Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Twee arme meisjes. mietje. 'k Moet met slechte kleeren loopen, 'k Heb geen geld om iets te koopen, Hier een scheur, dáár zit geen band! 'k Draag een jak met winkelhaken; Moeder wil het niet meer maken, Daarom loop ik zoo tot schand. naatje. Gij kunt zelf uw goed verstellen, En nu moet ge niet vertellen, Dat uw moeder schuldig is. Om uw slordigheid te weren En uw traagheid af te leeren, Weigert zij het u gewis. 'k Hoorde gistren haar nog zeggen: ‘Hier moet gij een stootkant leggen, [pagina 107] [p. 107] Daar zet gij dit lapje in! Mie! kom hier, stop vlug die gaten!’ Maar ge liet uw moeder praten, En het was niet naar uw zin. mietje. Ja, 't is waar, ik mag niet klagen. Nu dan, 'k zal aan moeder vragen, Of ik naald en garen mag. 'k Naai mijn jak met nette steken; Dan zal ieder van mij spreken: ‘Mie komt knapjes voor den dag!’ Vorige Volgende