| |
| |
| |
‘Eastern approaches’
Men oordeelt gemakkelijk, maar daar staat tegenover dat men gauw vergeet. Men vergeet wat men wenst te vergeten en men oordeelt zoals men dit verkiest. Als men een oordeel wil uitspreken kiest men. Voor een kriterium eerst en dan voor de stand van zaken die de uitspraak een schijn van recht geeft. De situatie van bijvoorbeeld vlak daarvóór, die het oordeel géén schijn van recht meer zou geven wordt genegeerd. Men vergeet met zorg alles wat er gebeurd is voordat de situatie wordt aangetroffen die men nu even beoordelen of veroordelen wil. Zo is het met Hongarije.
Hongarije is een satellietstaat van Sovjet-Rusland met alle konsekwenties van dien. Over deze situatie kan men het zijne in volle bitterheid zeggen. Maar wat was Hongarije vóór het in deze rampzalige toestand geraakte? Ook een satellietstaat. Sinds 1941 van Hitler-Duitsland. Het werd fascisties geregeerd, het moordde joden en politieke tegenstanders uit. Uit het Eichmann-proces heeft men kunnen vernemen dat de hongaarse politie in zijn ijver bij de jodenvervolgingen zelfs de duitsers soms te ver ging. Het hongaarse leger trok brandend en moordend zijn tienduizenden kilometers met de duitsers mee door Rusland. Zonder dat Rusland Hongarije had aangevallen of bedreigd. Toen de krijgskans keerde sloegen de russen hun aanvallers tot ver over de grenzen terug en kreeg Hongarije een nieuwe zetbaas. Ik vind dat niemand er bezwaar tegen kan maken dat die toestand lang genoeg moest aanhouden om Rusland het gevoel te geven dat de aanval voorgoed teruggeslagen, schadevergoeding betaald en enige veiligheid verzekerd was.
Het is vandaag 15 januari 1957; De Volkskrant heeft een groot stuk over generaal Kiraly, de leider van de vrije hon- | |
| |
garen. In 1942 trok Kiraly als kapitein van de generale staf met de hongaarse divisie Rusland in. ‘Hier deed hij zijn eerste ervaringen op van de strijd tegen de russen. Hij beleefde de bloedige veldslagen aan de Don en aan de Dnjestr.’ Wat een afschuwelijk lot, nietwaar? Die ellendige russen! Zo'n arme schat van een Kiraly! Maar wacht es even. Was dat niet allemaal midden in Rusland? O, maar dan had hij doodgeslagen moeten worden. En nadat hem dit verdiende loon helaas ontgaan is, is hij in de tijd van 1945 tot 1950, het jaar waarin hij eruit gezuiverd werd, van kapitein tot generaal van het hongaarse leger opgeklommen. Men zou zeggen dat hij toch wel een héél klein beetje meegedraaid moet zijn. Maar nu is hij dan weer teruggedraaid en Leider van de Vrije Hongaren buiten Hongarije. Deze generaal zou op het ogenblik het liefst maar willen dat wij aannamen dat De Geschiedenis in 1950 begon, bij zijn arrestatie. Wij zullen hem dat genoegen echterniet doen. Erwas ook 1949, ook 1948, 1947, 1946, 1945, 1944, 1943, 1942 en 1941.
De tijd gaat zelfs nog verder terug. Evenmin als Kiraly ons kan verhinderen verder achterom te zien dan 1950 kunnen wij de hongaren blijvend vastleggen aan 1941-1945. Er was al diktatuur vóór admiraal Horthy besloot zich bij Hitler te voegen in de aanval op Rusland. En vóór de vooral antisemitiese kontra-terreur van Horthy was er de rode terreur van Bela Kun. Voor de terreur van Bela Kun was er de dubbelmonarchie die de eerste wereldoorlog bracht, de oorlog die in de nederlaag en in de revolutie van Kun uitliep wat weer de binnenkomst in Boedapest van Horthy tot gevolg had. Op een witte schimmel, met de proklamatie: ‘Ik ben gekomen om deze zondige stad te straffen.’ Horthy-fascisme-oorlog-nederlaag-bezetting-terreur. Wij zijn weer terug. Er is nòg terreur, of wéér terreur, zoals je maar wil. Het is een even gevaarlijk als aandoenlijk simplisme, die voorstelling, dat de arme hongaren na Wereldoorlog ii op noodlottige
| |
| |
wijze onder het absolutisme geraakt zijn. En dat alles ‘weer’ fijn is, zodra ze daar maar onderuit zijn. Ik heb een grote bewondering voor veel hongaren - het ergert mij, dat dit zo tam en vrijblijvend klinkt - en ik had ze hun omwenteling graag gegund. Zij moeten toch één keer een kans krijgen op demokratiese wijze zichzelf te zijn, niet aanvaller, niet slachtoffer, niet een mengeling van beiden. Zij lijken overigens niet ongevaarlijk, die magyaren, maar het is niet aannemelijk dat er een volk zou bestaan dat etnies gepredisponeerd is tot absolutisme, rechts of links. Op deze wijze kan men over alle satellietstaten denken. Niet over Finland, dat is geen satellietstaat geweest, noch van Duitsland, noch van Rusland. Niet over de baltiese landen, die ook nooit de status van satellietland hebben gekend maar telkens koelweg ingelijfd werden, eerst door de russen met goedvinden van Duitsland, toen door de duitsers zelf en nu weer door de russen. Voor de bewoners van deze landen (op hen na die de nazi's met het moorden hebben geholpen) moet men medelijden hebben. Zij zijn kort onder het juk van de czaren vandaan geweest en bevinden er zich, treurig genoeg, weer onder. Czaren, het is allemaal hetzelfde tuig, of ze nu Nikolai of Jozef heten of de gestalte van een komité aannemen. Of ze het tenslotte ook nog eens meer of minder goed bedoelen doet er weinig toe. Czaren moeten van tijd tot tijd doodgeschoten worden.
Behalve over de tsjechen, die alleen maar slachtoffers geweest zijn van de duitsers, van het westen en van de russen, is over alle satellietstaten hetzelfde te vertellen, over de bulgaren en de roemenen en de polen. Een enkele heeft ook wel es een beetje aan expansie gedaan. Die arme polen waren goud-gegalonneerde nationalistiese militaristen, die mee op de tsjechen aanvielen toen die door ons verraden en door de duitse grootbourgeoisie tegen de grond geslagen waren. Het is verstandig om niet al te vergeetachtig te zijn.
| |
| |
Ik zat in een kongresweek eens aan tafel naast een franse dame die, toen iemand vertelde dat hij zijn vakantie in Zuidslavië had doorgebracht begon te sidderen van woede. Zij bracht er bijna schuimbekkend uit dat er één man bestond die zij eigenhandig kon vermoorden, dat was Tito. Nog steeds ben ik er niet achter waarom zij dit staatshoofd zo haatte. Het kan er niet alleen aan liggen dat zij gedronken had. Omdat hij generaal Mikailowitsj lafhartig vermoord heeft, beweerde zij.
