Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Het dankbare Antje. Lieve God! Gij zijt zoo goed! Heb ik al geen' overvloed, Zoo als 't rijke kind; 'k Heb toch nog zoo veel gekregen, 'k Dank U voor uw liefde en zegen: God, die mij bemint! Menig kindje, ruim zoo arm, Zie ik, al is 't koud of warm, Blootsvoets henen gaan. En ik heb mijn wollen sokjes, Ja, 'k heb nog twee onderrokjes En mijn klompjes aan. Onze woning is wel klein, Maar toch zindelijk en rein, En ook groot genoeg. Gij deedt mij de gunst verwerven, Dat ik nooit op straat moest zwerven, Nooit een centje vroeg. [pagina 111] [p. 111] 'k Heb een stroobed, maar 't is zacht; 'k Slaap zoo rustig elken nacht; Ik heb spijs en drank. Zoo vele arme kleine schapen Moeten op de planken slapen. God! ik zeg u dank. In den schotel, op mijn bord, Krijg ik nog de warme gort, Die mijn' honger stilt; En dan brood nog tusschen beiden: Ik heb geen gebrek te lijden. God! wat zijt gij mild. Vorige Volgende