Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Ons hondje. Bij lagchende tronies En dart'lend gegier, Bij 't schreeuwen van vreugde En dav'rend getier, Toont Fanny zijn kunstjes, Zit op, geeft een poot; Dan gaat hij weêr liggen En houdt hij zich dood. Soldaat in montering! Kop hupsch, in de flank! Neen, blaf niet en brom niet; Waartoe dat gejank? Wat glimt er uw neusje En 't haar van uw kin; Gij wrijft het, geloof ik, Met schoenensmeer in! [pagina 20] [p. 20] 't Geweer op uw schouder! Dat spreekt als een boek. En zet dan uw pink op Den naad van uw broek! Gij komt zonder broek aan Hier staan in 't gelid; Wel foei! vouw uw pootjes, En doe of gij bidt. En als gij dan vlijtig Uw pligt hebt betracht, Dan weet ge wel, dat u Wat lekkers verwacht, Tot loon voor uw kunsten En 't vrolijke spel; Zoo krijgt ge een beschuitje. Dat lust ge toch wel? Traliere, traliere! Kom, lach nu eens mee, En zing eens van 't schuitje, Dat voer over zee. Gij kijkt er zoo ernstig, Zoo barsch van gezigt: Zoo strak staan uw oogen Op alles gerigt. [pagina 21] [p. 21] Kom, lach nu eens met ons! Of kunt gij het niet, En geeft ons geschater Uw hartje verdriet? Dan hoeft ge niet langer Uw kunstjes te doen; Spring op bij mijn knietjes En geef mij een zoen! Vorige Volgende