pot met tien pond Fontein-water weiken; dog op gloeijende Assch, en de Pot digt geslooten. Daarna kookt het op een derde af; dog voegt’er op ’t oinde een weinig gekneusd Zoet-hout by. Zygt het door, en zet het op Vleschen, om het in plaats van Wyn te drinken. Gy moet niets, dat ziltig is, nuttigen, nog ook Kool, Look, of Uyen, en weinig Vleeschnat. Gy moet nog in de Zon, nog in de Avond-lucht gaan. Dit Decoctum moet gy twaalf dagen agter een gebruiken.
Geduurende deze twaalf dagen moet gy van drie dagen tot drie dagen in een koud glas van dit Decoctum een vierendeel van een once Senebladen een geheele Nagt doen weiken, nevens een drachme van de wortel, Hermodactylus genaamt, zynde wel gekrneust, en doorgezygt. Neemt hier ’s anderen daags nugteren van, en houd dien dag uwe Kamer, en weest in alles matig.
| |
Een Decoctum voor den Hoest, en om de Fluimen gemakkelyk te loozen.
Neemt een halve vinger-greep Yzop; vier bladen van Hoefblad; een blad van roode Kool; een stukje versche Booter, zoo groot als een Noot. Laat dit zamen in een zuivere aarde pot met een pint Water op de helfte afkoken. Zygt het door, en bewaart het in een vlesch.
Laat den Lyder twee uuren voor de Maaltyd, ’s avonds voor dat hy te bed gaat, en ’s morgens wakker wordende, een glaasje van dezen Drank nemen. Men kan’e een weinig Zuiker by doen.
In plaats van een Decoctum kan men’er een Siroop van maken, als men’er de Booter aflaat, maar in deszelfs plaats een half pond Zuiker neemt, en twee oncen Honing tegen een ieder pint van het Decoctum.
| |
Een Decoctum van Indiaansche Pruimen, Myrobalani genaamt, voor de Roode-loop.
Neemt een once van diergelyke Pruimen schillen, en twee oncen Corinthen. Laat het zamen in twee pond Water koken, dat is in twee pinten, tot’er een derde van verkookt is. Onder het afzygen doet’er een once Zuiker by.
Overgehaalt zynde doet’er twee drachmen Kaneel by, en maakt’er een vierdubbele Dosis van, om’er drie dagen lang ’s ogtens en ’s avond van te nemen.
Men moet dit Decoctum niet nemen, als na een Klisteer; en eenige Infusien van Rhabarber.
Een Tinctuur of Aftrekzel van roode Roozen twee of driemaal ’s daags genomen, ende een goed glas telkens, is een souverain Genees-middel voor de Roode-loop. Het zelve is ook dienstig voor de Lever-vloed, en Zinkingen, die op Long of Gorgel vallen.
| |
Een Zweetdryvend Decoctum, het welk den H. Ambrosius word toegeschreven, voor afgaande, derdendaagsche, bastaart- en kwaadaartige Koortzen.
Neemt een pond gepelde Gerst, daar de eerste bast af is; kookt ze ruim in Bron-water, of van Duive-kervel, tot dat ze berst. Neemt vier oncen van dit Decoctum doorgezygt, en twee oncen witte Wyn; en geeft het den Lyder, zoo heet als hy het verdragen kan, te bed leggende. Hy zal aan ’t Zweeten raken, zyn Dorst zal gestilt, en het fenynige der Koorts naar buiten gedreven worden.
destilleering. Dit is een Kunst, lerende door middel van vuur of hitte, de Zulpheragtige, geestige, of wateragtige deelen van een stoffe, hoedanig dezelve ook zy, te scheiden. De Scheikundigen (Chymisten) onderscheiden vier zoorten van stoffen in een zamenstelzel van een Ligchaam; te weten, het Zout, Zulpher of Olie, Water of Phlegma, en Aarde. Andere voegen’er nog een vyfde zoort by, die ze Geesten noemen. Maar als men de zake wel onderzoekt, ontdekt men, dat die geesten, getrokken uit Plantgewasten, niets anders zyn, dan een Zulpher in ’t Water ontbonden, en uit dierlyke Ligchaamen, niets anders, dan een Zout, in ’t Water ontlaaten. De Zoute, Zwavelagtige, en Wateragtige deelen vliegen door de | |
| |
kragt van het Vuur om hoog; maar de aardsche deelen blyven op de grond leggen, zonder door eenigerlei kragt van Vuur naar boven te konnen gedreven worden. De Chymisten volgen door de Kunst na, het gene men dagelysch door de Natuur ziet geschieden. De dampen der Aarde worden door de kragt der Zon, of van het onderaardsche Vuur naar boven getrokken; en tot een zekere hoogte zynde gekomen, verdikken ze zig door een Koude, die ze aldaar ontmoeten; waar van daan ze als Regen en Dauw wederom neder vallen. Dus is het ook met Destilleering gelegen. De deelen der gedistilleerde stoffen worden in de gedaante van Dampen door de hitte van ’t Vuur om hoog gedreven, tot in de nauwte van de Distilleer-kolf, alwaar ze zig zamen verdikken, zynde zomwylen geholpen door een verkoelend middel, en vallen druppels wyze in den Recipient.
Het Vuur is het voornaamschte middel, waar van men zig in het scheiden der veelderlei gemelde stoffen bedient. Ondertusschen heef het woord van Destilleeren zomwylen een ruimer betekenis, wordende niet alleen gebruikt van stoffen, die door kragt van Vuur gescheiden worden, maar ook van zulke, tot welker scheiding geene hitte vereischt word; gelyk men ziet omtrent de stoffen, welke by wyze van doorzyging gedistilleert worden; te weten, als de zuiverste deelen van eenig Water of Vogt van de taaie en aardagtige deelen worden afgescheiden, door middel van een vilt of laken, of zelfkant, of ook van grof zand, of een ongebakken pot, of een vat van Eiloofhout gemaakt, of van grof glas. Zomtyds distilleert men ook zonder hitte, of veel liever door koude; te weten, als het geene men distilleeren wil, op koude of vogtige plaatzen gelegt is; by voorbeeld, olie van Wynsteen, Myrrhe, bloed van Draken, Otter, enz.
Hoe het zy, het is niet nodig, dat men zig met die verscheide wyzen van Distilleeren ophoud; maar kan zig vergenoegen met die, welke door de hitte geschied, en naar vereisch der stoffen, die moeten gedistilleert worden. Want zommige willen een helder Vuur hebben, of wel Koolen, of de Zon, of heeten Asch, of fyn heet Zand, of vylzel van Yzer, of Olyve-droessem. Andere willen hebben heete Paarde-mist, of kokend Water, of de Waassem van kokend water, of ziedende Wyn in de Kelder, of ongeleschte Kalk, enz.
Men moet derhalven vier trappen van hitte aanmerken; van welke de eerste lauw of gelyk als half warm Water is, of de Waassem van kokend Water, daar geen kwaad in is.
De tweede trap is een weinig warmer, zoo dat men ze verdragen kan, gelyk de warmte van den Assch.
De derde is nog al warmer, zoo dat men’er de hand zonder ongemak niet in kan houden; hoedanig warm fyn Zand is.
De vierde is zoo heet, dat men ze in ’t geheel niet kan verdragen; gelyk heet gemaakt Yzer-vylzel.
De eerste graad van Warmte is bekwaam, om fyne en vogtige stoffen te distilleeren; gelyk Bloemen, Endivie, Latouw enz. De tweede graad is bekwaam, om fyne en drooge stoffen te distilleeren, by voorbeeld, Peper, Kaneel, Gember, Kruidnagelen, Alsem-kruid, Zalie enz. De derde graad is bekwaam om te distilleeren stoffen, die digter in een gedrongen en zappiger zyn; hoedanige zyn vele Wortelen. De vierde eindelyk is geschikt om Metaalen en Mineraalen, als Aluin, Rottekruid, en diergelyke. Door dit middel is’er geene stoffe, uit welke men geene wateragtige deelen zou konnen trekken, en distilleeren.
| |
De Tyd, wanneer men de Wateren kan distilleeren.
Alle stoffen moeten op haren tyd gedistilleert worden, en wanneer ze in hare beste gesteltheid zyn; by voorbeeld, de Wortelen, Kruiden, Bloemen en Zaaden, als ze ryp zyn; de Dieren, of derzelver deelen, wanneer ze in het beste hunner jaaren zyn; gelyk wy op zyn plaats zullen zeggen.
Men moet aanmerken, dat men dikwils genootzaakt is, drooge Plantgewassen te distilleeren; maar dan moet men dezelve alvorens in zeker Vogt of Decoctum, over een komende met derzelver Natuur, laten weiken, om hen dus eenigermaten hunne frische jeugd weder te doen erlangen.
Maar wat de gedistilleerde Wateren aangaat, het is zeker, dat die gene, die door een Waterstoof zyn gedistilleert, men wil, dat ze haren geur, reuk, en andere hoedanigheden der stoffen, uit welke zy getrokken zyn, behouden; en deze Wateren hebben niet alleen een kragt overeenkomende met de Planten en Stoffen, uit welke ze zyn getrokken, maar zy zyn nog veel aangenamer van smaak, en van gezigt, als het Zap en Decoctum van hare stoffen. Het is wel waar, dat de Wateren, gedistilleert met een Distilleer-kolf van Lood, Tin, Kooper, of andere metaalen, de beste en fynste deelen hunner substantie verliezen, welke in de lucht vervliegen, en dat ze zoo veel kragt niet hebben, als hare Planten; des niet te min zyn de gedistilleerde Wateren veel aangenamer voor den Lyder, en veel gereder tot het gebruik, betere Oog-middelen, en om een stoving (Epithema) voor ’t Hert, en voor de Lever te maken. Om Blanketzel te maken, en aangenaam Reukwerk, zoo voor de Medicyne, als anderzins; waarom men ze ook nauwkeuriger moet distilleeren. Het is insgelyks waar, dat de Wateren door een Waterstoof gedistilleert, voornamentlyk door waassem van kokend Water, van geen langer duur zyn, en zig niet langer, dan een Jaar konnen goed houden; waarom ze ieder Jaar met byvoeging van nieuwe ingredienten by den droessem der oude, door een Distillatie moeten vermindert worden; of men moet ze door een vilt distilleeren, gelyk wy in ’t vervolg zullen zeggen.
| |
Vaten en Werktuigen tot het Distilleeren nodig.
Daar zyn twee vaten nodig, om te Distilleeren, | |
| |
van welke men het eene met een algemeen naam een Distilleerkolf noemt, bevattende al het gene men distilleeren wil. Het tweede Vat word gemeenlyk genaamt de Kap, waarin de dampen vergadert en tot Water worden. Deze Kap heeft dikwils een Kanaal, gelyk een Vogelsbek, waardoor het vogt druppels-wyze in een glaze Flesche valt. Zomwylen is’er geen Bek aan; wanneer men namentlyk een Circulatie wil gebruiken. Dog deze Werktuigen zyn zeer verscheiden, zoo in gedaante, als stoffe, waaruit ze gemaakt zyn. De aloude zyn van Lood geweest, in gedaante gelyk een Klok, dekkende een ander vat van Kooper, vol van stoffe, om te distilleeren. Dit is zeer bekend, en word overal gebruikt, om dat het meer Water tot zig trekt, als eenig ander. Zedert heeft men een ander maakzel gevonden, waar door verscheide vaten, bedekt door hunne Kappen, van Lood, met een en het zelve Vuur te gelyk worden heet gemaakt, namentlyk op een Oven, hebbende de gedaante van een Gewelf, om dus met minder onkosten en moeite een groote menigte van Water te konnen distilleeren; gelyk men in de onderstaande Figuur zien kan.
Om nog een klaarder denkbeeld te geven van de Vaten, die men by het distilleeren gebruikt, zullen wy hier een nauwkeurige Beschryving by voegen. Namentlyk, A B C. is een glazen Vat, of van Potaarde, genaamt Retort of Kromhals.
Het vat R. is een Kolf, by de Latynen Cucurbita genaamt, dat een Kauwoerde betekent. Dit vat is van dezelve stoffe met het voorgaande. Hier in zyn de dingen, die gedistilleert moeten worden: Men zet het op de Capsula, waarvan wy aanstonts zullen spreken.
Het vat met de letter C. gemerkt, is het gene men de Klok noemt, en men appliceert het op den Kolf. Hier is het, dat zig de dampen, door het Vuur naar boven gedreven, vergaderen, en druppels wyze door den bek van de Kap in de Recipient vallen.
D I. is een glazen vat, of van Pot-aarde, genaamt Recipient. Men zet het gemeenlyk op een ronde Strooi-krans. Zyn hals is kort; maar als hetzelve lang is, noemt men het Retorte of Kromhals.
Eindelyk het vat A. word Capsula genaamt, zynde van Aarde. Men stelt het boven op den Oven, men vult het met Zand, waarop men den Distilleerkolf plaatst.
Wanneer men den hals van den Recipient tot die lengte brengt, die men wenscht, bestrykt men een snoer met Terpentyn of Zulpher, en men haalt het eens en andermaal om de plaats van den hals, daar men dezelve korter wil maken. Vervolgens steekt men het snoer in brand: en als de vlam die plaats heeft warm gemaakt, legt men’er een vogtig Linnen op, en de hals van den Recipient zal bersten ter plaats, alwaar het snoer daarom gewonden was.
In het zetten van de Kap op den Distilleerkolf moet men wel agt geven, dat men papier op de voegen van deze vaten lymt, en zelfs op den hals van den Distilleerkolf, indien het nodig is, ten einde de Waassem’er niet uit en vliegt, daar ’t niet behoort. Het zelve papier kan tot dien einde ook gelymt worden op de voegen van den bek van de Kap of Retorte, en deszelfs hals.
Ondertusschen is het goed, het voornoemde papier by zommige Distilleringen met een spelde te door prikken, ten einde de vaten, als ze geen lugt hebben, niet rood worden.
Wil men zig van een kromme Kolf bedienen, en dezelve voor een heet Vuur bloot stellen, moet men dezelve tot het uiterste van den Bek bestryken met een zoort van slyk, gemaakt van Leem, Wol, en Paarde-mist; moetende alvorens droog, en in een Vyzel gestampt en gepulverizeert zyn. Men moet het vervolgens onder elkander gemengt zynde doorweiken, en’er een weinig zand, zoo men wil, byvoegen. Men noemt het gemeenlyk Leem.
| |
Het gebruik van dit Leem.
Men maakt de kromme Kolf A B C. nat. en legt’er aanstonts een ligt smeerzel van deze Leem op, latende dezelve droog worden. Vervolgens legt men’er een tweede op, en zoo voorts, tot dat de Leem omtrent twee of drie twaalfde deel van een duimbreedte dik is. Deze Leem belet, dat de vaten, voor een sterk Vuur bloot gestelt zynde, niet bersten.
In plaats van deze dus toebereide Leem neemt men ook vette Aarde of Klei, wel gepulverizeerd, vervolgens geweikt en vloeibaar gemaakt. Ieder smeerzel, dat men op de kromme Kolf strykt, moet zeer dun zyn. Men draait het vat zo lang boven gloeijende Koolen om, wryvende eens en andermaal het buitenste met een hand in gemeen Water nat gemaakt.
De Distilleer-kolven van Lood waren eertyds in de mode. Ondertusschen heeft men aangemerkt, dat de Wateren dus gedistilleert, nog de reuk, nog de smaak, nog eenige andere hoedanigheid der stoffen, van welke ze getrokken waren, behielden, maar na rook smaakten, ende een brandige reuk hadden. Ja, dat meer is, Wateren van scherpe en bittere Planten gedistilleert behouden niets van hare natuurlyke scherpigheid of bitterheid, maar veel eer een smakeloze Zoetigheid. Het Water, dat door loode Pypen loopt, verwekt dikwils een roode loop by hen, die het drinken, als hebbende de substantie van Mercurius of Kwikzilver. Doet daarby, dat men ziet, dat Wateren door Lood gedistilleerd, meerendeels scherpe en sterke dampen zyn; het welk geschied door een Zout, dat zig boven van den Distilleer-kolf vallende met het Water mengt; het zelve bederft, wit en dik, gelyk Melk, maakt.
Om die reden heeft men een ander Werktuig uitgevonden, dat men een Blaas noemt; waar van de bodem en dekzel van Kooper zyn. Dit Werktuig is niet alleen bekwaam, om Brandewyn, gemaakt van Wyn, te distilleren, maar ook van allerlei zoorten van Planten, door een menigte van gemeen Water doortrokken. Daar-en-boven is het nodig, dat de Kap een grooten bek heeft, [illustratie] [Plaat 12. pag. 166. I. deeze 166 en 167 behoren boven Plaat 8. pag. 167. I. pag. 189. DESTILLEERING. F. de Bakker fecit, 1742.]
[illustratie] [Plaat 8. pag. 167. I. pag.168. I. pag. 168. II. pag. 168. III. DESTILLEERING. F. de Bakker fecit 1738.]
| |
| |
gaande midden door een vat vol Water, ten einde de dampen zig niet verstrooijen, maar verdikken, en tot Water worden.
De hedendaagsche Scheikundigen, beter onderwezen zynde, hebben een veel beter maakzel uitgevonden, als alle de voorgaande, namentlyk met een Waterstoof te distilleren. Want het is zeker, dat deze Wateren veel beter zyn in vergelyking van de anderen, als behoudende niet alleen volmaaktelyk den reuk, maar ook den smaak en andere hoedanigheden hunner planten; doordien namentlyk de Waterstooven de fyne deeltjes der planten door hunne Vogtigheden behouden en bewaren, belettende door datzelve middel, dat dezelve zig niet verdeelen nog vervliegen, gelyk men ziet geschieden by diegene, die op een heet Vuur of Koolen gedistilleert zyn. En dit is alleen oorzake, dat’er zoo een groot onderscheid gevonden word tusschen Wateren gedistilleert door middel van een loode Distilleer-kolf ende een Waterstoof, als’er gevonden word tusschen Lood en Goud. Aangezien dezelve niet alleen houden de natuurlyke eigenschappen van hare planten, te weten, de reuk en smaak, maar ook dat ze helder en klaar zyn, zonder de allerminste aangebrandheid of rook; daar in tegendeel de andere doorgaans na ’t een en ’t ander rieken en smaken, waar door niet alleen by Zieken maar ook by Gezonden een Braaklust verwekt word, en die daar-en-boven voor de Borst, Maag en andere inwendige partyen nadeelig zyn, ter oorzake van de kwaade hoedanigheden, die ze van de vaten, waarin ze gedistilleert zyn, hebben aangenomen.
Het gene wy gezegt hebben, blykt uit het water van Alsem, door een loode Kolf gedistilleert, zynde dat water zoet, maar niet bitter, gelyk zyne Plant. Ook blykt het uit allerlei andere zoorten der Wateren van Planten gedistilleert, zynde van een warm temperament, en van een scherpe of bittere smaak; want de loode Kolf ontfangende eenigzins de dampen der Kruiden, die van een warme kragt zyn, verderven wel ligt de oppervlakte, veranderende dezelve in fyn Lootwit, het welk zig naderhand met de Wateren vermengt, en aan dezelve een laffe zoetigheid mededeelt; het welk uit de bleeke kleur dezer Wateren blykt, voornamentlyk als ze door een gansch nieuwe Kolf zyn gedistilleert. Maar een vat, dat een geruimen tyd gebruikt is, heeft door de veelvuldige Distillatie gelyk als een korst gezet, en kan by gevolg niet ligtelyk door de dampen verandert worden, nog eenig Lootwit aannemen.
Men moet zig niet verwonderen, dat de oppervlakte van Lood door de scherpigheid der Planten in Lootwit verandert is, aangezien het Lootwit zelve gemaakt is uit loode Plaaten, op dampen van Wyn-azyn gesmolten, en op een horde van Riet uitgestrekt. Maar dit geschied niet omtrent wateren door een Waterstoof gedistilleert; want men ontdekt wel haast haare bitterheid of scherpigheid, zoetigheid of lafheid uit den smaak, of ze uit bittere, scherpe, of andere Planten gedistilleert zyn. Oorzake is, om dat de kap der Waterstoof van glas zynde, van dezelve gene vreemde hoedanigheid van reuk of smaaak konnen aannemen.
Voorts de wateren, gedistilleert door vaten, die men Blaas noemt, zynde, gelyk wy reets gezegt hebben, van Kooper gemaakt, trekken het Kooper aan zig, en zyn veel beter en kragtiger, als die door een loode Kolf gedistilleert zyn; aangezien het vuur van den Oven den stoffen geen rook enz. kan mede deelen, zoo lang ze in het Water kooken. Ondertusschen behouden ze de kragten niet volmaakt, ter oorzake van de vermenging der wateren, waardoor ze verstikt, en hunne kragt verspreid word. Waarom men ze boven alle andere Wateren moet schatten; die in dubbele Vaten gedistilleert zyn, of door dampen van kokend Water, het welk in de Water-stoven geschied. Die door de dampen van kokend Water zyn gedistillleert, zyn beter, als wanneer men de Vaten, in welke de stoffen, die moeten gedistilleerd worden, zyn, in kokend Water zet; aangezien de kragt veel fynder en beter uitgetrokken is. Hoewel beide zeer goed zyn, en men’er niets by de dugten heeft, dan alleen, dat ze van geen langen duur zyn. Dog het is beter, dikwils te distilleeren, om altyd versch te hebben.
Het derde zoort van werktuigen, by ons Water-stoof genaamt, bestaat uit twee stukken. Het eene is een groot Vat van Kooper, hebbende de vorme van een Eetens-pot, vry hoog en groot, voorzien met een dekzel; dit staat op den Oven met het kookend Water. Het tweede is de Kolf, wiens dikke ligchaam insgelyks van Kooper is; dus vastsluitende met het dekzel der Water-stoof, dat het een het ander vasthoud, en dat ze zonder malkander niet konnen gebruikt worden. De Kap is van Glas, Kooper, of Aarde. In het dekzel is een gat, aan de eene zyde of hoek wel toegeslooten; hier door laat men het kookend Water in de Ketel loopen, wanneer namentlyk het Water genoeg gekookt en vermindert is.
Daar is nog een ander zoort van Water-stoven, behelzende vier Distilleer-kolven; waar van de dikke Vaten, staande in de stoof, van Glas of Kooper konnen zyn, maar de Kappen van Glas. Behalven deze vier is’er nog een, dat alle andere overtreft, zynde alleen door de dampen van kookend Water heet gemaakt. Deze dampen stygen naar boven, door een groot Kanaal. Dit nu maakt het Water beter, dan alle de vier andere. Alle deze Vaten wel in elkander geslooten, worden ondersteunt van een wyde en groot koopere Pot. Zy zyn wel vertint, en dus vast op elkander geslooten, dat’er geen Waassem uit kan vliegen. Alle deze werktuigen zyn zoo wel naar elkander geschikt en gevoegt, dat ze maar een ligchaam schynen te zyn; behalven dat de Kap daarby en af kan gedaan worden, als men distilleeren wil, of gedistilleert heeft.
Daar is nog een ander fraai zoort van Waterstooven, waar van het vat dik en van Tin is, gelyk een groot Pisglas, (Urinaal) ruim drie voet lang, en beneden zeer wydt, maar boven een weinig nauwer. De grond en buik hebben ruim twee voet | |
| |
kookend Water. Men zet’er een koopere Helm op, bedekt en omringt van een ander Vat; zynde ook van Tin, en veel wyder, en bevattende het koude Water, het welk men door een tinne Pyp laat loopen uit een ander Vat, zynde lang, en staande boven op een Colom. Dit water dient, om den Kolf gestadig te ververschen, ten einde de dampen, die derwaarts opgevlogen zyn, dieste eerder tot Druppelen worden. En aangezien het bezwaarlyk is te beletten, dat het water, het welk in het vat, dat rondom den Kolf staat, is, niet heet zou worden, door de aanhoudende warmte van den Kolf, zoo is’er een Pyp aan het Vat, waar door het water gestadig loopt, terwyl het kraantje van de Fontein geopent word, en vervult het aanstonts met koud Water, dat men uit het bovenste Vat laat loopen. Maar ten einde men zoo veel moeite niet zou hebben, het warm Water zoo dikwils af te laten loopen, en’er koud in de plaats te doen komen, kan men het zoo schikken, dat uit het Vat, staande boven op de Colom gestadig zoo veel koud water in het Vat rondom den Kolf loopt, als uit elk zou konnen loopen, als men den kraan van een Fontein naar vereisch open en toe draaide. En ten einde de Pot of Ketel van de Water-stoof altoos even vol water zy, dat anderzins door de hevige hitte van den Oven zou verminderen, staat’er beneden aan de Colom een ander Vat vol heet water, lopende in de Water-stoof, door een pyp, in welke een Kraan is, dit Water word heet, naar maat de Colom hol en ledig is, tot aan de grond van dat Vat. Dit zoort van Water-stooven is bekwaam om veel water te distilleeren, ter oorzaak van het koude water, waar door de dampen aanstonts verdikt, en tot Druppels gemaakt worden.
De Venetianen distilleeren hunne Wateren aldus: De Oven is rond, en heeft aan alle kanten rondom een menigte aarde Vaten, van binnen verglaast, in gedaante van Urinalen of Pisglazen, wel bestreken met Klei, en elk met een kolf of kap van Glas of gebakke Aarde bedekt, van wiens bek of snuyt een Flesch aan een dik Snoer af hangt, om het gedistilleerd Water daar in te ontfangen. Zoo het gebeurt, dat het Vuur in den Oven al te sterk is, moet’er niets in ’t Vat gedaan worden, tot dat de hitte een weinig over is, ten einde Planten, Bloemen, en andere stoffen niet verbranden. De opening van den Oven moet altyd wel geslooten zyn, om’er de hitte in te bewaren, die tot zoo vele vaten vereischt word. Tot dien Oven moeten verscheide Menschen gebruikt worden; waar van de eene het opzigt over het Vuur heeft; de andere de Kruiden in de Vaten werpt; en nog een ander de dekzels en kappen daar op zet. Door dit middel kan men in vier en twintig uuren omtrent hondert pond gedistilleerd water hebben. Deze Wateren zyn beter, als die door een Looden kolf of van eenig Metaal gedistilleert zyn; als zynde door derzelver natuurlyke kragt en hoedanigheden niet aangesteken of verontreinigt.
Daar zyn nog andere werktuigen, wier dikke Vaten of van Kooper, of van Yzer, of enig ander Ertz zyn, hebbende voorts een dikken, maar zeer nauwen hals, met een koopere Kap, in de gedaante van een Pyramide, omringt gelyk als met een Emmer vol versch water, ten einde de dampen zig te sneller tot Druppels verdikken, en het water geene kragt van ’t vuur houd. Zommigen hebben in plaats van dezen langen hals en kap, een Pyp van Blik of ander Metaal, zeer lang, ende slangswyze gekronkelt, of uit verscheide stukken door regte hoeken zamen gestelt, welke door een Emmer, of ander diergelyke vat met Water, vervult, gaan.
Men heeft nog meer andere zoorten van werktuigen, om te distilleeren; waar van wy de verscheide Figuuren hier agter gevoegt hebben.
Boven dat, nademaal het gedistilleerd Water grooten deels zyn wezen en andere hoedanigheden ontfangt van de Kap, is het goed, een Kap van de beste zoort uit te kiezen. De beste zyn de Glaze; daarna die van verglaasde Aarde, van binnen en van buiten; vervolgens die van Tin; dan die van vertint Kooper; ten vyfden die van Yzer, voornamentlyk als men eenige vaste ligchaamen wil distilleeren, moetende van buiten opgelegt, maar niet ingenomen worden. Die gene onkosten ontzien, gebruiken goude en zilvere Vaten. Dog gemerkt een ieder dat vermoogen niet heeft, is het beter, zig met glazen te vergenoegen, die van alle andere de beste zyn; daarna volgen die van verglaasde Aarde, en na deze de vertinde. De glazen moeten van geen gemeen Glas zyn; maar veel eer van Kristallyn, zoo dik en zwaar, als mogelyk, om dies te minder te breken. Men moet ze allengskens warm en heet doen worden, het zy ze in een Water-stof zyn gezet, het zy op heeten Asch en Vuur op den Oven; en het distilleeren gedaan zynde, moet men ze insgelyks van langzamer hand doen koud worden. En aangezien de Kap van het dik ligchaam is afgezondert, is het goed, dat men dezelve met een doek van Hennip zamen bindt, zynde nat gemaakt in een mengzel van het wit van een Ey, Boone-meel, ende een weinig Mastik. Het Vat, waar in het water van den Recipient is, moet een glaze Vlesch met een langen hals zyn, in welken de bek van de Kap moet gaan.
| |
Verklaring.
A. is de Oven, om Brandewyn te distilleeren. B. Een Blaas van vertint Kooper, waar in de Brandewyn is beslooten. C. Een slangswyze gekronkelde Pyp van Kooper, aan een Colom vast. D. De Kap van de slangswyze gekronkelde pyp E. Het Refrigeratorium of Koelvat. F. Een ander Oven tot het zelve gebruik. G. Een Blaas van vertint Kooper, waar in de Brandewyn beslooten is. H. Een tinne slangswyze gekronkelde pyp. I. Een glaze Kap. K. Een Recipient. L. Een blinde kap. M. Een Trechter. N O. twee glaze Kappen op malkander, van welke de onderste boven open is. P p. Een Kolf met een Renconter-glas. Q q. Een wyder Kolf, van een korter hals, met een Renconter-glas. R r. Een yzer, om den hals van den Reci- [illustratie] [Plaat 9. pag. 168. IV. pag.169. I. DESTILLEERING. F. de Bakker fecit 1738.]
[illustratie] [Plaat 10. pag. 169. II. pag.169. III. DESTILLEERING. F. de Bakker fecit 1738.]
[illustratie] [Plaat 11. pag. 169. IV. pag.169. V. & 170. Fig. 1. Fig. 2. NB. het Plaatje behorende tot Pag. 187. staat op Plaat 16. DESTILLEERING. F. de Bakker fecit 1738.]
| |
| |
pient door te snyden. S. Het Stopzel van de opening des Ovens. T. Een glaze Kom. V. Een hevel of kromme pyp, om het Water uit een vat te tappen.
| |
Verklaring.
A. Is de Oven. B. Een koopere Blaas, van binnen vertint. C. Ezels-hoofd. D. Een vat met water, om het distilleerend vogt te ververschen, en de Pyp, waardoor het vogt in den Recipient geleid word. E. De Recipient. F. Een yzer Hooren voor den Regulus. G. Een staale Moolen. H. Een Oven, om vier kromme Kolven te gelyk te doen distilleeren. I I I I. Vier groote Recipienten. K. Een vat, om door een lot den Olie van de gedistilleerde Wateren te scheiden. L. Een Smelt-vorm.
| |
Verklaring.
A. Een We’erstuit-oven. B. Een Kom. C. Een Oven om Kruiden in een Zand-stoof te distilleeren. D. Een Vat van vertint Kooper van binnen, bevattende de Kruiden. E. Eene van binnen vertinde kap. F. Een kooperen Vat voor een Water-stoof. G. Een glaze Vlesch, voorzien met een Tregter om te filtreeren. H. Een Recipient. I. Een glazen Hel. K. Tweelingen. L. Een aarde Kap. M. Het Stopzel van de holligheid der Kap. N. Een Retort met een langen hals. O. De Kap van de Retort. P. De Recipient. Q. Philosophisch Ey. R. Een glazen Vat, om de Oliën te scheiden. S. Een ander vat van Glas, tot het zelve gebruik.
| |
Verklaring.
A. De Tooren van Athanor. B C. Twee Ovens, gestookt door het vuur van den Tooren. D D. Twee Pypen, waarin de Koolen zyn. E E. De twee bovenste openingen dezer pypen. F F. De openingen der twee Ovens. G. Een Wind-oven. H. Opening van den Oven. I. Het uiterste der Pyp, waardoor de Wind in den Oven gebragt word. K. De Pyp, daar de Wind door gaat. L. De Blaasbalgen. M. Stokken, dienende om de Blaasbalgen te gebruiken. O O. De Schoorsteen. P. Een vierkant yzer, dienende tot een Rooster voor den Oven. Q. Een yzere Plaat, om op het vierkant te leggen. K R. Stopzels der pypen van den Tooren. S T. Twee Smeltkroezen. V. Yzere Nyptang. X. Een yzere Tang.
| |
Verklaring.
