| |
| |
| |
Hoofdstuk V
De krant houdt mij wel niet in leven maar behoedt mij toch voor een al te onverhoeds einde. Zonder haar zou het monster Wereldgebeuren mij op een ogenblik in de slaap ombrengen. Hoe vreemd moet dat vroeger geweest zijn toen men nog geen kranten had! In de tijd van een week werd men overvallen door mannen waarvan men het bestaan niet vermoedde en door een nieuw geloof op de brandstapel en door een nieuw idealisme aan de galg gebracht. Wij kunnen gelukkig de krant lezen en ons opgewekt voorbereiden. Daarbij komt, het amusement dat de krant in huis brengt!
Nu de Heilige Tocht afgelopen is, nadat de Heilige Deur van de Heilige Kier in het Heilige Slot geworpen werd, is het in Rome, gelukkig voor de Heiligheidsindustrie, nog niet met alle Heiligheid gedaan. De Heilige Congregatie der Riten heeft in voltallige vergadering de Heilige Quaestie der zaligverklaring van wijlen de Heer Sarto (paus Pius X) besproken. Er waren moeilijkheden gerezen over de twee wonderen die de zalig te verklarene moet kunnen opleveren, maar een bevredigende oplossing werd gevonden door te aanvaarden twee wonderbaarlijke genezingen van kloosterzusters, op voorspraak van voornoemde overleden heer verkregen.
Deze wetenschap heb ik toch maar aan de heer Ollie B Bommel te danken. Ook weet ik nu, dat gelovigen uit alle delen der wereld nog steeds brieven aan de overledene schrijven, welke geopend op het graf gelegd worden en enkele dagen later ongelezen verbrand. ‘Ongelezen’, maar bedoeld is natuurlijk alleen, niet gelezen door die kerels met de Heilige Briefopener
| |
| |
en bij het Heilig Fornuis. De insinuatie is duidelijk genoeg: de schim van de overleden heer Sarto kan de tijd, waarin hij met ongeduld op zijn zaligverklaring wacht, nu niet alleen doden door met zijn collega wijlen Ratti (Pius XI) te eenentwintigen, maar hij kan zijn tijd nu ook korten door wat in zijn eigen posthume correspondentie te neuzen. Het zal mij benieuwen hoeveel het kost zo'n brief te mogen schrijven, hoeveel extra betaald moet worden om hem op het graf gelegd te mogen krijgen en wat de verschillen in prijs zijn tussen een plaatsje bij het hoofd- of aan het voeteneinde. Ik neem aan dat de industrie zich al met grote geloofsijver op de vervaardiging van speciale Heilige Inkt geworpen heeft. Gedurende het Heilige Jaar kon men in Rome niet alleen vlaggetjes met afbeeldingen van Heilige Personen kopen, maar ook kon men een briefkaartje naar huis sturen met een gramofoonplaatje erop; wie het afdraaide, ontving de pauselijke zegen. Er was damesondergoed met een portret van Petrus erop aangebracht (met de hand geschilderd natuurlijk veel duurder); raketten die in de volle straten konden worden afgeschoten en op een hoogte van tien meter een regen gedrukte zegentjes verspreidden; een aposteltje met een knopje ergens waarop men drukken kon, om het aposteltje de armen zegenend te doen spreiden, waarbij het gelaatje een lichtglans krijgt; broodjes met de beeltenis van de paus erin gebakken. Dus Heilige Inkt is nog maar een bescheiden inventie.
Als men het Staphorster Boertje, dat mijn oud-oom Douwe op miraculeuze wijze van bronchitis en een mijner tantes van aambeien genas, op grond hiervan zalig zou willen verklaren, of zelfs heilig, zou ik daar geen bezwaar tegen hebben, want het lijkt mij wat ver gaan om levend naijverig op een dode zalige te zijn. Maar als aan het Zalige Staphorster Boertje en de hele Heilige Gymnastiek die hem zijn zaligheid aandeed, een politiek zou worden opgehangen die niet alleen een derde deel van ons rustige volk betoverd zou houden maar in Spanje en elders bloedige fascistische oorlogen kon verwekken, en die thans een belangrijk aandeel in de veroorzaking van de nieuwe
| |
| |
wereldoorlog heeft, zou ik wel voelen voor een tijdig procesverbaal terzake van onbevoegd uitoefenen der geneeskunde. Wat voert de politie daar in Rome eigenlijk uit?
