de honden hoort aankomen) om af te luisteren, wat voor moois de oude man tegen die menschen met hun leelijke gezichten over hem zei.
En hij was wàt gevleid toen hij de loftuitingen hoorde over zijn karakter, zijn intelligentie, en ook over zijn groote geschiktheid waar het eten en drinken betrof.
Maar daarop lieten die brave menschen hun stem zoo dalen, dat de marionet maar hier en daar een onduidelijk woordje opving; maar op een zeker oogenblik hoorde hij iemand zeggen:
‘En dus, hoeveel vraagt ge ervoor?’
‘Kijk eens,’ antwoordde de oude man, ‘tusschen ons zijn niet veel woorden noodig. Ik kan hem u niet afstaan, als ge me niet twintig meter Engelsche cretonne, dertig meter ijzerdraad en vier halskettingen van glaspaarlen geeft.’
‘Dat is te veel, veel te veel!’ zei een heftige stem.
‘Ze zijn aan het onderhandelen over den ezel,’ zei Pinokkio en bekeek het arme dier met medegevoel.
‘Aan den eenen kant spijt het me,’ ging hij bij zichzelf voort, ‘want om de waarheid te zeggen is hij me van veel gemak geweest op die ellendige wegen, en wie weet hoeveel ik verder nog aan hem gehad zou hebben.’
‘Het is veel te veel!’ zeiden die menschen ondertusschen met hen allen tegelijk. ‘Het is te veel. Die eisch is werkelijk overdreven!’
‘Wat, overdreven! Het is een prachtige koop!’ riep de oude. Daarop liet hij zijn stem weer dalen en begon heel levendig allerlei uitleggingen te geven, waarnaar ze allen luisterden, terwijl ze aldoor naar Pinokkio's kant keken, hem toelachten en onderwijl hun onaangename donkere gelaatsuitdrukking meer en meer ophelderde.
‘Ja, ja, gij hebt mooi praten!’ viel een luide stem hem in de rede, ‘maar per slot van rekening is hij van hout!’
‘Van hout?! wie is er van hout? de ezel?’ dacht Pinokkio, naar het dier kijkend, dat ook met opgestoken ooren stond alsof het meeluisterde.
‘Luister eens!’ begon een van de mannen, die tot nu toe nog geen mond had opengedaan, ‘de koop is gesloten als ge hem