A. De Oven voor een Sublimeer-glas. B. Een Sublimeer-glas. C c c c c. Potten van Sublimeer-glazen. D. Een Kap van een Sublimeer-glas. E E. Groote aarde Potten, om Zulpher-geesten te distilleeren. F F. Yzere Klokken. G G. Smeltkroezen met Zulpher. H H H. Drie groote glaze Plaaten. I I I. Drie Smeltkroezen met Zulpher. K K K. Drie yzere Klokjes. L L L. Drie Kappen. M. Een glaze vat voor de Circulatie. N. Een glaze Distilleer-kolf uit een stuk. O. Een Pellicaan.
| |
Aanmerking omtrent de Ovens, rakende de Distillatie van Wateren.
De Vorme der Ovens, dienende om Wateren te distilleeren, is verscheiden, naar de verscheidenheid der dingen, die men distilleeren wil, en der vaten, die men daar toe wil gebruiken. Wat de stoffe aangaat, zommige zyn gemaakt van Tigchel, zynde door de Zon gedroogt; deze zyn handelbaarder, als die van gebakke Tigchelsteenen gemaakt zyn, en men kan ze fatzoeneren, zoo als men ze hebben wil. Andere zyn enkel van Pleister gemaakt; andere van enkele vette Aarde. De beste worden gemaakt van Cement of Tras, Eywit en Koeihaair; Andere van Tigchelsteenen, zynde wel vergruist, Paarde-mist en vette Aarde. De Vorm der Ovens schikt men naar de Vaten, die’er op gezet worden. Zommige zyn overal rond. Deze zyn de beste en bekwaamste. Andere zyn vierkant; wederom andere hoog, als een Pyramide; nog andere verwulft; of als Stooven enz. gelyk men in de bovenstaande Figuren zien kan.
Een Oven moet twee Bodems hebben; de eene wat lager, om’er den Asch der Koolen of andere brandbare stoffen in te ontfangen; de andere hooger, voor de brandende Koolen. Het is een zoort van een Rooster, gaande dwers door den Oven, en met vele kleine gaten doorboort, ten einde de Asch dieste gemakkelyker naar beneden valle, en het Vuur, waardoor de Distilleerkolf gestookt word, niet uitdoove. Deze Stook-oven moet een mond van een tamelyke wydte hebben, om’er Koolen en Hout in te steken; maar om hoog twee of drie kleine gaten, om lugt te scheppen, en het Vuur te doen uitwaassemen, als men het vermeerderen wil. De eene en de andere dezer openingen moeten met hare stopzels voorzien zyn.
By gebrek van een Stook-oven, of van stoffe, om ze te maken, kan men zyn Ketel op een treeft of drievoet zetten, en het Vuur daar onder aansteken.
Hoewel men uit het gezegde de gedaante van een Stook-oven wel zou konnen begrypen, oordelen wy het nogtans dienstig, de Figuur van zommige, welke met weinig moeite en onkosten konnen gemaakt worden, hierby te voegen. Men kan’er de vaten na schikken, van welke wy in get begin van dezen Artykel gesproken hebben. Ook kan men dezelve op zyn gemak verplaatzen.
Den Oven L N. makende zoo groot als men hem wil hebben, moet men ter plaatze van P Q. een Rooster zetten, of verscheide yzere staven, dienende, om de Koolen ende het Hout daarop te leggen, namentlyk op P O. zynde de haart van den Oven. Op R. moet men een opening laten, dienende, om’er Hout en andere brandbare stoffe door te steken, en op den haart te leggen, ten einde het Vuur te onderhouden. De ruimte L Q. is de Asch-bak, waar in de Asch van den haart valt. De opening S. heeft een dubbel gebruik, voor eerst, om den Asch te doen wechnemen, ten anderen, om opening voor de lugt te geven, ende het vuur dies te | |
| |
sterker te doen branden. Deze beide openingen moeten ieder een deur hebben, zynde of van yzer, of van steen. Omtrent N O, plaatst men twee yzere staven, om de kap te onderschragen. Eindelyk moet men boven op den Oven, ter plaatze, alwaar de ronde kom den Oven moet sluiten, een opening laten, om aan den hals van de Kolf een doortogt te geven.
Boven op de Kolf moet een kom of dekzel F G H I. gelegt worden, hebbende verscheide gaten. Het een, gelyk H. dient tot een Schoorsteen; de anderen, gelyk I F G. worden Registers genaamt. Als men de hitte wat verminderen wil, stopt men ze met Aaarde toe. Wil men het Vuur geheel uitdooven, stopt men alle gaten teffens toe, sluitende ook de deurtjes van den Oven.
De eerste Figuur vertoont een Oven met de kolf, wiens Recipient Z. met Leem bestreeken is. Men kan ook een weinig Leem op O. stryken, ter plaatze, alwaar de hals van de kolf uit den Oven komt. Dit bestreeken zynde laat men droog worden, met’er een gloeyende koole by te houden.
De tweede Figuur vertoont een Oven, voorzien met het dekzel van de kolf E. van het Capiteel F. waarby de kolf G. gevoegt is.
| |
Toebereiding der stoffen, die gedistilleert moeten worden.
Het is niet genoeg, dat de Stook-oven en Vaten gereed zyn, zoo als boven is aangetoont, maar de stoffen moeten ook geprepareert worden, alvorens dezelve ter Distilleering in den kolf te werpen. Deze Toebereiding nu is driederlei, namentlyk een Infusie, Putrefactie, en Fermentatie, dat is, Afweiking, Verrotting, en Gisting. De Infusie is een Afweiking van het geen gedistilleert moet worden, in eenig vogt, niet alleen, om de te distilleerene stoffen tot een schielyke Distillatie bekwamer te maken; maar ook, om haar meer Zap te geven, of om haren reuk te doen bewaren, of om haar een nieuwe hoedanigheid te doen ontfangen, of om hare kragt te vermeerderen, of tot eenig ander einde, gelyk wy afzonderlyk zullen melden. Men heeft egter deze toebereiding omtrent alle zoorten van stoffen niet nodig; want zommige behoeven niet afgeweikt te worden; maar men dient ze veel eer te droogen, vooral eer ze gedistilleert worden, wegens hare overvloedige vogtigheid. Andere moeten maar een weinig besproeit worden; by voorbeeld, de Roozen en drooge Kamillen, die maar met gemeen Water worden besproeit, spreidende dezelve een gehele Nagt over een linnen doek, voornamentlyk ’s Zomers, by een heldere lugt, om den Dauw te ontfangen. Dus door nat geworden zynde distilleert men ze.
De stoffen, welke men doet afweiken, blyven in de Zon, of op het Vuur een half uur lang, of verscheide uuren, of een gehele Nagt, of twee tot drie dagen lang, of ook eenige Maanden, naar den aart der Medicamenten ende het oogmerk van den Genees-heer, of naar de dringende noodzakelykheid. Zomwylen distilleert men de afgeweikte stoffen, nemende daar toe alleen het vogt, dat’er van gekomen is; zomwylen distilleert men de gansche Infusie, dat is, en de stoffe, en het vogt, dat daarvan gekomen, en daarop gestort is.
Waarom men omtrent de preparatie, door een Infusie gemaakt, twee deelen nauwkeurig moet in agt nemen, te weten, den tyd der Infusie, en het vogt, daartoe dienende. De tyd moet geschikt zyn naar de verscheidenheid der stoffen. Want die hard en digt zyn, of droog, of geheel, vereisschen een langer Infusie, als die teder, versch of gestampt en vergruist zyn. Hiervan daan is het, dat de Wortelen en Zaaden eens zoo veel tyd vereisschen tot de Infusie, als Bladen en enkele Bloemen. Dus is het ook met de andere stoffen gelegen.
De Vogten, (liqueurs) waar mede de Infusie geschied, moeten overeen komen met de hoedanigheid der stoffen, die men wil distilleeren; zoo dat heete stoffen moeten gevoegt en afgeweikt worden in koude vogten; en met het oogmerk, dat men heeft omtrent het gene men distilleert, als zynde de oorzaak van het onderscheid der Vogten, in welke men iets laat afweiken. Zodanige zyn merendeels Regen-water, Fontein-water, en Dauw, het zy rauw, het zy gedistilleert; Brandewyn, Wyn-azyn, Bloed van Menschen, Zwynen, of van Bokken, gedistilleerd of niet gedistilleert.
Wat aangaat de stoffen, welke weinig zap hebben, als Saly, Betonie, Melisse, Alsem; of die van een sterke reuk zyn, gelyk allerlei Speceryen, Kruiden, Schorssen en welriekend Hout, gelyk Kaneel enz. moeten in Wyn afgeweikt worden, om een zeker Zap te geven aan die, welke geen Zap hebben, en den reuk der welriekende te bewaren, die anderzins door kragt van ’t Vuur ligtelyk kan vervliegen, wegens hare fyne Substantie. Het is zeker, dat het beter is, de Speceryen nog in Wyn, nog in Brandewyn, maar in gemeen Water af te weiken; om dat onder het distilleeren de Dampen te hoog vliegen, zonder de kragt van Speceryen te bewaren; het Water in tegendeel stygt niet hoger, dan de gemelde kragt, die’er altyd by gepaart blyft. De harde en Berg-stoffelyke ligchamen, als Peerlen, Coralen, Eyerschalen, Krystal, Smaragden, Hyacinthen, en diergelyke, worden gemakkelyk in rauwe of gedistilleerde Wyn-azyn afgeweikt, insgelyks in gedistilleerde of niet gedistilleerde Pis. Deze Wateren moeten inwendig niet worden gebruikt, maar alleen uiterlyk. Als men wil, dat zekere Wateren de kragt der stoffen, waar van ze gedistilleert zyn, beter behouden, kan men ze in haar eigen zap doen afweiken. Wil men, dat zommige Wateren een openende en doordringende kragt hebben, kan men de stoffen in rauw of gedistilleerde Wyn-azyn afweiken. Zodanige zyn de Wateren, die men voor den Steen of Graveel distilleert, of voor de opstopping der Lever, Milt en Lyfmoeder. Zomwylen doet men eenige stoffen in Menschen Bloed, Bokkebloed en Varkensbloed, om hare kragt te hulp te komen, gelyk Water, dat men distilleert, om den Steen te breken. Hetzelve merkt men aan | |
| |
omtrent de Wei van Geitemelk, waar in men iets afweikt, dienende om de zweeren der Nieren en Blaas te zuiveren.
In ’t algemeen moet men aanmerken, dat alle Infusie moet geschieden in zulke vogten, die de kragt der dingen, welke gedistilleert worden, helpen en vermeerderen. Voor dat men de Infusie maakt, moet men de stoffen snyden en stampen, voegende zomwylen een twaalfde deel Zout by die, welke zeer vogtig zyn, gelyk Vleesch, Menschen-Bloed, of Bloed van eenig dier, zoo om dezelve voor het verderf te bewaren, als om het vogt te scheiden, het welk moet gedistilleert worden.
Men laat zomwylen de stoffen, welke moeten gedistilleert worden, alvorens verrotten.
De Fermentatie of gisting der stoffen en Infusien geschied in de Zon, geduurende de Hondsdagen, of in de hitte der Zon, of op een Stook-oven, of in Paarde-mist, hebbende vier of meer dagen nodig, aangezien men dieste meer Water daar uit trekt, hoe de stooving en toebereiding beter is.
| |
Algemeene Regelen nopens het distilleeren der Wateren.
Vooreerst moet de Stook-oven op zodanig een plaats gezet worden, alwaar hy aan het Huis geen gevaar van Brand kan toebrengen. Ook moet men zorge dragen, dat’er niets op den Oven valt.
Indien gy Quikzilver distilleert, of iets anders, daar eenige aanstekende hoedanigheid by is, moet gy’er geduurende de Distillatie wat verder afstaan, aangezien de rook daar van schadelyk voor uwe Long is, de Herssenen bedwelmt, en zomwylen op staande voet doet sterven.
Zoo gy in glaze Vaten distilleert, moeten dezelve dik, glad en digt, ook alvorens beproefd zyn.
De Koolen moeten geheel en al gloeijende zyn, en reets half verbrand, voor al eer de te distilleerende stoffen in den Kolf geworpen worden; ten einde Rook en andere kwade dampen der Koolen daar uit vliegen: of ten minsten, men moet tusschen den Stook-oven en Distilleer-kolf eenigen Asch leggen, of fyn Zand, ten einde de koolen het water door den rook niet bederven. Ook moet men geen half verrot Hout gebruiken, nog Koolen in vogtige plaatzen uitgedooft, want door die kwaade dampen de Liqueurs zouden beschadigt worden.
Het Vuur moet in den begin niet hevig zyn, eensdeels, om de vaten niet te doen breken, anderendeels om dat de distilleerende stoffen de warmte allengskens moeten ontfangen, welke tot den derden graad des nood zynde kan vermeerdert worden.
Men moet geen groote menigte van stoffen te gelyk in den Distilleer-ketel werpen; want dan zou het een met het ander konnen overkooken; behalven dat het bovenste zig zoude ontlaten, en het benedenste geheel blyven. Het is derhalven beter, de stoffen daar voor en na in te werpen. Door dit middel zal het Water in een groote menigte distilleeren.
Het water van de Waterstoof moet niet heeter zyn, als het de hand daar in gesteken, verdragen kan. Hoewel’er dikwils dingen door de Waterstoof moeten gedistilleert worden, tot distillatie van welke zoo het gebeurt, dat de Waterstoof geen warmte genoeg geeft, men’er fyn zand moet onder mengen, om de hitte te vermeerderen.
Ingeval de glaze Distilleer-kolf op het vuur gezet zynde berst, moet gy dus beletten, dat’er de vogten niet uitloopen: Neemt verscheide linnen doeken, en maakt ze nat in Eywit, zynde alvorens wel geklutst; legt ze vervolgens de eene voor, de andere na, op de scheuren; zoo dat de eene droog zynde geworden, de andere daar aanstonts opgelegt worden.
Indien gy uwe Wateren over heeten Asch distilleert, gelyk dikwils geschied, of op heete Zand, of vylzel van Yzer enz., moet de Distilleer-kolf omringt worden, het zy dezelve van Glas, Kooper, of eenige andere stoffe gemaakt is, met fyne Asch, of Zand, of Yzer-vylzel, in dier voegen, dat deze Asch een halve voet hooger is, dan de te distilleerende stoffe. De Asch moet in het opperste van den Oven zyn, of in een aarde Pot, staande op den Oven, en met gloeijende Koolen, op de grond van den oven, heet gemaakt. De Wateren dus gedistillert zyn van een langeren duur, als die door een Waterstoof gedistilleert zyn. Voorts zyn ze beide van eenderlei kragt.
Indien gy gene gelegenheid door een Kolf te distilleeren hebt, en nogtans een zeker zap of liqueur distilleeren wilt, laat het zap in zeker vat kooken, en zet een Glas op het vat; wanneer de rook in damp zal veranderen, welke vervolgens in droppelen zal verdikt worden. Op deze wyze verandert de Wyn-azyn gemakkelyk in Water, zynde zeer goed voor vlekken in ’t Gezigt, voornamentlyk indien men een siertje Wynruit in Wyn-azyn kookt, voor al eer men dezelve distilleert.
Heete stoffen, om van kragt te zyn, moeten drie of viermaal wel gedistilleert worden, met ze op andere stoffen te werpen, of ze afzonderlyk over te halen. Maar koude, by voorbeeld, Roozen, konnen met eens te distilleeren volstaan. Daar van daan zyn ze kouder, gemerkt de kragt van ’t vuur de stoffen warmte en geur by zet.
Als gy een Water drie of viermaal wilt distilleeren, moet gy by ieder distillatie de hitte een halve graad verminderen, en zoo vervolgens, tot dat gy weder tot den eersten graad zyt gekomen. Reden is, om dat de stoffe door elke distillatie meer en meer gesubtilizeert zynde, die hitte in het einde niet meer nodig heeft, als in het begin, wanneer ze dikker en grover is. Anders doet men, als men de Quint-essentie van een stoffe wil trekken, want alsdan moet de hitte vermeerdert worden.
In alle distillatie van Water moeten de grofste en wateragtigste deelen (Phlegma) afgescheiden worden. Tot dien einde moet men de te distilleerende stoffe nauwkeurig onderzoeken, aangezien’er het Plegma zomwylen eerst afgezondert word, zomwylen laatst, onder het distilleeren. Dus blyft het logge en smakeloos water by het distilleeren van | |
| |
Brandewyn laatst, niet tegenstaande verscheide malen zynde gedistilleert. By het distilleeren van meest alle andere zondert zig het Phlegma eerst af; gelyk by Wyn-azyn, Honing, en andere diergelyke. Dit kan men onderscheiden, met de eerst en laatst gedistilleerde Wateren te proeven. En ingeval het Phlegma zoo niet afgescheiden word, gelyk by zommige Wateren geschied, met welke het zelve zeer innig gemengt is, moet men die Wateren eenige dagen lang in de Zon zetten, in een vat met linnen, of een doorboord blaasje toegestopt, ten einde alle drabbige en vuile deelen zig verteeren. By gebrek van Zon, gelyk ’s Winters, moet men het vat met de gedistilleerde Wateren, in een ander vat met water gevult zetten, en het daar in tot een derde laaten afkooken.
Men kan oordelen, dat de Distillatie wel gedaan is, wanneer men tusschen de distilleerende druppelen het getal van tien tellen kan. Daar uit kan men ook van de kragt en hoedanigheid van ’t Vuur oordelen.
Wil men, dat de Wateren een reuk en smaak hebben, of eenige hoedanigheid van andere zaken, als Honing, Kaneel, Kamfer, Muscus, of andere welriekende dingen, het zy om een geur te geven aan die ze niet hebben, of een goede geur aan die een kwaade hebben, gelyk wy zullen zeggen van het gedistilleerde Water van Menschen-drek, moet men de Kap met die stoffe wryven, of’er eenige in linne popjes doen, en ze aan ’t uiterste van den bek der Kap vast maken, ten einde de distilleerende Wateren door deze stoffen doorgaande, den reuk of andere hoedanigheden daar van ontfangen.
En aangezien de Wateren door kragt van ’t vuur gedistilleert, altyd eenige overblyfzelen van warmte behouden, onmiddelyk na de distillatie, zal het best zyn, de vleschen of andere vaten, in welke men ze bewaren wil, een tydlang open te laten. Onderwylen moet men zorge dragen, dat of de reuk, of eenige andere hoedanigheid niet vervliege. Tot meerder zekerheid kan men die vaten, wel toegestopt zynde, op een koude plaats in nat zand zetten, om hen dus de overvloedige warmte te doen verliezen. Edog de koude Wateren in een Waterstoof gedistilleert, hebben niet nodig, dus open te staan; moetende veel eer in een glaze Vlesch in de Zon gezet worden, mits niet vol zynde; of men dompelt dit vat veertig dagen lang in heet Zand, ten einde de logge wateragtige deelen daar in verteert worden.
Als de gedistilleerde Wateren troebel worden, moet gy op ieder pond water een of twee droppelen Wyn-azyn gieten; en dus zullen ze klaar gemaakt worden.
| |
Manieren om Kruiden, Schorssen, Bloemen en Wortelen in ’t byzonder te distilleeren.
De Wateren, welke men distilleert, zyn van verscheide zoorten en kragten. Zommige hebben een Medicinale kragt, gelyk Roozen-water, water van Saly, Marjolein, en diergelyke meer. Andere hebben een voedzame kragt; andere een Medicinale en voedende kragt teffens; andere buikzuiverend, gelyk die van versch Rhabarber; andere geschikt, om het Aangezigt en Handen fraai te maken; andere zyn van een welriekende geur, gelyk die van Speceryen gedistilleert worden. Deze alle zyn wederom van tweederlei zoorten, namentlyk enkele en dubbele.
| |
Hoe de enkele Medicinale Wateren te distilleeren.
Alsem moet gedistilleert worden met een Waterstoof, om’er een water van dezelve reuk en smaak uit te trekken. Dog het is beter, die Plante niet versch daar toe te gebruiken, maar ze een weinig gedroogt zynde alvorens in Wyn te laten afweiken, en vervolgens of door een Waterstoof, of op heeten Asch distilleeren. Op dezelve wyze distilleert men ook Byvoet, Agrimonie, Zuuring, en diergelyke Planten, mits waarnemende het gene boven gezegt is. Ook distilleert men op deze wyze de Alkekengi of Kriekjes van over Zee, zynde een middel voor Steen en Graveel.
De buitenste Schors van gemeene Nooten, het zy ze zig van zelfs van de Nooten afbolsteren, of niet, kan in de Maand van September gedistilleert worden. En het Water daar uit getrokken, zynde in een goede menigte met een derde Wyn-azyn gedronken, is een volstrekt middel voor de Pest, mits men zig doet Aderlaten, alvorens daar van te drinken. Ook is het een beproefd middel, om’er een Gorgel-drank van te maken, voor de verzweering in de Mond; insgelyks voor de Jigt, om Handen of Voeten daarmeede te stooven; en om het Haair zwart te maken.
Nooteboomen-bladen in de Maand van Mey gedistilleert, zyn een goed middel om Zweeren te doen opdroogen; als men ’s ogtens en ’s avonds dezelve met een linnen doek, daar in nat gemaakt, bet.
Om Aardbeziën te distilleeren, moet men dezelve alvorens te rotten in een glas zetten, doende daar een weinig Zout of Zuiker by; vervolgens trekt men’er het Water af, zynde een beproefd middel voor vergift, insgelyks om vlekken wech te nemen, de Maandstonden te bevorderen, en druipende Oogen te droogen. Maar ingeval men’er een weinig Brandewyn by voegt, zyn de gemelde Kragten wonderbaarlyk.
De binne-schors van een Essche-boom gedistilleert geeft een zonderling middel voor de Pest, als men dit gedistilleert Water met een gelyke maate van Brandewyn drinkt; by voorbeeld, drie oncen van elks; voornamentlyk als men drie uuren daarna dezen Drank herhaalt. Het is ook een goed middel voor het zuizen der Ooren, als’er eenige droppelen in gedaan worden.
De Moerelle-steenen gestampt, of het vleesch alleen gedistilleert, maken een Water, zynde een beproefd middel voor de Vallende ziekte der Kinderen, als men dezelve een halve once daar van in de Mond steekt.
Het Water van gedistilleerde versche Hazel-nooten, tot twee drachmen gedronken, is een goed | |
| |
middel voor het Kolyk en krimpingen in de Darmen.
De schors van Hadik of Vlier gedistilleert, en dikwils gedronken, geeft den Waterzugtigen ontlasting van Water.
Betonie-bladen eerst gestampt en afgeweikt in Wyn, naderhand gedistilleert, zyn een beproefd middel voor pyn in ’t Hoofd, en Blaas.
Bladen van Melisse en Saly worden op dezelve wyze gedistilleert. Die van Melisse vervrolyken, en zyn een goed middel voor Beroertheid en Vallende Ziekte; versterken de Geheugenis, genezen de Tandpyn, en Waterzucht; en bevryden hem, die iets fenynigs heeft ingeslikt, van een kwaad gevolg, mits het gedistilleerde aanstonts word gebruikt.
Gentiana of Maldergeer-water. Neemt vier pond versche Wortelen, of liever gedroogde, hakt ze kort, en maakt’er een Infusie met Wyn van, distilleert ze vervolgens. Dit Water is uitnemend voor de Pest, allerlei fenyn, de Steen, en inwendige verzweeringen.
Water van Pyrethrum of Bertramkruid. Neemt versche of gedroogde wortelen van dit Kruid, hakt ze klein, en weikt ze in goede Wyn af. Dit Water is goed, om Tandpyn te stillen, om ze vaster en zuiverder te maken, als men het ’s morgens vroeg tot Gorgel-water gebruikt.
Aardbezië-water. Neemt bladen en bloessem van Aardbeziën, en distilleert ze. Het Water is goed om het Gezigt te zuiveren.
Tabaks-bladen worden op dezelve wyze gedistilleert. Het Water heeft een zonderlinge kragt tegen de Vret, (Noli me tangere) de Kanker, Schurftheid, Lazery, Aamborstigheid, en Waterzugt.
Veronica of Eerenprys word insgelyks op dezelve wyze gedistilleert. Het Water geneest de Wonden, Schurftheid en andere ongemakken der Huid. Het zelve Water is een middel voor Lazery, kwaadaartige en aanstekende Koortzen, voor de verstopping van Lever en Milt, en voor de verzweering van de Long.
Yzop moet op heeten Asch gedistilleert worden. Deze is ook zeer goed voor Tandpyn, om de Maandstonden te bevorderen, voor den Hoest, en Long-ziekte.
Raap-Water. Neemt gansche Raapen of Knollen met de schil, of liever de schil alleen, en distilleert ze. Het Water is zeer Pisdryvend, en Zweet-verwekkend.
Limoen-zap of Water is een goed middel voor den Steen der Lenden of Nieren.
Venkel-Water. Neemt de wortelen en bladen van Venkel; distilleert ze, of liever, kookt ze in Water af; legt ze vervolgens zoo heet als ze zyn in een tinne of koopere Schootel, die met een andere schootel toegedekt is. Het vogt in de bovenste Schootel, moet in een Vlesch bewaart worden, om een of twee druppelen in een hoek van ’t oog te storten, van hem, die zeere Oogen heeft.
Pieterzelie-water. Stampt de Pieterzelie-bladen, en distilleert ze vervolgens. Dit Water versterkt de Maag en Lendenen.
Eppe, Bazilicon, Ossetong, Munte, Kamille, Wedrik, Gezegende distel of Cardebenedict, Gouwe, Zuikery, Vrouwenhaair, Kamperfoelie, Endivie, Alsem, Duivekervel, Brem, Klimop, Paardestaart, Lavendel, Marjolein, Steenklaver, Maluwe, Althea of Heemst, Water-roozen, Nardus-zaad, Orego, Peonie, Mankop, Muurkruid, Pimpernel, Weegbree, Porcelein, Polei, Wynruit, Rosmaryn, Meekrap, Saly, Keul, Scabiosa of Schurfdkruid, Steenvaaren, Nachtschade, Huislook, Wilgebladen, Kruiswortel, Thym, wit Wollekruid, Wormkruid, Valeriana, of Speerkruid, Yzerkruid, Bloessem en Bladen van Barnetelen en doove Netelen, en meer andere Plant-gewassen, worden op dezelve wyze gedistilleert, mits waarnemende de algemeene regelen, hier boven van ons aangemerkt.
Kaneel word dus gedistilleert: Neemt een pond fyne Kaneel; verplettert dezelve eenigzins, en laat ze in vier pond Roozen-water, nevens een half pond keurlyke witte Wyn afweiken. Werpt het vervolgens zamen in een glaze Helm, om te distilleeren; of zet het op heeten Asch; of gebruikt’er een Water-stoof toe. Dit Water is een volstrekt Genees-middel voor alle koude ongemakken, voornamentlyk van de Maag, Milt, Lever, Herssenen, Lyfmoeder, en Zenuwen; ook voor Flauwtens. Ook is het goed, om de Maandstonden te bevorderen; het is Waterloozend, stilt de Braaklust, en neemt het kwaad van allerlei zoort van Fenyn wech.
Roozen-water word gedistilleert of van versche Roozen, of van gedroogde, roode of witte. De manier van distilleeren is verscheiden; geschiedende zomwylen door een nederzyging, per descensum genaamt, gelyk wy in ’t vervolg zullen aantoonen; zomwylen door een stooving der straalen van de Zon; dog allermeest en best door een Water-stoof. Hoewel het alvorens goed is, de Roozen, droog zynde, te bevogtigen door eenig kokend Water. Het Water van roode Roozen gedistilleert is hert-sterkender, gelyk dat van witte Roozen ververschender.
Om Roozen-water behoorlyk te distilleeren, moet men de Roozen of afweiken in Roozen-water, of wel in zap, uit Roozen getrokken, twee of drie dagen, in een wel bestreken en toegestopt Vat; vervolgens doet men ze in een glaze Helm, gedekt met zyn Kap, ook wel bestreken, met een Recipient voorzien, en in de Water-stoof gezet.
Oranje-bloessem gedistilleert door een Campaan, is een goed Braak-middel, maar ook bekwaam voor een goede reuk.
Gedistilleert Water van onrype wilde Appelen, Eikelen, en Castanien, is een goed middel om de roode puisten en jeukte van ’t Aangezigt te verdryven.
Gelyk Roozen-water worden gedistilleert de Wateren van verscheide Bloessem, als Rosmaryn-water, zynde goed om te vervrolyken, Vlier-water, dat de Huid voor het steken van de Zon bewaart; Water van Wedrik-bloessem, dat de Oogen versterkt; en diergelyke meer.
| |
| |
| |
Manier om Liqueurs te distilleeren.
Wy hebben boven gezegt, dat de zonderlinge kragt der gedistilleerde zaken de Liefhebbery zoo verre heeft uitgelokt, dat’er thans weinige zaken van de minste kragt geworden worden, welke men de Distillatie niet heeft onderworpen. Maar hier ter plaatze noeme ik Liqueur, al het gene een vloeibaar wezen heeft, het zy zappen, of vogten, gelyk Wyn, Azyn, Honing, Pis, zap van Kruiden of Vrugten, zynde veel beter, dan ’t gene uit de Kruiden of Vrugten zelve gedistilleert is.
Brandewyn gedistilleert. Hoewel alle zoorten van Wyn bekwaam zyn, om’er Brandewyn van te distilleeren, mits dezelve niet zuur, verschaalt of anderzins bedorven zy, nogtans is de helderste en sterkste Wyn de beste, het zy witte, het zy roode Wyn. Neemt derhalven een zekere maat van Wyn, naar de grootte van het Vat, waarin gy wilt distilleeren, de Blaas genaamt, en hebbende de gedaante van een Kauwoerde. Vervult deze Blaas tot op een derde gedeelte van den mond of opening, ten einde de Dampen eenige ruimte hebben. Dekt het vervolgens met de Kap, of Kolf met een langen bek, zynde wel bestreken, om’er gene dampen uit te laten vliegen. Distilleert voorts met heet, maar geen kokend Water, of wel gebruikt middelmatig heet Zand of Asch; vermeerdert de hitte allengskens, zoo nogtans, dat de Wyn niet aan ’t kooken raakt. Om keurlyke Brandewyn te hebben, moet gy ze vier of vyf maal overhalen; want hoe meer gy dezelve distilleert, hoe ze beter is; gelyk wy boven reets gezegt hebben.
By de eerste Distillatie is een tiende deel daarvan getrokken genoeg, by voorbeeld, een pint Brandewyn van tien pint Wyn. By de tweede Distillatie de helfte van ’t gene gedistilleert is; by de derde wederom de helfte; invoegen de Brandewyn wel geduurig vermindert, dog kragtiger en beter word. Men moet derhalven in den begin een groote menigte Wyn nemen, of wel verscheide Vaten hebben.
Ondertusschen moet men aanmerken, dat men by ieder Distillatie de hitte op een halve graad moet verminderen, na eenen graad, om eindelyk tot den eersten graad weder te keren, die van ons middelmatig genaamt is. Ook moet de eerste Distillatie door Vuur en heeten Asch, en de andere door een Water-stoof geschieden. Deze veelvuldige Distillatie dient, om’er de grove wateragtige deelen uit te halen, welke op de grond blyven leggen, en gewoon zyn op ’t laatste na een menigvuldige Distillatie te vervliegen.
Voor ’t overige, men kan aan deze tekenen waarnemen, of de Brandewyn genoeg gedistilleert is: Indien dezelve tot een gelyke quantiteyt van Water wederkeert; als ze aangesteken zynde geheel verbrand en verteert word; zonder het minste teken van vogt op de grond van het Vat na te laten, indien het linnen, het welk men in de Brandewyn doorweikt heeft, in brand gesteken zynde, geenzins verteert; indien een druppel olie daarin geworpen zynde, na de grond zinkt; ingeval een druppel Brandewyn in de palm van de Hand zig uitspreidende ten eersten vervliegt; als Kamfer in Brandewyn geworpen daarin smelt.