Die naam zei mij niet veel meer. Vergeten. Ik nam mij voor er nog eens wat over te lezen. De dame vertelde toen zij weer wat gekalmeerd zat te eten dat zij met haar kinderen met vakantie naar Spanje placht te gaan, een heerlijk land! Ik antwoordde daarop dat er één man was die ik eigenhandig zou willen vermoorden, namelijk de heer Franco. Het was natuurlijk nogal goedkoop. Bovendien is het grootspraak. Ik zal waarschijnlijk nooit de kans krijgen, ik ben bang dat ik dan helemaal niet durf maar men is wel eens geprikkeld en dan zegt men wel eens wat. Ik hoorde verder nog dat mevrouw in de oorlog in Vichy gewoond had en ik zag dat ze erg bevriend was met een zuidafrikaan die een eind verderop aan tafel zat en die erg pro-duits was en ferm anti-neger. Ik ging al gauw terug naar de bar, waar ik overigens een aardige duitser trof, Würtenberger geheten, en mijn oude vriend Toto. Toto vertelde ons onder veel meer dat de chinezen in Europa de detective story hadden ingevoerd. Hij bewees het zelfs. Het werd een gezellige avond maar ik meed die franse mevrouw en probeerde niet te vergeten dat ik toch eens moest opzoeken hoe dat met die Mikailowitsj was afgelopen.
Men kan van een toestand die men niet uit eigen waarneming kent het best zijn informaties kiezen uit de volgende limietstelling: neem van hen die tevreden zijn met de toe- | |
| |
stand voor waar aan wat zij er nog een nadeel in achten; en van de tegenstanders dat wat zij er toch nog voor goeds inzien. Samen vormt dat vaak niet meer dan een zeer geringe informatie, maar het is er in elk geval een waarmee men iets beginnen kan.
Over de tegenstelling in het Zuidslavië dat in oorlog was, behalve in oorlog met het Derde Rijk in een burgeroorlog van Rechts en Links tegen elkaar, kan men op deze wijze bijvoorbeeld enige minimumwaarheden vinden in het spannende boek Eastern Approaches, het eerst verschenen in 1949. De schrijver, de schot Fitzroy Maclean, is een brits parlementslid, zo konservatief als men maar wil. Hij werd na vroegere ruime reiservaring in Rusland en Centraal-Azië en na oorlogservaring in Noord-Afrika en Perzië, in de winter van 1942-1943 als speciale afgezant van Churchill bij Tito's staf geparachuteerd om zijn meester inzicht te verschaffen in de situaties op de guerrillafronten en omtrent de van Londen uit toen nog volstrekt onbegrijpelijke interne spanningen in de zuidslaviese volken. Welnu, hetgeen de konservatieve Maclean, die servies en russies sprak, na een zorgvuldig onderzoek en langdurig verblijf in bezet Zuidslavië over deze spanningen kan melden, komt op het volgende neer. (Hij zegt dat zijn waarnemingen werden bevestigd door britse officieren die bij Mikailowitsj waren geakkrediteerd.)
Na de overval door de duitsers in 1941 traden er verzetsbewegingen op: de Partizanen van Tito en de Tsjetniks (van het serviese tsjetaskompagnie) van Mikailowitsj. De engelsen zijn begonnen op de laatste groep te wedden. Zij kregen daar later afschuwelijk spijt van zoals straks zal blijken maar, zoals het gaat met een ieder die spekuleert, zij trachtten nog lang hun eigen spekulatie een handje te helpen. Voordat zij dus wisten dat Mikailowitsj nog nauwelijks als hun bondgenoot was opgetreden en aleer zij begrepen dat
| |
| |
het fascisten waren, dus hun bondgenoten ook niet zóuden worden, lieten zij door de bbc al rondzeggen dat dit wèl het geval was en, veel erger, parachuteerden zij hem hun kostbaar materiaal, dat tenslotte de vijand ten goede zou komen. Het werd later erg moeilijk om de voor Mikailowitsj geestdriftig gemaakte mensen duidelijk te maken dat zij gefopt waren maar men moet zeggen dat Churchill, zoals wij later zullen zien, dit op een gegeven ogenblik toch onverschrokken gedaan heeft. Churchill jr., Randolph, was trouwens een van de verbindingsofficieren bij Tito en diens adviezen luidden als die van Maclean.
Mikailowitsj was een kolonel van het verslagen koninklijke zuidslaviese leger. Zijn staf was uit officieren daarvan gevormd en zijn aanhang bestond uit rechtsgezinde lieden. Oorspronkelijk vooral serviërs, hoewel Mikailowitsj later ook in Bosnië en Herzegowina aanhang kreeg. Tito was sedert 1937 sekretaris van de kommunistiese partij. Een arbeider, die om zijn politieke ideeën het grootste gedeelte van zijn leven door rechts vervolgd was. Wij zullen met beide tegenstanders nader kennismaken.
Tsjetniks en Partizanen bevochten de onderdrukkers slechts zeer korte tijd gezamenlijk, zij bleken al gauw ver van eensgezind. De eersten zagen de laatsten, als roden of als links gerichten, bijna als even erge vijanden als zij de duitsers toen nog beschouwden. De Partizanen beweerden dat de Tsjetniks verschillende malen hun posities aan de gemeenschappelijke vijand hadden verraden en een enkele keer zelfs een aanval van de duitsers tegen hen hadden ondersteund. Dit antagonisme wordt tenslotte zoveel sterker, dat de oorspronkelijke vijand Hitler voor de Tsjetniks een bondgenoot wordt tegen de rode landgenoten. Deze fase, waarin beide tegenstanders na altans een begin van gemeenschappelijk overleg uiteenwijken totdat zij vijanden zijn en in oorlog geraken, is zo belangrijk dat behoefte zal
| |
| |
worden gevoeld aan duidelijker gegevens.
Men kan ze o.a. vinden bij Stephen Clissold, de schrijver van Whirlwind, an account of Marshal Tito's rise to power, Londen 1947. Clissold is een man van ongeveer dezelfde oriëntatie als Maclean, duidelijk niet kommunisant. Hij kan niet verhinderen dat de feiten Mikailowitsj veroordelen maar poogt vooral diens lot als tragies te laten zien. Clissold vertelt dat Tito 20 oktober 1941 een aanbod van samenwerken doet aan Mikailowitsj op 12 overeen te komen punten. Het eerste punt behandelt de gezamenlijke operaties tegen de vijand, als hoedanig dan de duitsers en Neditsj, de serviese Quisling die er ook was, worden aangemerkt. Er wordt voorzien in de opzet van een gezamenlijke staf. Op 26 oktober komen de twee aanvoerders voor een bespreking samen. Tussen 20 en 26 oktober echter hebben de duitsers uit represaille de plaats Kragnjevatsj uitgemoord: 6000 inwoners worden met machinegeweren weggemaaid. Zoals hierna uiteengezet zal worden heeft deze verschrikkelijke misdaad het verloop van de bespreking tussen Tito en Mikailowitsj ongunstig beïnvloed. Op 2 november zijn de Tsjetniks bij Usjetse, waar zij een kleine wapenfabriek in handen hebben, al in het eerste gevecht met de Partizanen. Het wordt op den duur een strijd op leven en dood en de bevrijding van het land wordt de dood van de generaal. Hij wordt in 1945 ter dood veroordeeld en geëxekuteerd.
Deze onoverzichtelijke strijd om het land, waarin de duitse agressor, de quisling Neditsj, Mikailowitsj en Tito betrokken waren, wordt gevoerd terwijl de officiële regering vanuit Londen angstig toekijkt. Of zij ook scherp toekijkt en wel onderscheidt wat gaande is kan men het beste maar betwijfelen. In het andere geval namelijk moet men aannemen dat zij in reaktionaire gezindheid op Mikailowitsj gewed heeft en dus terecht haar kans op terugkeer verspeeld.
| |
| |
De moeilijkheden na de bevrijding zijn bekend. Er wordt als een duidelijke overgangsfiguur nog een regentschap gevormd. Maclean is bij de plechtige beëdigingen van de drie regenten aanwezig. ‘All three Regents, I noticed, swore loyalty to King Peter without batting an eyelid.’ Twee zuidslaviese vrienden vragen hem wat hij dacht van de ceremonie. ‘Als ceremonie,’ antwoordt Maclean, ‘liet het niets te wensen over...’ In november 1945 worden algemene verkiezingen gehouden voor een Constituante. Daarvan is de eerste daad, het koningschap af te schaffen en de Federale Volksrepubliek uit te roepen.
