Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Roeijers lied. Jongens! zoo gij op de stroomen Van den smallen, helderen vliet Vlug en snel vooruit wilt komen, Spaart dan uwe krachten niet. Geen gespat en geen gewiegel Op den gladden waterspiegel, Of gij stuurt uw boot in 't riet. Ferme zetten, flinke slagen, Forsche rukken in het nat; Dan zal niets uw gang vertragen, En 't gaat als een pijl zoo rad. Zonder keeren, zonder zwenken, Zult gij aan het oogmerk denken Dat gij met uw roeijen hadt. 't Was om 't doelpunt te bereiken Van uw voorgestelden togt, En de riemen straks te strijken [pagina 45] [p. 45] Aan dien schoonen waterbogt, Waar gij hoopt aan wal te treden, En, na 't moeijelijk verleden, Eens te vinden wat gij zocht. - Zoo als met uw schuitje varen, Van den vliet naar wijder plas, Wenschte ik, dat het in uw jaren Even eens met 't leeren was. Wilt niet toeven, wilt niet wachten, Maar zet door, met al uw krachten, Want de tijd vervliegt zoo ras. Steeds vooruit! Dit zij uw leuze, Schoon de lach uw mond ontplooit. Vreugd zij niet altijd uw keuze, Of uw kansen zijn vergooid. Leeft ge alleen voor uw vermaken, Zonder ijver voor uw zaken, Jongens! neen, dan komt ge er nooit. Vorige Volgende