‘Ik wel,’ viel Monge Axel bij. ‘Ik denk eigenlijk altijd wat ik wil worden, wie ik later wil zijn, bedoel ik, en niet wie ik ben.’
Sjom Bok knikte instemmend. Hij zei niets en zoog rook uit zijn pijp, die hij in grote wolken weer uitblies. Terwijl hij het gesprek begonnen was, deed hij net alsof het hem er alleen om ging te vernemen wat de leden van de club ervan vonden. Misschien richtte Mani zich daarom maar eens tot hèm: ‘Bent u zelf, sir, degene die u wilt zijn?’
De aangesprokene begon te lachen. ‘Volkenkundig ben ik een Pruis,’ zei hij, ‘en dat wil ik blijven. Pruisen zijn eenvoudiger dan Fransen en Engelsen en daar ben ik trots op. Verder ben ik een Europeaan en dat móet ik wel blijven door iets in mijn cultuur.’
‘Noemt u dat eenvoudig?’ onderbrak Mani hem.
‘Nou ja, wij Pruisen verbeelden ons niet zo veel. Wij willen de wereld niet beheersen en zullen nooit een keizer aanvaarden. Dood aan de tiran, zeggen jullie. Nou, dat zeg ik ook. Pruisen vinden een keurvorst mooi genoeg. En ons eigen land is voldoende voor ons, daar hoeft geen gebied van anderen bij.’
‘We hebben u toch maar ontmoet op een rivier in het oerwoud van Zuid-Amerika,’ lachte Tania.
‘Ons vaderland is de wetenschap,’ zei Sjom Bok, ‘en die kent geen grenzen.’
‘Dat is iets heel anders, maar zo zie ik het ook,’ viel Monge hem bij en hiermee leek het onderwerp voldoende besproken.
‘Wacht even,’ zei de pijproker voorzichtig, ‘wij zijn nog niet klaar. Als ik het goed begrepen heb, zal Tania eventueel gewoon weer terug kunnen gaan naar Paramaribo. Ik heb langs omwegen laten informeren hoe het er bij haar thuis voor staat en als wij in Georgetown zijn, zal er wel bericht zijn. Nee, nu nog niets zeggen, we zien later wel wat we echt gaan doen, wees jij nog maar nergens bang voor.
Nu Monge. Ook geen vuiltje aan de lucht. Ik heb met de county afgesproken dat je zodra je dat wilt in Georgetown wordt ingeschreven als Engels onderdaan onder de naam die je zelf kiest. Jij leert het vak dat je kiest en verdient de kost,