Ook moet men aanmerken, dat de Brandewyn dikwils gedistilleert word met zeer goede Wynmoer, en wel beter, dan met de Wyn zelve. Hoe ze meer gedistilleert is, hoe ze heeter is, en drooger, als die van Wyn gedistilleert word. Die uit Wyn is getrokken, is aangenamer van smaak, en zelfs lieffelyker van reuk. Men maakt zomwylen Brandewyn van Bier, dog die is zoo goed niet, als welke van Wyn gemaakt word.
De Vaten, waarin de Brandewyn gedistilleert word, zyn verscheiden. Nu gedistilleert zynde word ze in de Zon gezet, en aldaar een tydlang gelaten, om ze nog meer te subtilizeeren.
Op deze wyze kan men alle Zappen en Liqueurs distilleeren, als, Menschen-bloed, Pis, Wyn azyn, Dauw, Melk, het wit en de doojer van Eyeren, Koei-mist, Menschen-drek, enz.
De kragten van Brandewyn zyn ontelbaar; zy is een goed middel voor Beroerte en Vallende ziekte, invoegen diegenen, welke daar aan onderworpen zyn, ’s winters in de Morgenstond een lepel vol wel gezuikerde Brandewyn nemende, ende een mondvol witte Brod nuttigende, of minder, of geheel niet van de voornoemde quaalen zullen aangetast worden. Brandewyn wederstaat het vergift, maakt dat de Wyn niet vervliegt, nog bedorven, of troebel word; genezende voorts alle ongemakken der Zenuwen, die uit een koude ontstaan, ook spieren en leden, daarmede gestooft zynde. Eindelyk, de Brandewyn doet de Wormen sterven, en stilt de Tandpyn, enz.
| |
Een andere Distillatie van Brandewyn.
Vervult de helfte van een koopere Distilleer-kolf met Wyn; bedekt dezelve met zyn Kap, en voegt’er een Recipient by; strykt de voegen en spleeten met Leem nauwkeurig toe, behalven met een natte Blaas, en distilleert op een klein Vuur tot omtrent een vierde gedeelte, of tot dat het vogt, aan ’t Vuur gebragt zynde niet meer in brand raakt. Het gene in de Recipient gevonden word, is de Brandewyn.
De Brandewyn is een geest van Wyn, vervult met een Phlegma of slymig zetzel, het welk’er onder het distilleeren mede gepaart word. Deze geesten stygen allereerst op; en men weet, dat’er gene geesten meer in de Kolf gebleven zyn, wanneer het distilleerende vogt niet meer brandbaar is.
Men kan uit allerlei zoorten van Wynen Brandewyn trekken; maar men trekt uit de eene zoort meer, dan uit de andere.
| |
Een andere Distillatie van Brandewyn.
De geesten van Wyn bestaan in de olyagtige deelen van de Wyn, door zuur zout verdunt. Vervult een groote Distilleer-vlesch met een langen | |
| |
hals op de helfte met Brandewyn; en na dat gy’er een Kap en Recipient hebt bygevoegt, strykt de voegen nauwkeurig met Leem toe, en zet uwe Distilleer-vlesch op een pot half vol Water; zet voorts die pot op een andere pot, om de geesten in een Water-stoof te distilleeren, waar door het gene zuiver naar boven zal gaan, het gene van zyne wateragtige deelen (Phlegma) is afgescheiden. Gaat dus met dien graad van Vuur voort, tot dat’er niets meer distilleert, en gy zult Wyn-geesten in de eerste Distillatie hebben.
| |
Kragten van de Wyn-geesten.
Deze dienen om verscheide dingen in de Scheikunde op te lossen. Men geeft’er een halve lepelvol van aan diegenen, die de Beroertheid en Slaapkoorts onderhevig zyn, om ze te verkwikken, en wederom by hen zelve te doen komen. Men wryft’er hen ook de gewrigten der voor-handen, Borst en Aangezigt mede. Het is ook een goed middel voor den Brand, ingeval het aanstonts daar op gelegt word; insgelyks koude Smerten, Lammigheid, Kneuzing en andere ongemakken, wanneer de Zweetgaten moeten geopent worden.
AANMERKING. De gemeene manier, om Wyn-geesten of Brandewyn te maken, is, dat men den Brandewyn in een Helm distilleert, zoo dikwils, tot dat de Wyn gezuivert is. Tot dien einde trekt men door de Distillatie omtrent de helfte der gedistilleerde geesten, en men verwerpt, als onnut, de logge deelen van het Water, (Phlegma) blyvende op de grond van de Distilleer-ketel. Men distilleert ook de helfte der gedistilleerde geesten, en zondert het Phlegma andermaal af. Hiermede gaat men voort, tot dat men ziet, dat een lepel met het gedistilleerde aan ’t Vuur gehouden zynde, alles verteert word.
Maar aangezien deze manier van distilleeren van een langen duur is, en dat men wel agt of negenmaal dezelve hervat hebbende, nauwlyks een zuivere Wyn-geest hebben kan, hoe weinig Vuur men daartoe ook gebruikt; zoo hebben de Konstenaars een ander werktuig verzonnen, onder den name van Serpentine, wegens deszelfs Slangswyze omslingering. Men zet het op den Kolf, daar de Brandewyn in is; en het opperste einde, als een Trechter gemaakt, heeft een Kap, waarby een Recipient gevoegt zynde, en de voegen wel zynde bestreken, zet men het Vat op een matig Vuur. De Wyn-geesten klimmen door die matige hitte om hoog, maar het Phlegma; zynde al te zwaar, kan zoo hoog niet klimmen; en dus heeft men voor de eerste maal een gezuiverde Wyn-geest. Maar aangezien dit werktuig bezwaarlyk kan verplaatst, of naar vereisch van zaken van de eene plaats na de andere gedragen worden, alwaar men Wyn-geesten zou willen maken, en dat het zelve daar-en-boven gevaar loopt, van los te gaan in zyne voegen, wegens de kragt de geesten, zoo heeft men het gemelde middel bekwamer geoordeelt, om Wyn-geesten te maken; want gestelt zynde, dat men van een Distilleer-vlesch en een Kap voorzien is, is het gemakkelyk, den Wyn-geest te trekken, zynde zoo goed, als die van een zoo genaamde Serpentine; en men heeft geen reden om bedugt te zyn, dat de geesten zullen vervliegen, door de eene of de andere weg, aangezien de voegen wel met Leem bestreken zyn.
Zommigen hebben evenwel gepoogt deze wyze van Wyn-geesten te trekken af te keuren, ter oorzake, gelyk ze zeggen, van den langen tyd, dien men daartoe nodig heeft, om maar een weinig geesten te louteren; om niet te zeggen, dat het zoo moeijelyk is, zodanige Vaten te hebben, het zy in, het zy buiten de Stadt. Edog het schynt, dat men de zake niet alvorens behoorlyk heeft onderzogt. Want die maar de moeite neemt, om de Distillatie dus in ’t werk te stellen, zal bevinden, dat met twee of drie van zulke Vaten men ten minsten zoo veel Wyn-geesten zal trekken, als een ander door zyn groot gevaarte trekken zal, en dat die geesten niet zullen onderworpen zyn aan de aandoeningen, welke een Kooperen of Tinnen Vat daaraan zou konnen geven.
Wat de zwarigheid aangaat, dat men diergelyke glaze Vaten bezwaarlyk zou konnen vinden, die heeft weinig grond, aangezien de Magazynen en Winkels der Glaze-verkoopers, daar nog geen gebrek aan gehad hebben, hoe zeer ze ook van de Scheikundigen gebruikt worden. En waarom zouden ze niet zoo wel geblazen, als die van Kooper of Tin gemaakt konnen worden, welke men gemeenlyk gebruikt?
| |
Op welke wyze Wyn-geesten zonder Vuur getrokken worden.
Vele pogen Wyn-geesten zonder Vuur te trekken, op een zeer gemakkelyke wyze. Zy doen twee of drie pond Zout van Wynsteen wel gecalcineert en droog in een glazen Kolf; zy storten daar boven op keurlyke Brandewyn, ter hoogte van vyf of zes vingeren; zy roeren het met een houte Spatel om; daarna laten zy het omtrent een uur staan rusten. Onderwylen word het zout van de Wynsteen doortrokken van de wateragtige deelen, die in de Brandewyn zyn, zoo dat de Wyn-geesten zuiver blyven, die daarvan afgescheiden worden, met ze zachtkens af te gieten, of met ze te filtreeren. Daar kan zig wel een weinig Zout van Wynsteen onder mengen, dog zoo veel niet, dat het aan de Wyn-geesten nadeelig is.
Men kan de Wyn-geesten zoo wel niet van boven het zout van Wynsteen afzonderen, dat’er niet geduurig iets overblyve. Dog men kan het daar af krygen, zoo men de moeite wil nemen, met een Distillatie door middel van een Water-stoof; maar dan zal’er een gedeelte van het Phlegma teffens om hoog klimmen, en men zal een Brandewyn van een zeer aangename reuk hebben. Het Zout van Wynsteen door het Vuur zynde gedroogt, zal in staat zyn, gelyk voor henen, om by allerlei gelegentheden gebruikt te worden.
| |
| |
| |
Kragten der Wyn-geesten.
Zy zyn goed voor Slaapkoorts en Beroertheid, om dat ze de geesten in meer beweging brengen, als ze voorhenen waren. En aangezien naar alle waarschynlykheid die ziektens ontstaan zyn door een verstopping, waardoor de loop der Levens-geesten in de Herssenen belemmert word, zoo geven deze Wyn-geesten hen een nieuwe kragt, om deze slymagtige deelen, welke den doortogt belemmerden, te scheiden, ende hen wederom een ruimen weg te openen. Ook nemen ze de Zinkingen wech, alzoo ze niet alleen de Zweetgaten openen, en aan de fynste deeltjes een vryen doortogt geven, maar ook de grovere deelen verdunnen, om door de beweging van het Bloed ook te konnen opgeheven worden.
Wyn-geesten zyn ook een uitnemend middel voor den Brand, mits op staande voet daar op gelegt zynde, want dus geven ze aan de vuurige deelen, die’er door de Zweetgaten ingedrongen waren, een opening, om’er weder uit te gaan; en zoo’er al eenige in blyven, die worden gebonden, en gelyk als met een Zuur vereenigt.
| |
Manier om Wyn-azyn te distilleeren.
Men moet aanmerken, dat’er een onderscheid is tusschen het distilleeren van Wyn-geesten en Wyn-azyn; aangezien de Wyn van een waassemende en vuurige substantie is. De beste kragt bestaat in de eerste distillatie, dat is, in ’t Water, dat eerst gedistilleert is, zoo dat het overige, dat in de Kolf blyft, byna de hoedanigheid van enkel Water, en weinig kragt heeft. In tegendeel heeft het eerste water van Wyn-azyn geen smaak altoos, als hebbende meer aardsche deelen; want Wyn-azyn is niet anders dan een bedorve Wyn, zynde door een verrotting zuur geworden. Zoo dat de ware kragt van de Wyn-azyn blyft by het gene in de Kolf blyft, na dat’er het eerste Water is afgetrokken. En by gevolg moet het gene na de Distillatie in de Wyn blyft, Phlegma genaamt worden, gelyk al het gene allereerst by het distilleeren van Wyn-azyn daar uit komt.
Om derhalven by wyze van distilleering goeden Wyn-azyn te hebben, moet men het Phlegma of de wateragtige deelen distilleeren, en dezelve afzonderlyk in een vat doen. Vervolgens wanneer de Wyn-azyn tot op een derde verteert is, en men aan de smaak bemerkt, dat de zuurigheid begint te komen, moet men dezelve afzonderlyk zetten, om’er by een infusie zyn gebruik van te maken. Het Vuur moet een weinig verandert worden; en dus moet men met distilleeren voort gaan, tot dat het Water begint rood te worden, en de dikte van Honing te krygen, of van Pek; alsdan kan men het ook afzonderlyk wech zetten, niet tot gebruik in de Geneeskunde, maar tot ertzen en corrosive stoffen. Want het Water, dat voor de derde maal distilleert, riekt na aangebrandheid, en word de bloedige stoffe (materia sanguinea) van de Wyn-azyn genaamt.
Men kan zeer gemakkelyk den Wyn-azyn distilleeren in het zelve Vat, gelyk Roozen-water, voornamentlyk op heeten Asch, of Zand, veel liever, als in een Waterstoof. Op dezelve wyze word gedistilleert Wyn-azyn van Roozen, van Vlier, Kruidnagelen, en meer andere.
Kragten. Gedistilleerde Wyn-azyn is goed om harde dingen op te lossen, en ertzen te ontbinden; gelyk Paarlen, Koraalen, Eyerschalen, Smaragden, Goud en Zilver. En dit is de rede, waarom de Scheikundigen, willende eenig Ertz of gesteente distilleeren, om’er den Olie uit te halen, die stoffen in Wyn-azyn of Pis plegen te ontbinden.
Zout Water of Zee-water word door dit middel zoet gemaakt. Vult een pot met zout Water, laat het kooken, en distilleert het vervolgens door middel van een Kolf, gelyk Roozen-water, en het Zout zal op de grond blyven. En dit is het middel, om te ontdekken, of het de Mineraale Wateren overtreft.
| |
Manier om Honing te distilleeren.
De Honing alvorens wel gepynt en gezuivert zynde, moet by kleine deeltjes in de Kolf gedaan worden; want veel te gelyk daarin gedaan zynde, zoude de Honing door de warmte opzwellen. Distilleert hem door middel van een Waterstoof, ende een middelmatige hitte. Het eerste Water, dat’er van gescheiden word, is het Phlegma, en kan afzonderlyk bewaart worden, om het Haair of Baard te doen groeijen. Vervolgens de hitte een weinig vermeerderende, zal’er een goudgeel Water van koomen, dat in een ander Vat kan bewaart worden. Dit Water is bekwaam, om ligte en diepe Wonden te zuiveren. Voortgaande met distilleeren zult gy’er een Water afhalen, dat hooger rood is, als het voorgaande; en dan zal het best zyn, in plaats van Water heeten Asch te gebruiken, of wel heet Zand; dat is, dat de Kolf in heeten Asch of Zand gezet worde, tot naby deszelfs mond of opening; voorts dat’er tusschen het Vuur en den Kolf gelyk als een Blad van twee of drie duim dik zy, ende het Vuur sterker, dan voorhenen gestookt worde. Door dit middel zult gy’er een lymagtiger Water, dan het voorgaande, uit halen; dat men den Olie van den Honing kan noemen.
Terpentyn en andere diergelyke taaje en lymagtige Vogten konnen op dezelve wyze gedistilleert worden. Hoewel zodanige Vogten beter door middel van een Retorte, als Waterstoof worden gedistilleert. Zie beneden, daar wy van Olie te distilleeren spreken.
| |
Manier om Bokke-bloed te distilleeren.
Neemt het Bloed van een jongen en wel doorvoedden Bok; maar niet het bloed, dat’er eerst of laatst uitloopt, als hy gekeelt word, maar dat’er tusschen beiden is. Laat dit Bloed een tydlang stil staan, en doet’er het Water, dat’er boven dryft, af. Doet’er vervolgens een tiende of twaalfde deel | |
| |
Zout by, en roert het sterk om. Dit gedaan zynde, doet het in een Vat, en sluit het zelve digt toe, begraaft het in Paarde-mist, veertig dagen lang. Distilleert het vervolgens verscheide malen, doende telkens op den droessem het reets gedistilleerde Water; en gy zult na de vierde of vyfde distillatie een uitnemend Water hebben, zynde veel beter, zoo het na de distillatie andermaal veertig dagen lang in Paardemist gezet word. Dit Water is bekwaam, om den Steen te vergruizen.
Melk kan men op dezelve wyze distilleeren, als de Wyn-geesten. Men zegt, dat de in Tartarye gedistilleerde Melk dronken maakt. Het moet derhalven vette Melk zyn, hoedanig is dat van een Merrie. Zommige Genees-heeren zyn van gevoelen, dat gedistilleerde Melk een goed middel voor de Geelzugt is, zelfs ook voor de derden-daagsche Koorts, als ze namentlyk met Wyn gedistilleert is.
Men distilleert dikwils Geite-melk, om de gezweeren der Nieren en Blaas te zuiveren. Deze Melk zal kragtiger zyn, als de Geit meest met Pimpernel gevoed is.
Menschen-drek word gedistilleert met een glaze Kolf, gelyk de Wyn-geesten. Het Water, daarvan gedistilleert, voornamentlyk zoo het is van een Mensch met rood Haair, is een Genees-middel voor Lidtekens, diepe Wonden, die bezwaarlyk konnen genezen worden, en voor oogschillen, of vliezen op ’t Oog. In een drankje genomen is het goed voor de Vallende ziekte, als’er ook het Hoofd mede bestreken word; voorts voor de Steen en Waterzugt. Het is ook goed voor die van een dollen Hond zyn gebeten, of van andere vergiftige Beesten. Des niet tegenstaande, alzoo dit enkel Water enkel gedistilleert den reuk van Menschen-drek behoud, moet men, om het geuriger te maken, een weinig Muskus op den bek van de Kap vast maken, of de Kap van binnen met Muskus wryven, of met iets anders, dat welriekend is.
Koe-mist kan op dezelve wyze worden gedistilleert; gelyk ook Duive-mist. Het Water daarvan gedistillert, is goed, om den Steen te breken.
| |
Manier, om Dieren, of eenige deelen daarvan te distilleeren.
Om de ligchamen van zommige Dieren te distilleeren, moet men dezelve eerst verstikken, ten einde daar geen Bloed uitloopt; daarna moet men al het Vet daar af nemen, nevens de Ingewanden. Het Vlesch klein gehakt zynde, moet met een tiende of twaalfde deel Zout besprenkelt worden. Vervolgens distilleert men het door middel van een Waterstoof, of boven heeten Asch, gelyk Roozen.
Jonge Oojevaren worden dus gedistilleert, die nog niet vlug zyn: Hier neemt men het ingewand uit, en steekt’er een once Kamfer nevens een drachme Amber in. Het gedistilleerde Water is uitnemend goed, om’er een stopzel voor Lammigheid en Stuipen van te maken. Dus distilleert men Exters, Kikvorschen, Slakken, Mieren, Lever en Long van Kalveren, Vossen, en andere Dieren. Hoewel men zonder zoo veel omslag diergelyke Beesten op staande voet kan distilleeren, zoo gelyk andere Wateren.
Zwaluwen-water. Neemt zes oncen Zwaluwen, een once Castoreum; laat het zamen een Nagt in Water afweiken; en doet het alsdan in den Helm, om het te distilleeren. Dit Water is een goed behoed-middel voor de Vallende ziekte, twee lepelvol teffens ‘'s ogtens en ’s avonds daarvan genomen.
Het vleesch der Dieren word op deze wyze gedistilleert: Hakt het vleesch klein, mengt het met een tiende deel gemeen Zout. Doet het vervolgens in een Zypglas, en stopt het wel toe. Zet het met ongeleschten Kalk en half verrotte Paarde-mist omringt in de Aarde. Laat het daar omtrent een Maand staan en verrotten; maar besproeit onderwylen den Kalk dikwils nevens de Mist met lauw Water, om’er warmte in te verwekken, ververschende drie of vier maal ’s Weeks en Kalk en Mist. Want men moet aanmerken, dat het Vleesch by gebrek van Warmte zou konnen verrotten, in plaats van een behoorlyke Digestie. Voorts erkent men, dat het Vleesch genoeg verteert is, als de grofste deelen van de fynste gescheiden zyn. Men neemt het uit de Aarde, en dekt het met een Kap toe, wiens bek wel besmeert is; en men laat het door middel van een Waterstoof distilleeren, stortende na ieder Distillatie het gedistilleerde Water weder op den droessem. Na de vyfde Distillatie moet men het Water bewaren, om’er een Quint-essentie van te trekken.
Wit en doojer van Eyeren worden ook dus gedistilleert, dog moeten niet langer, als ten hoogsten vyf of zes dagen onder de Mist gedigereert worden.
De dus gedistilleerde Wateren hebben meer dan een herstellende kragt, want zy voeden zelfs het Ligchaam en deszelfs Leden, niet anders, dan het Vleesch en deszelfs Zappen.
| |
Manier, om zamen gemengde Wateren te distilleeren.
Men distilleert niet alleen Wateren van een enkele Plante, Vogt, of eenige andere Stoffe, maar ook van verscheide zamen gemengde; en dit noemt men gemengde Wateren, ter oorzaak dat ze uit verscheide stoffen zyn zamen gevoegt. Deze Wateren nu zyn van driederlei zoorten. Daar zyn Medicinale, welriekende, en zulke, die geschikt zyn, tot oppronking des Ligchaams. Wy zullen van de Medicinale Wateren eerst spreken.
Gemengd Zali-water. Neemt Zali en Polei, van elks even veel; stampt het in een Vyzel, en distilleert het. Dit Water geneest de Buikpyn, en verzagt de Jigt, ontstaande uit een koude, als men’er met een weinig Castoreum van drinkt.
Gemengd Raap-water. Neemt Raapen of Knollen, het zy gezaaide, het zy wilde, of beide zamen, de wortel van Eppe en Pieterzelie, nevens Anys-zaat; laat het zamen in witte Wyn, of Wyn-azyn afweiken. Het gedistilleerde Water is een goed middel voor het Graveel.
Angelica-water. Neemt Angelica of Engelwortel, zoo wel Bladen als Wortelen, (dog meest | |
| |
wortelen) en bloessem van Lavendel; weikt het zamen in Wyn af, en gy zult’er een Water van distilleeren, dat zeer beproefd is voor de Vallende ziekte, als’er twee of drie lepels vol van genomen worden.
Schelkenskruid-water. Plukt in ’t begin van Mey bladen van Chelidonia, anders Gouw-wortel en Schelkenskruid genaamt, van Verbena of Yzerkruid, van Wynruit, en Venkel; stampt het zamen, en trekt van ieder drie oncen zap; mengt dat onder malkander; doet’er eenige Roozen-knoppen by, drie oncen Zuiker-candy, vier oncen goede Tutie of Oogniet, en even zoo veel Drakenbloed. Distilleert het zamen in een Kolf. Dit Water neemt de vuurigheid van het Gezigt, en de Oogvliezen wech.
Wynranken-water. Verzamelt het Water, dat uit den Wynstok druipt, als men deszelfs ranken besnoeit, het welk in de Lente geschied; distilleert het met even zoo veel Honing. Dit Water geneest de Jeuking, roodheid en brand der Oogen. Het Water van den Wynstok, hoewel niet gedistilleert, heeft dezelve kragt.
Roozen-water. Neemt drie deel Roozen, een deel Venkel en Wynruit, hakt het zamen klein, en mengt het onder malkander; vervolgens ditilleert het zoo, dat her Water daarvan in een Vat loopt, waarin een handvol der gemelde Kruiden is. Dit Water bewaart het Gezigt, als men ’s Zomers de Oogen met het zelve wascht.
Oogen troost-water. Neemt Chelidonia, Venkel, Wynruit, Euphrasia of Oogentroost, Yzerkruid, Roode Roozen, van elks een half pond; Kruidnagelen, lange Peper, van elks twee oncen; verbryzelt het zamen, en distilleert het met een glaze Helm. Dit Water is een voortreffelyk middel voor een zwaak Gezigt.
Rosmaryn-water. Neemt Brandewyn van witte Wyn gedistilleert, met gedistilleert water van Rosmaryn en Saly, van elks vyf pond; laat daarin agt dagen lang afweiken, Saly en bloessem van Rosmaryn, van elks twee oncen; zygt het Water door, en bewaart het voor Oog-fistelen.
Driakel-water. Distilleert Driakel in een glaze Helm, met even zoo veel Brandewyn en Wyn-azyn. Dit Water is een volslagen middel voor de Zweeren en invreeting in de Mond; voornamentlyk als men’er een weinig van de Bolus Armenius in smelt.
Ander Driakel-water. Neemt ouden Driakel, een pond aan gewigt; Alant-wortel, Gentiana of Maldergeer; wilde Galigaan; Zevenblad, van elks een once; Gezegende Distel, een halve once; Conserf van Ossetong; Bernagie; Rosmaryn, van elks een once. Laat het zamen afweiken in drie pond witte Wyn, anderhalf pond Bron-water, en twee pond Roozen-water; en distilleert het door middel van een Kolf.
Kruidnagel-water. Neemt Kruidnagelen, Gember, en bloessem van Rosmaryn, van elks even veel; laat het zamen agt dagen lang op sterken Wyn afweiken; en distilleert het vervolgens. Dit gedistilleert Water versterkt de Maag, stilt Buikpyn en Krimpingen, doodt de Wormen, en doet de vette Menschen mager worden; maar met Zuiker gemengt, doet het magere Menschen vet worden.
Steenbreke-water. Neemt hier van twee pond; zap van Parel-zaad, Pieterzelie, Anys, en Klissen, van elks een half pond; witte Wyn-azyn, agt oncen. Distilleert het zamen. Dit Water ’s ogtens gedronken breekt den Steen.
Zwaluw-water. Neemt Zwaluwen, en droogt ze in een Oven, pulverizeert ze, mengt het poeijer met een weinig Castoreum en Wyn-azyn; distilleert het vervolgens zamen. Dit Water ’s ogtens gedronken, is een goed middel voor de Vallende Ziekte.
Paardestaarts-water. Neemt Hippurie, of Paardestaart, Weegbree, roode Roozen, het zaad van Alkekengie of Kriekjes over Zee, wortelen van witte Maluw, geraspt Zoethout, van elks een once; Bolus Armenius, een halve once; Zaad van Pompoenen en Komkommers, van elks een drachme; Zaad van Quee-peeren, een halve once. Laat dit zamen in getapte Melk of Wei van een Geit twee dagen afweiken; distilleert het vervolgens. Het gedistilleerde Water is een middel voor de verzweering van Nieren en Borst, ’s ogtens vier oncen lauw daar van gedronken.
Lischbloem-water. Neemt Lischbloemen, Yzop en Averoone, van elks even veel, stampt het wel, laat het een tydlang dus staan, en distilleert het vervolgens. Dit Water bevordert de Maandstonden der Vrouwen, en doodt de Wormen by de jonge Kinderen.
Pimpernel-water. Neemt zaad van Pimpernel, Pieterzeli, Eppe; de bladen en wortelen van Klissen, van elks even veel; stampt het met malkander; doet’er vervolgens een once Drakenbloed by, nevens een weinig Wyn-azyn; laat het zamen een tydlang afweiken, en distilleert het daarna. Dit Water is een uitnemend middel voor den Steen en Graveel.
Keyzers-water. Neemt vier oncen Oranje-schillen, zes dagen lang in de schaduw gedroogt, Nooten-muskaat, en Kruidnagelen, gepulverizeerd, van elks vier oncen; laat het zamen in een glaze vlesch met Roozen-water zeventien dagen lang in de Zon afweiken; werpt boven op dit gepulverizeerde de Oranje-schillen; en laat die een tydlang afweiken. Neemt vervolgens een pond versche roode Roozen; een half pond wilde Galigam, Rosmaryn-bladen, Yzop, Melisse, Roozen van Doornen, van elks twee handvol; Lauwerier-bladen, een handvol. Laat dit zamen twee uuren lang in de Zon droogen, en vervolgens drie uuren in Roozen-water afweiken. Dit gedaan zynde, legt het een met het ander in den Helm, op deze wyze:
Op de grond maakt een beddetje van een pond roode en versche Roozen; een tweede beddetje of laage van gepulverizeerde Speceryen en Oranje-schil; een derde van wilde Violier-bloessem; het vierde en laatste van de boven gemelde Kruiden. Laat het met malkander van langzamerhand in een | |
| |
Waterstoof distilleeren. By het gedistilleert Water voegt men min of meer twee pond Rooze-water, naar proportie, in drie of vier deelen van dit gedistilleerd Water.
Dit Water ’s ogtens genomen, tot een drachme, bewaart het Ligchaam gezond en jeugdig. Het heeft een zonderlinge kragt tegen Hoofdpyn, Tandpyn, Buikpyn, Lammigheid, Stuipen, Beroerte, Flauwtens, en diergelyke quaalen. Dit is het Water, dat aan de Hoven der Koningen en Vorsten by alle Grooten zoo zeer in agting is.
Aluin-water. Neemt Verjuis, zap van Weegbree en Porcelein, van elks een pond; het wit van zeven Eyeren; tien oncen Rotz-aluin; mengt en distilleert het zamen in een Kolf.
II. Neemt Weegbree, Pieterzeli, Zuuring, Kauwoerde, Nachtschaai, Berberisse, van elks een handvol; stampt het zamen, mengt’er het wit van tien of twaalf Eyeren onder; doet het met malkander in een glaze of aarde Helm; mengt tusschen beiden een half pond Aluin. Dit Water is goed voor de Kanker, roodheid van ’t Aangezigt, en Zweeren, als’er Linnen in gebet, en opgelegt word.
Men kan ook Buikzuiverende Wateren distilleeren, met Buikzuiverende middelen afweiken, zoo enkele, als gemengde, zoo versch als men ze hebben kan, in Brandewyn, Wyn, of Melk, of gedistilleerde Wateren, of in een bekwaam afkookzel; en deze Wateren hebben dezelve kragt, die de Buikzuiverende Genees-middelen hebben. Dus kan men distilleeren het Catholicon, het Diaphenicon, het Electuarium de succo Rosarum. Op dezelve wyze distilleert men Rhabarber, Agaricum of Lorkenzwam, Nieskruid, en Scammonium, nevens meer andere Buikzuiverende middelen, dog versche.
| |
Manier, om Rhabarber te distilleeren.
Neemt een menigte versche en groene Rhabarber, by voorbeeld, een pond of anderhalf, min of meer; stampt het, maar niet zeer fyn; werpt’er zap van Ossetong, en Bernagie, van elks twee pond, op, tegen een pond Rhabarber. Laat het dus zamen vier en twintig uuren op heeten Asch afweiken. Distilleert het vervolgens in een glaze Helm of Water-stoof.
Deze Distillatie van Buikzuiverende middelen is voor tedere Menschen, en die den reuk der Medicynen niet konnen verdragen.
| |
Welriekende Wateren in het byzonder.
Welriekende Wateren dienen, om de Handen, Aangezigt, Haayren en Baard te waschen; voorts, om Linnen, Klederen, Handschoenen en andere dingen een aangename geur te geven.
Lavendel-water. Neemt versche of drooge Lavendel-bloessem, besproeit ze, en maakt’er een Infusie van met Rooze-water, Wyn, of Brandewyn; en distilleert ze vervolgens. Het Water zal welriekend zyn, zoo gy den bloessem in een wel toegestopte Vlesch in de Zon doet droogen, en’er naderhand witte Wyn boven op giet; en zonder ze te distilleeren, zoo gy’er aanstonts Water van wilt hebben, dat de geur van Lavendel heeft, werpt’er een druppel of twee Olie van een Adder by, ende een tamelyke maat schoon Water; schud het zamen in een glaze Vlesch met een nauwen hals. Dit Water, hoewel niet gedistilleert, heeft evenwel een welriekende kragt.
Kruidnagel-water. Neemt twee oncen Kruidnagelen, wel gestampt; laat ze vier en twintig uuren lang in anderhalf pond Roozen-water afweiken; en distilleert ze vervolgens in een Water-stoof.
Geurige Wateren. Neemt Basilicum, Munte, Marjolein, wortelen van Lisch, Yzop, Keule, Saly, Melisse, Lavendel, Rosmaryn, van elks een handvol; Kruidnagelen, Kaneel, Nooten Muskaat, van elks een halve once; drie of vier Citroenen in dikke schyven gesneden; laat dit zamen drie dagen in een goede menigte Roozen-water afweiken; en distilleert het vervolgens in een Water-stoof; gedistilleert zynde, doet’er een scrupel Muskus by.
Gemuskuste Rooze-water. Neemt Rooze-knoppen, neemt’er het binnenste uit, en legt ze in den Kolf; boven op de Roozen legt in het midden een popje met Muskus, en distilleert ze,
Spikenarde-water. Neemt Spikenarde, voor dat de bloessem ontloken is; neemt’er al het houtige af, en maakt’er een sprei of laage van in den Helm; daarop een andere laag van Roozen, byna ontlooken; doet’er een dozyn Kruidnagels by. By gebrek van Spikenarde, gebruikt Lavendel; distilleert ze op een matig Vuur; geeft’er zoo weinig lucht aan, als mogelyk is. De Distillatie nu omtrent gereed zynde, moet gy het een met het ander besproeijen met een weinig keurlyke witte Wyn, en dus de Distillatie volbrengen. Houd het Water in de Vlesschen wel beslooten.