Toen het nederlandse volk nog in de verdediging stond tegenover het verraad, in al zijn schakeringen van deloyaliteit ten aanzien van de medeburger die in doodsnood is, tot de meer concrete en opzettelijke vormen van het Judaswerk, werd het voorbereid voor uiterst krasse repressie. Koninklijke en nietkoninklijke aanmoedigingen van de overkant hielden deze in het uitzicht gestelde repressie telkens weer en telkens evenzeer als belangrijk element in. Ik heb hierop al eerder moeten wijzen.
Op zichzelf nu is het zich gedragen naar veranderd inzicht natuurlijk geenszins onjuist, maar het zich onttrekken aan verantwoordelijkheid voor een met de oude ideeën in beweging gezette massa is infaam en voor het later veroordelen daarvan bestaat eenvoudig geen qualificatie. Het gaat hier evenwel niet meer om den Doolaard maar nu om de vraag of de verandering in politiek inderdaad op een wijziging in overtuiging gegroeid is. Als dat niet het geval mocht zijn, is er aanleiding om alle signalen op roodgloeiend te zetten.
Het is nodig dat men zich realiseert in hoeverre de uitingen veranderden en in weik opzicht de inzichten zich gewijzigd kunnen hebben. Roosevelt schreef op 26 Aug. 1944 aan Koningin Wilhelmina dat hij het op het punt van de definitieve uitroeiing van de Nazi-partij in Duitsland geheel met haar eens was. Een van de voornaamste doeleinden van de bezetting van Duitsland zou moeten worden, het uitroeien van de Nazi-partij in al haar uitingsvormen. ‘Ik verlang dat de Duitsers zullen weten dat zij deze keer tenminste beslist de oorlog verloren hebben.’ De Koningin had geschreven dat het voor het verdelgen van het Nazisme niet voldoende zou zijn, te volstaan met maatregelen tegen de officiële oorlogsmisdadigers.
Eisenhower heeft zijn memoires te vroeg geschreven en hij zal er mee zitten, dat hij in de titel van het boek zijn veldtocht in Europa een ‘kruistocht’ genoemd heeft. Op blz. 175 en
| |
| |
volgende wil hij ons doen geloven, dat de Tweede Wereldoorlog voor hem er een was waarin de goede wil en het mensenrecht streden tegen ‘een volstrekt boze samenzwering’, en het doel van de kruistocht is algehele vernietiging van de As. Korte tijd later, in begin Februari 1951, is hij benoemd tot opperbevelhebber van de westerse strijdkrachten in Europa en dan acht hij het nodig te verklaren, dat hij tot het inzicht is gekomen ‘dat er een wezenlijk onderscheid is tussen de gewone duitse soldaat en officier en Hitler en zijn misdadige groep’. Hij zegt niet te geloven dat de duitse soldaat zijn eer heeft verloren en meent dat het feit, dat bepaalde personen tijdens de oorlog ‘oneervolle en verachtelijke daden’ bedreven hebben, niets met de grote meerderheid van duitse soldaten en officieren te maken heeft.
Men let erop, dat bepaalde oneervolle en verachtelijke daden in de plaats kwamen van ‘één volstrekt integraal boze samenzwering tegen de goede wil en de menselijke rechten’.