Wat de koning betreft, deze had zich populariteit verschaft door zijn houding tijdens de staatsgreep waarover straks meer. Deze geestdrift verflauwde evenwel toen hij lang genoeg in Londen gewoond had en zij lang genoeg in de bergen en bossen voor hun leven hadden moeten vechten. Daarenboven bleek hij, dat nemen wij bij voorkeur maar aan, volkomen vals geïnformeerd omtrent de oorlog in zijn vaderland. Hij benoemde Mikailowitsj op 7 december 1941, nadat Tito's poging om tot overeenkomst met hem te geraken mislukt was en er al een ernstig gevecht tussen Tsjetniks en Partizanen had plaats gevonden, tot brigade-generaal; op 11 januari 1942 tot minister van oorlog in zijn londense regering. Acht dagen later tot divisie-generaal. Zijn opgejaagde volk mocht voor de londense radio horen dat aan een van Mikailowitsj' kommandanten een soort Militaire Willemsorde was toegekend op het ogenblik dat deze, naar zij beter wisten, in het italiaanse hoofdkwartier woonde... In een ander geval was het nog gekker: de goede Peter liet omroepen dat hij een bepaalde Tsjetnikkommandant de Karadjordje Ster (iets hoogs) verleend had ongelukkig genoeg op dezelfde dag dat de moffen deze man het IJzeren Kruis opspeldden. De koninklijke verklaring tot verrader van een van Tito's kommandanten, op de radio ontvan- | |
| |
gen juist toen zij na een buitengewoon bloedige strijd in de bergen hun wonden likten deed de deur dicht. Maclean werkt nog aan een plan om de koning naar Servië te laten komen. Tito is er niet tegen, maar dan zal de jonge man als soldaat moeten komen. De staatsvorm van Zuidslavië zal na de oorlog wel uitgemaakt worden, zegt Tito. Maar de koning komt niet als Partizaan en zal ook niet later of anders terugkomen, om alle twijfel maar uit te sluiten. Tot zover de inlichtingen van Clissold en van een ooggetuige die konservatief parlementslid is en die ten overvloede van zichzelf verklaart niet behept te zijn met
‘likings for communists or communism’ (p. 231). Macleans Eastern Approaches kunnen onze belangstelling voor het zuidslaviese raadsel niet voldoende bevredigen, voornamelijk prikkelen zij die slechts. Hoe is het ontstaan van die strijd tussen twee verzetsbewegingen (die van Mikailowitsj is dit toch minstens in aanleg óók geweest) te verklaren? Was het de woeste kompetitie van twee rivalen of moeten er andere betekenissen in worden gezien? Wij zullen meer over Zuidslavië moeten weten.
Uitvoerige mededelingen verschaft het duitse Osteuropa-Handbuch, Böhlau-Verlag 1954. Het is door een aantal deskundigen samengesteld en van duitse degelijkheid. Een aanwijzing voor de ‘betrouwbaarheid’ van het boek, in de zin der bovenbedoelde limietstellingen, vormt het volgende. Over de voor en in Wereldoorlog II in Zuidslavië levende duitsers volgen uitvoerige mededelingen onder de titel ‘Schicksal der Deutschen’. Wat de duitsers te ondergaan hadden - het wordt een ‘Leidensweg’ genoemd - wordt uitvoerig vermeld. Nu zal de afloop van de oorlog inderdaad niet zulke prettige gevolgen voor zuidslaviese duitsers gehad hebben, maar rekening mag worden gehouden met het feit dat duitsers deze oorlog tegen het land waren begonnen en op een verraderlijke en wrede wijze. Dat zij hem
| |
| |
rücksichtslos hebben gevoerd, naar duitse trant, dat is dus met moord en brandstichting op grote schaal. En dat de duitsers de konskriptie van een deel van de manlijke bevolking bevolen hebben, een maatregel waarvan men de ontzaglijk ernstige konsekwenties maar even overdenken moet. Daartegenover nu staat in twee of drie regels vermeld wat de joodse zuidslaviërs ‘overkomen’ is. ‘Overkomen’ is onbedoeld een bizonder bijtende uitdrukking, beseft men als men in het Handbuch alleen maar leest dat er 86.000 joden waren in 1931 en dat dat getal in 1948 tot 6863 gedaald was. ‘Nach der Schreckenszeit des Krieges’ waren er nog maar 6863 zegt het Handbuch eenvoudig. Meer zegt het hierover niet. De betrouwbaarheid van het Handbuch in de zin van mijn limietstellingen lijkt mij hiermee voldoende verzekerd.
Wat men vooral moet weten, wil men de strijd tussen Tito en Mikailowitsj en de huidige toestand in het land begrijpen, is dat Zuidslavië vóór de oorlog een totalitair bestuurd land was, zoals ons het Handbuch leert. Van 1929 tot 1941 was er diktatuur. Een tijdlang heette de diktator ‘koning’, een tijdlang werd de diktatorsrol gespeeld door een prinsregent met een minister-president samen.
Koning Alexander ontbond op 6 januari 1929 het parlement. De grondwet werd buiten werking gesteld en ontbonden werden de socialistiese partijen en de partijen op religieuze of etniese grondslag. Het land krijgt de naam Jugoslavya (dat is Zuidslavië). Op 3 september 1931 komt er een nieuwe, absolutistiese grondwet. Op 8 november 1931 wordt de eerste nieuwe kamer gekozen; er is maar één lijst, de staatslijst, en de stemming is niet geheim. Lieden die zich verzetten roepen de boycot van deze verkiezingen uit. Op 9 oktober 1934 wordt de diktator Alexander met zijn gastheer president Barthou in Marseille vermoord door kroatiese
| |
| |
nationalisten. Op 11 oktober leggen kamer en senaat de eed van trouw op Peter ii af, zo ook diens drie regenten van wie prins Paul de eerste is. In 1935 wordt de kamer ontbonden en komen er weer verkiezingen. Nu mag er een tweede lijst zijn, die 1.1 miljoen stemmen krijgt tegen de regeringslijst 1.7 miljoen. Volgens de autoritaire kieswet van 1931 krijgt de oppositie 67 zetels voor haar 1.1 miljoen stemmen en de regeringspartij 301 zetels voor 1.7 miljoen stemmen. De oppositie trekt zich verbitterd terug, een rompparlement treedt op. Een soortgelijke verkiezingskomedie wordt in 1938 gespeeld. Dan behaalt de oppositie 1.3 miljoen stemmen tegen 1.6 miljoen en krijgt 61 zetels tegen 310.
Januari 1938: staatsbezoek aan Hitler van premier Stojadinowitsj (premier van 1935-1939).
Mei en juni 1939: staatsbezoeken van prins-regent Paul en zijn vrouw aan Rome en Berlijn. In april daaraan voorafgaand was Albanië door Mussolini onder de voet gelopen, een frisse jongen dus die Paul! De italiaanse aanval op Griekenland begint op 28 oktober 1940. Wij herinneren ons nog, dat het eerste intense genoegen dat wij aan de internationale verwikkelingen van dat jaar beleefden was dat de ellendige fascisten een jammerlijk figuur sloegen in deze strijd, nu hij eens niet tegen de halfbeschaafde etiopiërs en niet tegen het zeer kleine Albanië gevoerd moest worden. Maar ons genoegen was niet van lange duur: het was te voorzien dat Hitler dit italiaanse falen niet zou kunnen tolereren en dat dit ook gevolgen moest hebben voor Zuidslavië.
