Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Jantje onverschillig. Kom ik er van daag nog niet, Dan kom ik er morgen! Of ik lig of zit of sta, Vooruit loop of achter ga, 'k Laat violen zorgen. Is het vleesch of is het visch, Olifant of miertje, Is het dun of is het dik Wit als sneeuw of zwart als pik, 't Scheelt mij niet een ziertje. Zit ik hoog of laag in school, Ben ik de eerste of de elfde 't Zij de meester prijsjes geeft, Of zijn mond van gramschap beeft, 't Is mij net hetzelfde. [pagina 42] [p. 42] Lastig, dat ik leeren moet Waarvan 'k geen verstand heb, Nu 't mij niets geen hartzeer doet, Wat ik eenmaal worden moet, Daar 'k aan alles 't land heb. Is men jolig of in twist, Vreedzaam of aan 't muiten, Soms gezond en somtijds ziek, Ik blijf altijd phlegmatiek En ik hou me er buiten. Wil soms de een wat de ander laakt - 't Is het werk van gekken! - Nooit plaats ik mij aan een zij; Ik zal er het harnas mij Niet voor aan gaan trekken. Vraagt men mij dan wat ik kies? Nooit word ik partijdig. Altijd blijf ik wit papier, Daarin heb ik 't meest pleizier; 'k Ben het liefst onzijdig. Is er 's winters strenge vorst, 't Voorjaar guur en grillig, [pagina 43] [p. 43] Brandt de zomer zonnestraal, Maakt de herfst de boomen kaal, 't Is mij onverschillig! 'k Zal uw eten’ - sprak zijn moe - ‘Aanstonds maar verdeelen. Hier hebt gij een ledig bord! Of ge vet of mager wordt, 't Kan u toch niet schelen!’ Vorige Volgende