Ziehier twee feiten, die het denken over de nieuwe houding definitief bepalen: in de eerste plaats is voor de tenuitvoerlegging van de waarlijk ontelbare duitse oorlogscriminaliteit, aan een 10 miljoen burgers begaan, die er de dood door vonden en aan nog enkele 10-tallen miljoenen die in hun vrijheid, eer of leven werden aangetast, bijna het hele duitse volk, al dan niet gemilitariseerd, gebruikt. Vele miljoenen Duitsers hebben bewust meegewerkt aan roof en rechtsverkrachting, het opjagen, samendrijven, bewaken en vervoeren der ongelukkigen uit de door het duitse volk bezette vredelievende landen en aan het bewaken van de politieke tegenstanders, het mishandelen en executeren van deze vele miljoenen, hebben in totaal minstens één miljoen Duitsers meegewerkt. En dit als volstrekt redelijke realisering van het hysterische gebrul ‘Heil!’ van vrijwel het hele duitse volk, als de criminele psychopaath Hitler dit keer op keer zijn misdadige aggressiviteit en zijn demonische caesarisme voorstelde. In de tweede plaats is er het feit, dat zelfs heden iedere reiziger in het voormalige Derde Rijk bij de bevolking nog niet meer dan een minderheid kan aantreffen, die
| |
| |
de instelling van de Duitsers welke tot de oorlog leidde, afwijst en de voornaamste schuld van deze oorlog wil erkennen. De meerderheid die zich in West-Duitsland weer gaat bedden in het duitse burgerlijke, grotendeels roomse, nationale sentiment, wordt met de maand groter, voelt de reiziger in afkeer.
De Duitser is niet veranderd sinds 1932-1945. En als iemand meer prijs op samenwerking met de onveranderde Duitser stelt dan op zijn eer, op de waarheid en op het recht, dan zal hij goedschiks of kwaadschiks moeten veranderen. Zo blijft de Duitser dezelfde, maar veranderde Eisenhower, voorgevende dat de Duitser zelf, op een stel samenzweerders na... eigenlijk altijd een bedaarde nette jongen geweest is. ‘De Duitsers zijn’, zei James P. Richards, de voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken uit het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, ‘een bekwaam en ijverig volk, dat veel kan bijdragen tot de zaak van de vrede.’ Dit na de ondertekening van het herbewapeningsverdrag met deze doodsvijand. Ik neem aan dat de lichamen van onze doden nog niet verteerd zijn.
‘De Linie’ publiceert een Madonna-tekening. Dat is niet iets bijzonders voor ‘De Linie’. Och, en eigenlijk is het ook niet bijzonder bijzonder dat het een duitse Madonna is, d.w.z. een Madonna met ‘Weihnachten im Kessel’ en ‘Festung Stalingrad’ erop. Er staat ook nog een mooi duits gedicht bij:
Die Mutter Gottes von Stalingrad
so kam sie, die Mutter voll Gnaden,
zu den Ärmsten der Armen in heiliger Nacht
weil die Mutter noch immer des Ärmsten gedacht:
sie kam zu den deutschen Soldaten.
Er is in de ‘bunker’ voor Stalingrad ‘rond deze primitieve prent’ gebeden en gezongen door de arme uitgehongerde, zieke en halfbevroren militairen, ter gelegenheid van de zogenaamde ‘Heilige Avond’. Is het niet om er een trar itje van in de ooghoek te voelen wellen? Die biddende duitse soldaten toch! en zo uitgehongerd!! Hoe kwamen ze daar, de stakkers?
| |
| |
Wel, het is voor ons Nederlanders interessant genoeg om te weten dat het de soldaten waren van de zesde Armee, hetzelfde leger, dat op 10 Mei 1940 ons land binnenviel, schietend, dodend, brandstichtend - de mannen van von Reichenau en Paulus.
De soldaten die, nu ze koud zijn en honger hebben, zich een Madonna maken, waren toen ze bruut, vet en grof ons land kwamen veroveren, in aanbidding voor het typisch duitse idool dat Hitler heette. Die, voor zij Rotterdam verwoestten, Warschau al kapot gesmeten hadden en Polen onder de hak genomen; die na het overschrijden van onze grens, in volle vrede, tegen plechtige verzekeringen in, eveneens in volle vrede, ja onder de gelding van een non-agressie-overeenkomst, de russische grens waren overgetrokken.