Op 4 maart 1941 komt de heer Paul weer eens bij Hitler. Hij wil zich wel bij de as Duitsland, Italië en Japan aansluiten maar zonder militaire konsekwenties. Op 25 maart wordt deze aansluiting te Wenen getekend. Dan is er al reaktie in het land.
27 maart 1941: staatsgreep van Simovitsj, het regentschap wordt aan de kant gedaan, de 17-jarige Peter wordt
| |
| |
meerderjarig verklaard en op de troon getild. Hitler besluit Zuidslavië van de kaart te vegen en Italië en Hongarije gaan op zijn voorstel in om de pret mee te maken. Dit kan men lezen in de neurenberger dokumenten. De integere hongaarse premier Teleki, die een paar maanden tevoren een vriendschapsverdrag met Zuidslavië ondertekend had, pleegt zelfmoord. Bulgarije zal niet aan de aanval meedoen maar stelt troepen ter beschikking voor de bezettingsgenoegens die spoedig zullen volgen.
Zuidslavië sluit in de nacht van 5 op 6 april nog haastig een vriendschaps- en niet-aanvalsverdrag te Moskou met de Sovjet-Unie Rusland maar de volgende ochtend vroeg - het is een prachtige zondagmorgen - komt de Luftwaffe zonder waarschuwing Belgrado in brand gooien. Onze gezant te Belgrado van 1946-1953, ir. C.M. Dozy schrijft hierover: ‘Het kon zeer metodies gebeuren daar er geen afweer bestond. Eerst werd de waterleiding vernield; daarna volgden brandbommen en landmijnen die met niet te blussen branden hun werk deden.’ (Roemenië, Joegoslavië, Bulgarije, verleden en heden, Nijhoff 1956.) Waarom deed Hitler dit? Allereerst uit persoonlijke wraak zegt Dozy, omdat men bij de omwenteling zijn portret in de straten van Belgrado had verbrand. Verder omdat zijn strategiese plannen, de goed-voorbereide inval in de Sovjet-Unie, in de war gestuurd waren, aldus ook Dozy. Werd, tussen haakjes, meneer Von Kielmannsegg toen óók meteen samenzweerder tegen Hitler? Nee. Hij bleef officier, want het liep nog lekker met Hitlers oorlogsmachine. En daarom had hij doodgeschoten moeten worden. En daarom, èn omdat hij zich later als kommandant van de navo in Nederland heeft durven neerzetten, zou dat verzuim eigenlijk goedgemaakt moeten worden.
Een kleine pauze in de beschrijving van deze zuidslaviese geschiedenis benut ik door eraan te herinneren dat de oorlog
| |
| |
van Midden-Europa tegen Rusland door Midden-Europa gewild en voorbereid is en niet om wat de Musserts en andere westeuropese onderkruipers voorgaven: omdat Rusland het Westen bedreigde. Verder moet even aandacht worden gevraagd voor de veldmaarschalken, generaals, kolonels en andere moordenaars die het beulswerk lieten verrichten. Voor de officieren en manschappen die Zuidslavië eksekuteerden op die mooie zondagochtend en die niet in hun lutherse of roomse kerken zaten, waar ze hoorden. Stellig zullen er op de vliegvelden, in de kantines of tussen de bommenrekken wel wat dienstjes gepleegd zijn door zogenaamde veldpredikers en aalmoezeniers. Het bidden van die eerwaarde heren is naar mijn mening vloeken geweest. Goed bedoeld vloeken hoop ik nog, maar dom en evengoed godslasterlijk vloeken. En dan nog deze kleine gedachte om mee naar huis te nemen: de duitse eksekuteurs, beulsknechten, sergeanten en kolonels die de door hen begonnen oorlog tot ons leedwezen hebben overleefd, vormen nu de ruggegraat van het nieuwe duitse leger waar een rampzalige regering ons in de navo mee heeft verbonden. En nu terzake.
Na de veldtochten van 1941 bevinden zich in het land dus de duitse overwinnaars. Zij nemen direkt maatregelen die de oude droom van het ‘joegoslavisme’, in 1919 werkelijkheid geworden, moeten vernietigen. Slovenië wordt verdeeld tussen Duitsland en Italië en Macedonië als beloning aan Bulgarije gegeven.
Wat van Servië overblijft wordt een duits protektoraat. Kroatië, waarbij Bosnië-Herzegowina wordt ingelijfd, wordt tot een onafhankelijke staat uitgeroepen. De koningskroon wordt aangeboden aan een zogenaamde prins uit het zogenaamde huis van Savoye, de zogenaamde hertog van Spoleto, die het aanbod aanvaardt. Toch blijft Spoleto, of
| |
| |
Savoye, hoe moet men de lummel noemen liever pret maken in Rome, zijn hoofdstad Zagreb laat hij graag over aan het kroatiese Führertje Ante Pavelitsj. Dit heer, een van de aanstichters van de koningsmoord in 1934, heeft in oktober 1941, in vier maanden tijds dus, al 140.000 serven en joegoslavies gezinde kroaten afgemaakt en wordt dan door de Paus in partikuliere audiëntie ontvangen. Deze kroatiese Mussert heeft met zijn wa en Landwacht, de Ustase geheten, vooral in Bosnië het kwaadste schrikbewind uitgeoefend dat het land ooit gekend heeft. Onvoorstelbaar wreed werd jacht gemaakt op serven, kommunisten en andere linksen en, om de duitsers een plezier te doen, ook op joden. Hierover volgen straks meer inlichtingen, nu kan ik beter eerst even letterlijk aanhalen het konservatieve britse parlementslid Maclean: ‘De Ustase waren vurige roomskatholieken. Nu dezen tenslotte in een positie waren om het te doen likwideerden ze de grieks-ortodokse kerk in hun land. Ortodokse dorpen werden geplunderd en hun inwoners vermoord, ouden en jongen, mannen, vrouwen en kinderen. Ortodokse geestelijken werden gemarteld en vermoord, ortodokse kerken ontheiligd en verwoest, soms afgebrand met de krijsende gemeente er in; dit laatste vooral was een specialisme van de Ustase.’
De Mussert van het ‘protektoraat’ Servië is de al genoemde generaal Neditsj, door de ‘beschermers’ benoemd tot ‘President van de Raad’. Hij was vóór de ramp des konings minister van oorlog, een echte militarist die zich onder duitse bescherming tot niemands grote verbazing ontmaskert als een vurige fascist. De Neditsj-fascisten zijn minder bloeddorstig dan hun geestverwanten in Kroatië. Zij zijn godsdienstig anders georiënteerd, laten wij voor de rooms-katolieken hopen dat deze omstandigheid daar niets mee te maken heeft en laten wij voor de ortodoksen hopen dat het omgekeerde het geval is. Overigens liegt hun vervolgingsaktiviteit er ook niet om.
| |
| |
Dan is er Mikailowitsj met zijn aanhang. Over hem eerst een bron van links: The Treason of Mikailowitch. De bron laat zich helaas niet in de bovenbedoelde polaire positie gebruiken, hoewel de bron is uitgegeven door de zuidslaviese informatiedienst te Londen (1945). Er staat namelijk geen enkel goed woord in over de generaal. Van dit boek laat ik de ‘commentary’ dan maar links liggen en ik beperk mij tot de bestudering van de vertalingen van 81 militaire dokumenten. De bladzijden van Mikailowitsj' handschrift in faksimile moet ik overslaan omdat mijn servies wat zwak is.