Damastbloemen-water. Neemt derde halve hand vol roode Roozen, bloessem van Rosmaryn, Lavendel, Spikenarde, van elks een handvol, siertjes van Thym, bloessem van Kamille, Saly-bloessem, Polei, Marjolein, van elks een handvol; laat het zamen vier en twintig uuren lang in witte Wyn afweiken. Doet het in den Kolf, en besproeit het met goede witte Azyn; strooit’er voorts het navolgende Poeijer op: Neemt anderhalve once van de beste Kruidnagelen; een once Meybloemen of Lelien der Dalen, Benjoin, Storax, van elks twee drachmen. Het gedistilleerd Water moet in een wel toegestopte Vlesch bewaart worden.
Men maakt ook zeer welriekend Water van versche en gomagtige Myrrhe, klein gesneden, ende in Roozen-water (dog zesmaal zoo veel,) afgeweikt. De Distillatie moet geschieden op heeten Asch. Als gy het Vuur vermeerdert, zult gy bevinden, dat’er Olie met Water uitgehaalt word. Een enkele druppel van dat Water, gemengt in hondert droppelen Put- of Fontein-water, zal het zelve welriekend maken.
Gemuskust Roozen-water. Neemt een glas, gelyk een Urinaal, boven eng, en beneden wydt; doet’er twaalf of meer grein Muskus in; stopt het met | |
| |
Perkament toe, en zet het vier of vyf dagen in de Zon. Neemt vervolgens een tweede Glas, van gedaante gelyk het eerste; vervult het met Roozen, eenigzins gedroogt en gestampt; stopt dit Glas met een helder Linnen toe, of met estamyn; en laat dus den hals van de Vlesch, daar de Roozen in zyn, in den hals van de Vlesch met Muskus gestreken worden; lymt en smeert ze digt aan elkander, en zet ze in de Zon, de Vlesch met Roozen boven, maar die met Muskus onder. Door dit middel zal’er een Water op de Muskus distilleeren, dat of alleen, of met andere Wateren gemengt, kan gebruikt worden.
Anders. Neemt twintig grein Muskus, Nooten muskaat, Kruidnagelen, Spikenarde, Paradys grein, Foeli, Kaneel, van elks een once; stampt het zamen, en doet het in een Kolf, met anderhalf pond Roozen-water, vier of vyf dagen lang; distilleert het vervolgens.
Oranje-water. Neemt Oranje en Citroen-schil, beide versch, een halve once van elks; Kruidnagelen, vyf of zes oncen; Lavendel-bloessem, versch geplukt, zes oncen. Laat het zamen vier of vyf dagen op zes pond Roozen-water staan; vervolgens distilleert het.
Napha-water. Neemt Oranje-bloessem; laat ze in een glaze of verglaasde aarde Helm op een matig Vuur distilleeren; doet’er Citroen-bloessem by. Het Water moet in een glaze Vlesch bewaart worden, zynde de Vlesch met een Biezen-matje dedekt, en wel toegeslooten.
Nagebootst Napha-water. Neemt knoppen van roode Roozen, dog van dubbele; doet’er het geele af; maakt een laage in het dekzel van de Distilleer-ketel, ende een andere laage van Lelie-bloessem daarop; daar na een laage van Roozen; dan een laage van Lavendel-bloessem; daar na wederom een laage van Roozen; strooit tusschen alle deze laagen poeijer van Kruidnagelen. In ’t midden moet gy een kuiltje maken, en’er eenige greinen Muskus, of eenig ander Reukwerk in doen; laat het vervolgens op een maatig Vuur distilleeren, en bewaart het Water in vleschen, zynde in teenen matjes geslooten, en wel toegestopt.
Ander geurig Water: Neemt Marjolein, Thym, Lavendel, Rosmaryn, Polei, roode Roozen, Violette-bloessem, Nagelbloemen, Keule, Oranjeschil; laat het zamen in witte Wyn afweiken, en daarna twee of drie maal distilleeren. Bewaart het Water in glaze Vleschen, wel toegestopt, en den droessem, om’er Reukwerk van te maken.
| |
Manier, om door een Vilt te distilleeren.
Deze zoort van Distillatie gebruikt men, om de Liqueurs van de slymige en aardagtige deelen, waar mede ze behebt zyn, te scheiden. Eigentlyk distilleert men dus dikke Zappen, die zoo dra ze koud geworden zyn, stollen, gelyk het zap van Citroenen, Limoenen, en Oranje-appelen. Ende een ervaren Apothecaris, als hy een Siroop van Citroen of Limoen-zap maakt, zygt het eerst door een Vilt.
De wyze nu, om door een Vilt te distilleeren, bestaat daarin, dat men drie kommen of bekkens heeft, geschikt naar het Liqueur, dat men distilleeren wil. Deze moeten dus worden geplaatst, dat de eene hooger, de andere lager zy. Het hoogste dezer Vaten moet behelzen het Zap, dat gedistilleert zal worden, en het onderste moet dienen, om het gedistilleerde te ontfangen. In het hoogste bekken moet te weeken gelegt worden een of meer stuk Laken of Vilt, tamelyk lang, smal aan de eene, en bseed aan de andere zyde; de breede zyde moet in het Zap nat gemaakt worden, en het spitze einde daar buiten hangen; waardoor de fynste deelen opklimmen, en droppelswyze in het onderste bekken vallen, zoo dat de slymagtigste en onzuiverste deelen in het andere bekken blyven. Men moet dit stuk Laken zomwylen drukken, als men ziet, dat het zwart begint te worden, en de droppelen langzamer neder vallen, wegens de onreinigheid, waar mede de lap Laken bezet is; uitgedrukt zynde, moet men het Laken uitwasschen, en dus wederom gebruiken. Wil men een en dezelve Liqueur meer dan eens distilleeren, moet men meer Vaten by wyze van een Ladder boven malkander plaatzen, ende in een ieder der genen, die hooger zyn, het stuk Vilt of Laken, zoo als boven gemeld, leggen; zoo dat het laatste bekken alle Distillatien ontfangt.
In plaats van zoo een Vilt gebruiken de Apothekers dikwils zoo genaamde Mouwen of Koussen, waardoor ze Siroop, Koeldranken, en Apozema’s of Afkookzels zygen. En deze Distillatie is beknopter, en van minder omslag, als der Chymisten of Scheikundigen.
Het Lac Virginale of Maagdemelk word dus door een Vilt gemaakt: Neemt Goudschuim gepulverizeerd, drie oncen; laat het in rauwe of gedistilleerde Wyn-azyn drie uuren lang afweiken; laat in een ander Vat Salpeter in gemeen Water afweiken, of Weegbree, Nachtschaa. Laat vervolgens elk afzonderlyk distilleeren door een Vilt; gedistilleert zynde, mengt het onder malkander. Lac Virginale is een goed middel voor Schurfdigheid, Jigt, Roos, en vlekken in ’t Aangezigt wech te nemen.
| |
Manier, om Engel-water, zynde van een lieffelyken reuk, ie distilleeren.
Neemt een groote Kolf, en doet’er deze navolgende Droogeryen in: Benjoin, vier oncen; Storax, twee oncen; Kruidnagelen, twee drachmen; een halve Citroen-schil; twee Nooten-muskaat; een halve once Kaneel; twee pinten Roozen-water; een halve pint Oranje-water; een halve pint Steenklaver-water. Doet het zamen in een Kolf, en distilleert het in een Water-stoof.
| |
Manier, om de Kernen van Fruit-steenen te distilleeren.
Neemt een pond Abrikoos-kernen, en stampt | |
| |
ze zoo klein, als gy kunt, dog draagt zorge, dat’er geen Olie uitgeperst worde. Neemt ook een pond Kersse-pitten, stampt ze klein, en mengt ze onder de voornoemde. Doet het vervolgens met malkander in een Kruik van twintig of vier en twintig pint; doet’er veertien of zestien pinten Brandewyn in, nevens agt pint Water; en voorts vyf pond geraspte Zuiker; op ieder pint twee Kruidnagelen; twee grein-witte Peper; acht maal zoo veel Kaneel aan gewigt, zamen wel gestampt. Laat het een met het ander tweemaal vier en twintig uuren afweiken; hoewel vier en twintig genoeg is, als men haast heeft. Met malkander door een Mouw of Kous gezygt, zal het zoo helder worden als water uit een Rotzsteen; want de Kernen maken de Kousse vet, en dit is oorzaake van de klaarheid des Waters. Op deze wyze kont gy zoo veel en zoo weinig distilleeren, als gy wilt; en de Liqueur zal uitnemend goed zyn.
Manier, om Jeneverzaad-water te distilleeren.
Neemt een pond Jenever-zaad, stampt het, en mengt het in zes pint Brandewyn, of witte Wyn; laat het op een matig Vuur distilleeren, en gy zult’er derde half pint min of meer goede Liqueur van halen.
Aanmerking. Al wat men wil distilleeren, moet eerst van zyn Phlegma afgescheiden zyn, en niet aangebrand ruiken of smaken. Als de stoffe, die gedistilleert word, zig op de grond zet, word de smaak vervalscht.
Manier, om Eau de la Reine, of Koninginne van Hongarye Water te distilleeren.
Dit is maar een geest van Wyn, bezwangert met de wezentlyke deelen van Rosmaryn-bloessem.
Doet een glaze of steene kolf half vol afgeplukte bloessem van Rosmaryn, als dezelve in haar beste kragt zyn; giet’er Wyn-geesten of Brandewyn op, tot dat de bloessem kan weyken. Zet vervolgens uwe Kolf in een Water-stoof, en hebbende dezelve bedekt met de Kap en Recipient, strykt de voegen wel toe; en zet’er drie dagen lang een matig Vuur onder; maakt alsdan de toegestreeke voegen wederom los, en stort het gene gedistilleert kan worden, in de Kolf. Vermeerdert het Vuur, en distilleert zoo sterk, dat de een droppel geduurig en onmiddelyk op de andere volgt. En na dat gy’er omtrent twee derde van hebt, neemt het Vuur wech, laat de vaten koud worden, en maakt ze van elkander los, met het bestrykzel daar af te nemen; en gy zult in den Recipient een voortreffelyk Eau de la Reine vinden, dat gy in een glaze Vlesch moet storten, en wel toestoppen.
Kragt van Eau de la Reine.
Dit Water is goed in Hertkloppingen en Flauwtens, Beroerte, Slaap-koorts, Lammigheid, en opstyging der Moer. De Dosis is van een tot twee drachmen. Men gebruikt het ook uitwendig voor den Brand, en in allerlei gelegentheden, om de geesten te verkwikken. De vrouwelyke Sexe doet omtrent een halve once bij zes oncen Lelien-water, of Water van Boone-bloessem, om haar aangezigt te wasschen.
Eau de la Reine heeft omtrent dezelve kragt en werking, als de Wyn-geesten, hoewel het sterker is. Het vermindert zomwylen de Tandpyn, zynde door de Neus opgesnoven, of met een weinig Boomwol tegen het Tandvleesch gelegt.
Aanmerking.
Men moet Eau de la Reine door een zeer sterk Vuur distilleeren, of anderzins zullen de geesten van de Wyn alleen naar boven vliegen, of men zal met dezelve maar weinig Essentie behalen.
Zommigen hebben verkeerdelyk willen vitten, zeggende, dat het nodeloos is, bloessem van Rosmaryn met Wyn-geesten te distilleeren, om dat haar wezen van nature vlugtig zynde, zig van zelfs daarin ontlaat.
Maar deze omstandigheid is zeer noodzakelyk, als men een Water wil hebben, waarin het wezen van de Bloessem is ingedrongen; want hoewel de Rosmaryn vlugtig van aart is, zoo is nogtans een goed gedeelte van deszelfs Olie, waarin de voornaamste reuk bestaat, dusdanig ingewikkelt, dat de verdunning bezwaarlyk is, ten zy door een digestie.
Men kan van den Olie of Essentie van Rosmaryn, gelyk van Kaneel-olie, eenige droppelen in de Wyn-geesten storten, en men zal op staande voet een voortreffelyk Eau de la Reine hebben.
Een andere Manier, om Eau de la Reine te maken.
In den tyd, wanneer de Rosmaryn bloeit, moet dezelve afgeplukt worden voor der Zonnen opgang. Neemt anderhalf pond, en laat het tweemaal vier en twintig uuren in de schaduwe droogen, roert het van tyd tot tyd om, om even gelyk te droogen. Zoo gy geen Bloessem genoeg hebt, of in ’t geheel niet, moet gy de uiterste topjes van Rosmaryn, Saly, Yzop, Thym en Marjolein nemen; doet het zamen droogen, gelyk wy van de Rosmaryn-bloessem gezegt hebben. Zet het vervolgens zamen op zes pint goede Brandewyn van ’s avonds tot ’s ogtens af te weyken. Daarna bedekt het Vat met de Kap, maar bestrykt ze wel, en laat het zamen in een Water-stoof distilleeren, zoo dat het Zand doorgaans dezelve graad van hitte bewaart. Als’er het Phlegma uit is, zoo gebruikt uw Recipient, bestrykt dezelve wel, en trekt’er twee, of ten hoogsten derdehalve pint goed Water af. Dit geschied zynde, neemt het Vat van ’t Vuur; neemt het gene, waarmede gy de Recipient bestreken hebt, wech, dekt dezelve toe en laat het koud worden. Gy kunt het Water in de Recipient laten, of op Vlesschen gieten.
Nog een andere Manier, om Eau de la Reine te maken.
Neemt twee en dertig oncen Rosmaryn-bladen; | |
| |
de uiterste puntjes van Thym, Saturey of Keule, Lavendel, Costus, Saly en Marjolein, van elks vier oncen; verbryzelt het zamen, en doet het in een groote glaze of steene Kolf; mengt’er Sal Amoniak en gepulverizeerde Wynsteen onder, van elks een once; giet’er zes en tnegentig oncen Brandewyn op; dekt den Helm met zyn kap; doet’er een Recipient by, strykt de voegen wel toe; en gaat dus met de Digestie en Distillatie voort, gelyk boven by de eerste Distillatie van Eau de la Reine gezegt is; en gy zult een Water hebben van een zeer fynen reuk, en nog sterker, dan de voorgaande Wateren.
Het Sal Armoniak en Zout van Wynsteen door de Kruiden zynde vogtig gemaakt, geven een vlugtigen geest van Olie op, die zig onder het Water mengt, waar door het zelve doordringender en kragtiger word, als ander Eau de la Reine pleegt te zyn; dienende tegen de kwaade Dampen, en Ziektens, by welke men de geesten moet verkwikken.
Manier, om Wondheelend Water te distilleeren.
Neemt bladen en wortelen van de Consolida major; bladen van Saly, Byvoet, Bugula of Zegegroen, van elks vier handvol; bladen van Betonie, Beerenoor, Madelieve, Speenkruid, Weegbree, Agrimonie, Yzerkruid, Alsem, Venkel, van elks twee handvol; Hypericum of Sint Janskruid, Baarwortel, Veronica of Eerenprys, Duizendguldenkruid, Duizendblad, Nicotiana, Pilosella, of Roerkruid, Munte, Yzop, van elks een handvol. Doorsnydt en stampt het in een Vyzel; doet het in een groot aarde Vat; giet’er twaalf pond witte Wyn op; roert het met een stok om; stopt het aarde Vat toe, en zet het in Paarde-mist om te digereeren; of in eenige andere heete stoffe, drie dagen lang; stort het vervolgens in een groote kolf van Kooper, binnen vertint; laat het distilleeren op een matig Vuur in zyn Recipient; en bewaart het Water in een besloote Vlesch.
Aanmerking.
Aangezien meest alle Planten, die tot deze Distillatie vereischt worden, niet zeer zappig zyn, zoo is het goed, daar witte Wyn by te voegen. Dit Vogt maakt een fermentatie of gisting, en dient om de zoute, zulpheragtige, en vlugtige deelen van de stoffe te scheiden.
Het Vuur moet niet zeer sterk zyn, terwyl men distilleert, ten einde de stoffe zig aan de grond zettende het gedistilleert Water geen reuk of smaak van aangebrandheid hebbe. Na dat men de helfte van het Liqueur gedistilleert heeft, moet het gene in de Kolf gebleven is, op een linnen doek geschut worden; voorts moet het uitgeperst worden, om’er het zap uit te halen. Dit zap andermaal in de Kolf gedaan zynde moet gedistilleert worden. Dus zal men een aangebrande reuk verhoeden. Dog als men een Damp- of Water-stoof heeft, die groot genoeg is, kan men veel bekwamer distilleeren.
Laat men den droessem der Kruiden droogen en verbranden, moet men van den Asch een Looge maken; en na dat men’er de ziltige deelen heeft uitgetrokken, maakt men’er gedistilleert Water van, dat een zuiverende ende ontbindende kragt heeft.
Manier, om allerlei zoorten van Wateren en Liqueurs te distilleeren.
Om met een Water-stoof te distilleeren, moet men zig voorzien van een Distilleer-vlesch met een langen nauwen hals. Gy moet’er, het gene gy distilleeren wilt, indoen, met een vogt daarmede overeen komende; het vervolgens met de Kap toedekken, en de voegen met gelymt grof Papier digt stoppen. Zet vervolgens uwe Kolf in een Ketel met Water; zet het op een Oven of Treeft; laat het gestadig in dezelve graad van hitte koken, om het gene in de Kolf is, ook aan ’t kooken te brengen. Vooraleer gy uw Recipient gebruikt, laat’er omtrent een half glas uitloopen, zynde het Phlegma, of logge en grove deelen. Stelt asldan de Recipient; dekt dezelve digt toe, en bestrykt de voegen met het boven genoemd Lym-papier. Laat het dus distilleeren, mits zorge dragende, dat naar maat de Ketel vermindert, dezelve met kokend Water weder worde aangevult. Om de Distillatie te bevorderen, neemt een grove linnen doek, maakt het nat in versch Water; drukt het wederom uit, en dekt daarmede de kap van de Kolf toe, als dezelve warm is; en wanneer ze begint droog te worden, maakt ze telkens weder nat, tot aan het einde van het distilleeren. Ingeval de Kolf negen of tien pinten houd, moet gy’er niet meer dan zes pint vogt in doen met het gene gy distilleeren wilt; want zoo gy de Kolf geheel vervulde, zou het vogt tot in de Kap opklimmen. Hier moet men opletten, als men ziet, dat het vogt begint te koken, moet men het Vuur wat verminderen, om gematigder te koken, latende het dus verder tot den einde toe koken.
Van zes pinten dus gedistilleert kunt gy niet meer als drie goede pinten trekken, en dus maar min of meer de helfte.
Ingeval gy op heeten Asch wilt distilleeren, of op heet Zand, moet gy uw vat in een aarde Pot zetten, of in een yzere, met Zand of Asch daaronder, en rondom een matig Vuur; want zoo wel Zand, als Asch allengskens door het Vuur verwarmt word. Dus moet gy uwe Kolf gestadig in dezelve graad van warmte of hitte doen blyven. Om de Distillatie te bevorderen, moet gy, gelyk boven reets gezegt is, een natte doek op de Kap leggen, en verhoeden, dat het vogt niet te hoog klimt; want zoo het in de Kap kwam, zou het de geheele Distilleering bederven. Men moet ook zorge dragen, dat de vaten behoorlyk bestreken en toegelymt zyn; voorts dat’er het Phlegma is afgezondert, vooral eer de Recipient daarby gedaan word.
Manier, om Cardebenedict, of Gezegende Distil te distilleeren.
Neemt een goede menigte Carbenedict, wan- | |
| |
neer dezelve in haar grootste kragt is; stampt ze in een Vyzel, en vervult’er een Kolf mede. Perst een genoegzame menigte zap uit andere Cardebenedict, en giet het zelve in een Kolf, zoo dat de kruiden in het zap zwemmen, en geen nood hebben, van onder het distilleeren aan de grond aan te branden. Zet de Kap op de Kolf, en strykt de voegen wel toe, gebruikende daartoe een natte Blaas. Distilleert dus op een Vuur van de tweede graad omtrent de helfte Water aan het Zap in de Kolf. Dit Water is Zweetdryvend. Men gebruikt het om de Kinderpokjes te doen opkomen; voorts is ’t een goed middel voor de Pest, en kwaadaartige Koortzen.
Drukt door een linnen doek uit, het gene in de Kolf gebleven is; laat het bezinken, en gefiltreert zynde laat het uitdampen door een matig Vuur tot omtrent twee derden van het Vogt, in een steenen of glazen Vat. Zet het zelve op een koele plaats, agt of tien dagen lang. Het andere Vat zal rondom gelyk als gekristallizeert zyn, welke stoffe daar af moet genomen, ende in eene wel toegestopte vlesch bewaart worden. Dit Kristal noemt men Sal Essentiale, of wezentlyk Zout. Het is Zweetdryvend. De Dosis is van zes grein tot zestien, zynde in zyn eigen Water gedistilleert.
Men kan ook een Extract van Cardebenedict maken, op dezelve wyze gelyk als van Melisse.
Aanmerking.
De Suikery, Duivekervel, Zuuring, Scabiosa of Schurfdkruid, en alle andere Planten zonder reuk, hebbende veel Zap, moeten gedistilleert worden, gelyk de Cardebenedict. En deze manier van distilleeren kan dienen, om het Sal Essentiale uit een Plante te halen, hoedanig dezelve zyn mag. Maar men is niet altyd daarvan verzekert, niet tegenstaande het onbetwistbaar is, dat de Plant zodanig Zout behelst; aangezien de oliagtige deelen van het Zap het beletten te kristallizeeren.
Onvlugtig Sout (Sal fixum) van Cardebenedict.
Nademaal de kragt der Plant in dit Zout bestaat, is het raadzamer, de Zappen of afkookzels der Planten, als derzelver gedistilleerde Wateren te gebruiken; als men namentlyk de Plante in hare volle kragt heeft; maar als men’er gene meer heeft, moet men zyn toevlugt tot de gedistilleerde Wateren nemen, ende daar een weinig van dit Sal essentiale onder mengen. Zie beneden op het Artykel zout.
Andere Aanmerking.
De gedistilleerde Wateren blyven verscheide jaren lang goed, zonder dat ze zig enigzins veranderen of bedorven worden; aangezien men door de Distillatie die deelen, welke een Fermentatie konden maken, daaraf gescheiden heeft.
Gedistilleert Aardbezië-water.
Neemt een goede menigte kleine Aardbeziën; verplettert ze wel, en doet ze in een groote steene Kruik, zoo dat’er ten hoogsten twee derde van vol is. Stopt de Kruik wel toe, en zet ze in heete Mist, om te digereeren, drie of vier dagen lang, of tot dat de helfte een Wyn-reuk ontfangen heeft. Stort het vervolgens in den Helm, zynde van Kooper en van binnen vertint. Na da gy’er de Kap en het Koelvat bygevoegt hebt, als mede een glaze Recipient, zoo bestrykt de voegen wel; en gy zylt by wyze van een Water-stoof een geestig Water van Aardbeziën distilleeren, zynde zeer bekwaam, om het Hert en Herssenen te versterken, het Bloed te zuiveren, en het Waterloozen te bevorderen. De Dosis is van een halve tot twee volle lepels. Men gebruikt dit Water ook, om de Huid te wasschen, en schoon te maken.
Men kan op dezelve wyze een goed Framboozenwater maken, en dat een gelyke kragt heeft.
Wil men Aardbeziën of Framboozen distilleeren, moet men het gedistilleerd Water in een Zypglas met een langen hals doen; men voegt’er de Kap en Recipient by, en strykt de voegen nauwkeurig toe. Voorts zet men het Zypglas op de Water-stoof, zynde een groote Pot, half vol Water, waar van de mond geproportioneerd is met het onderste van ’t Zypglas, invoegen het daarop gezet kan worden, zonder Water te raken. Zet’er Vuur onder, en gy zult de meest geestige deelen van ’t Water distilleeren. Als’er omtrent een agtste deel in de Recipient is, neemt men het Vuur wech, en vindt, dat men de geesten van Aardbeziën of Framboozen heeft. De Dosis is van een halve tot twee drachmen, in zyn eigen Water genomen.
Aanmerking.
Aardbeziën en Framboozen hebben meer gebruik omtrent de Maaltyd, als in de Medicyne. Ryp zynde verkwikken ze het gezigt, reuk en smaak. Zy hebben een wynagtige smaak, versterken het Hert, de Herssenen en Maag, gelyk doorgaans de Wyn-liqueurs doen.
De gemeene gewoonte, om Water van Aardbeziën te trekken, is, dat men ze verplettert, ende in een Water-stoof laat distilleeren, zonder ze te laten fermenteren; maar dat Water heeft zoo vele geesten niet.
Anderen laten hunne verpletterde Aardbeziën vier en twintig uuren lang in witte Wyn afweyken; daarna storten ze het zamen in een glaze of steene Kolf, en laten’er het vogt van distilleeren. Dit Aardbezie-water is goed, om inwendig te nemen; en de geesten van Wyn, die zig onder het distilleeren met het Water van Aardbeziën mengen, zyn bekwaam, om aan het zelve voor een Vehiculum te verstrekken, waarmede het kan ingenomen worden.
Wederom anderen laten hunne Aardbeziën in Ezelinne-melk afweiken, en dus met malkander distilleeren. Dit Water is goed, om de Huid schoon te maken.
Deze manier van distilleeren is beter, dan alle an- | |
| |
dere; aangezien de deelen der Aardbeziën door de Fermentatie zonder byvoeging van eenig Liqueur naar boven gedreven worden. Men mag ondertusschen wel een weinig witte Wyn op de verpletterde Aardbeziën gieten, om dezelve eerder tot de Fermentatie te brengen. De rypste Aardbeziën zyn de bekwaamste tot de Fermentatie. Men moet een derde van de Kruik ledig laten, aangezien de stoffe door de gisting opzwelt. De warmte van de Mist is eigen, om een beweging in de deelen te verwekken, ende een digestie te maken.
Het Sal essentiale der Aardbeziën doet in dit geval, het gene de Druiven omtrent de Most doen, als dezelve gist; dat is te zeggen, dat het de oliagtige deelen verdunt, en tot geesten maakt. Maar aangezien in de Aardbeziën minder van diergelyke beginzelen is, als in de Druiven, zoo is ook de fermentatie minder, en men trekt’er minder geesten uit.
Het Water van Aardbeziën en Framboozen, het welk by de Limoendrank-verkoopers word verkogt, is niet anders, als het zap dezer Fruiten, gemengt met Water en Zuiker, in een genoegzame menigte, om een aangename Liqueur te maken. Men zuivert het zamen, en laat het stollen. Zomwylen doet men’er eenige geuren by, om’er een aangenamen reuk aan te geven.
Om het Zap van Aardbeziën en Framboozen gemakkelyker te hebben, moet men ze maar verpletteren, en met Water mengen; na dat ze eenige uuren zyn afgeweykt, moet men het vogt doorzygen, en de droessem sterk uitdrukken.
Distilleering van Roozen-water.
Deze distillatie bestaat in een scheiding der wateragtige en welriekende deelen der Roozen. Neemt tien of twaalf pond Roozen, zynde van de allerwelriekendste, die een weinig na Zonnen opgang met een drooge lugt geplukt zyn; ontdoet ze van de steelen en knoppen; stampt ze in kopere en van binnen vertinde Kolf; stort’er zap van andere diergelyke Roozen op, dat versch getrokken is, zoo veel als genoeg is, om de Massa doornat te maken. Zet de Kap op de Kolf, en voegt het Koelvat en Recipient daarby; strykt de voegen digt toe; en zet het Vat op een matig Vuur. Gy moet het Water van ’t Koelvat ververschen, naar maate, dat het warm word. Als gy omtrent de helfte van het vogt gedistilleert hebt, moet het Vuur wechgenomen worden, ten inde zig de stoffe niet aan de grond vast zet. Neemt de Vaten van malkander, zygt het gene in de Kolf is, door, en drukt den droessem uit; doet’er het uitgeperste wederom in, en laat het op een matig Vuur tot twee derde distilleeren; en gy zult goed Roozen-water hebben, het welk gy op Vlesschen moet zetten, en in de Zon laten staan, eenige dagen lang open, om den reuk te verwekken, daarna moeten de Vlesschen toegestopt en bewaart worden.
Men gebruikt het Roozen-water, om de Borst, het Hert, en de Maag te versterken; om den Buikloop te stoppen, het Bloedspuwen en andere Bloedvloeijingen te doen ophouden. De Dosis is van een tot zes oncen. Ook gebruikt men het tot inspuitingen, om een Zaadloop te beletten; en men wascht’er in de Kinderpokjes en ontstekingen de Oogen mede; en om de dragt der Oogen te zuiveren, mengt men’er Weegbree-water onder.
Men zygt door een hypocras Kous het gene na de distillatie in den Kolf blyft, en men laat’er het vogt van door een matig warm Zand in een steene Pot uitdampen. En dit is het Extract van Roozen. Het is eenigzins Buikzuiverend. Men geeft het of by wyze van Pillen, of ontlaten in Roozen-water, om de Gal en het Bloed te zuiveren. De Dosis is van een halve tot twee drachmen.
Op dezelve wyze kan men uit andere zappige Bloemen het Water trekken, ende Extracten maken.
Aanmerking.
De Roozen, meest bekwaam, om’er welriekend Roozen-water van te maken, zyn de bleeke, witte, en enkele. Maar als men Roozen-water tot genezing der Oogen wil gebruiken, is het best van Honds-roozen gemaakt, of nog liever van de knoppen, daar de Bladen zyn afgeplukt.
Om dit Water te maken moet men deze knoppen in een Vyzel stampen, en bevogtigen met een sterk afkookzel van andere steelen of knoppen van Roozen. Men lat het een met het ander vier en twintig uuren afweyken; en vervolgens distilleert men het vogt op de gewoone wyze.
Dit Water heeft een sterker kragt om te zuiveren en zamen te trekken, als het Roozen-water, zynde gemaakt van Roozen, die versch ontloken zyn.
Men plukt de versch ontloke Roozen onmiddelyk na den opgang der Zon, om het beste dat ze behelzen teffens te hebben, ende zekere fyne geesten der Lugt, die de Dauw des Nachts daar aan mede gedeelt heeft, maar welke door de warmte der Zon wederom zouden vervliegen. Dit afplukken geschied ook best in helder weêr; want de Regen veel van de kragt der Roozen wech neemt.
Om het zap gemakkelyk uit de Roozen te trekken, moet men ze gestampt zynde agt of tien uuren lang laten staan en fermenteren in een Pot of aarde Kom; en ze vervolgens door een linnen doek uitperssen. Deze Fermentatie of gisting verdunt de lymagtige deelen der Roozen, en maakt ze vloeibaar. Wil men ze uitperssen, zoo dra ze gestampt zyn, zy zullen minder Zap uitleveren. Als men geen vogt by de Roozen voegt, moet men ze door een Water-stoof distilleeren; want ingeval men het vat enkel op het Vuur wilde zetten, zouden ze zig op de grond zetten, en het Water, dat’er van kwam, zoude een aangebrande reuk en smaak hebben.
Het Water, dat eerst van de Roozen distilleert, is het welriekendste, aangezien de vlugtigste deelen eerst opklimmen; maar als ze een tydlang in de Zon hebben gestaan, ontfangen ze reuk genoeg, aange- | |
| |
zien de hitte der Zon de fynste deeltjes der Roozen vlugtig maakt; dewelke door de Distillatie zig met het Water mengende, in het zelve een aangename geur verwekken.
Als men maar een middelmatige menigte van Roozen-water wil maken, is het beter steene en glaze, als koopere Vaten daar toe te gebruiken, om dat men van dezelve geen indruk te vrezen heeft. Men moet ze door middel van een Waterstoof distilleeren.
