mijn zak gestoken had, eer ik uit Afrika vertrok, ik nu een Prins zou zijn. En als het niet was, dat ik aan dien mijnheer mijn woord gegeven heb, om voor tien frank per dag panter te zijn, dan zou ik beslist met u meegaan......!’
‘Hartelijk dank. Dank U wel voor Uw goede bedoeling,’ antwoordde de marionet heel beleefd; ‘mocht U er soms nog toe besluiten, ik vertrek morgen in alle vroegte.’
‘Met welk schip?’
‘Wat zegt U nu?’ vroeg Pinokkio.
‘Ik vroeg met welke boot U de reis maakt?’
‘Met de boot? Ik denk er niet aan. Ik ga te voet!’
Toen ze dat hoorden, begonnen ze allemaal te gieren van het lachen, zoodat de marionet heel boos uitriep:
‘Er valt niet te lachen, waarde heeren; als U wist, hoeveel mijlen ik kans gezien heb bij dag en nacht met deze beenen af te leggen, en dat zoowel te land als te water, zoudt U niet zoo'n plezier hebben! Dacht U soms, dat het Wonderveld, of het Land van de Domkoppen, of het eiland van de Nijvere Bijen hier maar een paar stappen vandaan zijn? Ik wil naar Afrika en ik ga beslist te voet!’
‘Maar U moet toch door de Middellandsche Zee heen?’
‘Nu, daar ga ik door!’
‘Te voet?’
‘Te voet of te paard, wat doet dat er toe?......En wat ik nog zeggen wilde: vind ik Afrika dadelijk, zoodra ik door die Middellandsche Zee heen ben?’
‘Zeker, daar bent U dadelijk, tenzij U door de Roode Zee wilt gaan.’
‘De Roode Zee? Neen, dat stellig niet!’
‘Toch zou voor u de weg door de Roode Zee misschien beter zijn.’
‘Maar ik wil die Roode Zee niet aanraken!’
‘En waarom niet?’ vroeg iemand, die den wolf voorstelde en tot nu toe geen mond had opengedaan.
‘Ja, waarom? waarom?! Omdat ik geen zin heb verf aan mijn pakje te krijgen, begrijpt U?’
Alweer een uitbarsting van gelach, nog harder dan de vorige,