Tussen die grens en Stalingrad is de afstand ruim 1200 kilometers. Over deze afstand en in een breedte van gemiddeld 1000 kilometer waren door vette, brute en grove Duitsers met vrijwillige fascisten uit Nederland en andere landen, duizend steden en duizenden dorpen verwoest, miljoenen vrouwen en kinderen geschonden en mannen gedood. Dit waren de soldaten van von Reichenau (‘de soldaat moet volledig begrip hebben voor de noodzakelijkheid van een strenge maar rechtvaardige wraak op het sub-humane Jodendom’), en van Keitel (‘een mensenleven is in bezet gebied voor ons minder dan niets waard’), Koch, de gouverneur van de Oekraïne, (‘ik zal de laatste druppel uit dit land hier knijpen; ze zullen hier voor ons werken en nog eens werken want wij zijn het heersersras’), en Himmler (‘of er tienduizend russische vrouwen van uitputting neervallen bij het graven van één tankgracht interesseert mij uitsluitend voor zover Duitsland zijn tankgracht al heeft of nog niet’).
Van iedere boekverkoper kan men vernemen, dat de lezende mensen niet meer over de oorlog horen willen. Men zou zich dit kunnen voorstellen als het hier om een kleine tien miljoen door een natuurramp omgekomen mensen ging, want één keer moet men verder; maar zo men in dat geval van het sinister-zelf al niet meer zou willen lezen, men zou toch alles doen om te
| |
| |
weten waar deze verschrikkelijke ramp uit heeft kunnen ontstaan. Zo lang men echter de ogen niet wil openen voor de ontstaansbron van onze grote verschrikking en de duivel al weer vrome duitse versjes onder Festungsmadonna's ophangt, zal althans verhinderd moeten worden dat de oren zich voor het sinister sluiten kunnen en zal het verhaal van de duitse (dat is: nationalistische, reactionnaire en fascistische) uitbarsting van het kwaad niet mogen verstommen.
Een ooggetuige in het proces van Neurenberg over wat hij meemaakte in Dubno in 1943, op 5 October, dus even voor de duitse soldaten zich in hun bunker voor Stalingrad biddend en zingend rond hun Festungsmadonna schaarden.
Hem werd verteld dat er buiten Dubno 1500 Joden per dag werden doodgeschoten en hij ging er heen om te zien of dat waar was. En hij kwam bij wallen voor de drie grachten, elk 30 meter lang en drie meter diep. ‘Mijn meesterknecht en ik gingen er direct op af. Niemand legde ons iets in de weg. Ik hoorde opeens geweerschoten, snel achter elkaar, van achter een van de wallen. De mensen die van de trucks af hadden moeten komen - mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden -, moesten zich op bevel van SS-ers, die een rijzweep of een harde zweep droegen, uitkleden. Hun kleren moesten zij op bepaalde plaatsen afleggen, hier de schoenen, daar de bovenkleren en daar de onderkleren. Ik zag een hoop schoenen van 800 tot 1000 paren schat ik, en grote hopen kleren. Zonder kreten, zonder te schreien ook, kleedden deze mensen zich uit, bleven als gezinnen in groepen bij elkaar staan, kusten elkaar vaarwel, zeiden nog wat tegen elkander en wachtten op een teken van een SS-er bij de kuil - ook met een zweep in de hand. Gedurende de vijftien minuten dat ik daar stond, hoorde ik geen enkele klacht noch ook hoorde ik om genade vragen. Ik zag een gezin van een stuk of acht personen, een man en een vrouw, beiden ongeveer vijftig jaar oud, met kinderen van zowat één, acht en tien en twee volwassen meisjes van twintig tot vier en twintig. Een oude vrouw met sneeuwwit haar hield dat kindje van één op de arm en zong er wat voor en kietelde
| |
| |
het. Het kind kraaide van de pret. Het ouderpaar keek toe met tranen in de ogen. De vader hield een jongen van naar schatting tien aan de hand en sprak zachtjes tot hem; ik zag de jongen vechten tegen zijn tranen.’ O God, bewaar mij, het gaat nog verder.
