Zendstation(1949)–J.B. Charles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Abélard aan Héloïse Vrouw, die mij liefheeft, die 'k ver van hier weet maar steeds nabij heb, die naar mij vragen laat als het geen argwaan wekt, waar ik naar horen laat als het maar niemand merkt. Vrouw die ik liefheb, reuk die mij goed is, donkere lichaamsgeur die mij zo zoet is als mij mijn eigen is, vlees dat het mijne is wien het ook toebehoort, spanning die 't linnen welft en mij van binnen zelf spant met te heter pijn, nu het voorbij moet zijn, rose van de oorschelp en wit van het oogwit, vochtige mondwanden daar waar uw stem begint, vochtige tong en tanden daar waar de lach ontspringt, hoe heb ik u verbeurd.... alles was ik in u, die alles in mij zijt. Hebt gij mijn hart verscheurd? Gij hebt mijn hart verblijd. Vorige Volgende