Het mag waar zijn dat de meeste rapporten, bevelen en mededelingen niet door Mikailowitsj zelf zijn ondertekend (sommige zijn dat wel) maar dan zijn ze toch van de hand van door hem aangestelde en opgestelde kommandanten, hetgeen wèl uit stukken van Mikailowitsj zelf blijkt; zie een gevechtsorder van 27 mei 1944. Ook zijn de rapporten die ons interesseren vaak tot Mikailowitsj gericht.
Al de uitgekozen dokumenten behandelen de strijd tegen de Partizanen. Vele refereren daarbij aan betrekkingen met de duitsers. Er is trouwens een dokument bij van de duitse Prinz Eugen-divisie (22 jan. 1944), een divisie-bevel waarin men o.a. leest: ‘Verhaltung zu Tsjetniks wie zu Mitkämpfern, kameradschaftlich anerkennend, aber nicht würdelos erbieterisch. Keine politischen Gespräche mit ihnen!’ Dit laatste deel van het bevel hoeft geen verwondering te baren. De duitsers hebben de konservatieve en fascistiese zuidslaven tegen de Partizanen willen gebruiken zonder evenwel van plan te zijn later het joegoslavisme, dat de landverraders zeker méde zal hebben bezield, een kans te geven. De dokumenten zijn trouwens veel minder van belang voor het aantonen van militaire kollaboratie en van verraad door Mikailowitsj en zijn Tsjetniks: meer doordat zij een en ander omtrent datgene wat de Tsjetnik-beweging naast en met het joegoslavisme eigenlijk bezielde, onthullen.
| |
| |
Punt 3 van Mikailowitsj' instrukties van 20 december 1941 blijkt te luiden: een van de doeleinden van de Tsjetniks is de inlijving in een Groot-Zuidslavië van tot nu toe onder duitse of italiaanse heerschappij staande gebieden Triëst, Gorica, Istria en Koruska, benevens van Bulgarije en Noord-Albanië, met inbegrip van Skadar. Punt 5 luidt: de zuivering van de Sandzak van zijn moslem-bevolking en Bosnië van de moslems en de kroaten. Punt 5 zal de duitsers weinig geïnteresseerd hebben, het genoemde punt 3 zoveel te meer.
Na vijf punten volgt de verklaring dat samenwerking met kommunisten of Partizanen niet mogelijk is ‘aangezien dezen vechten tegen de dinastie en voor de verwezenlijking van een sociale revolutie, die nooit ons doel kan zijn, daar wij uitsluitend strijden voor koning, vaderland en een vrij volk’.
Een konklusie van de konferentie van de intellektuele jeugd van de Tsjetniks op 1 dec. 1942 is vermeldenswaard: de Tsjetnik-organisatie moet, ook na de vrede, zolang als nodig is de enige staatsautoriteit zijn in Zuidslavië, naast een monarchie; de grenzen van het toekomstige Zuidslavië moeten alle gebieden omvatten waarop wij een histories recht hebben, maar die ons ontnomen zijn. Behalve met historiese overwegingen zal echter ook met ‘etniese, politieke, ekonomiese en strategiese’ argumenten rekening moeten worden gehouden; in dit toekomstige Zuidslavië zullen alleen serven, kroaten en slovenen leven en zullen geen nationale minderheden bestaan. In punt 7 heet het, dat de kerk losgemaakt moet worden van het Vatikaan; dit is dus een tipies servies, in zekere zin anti-kroaties punt. Pavelitsj en de Paus, die hem in audiëntie heeft ontvangen, zullen dat punt in de ogen van de ortodokse serven verdiend hebben.
En wie was Tito? Van afkomst een kroaat en een kommu- | |
| |
nisties arbeider. Deze beide gegevens maken zijn joegoslavisme nogal opmerkelijk. Hij wil aan de ene kant niet zozeer een kroaat zijn maar zuidslaviër. Hij wenst aan de andere kant dat zijn land geen ondergeschikt deel wordt van een russies-kommunisties gemenebest, hij wil zuidslaviër blijven. Hij verruimt zijn perspektieven tot Zuidslavië en beperkt ze daartoe.
In het koninkrijk van de serven, kroaten en slovenen van 1920 kwam de kommunistiese arbeiderspartij bij de eerste verkiezing met 59 zetels als derde uit de stembus (Dozy, blz. 89). Als de diktatuur komt, wordt deze partij verboden en aan het feit alleen van zijn kommunisme heeft Tito (toen nog Josip Broz) te danken dat hij vijf jaren in een van de gevangenissen van diktator-koning Alexander mag doorbrengen. De kommunisten worden scherp vervolgd. Dit feit moet men in aanmerking nemen als men de volgende verwijten weegt die de aanhangers van zijn tegenstander tegen de Partizanen willen doen gelden: zij hebben een afwachtende houding aangenomen tot Duitsland ook Rusland de oorlog aandeed. Het boek van de Tsjetnik Branko Lazitsj, La tragédie du général Draja Mikailovitch (Editions du Haut-Pays, 1946) doet daar met genoegen een boekje over open.
Inderdaad heeft het centrale komitee van de kp nog in mei 1941 vastgesteld dat de kommunisten een afwachtende houding zouden aannemen, dat is een paar weken na de duitse inval. Mikailowitsj vocht toen alweer: op 28 mei had hij zijn eerste ‘illegale’ botsing met duitse troepen. Voor Mikailowitsj is het militaire bedrijf een handwerk waar hij zich zijn hele leven lang voor heeft laten opleiden. Voor Tito is de zaak anders. Tot 27 maart van dat jaar - de staatsgreep - heeft hij met zijn aanhangers ondergronds moeten blijven, gedwongen door diezelfde rechtsorde waar Mikailowitsj voor wil vechten. Het is niet onbegrijpelijk dat er voor Tito en de zijnen een en ander nodig is om ze georganiseerd en
| |
| |
wel in de strijd te krijgen. Zij komen trouwens niet meer dan een week of zes achter Mikailowitsj aan want op 7 juli hebben de Partizanen hun eerste treffen al met de duitsers.
Over deze kwestie is overigens een interessant licht geworpen toen men tijdens de breuk met Moskou dokumenten voor de dag ging halen. Wij weten nu dat er tijdens de oorlog al spanningen bestonden tussen Tito en Stalin. De laatste was ontevreden omdat de Partizanen met hun akties waren begonnen voordat zij daar toestemming toe hadden gekregen van Moskou. Tito heeft zich, totdat de rode legers er zelf waren, herhaaldelijk ernstig beklaagd over het uitblijven van hulp. In een zeker joegoslavisme komt Tito met Mikailowitsj overeen. Als het gaat over de diepere grond, het nut, het wezen daarvan staan zij als vijanden tegenover elkaar.