Zommigen gebruiken tot het distilleeren van Roozen-water een kooperen van binnen vertint Vat of Schootel, dat ze Roozen-hoedje noemen. Hier doen ze de Roozen-bladen, niet gestampt zynde, in; zy zetten’er een tinne Kap op, of een koopere van binnen vertint; en dus distilleeren ze door een klein enkel Vuur weinig Roozen-water. De Kap daar af nemende vind men, dat de Roozen-bladen als een koek op malkander zyn gepakt. Men kan ze in geval van een Stooving gebruiken, in Wyn zynde gekookt, om te versterken. Anderen, die’er geen werk van maken, om de Roozen in deze gedaante te bewaren, roeren ze om in de Schootel, en distilleeren verder alle vogten daar uit. Dit zoort van distilleeren vereischt veel geduld; want zoo het Vuur maar eenigzins te weinig is, zal het Water aangebrand smaken. Het zekerste is, een Damp-stoof te gebruiken, en alles zal veel korter konnen geschieden; want men kan’er zoo veel Vuur toe nemen, als men wil, zonder voor aangebrandheid te schroomen.
Men maakt ook Roozen-water by manier van Smelting, (per descensionem) op deze navolgende wyze:
Neemt een groote aarde Pot, met een wyde opening; dekt hem toe met een schoone doek; maakt een holligheid, om’er de Roozen-bladen te leggen, ter hoogte van twee duim. Zet op de Roozen een Schootel of aarde Pot, zynde warm gemaakt, en wel op de Pot sluitende. Doet heeten Asch in de Schootel, met een weinig gloeijende Koolen daar boven op, om de Roozen warm te maken, de Waassem, welke daar uit gaat, zig niet konnende verheffen wegens het onderste van de Schootel, moet het gene’er opstaat, wederom nedervallen, en droppelswyze in de Pot storten. Gaat met dezelve maat van Vuur voort, en verandert de Roozen, naar maat dat ze droog zyn, tot dat gy gedistilleert Water genoeg hebt.
Door dit laatstgemelde middel zou men ook Oranje-bloessem konnen distilleeren; dog in geen groote menigte. En aangezien het Oranje-water van een groot gebruik is, moet men een middel gebruiken, om het zelve in meer overvloed te hebben; waar van wy in ’t vervolg zullen spreken.
Aangezien men nauwelyks Roozen-water gebruikt, dan alleen in zamentrekkende Genees-middelen, zoo diende men veel eer roode Roozen daar toe te gebruiken, als witte, die meer een openende als zamentrekkende kragt hebben. Hoewel de kenners beweren, dat’er de witte beter toe zyn, wegens haren vortreffelyken reuk, boven de roode. En men gebruikt menigmaal het Water van gemeene Roozen, om een Buikloop te verwekken, in plaats van te stoppen.
| |
Manier, om Kersen-water te distilleeren, gelyk in ’t Franche-Comté geschied.
Het Water van gedistilleerde Kersen is beter dan Brandewyn, zynde een goed middel, om een behoorlyke digestie te maken, en te versterken. Men neemt de steelen van de geplukte Kersen, men zet ze tien tot veertien dagen lang in een Ton, om aan ’t gisten te raken. Vervolgens distilleert men ze door een Kolf, gelyk Brandewyn; en men haalt den Liqueur eens en andermaal over, naar maate dat men dezelve sterk wil hebben. Men kan’er verscheidemalen ’s daags van nemen, voornamentlyk na de maaltyd, omtrent een vierendeel van een roemertje. De Genees-heeren hebben’er veel mede op, en het is een goed Maag-middel; waarom de Inwoonders van ’t Fransche-Comté hun profyt daar van maken, en het in menigte na Parys zenden.
| |
Manier, om Oliën te distilleeren.
De stoffen, waar uit men door de Quint-essentie Olie kan trekken, zyn deze:
Kruiden. Rosmaryn, Quendel, Wynruid, Kattekruid, Orego, Lavendel, Kamille, Saly, Yzop, Basilicum, Eppe, Munte, Stoechas, Keule, Alsem, Thym, Polei, en in ’t algemeen alle Kruiden, die warm en droog zyn van natuur, en daar-en-boven welriekend.
Zaad van Venkel, Anys, Comyn, Pieterzelie, Siler montanum, Dil, Wormkruid, zwarte en witte Nigelle, Peperkruid, Beet-wortel, en vele andere sterke of welriekende Zaaden.
Bloessem van Lavendel, Wollekruid, Hypericum of Sint Jans kruid, Oranje, Roozen van Damast, Jasmyn, Rosmaryn enz.
Vrugten. Beziën van Jenever, Lauwrier, Klimop; Kernen van Pyn-appelen, Kappers, Abricozen, Perziken enz.
Speceryen. Kaneel, zwarte Peper, Kruidnagelen, bast van Nootemuscaat, Engel-wortel, Meester-wortel, Galiga, Paradys grein, Nootenmuskaat, Gember, Steertpeper, Cypres, schillen van Oranje en Citroen, enz.
Hout en Basten. Rosmaryn, Zevenboom, Jenever, Esschen, Vlier, Zaagsel en Splinters van Hout.
Gom en Druppelen. Mastik, Wierook, Myrrhe, Benjoin, Laudanum, Terpentyn, Storax, Kalamintsteen, Pek, Wyn-steen, enz.
Dieren. Derzelver deelen en drek. Slangen, Kikvorschen, Scorpioenen, Mieren, Menschen-bloed, Menschen-beenderen, en Drek, Vet van een Gans; Ey, Honing, Wasch; met een woord, alle warme en drooge Stoffen. Het is wel waar, dat men van de koude dingen, gelyk Kruiden, Zaad van Mankop, Bilzemkruid, en andere diergelyke, of Olien, of die een vet Zap hebben, dikwils de oliagtige Quint-essentie kan trekken, dog zulks ge- | |
| |
schied met veel moeite, en vereischt veel tyd; behalven dat zodanig een Olie de natuurlyke kragt der Kruiden niet heeft, waar uit het getrokken is. De Olien, welke uit koude of vogtige Stoffen getrokken word, is veel eer een wateragtig, scherp en zalpeteragtig Liqueur, als een wezen, dat naar Olie zweemt. Waarom men beter doet, met die koude of vogtige Stoffen te distilleeren by wyze van verrotting, als door Vuur. Maar om het met weinig woorden te zeggen, de Olien door een Quint-essentie, of door een resolutie door kragt van ’t Vuur uit eenige Stoffen getrokken, zyn een oliagtigheid of oorspronkelyk vogt, waarin gelyk als de Ziele en het wezen der Stoffe gelegen is; en dat eens door de Distillatie zynde afgescheiden, niet dan Hef en aardagtige deelen overblyft.
| |
Hoedanig de Oven moet zyn, om Olien door de Scheikunde te distilleeren.
Deze Ovens zyn van een verscheide gedaante, naar de verscheidenheid der Stoffen, die men wil distilleeren, en de Vaten, die men daartoe moet gebruiken. De gemeenste en gemakkelykste gedaante is deze: Bouwt een Stook-oven van Tigchel-steenen en Klei, of alleen van Pleister, rond van gedaante, ten minsten van binnen, ten einde het Vuur overal even veel kragt doe; voorts van een middelmatige lengte en dikte; ten hoogsten drie voet hoog, maar de inwendige ruimte ten minsten van een voet. Zyne gansche hoogte moet in drie trappen verdeelt worden; de eerste van een voet, de tweede van anderhalve voet, en de derde moet behelzen al het overige. Op de eerste verdieping moet een yzere Rooster zyn, om’er de Koolen op te leggen; op de tweede verdieping twee yzere staven, staande vier vingerbreed van malkander, en op dezelve een Vat, gelyk wy boven beschreven hebben. Op het onderste van de eerste tusschen-ruimte, ende een weinig hooger als de Rooster op de tweede verdieping, moet men twee vierkante openingen maken met hare dekzels, gelyk de mond van den Oven. Door de onderste opening moet de Asch wechgedaan worden; door de bovenste moeten de Koolen gelegt, ende het Vuur aangesteken worden. Voorts moet men by de hoogste opening van den Oven, zynde de bekaamste plaats, eenige andere gaten voor den doortogt van den Rook maken. Wy hebben boven de Figuur van zodanig een Oven vertoont, toen wy van de Distilleering der Wateren spraken. Zomwylen kan men in geval van noodzakelykheit in plaats van een Oven een Drievoet gebruiken, waarop men de Distilleer-vaten zet, staande in een steene of yzere Pot; en men stookt’er een Vuur onder.
| |
Hoedanig de Vaten moeten zyn, om Olie te distilleeren.
Ik weet wel, dat velen verscheide Vaat-werken gebruiken, om Olie te distilleeren; maar ik laat dit onderzoek over aan diegenen, wier voornemen het is, van deze Scheikundige Stoffe opzettelyk te handelen. Ons oogmerk is maar, om het gebruik derzelven, zoo veel de Huishouding aangaat, voor te stellen. En dus vinden wy tweederlei Vaten, om Olie te distilleeren. Een zoort, eigen om Kruiden, Bloemen, Zaaden, Vrugten, Wortelen, Beesten, derzelver deelen en Drek; een ander zoort, eigen om houten, gommen, enz. te distilleeren. Wy beginnen met het eerste zoort.
Vooreerst, neemt een zuiver en sterk aarden Vat, in de gelykenisse van een Pot, zynde omtrent een vinger dik, van een eyronde gedaante, dog van een Ey, daar het spitze einde een weinig boven de helfte is afgesneden. Dit aarde Vat moet ten opzigt van zyne hoogte overeenkomen met de derde en laatste verdieping van den Oven; en ten opzigt van de wydte der opening met de randen van den mond des Ovens; insgelyks moet de bodem van dit aarde Vat wyder zyn, als de twee boven gemelde Staven, dwers aan het uiterste der tweede tusschenruimte van den Oven vast gemaakt, van elkander staan; ten einde het veilig op dezelve staan kan. Tot dien einde is het best, eerst den Oven te maken, en naderhand zig van Vaatwerk te voorzien. Wordt’er een sterk Vuur tot de distillatie vereischt, dan gebruikt men een yzere Pot, zoo als men dezelve by de Apothekers ziet.
Ten tweeden, het tweede Vat moet zyn van Kooper, of van geel Kooper, van een eyronde figuur, of gelyk een Kauwoerde, hebbende een tamelyk wyde mond, waar aan een lange hals vast is, ten minsten ruim een voet lang, van de Kap nederwarts hangende. Het is door dezen hals, dat de dampen der Stoffen in het Vat naar de Kap opstygen. Dit Vat moet twaalf of vyftien pinten behelzen, of moet naar het gene men wil distilleeren, geschikt zyn, zynde in ’t algemeen (zoo als wy aanstonts zullen zeggen) dat’er voor een pond, by voorbeeld, Kruiden, Zaaden, enz. negen of tien pint Water in het Vat of Kolf moeten gedaan worden. Boven dien moet het kooperen Vat dus met de wydte van het aarde Vat, dat in den Oven is, overeen komen, dat’er tusschen beiden een ruimte van twee of drie vinger breed is, om met Zand te konnen vervult worden, gelyk wy nader zullen zeggen, en dat de hoogte met zyn Kap het aarde Vat voor zyn minste anderhalve voet overtreft.
Ten derden. Het derde Vat moet zyn de Kap, boven rond, en niet puntig, ten einde de Waassem niet wederom neêr storte; voorts omringt met een vlootje of kuipje, in het welk versch Water moet gestort worden, om den Waassem dies te eerder tot druppelen te doen stollen. Aan de eene zyde van dit kuipje moet een pyp zyn, komende uit de Kap zelve, en waardoor de Olie in de Recipient neder druipt. Aan de andere zyde moet een Pyp met een Kraan zyn, komende uit de holligheid van dit kuipje, om het heete Water af te tappen. Deze Kap moet vast zyn aan de opening en hals van het voorgaande Vat, door middel van een lange en wyde Pyp, gaande van de Kap, en zig voegende [illustratie] [Plaat 16. pag. 187. DESTILLEERING. pag. 276. HAAS. pag. 297. Weeseltje 1 2 3 voet 11 Duimen. F. de Bakker del. et sculp. 1741. HOEN.]
| |
| |
zeer digt in de opening en hals van het koopere Vat, ten einde geene dampen daaruit konnen vliegen; ende aan deze sluiting zyn twee randen, om ze dies te vaster te doen zamen voegen. De Pyp kan genaamt worden de hals der Blaas, waardoor de Dampen naar de Kap opstygen.
Ten vierden. Het vierde Vat moet zyn de Recipient, waarin de gedistilleerde Olie ontfangen word. Deze Recipient moet van Glas zyn, wegens de zuiverheid.
Zodanig is de gedaante der Vaten van de eerste zoorte, dienende, om Olie uit Kruiden, Zaaden, Bloemen, enz. te distilleeren. Ziet de hierby gevoegde Figuur.
A. is de Blaas, behelzende de Stoffe, waaruit de Olie gedistilleert word.
B. de opening of hals der Blaas, zynde gevoegt met de Pyp, dewelke van de Kap naar beneden gaat.
C. de Pyp, ten minsten een voet lang, anderzins de hals van de Kolf, sluitende met de opening en hals van de Blaas.
D. de ronde, en boven niet spitze Kap.
E. het Kuipje, omringende de Kap, waarin men versch Water giet, om de Kap te ververschen.
F. het langagtig ontvangend Vat.
G. de Pyp, waar door het oliagtige vogt in de Recipient druipt.
H. de Kraan, om het Water af te tappen, en ander in deszelfs plaats te doen.
De twee Vaatwerken, te weten, Kolf en Kap, zynde van Kooper of geel Kooper, moeten van binnen vertint zyn, ten einde de Olie gene vreemde kragt van die Ertzen aan zig te trekke; aangezien het Kooper heet gemaakt en niet vertint zynde aan den Olie een kooperagtige smaak mede deelt, of eenige andere kwaade hoedanigheid daar aan geeft. Hoewel behalven dit vertinnen, de snelle en hevige werking van het Vuur op een groote menigte van Water, belet, dat de Olie geen kwaade reuk of eenig ander nadeel ontfangt. Men moet daarom geen zwarigheid maken, in het distilleeren van Olie koopere Vaten te gebruiken; of schoon de aarde of glaze Vaten daartoe bekwamer zyn, daar niets ertzagtigs by is; dog men heeft te vrezen, dat ze bersten zouden, waaraan aarde en glaze Vaten heet gemaakt zynde, onderworpen zyn, niet tegenstaande ze met Aarde, Zand, of iets diergelyks zyn omringt. En dit bersten der vaten is zeer nadelig, voornamentlyk zoo men dierbare Stoffen distilleert. Ondertusschen moeten zommige zoorten van Olie in glaze, of verglaasde aarde Vaten gedistilleert worden, immers liever als in vaten van rood of geel Kooper, om dat deze nauwelyks Olie laten trekken uit Stoffen, die eenige scherpigheid behelzen, of om dat het Kooper een heimelyke kragt en eigenschap, die daarna zweemt, in zig bezit. Dit ziet men gebeuren omtrent de Druive-korlen, waarvan de Olie zig veel eer in zulke vaten in een groene roet verandert, als in fyne uitwaassemingen, wat zorgvuldigheid men omtrent het Vuur draagt. Maar omtrent het distilleeren van welriekende Stoffen, en van een Speceryagtige geur of smaak, of die van een gelyke eigenschap met het Kooper zyn, is het beter, door de Smeltkunst gegoote Vaten te gebruiken.
| |
De Tydt, wanneer men Olien moet distilleeren, en hoe de te distilleerende Stoffen moeten toebereid worden.
Deze Stoffen moeten gedistilleert worden, als ze in hare beste kragt zyn; te weten, de Zaaden en Speceryen, als ze nog versch geplukt zyn; want hoe verscher ze zyn, hoe beteren Olie zy uitleveren, voornamentlyk de welriekende Speceryen. De kruiden moeten geplukt worden, als ze in hare beste kragt zyn, dat is, als ze bloeijen. Ingeval men ze later plukt, zal men bevinden, dat de Olie en minder, en meest schuim is. Als ze in den gemelden tyd worden geplukt, moet men ze een of twee Maanden lang in de schaduw laten droogen, op dat’er een gedeelte der wateragtige deelen vervliegt, en het oliagtige veel zuiverder is, en de kruiden dus beter konnen gemaalt worden. In tegendeel, zoo de Kruiden versch gedistilleert worden, of zoo als ze versch zyn afgeplukt, zullen ze wel veel Olie uitleeveren, dog die zal zoo kragtig niet zyn, nog ook zoo welriekende. Dus moet men tusschen die twee uiterstens den middel-weg verkiezen.
Wat voorts de toebereiding der Stoffen, die gedistilleert zullen worden, aangaat, men heeft daaromtrent gene Infusie van noden, nog ook eenige putrefactie of verrotting, zoo als men omtrent het distilleeren van Wateren doet, (gelyk wy boven gezegt hebben;) want de Infusie, het zy door Water, Wyn of Brandewyn, zou den eigen geur en smaak der Olien met andere en vreemde vermengen, en dezelve vogtiger maken, als nodig is, om’er de Oliën zuiver en onvermengt van te trekken. Dus ook, als gy de gemelde Stoffen in Paarde-mist, Aarde, of heeten Asch, of ziedend Water zet, om te verrotten, en’er den Olie dus gemakkelyker uit te halen, zoo als wy straks zullen zeggen, moogt gy vrezen, aan den Olie eenige vreemde hoedanigheid mede te deelen. Want de Stoffe verrot zynde, kan het niet anders zyn, of de Olie moet ergens naar ruiken, als zynde een gedeelte der Stoffe. Hoewel Olie uit verrotte dingen getrokken, langer goed blyft. Dog anderen begrypen het anders. Waarom het best schynt gedaan te zyn, dat men de Stoffen, uit welke men Olie halen wil, nog afweiken, nog verrotten laat; maar alleenlyk, dat men ze stampt en maalt; en dat men ze vervolgens door een grove Zeef slaat. Dit zal zoo goed, ja zelfs beter zyn, als een Infusie of Putrefactie zonder stampen of maalen. Doet hier by, dat men op deze wyze met de Distillatie haast gedaan heeft; en dat men geene drie droppelen meer Honing halen zoude, indien men een Infusie of Putrefactie gebruikt, dan door een enkel stampen en maalen.
| |
| |
| |
De wyze en order, welke men in het distilleeren van Olie houden moet.
Na dat gy de Stoffe, waaruit gy Olie trekken wilt, hebt toebereid, en ze vergruist, en door een grove Zeef geslagen, werpt ze in een koperen Vat, met een zekere maat Bron-water; te weten, op twee pond Kruiden of andere te distilleerende Stoffe agtien pond Bron-water; waarom het Vat twaalf of vyftien pint vatten moet, zoo dat een derde ledig blyft, als’er de Distiller-stoffe ende het Water reets in is. Dit Water dient, om de dampen van het gedistilleerde om hoog te dryven, en om door middel van een afkooking de vogten te verdeelen. Men kan het Water vermeerderen of verminderen naar maate drr Stoffe, die te distilleeren is; zoo nogtans, dat’er altyd negen of tienmaal zoo veel Water bygedaan worde, als’er Stoffe zal gedistilleert worden, en dat het Vat, het zy kooperen, het zy glazen, het zy van welke stoffen gy wilt, een geproportioneerde wydte heeft naar de Stoffe, die daarin zal gedistilleert worden. Want zoo het te groot, of te klein is, verliest men moeite en onkosten.
De twee pond Distilleer-stof, en de agtien pond Water zyn de zekerste maat, om den Olie gemakkelyk en overvloedig te distilleeren. Want doet gy’er teffens meer in, zal u de langduurigheid vervelen; neemt gy minder, gy zult nauwlyks tien druppelen Olie halen. Waar omtrent men zig nogtans naar de ondervinding moet gedragen; dies te meer, om dat’er Stoffen zyn, die geen Olie uitleveren, ten zy ze in een groote menigte genomen worden; by voorbeeld, Anys-zaad, en meer andere; gelyk wy beneden in ’t byzonder zullen verklaren.
Men moet daar-en-boven deze byzonderheid aanmerken, dat de Kruiden een grooter Vat, ende meer Water vereischen, als de Zaaden en Speceryen, om’er den Olie uit te halen, nadien ze van een gelyk gewigt zynde meer plaats beslaan, als de Zaaden en Speceryen; want deze kruiden niet zoo digt op elkander zynde gepakt, vereisschen naar proportie ook meer Water, om niet te verdroogen, of in de koopere Distilleer-ketel aan te branden.
Na dat gy de Distilleer-stoffe, en Water in het koopere Vat gedaan hebt, zoo laat het zamen vyf of zes uuren lang staan weyken, naar den aart der Stoffe; of zonder ze te laten weyken, geduurende dien tyd, naardien de opkooking, geschiedende in den buik van het Distilleer-vat, de Stoffe voor een infusie verstrekt.
Ook moet men aanmerken, dat men alleenlyk tot het distilleeren der Zaaden en Speceryen zig van een aarde Vat, en Zand tusschen beiden moet bedienen, maar niet tot Kruiden; want de Zaaden en Speceryen zyn van een fyner zamenstel, (het welk blykt uit derzelver warmte en droogte,) en de Stoffe, die ze uitleveren, is ook veel fyner en vaster. Om deze reden zou het Vuur derzelver volmaakte distilleering konnen stooren, makende, dat ze niet zoo zuiver distilleerden, zelfs in den beginne, als men’er niet in voorzag, met het aarde Vat en Zand tusschen beiden te stellen.
Maar in het distilleeren der Kruiden moet men het kooperen Vat in den Oven zetten, zonder het aarden Vat en Zand tusschen beiden te plaatzen; naardien de Kruiden wegens hare natuurlyke vastigheid meer kragt van Vuur vereisschen.
Hieruit mag men besluiten, dat geen Olie door middel van een Water-stoof kan gedistilleert worden, te weten, met het kookend Water rondom het kooperen Vat in een groote Ketel te gieten, aangezien het distilleeren meer tyd zou vereisschen, als nodig is, en niet voordeeliger zoude zyn. Want de Water-stoof, dat is, het kookend Water, geeft de behoorlyke hitte niet; maar werkt langzaam, en de Olie trekt altoos een kwaade hoedanigheid aan zig, als men’er te lange aan bezig is; voornamentlyk zoo de Stoffe van haar zelve niet vogtig is. Daar-en-boven kan de Olie nauwelyks opklimmen, om dat het kookend Water op verre na kragt van het helder Vuur niet heeft, het aarden Vat, en het Zand tusschen beiden staande.
Het kooperen Vat dus in den Stook-oven zynde gezet, voegt by zyn Kanaal of Distilleer-vat de Recipient, staande op een klein voetstuk, gelyk uit de Figuur blykt. Stopt de voegen van dit Kanaal en Recipient toe met Deeg en Bolus Armenius, of met Eywit en Meel op een linnen doek gestreeken.
Ontsteekt vervolgens de Koolen, die gy op de Rooster hebt gelegt; maakt een matig Vuur in den beginne, om de Distilleer-stoffen allengskens heet te maken, tot dat het gene in het kooperen vat is, met het Bron-water kookt, zonder nogtans te hoog en tegen de Kap op te borrelen, gelyk men in zommige Zaaden, gelyk dat van Anys, ziet geschieden, welke wegens hunne losse en lymagtige Stoffe onder het kooken al te hoog opvliegen. Als dit komt te gebeuren, moet men het Vuur verminderen, of, zoo dit niet helpen wil, de Kap daaraf nemen, en de Distilleer-stoffe met een stok omroeren. Dus zal het schuim Waassem worden, die koort daarna bedaarende, men de Kap daar wederom op kan zetten, en vast stryken, gelyk voorhenen.
Maakt, dat het Vuur in eenerlei kragt blyft, tot dat gy merkt, dat de Kap heet is geworden; alsdan of een weinig te voren, vervult uwe kuip, dewelke rondom de Kap is, met versch Water, dat de kap verkoelende, de dampen van de oliagtige geesten zal verdikken, zynde zeer fyn en heet, en ze in Olie veranderen. Als het koude Water, dat in de Kuip is, heet zal zyn, moet men het door het Kanaal van het Refrigeratorium of Koel-vat aftappen, en’er wederom versch Water ingieten.
Daar zyn’er, die het niet goedkeuren, dat men de Kap met koel Water ververscht; aangezien de dampen door deze verversching van de Kap zig al te zeer verdikken, voor al eer ze uit den bek der Pyp vliegen, en veel eer in het Distilleer-vat terug vallen, en wederom verdunnen; waardoor ze eindelyk zig zelfs verteeren en tot niet worden. Of ten minsten komen door deze geduurige opbruisching weinig Dampen in de Recipient, en deze Dampen aanstonts verdikt zynde, komen’er niet gemakkelyk uit; en dit is de oorzake, waarom men | |
| |
minder Olie uit de Stoffen trekt, en het gene men’er van trekt, is een weinig aangebrand.
Het is om deze reden, dat in plaats van verkoeling op de Kap, om de Dampen te verdikken, zommigen digt by den Oven een Ton zetten, hebbende maar een bodem; dwars door welke Ton zy een tinne pyp steken; deze Pyp sluit in de bek of Kanaal, komende uit de Kap, zynde vast aan elkander gestreken, en loopende tot in den Recipient. Deze Ton is vol versch Water, door welke verversching de dampen uit de Kap in deze tinne Pyp gedreven, verdikt ende in Olie verandert worden; druppelende zeer gemakkelyk in den Recipient, ende in meerder menigte, als wanneer ze in de Kap door de verversching, die men met koud Water had konnen veroozaken, tot Olie verandert waren. En ten einde het Water niet en loopt uit de Ton, door de gaten, daar de tinne Pyp dwaars doorgaat, zoo moet men dezelve wel zorgvuldig toestoppen. Al wie dit middel, om de dampen te verkoelen, gebruiken wil, kan het doen; evenwel is de manier, die wy voorgestelt hebben, niet minder gemakkelyk en voordeelig; is ook zoo moeijelyk niet, gelyk men zegt. En zoo men al voor eenig ongemak vreesde, zoude men de Kuip niet met koud, maar met half lauw Water konnen vervullen, of alleenlyk het rond van de Kap met linnen in koud Water nat gemaakt, toe dekken, met het dikwils te ververschen.
Gaat dus met uwe Distilleering zonder ophouden voort, latende het Vuur in dezelve graad van hitte blyven, of, zoo het nodig is, kont gy het vermeerderen, tot dat de dampen, de eene voor, de andere na, gestolt zyn, en tot dat al het vogt in het kooperen Vat zynde zig in den Recipient heeft ontlast; het welk men kan bemerken, als men ziet, dat van de achtien pond Water min of meer, tien zyn gekomen, en dat de nedervallende droppelen niet meer naar de Stoffe, waaruit ze gedistilleert zyn, rieken of smaken. Daarna moet men’er uitscheiden, uit vreeze, dat het gene nog in het kooperen Vat gebleven is, in brand zou vliegen, of aan de grond aanbakken. Men kan oordeelen, dat het distilleeren voorspoedig gaat, als de druppelen onmiddelyk agter elkander nedervallen, zoo dat men ze nauwelyks tellen kan. Hieruit kan men ook van de kragt des Vuurs oordeelen.
| |
Manier, om den Olie, die onder het distilleeren met het Water zig vereenigt, daar af te scheiden.
Om den Olie af te scheiden, die het Water met zig voert, zal het goed zyn, dat de Recipient op zyn bodem een weinig spitz toeloopt, hebbende aldaar een gat, dat geduurende de Distillatie toegestopt is, met Wasch of anderzins; het welk na de Distillatie, en wanneer Olie en Water verkoelt zyn, staande in de ope lugt op een Treeft, wederom kan geopent worden, wanneer men den Olie op de grond van de Recipient ziet. Dog zoo dra’er het Wasch enz. is afgeligt, zal’er de Olie uitloopen, en het Water zal’er in blyven, mits gy het gat toestopt, zoo gy het daarin bewaren wilt.
Ingeval de Olie boven dryft, en op het Water zwemt, zal met het openen van het gat al het Water naar beneden loopen, maar de Olie zal op de grond van de Recipient blyven; ten zy dezelve by geval veel eer in het benedenste Vat, als in de daartoe bereide Vlesch valt; waarop men nauwkeurig moet agt geven.
Maar ingeval de Olie met het Water gemengt is, gelyk een Wolk, moet gy al het Water door een linnen doek in de koude lugt doorzygen, en na dat het gedistilleerde verkoelt is, de Olie in het linnen zynde, kan dezelve gemakkelyk vergadert, en met een Mes in de vlesch gestreken worden; waarin dezelve eindelyk, zoo men wil, door middel van een matige warmte, of in de Zon, of op warmen Asch, tot een fyne Liqueur kan gemaakt worden.
Zoo de Olie boven de oppervlakte van ’t Water dryft, moet gy het door een digestie in den Oven met een zilvere lepel afzonderen.
Men kan ook andere middelen gebruiken, om den Olie van het Water af te zonderen; als by voorbeeld, met een glaze Tregter, houdende den vinger onder daar tegen, en doende dikwils het zelve, dat door de Recipient geschied is, te weten, met de Liqueur in den Tregter te gieten. Het zelve kunt gy doen door een afzuiging van het Water, dat in de Recipient is, latende den Olie op de grond blyven. Deze afzuiging geschied door blikke Pypen, gelyk gy hier verbeeld ziet, welke in weinig tyds het Water uit de Recipient trekken.
| |
Een andere manier, die nog gemakkelyker is, om den Olie af te zonderen.
Zet den Tregter A B in een zeker Vat, gelyk in de kolf C D. Steekt in dezelve Tregter twee stukken grauw Papier, hebbende de gedaante van hoorntjes op Peperhuisjes; maakt ze met het Water nat, en giet’er al het vogt van de Recipient in. Het Water zal dwars door de Peperhuisjes, met Sal volatile of vliegend Zout vervult, henen gaan, en de Olie zal in ’t grauw Papier blyven.
| |
De Kragten, langduurigheid en gebruik der gedistilleerde Oliën.
Aangezien de gedistilleerde Oliën, gelyk wy boven reets gezegt hebben, de oorspronkelyke zappen van alle Stoffen zyn, en aangezien dit oorspronkelyk Zap gelyk als de ziele ende het binnenste wezen der Stoffen is, waarvan alle de kragten en werkingen van dezelve afhangen, zoo moet men niet twyffelen, of in de gedistilleerde Oliën word de gansche kragt van het gene, waaruit ze gedistilleert zyn, gevonden; maar dies te zuiverder en fyner, om dat door de Scheikundige werking de fyne deelen van de grove zyn afgescheiden. En dit maakt, dat de gansche kragt, die in een pond van een enkele Stoffe was, nu in een drachme min of meer | |
| |
beslooten is. Boven dien hebben deze Oliën onder anderen ook deze eigenschap, dat ze door hare groote fynheid van wezen, die ze door middel van het Vuur ontfangen hebben, tot in het binnenste der zaken indringen, en hare kragten zeer snellyk werkstellig maken.
Zy konnen lang duuren, voornamentlyk als zy overgehaalt zynde door middel van een Retorte of kromme Kolf, op een matig Vuur of heeten Asch, in een glazen vlesch worden gedaan, en wel toegestopt, zoo dat’er geen lugt bykomt, dan alleen, als men ze wil gebruiken; het welk niet zonder verlies kan geschieden, want zoo dra als ze voor de lugt of het Vuur bloot gestelt worden, vervliegen ze oogenschynlyk, gelyk men omtrent den Olie van Kamfer zien kan.
Men moet ze niet anders, als by droppels gebruiken, het zy ze inwendig, het zy ze uitwendig gebruikt worden; gelyk wy in ’t vervolg zeggen zullen. Om ze gemakkelyk van binnen te gebruiken, moet men Zuiker in Violette- of Roozen- of Kaneel-water enz. smelten, in het zelve een of twee droppelen Olie storten, en dus Tabletten of Koekjes maken.
| |
Byzondere beschryving van zommige Oliën, zynde op de voorzeide wyze gedistillert.
Oliën van Zaaden, by voorbeeld, van Anys, Venkel, Vlier, Komyn, enz. worden op deze wyze gedistilleert:
Neemt zoo veel Zaaden, als ’t uw belieft, by voorbeeld, vyf of zes pond op zyn minste, maalt ze grof, dog zoo, dat’er geen Zaad geheel blyft; werpt ze in een kooperen Vat; stort’er Fonteinwater op, zeer helder, van vyf en twintig tot dertig pond; mengt het wel onder malkander; dekt het Vat met zyn Kap, en doet, gelyk boven gezegt is. De Olie, welke eerst gedistilleert is, is de beste en kragtigste; en om die reden kan men de Recipient twee of driemaal veranderen.