‘De vader wees naar iets in de lucht, en legde de hand op zijn hoofd en scheen hem iets uit te leggen. Op dat ogenblik riep de SS-er bij de groeve iets tegen zijn kameraad. Deze laatste telde een stuk of twintig mensen af en wees dezen, naar achter de wal te gaan. Onder hen bevond zich het gezin dat ik net noemde. Ik herinnerde me heel goed een slank meisje met pikzwart haar, en dat, toen zij vlak langs mij kwam, op zichzelf wees en zei “drieëntwintig”. Ik ging de wal ook om en stond tegenover een enorme groeve. De lichamen erin lagen dicht op elkaar. Bij bijna alle liep bloed uit het hoofd over de schouders. Enkele van die mensen bewogen nog, sommigen lichtten een arm op of bewogen het hoofd om te kennen te geven dat zij nog leefden. De kuil was voor tweederde vol. Ik schat dat er al een duizend in lagen. Ik keek naar de man die het schietwerk deed. Het was een SS-er die op een van de smalle kanten van de groeve zat, zijn been bengelde erin naar beneden. Hij liet een tommy-gun op zijn knie rusten en rookte een sigaret. De mensen, helemaal naakt als ze waren, gingen een paar van de treden die in de kleiwand van de groeve gemaakt waren af en klauterden over de hoofden van hun voorgangers heen naar de plaats die de SS-er hun wees. Zij gingen liggen. Sommigen liefkoosden anderen die nog in leven bleken of spraken ze zacht toe. Toen hoorde ik een paar series schoten. Ik keek in de kuil en zag de lichamen stuiptrekken of bewegingloos liggen op de lichamen van hun voorgangers. Er liep bloed over hen heen. Het verbaasde mij dat ik niet weggestuurd werd maar ik zag ook twee of drie postboden in de buurt staan. Toen kwam de volgende groep er al aan.’
Stalingrad. Waartegen vochten deze Duitsers bij Stalingrad? Behalve tegen bijeengehaalde troepen, tegen russische fabrieks- | |
| |
arbeiders en andere burgers, die verbeten elke straat verdedigden en voor elke vierkante meter metselwerk van hun stad hun leven over hadden.
Als ‘die Mutter Gottes von Stalingrad’ er werkelijk bij geweest is, dan was ze niet bij de duitse soldaten, maar bij de door hen aangevallen burgers van Stalingrad. Het is je reinste goddeloosheid om de verhoudingen hier om te keren. De duitse christenen zouden het russische volk langzamerhand namelijk wel eens om vergeving kunnen vragen voor hun aanval, en het is een aankondiging van een nieuw offensief van Satan, als ‘Kirche und Leben’, het kerkblad voor het bisdom Münster, 24 Dec. 1950 de ‘Festung-Madonna’ ophangt en er zijn vrome regels bij laat lopen.
In een geheim memorandum pleitte Jackson, de bekende amerikaanse hoofdaanklager van Neurenberg, in Mei 1946 al tegen een industriëlen-proces, omdat hij ‘zich met bezorgdheid afvroeg of een lange op het particulier bedrijf geconcentreerde aanval er niet toe zou kunnen leiden de industriële samenwerking van de Duitsers met Amerika bij de handhaving der amerikaanse defensie onaantrekkelijk te maken.’
Denk niet, dat deze al zo vroeg geuite amerikaanse bezorgdheid pas op 3 Februari 1951, de dag van zijn onverhoedse vrijlating, vrucht gedragen heeft voor onze oorlogsmisdadiger. Krupp's amerikaanse advocaat, George T. Davis uit San Francisco, beschrijft de vermakelijke taferelen uit deze gevangenis in Landsberg. In de kamer voor de bezoekers vergaderde Alfred met zijn directeuren, allen wel in gevangeniskledij, maar verder ook allemaal met een grote amerikaanse sigaar in de mond. De productiestaten, de mutaties bij het hogere personeel en alles waarover een directie te overleggen heeft, werd daar besproken. Naar verluidt, heeft Alfred zich nu op een van zijn bezittingen nabij Essen teruggetrokken, waar hij de directeuren van zijn diverse fabrieken op rapport laat komen. Wij mogen wel vertrouwen dat de firma Krupp de zaken op de oude voet voort zal zetten.