Tito: de man uit het grote, zeer arme plattelandersgezin, ekonomies helemaal onder de (toen nog hongaarse) grootgrondbezitter. Slotenmaker, hulpkelner, kommunist, gevangene, vervolgde. Mikailowitsj: de jongen van goeden huize. Goede school, op zijn zeventiende jaar naar de militaire akademie. Van hem is bekend, dat hij als jongen al geestdriftig was voor de heldhaftige historie van wat hij ziet als zijn volk. Hij ontleent er voor zijn beweging de dappere naam Tsjetniks aan. Voor hem heeft die naam geklonken als, bijvoorbeeld in ons land de naam Geuzen voor Gerretson. Tito kan daarentegen terecht lak hebben aan de historie, die diepe armoede en volkomen afhankelijkheid betekent van wat hij ziet als zijn volk: zijn klasse. Aan de ene kant hebben wij de man die tenslotte voor zijn stand opkomt en aan de andere kant de man die tenslotte voor zijn klasse vecht. Mikailowitsj vecht zelfs voor zijn kaste en om de gefrustreerde grandeur militaire... Als de Tsjetnik Lazitsj oratories vraagt waarom zijn meester heeft gevochten, antwoordt hij zelf: ‘il poursuivit le chemin historique des ser- | |
| |
bes.’ En Tito, zegt Lazitsj: ‘ne s'intéressait pas du tout à la conservation biologique du peuple...’ Lazitsj vergelijkt de motieven die de Partizanen dan wèl hadden met die van de internationale brigades in de spaanse burgeroorlog. Scherper meent hij zijn tegenstanders niet te kunnen diskwalificeren, maar intussen heeft hij zich daarmee bij ons als fascist geïdentificeerd.
We zien tegenover elkaar staan de geboren officier en de geboren leider. ‘Geboren’ betekent in het laatste geval meest kwaliteit, in het eerste persoonlijke maatschappelijke konditie... In deze tegenstelling koos de geboren officier in toenemende mate de zijde van De Europese Vijand van 1932-1945 (die dezelfde zal zijn van over niet te veel jaren): Duitsland.
Over die diepere grond van de tegenstelling is ook al het een en ander gezegd bij de bespreking van Macleans boek, maar het kan geen kwaad nog een ogenblik door te graven. Maclean ziet dat de verwijdering vooral aldus ontstaan is: als in de jaren 1941 en 1942 de duitsers overmachtig zijn, willen dezen als goede duitsers, of zij luthers zijn, rooms of ss'ers, alle verzet perfekt neerslaan. Steden en dorpen worden verwoest, burgers vermoord, men kent het recept van de Speidels. Op deze germaanse furie nu reageerden beide groepen waar wij ons voor interesseren verschillend. ‘In het verschil van reaktie ligt de verklaring voor veel dat later volgt,’ aldus Maclean. De Partizanen weigeren de taak die zij zich gesteld hebben op te geven. Zij tellen hun eigen levens niet en menen dat ook de burgers zich als in de frontlinie moeten beschouwen. Als de duitsers voortgaan met de burgers te doden en dorpen plat te branden, zullen zij slechts des te vaster besloten voortgaan met het opblazen van bruggen en het aanvallen van transporten. De Tsjetniks daarentegen buigen voor het geweld. De vrijheid waarvoor zij als echte konservatieven vechten, betekent de waarborg dat zij- | |
| |
zelf, en in de toekomst hun zonen, van hun bezit en hun andere vormen van macht ooit in een autonome nationale eenheid zullen kunnen leven. Deze opvatting van vrijheid houdt in dat zoveel levens verloren zouden kunnen gaan en zoveel bezit vernietigd kan worden dat strijd geen zin meer heeft. Als onder een duitse overheersing dan dood moet wat joods en rood is, maar het biologiese leven van de pure ingezetenen wel gewaarborgd lijkt, als er voor een nieuwe uitbloei in de toekomst altans énig nationaal leven, dit hoogste goed, bewaard zou kunnen blijven, zij het in een folkloristiese verkleding (voor duitse toeristenwijven, Handbuch-geleerden en de ufa) en zonder echte onafhankelijkheid;
wanneer het partikuliere eigendom nog een beetje mag blijven floreren - wel, dan heeft verzet dat dit alles in de waagschaal plaatst weinig zin meer. In het kort: de Tsjetniks waren konservatief en vochten dus om te konserveren zolang er nog wat te konserveren scheen. Dit was eerst de grondslag van hun strijd, en het werd de aanleiding tot hun kollaboratie later. Een verschijnsel dat de aandachtige beschouwer, mutatis mutandis, in alle bezette gebieden heeft kunnen waarnemen.
C.M. Dozy zegt het duidelijk op blz. 100: ‘Mikailowitsj was vóór alles een serviese nationalist, trouw aan het koningshuis en vasthoudende aan de gedachte dat ook in de toekomst, na de oorlog, Servië de joegoslaviese eenheidsstaat moest domineren. Zijn land had, meende hij, al genoeg bloed vergoten door weinig betekenende schermutselingen tegen een overmachtige vijand die onmiddellijk overging tot de scherpste represailles tegen de burgerbevolking voor elke aanval op zijn troepen en verbindingen. Hij beschouwde de organisatie van de Tsjetniks als een instrument om wanneer het zover was het koninkrijk Joegoslavië, met Servië als onbestreden leidende macht in het zadel te helpen.’ En verder: ‘Ook uit de vele gegevens die na de
| |
| |
breuk met Moskou in 1948 gepubliceerd zijn, krijgt men de indruk, dat aan Tito's partizanenstrijd inderdaad zuiver nationaal-patriottiese motieven ten grondslag lagen. Vandaar dat die strijd steeds door Moskou met lede ogen aangezien is en elke hulp van die zijde uitbleef.’ ‘Tito is een kroaat en zijn volgelingen waren in de aanvang geheel gerekruteerd uit de kommunistiese gelederen, hoofdzakelijk uit kroaten en slovenen bestaande. Voor Mikailowitsj was dit een bewijs, dat die Partizanen een groter gevaar voor zijn land opleverden dan de troepen der As-mogendheden die, naar zijn oordeel, vroeger of later wel door de westerse Geallieerden verslagen zouden worden.’ Even later: ‘Mikailowitsj was daartegenover de exponent van de terugkeer naar vroegere tijden en hij had met zijn Tsjetniks de oorlogvoering van de Partizanen waar hij kon bemoeilijkt en in gevaar gebracht. Dit zijn de nuchtere feiten, die niets te maken hebben met de eerlijkheid of de waarde der gevoelens, die beide tegenstanders bezielden (p. 101).’
Op blz. 102: ‘Het Partizanen-verzet was oorspronkelijk georganiseerd door het initiatief van de kommunistiese partij, maar evenals reeds voor de oorlog de groei van die partij minder te danken was aan enthousiasme voor de Marxistiese beginselen dan aan nationaal-patriottiese idealen, zo werd ook de groei van de Partizanenlegers in sterke mate bevorderd door de pogingen die de bezetters en de kroatiese ustashis aanwendden om de slaviese eenheidsgedachte te breken. Zeer sterk kwam dit naar voren bij de dalmatiërs, raszuivere slaven die van het kommunisme niets moesten hebben maar gewillig huis en haard verlieten om zich in de bergen onder Tito's vaandel te scharen.’
Ten overvloede citeer ik uit het al genoemde Handbuch (p. 123) prof. dr. Jozef Matl, uit Graz, over Mikailowitsj: ‘Durch seine Zurückhaltung im Kampf gegen die Besatzungsmächte und die damit zusammenhängende Entschei- | |
| |
dung der westlichen Alliierten für Tito wurde Mikailowitsj schliesslich (...) gegen seinen Willen zum Verbündeten der deutschen Wehrmacht (...).’