Het is merkwaardig, dat de olie van Anys-zaad in de Zomer niet wel kan gedistilleert worden, nademaal deszelfs geesten al te fyn zyn, en veel fyner, als die van Venkel-zaad; waarom ze door de kragt van ’t Vuur zeer snel vervliegen. De beste tyd, om dit Zaad te distilleeren is de Winter; want hoe de Winter kouder is, hoe de Olie dikker, en in de gedante van Kamfer is, loopende in de Recipient. Na dat gy deze Olie door een zuiver linnen hebt gezygt, loopt’er al het Water uit, en de Olie blyft in het linnen; die naderhand moet ontbonden worden door de hitte van een Pan; dus zal’er zig het Phlegma gemakkelyk afscheiden. Deze Olie is goed, om de Maag te versterken, de verduwing te helpen, Winden te breeken; voorts een goed middel voor de Jigt, Longziekte, en opstyging der Lyfmoeder; waarom’er ook de witte Vloed der Vrouwen door gestuit word, het zy men’er eenige droppelen van in Wyn inneemt, of in Vleeschnat, of in Koekjes met Zuiker.
Vrugten, gelyk Jenever-beziën enz. als zynde oliagtiger, als Kruiden of Zaaden, eisschen zoo veel Water niet, als de Zaaden en Kruiden; invoegen voor een pond Fruit vyf of zes pond Waters genoeg is. Men moet ze fyn stampen, daarna in de Distilleer-kolf doen, en voorts daarmede te werk gaan, gelyk met Kruiden en Zaaden. De Olie word’er eerst van gedistilleert, daarna het Water.
De Speceryen worden op dezelve wyze, gelyk de Zaaden, gedistilleert; en tot derzelver distilleering moet nog Wyn, nog Brandewyn gebruikt worden, het welk van zommigen geschied; maar enkel zuiver Bron-water, aangezien Wyn en Brandewyn opstygen, zonder de kragt der Speceryen met zig te voeren. Olie van Noote-muskaat dryft’er boven op, gelyk ook de Olie van Foeli.
Om voortreffelyken Kaneel-olie te distilleeren, neemt een pond Kaneel, zoo dat ze door een Zeve kan gaan, zonder gepulverizeerd te zyn; doet ze in de Kolf, in welke het Water van Ossetong, (Buglossa) Bernagie, Endivie, en Melisse, van elks een half pond, gedaan is; laat het zamen vier of vyf dagen afweiken, maar in een digt geslooten Vat; giet het vervolgens in een andere Kolf over, en zet dezelve op een Oven tusschen een aarde Pot en Zand; maakt eerst een matig Vuur, maar vermeerdert het allengskens. Na dat’er een gedeelte van gedistilleert is, is het best, dat gy het wechneemt; want het volgende is op verre na zoo goed niet. Men kan den tweeden Olie bewaren, om’er nieuwe Kaneel in af te weiken. Op dezelve wyze kunt gy Kruidnagelen, Peper, Angelica, of Engel-wortel, Galiga, enz. distilleeren.
destilleer-kolf, of Klok, is een vat, dienende om gebrande Wateren over te halen; hebbende den naam van Kolf gekregen, van de gedaante, om dat ze naar de kolf of knots van Herkules gelykt. De Apothekers noemen het Alembik, of Cucurbita, dat is, Pompoen. In een nauwer betekenis is ’t een rond Vat, van onderen als een Kloot, van boven van spitz en nauwer, onder ’t breedste. Hy heeft van binnen een krom geboge rand of boord, en ruim genoeg om de vogten te ontfangen. Deze kromte heeft eene opening, om’er de vogten uit te laten vloeijen, die door eenen langen hals of bek uitgaan, en in een ander Vat druipen, ’t geen men een Recipient noemt. Dit vat is vastgemaakt aan den hals van den Kolf, (welke hals of bek ook wel met eenen helm daar op gezet word, omme de opklimmende Damp-geesten daar in door de koude der Lucht, of door koud Water, dat men’er buiten om doet, te doen dik worden, en tot druppels te vergaderen,) door welken bek de geesten of fynste deelen der drooge Stoffe of Vogten, die in de Kolf zyn, in de Recipient vallen. Een Kolf met eenen hoed of helm voorzien, word ook een Kapel genaamt; om dat van ouds de Kapellen dusdanig eene gedaante hadden. Zomtyds legt men een zoort van Kom of Fontein, met koud Water van boven rond om den Helm, om de dampen, gelyk gezegt is, te doen kouden, en dik worden, die uit de Kolf opryzen.
Zomtyds is de Bek van de kolf vast gemaakt aan eene kromme Pyp, als eene Slang in veele bogten | |
| |
gedraait, die daarom ook eene Slang genoemt word; en dewelke door een Ton met koud Water geleid word; daar men telkens zoo veel koud Water ingiet, naar maate dat het ras warm word. In dit geval bedient men zig meest van een vertinden hoed, die een Moriaans-hoofd genaamt word, en om denwelken geen koel-vat, of kom, is. Het geheele gestel om te Distilleeren word in ’t Fransch Alembic genaamt.
deurblad. Zie perfoliata.
diaphragma. Zie middelrift.
dier. In den gemeenen ommegang verstaat men door dit woord de viervoetige Dieren, die op de Aarde leven, als den Os, Ezel, Hert, en andere. Maar de Filosofen verstaan onder dit woord ook de Visschen, Vogelen, en den Mensch zelfs; dien ze een redelyk Dier noemen. De Dieren worden verdeelt in Land-gedierte, Water-gedierte, Vogelen, twee-levende, die in ’t Water en op ’t Land kunnen leven, als de Kikvorsch, en andere meer; als Insekten (of ongedierte.) Het Land-gedierte is of viervoetig, of kruipende. Het viervoetige heeft of gespouwe klaauwen, als de Ossen; of ongespouwe, gelyk de Paarden; ofte verdeelt in verscheide vingers, als de Hond, Wolf, Leeuw, enz. Zie het woord vogel, visch, kruipend gedierte, en andere; alwaar gy de overige verdeelingen van Dieren kunt vinden.
| |
Schadelyke Dieren in de Tuinen.
Die daar ’t meeste kwaad doen, zyn: de Rypen of Rupsen, Slakken, Wormen, Mier-vliegen, de groene Luizen, Trekmade, Mieren, Muizen en Mollen.
| |
Om de Rypen af te doen.
Men moet elke Plant des Morgens met de hand schudden; want dan zyn ze verkleumt door de koude des nagts, vallen ligt ter aarde, daar men ze met den voet daar op te zetten, kan dooden.
| |
Tegens de Slakken.
De Tuinier moet niet lui zyn, maar moet veel vlyt aanwenden, om de Slakken des avonds en ’s morgens te gaan zoeken; vooral als het geregent heeft; om dat ze dan uitloopende om te azen, ligt kunnen gevonden en gedood worden.
| |
Tegens de Wormen.
Men moet dezelfde regel volgen, alzoo zy ook gewoon zyn by regenagtig weêr uit hunne gaten te kruipen; en zoo men ze by andere tyden wil doen uitkomen, heeft men maar wat water over den weg te gieten, daar Noteboomen-bladen of Kennip-bladen in afgekookt zyn geweest, dan zal men ze terstont zien voor den dag komen.
| |
Tegens de Mier-vliegen.
Men steekt een stokje in de aarde van een halven voet hoog, boven op het welke men een aarde teil steekt, met den hals naar omlaag, in dewelke deze kleine Dieren, die zig graag verschuilen, inkruipen, en dus zonder moeite gedood worden.
| |
Om de groene Luizen te doen sterven.
Dewelke de Rooze knoppen opeten, en de overige Bloemen bederven, worden dus uitgeroeit: Men neemt Azyn, die men op de Planten sproeit, en doet ze dus sterven.
| |
Tegens de Trek-maade.
Tegen deze en andere diergelyke Wormen, die zig ligter aan de Planten zetten, die in Potten staan, dan aan andere, neemt men den Pot en zet hem in eenen Emmer, daar wat Water in is, zoo dat’er de Pot vyf of zes vingeren diep in kome te staan. Dus laat men hem een kwartier uurs daarin, zo zullen de beesstjens terstond van zelf daar uit loopen.
| |
Tegen de Mieren.
Men moet een of meer half afgeknaagde beenderen nemen, en ze op de Aarde leggen, daar deze diertjens hare woonplaats hebben; zo zullen ze met groote hoopen op dit Aas vallen; en als het been dan geheel daarmede bezet is, smyt men het in ’t Water of Vuur, en zulks eenige reizen herhaalende kan men ze ligtelyk uitroeijen. Of, wanneer men ze met heele troepen langs de grond ziet loopen, kan men ze met een vuurtje van Stroo of heet Water dooden. Om de Persiken en Abrikozen, daar ze sterk op azen, daarvan te bevryen, maakt men met den vinger of met een stokje eene kleine goot, rond om den Stam, en pist’er nu en dan in, zoo zullen ze dien Boom myden op te loopen.
| |
Tegen de Muizen.
Men moet eene Kat nemen, of zoo men’er meer neemt, het zal van te meerder vrugt zyn. Deze Kat gedood en het vel afgestroopt zynde, stopt men de huid met Stroo op; en het weder toenaijende, zet men ze over einde, als of ze op hare Pooten stonden; voorts smeert men ze van buiten met haar eige vet; als men ze dan ergens zet, daar de Rotten en Muizen haren gang hebben, zoo worden ze door de reuk en het gezigt van haren Vyand verschrikt, en vlugten met der haast van daar. Men kan daar-en-boven ook Muis- en Rotte-vallen zetten, en hier en daar eenige brokjes zaijen van gestote Glas, Pleister-kalk, (of Gips,) en Kras tot eenen deeg gemaakt, dat beter is dan Vergift en Rottekruid, daar groote ongelukken door kunnen veroorzaakt worden.
| |
Tegens de Mollen.
Als men ziet, dat de grond ontslooten word, en de Aarde zig begint te bewegen, moet de Tuinman heel zachtjens daar na toe sluipen, op dat de Mol niet verjaagt worde; want schoon ze het gebruik van ’t gezigt niet heeft, (zoo als gelooft word;) | |
| |
zoo heeft ze egter een zeer fyn gehoor. Dus genadert zynde, moet hy met behendigheid een stuk uit de Aarde met een Schop, of ander gereedschap uitstoten; zoo gebeurt het dikwils, dat hy het beestje teffens uit de grond licht; maar zoo de grond te hard was, om’er zoo vlug een stuk uit te halen, moet hy met de punt van de Spade eenige reizen agter een in de Aarde steken, om te zien, of hy hem dooden kan, of ten minsten door de herhaalde stooten in zwym brengen, en vervolgens met gemak uit delven.
| |
Middel, om te onderscheiden, wat Dier over een plaats geloopen hebbe?
Het is zeer noodzakelyk, dat een liefhebber van de Jagt de voetstappen der Dieren leere kennen, die langs den Weg of over het Veld geloopen hebben; dewelke heel kenbaar zyn, als de Aarde met Sneeuw bedekt, of week is, als het wat geregent heeft, vooral des morgens vroeg, eer de Menschen of tamme Beesten over den Weg gegaan hebben, welke de voetstappen der wilde Dieren weder toe trappen. Ten dien einde heeft men op de nevens staande Plaat de aftekening van verscheide Voetstappen gegeven, als van den Wolf, Hond, Vos, Das, Haas, Kat, en Konyn, zoo als zy ze in de Aarde drukken. De eerste poot van den Wolf is ligt genoeg te onderscheiden van die van den Hond, om dat een Hond altyd met yver en rasse schreden gaat, of op een draf loopt, zoo dat hy de klauwen verder van een spant, en dieper indrukt, dan de Wolf, die langzaam en met vreeze gaat, en de voeten niet diep indrukt, voornamelyk de hiel; maar als hy gejaagt word, en genoodzaakt om te vluchten, dan splyt hy de teenen der Voeten verder van malkanderen, om dat hy’er dan met meerder kragt op steunt.
De voetstap van den Vos is zeer gelyk aan dien van een Jagt-hond; maar kan onderkend worden, om dat hy de klauwen niet zoo verre van elkanderen zet, en de hielen heel los in den grond slaat, zoo hy niet gejaagt word.
De poot van den Das is zeer ligt te kennen, om dat ze veel van die van andere Dieren verschilt; zynde de teenen zyner voeten elkanderen alle gelyk, en de hiel heel groot; hy zet den voet zeer zwaar in de grond, en altyd even eens.
De stap van den Otter is byna even eens als die van een Das, behalven dat de teenen of klauwen zyner voeten niet gelyk, maar de eene meer voor uit staat als de andere, en traps-wyze voort gaan, gelyk de teenen van een Mensch, en dat men zyn spoor niet vind, dan langs de Wateren, alwaar hy zyn voedsel zoekt.
De voet van den Haas en Konyn zyn elkanderen gelyk, behalven dat de eerste wat grooter is. Dog om’er niet in bedrogen te worden, moet gy aanmerken, dat een Haas den eenen voet voor den anderen zet, als hy gaat; maar het Konyn zet zoo wel de agterste als voorste pooten naast elkander.
Aangaande de stap van de wilde Kat, staat alleen te bemerken, dat hy ook gelyk is aan die van de tamme, behalven dat zy de agterste Poten zoo sterk niet indrukt.
Die van een Wezel is als een van de allerkleinste Hondjes, behalven dat hy wat langer is en de teenen digter in een staan. Het is eene algemeene aanmerking, dat alle wilde Dieren de hiel van den voet niet zoo sterk indrukken, als de tamme Dieren, die omtrent van het zelfde zoort zyn, en dat de Wyfjes dit nog minder doen, dan de Mannetjes.
dierkrings-tekenen.
Zodanige Tekenen zyn twaalf in den Dierkring. Want de Sterrekundigen hebben den Zodiacus of Dierkring in twaalf gelyke deelen verdeelt, aan ieder van welke zy den naam van Menschen of Dieren gegeven hebben. Het eerste Teken begint daar de Ecliptica den Aequator, dat is, de Taankring den Evenaar doorsnydt, wanneer de Zon in het Aequinoctium Vernum is, of wanneer Dag en Nagt in de Lente even lang zyn, namentlyk den twee en twintigsten Maart, behelzende dertig graden van de Ecliptica. De overige Tekenen behelzen even veel graden. Wy vertoonen ze hier alle volgens order, en met haar afzonderlyke Figuuren verbeeld. ♈ de Ram, is het eerste; ♉ de Stier, het tweede; ♊ de Tweelingen, het derde; ♋ de Kreeft, het vierde; ♌ de Leeuw, het vyfde; ♍ de Maagd, het zesde; ♎ de Weegschaal, het zevende; ♏ de Scorpioen, het agtste; ♐ de Boogschutter, het negende; ♑ de Steenbok, het tiende; ♒ de Waterman, het elfde; ♓ de Visschen, het twaalfde. Men kan ze gemakkelyk in de geheugenis prenten door het navolgende Veers van twee regelen:
Sunt Aries, Taurus, Gemini, Cancer, Leo, Virgo,
Libraque, Scorpius, Arcitenens, Caper, Amphora, Pisces.
In ’t Nederlandsch aldus:
Ram, Stier, en Tweeling, Kreeft, Leeuw, Maagd, en Weegeschalen,
Scorpioen, en Wildschut, Bok, de Kruik, en Vissche-Straalen.
Men moet de Tekenen van den Dierkring of Zonneweg van de Constellatien wel onderscheiden. Eertyds waren Constellatien en Dierkrings-tekenen een en het zelve. De Constellatien zyn in hare plaats gebleven, aangezien men ze altyd onderscheid door de Sterren, uit welke ze bestaan; maar de Tekenen zyn van plaats verandert, naar maate zig de Ecliptica en Aequator op verscheide Stippunten doorsnyden. Tegenwoordig is het Teken van den Ram byna geheel in de Constellatie van den Stier.
De order dezer Tekenen is van het Westen na het Oosten. De Sterrekundigen hebben aan deze Dierkrings-Tekenen verscheide Eigenschappen toe- [illustratie] [Plaat 13. pag. 192. DIER. Poot van een das. Poot van een hond. Poot van een wolf. Poot van een haas. Poot van een vos. Poot van een konyn. Poot van een kat. pag. 215. I. ENDVOGEL. F. de Bakker sculp. 1738.]
| |
| |
geschreven; verdeelende dezelve in Tekenen van de Lente, Tekenen van de Zomer, Tekenen van de Herfst, en Tekenen van de Winter.
| |
Dierkrings-Tekenen van de Lente.
♈ Ram. Dit Teken is Oostelyk, warm en droog, galagtig, oploopend, mannelyk.
♉ Stier. Dit Teken is Zuidelyk, koud, droog, aardagtig, droefgeestig, vrouwelyk.
♊ Tweelingen. Dit Teken is gemeen, dubbel, Westelyk, warm en vogt, mannelyk.
| |
Dierkrings-Tekenen van de Zomer.
♋ Kreeft. Dit Teken is Noordelyk, koud en vogtig, wateragtig, vrouwelyk.
♌ Leeuw. Dit Teken is Oostelyk, warm en droog, oploopend, vuurig.
♍ Maagd. Dit Teken is Zuidelyk, koud en droog, aardagtig en droefgeestig.
| |
Dierkrings-Tekenen van de Herfst.
♎ Weegschaal. Dit Teken is Oostelyk, warm en vogtig, luchtig, bloedig, mannelyk.
♏ Scorpioen. Dit Teken is Noordelyk, koud en wateragtig.
♐ Boogschutter. Dit Teken is Oostelyk, warm en droog, dubbel, oploopend, mannelyk.
| |
Dierkrings-Tekenen van de Winter.
♑ Steenbok. Dit Teken is Zuidelyk, koud en droog, droefgeestig, aardagtig.
♒ Waterman. Dit Teken is Westelyk, warm en vogtig, luchtig, bloedig, mannelyk.
♓ Visschen. Dit Teken is Noordelyk, koud en vogtig, wateragtig en slymerig.
digerering. Dus noemt men een afweyken van een Zake in bekwaam oploozend middel, met een matige Warmte, door middel van zeker Liqueur of Vogt.
digerering van voedzel. Zie indigestie.
dil. Dit Plantgewas zweemt zeer naar Venkel. Men teelt het in de Hoven. De graanen, zynde van een scherpe smaak, breeken de Winden, zyn Waterloozend, maaken Zog voor de zoogende, stillen den Hik, en helpen de Verduwing. Dit Zaad word gelyk alle andere warme Zaaden gebruikt; en het is onder het getal der vier kleine Zaaden.
De Bladen van Dil hebben een openende kragt. Van buiten opgelegt zynde bevorderen ze de verettering der vogten.
dipsacus. Beschryving. Dit Plantgewas word anders Kaarden en Volderskaarden genaamt, en is zeer gelyk aan de wilde Dipsacus, dog zyne steeltjes zyn zoo niet uitgeholt, nog zoo vol doornen. De bladen zyn slap, en de toppen nog veel kleiner, zynde niet dikker dan een Olyve, ende vol kleine vezelen, in gedaante gelyk een pluis van groene Zyde. Daar zyn’er, die menen, dat dit de Plumbago is, daar Plinius van schryft; en daar is veel waarschynlykheid voor.
Plaats. Men queekt deze Plant op de Velden.
Eigenschappen. De Dipsacus heeft een zeer zamentrekkende kragt, dog nog meer zuiverende; zy doet de Wonden zamen loopen, ook de Zweeren en Fistelen, zoo inwendige, als uitwendige; stelpt den Vloed, en Rooloop; geneest de verzweering in de Mond; en is een uitnemend middel, om het Water te loozen.
distel. In ’t Latyn Carduus, is een gemeene naam van verscheide Planten, waarvan de bloessem als bosjes zitten, en de bladen stekelig zyn.
Gezegende Distel, of Cardebenedict, by de Latynen, Carduus Benedictus.
Beschryving. Dit Plantgewas maakt een steel van omtrent drie voet. Deszelfs bladen zyn breed, stomp, stekelig, en van kleur byna gelyk Bernagie. De knoppen, staande aan de uiterste eindens der steelen, bestaan uit kroontjes van bladen; de bloessem staat als Loofwerk, en is geel.
Eigenschappen. Deze Plant is niet minder goed voor allerlei Vergift, en Pest, als de Angelica, het zy inwendig, het zy uitwendig gebruikt. Zy verdryft Mollen en ander ongedierte uit de Hoven, daar ze geplant word. Derdendaagsche Koortzen, die met koude komen, worden genezen, met ’s ogtens drie oncen van Cardebenedict-water, of van een afkookzel; of van gepulverizeerd Zaad in te nemen. In Wyn gekookt is het een goed middel voor Zydpyn en Stuiping der jonge Kinderen. Het Decoctum is goed, om de Pyn in de Lendenen en het Kolyk te stillen; om de Wormen te doen sterven, en om te doen Zweeten. Voorts geneest de Cardebenedict, het zy droog, het zy groen, inwendig of uitwendig genomen, de kwaadaartige Zweeren.
distilleeren. Zie destilleeren.
dolheid. Dit is eene berooving der Zinnen, met Razerny en Woede verzeld, altoos zonder Koorts, ontstaande uit een ongemeene branding van ’t Bloed, (of van ouds genaamt de ontsteking van zwarte Gal,) dewelke alle zedelyke werkingen kwetst. Want die geheel dol zyn, kennen hunne naast Bestaanden al zoo weinig als Vremden.
Daar is tweederlei zoort van Dolheid, de eene de Honds-Dolheid, de andere de Wolfs-Dolheid; ter oorzake, om dat die daar mede behebt zyn, als Wolven sluipende omloopen, het gezigt der Menschen vlieden, zig verbergen, en de gelegenheid bespieden, om diefswyze in de Huizen te sluipen; of zomtyds kwetzen en dooden ze diegene, die ze kunnen krygen. Dit zoort is meer eigen aan jonge Lieden. | |
| |
De andere gelykt naar die Honden, dewelke spelen, vlyen, en al spelende byten, dewelke springen, huppelen, en die genen kennen, die hen goed doen, en graag by Menschen zyn. Alzoo deze zagt is, gelooft men dat zy van ’t Bloed komt; maar de andere, om dat ze wreed is, van de zwarte Gal.
De tekens die de Dolheid voorspellen, zyn deze: Zwakheid van Herssenen, verval der Geheugenis, met zwaarte en ongerustheid, zuizen der Ooren, Lachgen zonder voorwerp of reden, flikkerende Oogen, ingevallen, staande op eene plaats, Slaaploosheid en menigvuldige Bevlekkingen; welke Tekenen te kennen geven, dat men het toeval moet zoeken voor te komen.
Dat de Dolheid, altoos de zachtste, uit het Bloed voortkome, is buiten twyfel; daarom moet men by tyds doen Aderlaten, en zoo het kwaad al ver gevorderd ware, des te dikwilser, namenlyk tot twee of driemalen op Arm en Voeten doen laten, voornamelyk op den Enkel en Voet by Vrouwen en Meisjens, wier Maandstonden niet wel gaan. Men mag zulke Menschen ook laten voor het Voorhoofd, of onder de Tong, ofte eene schroeijing met het brand-yzer in de Nek doen, ofte Bloedzuigers aan den Slaap van ’t Hoofd, agter de Ooren of aan de Gulde Ader, (Speen.) Dan zal men het Hoofd wryven met Roozen-olie, Olie van Nenufar, en wat Azyn door een gemengd.
Men moet ze ook dikwils Purgeren met drie vierdendeel loots Senaas-bladeren, een vierdendeel loot Agaricum, eene kleine handvol schorste (Epithymum,) dewelke men moet zetten te trekken in een Glas afkooksel van Bernagie, Ossentong, en Viool-bladen, en zulks eene Nagt over laten staan; dit gedaan, en het nat doorgedaan zynde, smelt daar in een once Siroop van Appelen, ofte een halve once Diaphoenic of Diacartami. Zoo gy dit niet kunt maken, moogt gy ze purgeren met de Pillen van Agaricum, of van Aloë, of Angelica. Des avonds als men te bedde gaat, zal men hen agter in stoppen een linnen prop, gedoopt in Olie van Lavendel met wat Kamfer gemengd; ofte maakt een Zet-pil van wit Wasch, omwonden met een doek, die gedoopt is in olie van Lelien en Lavendel, en een weinig Muskus en Amber. Daarby kan men hen het volgende Conserf geven:
Neemt zaad van Kuisch-boom (Agnus-castus,) Jenever-beziën, van ieder drie vierdendeels loots, koorntjes van Myrthus, een loot en een vierdendeel loots zaad van Pioenen, maakt alles tot een poejer, en bereid het tot een Genees-middel; kookt het zelve met vier oncen Honing tot de dikte van een Stroopje. Men kan’er onder mengen een loot asch van Schildpad, en het over Tafel laten drinken; zoo niet, mag men hen eenige dagen agter den anderen wat Vleesch van een Zeehond laten eten, of men moet ze met de Neus doen opvangen den rook van Pioenen, ofte hen de Olie van Bernsteen laten ruiken, en daarmede teffens het Hoofd van boven, en ter zyden aan den Slaap bestryken. Insgelyks mag men wel een warm Bad gebruiken.
In de hevige Dolheid, die gezegt word van de zwarte Gal te ontstaan, zal men niet Aderlaten, maar alleen Purgeren met Senaas-bladen, Tamarinden, en Manna. Voor ’t overige moet men zyne toevlugt nemen tot het geen boven is voorgeschreven.
Als de Onzinnigheid uit de Maag of andere deelen het Ligchaams voortkomt, moet men hare genezing zoeken by het geen in elk van die Ziektens aangewezen is.
Die aan ’t Voeteuvel onderhevig zyn, en die van een vogten en kwylenden aart, zyn de Dolheid niet onderworpen.
Als de Water-ziekte, Roode-loop, of opgetogenheid van Zinnen, ofte Speen, ende Puisten op de Beenen en dije op de Dolheid volgen, het zyn goede tekens.
Daar zyn ook uiterlyke toevallen, welke de Dolheid kunnen veroorzaken, als het byten van een dollen Hond, Wyn met Ys koel gemaakt gedronken, als men bezweet is, het drinken van Bloed der Maandstonden; het eten van vergiftige Kruiden, of eene al te groote onthouding van eten en drinken, (dog voornamelyk van drinken.) Die van het byten eenes dollen Honds ontstaat, is ongeneeslyk, als het zoo verre is, dat de Lyder, behalven de Dolheid, ook vervalt in de Water-vrees (Hydrophobie,) dat is, dat hy geen ’t minste vogt of Water mag zien, en zelfs de Stuipen op het Lyf krygt, als hy maar een glas Water aanziet. Dog anders is zy geneeslyk, als men de middelen gebruikt, voorgeschreven onder den tytel van razerny.
Voor die van koude Wyn moet men Soupe geven met zap van Buglosse, (of Ossentong,) Bernagie, Muskaat, Kaneel en Nagelen.
Voor die van de gestremde Maandstonden zal men wat Driakel gebruiken, gebroken in een glas Melisse-water, of Alzem-water, ofte ook een warm Bad gebruiken.
Tegen die van vergiftige Kruiden, als van de groene Koriander, Dulkervel of wilde Pieterzelie, of Berg-Eppe, Naskaje, by de Apothekars genaamt Solarium furiosum of Bella donna, van Champions of Duivelsbrood, enz. moet men olie van Olyven nemen, of Alsem-wyn, ofte Vleeschnat, meer dan gewoonlyk, gezouten.
Tegens de Dolheid van ’t al te lang vasten, die wel de moeijelykste is van allen, zal men hen dikwils doen Vygen eten, met Zuiker Amandelen, en by pozen wat Brood-zop, Schalei van Kalfs-pooten, nat met Gerste-zuiker, en een paar grein Saffraan daarin geroert.
dolwortel. Zie wolfs-bezie.
donder. Dit is het gestommel en geklater, dat men na het Blixemen, voornamentlyk by een ongemeene Zomer-hitte in de Lugt gewaar word. Deze Donder word veroorzaakt door het bonzen der Wolken, uit Uitwaassemingen bestaande, die geduurende de hitte des Daags in menigte naar boven zyn getrokken.
| |
Voortekenen van Donder, Weêrligt, enz.
Men voorziet en voorzegt gemeenlyk Donder- | |
| |
slagen en Blixemen, als men aanmerkt, dat ’s morgens en ’s avonds, het zy in de Zomer, het zy in in den begin van de Herfst, de Zon heeter schynt, dan naar gewoonte, en men in de Lugt een dikke en laage Wolk gewaar word; en wanneer een Draaiwind in een hevige Stormwind verandert, zynde de Lugt vol dikke Wolken; wanneer de Dagen in de Zomer of in de Herfst heeter, als naar gewoonte, zyn, en de gesteltheid van het Jaargetyde mede brengt; ook wanneer zomwylen by den ondergang der Zonnen zig een Regenboog naar ’t Westen vertoont; en in de Lugt een menigte van brandende fakkeltjes gezien worden.
| |
Hoe de schade van de Donderslagen af te weeren.
Het geluit van groote Klokken, zonder eenige bygelovigheid, en het gebalder van grof Geschut, zoo dat het zelve Hemelwaarts gaat, zyn een beproefd middel tegen de schade van Donderslagen en zwarte Wolken, die Hagel dreigen; want door de kragt van het geluit en het gebalder word de Lugt, en om hoog, en naar beide zyden bewogen, en de Dampen tot na de derde Lugtstreek gedreven.
doofheid. Dit is een gebrek in ’t Oor, waardoor het Gehoor belet word. Daar zyn’er, die doof gebooren; daar zyn’er, die door toeval Doof geworden zyn.
| |
Genees-middelen voor de Doofheid.
I. Om een Doove te genezen, neemt een zwarte Kater, sluit hem drie dagen lang in een doorgeboorde Ton, en zet’er een ander Vat onder, om de Pis van het benauwd Dier op te vangen; doet veertien dagen lang ’s ogtens en ’s avonds drie droppelen van die Pis met een Veêr in des Dooven Oor; en het zal onder des Heeren Zegen de Doofheid verdryven.
II. Neemt twee dikke Aalen; snyd ze in stukken; neemt allerlei zoorten van fyne Kruiden, als Thym, Rosmaryn, Lavendel, Yzop, Quendel, Lauwrier enz. van elks een handvol; werpt het zamen in een Distilleer-kolf; te weten een laage van twee vinger breed op de grond, en daarop een laage van de in stukken gesnede Aalen; daarna weder een laage Kruiden, enz. Strooit over deze laagen een once Kruidnagelen en Noote-muscaat gepulverizeerd; giet’er een pint Brandewyn boven op; voegt’er het Renconter-glas by, en laat het op heeten Asch, of in de Zon drie dagen lang circuleeren. Neemt vervolgens het Renconter-glas wech, en stelt in deszelfs plaats een Kap met een bek; distilleert alles tot een derde. Houd dan op met distilleeren, en bewaart het gene in de Recipient is geloopen, zynde de Wyn-geesten, en gebruikt het, zoo als boven gezegt is.
| |
Middel, om het Vet af te scheiden.
Neemt de leem van de Kap, en giet het gene in de Kolf gebleven is, door een linnen doek in een aarde Pot; maakt een Pop, legt die in de pers, perst ze uit, tot dat ze droog is; doet dan het gene’er overblyft, in de Pop; laat het gene door het linnen gezygt is, koud worden; neemt het Vet, dat’er boven dryft, zynde van het onzuivere, dat’er onder is, behoorlyk gezuivert; doet het in een Pot, of Vlesche, om het op de volgende wyze te gebruiken.
Gebruik. Neemt zo veel Vet, als fyne geesten; mengt het onder malkander; neemt’er genoeg van in een zilvere Lepel; laat het een weinig warm worden, en weikt’er een weinig Kattoen in; laat’er twee of drie droppels van in ’t Oor vallen; en stopt het met het zelve Kattoen toe. Gaat hier ’s ogtens en ’s avonds mede voort, tot de Genezing toe.
Voor en onder de Genezing moet de Lyder een Purgatie nemen; en voorts de zyde van het doove Oor met Brandewyn wryven.