| |
| |
Uit de rede van Eisenhower op 1 Februari j.l. voor een aantal leden van het amerikaanse congres: ‘Voorts zou ik als vaststaand willen aannemen dat wij er niet alleen op uit zijn ons grondgebied, onze rechten of voorreenten (vertaling van de United States Information Service) te verdedigen, doch een wijze van leven en bepaalde opvattingen, die behouden moeten blijven, willen wij onze levenswijze in stand houden. Ik doel hierbij op de vrijheid van de enkeling, zijn politieke vrijheid, de vrijheid zijn Godsdienst naar eigen keuze te belijden, alsmede de wens een volfehuishouding in stand te houden, waaraan particulier initiatief ten grondslag ligt.’ Oorlog wordt dus o.a. gevoerd om voorrechten te behouden, oorlog wordt gevoerd ten behoeve van het heerlijke particuliere initiatief en oorlog wordt gevoerd voor de instandhouding van een levensstandaard. De commandant van het nederlandse detachement in Korea, ongetwijfeld een dapper man, sneuvelde niet alleen tengevolge van de onmiskenbare aggressie van Noord-Korea, de dato 25 Juni 1950 uitgebroken, maar evenzeer ter verdediging van het particuliere initiatief, de ijskast en de roomklopper.
‘Het is opmerkelijk hoe dikwijls en met hoeveel nadruk de paus in zijn toespraken gewag maakt van de noodzakelijkheid, de private eigendom der productiemiddelen te behouden als algemene grondslag voor een gezonde sociale economie.’ Deze zin is niet van mij, maar stamt uit een degelijke roomse krant.
Maria mag dan volgens de Jezuïeten onbevlekt ontvangen en in levenden lijve ten hemel gevaren zijn, zij zullen nooit kunnen staande houden dat de moeder van Jezus Christus bei uns im Kessel war. Wie er wel waren, waren onder andere wat van die jongens van Franco. Die waren daar onder vrienden, want het vliegerkorps van von Richthofen, de commandeur van het ‘Kondor-legioen’ dat de fascistische opstandelingen tegen de wettige regering van vrij Spanje zo prachtig gesteund had, en dat bijvoorbeeld de doeltreffendheid van Göring's Luftwaffe die aan
| |
| |
het ontstaan was, beproefde in het in elkaar smijten van arbeiderssteden, was er ook.
Nu wij weer sam-sam doen met de fascistische revolutionnair Franco, moeten wij hun gezanten ontvangen.
Groot-Brittannië heeft als eerste ambassadeur aangeboden gekregen (en ten spijt van Amerika geweigerd) de heer Fernando Castiella. Deze heer heeft in Rusland aan duitse zijde tegen de geallieerden (dus vóór het Kwade en tégen de rechten van de Mens, volgens Eisenhower) gevochten, in de zogenaamde Blauwe Divisie die, goed dat ik eraan denk, vandaag of morgen maar eens Heilige Blauwe Divisie gedoopt moet worden. Hij is dus helemaal onverdiend teruggekomen, zoals al onze SS-ers die wij het wel gunnen, maar die niet net moeten doen alsof zij er recht op hebben terug te kunnen komen. Voor iedereen die uit moorden gaat, behoort het een wonder van God te wezen, en volstrekt onverdiend, als hij nog terug kan komen.
In de spaanse buitenlandse politiek heeft Castiella luidkeels Gibraltar voor Spanje opgeëist, hetgeen mij op zichzelf niet mag ontroeren; blijft het aspectje van grofheid, de nieuwe geallieerde zo'n ambassadeur aan te bieden...
Tegen de nieuwe geallieerden staat in Oost-Duitsland een oude vijand van Fernando. Volgens de amerikaanse Information Service wordt de kern van de oostduitse Bereitschaften gevormd door de duitse vrijwilligers, die een socialistische wettige regering in Spanje verdedigden tegen de Revolutie en het Fascisme. Zij staan, volgens de Information Service, onder Generaal Wilhelm Zaiser, die in Spanje Generaal ‘Gomez’ heette. Het wordt hoe langer hoe duidelijker: 1940-1945 was maar een veldtocht in een oorlog die in Atjeh, Transvaal, Abessynië, Spanje en Mantsjoerije al aan de gang was en nog voortduurt.
|
|