Wij herkennen niet zonder amusement nog wel meer overeenkomsten met situaties in ons eigen bezet gebied dan die waarop wij hiervoor opmerkzaam maakten. Vooral toen de oorlog er bijna opzat, bemoeiden zich bij ons hoe langer hoe meer militairen met het gewapende verzet. De bedoeling van veel van deze mensen was beslist niet zozeer om te vechten. Wel om iets van het krediet van het verzet op het conto van de grandeur militaire geschreven te krijgen - benevens dan om nà de oorlog zo gauw mogelijk weer de (oude) orde in te stellen en te handhaven. Ook in Nederland werden tegen het einde de Partizanen met waanzinnige direktieven van de hand van uit de grond verrezen militaire meerderen van hun eigenlijke oorlogswerk gehouden. De manier waarop de Tsjetnik Lazitsj spreekt over de Partizanen lijkt verrassend op de toon die wij in de oorlog bij ons een enkele keer over kp'ers en rvv'ers mochten beluisteren. Lazitsj heeft het over ‘la particularité des conceptions militaires des Partisans’, hun strijd had geen ‘objectif militaire’ zegt de idioot. Zij zouden door hun ‘incompétence militaire’ de duitsers aangemoedigd hebben tot represailles. Mikailowitsj, zegt de fascist Lazitsj, was zo verstandig geen grote strijd te wagen zolang de geallieerden niet in Europa waren geland. ‘Le mouvement de Tito, par contre, poussait à l'action complète, sans prêter attention aux victimes du peuple, car une pareille action obligeait tous ceux qui n'étaient pas d'accord avec le mouvement des Partisans à s'engager dans le camp opposé et à se faire connaître comme tels.’ Het is of ik een hoge officier in de od, die zich sedert september 1944 met het nederlandse verzet bemoeide, hoor spreken.
| |
| |
Zo kon in 1943 en 1944 de aktiviteit van de Partizanen stijgen en de strijdlust bij de Tsjetniks verflauwen. Degenen onder de laatsten die werkelijk wilden vechten, meldden zich regelmatig bij de Partizanen. De anderen demoraliseerden door hun gebrek aan aktie en hun vergaande tegemoetkoming (‘om te bewaren’) aan de vijand. Deze Tsjetniks zagen tipies geen derde mogelijkheid. Zij stelden zich na verloop van tijd dus in grote groepen onder de bevelen van de vijand en diens Quislings Neditsj en Pavelitsj.
Hoe prachtig duits deze Tsjetniks op den duur worden blijkt uit een rapport van 13 februari 1943 aan Mikailowitsj van zijn majoor Radislav Djuritsj:
‘Sandzak Tsjetnik Detachement.
De operaties zijn volgens plan uitgevoerd. Alle eigendommen zijn vernietigd, behalve het vee, graan en hooi. De volledige uitroeiing van de moslembevolking werd tot uitvoering gebracht zonder aanzien van leeftijd of geslacht. Onze verliezen bedroegen: 22 doden, 32 gewonden. De moslems verloren 1200 strijdbare mannen en ongeveer 8000 anderen: oude mannen, vrouwen en kinderen. Men neemt aan, dat er 2000 gevlucht zijn naar de Cajuice en dat enkelen erin geslaagd zijn de Drina over te steken vóór onze mensen hun de pas af konden snijden. De rest van de bevolking is uitgeroeid. Het moreel van onze troepen is zeer hoog. Enkele eenheden met hun aanvoerders, betoonden grote manhaftigheid en verdienen alle lof.’
Zo werd de Sandzak gezuiverd. Als Tito's troepen hier echter terugkomen zakt het schitterende moreel als het kwik in de barometer bij een cykloon: de manhaftigen vluchten na zeer korte strijd. Djuritsj valt later onder de messen van de Ustase, de fascisten van de konkurrentie.
Ook de geallieerden merken zelf dat het hoe langer hoe
| |
| |
slechter gaat met de Tsjetniks. Zij werden goed bevoorraad maar resultaten bleven uit. Met name het verkeer van de Belgrado-Saloniki spoorweg werd nimmer onderbroken, klaagt Maclean, en dat was al het minste dat van hen gehoopt werd. Andere britse waarnemers (er was ook een britse militaire mission bij Mikailowitsj) berichten dat sommige afdelingen in Montenegro en Bosnië zij aan zij vechten met de duitsers en italianen. Maclean komt hoogstpersoonlijk een keer in het vuur van Tsjetniks en Partizanen. Een akademies historicus die zich toevallig onder de britse intelligence-officieren bevindt, verzamelt en bestudeert Tsjetnik-korrespondentie en schrijft, aldus Maclean, hier een zó afdoend rapport over, dat de geallieerden Mikailowitsj moeten laten vallen. Het hoofdkwartier Middle East geeft de generaal nu een bepaalde opdracht en een termijn binnen welke hij zich daarvan moet kwijten. Als ook dit ultimatum niets oplevert, wordt de mission teruggetrokken en het droppen gestaakt.
In het Lagerhuis verklaart Churchill hierover later: ‘The reason why we have ceased to supply Michailowitch with arms and support is a simple one. He has not been fighting the enemy, and, moreover, some of his subordinates have been making accomodations with the enemy.’
Koning Peter maakt in 1944 het gebaar openlijk met Mikailowitsj te breken en zijn volk op te roepen Tito bij te staan. Maar het is te laat. Dat wil zeggen, voor de koning.
Na de val van Belgrado in oktober 1944 vallen de zuidslaviese nsb-regeringen in elkaar door gebrek aan hulp van de vijand. Tito verleent amnestie aan het gros van de Tsjetniks, die daarvan in groten getale gebruik maken. Anderen trekken met de duitsers terug. De aanvoerders moeten terechtstaan en Mikailowitsj wordt op 15 juli 1946 ter dood veroordeeld. Pavelitsj vond een goed heenkomen naar Argentinië, bij Peron en Eva. Hij zal wel niet meer in parti- | |
| |
kuliere audiëntie op het Vatikaan zijn ontvangen. Eva is dat wel. Die kan zijn groeten hebben overgebracht.
De duitsers het land uit, een heersende klasse onttroond, de koninklijke diktatuur aan de kant gezet en Tito aan de macht. Het laatste betekent dus verandering van diktatuur in Zuidslavië. Er is niet direkt aanleiding zich zorgen te maken. Waarom zou het erger zijn dat nu zuidslaviese aristokraten en gegoede burgers in ballingschap leven, dan dat vroeger de socialistiese arbeiders naar het buitenland moesten vluchten? Als er niets meer te vermelden zou zijn, dan zou ik dit opstel willen besluiten met de uitspraak dat ik aan Mikailowitsj de nederlaag gun en Tito de overwinning. Dat is een uitdrukking van mijn voorkeur, die niet wegneemt dat ik elke vorm van absolutisme lager stel dan elke vorm van demokratie. Maar er is wèl meer het vermelden waard.
Tito is een kommunist. Het kommunisme is een geloof. De tegenstelling die tussen Tito en de paus van het Kremlin bestond en die al weer mooi opleeft, is een koude godsdienstoorlog. Als niet-kommunist beschouw ik die met dezelfde ogen waarmee de turk van enige eeuwen geleden zou hebben waargenomen hoe calvinisten en roomsen met elkaar omgingen. Deze moslem hoefde alleen maar partijdig te worden wanneer en zodra hij bij een der tegenstanders de neiging tot het houden van kruistochten zou bespeuren.