III. Neemt een der dikste en vetste Aalen, die gy krygen kunt; stroopt ze af, en besteekt ze met Zalie en Rosmaryn; steekt ze aan ’t spit, en laat ze braden, zoo lang als’er vet afdruipt. Neemt evenveel zap van Uyen en Look, als Vet; laat het zamen kooken in een Schootel, tot dat het zap verteert is. Bewaart vervolgens dit Vet, koud geworden zynde, in een Pot of Vlesche, zynde digt toegestopt.
Gebruik. Doet ’s avonds en ’s ogtens een droppel of twee in het Oor van den Dooven, met een gespleete Stroohalm of Pen, nevens een weinig Kattoen in het Vet geweikt.
IV. Laat een weinig fyne Zaffraan in Brandewyn afweiken, tot dat de Brandewyn daarvan geverft is; doet’er drie druppels van in ’t Oor, en stopt het ’s avonds te bed gaande met een weinig Boomwol of Kattoen toe.
V. Laat een weinig zap van Uyen, of van Quartel-beziën, met Honing of Olie gemengt, en waarin Affodille-wortelen gekookt zyn, in ’t Oor druipen; of van het zap van Raap-schillen, met Roozen-olie, of het vet van een Aal, en olie van bittere Amandelen gemengt.
VI. Neemt wilde Saly, laat ze in witte Wyn tot op de helfte of meer afkooken; laat’er de Waassem van door een kleine Tregter in ’t Oor trekken; en het Gehoor zal buiten tegensprake weder komen, zoo goed, als voorhenen geweest is.
VII. Neemt de Gal van een Haas, en het Zog van een Vrouwe; mengt het onder elkander, en doet het met een popje Boomwol warm in ’t Oor.
VIII. Neemt twee oncen Brandewyn; een once Roozen-water; het vleesch of merg van Koloquint, gelyk een halve Noot; Aloë succotrina, ter grootte van een Boon; doet het zamen in een glazen Vat; stort’er een of twee druppelen lauw van in ’t Oor, en stopt het met Boomwol toe.
IX. Neemt Roozen-olie, en Wyn-azyn, naar proportie; mengt het onder malkander, en laat’er eenige druppelen van in ’t Oor druipen; stopt het toe met een zakje vol Steenklaver en Kamille-bloemen. Zie beneden op oor.
doop. Dus word een zeker plechtigheid genaamt, die op een langen togt omtrent de Koop- | |
| |
vaardy-Schepen geschied, en diegenen, welke voor de eerste maal de Linie passeren.
De Doop der Schepen zelve is eenvoudig, en bestaat daarin, dat dezelve rondom met Zee-Water overstort worden. Maar die der Passagiers geschied met meer ommeslag en plechtigheden. Dog geen van beiden geschied, zonder een Drinkpenning aan het Bootsvolk te geven. De Bootsgezellen, menende by gelegenheid van het Doopen van ’t Schip geregtigt te zyn, om de voorsteven daaraf te kappen, laten zig van den Capitein of Stuurman met eenige Vlesschen Brandewyn en Geld afkoopen. Deze vereering raakt de Reeders van het Schip niet, maar den Eigenaar alleen.
Wat den Doop der Mannen aangaat, deze geschied aldus: De oudste Bootsgezel, die de Linie voorhenen reets gepasseert is, misselyk toegetakelt zynde, en zwart in ’t Aangezigt, een koddige Muts op ’t Hoofd, een Graad- of wel eenig ander Zee-boek in de Hand, hebbende een menigte andere Bootsgezellen, op dezelve wyze uitgedoscht, agter hem, die alle het een of ander Keuken-gereedschap in de hand hebben, komende met een slaande Trommel en gemaakte Deftigheid zig op een gestoelte, voor hem op het Verdek beneden aan de hooge Mast geplaatst, nederzetten.
In de handen van die koddige Overheid zweeren de andere Passagiers, dat ze dezelve Plechtigheid willen onderhouden, zoo dra ze in het zelve geval zyn. Zoo nu de Passagier een contante Vereering geeft of belooft, raakt hy met eenige druppelen Waters vry. De anderen in tegendeel, zoo wel als de gemeene Bootsgezellen, werden met een volle Emmer overstort. De Kajuit-boeven of Zwabbers worden onder een Korf gezet, en willekeurig bestort. Voorts zyn ze genoodzaakt, ter gedagtenus dezer Plechtigheid, elkander te geesselen.
Het Geld word in een bekken gelegt, en of onder de Bootsgezellen verdeelt, of bewaart, om’er Ververschingen ter eerste gelegene plaats voor te koopen.
doorn. Dit is een gemeene Naam, welke aan vele zoorten van Planten gegeven word. Wy zullen hier van drie verscheide zoorten van Doornen spreken, namentlyk van Hagedoorn, Dragant, en Berberisse-boom.
Hagedoorn, met een Grieksche naam Oxyacantha genaamt.
Beschryving. Het is een Plant, of veel liever een Struik, wiens bladen zyn gelyk die van de Cameleon, naar de verscheidenheid van de grond ook van aart veranderende; in naarvolging van het Dier Cameleon genaamt. Dog de bladen zyn smaller, harder en stekeliger. De Stam groeit omtrent twee ellen hoog, en is dikker als een duim, wit en hol van binnen. Op den top groeit de gedaante van een Zee-egel, hoewel kleiner en langwerpiger. De bloessem is purperverwig of Roozenrood. Het Zaad is gelyk aan wilde Zaffraan, dog een weinig ronder.
Plaats. Dit Heestergewas groeit op het Gebergte; bloeit in Juny en July.
Eigenschappen. De Wortel der Hagedoorn in een Drank genomen is een goed middel voor die welke Bloed spuwen, Pyn in de Maag en Buik hebben. Zy is Waterloozend, en verdryft de koude Ettergezwellen. Een afkookzel daarvan gemaakt is voortreffelyk voor Tandpyn, ingeval men het gebruikt, om de Mond te spoelen. De Zaaden van jonge Kinderen ingenomen genezen de Stuipen.
Ook is de Hagedoorn goed tot Heggen. Zie beneden op hegge.
Dragant, anders Tragacantha, of Spina Hirci genaamt.
Beschryving. Dit is een Heestergewas, wiens Wortel hard is, gelyk Hout, en zig verre byna gelyks de Aarde uitspreid; makende een menigte van Spruiten, zynde hard en sterk, hoewel zeer klein; voorts vol kleine blaadjes, bedekkende zekere kleine en witte doorntjes. Als men in de Wortel snydt, zypelt’er een Gom uit, die stolt, en insgelyks Dragant genaamt word.
Plaats. Dit Heestergewas groeit in Azie, op ’t Eiland Candia, rondom Aleppo, op vele plaatzen van Italie, en by de Muuren van Marseille.
Eigenschappen. De Gom, welke in de Geneeskunde gebruikt word, moet helder, zuiver, en zoet van smaak zyn. Zy opent de Zweetgaten, is een goed Oog-middel, ook goed voor den Hoest, schorheid der Keel, en Verkoudheid; voorts voor allerlei koude Zinkingen, als men ze met Honing mengt, en onder de Tong laat smelten.
Berberisse-boom; by de Latynen Berberis genaamt.
Beschryving. Dit Heestergewas maakt vele looten, gelyk een Hazelaar, groeijende zelden ter hoogte van een Boom. Het is rondom met Doornen bezet; zynde lang en dun, bleek en broos. Zy groeijen drie aan drie op eene stam. De schors is wit, glad en dun. Het Hout is geel en sponsagtig; hebbende een menigte van geel Wortelen, die byna gelyks de Aarde kruipen. De Bladen zwemen zeer naar die van een Granaatappel-boom; hoewel fyner en breedt, niet zoo spits toeloopende, en rondom vol kleine puntjes. De bloessem groeit by trosjes, geel van kleur. De Vrugt ryp geworden zynde is rood.
Plaats. Dit Gewas groeit by de Bosschen en Heggen; het bloeit in Mey.
Eigenschappen. De Wyn van Berberissen gemaakt, met Violette-Siroop en Water genomen, is in kwaadaartige Koortzen goed, om den Dorst te stillen, en het Hert en Herssenen voor kwaade Dampen te bevryden.
doornbezie-boom. Zie kruisbezie-boom.
dorst. De onmatige Dorst is een smertelyk gevoel, ontstaande uit een al te groote droogte; waarvan de oorzake of inwendig, of uitwendig is. Ingeval de oorzake inwendig is, ontstaat de Dorst of uit de Maag, of uit de Lever, het Hert, de Long, Slokdarm, of uit een heete en drooge ongesteltheid in ’t algemeen, of van ziltige | |
| |
en galagtige Zappen, enz. of van elders, by voorbeeld, Nieren, Onderbuik, Herssenen; gelyk men ontdekt in Dolligheid en andere sterke bewegingen.
Ingeval de oorzake van Dorst uitwendig is, ontstaat ze door de hitte der Zon, sterk werken, Hertzeer, Wyn drinken, en eten van gezouten Vleesch, of Speceryen; of door een sterk Genees-middel, Gist, het steken van een Slang, gebrek van drank enz.
Zoo de Dorst door de Gal word verwekt, word men het door een bitterheid in de Mond gewaar. Is het Speekzel ziltig, dan is het een slym van dezelve Natuur. Komt de Dorst van de Long, of het Hert, gevoelt men eenigzins Koorts, men spuwt Bloed, en heeft een bezwaarlyken Ademtogt.
Ontstaat de Dorst uit de Nieren, gevoelt men telkens een begeerte om te wateren.
Is de Lever oorzake, veroorzaakt het een bleeke kleur, en het Water is geel. Komt de Dorst van een opstopping omtrent het Darmscheil, zal het gevolg zyn, dat, hoe meer men drinkt, hoe meer Dorst men heeft; de Buikloop houd aan, en de Afgang is rauw.
Iemand heeft een onmatigen Dorst in de Koorts, als het Ligchaam op het uiterste droog is; dit is een kwaad Voorteken.
Als de Dorst ophoud, en de Koorts niet ophoud, maar de Tong droog en zwart word, is het een teiken, dat het Gevoel vermindert.
Diegenen, die gewent zyn, ’s nagts te drinken, en zoo ze daarop slapen, is het een goed teken; maar in tegendeel worden ze Waterzugtig, of sterven schielyk, zoo ze na het drinken niet in Slaap raken.
Als men naar bed gaande Dorst heeft, bevind men zig ’s anderen morgens veel beter.
Iemand die den Dorst al willens uitstaat, is van een sterke en gezonde Natuur.
Zoo iemand een Genees-middel inneemt, en drinkt, voor dat het zelve gewerkt heeft, is hy noodzakelyk een Braaking onderhevig.
| |
Genees-middelen voor den Dorst.
Om den Dorst, die uit een opstopping omtrent het Darmscheil ontstaat, te verdryven, heeft men eenige dagen lang maar nuchteren een openend Gerste-water te drinken. Ontstaat de Dorst uit de Nieren, moet men ’s morgens maar helder Water drinken.
Ontstaat de Dorst uit Fenyn, of een fenynige steek, of ook van gezouten of gepepert Voedzel, of eindelyk uit een sterk Genees-middel, moet men aanstonts een Braaking maken, daarna Hertsterkende middelen geven, by voorbeeld, Siroop van Limoenen, Aalbeziën, Granaat-appelen, enz.
Is de Dorst door een ziltig Slym ontstaan, gebruikt men een Purgatie met een Catholicum duplex, met Conserf van Dalen (Diaphaenicum) enz. Men geeft den Lyder een Gerste-drank met Cremor Tartari, of geesten van Zwavel, te drinken.
Ontstaat de Dorst uit de Long, Hert of Slokdarm, kauwt men bladen van Alleluja of Klaver-zuuring, anders Koekoeksbrood genaamt, of Berberisse-bladen, zynde beide eenigzins zuur; of de schors van Dulcamara, by zommige Kruidkenners Solanum-lignosum genaamt. Dog men moet zig wagten, dat men het Speekzel, het welk hierdoor in den Mond verwekt word, niet inslikt; of eindelyk de versche Wortelen van Boom-varen, voornamentlyk van Eikenvaren, smakende naar Zoethout, en doende Water in den Mond komen.
| |
Buitengewone Dorst.
Zoo gy zeer verhit zyd, en vervolgens zeer dorstig, droogt u eerst af, neemt een warm Hembd, niet tegenstaande gy maar vogtig zyd; verwarmt u vervolgens by een helder Vuur, daar de Wind niet kan bykomen; drinkt alsdan twee of drie vingerhoed vol zuivere Wyn, zoo goed, als gy hem hebben kunt; maar wagt u voor koud Water.
Als de Tong met ziltig slym bezet is, moet gy ze met een zilvere Lepel afschrappen, of anderszins met een zuiver grof linnen doek; en zoo gy gemakkelyk kunt overgeven, mengt een weinig olie van Olyven onder een lepel vol lauw Water, drinkt het, en gy zult de kwade Vogten, die den Dorst veroorzaken, uitbraken, en uwe Maag zuiveren.
Gy kunt ook in een buitengewoone Dorst uwe Mond spoelen met eenigzins scherpe Wyn, of Azyn-water, dat gy kunt maken, mengende een lepel vol van de beste Wyn-azyn in een glas met zes of zeven lepel vol versch Water, of met het zap van Zuuring; ten ware gy liever het been, uit het hoofd van een Karper in uwe Mond wilde nemen.
Om den Dorst, ontstaande uit hitte, wech te nemen, kan men een sterk Kristal, Koraal, Zilver, witte Zuiker, of een Keisteentje, dat een tydlang in Fontein-water heeft gelegen, in de Mond houden. Een drankje (Julep) van Roozen, Violetten met Water, versch Zoethout in Water afgetrokken, of gekauwt, stilt den Dorst. Ontstaat de Dorst uit droogte, moet de Mond gespoelt worden met koud Water. Versche Vygen, pitten van Pyn-appelen, bladen van Porcelein, onder de Tong gelegt, Aard-beziën, Peeren, Pruimen, Kerssen, het zaad van Granaat-appelen, Latuw, en Komkommer-zaad, Brood in versch Water geweikt, en met Wyn genuttigt, zyn middelen, om den Dorst te verslaan.
| |
Middel, voor den Dorst der anderen-daagsche Koorts.
Laat in witte Wyn afweiken de Wortelen van Patich, of een Been uit het hoofd van een Karper, of bladen van ronde Zuuring, of een stuk Zilver of Goud, of een stuk Kristal, of de bladen van Porcelein, Huislook, Komkommer-zaad.
dragant. Zie doorn.
dragon. Dit Kruid word alleen voortgeteelt van de kruipende Wortels of Uitspruitzels. Het heeft lange, smalle, gladde, geeldonker-groene bladen, die aan dunne, tengere en ronde stammet- | |
| |
jes groeijen. By Winters tyd moet ’t wel bewaart worden. De Wortel schiet in de Lente weêr uit, zy bloeit in de Maand van July, en blyft tot in den Herfst groen. De Dragon is aangenaam van smaak, fyn van reuk, en word als toekruid by de Kropzalat gegeten. De groene blaadjes op Azyn gezet, geven hem een goeden smaak en geur, en de uitgeweikte blaadjes worden in plaats van Kappers by ’t Gebraad gegeten.
| |
Deugd van de Dragon.
Zy is dienstig, om een slymerige Maag te herstellen; zy doet de Winden van boven en onderen loozen. Het afziedsel hiervan warm gedronken, of in de Darmen gespuit, stilt de Buikpyn, bevordert de Maandstonden, en opent de verstopte Lever, Milt, en Scheil-klieren.
dreef. Dit is een groote Laan, doorgaans voorzien met dubbele reien Boomen, waarvan de buitenste half zoo breed zyn dan de middelste; ’t zy ze Eike- Linde- of Olm-boomen, ’t zy ze vrugtbare Boomen zyn.
driakel. Dit is een naam, dien men aan verscheide mengzels geeft, welke middelen voor Vergift, en kwaadaartige Ziekten zyn. Daar komt veelderlei Artzeny-goed (ingredienten) in de Driakel. Wy zullen tweederlei wyze, hoe ze gemaakt word, voorstellen; waarvan de eerste uit minder Ingredienten bestaat, als de tweede.
| |
Manier, om de opregte Driakel te maken.
Neemt een Adder, snydt’er hoofd en het uiterste van den staart af, stroopt hem vervolgens, en werpt het vel, hoofd, staart en ingewanden wech, dog behoud de Lever en het Hert, snydt’er alles af, dat’er aan vast zit, en neemt’er het Bloed uit Stampt het Vleesch, Beenderen, Hert en Lever in een Mortier. Laat het zamen door een matige warmte dus droogen, dat het tot stof kan gemaalt en vergruist worden. Men kan’er een Oven toe gebruiken, na dat’er het Brood is uitgehaalt. Neemt driemaal zoo veel Honing, als gy van het gepulverizeerde hebt. Doet den Honing in een bekwame maat Water, laat het zamen in een pan kooken, ruim een quartier uurs lang, onder een geduurig omroeren, ten einde het niet aanbrande. Schuimt het vervolgens, en zygt het door een linnen doek. Doet het doorgezygde andermaal in een Pan, en voegt’er na eenige opwalmingen, als’er weinig Water meer over is, het Poeijer by, en laat het een half uur omtrent kooken, maar roert het geduurig om. Als de Driakel dik genoeg is, moet het van ’t Vuur genomen worden, maar zoo lang omgeroert, als’er de minste warmte by is.
| |
Krachten van de Driakel.
Deze Driakel is zeer goed voor de Pest, kwaadaartige Ziekten en Buikloop. De Dosis is ter groote van een Hazelnoot, mits drie vingerhoed zuivere Wyn daarop te drinken. Voor de Buikloop is Brandewyn beter. Dit middel geneest al Zweetdryvende en Hertsterkende.
| |
Een andere Compositie van Driakel.
Neemt de wortelen van Zedoar en Gentiana of Maldergeer, van elks een once; Wortelen van Zevenblad en Angelica, van elks anderhalve once; Adder-poeijer, drie oncen; Myrrhe, een of anderhalve once; Zegel-aarde, twee oncen; de bloem van Zwavel, een once; Zaffraan, een halve once, of zes drachmen; Kaneel, zes drachmen, eene once; Kruidnagels, drie drachmen; Opium in Citroen-zap gemengt, van drie tot zes drachmen.
Dit moet zamen gemengt worden met drie maal zoo veel Honig en bast van Jenever-boom, van elks even veel; stampt het en roert het om, tot dat het een bekwame dikte heeft; laat het vervolgens staan gisten.
Kragten. Men schryft aan deze Driakel twee voorname eigenschappen toe; de eene is, dat’er de heftige beweging der Levensgeesten door aan ’t bedaren gebragt worden, namentlyk door middel van het Opium; de tweede bestaat daarin, dat het een goed Zweetdryvend middel is, wegens de Speceryen, die’er als ingredienten toe gebruikt worden. Hiervan daan is het een goed Geneesmiddel voor ongeruste Droomen, voor Hoofdpyn, Braaking, Buikloop, benauwde Borst, en alle andere Ziekten, die Pynstillende en Zweetdryvende middelen vereischen.
De Dosis is van een tot twee drachmen, gelyk van alle andere van Driakel. Men gebruikt ze in Wyn-azyn, of andere Zuurigheden, by gelegenheid van kwaadaartige Ziekten en heete Koortzen; dog ingeval de Koorts zoo sterk niet is, gebruikt men de Wyn-azyn niet.
drift. Zoo noemt men een kudde Schaapen, Ossen, Koejen en andere Viervoetige Dieren, die ergens naar toe worden gedreven. Zelfs ook van groote Vogelen, als Zwaanen, Ganzen, en andere meer. Zie zwaanedrift.
drogery. Dit is een gemeene naam van allerlei Speceryen, voornamentlyk die tot de Medicyne behoren. Men trekt Drogeryen van Dieren, Plantgewassen en Ertzen of Bergstoffen. Onder den naam van Dieren begrypt men gansche Dieren, derzelver deelen, en al wat’er van komt, gelyk Haair, Klauwen, Hoornen, Melk, Bloed, Drek. Onder de Plantgewassen begrypt men Boomen, Struiken, Planten, en al wat daar aan paalt, gelyk Wortelen, Bloessem, Bladen, Vruchten, Zaaden, Gom, Hars, Pek, Balzem, en zelfs Mos en Paddestoelen. Onder de Bergstoffen worden begrepen de Metallen, eigentlyk genaamde Mineralien, allerlei Marcasite of Bismuth, zoo wel Steenen, als verscheide zoorten van Aarde en Lym.
Uit drie Geslagten of Ryken, om met de taal der Scheikundigen te spreken, komt een menigte van Drogeryen. Men heeft zig niet vergenoegt met zulke, die men in zyn eigen Vaderland heeft gevonden, maar men heeft’er ook uit de veraf gele- | |
| |
genste Landen gehaalt en ontboden; en men vind, dat deze wel meest gebruikt worden.
Ondertusschen kan men dit gebruik wel verdagt houden, om deze navolgende Aanmerkingen:
I. Haar oorsprong is onzeker. Dus heeft men tot hier toe verschillende Gedagten over den oorsprong van de Amber gehad. En het is nog niet voldongen, of de geele Amber, die men aan de Zee-kust vind, van dezelve natuur is met de Amber, welke in Pruissen en Languedok gegraven word.
II. De meeste uitheemsche Drogeryen zyn vervalscht. Het zoo genaamde dikke Zap Scammonium, dat men zegt uit Syrie gekomen te zyn, is thans iets zeldzaams. Het gene men ons nu verkoopt, is niet zuiver; want men mengt’er het zap van Tithymalus onder. De Kruidnagels komen in deze Landen niet in hare natuurlyke kragt; want de Indianen kooken’er alvorens den Olie uit, en zenden ze ons dan toe, wanneer ze niet konnen voortgeplant worden.
III. De Drogeryen zyn wegens de verre afgelegenheid der plaatzen, van waar ze tot ons gebragt worden, meest al bedorven. En dit is de oorzake, waarom de wortel van Rhabarber niet zelden wormsteekig is.
IV. De inlandsche Drogeryen zyn meer geproportioneert, en niet zelden sterker, dan de uitheemsche. Dus kan men in plaats van Peruaansche Balzem, enz. gebruiken Terpentyn, om inwendig, en de Olie van Hypericum, om uitwendig te gebruiken, voornamentlyk het uitgeperst Zaad. De Essche is ruim zoo goed, als Agajac; de Bosboom is Zweetdryvend, en zyn olie is een beproefd middel voor Tandpyn. Jenever-hout overtreft de Sassefras. De Zaaden van Komyn, Karwey en Venkel, zyn beter, als vreemde Kruiden of Speceryen, wiens scherpe hitte nadeelig voor de Ingewanden is. De Calmoes kan in plaats van Gember gebruikt worden, of wel de Munte, Venkel, en andere diergelyke Kruiden.
droom. Dus noemt men de gezigten en verbeeldingen, die men in den Slaap ziet, en die zig aan de innerlyke Zinnen vertoonen. Daar zyn tweederlei Droomen, Natuurlyke en Goddelyke, of Boven-natuurlyke.
De Natuurlyke Droomen nemen hunnen oorsprong uit de natuurlyke gesteltheid, Gemoeds-driften en dagelyksche Bezigheden. Daar zyn’er, die den Mensch vergenoegt maken en verblyden; daar zyn’er in tegendeel, die hem Zwaarmoedig en bedroefd maken. De meeste Droomen ontstaan uit het gene ons by dag ontmoet is, waarvan zig een flauwe en verwerde verbeelding in den Droom vertoont. Want de Ziele geduurende den Slaap nog eenige oplettendheid behoudende omtrent het gebeurde, het haar zelve vertegenwoordigt; en om dat ze niet anders, als door Werktuigen werkt, welke werktuigen in de Slaap belemmert zyn, zoo kan ze zig de voorwerpen niet anders als verward vertegenwoordigen. Doet hierby, dat’er verscheide zoorten van Vleesch zyn, die den Slaap bezwaren, en ongemakkelyke Droomen verwekken, als dat van een wild Zwyn, van een ouden Haas, Rund, Gans, End, en diergelyke, die zwaar om te verduwen zyn; insgelyks de Peulvrugten. Spyzen, die ligt verduwt worden, hebben een tegenstelde uitwerking. De vermakelyke of droevige Voorwerpen, omtrent welke men by dag is bezig geweest, geven aan de Zinnen stoffe tot aangename of onaangename Droomen.
Wat de beduiding der Droomen aangaat, ze zyn met regt te berispen, die’er op een lossen voet voorzeggingen uit trekken; hoewel men’er zomtyds gissingen van een goede of kwaade Ligchaamsgesteltheid uit trekken kan. Dus by voorbeeld die genen, die veel van Vuur, Vegten en Krakkelen droomen, hebben een overvloed van Gal.
Droefgeestigheid word te kennen gegeven door zwaarmoedige Droomen; gelyk droomen van Water, Regen, Rivieren en Visschery, een overvloed van Slym en Fluimen betekenen. Ziet iemand in den Droom roode en schitterende voorwerpen, het is een teken, dat hy te veel Bloed heeft. Op dezelve wyze kan men een gissing maken van Deugden en Lasteren, hebbende haren eersten oorsprong in de gesteltheid des Ligchaams, hoewel ze volstrekt van de Ziele afhangen. Hier van daan moet men niet twyffelen, of het ontstaat uit de gesteltheid of temperament van iemand, zoo hy dikwils van een en dezelve zake droomt. Maar ingeval een Droom maar eens gebeurt, kan men niet onderscheiden, of dezelve uit een dagelyksche bezigheid, dan uit de gesteltheid des Menschen ontstaat. Immers zoo iemand matig leeft, en zig met goede en godvrugtige Gedagten te slapen legt, hy zal doorgaans goede Droomen hebben.
Onder de Goddelyke Droomen worden getelt, die God of onmiddelyk, of door den dienst der goede Engelen toezend, om toekomende dingen, het zy goede, het zy kwaade, te openbaren. Van welke beide zoorten de Heilige Schriftuur voorbeelden verhaalt
druipert. Zie zaadloop.
druivekruid. Dit Gewas heeft byna de kragt van Thym. Het Druivekruid is een goed middel voor de opstopping van ’t Water. Droog en by de Klederen gelegt zynde, geeft het dezelve een aangename Reuk, en bewaart ze voor de Mot. Met Zoethout zynde afgekookt, nevens een weinig Zuiker of Siroop van Violen geneest het de Aamborstigheid, en het uitspuwen van Fluimen, mits het een tydlang gebruikt word. In een Pan gefruit, en met Malvezei-Wyn besproeit, vervolgens op den Buik gelegt, geneest het de pyn van ’t Kolyk; nog meer, als men’er Byvoet, bloessem van Kamil, olie van Lelien en Eyerdoojer by fruit.
duiker. Zie waterhoen.
druivenat of druive-schalei.
Dit is een zoort van Confituuren, van Druiven gemaakt. | |
| |
| |
Manier om Druive-Confituuren te maken.
Plukt de Druiven by helder Weêr; laat ze dus eenige dagen lang staan, en drukt ze dan met de handen uit. Na dat gy’er de Korlen hebt afgezondert, zet het nat op ’t Vuur, laat het zagtkens kooken; dog schuimt en zuivert het zoo veel als mogelyk, en roert het geduurig met een Schuimspaan om.
Naar maate dat het Druivenat dikker word, moet het Vuur worden vermindert. Wanneer het tot een derde is afgekookt, slaat men het door een linnen doek, onder een sterke uitperssing. Daarna zet men het andermaal op ’t Vuur, om het volkomen bekwaam te doen kooken. Dog om het niet te laten aanbranden, moet men het geduurig omroeren. Eindelyk doet men het in Potten, om het by gelegener tyd te gebruiken.
druive-trossen.
| |
Manier, om Druive-trossen in de Lente te hebben.
Men kan in ’t Voorjaar Druive-trossen hebben, als men stekken op Kersseboomen ent. De Druiven zullen in den tyd van de Kerssen ryp zyn. Maar het komt’er op aan, hoe men een stek van een Wynstok op een Kersseboom enten moet. Dit nu geschied op deze wyze: Men boort een gat in den tronk van den Kersseboom; en men voegt hier het stek van den Wynstok in, en laat het groeijen tot dat de opening geheel digt, en het stek den Kersseboom volkomen ingelyft is. Daarna snydt men den rank van den stam, als wanneer dezelve geen ander voedzel, als van den Kersseboom ontfangt. Het zap van den Kersseboom bevordert dus de rypheid van de Druiven, dat men ze twee Maanden vroeger, als naar gewoonte kan nuttigen.
duitsche gember. Zie kalfsvoet.
duive. Daar zyn tweederlei Duiven, tamme, die men in Duivehokken houd, en wilde, die zig meest op de Boomen onthouden, en zelden op de Aarde gezien worden. Deze zyn zeer aangenaam om te eeten.
| |
Manier, om Duiven aan te kweeken.
Het groot Voordeel, dat men van de Duiven trekt, maakt, dat ze in dit Woordboek plaats verdienen. Vooraf moet men weten, dat de witte Duiven van minder waarde zyn, als de andere, om twee redenen; vooreerst, om dat ze zoo vruchtbaar niet zyn; ten anderen, om dat’er de Roofvogels meer jagt op maken, als op de andere.
Het kenteken van een goede Duive is, dat ze grys is, trekkende naar aschgrauw en zwaart. Hare Vruchtbaarheid geven ze te kennen door hare roode Oogen en Pooten, behalven haren goudgeelen Hals.
Daar is een zoort van Duiven, die men ruigpootige noemt; welke veel grooter, en vrugtbaarder zyn, dan de andere. Ook zyn deze zoo wild niet, nog verlaten het Duiveslag minder, dan de eerst gemelde. Hier om kan men in den begin van het fokken der Duiven beide zoorten onder elkander mengen, ten einde de jongen, die’er van voortkomen, den aart van beiden ontfangen.
Het voedzel der jonge Duiven is Geers en Hennipzaad. Hoewel Komyn zeer goed is, om ze aan het Duivenhok te doen gewennen. Men moet ze voêren, zelfs met den bek op te breken, tot dat ze zig zelve konnen voeden, wanneer men zo ook kan laten uitvliegen, om aas te zoeken.
Edog men moet hen de volle vryheit niet geven, om uit te vliegen, uit vreze, dat ze in de eerste dagen te verre zouden afdwalen, en nooit wederkomen. Hierom is ’t, dat zommigen tot dit eerste uitvliegen een donkeren en mistigen Dag verkiezen; aangezien de Duiven, vrezende nat te worden, alsdan niet verre van haar hok afdwalen. Andere menen, dat men wagten moet, tot dat ze Eyeren leggen, en broeijen. Wederom anderen ontnemen haar de Slagvederen der Wieken, om dus niet verre te konnen vliegen, en dies te beter aan het Duiveslag te gewennen.
Het is niet nodig te herinneren, dat men de Duiven voeden moet in den tyd, wanneer ze op ’t Veld geen aas meer vinden, namentlyk van half-November, wanneer alle Graanen reets gezaait zyn, tot de Maand van April.
Men voed ze doorgaans met Boonen, uitziftzel van Graanen, Gerst en Haver. Dolik is ook zeer goed tot voedzel der Duiven, en zy aazen’er zeer graag op. Men kan ze ook met Geers voêren, dog het Zop is de kool niet waard. Turksche Tarwe is ook goed. Grauwe Erten zyn het gemeen voedzel.
Ondertusschen beminnen ze het Hennipzaad boven al, en men onderstelt, dat ze daar door meest aan het Duivehok gewent worden. Eykels kort gesneden, zyn ook een lekkerny der Duiven, voornamentlyk ’s Winters.
Geduurende de Vorst moet men ze met Druive-korlen voeden; om dat haar dus het Eyerleggen en broeden belet word; want en Eyeren zouden verlooren gaan, en de jongen, die zy’er misschien nog uit kwamen te broeijen, zouden sterven. Ondertusschen verschaffen de gemelde Korlen ook voedzel.
De tyd, om de Duiven te voêren, is ’s ogtens en ’s avonds, dog nooit ’s middags, als wanneer ze doorgaans slapen; welke rust niet moet gestoort worden, om dat ze wezenlyk dient tot het verduwen van het genuttigt voedzel. Eindelyk moet men in agt nemen, dat men de Duiven niet altyd op het zelve uur voedzel geeft, op dat niet de nabuurige Duiven zulks mede gewent wordende toevliegen, ende het voorgeworpen Zaad of Graanen wech rooven.
| |
Geheim, om te beletten, dat de Duiven haar Hok niet verlaten.
