bij het huis meldden, waar Tania, die intussen terug was van haar heen en weer paraderen door de stad, hen verwelkomde. Zij loodste Abonni naar haar kamer en liet Axel meteen met opgewekt vaarwel-geroep en gewuif weer uit. Hij liep nu zonder de rol kabeltouw terug naar het veer.
Abonni vroeg, toen Tania weer in haar kamer terug was, hoe ze dit nu afgesproken had met zuster Hannah.
‘Zij heeft mij niet gezien!’ verzekerde hij Tania.
‘Nee, maar zij weet wel dat je er bent’, antwoordde de laatste. ‘Zij heeft in haar kamer gezeten toen jij binnenkwam, met de ogen dicht geloof ik zelfs nog, om later voor de rechter te kunnen beloven dat zij je niet gezien heeft. Zij is een zuster van de Moravian Church, hernhutters zeggen jullie, en die mogen niet liegen. Vraagt de rechter per ongeluk: hebt u er iets van geweten, dan zal zij antwoorden: heus, edelachtbare ik heb niets gezien!’ Tania deed de laatste verklaring op een zo komisch nadrukkelijke manier dat Abonni zijn lachen niet kon laten.
‘Je kunt je hier wassen. Ik heb zelf besloten de komende tijd op mijn kamer te eten, maar ik neem toevallig van alles dubbele porties. Ik heb zo'n honger, zie je! Het wordt gebracht als ik erom bel. Dan zit jij, gewassen en wel, in die kast. Vanavond breng ik jou naar de kelder waar je slaapt. Er is een lamp. Laat die niet lang branden. Het is vervelend voor je, maar zo moet het nu eenmaal, tot onze aftocht, elke dag.
Ik laat je 's morgens zelf uit, met eten om mee te nemen voor de middag, op een ogenblik dat ik weet dat er echt niemand is die je zien of horen kan.
Je kunt 's avonds weer op dezelfde manier binnenkomen zodra er een groen lichtje brandt in de serre die naar de kant van de kreek uitziet. Zelfde deur als nu. Ik zal er dan zijn.’
‘Dank je wel, ik zie dat ik wijs gedaan heb, goed te vinden dat jij mee mag.’ Abonni lachte al zijn witte tanden bloot. Maar hij vervolgde wat ernstiger: ‘Hoewel ik er bij nader inzien niet eens zo zeker van ben dat het verstandig is. Je weet wel dat het straks erg moeilijk wordt, ook al lukt het ons om goed weg te komen.’