wringen aan alle kanten om zich heen, het dier met zijn eenen vinger wat ging kriebelen.
Aanvankelijk trok de krokodil zich daar niet veel van aan en liet zijn maag doorwerken. Maar toen Pinokkio, die van die bewegingen niets moest hebben, eerst met zijn eene hand, toen met de tweede, daarna met zijn eenen voet en tenslotte met den anderen aan het werk ging, werd het arme dier onrustig door al dat gewriemel van binnen; het begon te bewegen, zich te wenden en te keeren, terwijl Pinokkio onophoudelijk stompen en schoppen uitdeelde. Toen ten laatste het monster bemerkte, dat die trommelmuziek niet ophield, ja, dat hij er maagpijn van begon te krijgen, besloot hij naar de oppervlakte terug te keeren en dien lastigen inwendigen bewoner op den oever uit te spuwen.
Dat was nu juist wat Pinokkio bedoelde; maar toen hij weer een schemertje licht zag, bedacht hij iets en hield zich muisstil. Dat troostte den krokodil, want hij meende zijn spijsvertering nu weer te kunnen laten doorwerken. Maar nu hield hij weer geen rekening met Pinokkio's wenschen, want die had bij zichzelf aldus geredeneerd:
‘Als ik me eens een eindje door dat dier liet meenemen? Ik kan me altijd nog laten uitspuwen! Wie weet, of het me niet naar een plekje brengt waar... Kom, laat ik het maar probeeren, want daar komt nog bij, dat ik het wel aardig vind een poosje in den buik van een krokodil te reizen. Een groen schip zonder zeilen, machines of equipage, dat ziet ge heusch niet alle dagen!’
En brutaal begon de marionet te fluisteren: ‘Pst! Pst! Pst!’
Toen de krokodil dat stemmetje, dat binnen uit zijn lijf kwam, hoorde, schrok hij vreeselijk en om het te ontloopen, begon hij uit alle macht tegen den stroom op te zwemmen. Hij zwom zoo snel hij kon en zoodra hij zijn vaart maar even minderde, begon Pinokkio weer met zijn pst, pst, pst en zei daarbij: ‘Ik ben in Afrika gekomen zonder onkosten, en daar ik maar één stuiver bezit kan ik geen geld aan reizen besteden!!!...... Pst, pst,’ waarop de krokodil weer sneller dan ooit voortzwom.
Het arme dier was doodop en schreide van ellende, dat het niet even mocht ophouden en ook van angst voor die inwendige