Neemt het hoofd en de voeten van een gelubden | |
| |
Bok, en laat het zamen kooken, tot dat het vleesch van de beenderen valt. Kookt daarna het vleesch afzonderlyk in het zelve nat, tot dat het geheel en al verteert is. In deze dikke Saus wryft men Pot-aarde, zynde van alle steentjes gezuivert. Hier onder mengt men Zout, Pis, grauwe Erten, Mist, Hennip en Graanen. Men kneed het onder malkander tot een deeg; met maakt’er broodjes van, en laat ze in de Zon droogen, of wel in een Oven; dog zoo, dat ze niet verbranden. Deze broodjes legt men op verscheide plaatzen van de Duiveslag. De Duiven zullen’er aanstonts op aazen, en’er zoo veel vermaak in vinden, dat ze het hok in ’t vervolg niet graag zullen verlaten.
Anderen nemen een klomp Zout van omtrent een handvol, en leggen ze op het Duiveslag. Daar zyn’er, die een Geite-hoofd nemen, het zelve in Zout-water laten kooken, daar Komyn, Hennip en Pis byvoegende, en het in het Duivenhok leggende, om den Duiven een tydkorting en vermaak te geven. Wederom zyn’er, die Geers in Honing laten snerken, doende’er een weinig Water by, om het aanbranden te beletten. Dit is een lekkerny voor de Duiven, en maakt, dat ze haar hok niet alleen niet verlaten, maar zelfs vreemde Duiven derwaarts lokken.
Men zegt, dat, als men de vensters en opening van een Duiveslag met Balzem-olie wryft, zulks een middel is, om ze niet te doen uitvliegen. Tot dien einde nemen zommigen Linzen en Komyn, weiken ze in Honing-water, en geven ze den Duiven als een lekkernye te eten, om ze dus op het Duiveslag te houden.
Anderen nemen Gersten-meel met Honing, van elks even veel, mengen het onder malkander, en geven het den Duiven te eten. Nog anderen geven hen zoo dra ze uit het hok komen, Komyn, bewerende, dat ze dus doende niet alleen niet wech blyven, maar ook, dat ze met een aangename geur zynde bestreken andere Duiven met zig lokken.
Daar zyn’er, die een Tigchel vergruizen, en ziften; doende Peperkruid daarby, en latende het zamen in oude geurige Wyn afweiken, nevens eenige Drogeryen; gevende daarvan den Duiven, als ze staan om uit te vliegen.
Anderen zyn van gedagten, dat, als men Yzerkruid op het Duiveslag strooit, de Duiven daarop aazende gewend worden niet verre wech te vliegen, of immers niet wech te blyven.
Men kneed Leem met Zout; of men neemt het gene uit een zoute Kaas druipt, en men loutert het zelve, en werpt het in het Duivenhok. De Duiven zyn vernibbelt op Zout.
In plaatzen, daar de Gers gemeen is, kookt men ze in Water; men laat ze in ne lucht droogen, en kookt ze vervolgens in Honing. Daarna bestrykt men’er de Nesten en andere plaatzen mede, alwaar de Duiven hunne pooten en vlerken konnen bezoedelen. Die hier de proef van genomen hebben, verzekeren, dat door dit middel niet alleen de Duiven aan haar eigen hok worden gewent, maar ook andere Duiven derwaarts lokken.
Anders. Neemt Tarwe, en werpt die in Water, in het welk Anys gekookt is; laat het dus drie dagen lang staan weiken, en geeft het den Duiven in het Hok te eten. Turksche Boontjes in Water gekookt, naderhand in Honing afgeweikt, en met Komyn besprengt, hebben dezelve kragt.
Of neemt een once oude Leem, in een Oven gebakken, tot dat het rood word; vier drachmen Yzerkruid, en even doo veel Tarwe, in Wyn afgeweikt, en tot gruis gemaalt; een halve drachme Kamfer; drie drachmen Komyn, ende een halve once overgehaalden Wyn. Mengt dit onder malkander, en kneedt het tot een deeg, snyd het in stukken en maakt’er kleine balletjes van, als Erten, en geeft die aan de Duiven te eten.
Daar is byna geen Dier, dat zindelyker wil gehouden zyn, als een Duive. Waarom men ten minsten ieder Maand het Duiven-hok moet schoon maken. De Mist, die’er uit geworpen word, moet zagtkens worden beweegt, ten einde het stof daarvan niet op de Eyeren in de Nesten vliegt, het welk men zegt, schadelyk voor het broeijen te zyn. Want men moet onderstellen, dat de Duiven onder het schoonmaken van het hok daaruit vliegen, en de Eyeren verlaten. Ook moet men zig met het schoonmaken haasten, om de Eyeren niet koud te laten worden.
Men moet de Nesten van alle onzuiverheid verschoonen, zoo dikwils men de jonge Duiven, die’er in zyn, uithaalt.
Doode en zieke Duiven mooten aanstonts wechgeworpen worden, om de anderen door haren stank of anderzins niet aan te steken.
De Duiven verlaten doorgaans hare jongen, als men dezelve gehandelt heeft; waarom men ze, als ze uit het Nest zyn gevallen, daar weder dient in te leggen, als de ouden zyn uitgevlogen.
De Duiven zyn van een fyne reuk, en haar bloed word nooit meer gezuivert, als wanneer ze door de gewoonlyke Canaalen een welriekenden damp ontfangen. En dit is de oorzaak, waarom men het Duivenhok menigmaal berookt.
Dit Reukwerk bestaat of uit Wierook, Benjoin of Storax; of men steekt welriekende Kruiden in brand, by voorbeeld, Thym, Lavendel, Rosmaryn, of zomwylen het hout van een Jeneverboom enz.
De leeftyd der Duiven is tot agt Jaaren, dog de vrugtbaarheid duurt maar vier jaren, maar de vier andere jaren doen ze geen nut meer. Het komt’er maar op aan, om deze jaren te onderscheiden. Dog men houd daarvoor, dat dit het zekerste middel is:
Als men de Duiven allereerst in een Duiveslag zet, moet men elke Duive met een Schaar maar eene Klauw voor afsnyden, en den tyd, wanneer zulks geschied, aanteikenen. Dit moet ’s volgenden jaars terzelver tyd omttent een rweede klauw geschieden, en dus vervolgens tot het vierde Jaar.
Het vierde Jaar voorby zynde gaat men op dezelve wyze in het Duivenhok, uitgezondert alleenlyk, dat men twee Vogelkoojen by zig heeft, zyn- | |
| |
de groot genoeg, om alle Duiven daarin te zetten. In de eene Kooi moeten alle Duiven gezet worden, die vier klauwen zyn afgeknipt, om ze of te dooden, of te Merkt te brengen; in de andere Kooi die Duiven, die nog niet zoo dikwils zyn geknipt. Deze laat men wederom los, en op de Duiveslag blyven.
Dit schynt wel eenigzins moeijelyk te zyn, dog het is niet minder als moeijelyk; want als men het maar eens gedaan heeft, valt het in het tweede jaar zeer gemakkelyk, en dus vervolgens nog vermakelyker; voornamentlyk, als men aanmerkt de menigte der Duiven, die op deze wyze het hok vervullen.
| |
Ruigpootige Duiven.
De Ruigpootige Duiven verschillen nergens anders in van de andere Duiven, dan alleen ten opzigt van voedzel en vrugtbaarheid, broeijende byna ieder Maand van ’t Jaar jongen uit, die wel in agt genomen zynde, wel opgekweekt worden, zelfs in ’t hardste van de Winter.
Dit zoort van Duiven heeft de schenkelen tot onder aan de pooten met Pluimen bezet; waarby dit ongemak is, dat ze dikwils tot haar Nest wederkeerende, hare ruige pooten vol slyk hebben, wanneer ze op de Eyeren gaande zitten dezelve koud maken, waardoor het Uytbroedzel verydelt word. Edog dit ongemak kan door de Schaar verholpen worden.
Het Duiveslag moet nog voor de hitte, nog voor de koude te veel bloot gestelt zyn. Het moet helder zyn, en rondom op den Dag staan, het zy in ’t Oosten, het zy in ’t Zuiden. Dit zoort van Duiven vervliegt niet verre; en hoe gy ze meer voed, hoe ze meer op het hok blyven, en bygevolg vruchtbaarder zyn.
Men moet ze nooit, voornamentlyk, als ze broeijen, zonder Water op het Duiveslag laten. Dit Water moet gestadig ververscht worden, ten einde het of niet bevrieze, of door eenige onzuiverheid daarin vallende, bedorven worde.
Voorts moeten en Hok en Nesten menigmaal gezuivert worden, en vervolgens berookt, ten einde de Duiven voor Ziekten en ongemak te bevryden.
Wil men ’s Winters Duiven houden, men moet een warme plaats uitkiezen, voêrende ze met Haver, grauwe Erten en Hennip, en’er helder Water by zettende, waarna men van tyd tot tyd moet zien, om het niet te laten bevriezen. Na deze kleine voorzorg zal men altyd zien, dat de uitkomste onze verwagting voldoet.
Wilt gy jonge Ruigpootige Duiven, als een zonderlinge lekkerny, op Tafel hebben, gy moet niet wagten, tot dat ze vlug zyn; het is genoeg, dat ze omtrent zouden konnen vliegen; als wanneer men haar de grootste Veêren der vlerken uitrukt, om ze buiten staat te stellen, het Hok te verlaten; of men plukt de veêren van de Pooten; of breekt het dik der Beenen; als wanneer ze, voornamentlyk in het laatste geval, oogenschynlyk vet worden; om dat het wezen van het Voedzel alsdan min verspreid, en in Vet verandert word.
| |
Manier, om Duiven gereed te maken.
De Duiven worden op veelderlei wyze gereed gemaakt. Men braad ze, en discht ze op met een zuure Zaus, toegemaakt met Zout en witte Peper. Zy maken ook een goed en smakelyk Vleeschnat.
Gefruite Duiven. Men stooft ze in Wyn-azyn, Zout en Peper. En om te maken, dat’er dit mengzel beter doortrekt, spouwt men ze op den rug, of wel gansch door. Drie uuren zyn genoeg, om de Duive dus te doen doortrekken, en den smaak en reuk te doen hebben. Dit geschied zynde zet men ze in een korst van Meel, witte Wyn, en Eyerdooyren; vervolgens fruit men ze, om ze met een zuure Zaus op te dischen.
Gestoofde Duiven. Men lardeert ze, en legt ze vervolgens in een pan met gesmolten Spek. Daarna legt men ze in een kooper vertinde Stoof-schootel, men doet’er Zout, Peper, Noote-muskaat, Oranjeschil, Kruidnagelen, Paddestoelen, een glas witte Wyn, of Vleeschnat by. Dus genoeg gestooft zynde, word het warm opgedischt.
Anders. Kookt de Duiven in een kleine Pot; maakt ze toe met Zout, Peper, Kruidnagelen, Thym, Uyen, ende een scheutje witte Wyn; opdischende doet’er een weinig Citroen-zap by.
Ragout van Duiven. Om hierin wel te slagen, doet men de Duiven cierlyk op, men vult ze met hare Lever en vleesch van Kapoenen, gehakt met Spek en fyne Kruiden, zamen toegemaakt met Zout, Peper en Peterzelie. Dit geschied zynde, legt men ze in een kooper vertinde Stoof-schootel, met een matig Vuur onder en boven. Zoodra de Duiven gaar zyn, discht men ze op, om ze warm te nuttigen.
Duiven op een andere manier toegemaakt. Neemt groote Duiven, doet ze wel op; vervult ze met vleesch van een Kalfsschyf, het merg van een Rund, Pieterzelie, Zout en Peper. Dit gedaan zynde, belegt den grond van een Ketel met Spek in reepjes gesneden, en met Runderen vet. Legt de Duiven daarop; maakt ze toe met Zout, Peper, en fyne Kruiden; en legt’er andermaal van de gemelde reepjes op. Na dat de Ketel toegedekt is, moet hy met de Duiven op gloeijende Koolen gezet worden, om zagtkens te kooken; gekookt zynde neemt ze’er uit, en laat’er het vet afdruipen; waarna men ze met een Ragoût van Kalfszwezerikjes, Aardappelen en Paddestoelen opdischt.
Nog een andere manier. Fruit de Duiven, na dat gy ze gelardeert hebt. Na dat ze beginnen te kleuren, moet men ze stooven met Aardappelen, stoelen van Artischokken, Paddestoelen, toppen van Aspergies, Kalfszwezerikjes, Zout, Peper, fyne Kruiden, en goed Vleeschnat. Gaar gestooft zynde, worden ze opgedischt met Citroen-zap en gefruite Pieterzelie.
Duive-pastei. Kiest de grootste Duiven uit, ontweid ze van het Ingewand, en doet ze cierlyk op, | |
| |
en kneust de beenderen der Borst; maakt een vulzel van Lever, rauw Spek, Pieterzelie, Uyen, fyne Kruiden, Aardappelen, Paddestoelen, en Runderen Merg, en vervult ze dus, dog bewaart’er iets van om’er onder te leggen.
De deeg van de Pastei nu gemaakt zynde, legt men het gemelde Vulzel op de grond, en schikt de Duiven op order, zynde alvorens wel toegemaakt. Voegt’er een Lauwerierblad by; bedekt de Duiven met reepjes van Spek, en legt’er de korst boven op. Als nu de Pastei gaar is, neemt men’er het vet uit, men doet’er een Ragoût van Kalfszwezerikjes, Haanekammen, Paddestoelen enz. Men kan deze Pastei warm opzetten voor een eerste geregt.
duivekervel. In ’t Latyn Fumaria genaamt. Men onderscheid’er twee zoorten van; een gemeene, ende een geele, die op de gebergtens groeit, by de Latynen Corydalis genaamt.
| |
Beschryving van de gemeene Duivekervel.
Het is een klein kruidje, gelyk aan een Coriander, en zeer digt. De steelen zyn vierhoekig, en met kleine takjes, en vele zagte bladen bezet; zynde van kleur ligt-groen, of naar rood trekkende. Het zaad is zeer klein, en donker-groen; maakt maar eene Wortel met weinig vezeltjes.
Plaats. Dit Gewas groeit in ’t Kooren, in Hoven, Wyngaarden, Heggen, en oude vervalle gebouwen. Het bloeit in Mey en Juny.
Eigenschappen. Het Zap, dat men’er uit trekt, als het nog groen is, is een goed middel, om de zinkingen, die op het Gezigt vallen, te verdunnen; en voorts voor allerlei kwalen van het Gezigt. Met Gom gemengt, en op de Oogleden gelegt, belet het haair weder te koomen. Een Decoctum daar van gemaakt en gedronken, verdryft door de Waterloozing alle heete, galagtige, brandige en andere kwaade Vogten. Ook is het goed voor het Graveel, kwaadaartige Zweeren en Pokken.
Men veragt de Duivekervel, om dat ze zoo gemeen is, en ondertusschen kan men tot lof daarvan zeggen, dat ze vele goede Eigenschappen heeft, en dat ze, het zy men gezond, het zy men ziek is, nooit nadeelig is. Ze geneest de Schurfdigheid en Jeukte. Zy neemt wech de verstopping der Milt, en Lever; ook zuivert ze volmaaktelyk de Gal, zelfs die in de Aderen is. Deze kragt moet men telkens te hulp komen met Senebladen, Kaffie, of getapte Melk. Men kan nemen twee oncen van dit Zap, met een glas getapte Melk, of met een once Manna, om de Waterzugtigen te zuiveren; of agt oncen van het afkookzel; of drie tot vier drachmen gepulverizeerde bladen.
| |
Beschryving van geele Berg-Duivekervel.
Dit Plantgewas heeft vele dunne steelen, met takjes en bladen, gelyk die van Coriander, bezet, dog kleiner; de bloessem is gelyk aan kleine Leeuwerken; de veelvuldige dunne wortelen zyn lang en eenigzins wit.
Plaats. Deze Duivekervel groeit op het Gebergte. Men gebruikt en het Kruid, en deszelfs Zap in ’t begin van de Lente, en het Zaad, omtrent het einde van deze Maand.
Eigenschappen. De geheele Plant, het zy versch genuttigt, het zy droog gepulverizeerd, ende eenige dagen lang in Wyn genomen, is een zonderling middel voor het Kolyk; en om de slymagtige en taaje Vogten te verdunnen, en door het Waterloozen af te dryven; om die reden is het voort Waterzugtigen een beproefd middel. Ook worden’er de edele partyen van het Ligchaam door versterkt.
duivels-brood. Zie kamper-foelje.
duivelsdrek. In ’t Latyn Assa foetida, is een Gom in groote geelagtige stukken, van een sterke en onaangename reuk, waarvan daan het den naam Duivelsdrek heeft. Het druipt in een groote hitte uit een zekere struik, wiens bladen zweemen naar die van Wynruit, groeijende in Lybie, Meden, Syrie en Indien. Men verzamelt dit Gom in klompen, zynde zuiver en droog, geelagtig van kleur, vol heldere droppelen, sterk van reuk, stinkende afschuwelyk, en zweemende naar die van Look.
Men vind dit Gom zelden opregt en onvervalscht. Daar zyn’er zelfs, die zig niet schamen, in deszelfs plaats gespikkelde Nagelwortel, of gemeene Wierook te verkoopen. De hedendaagsche Drogisten noemen het ook Succus Syriacus, dat is, Syrisch Zap. Plinius, Theophrastus, en andere onder de Ouden, die’er van geschreven hebben, getuigen eenpariglyk, dat het in hun-lieder tyd zeer geagt was, en tegen Zilver wierd opgewoogen, wordende zelfs van de Keyzeren onder de kostelykste zaken gerekent, waarmede zy hunne Schatkameren voorzagen. Het is een goed middel voor de opstyging der Moêr; werdende voorts inwendig en uitwendig gebruikt, om te verdunnen, te verzagten, te zuiveren enz.
De Stalknegten gebruiken dit Gom veelzins voor de Ziekten der Paarden, voornamentlyk voor Gezwellen. De Plante der wortel, daar de Assa foetida uitgedrukt word, zegt Bontius, zynde een Nederlandsch Geneesheer, in zyn Natuurlyke Geschiedenisse van Oost-Indien, groeit in ’t Ryk der Perzen, niet verre van Zee; zynde van tweederlei zoorten. De eerste zoort is byna gelyk een Wyngaardrank of Waterwilge; en men perst zoo wel uit de takjes als bladen de Assa foetida; welk Zap in de Zon hard geworden zynde, zoo wel als andere Zappen, een dikte van Aloë ontfangt. De tweede zoort is een Zap, getrokken uit de Wortel van zekere Plant, waaruit zekere groote bollen voortspruiten, die het gansche Huis vol stank maken. Dog de Indianen beminnen dien reuk, en gebruiken ze in hunne Zaussen, gelyk Wy den Huislook. De bladen van dit Plantgewas zyn gelyk aan die van de Tithymalus of Wolfsmelk.
Men gebruikt in de Geneeskunde de Assa foetida, die uit het Oosten tot ons gezonden word in droppelen of korlen, zynde helder en doorschynende, | |
| |
gelyk andere zoorten van Gom, by wyze van een Bolus, Pillen, of Opiaat, van een scrupel tot een half vierendeel loots. Men maakt’er een Tinctuur van met getartarizeerde Wyngeesten, of wel met overgehaalde Terpentyn-olie. Warm water, en Wyn-azyn trekken ook het grootste gedeelte dezer Drogery uit.
Als men de Assa foetida in een Retorte distilleert, met ongeleschten Kalk, die de zuure deelen van den Wynsteen verteert, men zal’er een afgryzelyk stinkende Olie van halen; waaruit men ontwaar word, dat dit zoort van Gom veel Zout van Wynsteen, ende een stinkende Olie heeft.
| |
Middel, om een Uitwasseming te maken.
Neemt vyf grein Duivelsdrek, vyftien grein Sal Volatile van Hertshoorn, ende een grein Laudanum Opiatum; mengt dit zamen met een genoegzame menigte Conserf van Oranje-bloessem, en maakt‘er een Bolus voor de Uitwaasseming van.
| |
Een ander middel.
Neemt een scrupel Assa foetida; Castoreum en Barnsteen, van elks tien grein; mengt het zamen met een genoegzame menigte Conserf van Goudsbloem, en maakt’er een Bolus van.
De Assa foetida of Duivelsdrek word ook gebruikt tot een Poeijer tegen het opstygen der Lyfmoeder, tot koekjes en pleisters voor die zelve Kwaal.
Men ontfangt in Vrankryk het meeste dezer Drogery uit Londen. De Engelschen zenden het derwaarts in groote Vaten, met yzere hoepels. Waarby men die van Marseille onderscheiden kan, als zynde in Manden van Dadel-bladen gevlogten, gepakt.
duivels-melk.
Beschryving. Dit is een Kruid, dat vele takken heeft, waaruit een menigte Zap komt. De bladen zyn klein, en gelyk die van Wynruit, hoewel een weinig breeder. De vezels der Wortel kruipen langs de grond. Onder de bladen groeit een rond bolletje, nog kleiner als een korrel van een Slaapbol. Dit gewas heeft maar een enkel Wotel, die in de Medicyne gebruikt word.
Tyd en plaats. Men verzamelt deze Plant in den Oogsttyd, en men droogt ze in de schaduw, onder een geduurig ommekeeren. Zy groeit in Wynbergen, en Hoven. Zy bloeit in ’t midden van de Zomer.
Eigenschappen. Het Zap en Granen, zynde gelyk die van Wolfsmelk, zyn zeer goed, om te purgeeren. De granen gedronken in Mede, zuiveren de Fluimen, en Gal; onder Vleesch gemengt ontroeren ze den Buik.
duivenhok. Omtrent dit stuk der Huishouding valt veel te zeggen, en aan te merken; want zonder dat zal men’er geen profyt van hebben. Vooreerst moet men’er een bekwame plaats voor uitkiezen. Maar daar is geen beter plaats voor een Duivenhok, als midden op een voorplein van een Huis, zynde zeer ruim; of buiten het Huis, om dat de Duiven, zynde schuw van aart, door het minste geraas binnens Huis niet en verschrikken. Om dezelve reden moet het Duivenhok omtrent geen geboomte zyn, om door het geruisch der Boomen niet vervaart gemaakt te worden. De grootheid en ruimte kan niet juist bepaalt worden; hoewel het beter ruim, als nauw is. Een rond Duivenhok is beter, dan een vierkant; om dat de Rotten minder toegang tot een rond, als tot een vierkant hebben; behalven dat een rond gemakkelyker is, dan een vierkant; om dat men door een Ladder, op een Spil draaijende, gemakkelyk het Duivenhok van binnen kan doorsnuffelen, en de Duiven uit het Nest nemen, het welk omtrent een vierkant Duivenhok niet kan geschieden.
Om te beletten, dat de Rotten niet van buiten naar een Duivenhok klimmen, maakt men op een zekere hoogte blikke Plaaten vast, en ter plaats, alwaar men voorziet, dat de Rotten zouden komen, by voorbeeld, de buitenste hoeken van een vierkant Duivenhok. Deze plaaten moeten omtrent een voet hoog zyn, en omtrent een halve voet boven de hoeken gaan. De Rotten nu tot aan die plaaten zynde gekomen, daar ze niet tegen op konnen klauteren, moeten noodzakelyk naar beneden op de yzere Punten vallen, die men daar ter plaatze in de Aarde gesteken heeft.
Voorts moet een Duivenhok niet naby het Water geplaatst worden; ten einde het Water, dat de Duiven voor hare jongen halen, midlerwyle in haren bek warm kan worden; het welk veel gezonder voor de jonge Duiven is, als koud Water.
De zoldering van het Duivenhok moet zeer digt zyn, als mede het Dak, ten einde nog Rotten, nog Winden of Regen het niet beschadigen; vooral moet het op een vaste grond staan, om door de Duivemist niet bedorven te worden. Het moet van binnen en van buiten gewit zyn; welke kleur de Duiven meest beminnen. Het hok moet in ’t Oosten geene opening hebben, maar altyd in ’t Zuiden, om dat de Duiven de Zon graag lynregt hebben, voornamentlyk ’s Winters. Ingeval men wegens den stand van het Duivenhok noodzakelyk een Venster na ’t Noorden heeft moeten maken, moet men het zelve in een felle Koude geslooten houden, maar ’s Zomers openen, om’er een frissche Lucht door te laten, waar door de Duiven in dat Saizoen verkwikt worden.
Wat de Nesten aangaat, zommigen maken dezelve langwerpig vierkant van Steenen in de Muur, en bygevolg donker; hoedanige nesten de Duiven beminnen. En deze nesten zyn voor de beste gehouden, tot dat men de aarde Potten daartoe uitgevonden heeft; want de eerstgemelde geven niet zelden door de eene of andere scheure den Rotten een toegang, het welk de Potten, zynde uit een stuk gemaakt, niet doen, ten ware ze door den mond van de Pot daarin kwamen. Andere gebruiken ronde Pannen, de eene op de andere, vertonende de gedaante van een Water-goot; schikken- | |
| |
de de eene een halve voet van de andere, op Tigchelsteenen, daar toe van onderen en van boven bekwaam gemaakt, naar de rondheid der Pannen; dienende teffens, om de Nesten te onderscheiden. Deze Nesten moeten veel eer te ruim, als te nauw gemaakt worden, zoo dat’er een Doffer en Duive in staan konnen; of anderzins zouden ze dezelve verlaten.
De eerste of hoogste dezer Nesten moeten ten minsten vier voeten van de Aarde zyn, ten einde het Metzelwerk beneden wel gevoegt zynde de Rotten daarbuiten gehouden worden. Maar men moet aanmerken, (1.) Dat als men deze Nesten van aarde Potten of gaten in de Muur maakt, ze in ’t verband moeten geplaatst worden, en niet in ’t vierkant, het eene boven het ander. (2.) Dat men de Nesten niet minder dan drie voet hoog van den top van ’t Duivenhok plaatst. (3.) Dat men op de hoogste rye der Nesten een afhellende Plank van anderhalve voet breed vast maakt, ten einde de Rotten door dat afhellen belet worden by de Nesten te komen. Eindelyk moeten de Nesten naar het richtsnoer tegen een gladde en wel gewitte muur geplaatst worden. Ook kan men voor ieder Nest een uitstekende Steen van drie of vier duim maken, om de Duiven, komende uit het Nest, en wegens het slegte Weder niet konnende uitvliegen, daarop te doen rusten. Zie boven op duive.
duizendblad. Dit is een Plantgewas van veelderlei zoorten, groote, kleine, en waterige, van welke laatste wederom twee zoorten zyn. Het heeft in verscheide talen verscheide namen van een en dezelve betekenisse. De Grieken noemen het Μυριόφυλλον; de Latynen Millefolium; de Italianan Millefoglio; de Vranschen Millefeuille; de Hoogduitschers Tausendblad; de Engelschen Milfoil.
Beschryving van het groote Duizendblad. Deze Plant, van welke Matthiolus de Figuur opgeefr, is volkomen gelyk die van Dioscorides beschreven word, met dat onderscheid alleen, dat ze grooter is; waarom hy ook de eene de groote, de andere de kleine noemt.
Plaats. Zy groeit in menigte op Heuvelen en andere hoogten.
Eigenschappen. Deze zyn dezelve met die van de kleine, van welke wy aanstonts zullen spreken.
Beschryving van het kleine Duizendblad. Naar het getuigenis van Dioscorides is dit Plantgewas zoo groot als een Pauw, of nog grooter; heeft vele takjes, en bladen, gelyk de pluimen van Vogelen, met korte en stompe staarten. De toppen der takken, in de gedaante van een Zonnescherm, zyn digt met witte bloempjes bezet.
Plaats. het Duizendblad groeit op hobbelige en oneffe plaatzen, langs Paden en Wegen; het bloeit in Mey en Oogstmaand.
Eigenschappen. Het Duizendblad is zeer goed voor het Bloedvloeijen, voor nieuwe en oude Zweeren en Fistelen. Het is eenigzins zamenstrekkende. Het Zap is een beproefd middel voor het Bloedspuwen; ende stelpt het bloeden uit de Neus, als’er eenige droppelen van in gedaan zyn.
Het Decoctum van Duizendblad geneest allerlei zoorten van Vloeden. De bladen gedroogt en gepulverizeerd gedronken met het Water van Consolida of Waalwortel; en ’t blad in de Neus gestoken, stopt het Bloeden; tot een Klisteer gebruikt, geneest het den Buikloop en Bloedgang.
Beschryving van de eerste Waterige zoort van Duizendbladen. Deze word van Matthiolus beschreven, als maar eene steel hebbende, zynde zagt en dun, dryvende op ’t Water, en hebbende een oneindig getal gehaairde bladen, groeijende even verre van malkander, in de gedaante van Vederen of Pluimen, donkergroen van kleur; dog de top of Zonnescherm is geel.
Plaats. Dit Duizendblad groeit op een moerassige grond, en bloeit in Mey.
Eigenschappen. Het belet de ontsteking der versche Wonden, heel versch en groen daarop gelegt zynde, of droog zynde in Wyn-azyn geweikt. Men geeft het ook met Zout en Water te drinken aan zulken, die een zwaren Val gedaan hebben. Galenus zegt, dat het opdroogt, en de Wonden doet toeloopen.
Beschryving van de tweede Waterige zoort Duizendbladen. Dit Duizendblad is zeer gemeen, en maakt een menigte steelen, ter hoogte van een voet, of anderhalf, zynde styf, veelhoekig, ruig, roodagtig, en boven getakt. De menigte der bladen zweemen naar die van Kamil, dog sterker en zittende aan beide zyden, in de gedaante van kleine Vogelen; aangenaam van reuk, en eenigzins scherp van smaak; hebbende in ’t midden nog een ribbetje, waaruit kleine smalle spruiten, gelyk pluimtjes van Vederen. Van tusschen de bladen groeit een steel zonder bladen, dog dragende een menigte geele of witte bloempjes, welriekende en in de gedaante van een Zonnescherm.
Plaats. Dit Duizendblad groeit op vette en vogtige Wyden. Het bloeit in Oogst-maand.
Eigenschappen. Het behelst veel Zout en Olie, geneest de Wonden, verdunt, stopt den Buikloop, Neusbloeding, en Zaadloop. Voorts is ’t een beproefd middel voor oude en nieuwe Zweeren, Fistelen en Bloedvloeijing. Gepulverizeerd en op Wonden gelegt zynde geneest het dezelve; als ook met Olie en Zalve gemengt, en tot een Pleister gemaakt.
duizendkoorn. Anders Herniaria en Polygonum minus genaamt.
Beschryving. Het is een Plante, wiens takken op de Aarde leggen, zynde vol kleine en langwerpige bladen. Het Zaad is ook klein, rond, wit en zoo menigvuldig op elkander gehoopt, dat men zeggen zoude, dat de geheele Plant uit Zaad bestond. Waarom het van zommigen Millegrana, dat is, Duizendkoorn genoemt word.
Plaats. Deze Plant groeit op drooge plaatzen, maar voornamentlyk aan de oeveren der Watervloeden. Zy bloeit in Juny, tot het einde des Zomers.
Eigenschappen. Het zap dezer Plante met witte Wyn gedronken, loost niet alleen de opstopping van ’t Water, maar vergruist ook den Steen, en | |
| |
doet hem door den Watergang afzetten. Men noemt deze Plant Herniaria, om dat ze in een drank zynde gemengt, den Darmbreuk wonderbaarlyk geneest; het welk ook geschied, als men ze van buiten appliceert. Gedroogt en gepulverizeerd zynde, is het een beproefd middel voor de Roo-loop, en fenynige beten van Adderen en Slangen. Het gedistilleerde Water agt dagen agter een zynde genomen, geneest de Geelzugt en verstopping der Lever.
Deze Plant gepulverizeerd, en met Wyn gedronken, doet Waterloozen, en breekt den Steen; dog moet een tydlang agter een gebruikt worden.
dwaalster. Zie planeet.
dwaasheid. Zie zotheid.
dwergboompje. Zie boom.
|
|