alles en nog veel meer scheen voor zijn oogen te dansen. Als hij bij toeval zijn oogen sloot, hielden zijn ooren hem wakker, want dan hoorde hij een oorverdoovend lawaai van dieren-geluiden, brullen, krijschen, fluiten en daar tusschen door trompetten en trombones, te zamen met het geroffel van tien Turksche trommen en wel twintig stel bekkens.
Het was nog niet eens dag, toen Pinokkio opstond. Het eerste wat hij doen wilde, was naar zijn vrienden van de tent gaan om ze nog eens goeden dag te zeggen, maar hij vond er geen levende ziel. De Directeur scheen gemerkt te hebben, dat die omgeving niet geschikt was voor zijn beesten en in den loop van den nacht waren ze er met hun allen stil van doorgegaan.
‘Goede reis!’ zei Pinokkio, en zocht eens langs den grond of er niet een stukje goud of een edelsteentje uit één der diademen van de dames was gevallen, maar toevallig was er niets te vinden.
‘Wat zou ik nu doen?’ vroeg de marionet zich af; ‘naar Afrika gaan......of naar school?...... 't Is toch misschien wel het beste, als ik naar school ga, want meester zegt, dat ik in lezen, schrijven, uit het hoofd leeren, opstellen maken, en in geschiedenis, aardrijkskunde en rekenen wat ten achter ben. Verder sta ik er niet zoo kwaad voor......
Het is stellig het beste, dat ik nu maar naar school ga; dan kan ik vandaag alles eens goed leeren, want is dat gebeurd, dan ben ik tenminste niet meer zoo'n domkop.’
Na deze ernstige, verstandige overpeinzing sloeg onze marionet den weg naar huis weer in met het plan, zijn lessen eens door te zien, zijn boeken en schriften bij elkaar te zoeken en naar school te gaan.