opeens drie, één rijzend en twee dalend. De Indiaan beefde van wat hij zag.
‘Het is net of ik onder water een hele kluwen zie bewegen,’ zei Mani zachtjes.
‘Ssst!’ antwoordde Axel nog zachter. ‘Het zijn telkens andere koppen, ik zie verschil.’
‘Het is een hele troep daar onder water!’ zuchtte Tania.
‘Stil blijven liggen en goed vasthouden,’ fluisterde Monge. ‘De hele kluit drijft mooi de andere kant op. Wij mogen van geluk spreken dat ze zo bezig zijn dat ze ons niet opmerken.’
Inderdaad was het wonderlijke schouwspel bezig zich tegen de stroom in van hen te verwijderen. In de verte zagen zij de gekrulde einden van de wandelstokken nog naast elkaar rijzen en dalen.
‘Allemachtig,’ durfde Axel nu hardop te zeggen. ‘Wat was dat?’
De Indiaan zei niets.
‘Mijn vader,’ zei Tania nog altijd zachtjes, ‘heeft het een keer gezien. Anaconda's die in het water leven, paren in kluiten. Dat hebben wij waarschijnlijk gezien. Het is iets heel bijzonders.’
‘Wat een knoerten,’ huiverde Mani. ‘Zo dik als kleine boomstammen! Als die ons gezien hadden...’
‘Gezien hebben wij het eigenlijk niet,’ zei Tania, ‘het speelde zich onder water af. Wat daar nou precies gebeurt, weet ik ook niet.’
‘Het was een troebele kluwen onder water,’ zei Monge, ‘onderscheiden heb ik ook niets. Maar god is toch onzichtbaar?’
‘Wat bedoel je?’ vroeg Tania een beetje angstig.
‘Dit was zojuist de god van de rivier,’ antwoordde de aangesprokene.
‘Ik durf haast niet verder,’ zuchtte Tania.
‘Juist wel verder en nu meteen!’ beval Monge. ‘Dit is hun gebied. Dat is heilig. We moeten hier vandaan.’
Ze zetten zich met alle kracht vervaarlijk aan het pagaaien. Het duurde wel twee uur voordat ze zich weer rust durfden te gunnen.