Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Kardoes. Kardoes loopt voor den hondenwagen, Moet, bij zijn vracht, zijn baas nog dragen: Hij heeft een heelen trek! Zie, hoe hij bijkans neêr zal zijgen, Zie, hoe dat stomme dier moet hijgen: Het zweet loopt langs zijn bek. En zou ik dan dat beest nog plagen, Dat aan geen mensch zijn nood kan klagen, En zooveel werk verrigt? Die hond leert mij mijn tijd besteden Tot nijvere en nutte bezigheden. Kardoes leert mij mijn pligt. Ik ben soms lui; Kardoes is vlugger. Ik ben soms vadsig; hij is snugger. Hij doet, wat men hem zegt. En zou ik dan dat dier nog kwellen, Mij als een wreedaard aan gaan stellen? O, zeker! dat was slecht. [pagina 25] [p. 25] Neen, nooit heeft hij een schop te vreezen; 'k Wil met hem goede vrienden wezen. Kom hier, Kardoes! een poot! Gij krijgt van mij nu nooit meer klappen: Kom hier, Kardoes! wilt gij eens happen Een stukje van mijn brood? Vorige Volgende