Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Willems scheepje. Willem had een aardig scheepje, Dat hem dikwijls had vermaakt, Als hij 't in den vliet liet varen. 't Was wel voor een kind gemaakt; Maar het had toch mast en zeilen, Vlag en wimpel, spriet en roer. O! wat was die Willem blijde, Als 't zoo netjes henen voer. Ook kon 't schip hem niet ontsnappen, Daar had men ook opgepast: Want een lang en stevig draadje Zat vóór aan zijn scheepje vast. Dreef de stroom het vaartuig henen, Blies de wind wat al te vlug, Dan trok Willem aan zijn touwtje, En het schip kwam weêr terug. Eens zag hij, hoe groote schepen Varen zonder touw of draad; [pagina 58] [p. 58] En hij dacht: ‘Ik zal beproeven Of dit met mijn schip niet gaat.’ Zie eens, hoe hij 't kabeltouwtje Van zijn schip door midden snijdt, En 't eerst langzaam, daarna spoedig Over 't water henen glijdt! ‘Dat gaat goed!’ roept onze Willem: ‘Nu eerst zeilt het vrij en vlug. Strakjes - 't is al ver gevaren - Strakjes komt het weêr terug.’ Maar door wind en stroom gedreven, Zeilt zijn schip hem veel te wijd. Hij zit schreijend aan den oever: Willem is zijn scheepje kwijt! ‘Groote schepen,’ sprak zijn vader: ‘Varen vrij in stroom en vliet; Maar de kleine, zonder draadje, Jongenlief! dat gaat maar niet. 't Is ook zóó met groote menschen: Zij zijn in hun gangen vrij. Maar de vaderlijke leiddraad Voegt voor kindren, zoo als gij.’ Vorige Volgende