vlakte. Hij haalde diep adem, want dat voortdurend onder boomen loopen was hem erg gaan vervelen. Hij keek eens om zich heen, bezag ook den grond nauwkeurig, waarop hij liep, want altijd bleef hij hopen eens tegen een diamant aan te loopen, toen zijn aandacht werd getrokken door een groot rond gat, waarin hij van die witte ronde dingen zag, die door hun vorm op kippeneieren geleken; maar deze hier waren heel wat grooter dan Pinokkio's hoofd.
Benieuwd eens te probeeren of hij met allebei zijn handen er een kon oplichten, liep Pinokkio naar den rand van het gat, toen hij achter zich een geweldig gedruisch hoorde.
Zich onmiddellijk omdraaiend om te zien, wat er aan de hand was, zag de marionet een enorme witachtige massa, die veel had van een reusachtigen vogel, die zich op hem wierp en hem met een geweldigen stoot met zijn beenen omhoog in het gat wierp. Onder het vallen hoorde hij een luid gekraak, en tegelijkertijd merkte hij, dat hij al door de lucht vloog. Wat was er toch gebeurd?
Dat gat was een struisvogelnest, het reusachtige gevaarte, dat hem er in gegooid had, was toevallig de papa ervan, een geweldige struisvogel, die toen hij zag, dat een van de eieren gebroken was, met zijn machtigen snavel de halve dop, waarin de marionet als in een gemakkelijke stoel terecht gekomen was, greep en er de vlakte mee oprende in een sneltreinvaart.
De marionet gilde het uit van schrik, en met het stokje, dat hij nog altijd in zijn hand had, sloeg hij een woedenden roffel op den