Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Spreeuwenliedje. Welkom, spreeuwtje! op het dak, Waar ge in 't glimmend zwarte pak Weêr uw liedje zit te fluiten. 't Eerste zomersche concert, Dat natuur gegeven werd, Lokt ons allen reeds naar buiten. Vrolijk neuriet gij ons toe: ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ Vochtig van den morgendaauw, Is uw borstje, groen en blaauw, Met gespikkeld paarsche veren. Gij draagt 't mooist satijnen vest, 't Is van 't fijnst en 't allerbest, Meer geglansd dan vaders kleeren En de garnituur van moe. ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ [pagina 35] [p. 35] Waarom zijt gij weg gegaan? Hadt het liever niet gedaan. Waartoe toch naar warmer plaatsen? Waart gebleven, lieve spreeuw! Want er viel zoo weinig sneeuw. Niemand zag men op de schaatsen, En de sloot lei haast niet toe. ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ Ja, gij lacht ons, looze guit! Met uw klepprend snaveltje uit, Daar wij tent nog ijsbaan zagen; Maar wij lagchen nu om strijd, Dat gij zulk een koudkleum zijt. Hebt gij geen bouffant of kragen? Spreeuwtje! knoop uw rokje toe. ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ Zie, daar zwermt gij door de lucht, Zwenkend in gelijke vlugt. Laat de sperwer u niet vinden. Zijn zijn nagels in uw rug, Zoo zal hij ook even vlug U met huid en haar verslinden; Daarom, spreeuwtje! zie wat toe! ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ [pagina 36] [p. 36] O, daar haalt gij met uw bek Uit mijn tuintje plant en stek, Om 't baldadig weg te slepen! Wacht, ik zet mijn vogelknip, En ik vang u in een wip; Heb ik u maar eens gegrepen, 'k Sluit u op,... en fluit u toe: ‘Kikriri - ri - kikrikoe!’ Vorige Volgende