Maar dan ook helemaal groen. Wat zal ik zeggen? Een groen waar je zelf niet op zou komen. Ik moest opeens aan mijn tante in Amsterdam denken, die had een hoed met een lint in deze kleur groen.’
‘Een giftige boomslang?’ vroeg Tania ontzet.
‘Dat vroeg ik me ook af,’ zei Axel. ‘Maar waarom zou hij me bijten? Het zag er eerder naar uit dat hij daarboven verdwaald was en zich benauwd afvroeg: hoe kom ik fatsoenlijk weer beneden? Maar ik heb ook een grote tapijtslang gezien. Hij komt opeens op mij af, zonder gekronkel, als een spoortrein, vrij snel.’
‘Ja hoor, jij hebt de spoortrein tussen Amsterdam en Haarlem gezien en wij niet, dat weten we nu wel,’ viel Mani hem in de rede.
‘Niet kinderachtig doen,’ zei Monge. ‘Kan mij een spoortrein schelen. Zal ik toch nooit zien. Maar die slang?’
‘Hij had het ook al over dat lint om de hoed van zijn tante,’ klaagde Mani.
‘Die hoed had ik nou wel eens willen zien,’ zei Tania bestraffend. ‘Hou op jij. We hebben het over een slang! Je weet toch dat de tapijtslang ook een boa constrictor is?’
‘Nou, hij kwam rechttoe-rechtaan op me af. Dat kon ook niet anders, want zijn pad was de tak waarop ik zat. Toen zijn kop twee voet van mij af was, tilde hij zijn nogal kleine driehoekige kop een beetje op en lispelde wat met zijn tong. Ik kan niet zeggen dat ie me aankeek. Niet met zijn linkeroog en niet met zijn rechteroog.’
‘Hij rook je met zijn tong. Heb je niet goed gekeken?’ vroeg Tania nu dringend. ‘Daar heb ik je toch uitvoerig over verteld, hoe dat eruitziet?’
‘Ik geloof dat ik het gezien heb,’ antwoordde Axel als een schooljongen. ‘Tussen zijn oog en zijn neusgat zat een soort indeuking, bedoel je dat?’
‘Daar doe je nou je best voor om ze iets te leren,’ zei Tania bitter. ‘Had hij grote schubben of normale?’ hield ze streng aan.
‘Gunst, laat die jongen nou vertellen,’ kwam Monge tussenbeide. ‘Wat deed die slang?’