Nu geloof ik op het ogenblik niet aan het gevaar van zuidslaviese en zelfs niet aan dat van russiese kruistochten in onze richting. Het zijn de russen geweest die in de laatste anderhalve eeuw te lijden hebben gehad onder westeuropese, vooral duitse legioenen op hun grondgebied, het is niet andersom. Het lijkt mij waarschijnlijker dat de volgende kruistocht weer in oostelijke richting gaan zal. Met het motief, het russiese kolonialisme te bestrijden. In sommige
| |
| |
aan de ussr grenzende gebieden bestaat, dat lijkt mij niet aan twijfel onderhevig, een zeker russies-kommunisties kolonialisme, misschien met panslavistiese karaktertrekken, wellicht gestuwd door militair imperialisme. Nu ben ik in zoverre een terecht verdachte persoon dat ik kolonialisme ten aanzien van europeanen niet afschuwelijker vind dan tegenover gelen of zwarten. Terwijl verder, zoals ik aan het begin van dit opstel al bekende, een ortodoks, negentiende-eeuws kolonialisme voor de landen die met Hitler de Sovjet-Unie hebben overvallen en gebrandschat - ik denk aan Hongarije en Bulgarije - mij niet bizonder kan ontroeren. Tenminste voor een zekere tijd. Ik geef toe dat het één keer weer afgelopen moet zijn; maar niet voordat er garanties aanwezig lijken te zijn, dat de geschiedenis zich niet zal herhalen. Tot zolang dus maar liever enige diktatuur.
Maar is Tito een kommunist? Hij staat er zelf op zo te heten, maar ook Luther noemde zich nog jaren nadat hij zijn stellingen had aangespijkerd en andere ketterse daden verricht had rooms. Het behoort niet tot de taak die ik mij met dit opstel oplegde, de geschillen tussen Tito en Moskou te bestuderen, ik geef alleen enkele punten aan.
Op 28 juni 1948 stoot de Kominform de joegoslaviese kommunistiese partij uit. Het is, zegt Dozy, interessant nog eens de namen te lezen van hen die dit vonnis ondertekenden: Zhdanov (Rusland; stierf enige maanden later onder nog niet opgehelderde omstandigheden), Kostov (Bulgarije; anderhalf jaar later als verrader en imperialistiese spion opgehangen), Anna Pauker en Vasile Luca (Roemenië; later als kontrarevolutionairen uit de partij gestoten en veroordeeld), Farkas (Hongarije; later veroordeeld), Slansky en Gminder (Tsjecho-Slowakije; later gevonnist). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er ook rechters bij waren die later niet zijn gevallen.
Tito wordt zelf door officiële woordvoerders een kapitalis- | |
| |
tiese spion, een verrader genoemd. Subversieve akties volgen, ekonomiese boycot, intimidatie van het zuidslaviese volk. De boekjes die van weerskanten opengedaan worden onthullen de merkwaardigste zaken en verhoudingen. Een vlijmkoude oorlog van zeven jaren breekt uit.
Maar Stalin gaat dood, het xxste partijkongres wordt gehouden, de sfeer wordt anders. Op 2 juni 1956 komt Chroesjtsjow een bezoek aan Belgrado en de ekskuses brengen. Molotow, Tito's hartsvijand, wordt op een zijspoor gerangeerd. De uitspraken in processen tegen ‘titoïsten’ in verscheidene satellietstaten worden herroepen, de gehangenen gerehabiliteerd, de Kominform ontbonden. De destalinisatie gaat tekenen van ontkolonisering vertonen. Chroesjtsjow brengt Tito een nieuw bezoek en Tito reist opeens af naar De Krim. Het is oktober 1956 en november 1956 volgt. De geslaagde poging van Polen en Rusland tot zekere ontkolonisering, de mislukking en de tragedie in Hongarije.
De weg naar de oude tegenstellingen is alweer ingeslagen. Albanië, het stalinistiese bolwerk dat Stalin er in 1948 het eerst van heeft weten te overtuigen dat Tito een verrader was, dat van alle satellietstaten de breuk met Zuidslavië het laatst heeft hersteld, hervat de koude oorlog al in december 1956. Drie ‘titoïstiese spionnen’, onder wie een joegoslaaf die in de oorlog het verzet in Albanië mee geleid heeft, worden terechtgesteld. Moskou heeft hier natúurlijk weet van. Moskou verbiedt ook aan Kadar om het pakt tussen Gerö en Tito te laten uitvoeren. Het is alweer bijna zo als het vroeger was.
De bewondering, die men voor Tito zal hebben gekregen bij het lezen van de zuidslaviese oorlogsgeschiedenis (zelfs als men zich tot de verslagen van diens tegenstanders beperkt heeft) wordt nog groter als men ziet hoe hij zich tegen het almachtige Rusland teweer heeft gesteld en stelt.
| |
| |
Ik kies met dat ‘almachtige’ geen epiteton om er mee te overdrijven. Volgens Chroesjtsjow, in zijn rede ter ontluistering van Stalin, heeft deze laatste over Tito gezegd: ‘Ik hoef mijn pink maar te bewegen - en er is geen Tito meer.’ Militair was de toestand inderdaad zo. Zuidslavië werd begrensd door verschillende het land niet vriendschappelijk gezinde en geheel aan Rusland onderhorige naties. Het is niet te veel gezegd dat het land zich bedreigd kon voelen door de militaire kolos aan zijn grenzen die het trotseerde.
Het bewonderenswaardige is, ten eerste, dat het land niet door de knieën ging en ten tweede, dat het zich niet door paniek heeft laten korrumperen en Amerika niet in de armen gevlogen is. Heeft het gedaan wat wij, die ons nog niet tegenover een twintigste part van dezelfde dreiging bevinden, doen? Heeft het dan in godsnaam de moordenaars van Kragnavatsj en duizend andere plaatsen, ss'ers en gewone Speidels weer gerehabiliteerd door ze als bondgenoten aan te trekken? Heeft het maar weer snel een bondgenootschap gesloten met de Duivel van gisteren tegen de Beëlzebub van morgen?
De nederlander die ziet wat het ekonomies veel kwetsbaarder Zuidslavië deed en bereid is weer te doen tegenover een twintigmaal reëlere bedreiging dan waartegenover hij zelf staat, wordt bloedrood van schaamte over zijn regering, over zijn pers, over zijn volk.
Het is intussen 1961. De kroatiese nazi's blijken niet alleen in Rome, in Spanje en bij zuidamerikaanse diktatoren gastvrijheid te ontvangen. Zij vormen met sudetenduitsers en andere verliezers van de oorlog, die eens dachten de oorlog al gewonnen te hebben, een infektueuze haard in het toch al zo weinig genezen West-Duitsland. In november arresteert de duitse politie in München de zuidslaviër Vracaritsj. Op grond waarvan? Hij wordt ervan beschuldigd tijdens de
| |
| |
oorlog in zijn vaderland twee duitse soldaten te hebben gedood. Maar hier zit toch geen probleem in nietwaar? De duitsers vallen met weergaloze moorddadigheid het land van meneer Vracaritsj binnen; zij maken tienduizenden slachtoffers onder mannen en vrouwen en kinderen; zij geven daarbij de nazi's van het land zelf de gelegenheid dit aantal slachtoffers te verdubbelen; kortom het is de totale oorlog van het fascistiese beest. Wat doet meneer Vracaritsj? Wat hij als vrij man móet doen voorzover hij het kan: hij verdedigt zijn land en zijn volk. Hij ziet kans om twee van de invallers onschadelijk te maken. Dat is weinig, veel te weinig, want het is eenvoudig onrechtvaardig dat er nog duitsers zijn die deze veldtocht overleefd hebben.
Maar in november 1961 voelt een beiers openbaar ministerie zich alweer sterk genoeg om de man die zich tegen moordenaars verzet heeft en die de brutaliteit heeft gehad het er levend af te brengen te laten arresteren. De wereld gromt en meneer Vracaritsj is na enige tijd weer op vrije voeten gesteld. Maar het feit dat de duitse rechterlijke macht toch maar even weer geprobéérd heeft, is bizonder sprekend. En veertien dagen later jagen de kroatiese ex-nazi's elders in Duitsland een zuidslaviese consul weg.
|
|