Zendstation(1949)–J.B. Charles– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Avondwandeling langs het strand Ik zou soms willen dat jij mij maar haatte en stom en woedend neven mij de schelpen stuk trad en voorbij mij keek en zinde om mij te verlaten. Het is te vaak als nu - bij deze late vertreding langs het avondstrand wil ik niet steeds over Het Hoge praten, maar zonder denken in gedachten zijn, zonder het zelf te weten met een glimlach, en zwijgen, vooral zwijgen, hand in hand. Ach, was ik maar doofstom, dan existeerden alleen jouw abrikoze meisjesborsten en kon ik leven aan die klare meren waar ik wel altijd naar zal blijven dorsten, je ogen, als de zee zelf grijs en blauw - maar nu je stem bent, stem die mij grauw maakt en die mijn tanden knersen doet - zal ik het zeggen? Maar ik weet, je zou in mijn tot aan de rand met haat vervulde ogen alleen maar lezen: ‘ik heb je lief, het was gelogen’, en willen praten, uit-praten zoals jij het noemt. Nu blijf ik staan en onderbreek Léger en Barth en zeg: zie, liefste, 't lichten van de zeel 1941. Vorige Volgende